Brief minister met het verslag van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid VCZ van 8 oktober 2002 - Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 21501-31 - Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken; Brief minister met het verslag van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid VCZ van 8 oktober 2002 
Document­datum 15-11-2002
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST64685
Kenmerk 21501-31, nr. 3
Van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2002–2003

21 501-31

Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 3

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2002

Mede namens Staatssecretaris Phoa bied ik u hierbij aan het verslag van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid VCZ van 8 oktober jongstleden.

Dit verslag zal tijdens een volgend Algemeen Overleg met uw Kamer ter voorbereiding van de volgende Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid worden besproken.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. J. de Geus

VERSLAG VAN DE RAAD VOOR WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID, VOLKSGEZONDHEID EN CONSUMENTENZAKEN (WSBVC) VAN 8 OKTOBER JL. TE LUXEMBURG

Evaluatie van 5 jaar werkgelegenheidsstrategie en stroomlijning van de sociaal-economische processen

Op voorstel van de Deense voorzitter behandelde de Raad WSB de «Mededeling van de Commissie Inventarisatie van vijf jaar Europese werkgelegenheidsstrategie» samen met de «Mededeling van de Commissie betreffende de rationalisering van de jaarlijkse cycli bij de coördinatie van het economisch en het werkgelegenheidsbeleid» (stroomlijnen). De voorzitter gaf in zijn inleiding aan dat bij de werkgelegenheids-strategie een concentratie op kerndoelstellingen noodzakelijk is. De nieuwe werkgelegenheidsstrategie en daarmee dus ook in de komende nationale actieplannen inzake werkgelegenheid zouden naar zijn mening tevens meer aandacht moeten besteden aan gender mainstreaming. M.b.t. de mededeling inzake stroomlijning meldde hij alleen dat het Werkgelegenheidscomité (EMCO) nog een advies zal moeten verstrekken en dat hierover verder zal worden gesproken tijdens de Raad in december.

De Europese Commissie constateerde dat de Europese werkgelegenheids-strategie (EWS) tot een aantal verbeteringen van structurele aard heeft geleid in het beleid van de lidstaten. De arbeidsmarkten zijn flexibeler geworden, er zijn kwalitatieve wijzigingen in het nationale beleid doorgevoerd, flexibiliteit en zekerheid zijn nadrukkelijker in het beleid naar voren gekomen. Ook is meer aandacht besteed aan de regionale dispariteiten. In de nieuwe strategie zal de nadruk volgens de Commissie moeten komen te liggen op een drietal punten namelijk verruiming van het arbeidsaanbod, kwaliteit van de arbeid en de inclusieve arbeidsmarkt. De nieuwe strategie zou verder vereenvoudigd moeten worden, het aantal richtsnoeren gereduceerd moeten worden, maar de scope zou de zelfde moeten blijven als van de huidige strategie.

Bij haar bespreking van de mededeling inzake stroomlijning somde de Commissaris de procedures op zoals die door de Commissie worden voorgesteld: synchronisatie van de Werkgelegenheidsstrategie met de Globale Richtsnoeren voor Economisch Beleid (GREB) betekent in januari, voorafgaand aan de Voorjaarstop presentatie van het ontwerp gezamenlijk verslag. Na de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in april dient het pakket ontwerp richtsnoeren en beleidsaanbevelingen vastgesteld te worden waarvan aanvaarding in juni plaats zou moeten vinden. Tenslotte zouden in oktober de nieuwe Nationale Actieplannen Plannen gereed moeten zijn. De Commissie stelde dat dit jaar een overgangsjaar is waarin in november al het ontwerp gezamenlijk verslag zal verschijnen. Ze melde tevens dat in januari een nieuwe mededeling van zal verschijnen inzake de werkgelegenheidsstrategie. Daarna zal het hierboven beschreven ritme worden gevolgd.

Tenslotte maakte de Commissaris nog enkele opmerkingen van politieke aard. In de mededeling inzake stroomlijning komt volgens haar naar voren dat het bij de EWS en de GREB blijft gaan om autonome processen. De Raad WSB(VC) blijft verantwoordelijk voor de werkgelegenheidsstrategie en zal zich dus met een eigen bijdrage hierover tot de Europese Raad moeten wenden.

Nagedacht moet worden over een rationalisatie/synchronisatie van de andere processen (inzake pensioenen en sociale uitsluiting), maar deze processen blijven dus autonoom van karakter. Zij spreekt de hoop uit dat het mogelijk zal blijken om ook over de mededeling inzake stroomlijning een gezamenlijk advies van EMCO en Economic Policy Committee (EPC) op te stellen.

In de daarop volgende interventies van delegaties komt naar voren dat er een grote mate van overeenstemming bestaat over de opzet van de nieuwe Werkgelegenheidsstrategie. Bijna alle delegaties leggen er de nadruk op dat het aantal richtsnoeren verminderd dient te worden, dat meer gewerkt dient te worden vanuit het middellange en lange perspectief van de Lissabon-doelstellingen en dat de EWS minder bureaucratisch moet worden. Ook de opvatting dat stroomlijning van de Werkgelegen-heidsstratgie met de BEPG een goede zaak is, werd breed gedeeld. Grote overeenstemming bestond er tevens over de positie van de Raad WSB(VC) in deze exercitie. Zolang daar geen andere voorzieningen voor worden getroffen, is de werkgelegenheidsstrategie een bevoegdheid van deze Raad. Die zal dan ook een eigen bijdrage dienaangaande aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad moeten toezenden. Het gaat hier om een autonoom en parallel proces waarbij uiteraard de samenwerking met andere Raden en processen gezocht moet worden.

Een klein aantal lidstaten gaf aan dat reductie van het aantal richtsnoeren en vereenvoudiging van het proces niet het belang van de EWS mogen uithollen. Een aantal lidstaten benadrukte tevens het belang van de kwaliteit van arbeid.

Nederland benadrukte dat de EWS juist nu, waar sprake is van economische teruggang haar waarde dient te bewijzen. De strategie diende te worden voortgezet met een sterkere focus op de participatiedoelstellingen en met een efficiëntere werkwijze. Een vermindering van het aantal richtsnoeren tot ongeveer 10 moest dan ook mogelijk zijn. Niet elk jaar diende een NAP te worden opgesteld over het gehele beleid.

Ook Nederland toonde zich voorstander van stroomlijning. Minder regels, meer werk diende daarbij het uitgangspunt te zijn. De Raad WSB(VC) zou moeten zorgen voor een goed functionerende arbeidsmarkt, de ECOFIN moet de randvoorwaarden scheppen voor baancreatie. Een gezamenlijk advies van alle bij het sociaal economisch beleid betrokken Raden aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad dat recht doet aan ieders verantwoordelijkheden heeft de Nederlandse voorkeur. Zolang dat echter niet mogelijk is, is het belangrijk dat de diverse Raadsformaties hun eigen boodschappen rechtstreeks aan de Voorjaarsraad zenden. Naast de werkgelegenheidsstrategie zouden ook de processen inzake sociale insluiting en pensioenen in de overweging betrokken moeten worden.

De Commissie constateerde aan het eind van de discussie dat er overeenstemming bestaat m.b.t. de samenwerking met andere Raden. De processen lopen parallel en blijven dus autonoom. Ook over de inhoud van de nieuwe werkgelegenheidsstrategie en het feit dat de scope van deze strategie even breed moet blijven als dat op het ogenblik het geval is bestond volgens haar overeenstemming.

De Deense voorzitter constateerde dat de discussie over het stroomlijnen van de verschillende sociaal-economische beleidsinstrumenten in de Raad van december zal worden voortgezet.

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten

De Deense voorzitter deed verslag van de stand van de ambtelijke besprekingen over het richtlijnvoorstel. Hij gaf aan dat de standpunten van delegaties op een aantal hoofdpunten nog aanzienlijk verschillen. De besprekingen dienden zich volgens hem in eerste instantie te concentreren op een aantal minder principiële zaken. Het EP advies wordt in november verwacht. Het advies zal bij de volgende discussie op Raadsniveau worden betrokken.

Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden en golven)

De Deense voorzitter meldde aan de Raad dat hij, in samenwerking met de Commissie en het inkomend Grieks voorzitterschap een richtlijnvoorstel zal formuleren.

Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

De Deense voorzitter deed verslag van de stand van zaken. Zij wees erop dat in de eerste helft van 2003 de nieuwe Nationale Actieplannen (NAP) inzake de strijd tegen de armoede en sociale uitsluiting dienen te worden opgesteld. De Europese Raad van Kopenhagen zal de nieuwe doelstellingen voor deze exercitie vaststellen. De Raad WSBVC zal daarvoor in december een voorstel maken. Gender mainstreaming zal in deze nieuwe NAP’s een belangrijke plaats moeten innemen.

Modernisering van de sociale bescherming

De voorzitter van het Comité voor Sociale Bescherming (SPC) de heer Briet meldde kort de stand van zaken inzake de samenwerking op het terrein van de pensioenen. Eind oktober zal SPC een vergadering samen met EPC houden waarbij de NAP’s die de Lidstaten hebben ingediend besproken zullen worden. Het resultaat zal aan de Raad WSBVC in december worden voorgelegd waarna dit vervolgens aan de Voorjaarstop zal worden aangeboden.

Gender en marginalisering

Oriënterend debat

De discussie over dit onderwerp vond plaats aan de hand van een drietal vragen dat door het voorzitterschap was opgesteld. De vragen hadden betrekking op de beschikbaarheid van, c.q. de behoefte aan statistische, seksespecifieke gegevens over armoede, de noodzaak om in de volgende Nationale Actieplannen sociale uitsluiting meer aandacht te besteden aan armoede onder vrouwen en de vraag of een gids met goede praktijken op dit terrein een nuttig instrument zou kunnen zijn.

Op deze laatste vraag antwoordden alle delegaties met een volmondig ja. Een tweetal lidstaten tekende daarbij aan dat de uitwisseling van gegevens die daarmee gepaard zal gaan geen zwaar bureaucratisch proces zal moeten zijn.

Er bestond overeenstemming over de noodzaak om te beschikken over seksespecifieke gegevens omtrent armoede en sociale uitsluiting. Deze informatie was zonder meer noodzakelijk om beleid inzake de gender dimensie van sociale uitsluiting te kunnen voeren maar tegelijk werd duidelijk dat in een aantal lidstaten die gegevens nog niet voorhanden zijn. Een aantal lidstaten verwees daarbij naar SILC het onderzoek dat Eurostat vanaf 2003 gaat doen naar de inkomens en levensomstandigheden in voorlopig een beperkt aantal Lidstaten, als een instrument dat de manco’s op dit terrein kan verhelpen. In een aantal lidstaten zoals in Nederland en Zweden zijn reeds veel van deze seksespecifieke gegevens voorhanden zijn. Nederland wees o.a. op de Emancipatiemonitor en op de Vrouwen Veiligheidsindex aan de hand waarvan seksespecifieke gegevens inzake geweld tegen vrouwen verzameld worden.

Positief werd ook gereageerd op de tweede vraag die eerder een oproep was aan lidstaten om de gender dimensie van sociale uitsluiting meer te laten doorklinken hun volgende NAP’s. Veel lidstaten maakten melding van initiatieven terzake. Van Nederlandse zijde werd melding gemaakt van het beleid op het vlak van de reïntegratie van vrouwen in het arbeidsproces met speciale aandacht voor de groep van alleen opvoedende moeders, een onderwerp dat in vele andere interventies eveneens werd aangesneden. Hetzelfde gold voor een ander speerpunt van Nederlands beleid namelijk het realiseren van gelijke rechten van vrouwen en meisjes van etnische groepen en vluchtelingen (het project «Veilig achter de voordeur» dat zich richt op allochtone en vluchtelingen vrouwen).

Informatie over de activiteiten van het voorzitterschap

De Deense voorzitter informeerde de Raad in het kort over de resultaten van de Informele bijeenkomst van de ministers van Werkgelegenheid en Sociaal Beleid in Kolding, van 11–13 juli 2002, de Conferentie over «sociale insluiting door dialoog en partnerschap» en de Conferentie over «Gender en sociale uitsluiting».

Diversen

Onder dit agendapunt werd door de Deense voorzitter gesproken over de follow-up van de Wereldtop van Johannesburg over duurzame ontwikkeling. De voorzitter meldde dat de follow-up van deze wereldtop op 30 september jl. door de Raad Algemene Zaken en Extern Beleid was besproken en dat de verschillende Raden gevraagd is om de follow-up voor de voor hen relevante punten verder te bezien. Zij meldde dat er conclusies zullen worden voorbereid voor de Raad in december.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.