Motie die strekt tot het verplicht stellen van tenminste één conducteur op nationale en decentrale treinen - Sociale veiligheid openbaar vervoer
Deze motie1 is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 28642 - Sociale veiligheid openbaar vervoer.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Sociale veiligheid openbaar vervoer; Motie die strekt tot het verplicht stellen van tenminste één conducteur op nationale en decentrale treinen |
---|---|
Documentdatum | 11-12-2002 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST65541 |
Kenmerk | 28642, nr. 2 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2002–2003
28 642
Sociale veiligheid openbaar vervoer
Nr. 2
MOTIE VAN DE LEDEN GERKENS EN DUYVENDAK
Voorgesteld 11 december 2002
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening, dat de veiligheid in de trein beter gewaarborgd wordt door de aanwezigheid van één of meer conducteurs;
overwegende, dat de ontwikkeling is dat steeds meer treinen zonder conducteur gaan rijden;
voorts overwegende, dat de regering uitbreiding wil van het aantal trams waarop een conducteur aanwezig is, maar dergelijke maatregelen niet treft voor het treinvervoer;
constaterende, dat de regering menselijk toezicht ziet als de beste maatregel voor de verbetering van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer;
verzoekt de regering om bij nationale en decentrale treinlijnen verplicht te stellen, eventueel bij wet, dat er minimaal één conducteur op de trein aanwezig is,
en gaat over tot de orde van de dag.
Gerkens Duyvendak
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
- 1.In een motie staat een vraag of verzoek van één of meerdere Tweede- of Eerste Kamerleden aan de regering. Deze wordt vooraf gegaan door een standaard aanhef en een opsomming van overwegingen en constateringen. Iedere motie begint met de woorden 'De Kamer, gehoord de beraadslaging'. Ieder deel van de opsomming begint met woorden als 'constaterende dat' of 'overwegende dat'. Na deze opsomming volgt de uiteindelijke vraag of het verzoek.