Bijlagen - Miljoenennota 2003 (Nota over de toestand van 's Rijks Financiën)

Deze bijlage(n) is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 28600 - Miljoenennota 2003.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Miljoenennota 2003 (Nota over de toestand van 's Rijks Financiën); Bijlagen  
Document­datum 17-09-2002
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST61973_2
Kenmerk 28600, nr. 2
Van Financiën (FIN)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2002–2003

28 600

Nr.2                                                        NOTA OVERDETOESTAND VAN’SRIJKS FINANCIËN

Aangeboden 17 september 2002

Bijlagen bij de Miljoenennota 2003

Toelichting op de bijlagen

De Miljoenennota 2003 omvat in totaal tien bijlagen. De bijlagen 1 tot en met 9 betreffen de «standaardbijlagen» van de Miljoenennota. Bijlage 10 «Begrotingsregels» is nieuw en omvat de integrale set van regels begrotingsbeleid voor de inkomsten en uitgaven.

Bijlage 1 «Budgettaire kerngegevens» is een soort samenvattende bijlage. Op toegankelijke wijze wordt een overzicht gepresenteerd van de meest relevante budgettaire cijfers. Wie nadere informatie zoekt (gedetailleerde cijfers e.d.), kan terecht in de erop volgende bijlagen. Bijlage 2 «Uitgaven en niet-belastingontvangsten 2001–2007» omvat informatie over de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de begrotingen in meerjarig perspectief, de opbouw van en de toetsing aan de uitgavenkaders en financiële informatie van de diverse agentschapen. Bijlage 3 «De belasting- en premieontvangsten» bevat informatie over de belastingopbrengsten en de ontvangsten aan sociale premies. Bijlage 4 «EMU-saldo, EMU-schuld, sociale fondsen en financieringsbehoefte» geeft informatie voor de jaren 1990–2003 over de (EMU-)saldi van uitgaven en ontvangsten van de overheid, aangevuld met cijfers over de (EMU-)schuld van de overheid. Voorts omvat de bijlage informatie over de exploitatie- en vermogenssaldi per afzonderlijk sociaal fonds. Bijlage 5 «Belastinguitgaven» geeft een actualisatie van het budgettaire overzicht van belastinguitgaven. Voor het toetsingskader belastinguitgaven zij verwezen naar annex 2 van bijlage 10. Bijlage 6 «Horizontale Toelichting» omvat voor de jaren 2002–2007 een toelichting op het verloop van jaar tot jaar van de uitgaven en ontvangsten per begroting van de rijksbegroting. Tevens geeft deze bijlage inzicht op hoofdlijnen van het verloop van de meerjarencijfers van de sectoren Zorg en Sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid. Bijlage 7 «Verticale Toelichting» omvat voor de jaren 2002–2007 een toelichting op de mutaties in de begrotingen van de rijksbegroting sinds de Miljoenennota 2002. Tevens geeft deze bijlage inzicht in de mutaties van de sectoren Zorg en Sociale zekerheid en arbeidsmarkt. Bijlage 8 «Interdepartementale beleidsonderzoeken» omvat de voortgang van de politieke besluitvorming over de resultaten van de interdepartementale beleidsonderzoeken in de rondes 1999 tot en met 2001. Bijlage 9 «Staatsbalans» omvat de staatsbalans ultimo 2001, aangevuld met het garantie-overzicht. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2001 was al een pro forma Staatsbalans 2001 opgenomen. Bijlage 10 «Begrotingsregels» omvat de integrale set van de regels voor het begrotingsbeleid over de inkomsten en uitgaven. Het betreft een actualisatie van de eerdere regels zoals het laatst verwoord in de Miljoenennota 1999.

1 Budgettaire kerngegevens

In tabel 1.1 wordt de opbouw van het EMU-saldo weergegeven

2002

2003

2004

2005

2006

  • 1. 
    Netto-uitgaven onder het kader RBG-eng
  • 2. 
    Netto begrotingsgefinancierde uitgaven SZA
  • 3. 
    Netto uitgaven niet relevant voor enig kader*
  • 4. 
    Netto uitgaven wel relevant voor RBG-eng maar niet voor saldo
 

88 121

  • 92 716

-95 378

  • 101 209
  • 104 510

14 253

  • 14 788
  • 15 585
  • 15 786
  • 15 897

-7 922

-7 214

-8 328

  • 11 346
  • 11 388

441

422

465

529

605

 
  • 5. 
    Netto begrotingsgefinancierde uitgaven
         

(5=1+2+3+4)

  • 110 737
  • 115140
  • 119 755

128 870

  • 132 399

w.v. uitgaven

- 129 234

- 132 763

- 136 121

- 145 005

- 149 250

w. v. ontvangsten

18 497

17 623

16 366

16 135

16 851

  • 6. 
    Belastingen

108 248

111 768

117 280

127 488

133 737

  • 7. 
    Uitgavenreserve

0

0

  • 170

-330

  • 500
  • 8. 
    Overig

840

-822

  • 1 066
  • 440

-865

  • 9. 
    EMU-saldo Centrale Overheid
  • 1 649

-4 194

-3 711

-2 152

-28

  • 10. 
    EMU-saldo Lokale Overheid

690

939

937

878

861

  • 11. 
    EMU-saldo Sociale Fondsen1
  • 1 322

1 038

1 626

1 816

2 295

  • 12. 
    EMU-saldo (– = tekort)
  • 2 281

-2 217

  • 1 148

542

3 127

idem, in % BBP

  • 0,5%
  • 0,5%
  • 0,2%

0,1%

0,6%

BBP (in miljarden euro)

448

470

493

516

538

  • excl. aflossing en uitgifte vaste schuld en incl. verkooptaakstelling

1 EMU-saldo Sociale Fondsen 2003–2006 inclusief conditionele lastenverlichting.

In de tabellen 1.2–1.4 wordt per uitgavenkader eerst de bepaling van de reële ijklijnen weergegeven. De reële ijklijnen worden bepaald door de meerjarencijfers (relevant voor de respectievelijke ijklijnen) stand Miljoenennota 2003 te defleren met de raming voor de prijsontwikkeling van de Nationale Bestedingen (NB-deflator) uit de MEV2003. Vervolgens wordt weergegeven hoe de actuele raming van de uitgaven zich verhoudt tot de ijklijn in lopende prijzen. De ijklijn in lopende prijzen is te bepalen door de reële ijklijn te corrigeren voor de actuele raming van de NB-deflator. Daarnaast wordt gecorrigeerd voor de aanwending van de uitgavenreserve, de overboekingen tussen de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en de sector Zorg enerzijds en de Rijksbegroting-in-enge-zin anderzijds en tot slot voor statistische factoren. Bij de start van de kabinetsperiode is de actuele raming van de NB-deflator gelijk aan de NB-deflator die gebruikt wordt voor de bepaling van de reële ijklijnen. Voor de kadertoetsing van de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt zijn niet alleen de begrotingsgefinancierde uitgaven (zie tabel 1.1) van belang, maar ook de premiegefinancierde uitgaven (zie tabel 2.3 Bijlage 2). Bij de sector Zorg is van belang dat van de totale uitgaven aan zorg (Budgettair Kader Zorg, BKZ) 86¾% collectief gefinancierd wordt, de overige 131∕4% wordt gefinancierd door de particuliere ziektekostenverzekeraars. In tabel 1.5 wordt het totaal van de ijklijnen weergegeven.

Tabel 1.2 Uitgaventoetsing Rijksbegroting in enge zin in miljoenen euro (min betekent onderschrijding)

2002

2003

2004

2005

2006

  • 1. 
    Raming uitgaven Miljoenennota 2003
  • 2. 
    NB-deflator MEV2003
  • 3. 
    Reële ijklijn
  • 4. 
    NB-deflator
  • 5. 
    Uitgavenreserve (aanwending)
  • 6. 
    Overboekingen
  • 7. 
    Statistisch
 

88 121

92 716

95 378

101 209

104 510

1,0000

1,0286

1,0521

1,0737

1,0937

88 121

90 138

90 655

94 262

95 556

1,0000

1,0286

1,0521

1,0737

1,0937

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

  • 8. 
    Uitgavenkader RBG-eng in lopende prijzen 88 121

92 716

95 378

101 209

104 510

  • 9. 
    Actuele raming uitgaven 88121
  • 10. 
    Over/onderschrijding (10=9–8) 0

92 716

0

95 378

0

101 209

0

104 510

0

 

Tabel 1.3 Uitgaventoetsing Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt in miljoenen

euro (min betekent onderschrijding)

 

2002

2003

2004

2005

2006

  • 1. 
    Raming uitgaven Miljoenennota 2003
  • 2. 
    NB-deflator MEV2003
  • 3. 
    Reële ijklijn
  • 4. 
    NB-deflator
  • 5. 
    Uitgavenreserve (aanwending)
  • 6. 
    Overboekingen
  • 7. 
    Statistisch
  • 8. 
    Uitgavenkader SZA in lopende prijzen
 

53 525

56 365

58 191

59 615

60 838

1,0000

1,0286

1,0521

1,0737

1,0937

53 525

54 798

55 309

55 523

55 626

1,0000

1,0286

1,0521

1,0737

1,0937

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

53 525

56 365

58 191

59 615

60 838

53 525

56 365

58 191

59 615

60 838

14 253

14 788

15 585

15 786

15 897

39 272

41 577

42 606

43 829

44 942

  • 9. 
    Actuele raming uitgaven

w. v. begrotingsgefinancierd w. v. premiegefinancierd

  • 10. 
    Over/onderschrijding (10=9-8)

Tabel 1.4 Uitgaventoetsing Budgettair Kader Zorg in miljoenen euro (min betekent onderschrijding)

2002

2003

2004

2005

2006

  • 1. 
    Raming uitgaven Miljoenennota 2003
  • 2. 
    NB-deflator MEV2003 3a. Reële BKZ 3b. Reële IJklijn Zorg
  • 4. 
    NB-deflator
  • 5. 
    Uitgavenreserve (aanwending)
  • 6. 
    Overboekingen
  • 7. 
    Statistisch
  • 8. 
    BKZ in lopende prijzen
 

37 076

39 259

41 329

43 644

46 367

1,0000

1,0286

1,0521

1,0737

1,0937

37 076

38 167

39 282

40 648

42 395

32 163

33 110

34 078

35 262

36 778

1,0000

1,0286

1,0521

1,0737

1,0937

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

37 076

39 259

41 329

43 644

46 367

37 076

39 259

41 329

43 644

46 367

- 4 913

- 5 202

- 5 476

- 5 783

- 6 144

  • 9. 
    Actuele raming uitgaven

w.v.particulier gefinancierd/WTZ

 

10.

Over/onderschrijding BKZ (10=9-8)

0

0

0

0

0

11.

IJklijn Zorg in lopende prijzen

32 163

34 057

35 853

37 861

40 224

12.

13.

Totaal netto uitgaven onder ijklijn Zorg

Over/onderschrijding (13=12–11)

32 163

0

34 057

0

35 853

0

37 861

0

40 224

0

Tabel 1.5 Uitgaventoetsing totaal kader in miljoenen euro (min betekent onderschrijding)

2002

2003

2004

2005

2006

  • 1. 
    Reële ijklijnen
  • 2. 
    NB-deflator
  • 3. 
    Uitgavenreserve (aanwending)
  • 4. 
    Overboekingen
  • 5. 
    Statistisch
  • 6. 
    Uitgavenkader in lopende prijzen
 

173 808

178 046

180 042

185 047

187 960

1,0000

1,0286

1,0521

1,0737

1,0937

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

173 808

183 138

189 422

198 685

205 572

  • 7. 
    Actuale raming uitgaven
  • 8. 
    Over/onderschrijding (ijklijn-termen)

173 808

183 138

189 422

198 685

205 572

2 De uitgaven en niet-belastingontvangsten 2001–2007

Tabel 2.1 Uitgaven begrotingen1; in miljoenen euro

Begrotingen

2001

2002

2003

 

I

Huis der Koningin

6,7

7,9

8,3

II

Hoge Colleges van Staat en Kabinet der

     
 

Koningin

168,6

197,0

185,3

III

Algemene Zaken

41,0

44,8

47,3

IV

Koninkrijksrelaties

109,2

179,8

137,6

V

Buitenlandse Zaken

5 712,1

9 208,7

9 898,3

VI

Justitie

4 928,2

5 107,2

4 604,7

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

4 488,1

4 853,3

4 917,4

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

23 022,7

24 283,1

24 766,6

IXA

Nationale Schuld (Transactiebasis)

12 464,5

14 210,8

12 698,0

IXB

Financiën

3 628,2

3 691,7

3 705,5

X

Defensie

7 192,2

7 524,0

7 311,7

XI

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

     
 

Milieubeheer

3 772,8

3 328,9

3 485,7

XII

Verkeer en Waterstaat

7 908,5

5 939,4

5 914,0

XIII

Economische Zaken

4 021,7

1 803,9

1 742,1

XIV

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

2 422,9

2 259,7

2 061,3

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

16 663,5

20 324,9

20 624,1

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

7 816,2

8 711,1

9 524,4

HGIS

Internationale samenwerking

(4 771,5)

(4 797,2)

(4 798,6)

AP

Aanvullende posten

0,0

375,4

3 968,3

GF

Gemeentefonds

12 159,1

13 068,6

13 217,4

PF

Provinciefonds

1 012,8

1 083,2

1 096,6

ISF

Infrastructuurfonds

6 677,1

6 615,9

6 258,9

FES

Fonds Economische Structuurversterking

2 173,6

2 643,6

2 868,3

DGF

Diergezondheidsfonds

370,5

79,0

0,0

BCF

BTW-compensatiefonds

0,0

0,0

310,6

EU

Belastingafdrachten aan de Europese Unie

3 734,5

0,0

0,0

CON

Consolidatie

  • 6 363,4
  • 6 308,3
  • 6 589,0

Totaal

 

124 131,5

129 233,6

132 763,5

1 In deze tabel zijn de uitgaven voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen uitgaven voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld.

waarop deze worden verantwoord. De totale

 

2004

2005

2006

2007

Begrotingen

8,3

8,3

8,3

8,3

I

177,9

176,0

176,4

178,6

II

46,9

46,7

46,6

44,0

III

137,3

137,2

137,2

137,2

IV

10 849,3

11 352,0

11 814,3

12 165,6

V

4 225,7

3 973,8

3 972,5

3 940,9

VI

4 742,8

4 660,1

4 663,3

4 718,7

VII

24 911,0

25 035,6

25 280,0

25 586,8

VIII

12 570,7

12 681,0

12 703,2

12 831,9

IXA

3 591,6

3 518,8

3 489,8

3 481,1

IXB

7 283,0

7 273,1

7 165,1

7 137,5

X

3 428,6

3 409,0

3 423,2

3 418,3

XI

6 121,2

6 230,0

6 204,2

6 271,4

XII

1 715,8

1 623,9

1 576,9

1 565,8

XIII

1 865,7

1 846,0

1 866,1

1 831,5

XIV

21 149,4

24 803,2

24 996,2

25 407,0

XV

9 816,0

9 083,7

9 418,2

9 794,2

XVI

(5 042,7)

(5 333,6)

(5 540,6)

(5 765,4)

HGIS

7 173,4

11 208,0

14 362,5

17 096,6

AP

12 040,8

13 800,9

13 796,4

13 790,2

GF

973,3

953,4

953,4

953,4

PF

5 515,0

5 492,9

5 286,9

5 870,9

ISF

1 864,1

1 711,6

1 792,6

2 226,4

FES

0,0

0,0

0,0

0,0

DGF

1 670,7

1 742,2

1 820,7

1 902,4

BCF

0,0

0,0

0,0

0,0

EU

  • 5 757,1
  • 5 762,7
  • 5 703,4
  • 6 179,3

CON

136 121,5

145 004,8

149 250,4

154 179,5

 

Tabel 2.2 Niet-belastingontvangsten1; in miljoenen euro

Begrotingen

2001

2002

2003

Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin

 

III

Algemene Zaken

IV

Koninkrijksrelaties

V

Buitenlandse Zaken

VI

Justitie

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

IXA

Nationale Schuld (Transactiebasis)

IXB

Financiën

X

Defensie

XI

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

 

Milieubeheer

XII

Verkeer en Waterstaat

XIII

Economische Zaken

XIV

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

HGIS

Internationale Samenwerking

AP

Aanvullende posten

ISF

Infrastructuurfonds

FES

Fonds Economische Structuurversterking

AOW

AOW-spaarfonds

DGF

Diergezondheidsfonds

CON

Consolidatie

6,0

8,6

11,2

141,3

1 071,0

270,8

1 167,0

444,8

3 844,1

281,8

205,6

1  508,7

2 780,6 544,8 685,8 184,5

(206,1) 0,0 6 725,1

1  988,2

2  695,1 247,0

6 363,4

4,5

7,6

29,7

787,8

823,1

229,2

1  304,2

2  093,8

3 032,2 228,9

182,7

371,3

2 936,5

691,9

565,0

110,0

(84,8)

24,4

6 386,3

2 015,4

2 941,7

38,7

6 308,3

4,4

14,2

12,9

509,3

937,4

207,5

1  154,8 981,4

2  688,6 272,6

55,9 191,9

2 855,5 616,9 541,9 101,5 (68,2)

1 632,8 6 301,1 1 926,8

3 205,1

0,0 6 589,0

Totaal

18 448,5

18 496,6

17 623,4

1 In deze tabel zijn de niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld.

2004

2005

2006

2007

Begrotingen

4,4

14,2

13,5

525,6

948,0

210,6

1  185,1 741,7

2  296,0 216,1

54,2 228,5

2  443,8 389,5 458,2 101,7 (54,8)

1 600,3 5 461,6 1 748,5

3 482,0

0,0 5 757,1

4,4

14,2

14,6

557,0

949,6

215,2

1  217,2 731,3

2  245,2 208,7

51,4 213,3

2  143,6 394,2 459,6 101,7 (55,3)

1 542,2 5 412,6 1 652,3

3 769,6

0,0 5 762,7

4,4

14,2

14,7

584,1

950,6

214,4

1  254,5 711,1

2  250,0 204,9

40,7

213,6

2 257,4

396,8

595,7

101,7

(54,1)

1 509,2

5 380,9

1 784,0

4 071,5

0,0

5 703,4

 

4,4

II

11,6

III

11,7

IV

614,4

V

950,6

VI

214,4

VII

1 289,2

VIII

671,5

IXA

2 184,8

IXB

205,0

X

39,6

XI

213,5

XII

2 390,4

XIII

351,9

XIV

459,6

XV

101,7

XVI

(54,1)

HGIS

  • 131,8

AP

5 870,8

ISF

1 912,4

FES

4 388,6

AOW

0,0

DGF

6 179,3

CON

16 366,3

16 135,1

16 851,0

15 574,8

Tabel 2.3 geeft een overzicht van de netto premiegefinancierde uitgaven in de sector SZA, onderverdeeld naar de verschillende fondsen.

Tabel 2.3 Raming netto premie-uitgaven vallend onder de ijklijn SZA; in miljoenen euro

2002

2003

2004

2005

2006

  • 1. 
    AOW
  • 2. 
    ANW
  • 3. 
    WAO
  • 4. 
    WAZ
  • 5. 
    Wgf
  • 6. 
    AWF
  • 7. 
    Vangnet
  • 8. 
    UFO
 

21 497

22 647

23 537

24 887

25 888

1 541

1 532

1 517

1 501

1 484

10 858

11 060

10 903

10 567

10 436

582

593

611

627

635

959

1 482

1 599

1 601

1 710

2 380

2 744

2 777

2 845

2 944

1 461

1 512

1 658

1 799

1 845

-5

6

5

3

-1

  • 9. 
    Totaal fondsen SZA

39 272

41 577

42 606

43 829

44 942

Tabel 2.4 geeft een overzicht van de uitgaven in de sector Zorg.

 

Tabel 2.4 Raming netto premieuitgaven vallend onder het BKZ; in miljoenen

euro

     

2002

2003

2004

2005

2006

  • 1. 
    Premieuitgaven BKZ 39626
  • 2. 
    Eigenbetalingen BKZ (ontvangsten) –2550

41 919 - 2 660

44 075 - 2 746

46 471 - 2 827

49 267 - 2 899

  • 3. 
    Totaal fondsen BKZ 37076

39 259

41 329

43 644

46 367

Tabel 2.5 geeft een overzicht van de belangrijkste posten vallend onder «netto uitgaven niet relevant voor enig kader» uit tabel 1.1 van Bijlage 1.

Tabel 2.5 Uitgaven niet relevant voor enig kader

2002

2003

2004

2005

2006

Rijksbijdragen aan de Sociale fondsen

Gasbaten (niet FES)

Munten

Netto verstrekking Studieleningen

FES-saldo

Netto-verkoopstaatsbezit

BTW-compensatiefonds

Rente-ontvangst AOW-spaarfonds

Investeringen Koninklijke Luchtmacht (JSF)

Heffings- en invorderingsrente + fiscale boetes

Netto kredietverlening (RWT’s)

Nominale ontwikkeling (loon- en prijsbijstelling)

Overig (o.a. heffingen)

 

8 391

9 688

10 137

13 159

13 692

2 312

  • 2 155
  • 1 837
  • 1 630
  • 1 747

115

  • 20
  • 20
  • 20
  • 20

793

721

589

480

439

628

942

116

59

9

188

  • 1 558
  • 1 625
  • 1 625
  • 1 625

0

311

1 671

1 742

1 821

  • 537
  • 687

-850

  • 1 024
  • 1 213

0

63

78

98

0

  • 357

-357

-357

-357

-357

661

285

  • 188
  • 189
  • 181

0

158

294

398

495

352

  • 176

321

254

76

Totaal netto niet relevante uitgaven

7 922

7 214

8 328

11 346

11 388

Tabel 2.6.1 Agentschapsbegrotingen 2003; in miljoenen euro

Naam agentschap

 

Moeder-

Inge-

lasten

baten

lasten

baten

lasten

baten

lasten

baten

ministerie

steld per

2000

2000

2001

2001

2002

2002

2003

2003

  • 1. 
    Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden
  • 2. 
    Immigratie- en Naturalisatiedienst
  • 3. 
    Dienst Justitiële Instellingen
  • 4. 
    Centraal Justitieel Incasso Bureau
  • 5. 
    Korps Landelijke Politiediensten
  • 6. 
    Informatievoorziening Overheidspersoneel
  • 7. 
    Centrale Archiefselectiedienst
  • 8. 
    Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten
  • 9. 
    IT-organisatie
  • 10. 
    Centrale Financiën Instellingen
  • 11. 
    Rijksarchiefdienst
  • 12. 
    Belastingdienst
  • 13. 
    Defensie Telematica Organisatie
  • 14. 
    Dienst, Gebouwen, Werken en Terreinen
  • 15. 
    Rijksgebouwendienst
  • 16. 
    Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
  • 17. 
    Telecom
  • 18. 
    Senter
  • 19. 
    Economische Voorlichtingsdienst
  • 20. 
    Bureau Industriële Eigendom
  • 21. 
    Plantenziektenkundige Dienst
  • 22. 
    Bureau Heffingen
  • 23. 
    Laser
  • 24. 
    RVV
  • 25. 
    Agentschap SZW
  • 26. 
    College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
  • 27. 
    Keuringsdienst van Waren

BUZA

1998

9,36

9,38         10,83         10,83         13,72         13,72         14,00         14,00

 

Justitie

1994

286,34

294,09

315,58

313,28

329,72

329,72

333,50

333,50

Justitie

1995

1 138,60

1 147,71

1 289,48

1 312,16

1 357,25

1 379,67

1 425,34

1 424,42

Justitie

1996

41,10

43,25

52,05

50,72

61,02

61,02

56,68

56,68

BZK

1998

125,25

127,66

276,86

290,15

334,86

327,05

340,54

340,81

BZK

1995

4,92

4,85

15,81

16,35

10,71

9,83

12,38

12,43

BZK

1997

2,97

3,05

6,53

6,93

6,31

6,32

6,62

6,62

BZK

1998

17,57

17,53

64,68

64,26

64,97

64,97

45,76

45,76

BZK

1998

45,87

46,09

148,59

147,29

189,84

189,86

222,28

223,28

OCenW

1996

45,74

47,68

57,50

58,33

47,55

46,13

47,10

47,10

OCenW

1996

28,42

29,08

24,36

25,32

33,62

33,62

33,29

33,29

Financiën

2003

-

-

-

-

-

-

2 372,46

2 372,46

Defensie

1998

212,64

209,10

261,08

270,52

227,10

232,00

233,20

236,50

Defensie

1996

82,68

80,86

86,84

84,48

82,00

83,70

79,60

79,80

VROM

1999

923,20

974,81

997,15

1 008,03

957,55

977,44

1 038,07

1 013,24

VenW

1995

51,27

48,13

49,74

48,94

43,07

42,41

41,55

42,38

EZ

1996

27,62

30,37

29,41

30,38

31,18

27,76

33,06

30,89

EZ

1994

37,90

39,95

43,91

45,86

47,55

47,75

51,55

51,59

EZ

2001

-

-

24,30

24,47

27,81

27,96

29,53

29,68

EZ

2002

-

-

-

-

17,97

18,38

17,88

18,29

LNV

1994

19,44

20,28

21,08

22,05

24,71

24,50

24,02

24,02

LNV

1998

37,30

35,98

53,11

54,39

53,45

53,21

43,88

43,88

LNV

1999

55,67

56,03

70,63

71,41

56,83

56,83

43,73

43,73

LNV

2003

-

-

-

-

-

-

106,78

106,78

SZW

2003

-

-

-

-

-

-

11,84

11,84

VWS

1996

12,03

11,77

12,45

14,07

13,12

13,43

13,75

13,83

VWS

2000

60,76

63,98

68,03

67,97

70,41

70,15

70,00

69,87

Totaal

3 266,65 3 341,63 3 980,00 4 038,19 4 102,31 4 137,43 6 748,40 6 726,67

Toelichting

Agentschappen werken op basis van het stelsel van baten en lasten. In bovenstaande tabel wordt een totaaloverzicht gegeven van de door de verschillende agentschappen gegenereerde baten en lasten.

Tabel 2.6.2 Agentschapsbegrotingen 2003; saldi voor consolidatie in kasgegevens; in miljoenen euro

Naam agentschap

Consolidatiesaldo 2000

Consolidatiesaldo 2001

Consolidatiesaldo 2002

Consolidatiesaldo 2003

  • 1. 
    Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden
  • 2. 
    Immigratie- en Naturalisatiedienst
  • 3. 
    Dienst Justitiële Instellingen
  • 4. 
    Centraal Justitieel Incasso Bureau
  • 5. 
    Korps Landelijke Politiediensten
  • 6. 
    Informatievoorziening Overheidspersoneel
  • 7. 
    Centrale Archiefselectiedienst
  • 8. 
    Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten
  • 9. 
    IT-organisatie
  • 10. 
    Centrale Financiën Instellingen
  • 11. 
    Rijksarchiefdienst
  • 12. 
    Belastingdienst
  • 13. 
    Defensie Telematica Organisatie
  • 14. 
    Dienst, Gebouwen, Werken en Terreinen
  • 15. 
    Rijksgebouwendienst
  • 16. 
    Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
  • 17. 
    Telecom
  • 18. 
    Senter
  • 19. 
    Economische Voorlichtingsdienst
  • 20. 
    Bureau Industriële Eigendom
  • 21. 
    Plantenziektenkundige Dienst
  • 22. 
    Bureau Heffingen
  • 23. 
    Laser
  • 24. 
    RVV
  • 25. 
    Agentschap SZW
  • 26. 
    College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
  • 27. 
    Keuringsdienst van Waren
 
  • 1,50

4,17

0,07

  • 0,05
  • 2,63

19,00

1,46

1,48

13,84

53,07

75,91

61,64

1,13

4,87

10,65

2,99

  • 1,18
  • 14,55

100,61

23,90

0,77

1,25

7,12

1,84

1,41

  • 0,65

0,75

0,87

0,73

2,33

0,00

0,00

  • 22,05

42,16

50,74

14,99

-7,94

3,68

10,40

  • 0,99
  • 6,67
  • 2,52

10,88

2,52

-

-

20,26

 

29,86

  • 4,81

1,53

1,63

1,68

1,34

25,20

2,70

331,12

294,25

207,49

296,48

  • 2,99

-3,29

0,95

  • 1,09

-9,26

1,48

5,32

2,40

  • 2,68
  • 0,04

15,40

  • 0,50

-

26,95

1,27

0,81

-

-

0,10

0,36

  • 1,00

0,83

1,46

0,18

0,64

1,98

2,57

  • 0,20
  • 0,36

3,39

4,46

0,99

-

-

-

1,77

-

-

-

  • 0,13
  • 1,63

-0,51

-0,52

-0,29

  • 4,90
  • 1,28

5,16

3,01

Totaal

316,39

433,11

538,77

437,57

Toelichting

Om de invloed op het EMU-saldo te bepalen moeten de begrotingen van agentschappen vertaald worden in kastermen. Deze vertaling komt erop neer dat lasten tot uitgaven en baten tot ontvangsten moeten worden herleid, waarbij alleen de uitgaven aan derden en ontvangsten van derden relevant zijn voor het EMU-saldo. Deze boekhoudkundige bewerking levert bovenstaande tabel op, waarin is opgenomen het geconsolideerde saldo van uitgaven aan derden minus ontvangsten van derden van alle agentschappen.

Het totaal geconsolideerde saldo van de agentschappen is meegenomen in de berekening van het EMU-saldo in bijlage 10.

Tabel 2.6.3 Agentschapsbegrotingen 2003; beroep op leenfaciliteit; in miljoenen euro

 

Naam agentschap

leningen

leningen

leningen

Aflossingen

Aflossingen

Aflossingen

 

2001

2002

2003

2001

2002

2003

  • 1. 
    Centrum tot Bevordering van de
           

Import uit Ontwikkelingslanden

-

0,17

0,05

0,07

0,07

0,09

  • 2. 
    Immigratie- en Naturalisatiedienst

-

18,46

19,06

7,34

11,03

14,84

  • 3. 
    Dienst Justitiële Instellingen

52,64

20,00

52,00

15,35

21,92

24,78

  • 4. 
    Centraal Justitieel Incasso Bureau

1,36

11,68

6,80

1,47

2,53

2,26

  • 5. 
    Korps Landelijke Politiediensten

5,69

98,33

55,00

22,44

18,40

29,13

  • 6. 
    Informatievoorziening Overheids-
           

personeel

-

-

-

-

-

-

  • 7. 
    Centrale Archiefselectiedienst

1,38

-

-

0,35

0,27

0,08

  • 8. 
    Basisadministratie Persoons-
           

gegevens en Reisdocumenten

0,46

-

-

0,15

0,03

-

  • 9. 
    IT-organisatie

18,15

43,29

11,04

3,41

1,44

1,32

  • 10. 
    Centrale Financiën Instellingen

3,18

8,20

4,30

1,98

5,02

6,10

  • 11. 
    Rijksarchiefdienst

1,04

1,77

1,19

1,73

1,71

0,36

  • 12. 
    Belastingdienst

-

-

163,11

-

-

142,85

  • 13. 
    Defensie Telematica Organisatie

19,00

19,50

19,50

12,85

12,85

19,30

  • 14. 
    Dienst, Gebouwen, Werken en
           

Terreinen

2,04

30,00

10,80

2,30

2,30

7,40

  • 15. 
    Rijksgebouwendienst

296,80

350,00

450,00

126,55

162,19

162,60

  • 16. 
    Koninklijk Nederlands Meteo-
           

rologisch Instituut

1,32

2,00

2,00

2,18

2,32

2,87

  • 17. 
    Telecom

4,10

3,96

3,18

2,98

2,41

2,73

  • 18. 
    Senter

-

1,40

1,40

-

-

0,28

  • 19. 
    Economische Voorlichtingsdienst

0,45

1,27

1,05

0,21

0,28

0,36

  • 20. 
    Bureau Industriële Eigendom

-

1,35

1,36

-

0,13

0,41

  • 21. 
    Plantenziektenkundige Dienst

1,24

1,26

1,13

0,40

0,37

0,90

  • 22. 
    Bureau Heffingen

4,99

6,80

6,80

3,55

4,29

5,58

  • 23. 
    Laser

4,42

8,57

5,01

-

2,24

3,25

  • 24. 
    RVV

-

-

9,98

-

-

8,22

  • 25. 
    Agentschap SZW

-

-

-

-

0,53

0,13

  • 26. 
    College ter Beoordeling van
           

Geneesmiddelen

-

-

-

-

-

-

  • 27. 
    Keuringsdienst van Waren

4,13

8,71

6,85

2,32

3,31

4,11

Totaal

422,37

636,72

831,62

207,60

255,63

439,95

Toelichting

Bovenstaande tabel geeft een overzicht van het beroep op de leenfaciliteit door de verschillende agentschappen alsmede de aflossingen op de leningen.

Over het algemeen geldt dat alleen een beroep op de leenfaciliteit wordt gedaan voor nieuwe investeringen.

Een beroep op de leenfaciliteit voor de overdracht van vermogens-bestandsdelen doet zich in 2001 voor bij de Economische Voorlichtingsdienst, in 2002 bij het Bureau Industriele Eigendomen in 2003 bij de RVV en de Belastingdienst.

3 De belasting- en premieontvangsten

Deze bijlage bevat een toelichting op de ramingen van belasting- en premieontvangsten. In het verleden werden de belastingen gepresenteerd op kasbasis en de premieontvangsten op transactiebasis. De belastingontvangsten worden nog altijd, overeenkomstig de Comptabiliteitswet, op kasbasis verantwoord, maar met ingang van deze Miljoenennota wordt tevens de aansluiting op EMU-basis vermeld. Ook de premieontvangsten zullen voortaan op EMU-basis worden gepresenteerd. Op deze wijze wordt de transparantie met het EMU-saldo verbeterd. In deze bijlage worden tevens de inkomstendrempel en het kader voor de microlastenontwikkeling voor deze kabinetsperiode afgeleid. Paragraaf 3.1 begint met een overzicht van de belastingraming voor 2002 en 2003. In paragraaf 3.2 worden de ramingsbijstellingen voor 2002 toegelicht ten opzichte van het voorgaande ramingsmoment (Voorjaarsnota 2002). Vervolgens bevat paragraaf 3.3 een toelichting op de ramingen voor 2003, die in deze Miljoenennota voor het eerst worden gepresenteerd. Voor een uitgebreidere toelichting op de ramingen en ramingsbijstellingen wordt verwezen naar de memorie van toelichting van begroting IX-B. Paragraaf 3.4 gaat in op de meerjarige belastingraming. Daarbij wordt aandacht geschonken aan de opbouw van de jaarlijkse groei gedurende deze kabinetsperiode, uitgesplitst naar maatregelen en endogene groei, waarbij de endogene groei nader wordt onderbouwd. Paragraaf 3.5 bevat een overzicht van de premieraming voor 2002 en 2003. In paragraaf 3.6 wordt de inkomstendrempel nader toegelicht. Tot slot bevat paragraaf 3.7 een overzicht van de microlastenontwikkeling voor deze kabinetsperiode. Deze tabel zal als kader gelden voor de toekomstig beleid. Tevens wordt een aansluiting gegeven met de cijferopstelling uit het Strategisch Akkoord.

3.1 De belastingraming voor 2002 en 2003

Tabel 3.1.1 bevat een overzicht van de raming van de belastingontvangsten 2002 en 2003 op kasbasis en de aansluiting naar de belastingontvangsten op EMU-basis1.

Tabel 3.1.1 Belastingopbrengsten op kas- en EMU-basis 2002 en 2003 in miljoenen euro

Vermoedelijke Uitkomsten 2002

Ontwerpbegroting 2003

Kostprijsverhogende belastingen

Invoerrechten

Omzetbelasting

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

Accijnzen

– Accijns van lichte olie

– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

– Tabaksaccijns

– Alcoholaccijns

– Bieraccijns

– Wijnaccijns

Belastingen van rechtsverkeer

– Overdrachtsbelasting

– Assurantiebelasting

– Kapitaalsbelasting

Motorrijtuigenbelasting

Belastingen op een milieugrondslag

– Afvalstoffenbelasting

– Grondwaterbelasting

– Regulerende energiebelasting

– Waterbelasting

– Brandstoffenheffingen

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

Belasting op zware motorrijtuigen

Belastingen op inkomen, winst en vermogen

Inkomstenbelasting

Loonbelasting

Dividendbelasting

Kansspelbelasting

Vennootschapsbelasting

– Gassector

– Niet-gassector

Vermogensbelasting

Successierechten

 

57 595

60 581

1 450

1 547

34 369

36 208

2 894

3 155

8 565

8 549

3 504

3 428

2 337

2 450

1 836

1 789

438

427

279

280

170

175

4 632

4 806

3 580

3 722

606

632

446

452

1 956

2 034

3 412

3 955

211

217

170

174

2 383

2 906

100

102

547

557

211

215

108

112

50 605

51 140

-383

-869

28 265

28 394

3 843

3 783

152

158

16 860

18 064

1 850

1 650

15 010

16 414

50

1 863

1 610

Niet aan afzonderlijke belastingsoorten toe te rekenen belastingontvangsten

47

47

Totaal generaal (kasbasis)

108 248

111 768

Aansluiting op EMU-basis

30

327

Totaal generaal (EMU-basis)

108 278

112 095

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

De belastingopbrengst op EMU-basis is de opbrengst van februari lopend jaar tot en met januari volgend jaar. Op deze wijze wordt zoveel mogelijk de opbrengst benaderd die samenhangt met de economische transacties uit het lopende jaar. Alleen de successierechten, inkomsten-, vennootschaps- en dividendbelasting zijn hiervan uitgezonderd. Voor deze categorieën is EMU-basis gelijk aan kasbasis. In deze gevallen wordt door de verschuiving van één maand geen betere aansluiting bereikt met de onderliggende economische transacties. Een substantieel deel van deze belastingen over het lopende belastingjaar wordt nog na deze periode betaald.

3.2 De belastingontvangsten in 2002

In tabel 3.2.1 is de raming voor 2002 opgenomen en zijn de belangrijkste mutaties ten opzichte van de Voorjaarsnota 2002 vermeld. Deze paragraaf bevat een toelichting op de ramingsbijstellingen in 2002.

Tabel 3.2.1 Raming belastingopbrengsten 2002 op kas- en EMU-basis in miljoenen euro

Voorjaarsnota 2002

Vermoedelijke Uitkomsten 2002

Verschil

Kostprijsverhogende belastingen

Omzetbelasting

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

Accijnzen

Belastingen van rechtsverkeer

Motorrijtuigenbelasting

Overig

Belastingen op inkomen, winst en vermogen

Inkomstenbelasting Loonbelasting Dividendbelasting Vennootschapsbelasting

Overig1

 

57 482

57 595

113

34 653

34 369

  • 284

2 950

2 894

  • 57

7 940

8 565

625

4 631

4 632

1

2 064

1 956

  • 109

5 244

5 181

  • 63

52 463

50 605

-1 858

  • 457

-383

75

28 575

28 265

-310

3 925

3 843

-81

18 284

16 860

  • 1 424

2 185

2 067

  • 118

Totaal generaal (kasbasis)

109 994

108 248

-1 746

Aansluiting op EMU-basis

206

30

  • 176

Totaal generaal (EMU-basis)

110 201

108 278

  • 1 923

1 Inclusief niet aan afzonderlijke belastingsoorten toe te rekenen belastingontvangsten. Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2002 is de raming voor de totale belastingontvangsten op kasbasis met 1,7 miljard neerwaarts bijgesteld. De ramingsbijstellingen vloeien voort uit bijstellingen in het economisch beeld van de Macro Economische Verkenning 2003 (MEV 2003) en uit inzichten ontleend aan de kasrealisaties en aanslagontwikkelingen tot en met juli. De ramingsbijstelling op EMU-basis is 1,9 miljard. De bijstelling van de aansluiting is veroorzaakt door verbeterde inzichten in het specifieke patroon van de EMU-relevante ontvangsten in de maand januari.

Sinds de Voorjaarsnota is het economisch beeld verslechterd. Zo is bijvoorbeeld de volumegroei van het BBP gehalveerd tot 3∕4% en die van de particuliere consumptie meer dan gehalveerd tot 11∕4%. De prijzen zijn opwaarts bijgesteld, maar per saldo is de totale nominale stijging van zowel het BBP als de particuliere consumptie gedaald. Ook de winstontwikkeling voor bedrijven is neerwaarts bijgesteld. Deze ontwikkelingen zijn van invloed op de belastingontvangsten. De raming van de kostprijsverhogende belastingen op kasbasis is ondanks het verslechterde economische beeld 0,1 miljard opwaarts bijgesteld. Dit wordt veroorzaakt door de opwaartse ramingsbijstelling van 0,6 miljard bij de accijnzen. Deze bijstelling houdt vrijwel geheel verband met de gunstige kasrealisaties tot en met juli. Het beeld bij de overige kostprijsverhogende belastingen is wel overeenkomstig het bijgesteld economisch beeld. De raming van de omzetbelastingis neerwaarts bijgesteld met 0,3 miljard, waarvan ruim 0,1 miljard verband houdt met de daling van de particuliere consumptie. Daarnaast heeft 0,2 miljard betrekking op de neerwaartse bijstelling van verwachte BTW-opbrengsten op infrastructuur van het Openbaar Vervoer. De raming van de belasting op personenauto’s en motorrijwielenis neerwaarts bijgesteld met 0,1 miljard, hetgeen wordt veroorzaakt door de neerwaartse bijstelling van de verwachte verkoop van motorvoertuigen. De raming van de motorrijtuigenbelastingis met 0,1 miljard neerwaarts bijgesteld vanwege tegenvallende kasopbrengsten tot en met juli. De raming van de overigekostprijsverhogende belastingen is per saldo nauwelijks gewijzigd.

Het verslechterd economisch beeld heeft bij de raming van de belastingen op inkomen, winst en vermogen geleid tot een neerwaartse bijstelling van 1,9 miljard. De grootste neerwaartse bijstelling betreft de raming van de vennootschapsbelasting(1,4 miljard). Deze bijstelling houdt verband met de lagere winstontwikkeling van bedrijven over oude belastingjaren. Van de neerwaartse bijgestelde raming van de vennootschapsbelasting heeft 0,4 miljard betrekking op het belastingjaar 1998 en ouder en 0,6 miljard op belastingjaar 2001. Bijstellingen van dergelijke omvang zijn voor de vennootschapsbelasting vanwege het volatiele karakter niet ongebruikelijk. De inkomstenbelastingis 0,1 miljard opwaarts bijgesteld. Dit heeft voornamelijk betrekking op de hoger dan verwachte kasrealisaties tot en met juli over belastingjaar 2001. Het bijgestelde economisch beeld heeft niet tot aanpassingen geleid. De raming van de loonbelastingis met 0,3 miljard neerwaarts bijgesteld op basis van kasrealisaties tot en met juli en is in lijn met de neerwaartse bijstelling van de geraamde contractloonstijging. De dividendbelastingis met 0,1 miljard neerwaarts bijgesteld als gevolg van de neerwaartse bijstelling van de verwachte winstontwikkeling van bedrijven. De overigebelastingen op inkomen, winst en vermogen zijn met 0,1 miljard neerwaarts bijgesteld, hetgeen geheel betrekking heeft op de successierechten. Dit houdt verband met de minder gunstige waardeontwikkeling van vermogenstitels.

3.3 De belastingontvangsten in 2003

In deze paragraaf wordt de ontwikkeling van de geraamde belastingontvangsten in 2003 ten opzichte van 2002 op hoofdlijnen nader toegelicht. Een uitgebreid overzicht van de raming voor 2003 naar alle belastingsoorten is opgenomen in paragraaf 3.1.

Tabel 3.3.1 Raming belastingopbrengsten 2003 op kas- en EMU-basis in miljoenen euro

Vermoedelijke Maatregelen Endogeen Endogeen Ontwerp-Uitkomsten                                            inmln                  in% begroting 2002                                                                                                   2003

Kostprijsverhogende belastingen

Omzetbelasting

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

Accijnzen

Belastingen van rechtsverkeer

Motorrijtuigenbelasting

Overig

Belastingen op inkomen, winst en vermogen

Inkomstenbelasting Loonbelasting Dividendbelasting Vennootschapsbelasting

Overig1

 

57 595

1 055

1 930

3,4%

60 581

34 369

5 05

1 334

3,9%

36 208

2 894

100

162

5,6%

3 155

8 565

-83

68

0,8%

8 549

4 632

52

122

2,6%

4 806

1 956

  • 7

86

4,4%

2 034

5 181

4 88

160

3,1%

5 829

50 605

-1 501

2 036

4,0%

51 140

-383

-390

  • 972

5,3%

-869

28 265

  • 1 292

1 421

5,0%

28 394

3 843

0

  • 60
  • 1,6%

3 783

16 860

212

992

5,9%

18 064

2 067

-31

  • 220
  • 10,6%

1 816

Totaal belastingopbrengsten (kasbasis)

108 248

-446

3 966

3,7%

111 768

Aansluiting op EMU-basis

30

     

327

Totaal belastingopbrengsten (EMU-basis)

108 278

     

112 095

1 Inclusief niet aan afzonderlijke belastingsoorten toe te rekenen belastingontvangsten. Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

Op EMU-basis bedragen de totale belastingontvangsten in 2003 naar verwachting 112,1 miljard en op kasbasis 111,8 miljard. De geraamde stijging van de belastingopbrengsten op kasbasis is het saldo van 0,4 miljard lagere ontvangsten door maatregelen en voor 4,0 miljard hogere opbrengsten door endogene ontwikkelingen. Beide aspecten worden hieronder afzonderlijk toegelicht. De aansluiting op EMU-basis in 2003 herstelt zich naar verwachting van het incidenteel lage niveau in 2002 tot 0,3 miljard. In 2002 was het verschil tussen de opbrengst op kasbasis en EMU-basis incidenteel laag door het specifieke ontvangstenpatroon in januari en februari 2002. Ten opzichte van het normale patroon was circa 0,4 miljard van de belastingontvangsten reeds in januari ontvangen ten koste van de ontvangsten in februari.

3.3.1 Endogene groei belastingontvangsten 2003

De raming van de endogene groei is gebaseerd op het economisch beeld van de MEV 2003. De verwachte endogene toename van de totale belastingontvangsten (op kasbasis) bedraagt 4,0 miljard (3,7%) ten opzichte van 2002. Bij een groei van de belastingontvangsten die overeenkomt met de groei van het nominale BBP zou de stijging 1,0 miljard hoger zijn geweest. Het verschil wordt verklaard door een uiteenlopende groei van de onderliggende componenten van het BBP (samenstellingseffect) en incidentele factoren. In paragraaf 3.4 wordt hier dieper op ingegaan.

De endogene toename van de opbrengsten bij de kostprijsverhogende belastingen bedraagt naar verwachting 1,9 miljard ten opzichte van 2002. De raming voor de omzetbelastingneemt 3,4% toe (1,3 miljard) overeenkomstig de groei van de belaste bestedingscategorieën. De belasting op personenauto’s en motorrijwielenneemt naar verwachting endogeen toe met 0,2 miljard op basis van de verwachte ontwikkeling van de autoverkopen. De raming van de accijnzenneemt per saldo endogeen toe met 0,1 miljard. Dit is het saldo van een toename van de accijns voor minerale oliën anders dan lichte olie (vanwege de verwachte toename van het wagenpark) en een daling van de accijns van lichte olie en de tabaksaccijns. De belastingen van rechtsverkeernemen naar verwachting toe met 0,1 miljard. Dit is voornamelijk het gevolg van een toename van de overdrachtsbelasting als gevolg van een verwachte stijging van de huizenprijzen conform de inflatie. De verwachte endogene stijging van de motorrijtuigenbelastingbedraagt 0,1 miljard ten gevolge van een toename van het wagenpark. De overigekostprijsverhogende belastingen nemen naar verwachting toe met 0,2 miljard.

De endogene toename van de belastingen op inkomen, winst en vermogen bedraagt 2,0 miljard. De endogene daling van de inkomstenbelastingbedraagt 0,1 miljard en kan vooral verklaard worden uit een vertraagde doorwerking in de kasontvangsten van de winstontwikkeling van zelfstandigen in 2001 en 2002. De geraamde endogene toename van de loonbelastingbedraagt 1,4 miljard en is een gevolg van de verwachte loon- en werkgelegenheidsontwikkeling. De raming van de dividendbelastingdaalt ten opzichte van 2002 met 0,1 miljard. In de Voorlopige Rekening 2001 is de opbrengst van de dividendbelasting in 2001 geanalyseerd. In dat jaar was sprake van een sterke stijging en is geconcludeerd dat er deels sprake was van een incidenteel hoge opbrengst die in latere jaren geleidelijk zou verdwijnen. De daling in 2003 wordt derhalve verklaard uit de doorwerking van de hoge ontvangsten in 2001. De vennootschapsbelastingneemt naar verwachting toe met 1,0 miljard. Dit is het saldo van een verwachte daling van de vennootschapsbelasting van de gassector van 0,2 miljard (ten gevolge van een verwachte daling van de olieprijs) en een toename van de vennootschapsbelasting van de niet-gassector van 1,2 miljard. Naar verwachting zal er in 2003 een herstel optreden van de winstpositie van de bedrijven. De endogene daling van de overige belastingontvangsten bedraagt 0,2 miljard. Deze daling betreft vrijwel geheel de successierechten. De successierechten waren in 2001 tijdelijk 300 miljoen achtergebleven in verband met startperikelen na de reorganisatie van het dienstvak Registratie & Successie en daarmee samenhangende automatiseringsproblemen. Dit bedrag wordt in 2002 alsnog geïnd, waardoor in 2003 de groei van de successierechten met 300 miljoen wordt gemitigeerd.

3.3.2 Het effect van maatregelen op de belastingontvangsten

De belastingontvangsten nemen als gevolg van maatregelen af met 0,4 miljard euro op kasbasis. Dit is het saldo van beleids- en overige maatregelen. De overige maatregelen betreffen vooral maatregelen in de uitvoeringssfeer, het BTW-compensatiefonds, BTW over investeringen in de infrastructuur en nabetalingen. Door maatregelen op transactiebasis nemen de ontvangsten toe met 0,9 miljard. Het verschil tussen kas- en transactiebasis wordt bij het Strategisch Akkoord met name veroorzaakt door de afschaffing van de basisaftrek lijfrente. Deze maatregel wordt in 2003 getroffen, maar zal pas in 2004 via de ingediende aangiftebiljetten voor de inkomensheffing tot kaseffecten leiden. Ook leiden maatregelen uit het belastingplan 2001 nog tot kaseffecten, terwijl de maatregelen al eerder op transactiebasis zijn genomen. Tot slot leiden nabetalingen tot een groot verschil tussen het effect van maatregelen op kas- en transactiebasis, omdat nabetalingen kasverrekeningen betreffen tussen de belastingopbrengst en premies volksverzekeringen over oude transactiejaren. In tabel 3.3.2 wordt een overzicht gegeven van de maatregelen voor 2003.

Tabel 3.3.2 Effect van belasting- en premiemaatregelen 2003 in miljoenen euro

 

Kas 2003

Trans 2003

Trans 2003

Belastingen

Belastingen

Belasting en Premies

1 051

1 463

1 788

1 211

1 642

2 253

291

550

667

 

209

279

233

259

289

58

82

99

493

560

572

336

381

387

372

414

414

  • 240
  • 266
  • 266

23

31

37

423

480

963

372

413

826

 

15

86

52

52

52

5

52

52

  • 160
  • 178

-464

  • 160
  • 178

-464

  • 21
  • 24
  • 258
  • 139
  • 155
  • 206

0

258

  • 258
  • 1 156
  • 1 254

1 355

215

250

131

  • 28

-31

-340

36

40

135

71

111

120

15

15

17

13

14

14

-35

-60

-77

4

4

56

139

155

206

113

125

125

49

85

85

35

70

70

14

15

15

718

97

96

76

159

177

0

  • 22
  • 25
  • 598

185

206

636

-4

-4

-38

  • 1 788
  • 1 987

220

  • 477 528

67

74

169

  • 1 855
  • 2 061

2 061 2 061

586

703

2 029

46

30

-894

  • 1 788
  • 1 987

220 [-500]

Strategisch Akkoord Grondslagverbreding Arbeidsmarkt

Afschaffen basisaftrek lijfrente

Gefaseerde afschaffing SPAK en afschaffen VLW

Afschaffen fiscale subsidieverlof-waaronder inperken Witteveenkader

Milieu

Afschaffen EPR, REB faciliteiten groene stroom en investeringsregelingen Defiscalisering diverse faciliteiten art. 36 WBM Verhoging REB-vermindering per aansluiting Overig

Vermogen, sparen en winst

Afschaffen spaarloon

Afschaffen belastingsubsidies beleggen

Afschaffen vrijstelling overdrachtsbelasting woningcorporaties Overig: Afschaffen faciliteiten vervroegde afschrijving en fietsaftrek Lastenverlichting Arbeidsmarkt

Gefaseerde verhoging arbeidskorting Invoering levensloopregeling

Lastenverschuiving

Verhogen AWBZ premie met 0,10%-punt Verlagen WAO-premie werkgevers met 0,15%-punt

Aanvullende besluitvorming Arbeidsmarkt

Extra verhoging arbeidskorting met€ 69

Afschaffen feestdagenregeling

Beperking scholingsaftrek

Beperking afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

Aanscherping afbakeningsregeling WBSO1

Overgangsregeling inperking Witteveenkader/ouderschapsverlof/ levensloopregeling

Afschaffen en overgangsregeling toetrederskorting

Overhevelen levensloop van fiscale regeling naar uitgaven Milieu: Afschaffen faciliteiten schone en zuinige auto’s Vermogen en winst

Begrenzing afschrijvingssystematiek onroerende zaken

Deblokkeren spaarloontegoeden Zorg: Verhogen nominale ZFW-premie met 88,901 Overig Koopkracht pakket

Verhogen algemene heffingskorting met€ 50

Verhogen belastingtarief eerste schijf met 0,45%-punt

Verhogen algemene ouderenkorting met€ 22 Lastenverschuiving1

Verlaging WAO-premie werkgevers met 0,3%-punt

Verhoging ZFW-premie werkgevers met 0,5%-punt

Grondslageffect schuif ZFW/WAO

Verlaging belastingtarieven eerste en tweede schijf met 1,7%-punt

Verhoging AWBZ-premie met 1,7%-punt

waarvan inkomstenverhoging waarvan lastenverlichting waarvan lastenverschuiving

Conditionele lastenverlichting in combinatie met Centraal Akkoord

 

Overige maatregelen belastingplan 2003

-4

-3

-8

Totaal Stragisch Akkoord en aanvullende besluitvorming

  • 110

207

3 135

Reeds eerder besloten fiscale maatregelen voor 20031

Overige premiemutaties1, 2

-372

-32

  • 189 347

Totaal beleidsmaatregelen 2003

-482

175

3 293

Totaal overige belastingmaatregelen1

Totaal maatregelen

36 -446

696 871

 

1  Is geen onderdeel van het Belastingplan 2003. Totaal Belastingplan 2 185 mln.

2  Dit betreft met name MOOZ- en WTZ-premie.

3.4 Meerjarige belastingramingen

De belastingraming voor de periode 2002–2007 wordt gepresenteerd in tabel 3.4.1. De ramingen voor 2002 en 2003 zijn in het voorgaande toegelicht. De belastingraming voor 2004–2006 is gebaseerd op het economisch beeld zoals geschetst in hoofdstuk 3 tabel 3.15 en de maatregelen die aan het Strategische Akkoord ten grondslag liggen. Voor 2007 heeft de raming een louter technisch karakter.

 

Tabel 3.4.1 Meerjarige belastingraming op

kas- en

EMU-basis in

miljarden euro

       
   

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal belastingopbrengsten op kasbasis

 

108,25

111,75

117,30

127,50

133,75

139,85

Aansluiting op EMU-basis

 

0,05

0,35

0,50

1,00

0,50

0,50

Totaal belastingopbrengsten op EMU-basis

 

108,30

112,10

117,80

128,50

134,25

140,35

Een nadere duiding van de groei van de belastingopbrengst voor deze kabinetsperiode is samengevat in tabel 3.4.2. Hierbij wordt vooral ingegaan op de relatie met de economische groei, zowel reëel als nominaal. De groei van de belasting is daartoe onderverdeeld in het effect van maatregelen, endogene groei, kas/transactieverschillen en de aansluiting EMU-basis2, waarbij de endogene groei verder wordt uitgewerkt in economisch gerelateerde componenten.

Tabel 3.4.2 Uitsplitsing groei belastingopbrengst EMU-basis 2003–2006 in miljarden euro

2003                            2004

2005

2006

Maatregelen Aansluiting EMU-basis Kas transactie verschillen Endogeen

BBP-prijs

BBP-volume

Samenstellingseffect

 

0,45

  • 0,05

3,75

0,50

0,30

0,15

0,50

  • 0,50

0,20

  • 0,10
  • 0,05
  • 0,05

4,15

5,65

6,55

5,80

3,55

2,55

2,20

1,90

1,65

3,05

3,30

3,45

1,00

0,05

1,00

0,45

Totaal

3,80

5,70

10,70

5,75

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Het effect van de maatregelen (op kasbasis) bestaat uit fiscale beleidsmaatregelen op het terrein van de belastingen en het effect van overige maatregelen die niet relevant zijn voor de microlastenontwikkeling (zoals nabetalingen en maatregelen in de uitvoeringssfeer). Voor 2003 bedraagt het effect – 0,45 miljard en is overeenkomstig het totaal van maatregelen uit tabel 3.3.2 uit de vorige paragraaf. In 2005 stijgt de belastingopbrengst sterk door maatregelen. Dit is met name het gevolg van de veronderstelde specifieke invulling van het compensatiepakket in verband met de stelselherziening in de zorgsector. Het belastingtarief in de eerste en tweede schijf in 2005 is 3%-punten verhoogd en de AOW-premie is 3%-punten verlaagd. Deze gedeeltelijke fiscalisering van de AOW leidt tot een verschuiving tussen de belasting- en premieopbrengst, die op kasbasis ook in 2006 nog zichtbaar is.

Zie voetnoot in paragraaf 3.1 voor aansluiting EMU-basis.

De aansluiting op EMU-basis is voor 2003 al toegelicht in paragraaf 3.3. In 2005 is er een incidenteel effect bij de aansluiting op EMU-basis, dat weer vervalt in 2006. Dit wordt eveneens veroorzaakt door de gedeeltelijke fiscalisering van de AOW in 2005, waarvan het effect op kasbasis gedeeltelijk neerslaat in januari 2006.

Voorts kan een kas-transactieverschil optreden. Voor een aantal belastingen geldt dat de verschuldigde belasting met betrekking tot een bepaald belastingjaar niet volledig in dat zelfde jaar wordt betaald. Dit geldt met name voor de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting. De ontvangsten over een belastingjaar kunnen met een vertraging van vijf jaar of meer worden gerealiseerd. Over een langere periode nemen de belastingopbrengsten op kasbasis (het jaar dat de belasting wordt betaald) evenveel toe als op transactiebasis (het belastingjaar).

De endogene groei is in relatie tot de economische ontwikkeling onderverdeeld naar een drietal componenten. De eerste twee componenten betreffen de groei van de belastingopbrengst die zou resulteren bij een gelijke groei als die van het bruto binnenlands product (BBP), hetgeen overeenkomt met een progressiefactor gelijk aan 1. Bij deze groei blijft de druk van de belasting (exclusief beleid) ten opzichte van het BBP constant. Uit de tabel blijkt duidelijk dat de nominale component (prijs-BBP) in de periode 2003–2006 in belang afneemt (afnemende inflatie en contractloonstijgingen), terwijl de reële groei van het BBP juist voor een toenemende groei van de belastingopbrengst zorg draagt.

Daarnaast is ook de samenstelling van de economische groei van belang. Ten gevolge van een uiteenlopende groei van de componenten van het BBP kan de groei van de belastingopbrengst afwijken van de groei van het BBP. Dit geldt zowel voor een afwijkende volumegroei als voor een afwijkende prijsontwikkeling van de onderscheiden onderdelen van het BBP. Het samenstellingseffect wordt enerzijds veroorzaakt doordat niet op alle componenten van het BBP in gelijke mate belasting drukt (op investeringen van bedrijven drukt bijvoorbeeld geen belasting, terwijl over investeringen in woningen BTW wordt geheven), anderzijds doordat voor een aantal belastingsoorten sprake is van een progressief tarief in plaats van een proportioneel tarief (loon- en inkomstenbelasting). Het samenstellingseffect is nader uitgesplitst in tabel 3.4.3.

Tabel 3.4.3 Specificatie samenstellingseffect groei belastingopbrengst 2003–2006 in miljarden euro

2003

2004

2005

2006

 

Omzetbelasting

  • 0,10
  • 0,15
  • 0,20
  • 0,25

Accijnzen

  • 0,35
  • 0,30
  • 0,25
  • 0,25

Loon en inkomstenbelasting

0,35

0,30

1,60

0,90

Vpb niet-gas

0,10

0,40

0,15

0,15

Vpb gas

  • 0,30
  • 0,20
  • 0,15
  • 0,05

Overig

  • 0,05
  • 0,05
  • 0,10
  • 0,05

Incidenteel successierechten en dividendbelasting

  • 0,70
     

Totaal samenstellingseffect

  • 1,00

0,05

1,00

0,45

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Uit tabel 3.4.3 blijkt dat de bestedingen waarop de omzetbelasting drukt in de komende kabinetsperiode achterblijven bij het BBP. Daardoor blijft de groei van de opbrengst jaarlijks tot 250 miljoen achter bij de groei van het BBP. De accijnzen stijgen eveneens jaarlijks circa 250 miljoen minder dan op grond van het BBP verwacht zou mogen worden. Hiervan is de oorzaak dat een aantal accijnzen over volume-eenheden geheven wordt en dat de accijnzen ook historisch achterblijven bij de groei van het BBP. Bij de loon- en inkomstenbelasting komt duidelijk naar voren dat deze belastingen een progressieve structuur kennen. Zelfs bij een gelijke groei van de loonsom en het BBP zal de loon- en inkomstenbelasting sterker stijgen. Dit effect is sterker naarmate er meer sprake is van een reële loonstijging. In 2005 is dit effect het sterkst vanwege de tabelcorrectiefactor. De tabel-correctiefactor wordt afgeleid uit de inflatie, waarbij er vanwege de systematiek sprake is van enige vertraging. Zo is de tabelcorrectiefactor gestegen van 1,8% in 2001 naar 3,1% in 2002 vanwege de doorwerking van de inflatie in 2000 en 2001, waardoor in 2002 de progressie van het belastingstelsel wordt gemitigeerd. De lagere inflatie in 2003 en 2004 komt pas in 2005 tot uiting in een duidelijke afname van de tabel-correctiefactor, zodat de progressie van het stelsel in dat jaar duidelijk tot uiting komt. De vennootschapsbelasting opgebracht door de niet-gassector stijgt meer dan het BBP. Dit hangt samen met het geraamde herstel van de winsten (daling van de arbeidsinkomensquote). De vennootschapsbelasting-gas laat een daling zien, die wordt verklaard door de verwachte daling van de olieprijzen en stijging van de euro. De groei van de overige belastingen wijkt weinig af van de groei van het BBP. Tot slot is er voor 2003 nog sprake van een doorwerking van 0,7 miljard vanuit ontwikkelingen uit oude jaren. De opbrengst van de dividendbelasting was in 2001 incidenteel hoog. In de Voorlopige Rekening 2001 is geanalyseerd dat deze stijging voor een deel incidenteel was. Dit drukt de groei van de dividendbelasting in 2003 met 0,4 miljard. Daarnaast was sprake van een tijdelijk effect bij de successierechten. In 2001 bleven de opbrengsten tijdelijk 0,3 miljard achter, welke in 2002 alsnog zou worden ontvangen. De groei in 2003 wordt daardoor met 0,3 miljard getemperd.

3.5 De premieontvangsten in 2002 en 2003

Tabel 3.5.1 bevat de ramingen voor de premieontvangsten voor 2002 en 2003. Deze ramingen zijn conform de ramingen van de Sociale Nota 2003 en de Zorgnota 2003. Een uitgebreid overzicht van deze ramingen is opgenomen in de Zorgnota 2003 voor wat betreft de AWBZ en de ZFW en de Sociale Nota 2003 voor wat betreft de overige fondsen. De groei van de premieopbrengsten is onderscheiden naar endogene ontwikkeling en maatregelen die relevant zijn voor de microlastenontwikkeling. De microlastenontwikkeling leidt voor de volksverzekeringen tot een opbrengstverhoging van 2,45 miljard, door de premieverschuiving van WAO naar AWBZ (0,3 miljard) en door een verschuiving via een verlaging van het belastingtarief 1e en 2e schijf ten gunste van de AWBZ (2,0 miljard), en voor het overige door maatregelen op het terrein van de loon-en inkomensheffing. Bij de werknemersverzekeringen is sprake van 0,65 miljard opbrengst door maatregelen, waarvan 0,7 miljard door verhoging van de nominale ziekenfondspremie en 0,3 miljard daling door de premieschuif van WAO naar AWBZ. De verschuiving van premie WAO naar ZFW voor werkgevers is neutraal voor het totaal van de werknemersverzekeringen. De MLO is in overeenstemming met de MLO uit tabel in paragraaf 3.3.2. De endogene ontwikkeling van de premieontvangsten bedraagt 2,55 miljard ofwel 4,2%. De endogene groei van de volksverzekeringspremies is sterker dan van de werknemersverzekeringen. Dit hangt samen met het verschil in premiegrenzen, franchises en verschil in verzekerde populatie.

Tabel 3.5.1 Raming van de premie-ontvangsten 2002 en 2003 op EMU-basis in miljarden euro

 
 

2002

MLO

endogeen in mln

endogeen in %

2003

Volksverzekeringsfondsen incl. WAZ Werknemersverzekeringen

31,55 28,90

2,45 0,65

1,75 0,80

5,5% 2,8%

35,75 30,35

Totaal

60,45

3,10

2,55

4,2%

66,10

3.6 De inkomstendrempel

Inkomstenmeevallers en inkomstentegenvallers lopen bij de huidige begrotingsregels in het EMU-saldo, tenzij het EMU-saldo de zogenaamde signaalwaarden (0% BBP en 21∕2% BBP) overschrijdt. Voorts is in het Strategisch Akkoord afgesproken dat inkomstenmeevallers die het begrotingsoverschot boven de 1% BBP brengen, tot een maximum van 1 miljard euro mogen worden aangewend voor lastenverlichting voor burgers en/of bedrijven. Om te bepalen of de inkomstenontwikkeling ruimte biedt voor bedoelde lastenverlichting, wordt een inkomstendrempel opgesteld. Deze inkomstendrempel is het inkomstenniveau (belastingen, premies en gasbaten) waarbij het EMU-saldo in de stand Miljoenennota 2003 uit zou komen op een overschot van 1% BBP. Bij een EMU-saldo hoger dan 1% BBP, mag 25% van de overschrijding van de totale inkomsten (op EMU-basis) ten opzichte van de inkomstendrempel worden ingezet voor lastenverlichting. De inkomstendrempel wordt reëel vastgesteld en jaarlijks nominaal gemaakt met het prijspeil van de nationale bestedingen (pNB).Tabel 3.6.1 presenteert de inkomstendrempel.

 

Tabel 3.6.1 Inkomstendrempel 2003–2006 in miljarden euro

 

2003

2004

2005

2006

Verschil EMU-saldo van 1% en geraamde EMU-saldo Idem in miljarden Inkomstenraming in miljarden

1,5%

6,9

180,4

1,2%

6,1

188,4

0,9%

4,6

199,4

0,4%

2,3

208,5

Nominale Inkomstendrempel Deflator NB

Reële inkomstendrempel

 

187,3

194,5

204,0

210,8

1,029

1,052

1,074

1,094

182,1

184,8

190,0

192,7

Tabel 3.6.1 geeft aan dat, uitgaande van de huidige inzichten, een overschrijding van de lastendrempel in de jaren 2004 en 2005 forse meevallers zou vereisen ten opzichte van de huidige inkomstenraming. In het laatste jaar van de kabinetsperiode behoort additionele lastenverlichting echter wel tot de reële mogelijkheden. Indien de drempel-relevante inkomsten in 2006 2,3 miljard euro hoger zijn dan thans geraamd, dan mag bij een saldo boven de 1% BBP worden overgegaan tot additionele lastenverlichting.

3.7 MLO-kader

Tussen de signaalwaarden voor het EMU-saldo kunnen de automatische stabilisatoren volledig werken (met uitzondering van de situatie waarbij de inkomsten de inkomstendrempel overschrijden). Inkomstenmeevallers en- tegenvallers lopen in het EMU-saldo. De microlastenontwikkeling (MLO) staat binnen de signaalwaarden vast op het niveau dat voor deze regeerperiode is overeengekomen. De overeengekomen lastenontwikke- ling vormt op deze wijze een kader voor de MLO in deze kabinetsperiode. Het budgettaire beslag van de overeengekomen belastingmaatregelen zal jaarlijks overeen moeten komen aan het bedrag uit het MLO kader. Indien de lastenverlichting groter (of de lastenverzwaring kleiner) is dan in het MLO kader is aangegeven, dan zullen compenserende, lastenverzwarende maatregelen moeten worden genomen. Op dezelfde wijze zullen ook nieuwe belastingmaatregelen moeten worden gecompenseerd. Indien de lastenverlichting lager uitpakt dan toegestaan op basis van het MLO kader, dan kan extra lastenverlichting plaatsvinden. Deze ruimte voor lastenverlichting mag ook via de lastenreserve worden meegenomen naar latere jaren. Binnen de signaalwaarden kan op deze wijze alleen sprake zijn van lastenverschuiving, niet van extra lastenverlichting of lastenverzwaring.

 

Tabel 3.7.1 Relatie lastenontwikkeling SA en Microlastenontwikkeling (MLO), in miljoenen

euro

   
 

2003

2004

2005

2006

Lastenverlichting Strategisch Akkoord waaronder uitgaven (reëel,

kaseffect)

Grondslagverbreding Strategische Akkoord (reëel, kaseffect )

  • 450 1 780

-900 720

  • 6 950 5 830

-350 320

Strategisch Akoord reëel, kaseffect

1 330

  • 180
  • 1 120

-30

Af: Uitgaven (vallen niet onder MLO definitie)

Bij: Aansluiting fiscale maatregelen op MLO definitie

  • 14 389

-3 -396

  • 2 208 -39
  • 7 - 50

MLO Strategisch Akkoord reëel

1 733

  • 573

1 049

-73

 

MLO Strategisch Akkoord nominaal

1 788

-604

1 127

-80

Bestaand beleid

150

230

28

  • 44

MLO vóór aanvullende besluitvorming

1 938

374

1 155

  • 124

Aanvullende besluitvorming

1 355

87

  • 428
  • 10

MLO Totaal nominaal

3 293

-287

727

  • 134
 

MLO Totaal reëel

3 202

-273

677

  • 122

pNB deflator

1,029

1,052

1,074

1,094

De vertaling van het lastenbeeld uit het Strategisch Akkoord naar de microlastenontwikkeling is opgenomen in tabel 3.7.1.

Bij de aansluiting spelen een aantal factoren een rol. Ten eerste zijn in het Strategisch Akkoord eveneens maatregelen in de uitgavensfeer betrokken, zoals bijvoorbeeld een deel van de compensatie van het zorgstelsel en de energiepremieregeling, die niet in de microlastenontwikkeling tot uitdrukking komen. Daarnaast luidt de lastenontwikkeling in het Strategisch Akkoord op kasbasis, terwijl de microlastenontwikkeling aansluit bij de jaren waarop de maatregelen betrekking hebben (transactiebasis). Zo vindt bijvoorbeeld het afschaffen van de basisaftrek lijfrente plaats in 2003, terwijl de ontvangsten hiervan pas in 2004 in de kas zullen stromen. Voorts luiden de bedragen uit het Strategisch Akkoord in reële termen die ten behoeve van de microlastenontwikkeling nominaal zijn gemaakt met de pNB-deflator. Voorts is voor de totale microlastenontwikkeling in 2003 het reeds bestaande beleid van belang, waaronder de ontwikkeling van de WTZ-, MOOZ- en de nominale ZFW-premie en de reeds eerder genomen maatregelen die deze kabinetsperiode nog doorwerken. Tot slot is in de tabel de besluitvorming opgenomen die deze zomer heeft plaatsgevonden als gevolg van het verslechterde economische en budgettaire beeld.

4 EMU-saldo, EMU-schuld, sociale fondsen,

financieringsbehoeften1

Tabel 4.1 EMU-saldo en financieringsbehoefte in miljoenen euro en in % geharmoniseerd BBP

1990

1991

1992

1993

1994

1995 1996

1997 1998 1999 20002

2001

2002 2003

  • 1. 
    Feitelijk financieringssaldo Rijk

(in % geharmoniseerd BBP)

  • 2. 
    Financiële transacties
  • 3. 
    Kas-transactieverschillen (incl. derdenrekeningen en overig)
  • 4. 
    Saldo Rijk (4=1+2+3)
  • 5. 
    Saldo centrale overheid, niet-Rijk
  • 6. 
    Saldo centrale overheid (6=4+5)

(in % geharmoniseerd BBP)

  • 7. 
    Saldo lokale overheid (in % geharmoniseerd BBP)
  • 8. 
    Saldo sociale-verzekeringsfondsen (in % geharmoniseerd BBP)
  • 9. 
    EMU-saldo (9=6+7+8)

(in % geharmoniseerd BBP)

  • 10. 
    Financieringsbehoefte

(waarvan aflossingen)

  • 9 955    - 8 671 - 9 455    - 3 786       1 256
  • 4,1%     - 3,4% - 3,5%     -1,4%        0,4%
  • 1 397           177 - 1 321    - 5 499    - 8 943
  • 1 415          716 - 748       2 876    - 1 748 12 767    - 7 778 - 11 524    - 6 409    - 9 435

10 426    -4 335

  • 3,4%     - 1,4% 1 166       - 617
  • 1 652           245 10 912    -4 707
  • 5 020 - 1 496 - 5 815 - 2 934 - 3 587 - 3 652 - 4 355
  • 1,5% - 0,4% -1,6% - 0,7% - 0,9% - 0,8% - 1,0%
  • 2 382 - 2 471 - 964          464 2 764 1 137 - 732

559 - 257 3 881 1 371 - 6 843 - 4 224 - 2 898 - 1 099

280            866          894

  • 543 - 1 649 - 4 194

139

33

54

13

8

  • 9
  • 8

17

208

180

410

245

0

0

-12 628    - 7 745 - 11 470    - 6 422    - 9 427 - 10 921    - 4 715

  • 5,2%     - 3,0% - 4,3%     - 2,3%     - 3,3% - 3,6%     - 1,5%

199           202 213           215          316 790          709

0,1%        0,1% 0,1%        0,1%        0,1% 0,3%        0,2%

  • 518          718 48    - 1 546       - 819 - 2 423    - 1 739
  • 0,2%        0,3% 0,0%     - 0,6%     - 0,3% - 0,8%     - 0,5%

-12 947    - 6 825 -11 209    - 7 753    - 9 930 - 12 554    - 5 745

  • 5,3%     - 2,7% - 4,2%     - 2,8%     - 3,5% - 4,2%     - 1,8%

19 912     21 279 22 357     17 454     18 843 23 640     16 223

(9 956)   (12 607) (12 902)   (13 668)   (20 099) (13 213)   (11888)

  • 6 860    - 4 016    - 2 718       - 689
  • 2,1%     - 1,1%     - 0,7%     - 0,2% 3 200          321           541           179

1,0%        0,1%        0,1%        0,0%

  • 54          990       4 653       6 563
  • 0,0%        0,3%        1,2%        1,6% 0,1%
  • 3 714    - 2 705       2 476       6 053
  • 1,1%     - 0,8%        0,7%        1,5% 0,1%
 
  • 298
  • 1 649
  • 4 194

0,1%

  • 0,4%
  • 0,9%

459

690

939

0,1%

0,2%

0,2%

439

  • 1 322

1 0383

0,1%

  • 0,3%

0,2%

600

  • 2 281
  • 2 217

0,5% - 0,5%

13 638 20 643 55 200 29 572 22 945 28 391 27 390

(8 600) (19 147) (49 385) (29 325) (19 358) (24 739) (23 035)

2   Exclusief de opbrengsten van de UMTS-veiling van 0,7% BBP.

3   Inclusief conditionele lastenverlichting.

Tabel 4.2 EMU-schuld in miljoenen euro en in % geharmoniseerd BBP

1990 1991         1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

2002 2003

  • 1. 
    Geharmoniseerd BBP
  • 2. 
    Staatsschuld (conform EMU-definitie) (in % geharmoniseerd BBP)
  • 3. 
    Schuld overige overheden

(in % geharmoniseerd BBP)

  • 4. 
    EMU-schuld

(in % geharmoniseerd BBP)

243 174   256 308   266 754   274 088   287 749 302 233   315 059 333 725   354 194   374 070   402 599   429 172    448 160  469 540

145 644   153 690   162 646   168 372   167 817 181 319   185 256 185 601    189 819   191 279   182 577   185 216    190 075   193 649

59,9%      60,0%      61,0%      61,4%      58,3% 60,0%      58,8% 55,6%      53,6%      51,1%      45,4%      43,2%       42,4%      41,2%

38 970     40 385     41 771     44 706     46 969 52 047     51 763 47 722     46 646     44 741     41 967     41 197      40 507     40 258

16,0%      15,8%      15,6%      16,3%      16,3% 17,2%      16,4% 14,3%      13,2%      12,0%      10,4%        9,6%         9,1%        8,6%

184 614   194 075   204 417   213 078   214 786 233 366   237 019 233 323   236 465   236 020   224 544   226 413    230 582  233 907

75,9%      75,7%      76,6%      77,7%      74,6% 77,2%      75,2% 69,9%      66,8%      63,1%      55,8%      52,8%       51,5%      49,8%

De gegevens van alle jaren zijn gebaseerd op het ESR 1995.

Tabel 4.3 Staatsschuld naar instrument in miljarden euro

1990 1991

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003

 
  • 1. 
    Gevestigde schuld

141,6

152,0

161,6

165,9

163,5

174,2

177,4

178,6

181,7

184,6

174,2

174,4

172,7 176,1

(0–5 jaar)

-

-

61,4

61,8

67,6

75,2

84,9

93,7

92,5

94,7

91,9

91,7

93,8

(5–10 jaar)

-

-

81,4

80,7

69,7

69,5

67,7

71,2

68,9

67,7

63,1

63,9

60,3

(10–25 jaar)

-

-

18,5

18,4

19,1

22,4

17,8

5,4

13,4

13,3

10,3

9,9

9,7

(25–40 jaar)

-

-

0,2

5,1

7,1

7,1

7,0

8,3

6,9

8,9

8,9

8,9

8,9

  • 2. 
    Vlottende schuld (DTC’s)

0

0

0

1,4

3,4

5,7

7,0

5,9

6,8

5,1

5,5

5,8

12,3 12,3

  • 3. 
    Overig (o.a. munten)

4,0

1,7

1,0

1,1

0,9

1,4

0,9

1,5

1,3

1,5

2,9

5,0

5,1 5,2

  • 4. 
    Totale staatsschuld (conform EMU-definitie)
  • 5. 
    Gemiddeld resterende looptijd vaste schuld (in jaren)
  • 6. 
    Gemiddelde couponrente (in %)

145,6 153,7 162,6 168,4 167,8 181,3 185,3 185,6 189,8 191,2 182,6 185,2 190,1 193,6

7,9

6,3           6,8           6,9

8           7,8           7,7           7,6

6,9           6,4           5,9           6,5           6,5           6,3           6,2          6,1

7,6           7,5           7,5           7,3           6,6           6,1           5,7          5,7

Tabel 4.4 Exploitatie- en vermogenssaldi sociale fondsen1 2002 en 2003 in miljarden euro

2002

exploitatiesaldo vermogen vermogensnorm vermogenssaldo

Totaal centrale fondsen

AOW

ANW

WAZ

WAO

AWF

AWBZ

ZFW-centraal

1 077

1 296

1

157

728

1 621

2 083 - 205

7 667

471 31

1 001

2 800 6 195 2 747

  • 84

1 712

551

-6 86

541 1 372

295 1 127

Totaal centrale fondsen

AOW

ANW

WAZ

WAO

AWF

AWBZ

ZFW-centraal

2 223

1 137

107

177

77

1 217

1 475

307

9 905

  • 555 114

1 178

2 845 7 373 1 273

223

1 833

640

0

86

547

1 381

321

1 142

5 955

-80

915

2 259 4 823

3 042 1 043

 

Totaal decentrale fondsen1

WGF

ZFW-individueel2

  • 245
  • 360 115

1 689

243 1 446

1 014

379 635

675

  • 136 811

Totaal sociale fondsen

waarvan socialezekerheidsfondsen waarvan zorgfondsen

  • 1 322

851

  • 2 173

9 356

10 741 - 1 385

2 726

2 923 - 197

6 630

7 818 - 1 188

2003

 

exploitatiesaldo

vermogen

vermogensnorm

vermogenssaldo

8 072

1 195 114

1 092

2 298 5 992 1 594 1 365

 

Totaal decentrale fondsen2

  • 685

837

1 024

  • 187

WGF

  • 958

-724

389

  • 1 113

ZFW-individueel3

273

1 561

635

926

Totaal sociale fondsen

1 5384

10 742

2 857

7 885

waarvan socialezekerheidsfondsen

  • 517

10 231

3 043

7 188

Waarvan zorgfondsen

2 055

511

  • 186

697

De exploitatiesaldi van de sociale fondsen maken onderdeel uit van het EMU-saldo. In het kader van het geïntegreerd middelenbeheer leiden de overschotten van de deelnemende fondsen tot een mutatie in de EMU-schuld.

De premievaststelling van de centrale fondsen gebeurt door de regering, terwijl de premievaststelling van de decentrale fondsen gebeurt door de individuele fondsen.

Inclusief goodwillfonds.

Exclusief conditionele lastenverlichting.

2

3

5 Belastinguitgaven

5.1 Inleiding

Sinds het begrotingsjaar 1999 wordt in de miljoenennota een bijlage over belastinguitgaven opgenomen. Het belangrijkste onderdeel van deze bijlage vormt een meerjarig budgettair overzicht van belastinguitgaven dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Daarnaast wordt steeds afzonderlijk aandacht besteed aan actuele vraagstukken met betrekking tot de belastinguitgavendiscussie. Met ingang van het begrotingsjaar 2002 is de belastinguitgavenbijlage ingebed in de VBTB-verantwoordings-systematiek. Dit heeft er onder meer toe geleid dat het overzicht met toelichting op de afzonderlijke belastinguitgaven is uitgebreid met de (operationele) doelstellingen van belastinguitgaven, informatie over (geplande) evaluaties en voor zover mogelijk de vermelding van vakdepartementen die verantwoordelijk zijn voor het beleidsterrein waarop de belastinguitgave betrekking heeft. Ook deze gegevens worden jaarlijks geactualiseerd. Het VBTB-proces heeft tevens tot gevolg, onder meer door intensivering van de interdepartementale gegevensuitwisseling over belastinguitgaven, dat de kwaliteit van de ramingen van met name al langer bestaande belastinguitgaven sterk is verbeterd. Met ingang van het begrotingsjaar 2003 wordt de inzet van het instrument belastinguitgave voorts nadrukkelijker dan voorheen gereguleerd door de begrotingsregels. Dit komt tot uitdrukking in annex 2 bij bijlage 10 van deze miljoenennota, waarin een toetsingskader is opgenomen waaraan de intensivering van bestaande en de invoering van nieuwe belastinguitgaven verplicht moet worden getoetst. Dit toetsingskader is een nadere operationalisering van het toetsingskader zoals uiteengezet in de belastinguitgavenbijlage van de miljoenennota van 2001. De afgelopen vier jaren beperkte de belastinguitgavenbijlage zich tot de belastinguitgaven in de loonbelasting, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. De belangrijkste vernieuwing bestaat dit jaar dan ook uit toevoeging van de belastinguitgaven in de overige belastingen op inkomen, winst en vermogen (hierna ook wel aangeduid als directe belastingen) en de kostprijsverhogende belastingen (hierna ook wel aangeduid als indirecte belastingen). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de toezegging in de miljoenennota van vorig jaar om dit jaar een aanvang te maken met de inventarisatie van belastinguitgaven buiten de IB/LB/Vpb. De belastinguitgaven in de overige belastingen op inkomen, winst en vermogen (dividendbelasting, kansspelbelasting en successie- en schenkingsrecht) zijn geïntegreerd in de tot en met vorig jaar gehanteerde tabel «Overzicht van belastinguitgaven in de loonbelasting, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting». Met het oog daarop heet deze tabel met ingang van dit jaar «Overzicht van belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen». De belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen zijn ondergebracht in een afzonderlijke tabel. Met het hanteren van de tweedeling tussen (1) belastingen op inkomen, winst en vermogen en (2) kostprijsverhogende belastingen wordt aangesloten bij de indeling die thans ook al (in de miljoenennota en overige begrotingsstukken) wordt gehanteerd bij de presentatie van de belastingopbrengsten. Van belang is dat het toevoegen van de belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen en de overige belastingen op inkomen, winst en vermogen op zichzelf beschouwd niet leidt tot een toename van het budgettaire belang van belastinguitgaven. Deze belastinguitgaven bestaan op zich al langer, maar zijn alleen tot nu toe nog niet in de belastinguitgavenbijlage opgenomen. Daarbij moet worden bedacht dat het antwoord op de vraag naar het totale budgettaire belang van de belastinguitgaven – en dit geldt evenzeer voor de tot nu toe gepresenteerde belastinguitgaven in de IB/LB/Vpb – in hoge mate afhankelijk is van de te hanteren definitie voor belastinguitgaven. Voor de inventarisatie van de in de belastinguitgavenbijlage op te nemen belastinguitgaven wordt steeds uitgegaan van de definitie dat onder een belastinguitgave valt te verstaan een overheidsuitgave in de vorm van een derving of een uitstel van belastingontvangsten die voortvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet. De invulling van de primaire heffingsstructuur verschilt per belastingsoort. De primaire heffingsstructuur van de IB/LB/Vpb is beschreven in paragraaf 5.1 van bijlage 5 van de Miljoenennota 1999 en – met het oog op de Belastingherziening 2001 – nader gepreciseerd in paragraaf 5.4 van bijlage 4 van de Miljoenennota 2001. Voor een toelichting op de primaire heffingsstructuur van het successie- en schenkingsrecht en de kostprijsverhogende belastingen wordt verwezen naar de paragrafen 5.2 respectievelijk 5.6 van deze bijlage.

De inventarisatie van belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen en de overige belastingen op inkomen, winst en vermogen heeft dit jaar nog een verkennend karakter. Mede om deze reden wordt dit jaar dan ook niet van de vakdepartementen verwacht dat zij wat betreft deze nieuw geïnventariseerde belastinguitgaven voldoen aan het VBTB-uitgangspunt om relevante belastinguitgaven op te nemen en te verantwoorden in hun respectievelijke conceptbegrotingen en jaarverslagen. Voorts wordt opgemerkt dat de systematiek van informatieverzameling ten behoeve van de raming van de belastinguitgaven in de indirecte belastingen thans minder ver gevorderd is dan die voor de directe belastingen.

Als bijdrage aan de discussie over belastinguitgaven wordt dit jaar (in paragraaf 5.5) nader ingegaan op enkele aspecten van de bij de raming van bepaalde belastinguitgaven gehanteerde ramingsmethodiek.

5.2 Belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen in 2002

Tabel 5.2.1 bevat een overzicht van het budgettaire belang op transactiebasis van belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen in 2002. Evenals de afgelopen jaren zijn deze belastinguitgaven gerangschikt naar de categorieën ondernemingen, arbeid, inkomsten uit vermogen en overige regelingen. Voor zover van toepassing is de met een belastinguitgave gemoeide budgettaire derving uitgesplitst naar loon-/ inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, overige belastingen en premies volksverzekeringen. Om een indicatie te geven van de omvang van het met bepaalde categorieën van belastinguitgaven gemoeide budgettaire belang zijn in tabel 5.2.1 tussentellingen opgenomen. De uitbreiding van de tabel met «overige belastingen» op inkomen, winst en vermogen komt tot uitdrukking in de toevoeging van twee (categorieën van) regelingen in het successie- en schenkingsrecht. Dit zijn het bijzondere 11%-tarief en de diverse vrijstellingen voor algemeen nut beogende instellingen en de faciliteit voor bedrijfsopvolging, die er kort gezegd op neer komt dat de (conserverende) aanslag met betrekking tot 30% van het ondernemingsvermogen wordt kwijtgescholden indien de onderneming na het overlijden vijf jaar wordt voortgezet. Wat betreft de primaire heffingsstructuur van het successie- en schenkingsrecht is zoveel mogelijk aangesloten bij de al eerder voor de IB/LB en Vpb geformuleerde uitgangspunten (zie hiervoor de belastinguitgavenbijlagen van de miljoenennota’s voor de jaren 1999 en 2001). Dit betekent dat het progressieve tarief dat verband houdt met de omvang van de verkrijging (eerste progressie), het progressieve tarief dat verband houdt met de verwantschap met de erflater/schenker (tweede progressie), de op de mate van verwantschap gebaseerde basisvrijstellingen en de draagkracht-gerelateerde vrijstellingen tot de primaire structuur gerekend worden. Deze elementen zijn om die reden niet als belastinguitgave aan te merken. Voor het bepalen van de omvang van de twee geïdentificeerde belastinguitgaven wordt bij de faciliteiten voor algemeen nut beogende instellingen uitgegaan van het verschil in belastingheffing dat zou ontstaan indien algemeen nut beogende instellingen zouden worden belast volgens tariefgroep III (niet en ververwanten) en de algemene voetvrijstelling voor «andere gevallen» van 1732 (2002). Bij de bedrijfsopvolgingsfaciliteit wordt uitgegaan van de gederfde belasting als gevolg van de verleende kwijtschelding.

Tabel 5.2.1 Overzicht van belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen in 2002,

budgettair belang op transactiebasis in miljoenen euro’s*

LB/IB

Vpb

Overig            Totaal belasting belasting

Premies

Totaal

Verlaging lastendruk op ondernemingen

  • a) 
    algemeen

Zelfstandigenaftrek

Extra zelfstandigenaftrek starters

Meewerkaftrek

FOR, niet omgezet in lijfrente

Stakingsaftrek

Doorschuiving stakingswinst

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in Successiewet

Doorschuiving aanmerkelijk belangwinst bij aandelenfusie

Landbouwvrijstelling

  • b) 
    investeringen in het algemeen

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Willekeurige afschrijving immateriële bedrijfsmiddelen

Willekeurige afschrijving investeringen continentaal plat

Willekeurige afschrijving gebouwen in aangewezen gebieden

Willekeurige afschrijving starters

Willekeurige afschrijving arbo-bedrijfsmiddelen

Willekeurige afschrijving films

Willekeurige afschrijving zeeschepen

Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnagebelasting)

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

Filminvesteringsaftrek

  • c) 
    investeringen ten behoeve van het milieu

VAMIL

Energie-investeringsaftrek

Milieu-investeringsaftrek

Bosbouwvrijstelling

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

Verlaging lastendruk op arbeid a) gericht op werkgevers

Afdrachtvermindering lage lonen Afdrachtvermindering langdurige werklozen Afdrachtvermindering onderwijs Afdrachtvermindering kinderopvang Afdrachtvermindering zeevaart Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk Afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof Afdrachtvermindering arbo-investeringen (non-profit) Afdrachtvermindering scholing (non-profit) Scholingsaftrek

1 227

339 20 11

152 62

179

34 236

122

412

20

1 659

832

2 491

8 16

1 11

10

14

7

1 4

2 255

914 81 89

103 33

363

21

1

98

28

  • 57

22

104

1

43

73

11

0 11

48

132

23

1

224

20

224

 

339

607

946

20

44

64

11

5

16

152

64

216

62

7

69

122

  • 28

94

20

-

20

34

-

34

258

-

258

226

75

301

1

-

1

43

-

43

73

73

8

13

21

11

-

11

16

-

16

0

-

0

11

-

11

1

3

4

11

-

11

58

4

62

146

21

167

30

11

41

2

-

2

4

6

10

479

883

3 362

914

914

81

129

210

89

142

231

103

-

103

33

53

86

363

-

363

21

-

21

1

2

3

98

-

98

252

28

280

Tabel 5.2.1 Overzicht van belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen in 2002,

budgettair belang op transactiebasis in miljoenen euro’s*

  • b) 
    gericht op werknemers

Werknemersspaarregelingen (o.a. spaarloon)

Carpoolregeling

Feestdagenregeling

Zeedagenaftrek

Vakantiebonnen

Vrijstelling werkaanvaardingspremies

Toetrederskorting

Arbeidskorting voor ouderen

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

Algemene vrijstelling forfaitair rendement

Kindertoeslag forfaitair rendement

Ouderentoeslag forfaitair rendement

Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitair rendement

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap forfaitair rendement

Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement

Vrijstelling sociaal-ethisch beleggen forfaitair rendement

Vrijstelling cultureel beleggen forfaitair rendement

Vrijstelling durfkapitaal forfaitair rendement

Vrijstelling spaarloon- en premiespaarregeling forfaitair rendement

Vrijstelling rechten op begrafenisuitkering forfaitair rendement

Vrijstelling van rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen

Gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur

Aftrek kosten monumentenwoning

Heffingskorting groen beleggen

Heffingskorting sociaal-ethisch beleggen

Heffingskorting cultureel beleggen

Heffingskorting durfkapitaal

Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal

Overige regelingen

Vrijstelling bepaalde uitkeringen (o.a. huursubsidie)

Aftrek afkoopsommen echtscheidingsuitkeringen

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

Giftenaftrek

Faciliteiten Successiewet algemeen nut beogende instellingen

Tijdelijke verhoging algemene heffingskorting (o.a. voor alfahulpen)

LB/IB          Vpb              Overig            Totaal Premies            Totaal

belasting belasting

381

7

35

1

29

5 66

1 659

810

17

90

2

5

25

0

0

43

19

7

593

3

25

5 0 0 9 5

308

77

2

51

169

14

14

120

120

 

381

352

733

7

10

17

35

95

130

1

2

3

29

23

52

5

40

45

66

7

73

1 659

82

1 740

810

-

810

17

-

17

90

-

90

2

-

2

5

5

25

-

25

0

-

0

0

-

0

43

-

43

19

-

19

7

7

593

-

593

3

13

16

25

3

28

5

22

27

0

0

1

0

0

0

9

43

52

5

-

5

442

675

1 117

77

562

639

2

1

3

51

36

87

183

40

223

120

36

120

45

Totaal generaal

5 449

650

140

6 239

2 472

8 710

  • «-» = regeling heeft geen betekenis voor desbetreffende belastingsoort. «0» = budgettair beslag van de regeling bedraagt afgerond nihil.

5.3 Maatregelen per 2003

Tabel 5.3.1 bevat een overzicht van maatregelen op het gebied van de belastinguitgaven in de sfeer van de directe belastingen in 2003. Dit jaar betreffen deze maatregelen uitsluitend de afschaffing of beperking van een aantal belastinguitgaven, zoals opgenomen in het Belastingplan 2003. In de tabel is onderscheid gemaakt tussen maatregelen die voortvloeien uit het Strategisch Akkoord en maatregelen die voortvloeien uit het aanvullende pakket van maatregelen voor 2003. Voor zover de in het Strategisch Akkoord aangekondigde beleidsvoornemens betrekking hebben op de jaren na 2003, zijn de hiermee gemoeide budgettaire effecten verwerkt in tabel 5.4.1.

9

9

Tabel 5.3.1 Maatregelen in de belastingen op inkomen, winst en vermogen per 2003,

budgettair belang op transactiebasis in miljoenen euro’s*

LB/IB

Vpb

Overig            Totaal belasting belasting

Premies

Totaal

Maatregelen Strategisch Akkoord

Afschaffing werknemersspaarregelingen (o.a. spaarloon) Gefaseerde afschaffing afdrachtvermindering lage lonen Gefaseerde afschaffing afdrachtvermindering langdurig werklozen

Afschaffing afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof

Afschaffing willekeurige afschrijving investeringen continentaal plat

Afschaffing willekeurige afschrijving gebouwen aangewezen gebieden

Afschaffing willekeurige afschrijving immateriële bedrijfsmiddelen Rationalisering VAMIL Rationalisering EIA

Afschaffing heffingskorting groen beleggen Afschaffing heffingskorting cultureel beleggen Afschaffing heffingskorting sociaal-ethisch beleggen Afschaffing heffingskorting durfkapitaal

Maatregelen aanvullend pakket

Afschaffing feestdagenregeling

Afschaffing toetrederskorting inclusief overgangsregeling

Beperking afdrachtvermindering scholing non-profit

(vervallen extra aftrek 40-plussers)

Beperking scholingsaftrek (vervallen extra aftrek

40-plussers)

Beperking afdrachtvermindering S&O

Afschaffing vrijstelling spaarloon- en premiespaarregeling forfaitair rendement

 

-413

-

  • 237

-

  • 22

-

-32

-

-

-97

-

  • 48

0

  • 5
  • 22
  • 2
  • 25
  • 5

-

0

-

0

-

  • 10

-

  • 40
 
  • 4

-

-30

-

-9

-72

-31

-

-413

  • 413

-826

  • 237

-

-237

  • 22

-30

-52

-32

-

-32

-97

-

-97

  • 48

-

-48

0

 

0

  • 27
  • 2

-29

  • 27

-4

-31

  • 5
  • 25

-30

0

-

0

0

-

0

  • 10
  • 45

-55

  • 40

-95

  • 135
  • 4
  • 52

-56

-30

-

-30

-81

-9

-90

-31

-

-31

15

15

15

Totaal

855

264

1 119

675

1 794

  • «–» = regeling heeft geen betekenis voor desbetreffende belastingsoort. «0» = budgettair beslag van de regeling bedraagt afgerond nihil.

5.4 Meerjarenraming 2001–2007

Tabel 5.4.1 bevat een meerjarig budgettair overzicht van de belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen. Naast ramingen voor de jaren 2002 en 2003, bevat de tabel tevens een nieuwe raming voor het jaar 2001 op basis van realisatiecijfers dan wel nieuwe gegevens of nieuwe ramingsinzichten. Aldus kan voor dat jaar een vergelijking worden gemaakt met de oorspronkelijke ramingen uit de miljoenennota van vorig jaar. De kolommen voor de jaren 2004 tot en met 2007 bevatten extrapolaties van de ramingen voor het jaar 2003 op basis van relevante macro-economische ophoogfactoren. Tevens is rekening gehouden met de effecten van autonome wijzigingen (zoals de in het Strategisch Akkoord opgenomen gefaseerde afschaffing van een aantal belastinguitgaven) en de omstandigheid dat bepaalde belastinguitgaven gemaximeerd zijn op een bepaald budget.

Tabel 5.4.1 Meerjarenraming van belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen in de jaren 2001 tot en met

2007, budgettair belang op transactiebasis in miljoenen euro’s*

2001                2001

(oorspr.      (realisatie/

raming MN    aangepaste

2002)          raming)

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Verlaging lastendruk op ondernemin-

               

gen

2 073

2 397

2 491

2 256

2 259

2 350

2 433

2 494

  • a) 
    algemeen
               

Zelfstandigenaftrek

803

889

946

977

1 008

1 029

1 045

1 060

Extra zelfstandigenaftrek starters

53

62

64

66

68

70

71

72

Meewerkaftrek

18

16

16

17

17

17

18

18

FOR, niet omgezet in lijfrente

216

216

216

221

228

233

236

240

Stakingsaftrek

68

81

69

57

46

35

22

23

Doorschuiving stakingswinst

66

82

94

96

98

98

97

96

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in

               

Successiewet

-

19

20

21

22

22

22

23

Doorschuiving aanmerkelijk belang-

               

winst bij aandelenfusie

34

34

34

35

36

37

37

38

Landbouwvrijstelling

68

247

258

272

281

288

293

299

  • b) 
    investeringen in het algemeen
               

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

291

291

301

309

325

341

358

377

Willekeurige afschrijving immateriële

               

bedrijfsmiddelen

2

1

1

-

-

-

-

-

Willekeurige afschrijving investerin-

               

gen continentaal plat

16

64

43

  • 60
  • 60
  • 59
  • 55
  • 47

Willekeurige afschrijving gebouwen in

               

aangewezen gebieden

16

55

73

  • 11
  • 11
  • 11
  • 11
  • 11

Willekeurige afschrijving starters

15

21

21

21

22

23

24

26

Willekeurige afschrijving arbo-

               

bedrijfsmiddelen

9

20

11

5

2

3

4

5

Willekeurige afschrijving films

-

  • 27

16

0

  • 24

-

-

-

Willekeurige afschrijving zeeschepen

-

0

0

0

0

0

0

0

Keuzeregime winst uit zeescheepvaart

               

(tonnagebelasting)

11

11

11

12

13

13

14

15

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

0,5

0

4

4

4

4

5

5

Filminvesteringsaftrek

-

-

11

23

-

-

-

-

  • c) 
    investeringen ten behoeve van het
               

milieu

               

VAMIL

142

106

62

-7

-34

  • 29

11

12

Energie-investeringsaftrek

191

160

167

144

161

177

179

179

Milieu-investeringsaftrek

50

39

41

42

44

46

49

50

Bosbouwvrijstelling

2

2

2

2

2

2

2

2

Vrijstelling vergoeding bos- en

               

natuurbeheer

1

8

10

10

11

11

12

12

Verlaging lastendruk op arbeid

2 960

3 048

3 362

2 158

1 789

1 541

1 311

1 361

  • a) 
    gericht op werkgevers
               

Afdrachtvermindering lage lonen

923

890

914

677

454

224

-

-

Afdrachtvermindering langdurige

               

werklozen

220

207

210

158

107

53

-

-

Afdrachtvermindering onderwijs

173

179

231

258

313

331

349

367

Afdrachtvermindering kinderopvang

93

92

103

140

-

-

-

-

Afdrachtvermindering zeevaart

84

81

86

91

96

102

108

113

Afdrachtvermindering speur- en

               

ontwikkelingswerk

303

324

363

367

347

347

347

347

Afdrachtvermindering betaald

               

ouderschapsverlof

11

18

21

-

-

-

-

-

Afdrachtvermindering arbo-

               

investeringen (non-profit)

1

2

3

4

4

4

5

5

Afdrachtvermindering scholing

               

(non-profit)

54

59

98

73

77

82

86

91

Scholingsaftrek

234

271

280

200

212

224

237

249

  • b) 
    gericht op werknemers
               

Werknemersspaarregelingen (o.a.

               

spaarloon)

679

705

733 -

 

Carpoolregeling

15

15

17

17

18

19

20

21

Feestdagenregeling

82

125

130

-

-

-

-

-

Tabel 5.4.1 Meerjarenraming van belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen in de jaren 2001 tot en met

2007, budgettair belang op transactiebasis in miljoenen euro’s*

2001                2001

(oorspr.      (realisatie/

raming MN    aangepaste

2002)          raming)

2002

2003

2004

2005

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

Algemene vrijstelling forfaitair rendement

Kindertoeslag forfaitair rendement Ouderentoeslag forfaitair rendement Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitair rendement Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap forfaitair rendement Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement

Vrijstelling sociaal-ethisch beleggen forfaitair rendement Vrijstelling cultureel beleggen forfaitair rendement Vrijstelling durfkapitaal forfaitair rendement

Vrijstelling spaarloon- en premiespaarregeling forfaitair rendement Vrijstelling rechten op begrafenisuitkering forfaitair rendement Vrijstelling van rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen Gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur Aftrek kosten monumentenwoning Heffingskorting groen beleggen Heffingskorting sociaal-ethisch beleggen

Heffingskorting cultureel beleggen Heffingskorting durfkapitaal Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal

Overige regelingen

Vrijstelling bepaalde uitkeringen (o.a. huursubsidie)

Aftrek afkoopsommen echtscheidingsuitkeringen

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) Giftenaftrek

Faciliteiten Successiewet algemeen nut beogende instellingen Tijdelijke verhoging algemene heffingskorting (o.a. voor alfahulpen)

1 064

1 626

1 740

1 725

1 764

1 809

2006

1 856

2007

 

Zeedagenaftrek

3

3

3

3

3

3

4

4

Vakantiebonnen

80

59

52

45

40

34

36

38

Vrijstelling werkaanvaardingspremies

5

18

-

-

-

-

-

-

Toetrederskorting

-

-

45

24

11

5

-

-

Arbeidskorting voor ouderen

-

-

73

101

107

113

119

126

1 907

 

700

768

810

834

855

876

899

921

15

16

17

18

18

19

19

20

64

86

90

93

95

98

100

103

2

2

2

2

2

2

2

2

5

5

5

5

5

5

5

6

20

19

25

27

28

28

29

30

0,5

0

0

1

1

1

1

1

-

-

0

1

1

1

1

1

25

37

43

45

46

47

48

50

5

18

19

5

-

-

-

-

2

6

7

7

7

7

8

8

136

556

593

634

650

666

683

700

16

16

16

17

18

19

20

21

24

24

28

30

32

34

35

37

20

23

27

-

-

-

-

-

0,5

0

1

0

52

-

-

-

-

-

27

45

-

-

-

-

-

2

5

5

6

6

6

6

7

959

1 009

1 117

1 080

1 102

1 120

1 134

1 162

593

540

639

589

600

608

613

617

2

3

3

3

3

3

3

4

91

83

87

90

94

97

100

104

221

214

223

235

247

259

271

283

-

117

120

124

131

139

147

154

52

52

45

39

27

14

Totaal generaal

7 056

8 080

8 710

7 219

6 914

6 820

6 734

6 924

  • «-» = regeling is in dat jaar niet van toepassing casu quo regeling is in MN 2002 nog niet als belastinguitgave opgenomen. «0» = budgettair beslag van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Bij een aantal belastinguitgaven wijkt de nieuwe raming voor 2001 significant af van de oorspronkelijke raming in de Miljoenennota van vorig jaar. Dit vindt zijn grondslag in de met het VBTB-proces samenhangende kwaliteitsverbetering van de ramingen, waaraan al in paragraaf 5.1 werd gerefereerd. De bijstellingen van de ramingen kunnen in de meeste gevallen dan ook worden toegeschreven aan nieuwe ramingsinformatie en aan nieuwe ramingsinzichten. Zo valt de bijstelling van de post Willekeurige afschrijving investeringen continentaal plat bijvoorbeeld toe te schrijven aan het beschikbaar komen van nieuwe informatie van de belastingdienst. De aanzienlijke bijstelling van de raming van de post Vrijstelling van rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen is gebaseerd op nieuwe inzichten in CBS-gegevens over de omvang van het binnen kapitaalverzekeringen gevormde vermogen.

5.5 Enkele aspecten van de ramingsmethodiek

Een belangrijke doelstelling van de belastinguitgavenbijlage is het verstrekken van inzicht in de budgettaire omvang van belastinguitgaven. Volledige transparantie in dit opzicht vereist dat niet kan worden volstaan met het louter verstrekken van budgettaire bedragen in tabellen, maar dat tevens inzicht wordt gegeven in de wijze waarop de raming van deze bedragen tot stand is gekomen. Om die reden is in paragraaf 5.4 van de belastinguitgavenbijlage van de miljoenennota van vorig jaar ingegaan op de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de informatie op basis waarvan belastinguitgaven worden geraamd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen (1) regelingen waarvoor jaarlijks realisatiegegevens beschikbaar komen, (2) regelingen in de loon- en inkomstenbelasting die kunnen worden geraamd met behulp van een micro-simulatiemodel en (3) overige regelingen waarvan het budgettaire belang niet direct of indirect kan worden afgeleid uit in gegevensbestanden opgenomen aangifte- of aanslaggegevens. In aanvulling hierop wordt dit jaar nader aandacht besteed aan enkele aspecten van de bij de raming van belastinguitgaven gehanteerde ramingsmethodiek. Het gaat daarbij onder meer om het verschijnsel dat een voor een belastinguitgave geraamd bedrag aan budgettaire derving (zoals opgenomen in de tabellen) niet altijd overeen behoeft te komen met de extra belastingopbrengst die resulteert bij afschaffing van die belastinguitgave en om het verschijnsel dat de budgettaire bedragen van afzonderlijk geraamde belastinguitgaven in bepaalde gevallen niet zonder meer bij elkaar opgeteld kunnen worden. De omvang van een belastinguitgave is de belastingderving die de desbetreffende belastinguitgave veroorzaakt. In de meeste gevallen is de omvang van een belastinguitgave dan ook te beschouwen als de extra belastingopbrengst die resulteert bij afschaffing van die belastinguitgave. Dit is echter niet altijd het geval. Zo is bij het instrument willekeurige of vervroegde afschrijving de omvang in voorgaande jaren van invloed op de omvang in latere jaren. Investeringen die in voorgaande jaren vervroegd zijn afgeschreven leiden in latere jaren tot lagere afschrijvingen en dus tot hogere belastingopbrengsten. De omvang van een regeling voor willekeurige afschrijving in een bepaald jaar bestaat dan ook uit het saldo van «plussen» van investeringen die in eerdere jaren vervoegd zijn afgeschreven en «minnen» van investeringen die in het desbetreffende jaar vervroegd worden afgeschreven. Wordt een regeling voor willekeurige afschrijving afgeschaft, dan vallen de «minnen» weg en blijven de «plussen» staan. Dit is de reden waarom de regelingen voor willekeurige afschrijving die per 2003 vervallen in tabel 5.4.1 voor de jaren 2004 en verder een opbrengst laten zien.

Daarnaast doet zich het verschijnsel voor dat de budgettaire bedragen van afzonderlijk geraamde belastinguitgaven niet zonder meer bij elkaar opgeteld kunnen worden. Zo heeft de progressieve tariefstructuur van de loon- en inkomstenbelasting tot gevolg dat de raming van een totaalpakket van (bestaande) belastinguitgaven hoger uit zal vallen dan de som van de ramingen van de desbetreffende belastinguitgaven afzonderlijk. Neem als voorbeeld een belastingplichtige die marginaal tegen het 42%-tarief wordt belast, met twee aftrekposten die als belastinguitgave zijn te beschouwen. Stel verder dat bij de raming van de afschaffing van de aftrekbaarheid van beide aftrekposten afzonderlijk het belastbaar inkomen marginaal tegen 42% belast blijft. Voor beide belastinguitgaven afzonderlijk geldt dan dat de budgettaire opbrengst van het afschaffen gelijk is aan 42% van de omvang van de aftrekpost. Wordt echter bij de raming aangenomen dat beide posten tegelijk niet aftrekbaar zijn, dan valt het belastbaar inkomen wellicht voor een deel in het 52%-tarief. In dat geval levert gelijktijdige afschaffing van de aftrekbaarheid van beide posten dus meer op dan de som van de extra opbrengsten bij afschaffing van de aftrekbaarheid van de afzonderlijke posten. Niet alleen de progressieve tariefstructuur maar ook de samenhang tussen de vrijstellingen in box 3 kan ertoe leiden dat de optelsom van de afzonderlijke belastinguitgaven verschilt van een raming die betrekking heeft op het totaalpakket van dezelfde regelingen. Dit kan met een eenvoudig voorbeeld inzichtelijk worden gemaakt. De budgettaire derving gemoeid met de algemene vrijstelling kan worden geraamd op 1,2% (30% van een forfaitair rendement van 4%) van de omvang van het onder die vrijstelling aangegeven vermogen. Bij de raming van de overige vrijstellingen in box 3 kan echter niet zonder meer worden uitgegaan van het onder die vrijstellingen aangegeven vermogen, aangezien rekening moet worden gehouden met mogelijke overloop naar de algemene vrijstelling. Neem als bijvoorbeeld de vrijstelling van de spaarloon- en premiespaarregelingen die met ingang van 2003 komt te vervallen. In 2002 bedraagt het vermogen dat onder deze vrijstelling wordt aangegeven 8,2 miljard. Geïsoleerd bezien zou dit - uitgaande van een effectief tarief in box 3 van 1,2% - een derving van 98 miljoen betekenen. Na afschaffing van de regeling kan echter ruim 80% van het vermogen in spaarloon- en premiespaarregelingen onder de algemene vrijstelling worden gebracht. Rekening houdend met de overloop naar de algemene vrijstelling wordt de budgettaire derving gemoeid met de vrijstelling van de spaarloon- en premieregelingen voor 2002 daarom geraamd op 19 miljoen. Zou echter worden verondersteld dat ook de algemene vrijstelling wordt afgeschaft, dan zou afschaffing van de vrijstelling van spaarloon- en premiespaarregelingen wel de volle 98 miljoen opbrengen. Beziet men het geheel van de verschillende vrijstellingen in box 3 dan ontstaat het volgende beeld. De optelsom van de in tabel 5.2.1 opgenomen bedragen voor de -afzonderlijk geraamde vrijstellingen in box 3 bedraagt 1610 mln. Wordt echter een raming gemaakt van de opbrengst van gelijktijdige afschaffing van alle vrijstellingen in box 3, dan resulteert een bedrag van 1856 miljoen, ofwel 15% meer dan de som van de afzonderlijke vrijstellingen.

5.6 Belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen

De analyse van belastinguitgaven, zoals die eind jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw op gang is gekomen, spitst zich traditioneel toe op de naar inkomen, winst en vermogen geheven belastingen. Ook in Nederland is dat het geval. Dit blijkt onder meer uit de reikwijdte van het in 1987 verschenen rapport «Belastinguitgaven in de Nederlandse inkomstenbelasting en de loonbelasting». In navolging van dit rapport beperkte ook de sinds het begrotingsjaar 1999 in de miljoenennota opgenomen bijlage over belastinguitgaven zich tot en met vorig jaar uitsluitend tot de belastinguitgaven in de loon- en inkomstenbelasting (en de vennootschapsbelasting voor zover winstbepalingen in de inkomstenbelasting tevens toepassing vinden in de vennootschapsbelasting). Dit neemt niet weg dat belastinguitgaven in principe in alle belastingsoorten kunnen voorkomen. Mede om die reden is in de belastinguitgavenbijlage van de miljoenennota van vorig jaar toegezegd om dit jaar een aanvang te maken met de inventarisatie van belastinguitgaven buiten de IB/LB/Vpb. Dit heeft met name belang voor de kostprijsverhogende belastingen die tot nu toe volledig buiten beeld zijn gebleven. In volgorde van budgettair belang betreft dit de omzetbelasting, de accijnzen (accijns van lichte olie,

accijns van minerale oliën anders dan lichte olie, tabaksaccijns, alcoholaccijns, bieraccijns en wijnaccijns), de belastingen van rechtsverkeer (overdrachtsbelasting, assurantiebelasting en kapitaalsbelasting), de belasting op personenauto’s en motorrijwielen, de belastingen op milieugrondslag (afvalstoffenbelasting, grondwaterbelasting, regulerende energiebelasting, leidingwaterbelasting en brandstoffenbelasting), de motorrijtuigenbelasting, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en enkele andere producten en de belasting op zware motorrijtuigen. Evenals bij de directe belastingen geldt voor de indirecte belastingen als uitgangspunt dat een belastinguitgave kan worden gedefinieerd als een overheidsuitgave in de vorm van een derving of een uitstel van belastingontvangsten die voortvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet (zie hiervoor de belastinguitgavenbijlage van de Miljoenennota van 1999). Evenals bij de directe belastingen kan voor de indirecte belastingen als uitgangspunt worden aangehouden dat de omschrijving van het heffingsobject, de tariefstructuur inclusief basisvrijstellingen en de vrijstellingen en overige regelingen met een uitvoeringstechnische achtergrond die doelmatigheid van de heffing tot doel hebben tot de primaire heffingsstructuur behoren. Hierbij doet zich dikwijls de vraag voor of een bepaalde vrijstelling moet worden opgevat als een nadere omschrijving van het heffingsobject (en dus als onderdeel van de primaire structuur) of als een belastinguitgave. Als richtsnoer voor de beantwoording van deze vraag is bij de in tabel 5.6.1 gemaakte inventarisatie uitgegaan van het uitgangspunt dat indien een bepaalde belasting-verminderende regeling (dat wil zeggen een regeling die in vergelijking met de situatie dat die regeling niet zou bestaan tot een lagere belastingopbrengst zou leiden, bijvoorbeeld een vrijstelling of een lager tarief) primair tot doel heeft onbeoogde effecten van de heffing weg te nemen (bijvoorbeeld voorkomen van een onbeoogde cumulatie van belastingen), deze regeling tot de primaire structuur gerekend wordt. Liggen aan een bepaalde belastingverminderende regeling daarentegen primair andere (niet-fiscale) motieven, zoals stimulering van een bepaalde sector, ten grondslag dan wordt aangenomen dat sprake is van een belastinguitgave. Onvermijdelijk is dat deze vuistregels ruimte laten voor interpretatieverschillen en dat er dus – evenals dat bij de directe belastingen het geval is – onvermijdelijk belastingverminderende regelingen zullen zijn die volgens sommigen wel en anderen niet tot de primaire heffingsstructuur gerekend moeten worden. Voor een volledige verantwoording zou dan ook strikt genomen – evenals dat voor de loon- en inkomstenbelasting gedaan is in het rapport «Belastinguitgaven in de Nederlandse inkomstenbelasting en de loonbelasting» van 1987 – voor iedere afzonderlijke belastingverminderende regeling moeten worden aangegeven welke argumenten voor en welke argumenten tegen kwalificatie van die regeling als belastinguitgave pleiten. Dit gaat het kader van deze bijlage echter te buiten.

Mede met het oog op het grote financiële belang en de specifieke systematiek van deze belasting, wordt hierna kort ingegaan op een tweetal aspecten van de primaire heffingsstructuur van de BTW. Het eerste aspect betreft de vraag hoe moet worden aangekeken tegen het verlaagde tarief. Een formeel standpunt zou zijn om het verlaagde tarief integraal tot de tariefstructuur en daarmee dus ook de primaire heffingsstructuur te rekenen. Dit standpunt gaat echter voorbij aan de realiteit dat bepaalde posten, bijvoorbeeld de arbeidsintensieve diensten, nadrukkelijk uit oogpunt van economische stimulering onder het verlaagde tarief zijn gebracht. Verdedigbaar is daarom om het verlaagde tarief alleen tot de primaire heffingsstructuur van de BTW te rekenen voorzover dit kan worden opgevat als het rekening houden met de draagkracht van belastingplichtigen. Evenals bij de loon- en inkomstenbelasting vormt het element draagkracht (evenwichtige lastenverdeling) aldus onderdeel van de primaire heffingsstructuur. Dit betreft dan de posten die betrekking hebben op de zogenoemde noodzakelijke levensbehoeften, aangezien aannemelijk is dat bij de lagere inkomens de noodzakelijke levensbehoeften een relatief grotere plaats innemen in het huishoudbudget dan bij de hogere inkomens. Bij de inventarisatie in tabel 5.6.1 is hierbij in principe uitgegaan van de posten die betrekking hebben op voedingsmiddelen en de posten in de medische sfeer. Dit neemt echter niet weg dat de afbakening van de categorie noodzakelijke levensbehoeften afhankelijk is van maatschappelijke ontwikkelingen en inzichten, zodat de hierbij aan te leggen grenzen ook ruimer of beperkter kunnen worden getrokken. Het tweede aspect betreft het verschijnsel dat een BTW-vrijstelling niet per definitie betekent dat er geen BTW-druk ontstaat. Een vrijstelling van output-BTW heeft namelijk tot gevolg dat er ook geen recht op aftrek van input-BTW (vooraftrek) bestaat. Onder omstandigheden kan, bijvoorbeeld indien de output-BTW onder het lage en de input-BTW onder het algemene BTW-tarief zou vallen, een vrijstelling per saldo tot een hogere BTW-druk leiden dan indien geen vrijstelling zou bestaan. In een dergelijk geval zou die vrijstelling dus niet aan de definitie voor belastinguitgaven kunnen voldoen, omdat geen sprake is van een derving van belastinginkomsten. Bij de raming van de BTW-vrijstellingen wordt er steeds van uitgegaan dat de primaire heffingsstructuur belastingheffing tegen het algemene BTW-tarief impliceert.

Tabel 5.6.1 bevat een overzicht van de geïnventariseerde belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen en ramingen van het daarmee gemoeide budgettaire beslag voor de jaren 2001–2003. Opgemerkt moet worden dat de voor de ramingen benodigde informatieverzameling van de belastinguitgaven in de indirecte belastingen thans nog minder ver gevorderd is dan die voor de directe belastingen. Gegeven het heterogene karakter van de indirecte belastingen is tevens (nog) geen indeling gemaakt naar functionele categorieën. Wel is getracht om binnen de verschillende belastingen een zekere functionele ordening aan te brengen. Bij de BTW en MRB is dit gedaan door functioneel verwante posten in het verlaagde tarief c.q. vrijstellingen samen te voegen.

Tabel 5.6.1 Raming van de belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen in de jaren 2001 tot en met 2003, budgettair belang op transactiebasis in miljoenen euro’s*

2001

2002

2003

Regulerende Energiebelasting

Verlaagd tarief glastuinbouw

Nihiltarief (2001/2002) c.q. verlaagd tarief (2003) groene stroom

Afdrachtvermindering duurzaam opgewekte energie

Afdrachtvermindering afvalverbrandingsinstallaties

Afdrachtvermindering warmtekrachtkoppeling

Energiepremieregeling

Teruggaaf kerkgebouwen

Teruggaaf non-profit

Omzetbelasting – verlaagd tarief

Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen

Bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d.

Kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie

Circussen, bioscopen, theaters en concerten

Sierteelt

Arbeidsintensieve diensten

Vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer)

Logiesverstrekking (incl. kamperen)

Voedingsmiddelen horeca

 

65

113

113

22

190

195

182

220

-

17

22

-

118

118

-

108

122

-

4

4

4

19

19

19

493

527

553

44

47

49

55

59

62

25

25

26

150

161

169

178

192

202

459

492

517

167

175

184

992

1 044

1 096

Tabel 5.6.1 Raming van de belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen in de jaren 2001 tot en met 2003, budgettair belang op transactiebasis in miljoenen euro’s*

2001

2002

2003

Omzetbelasting – vrijstellingen

Sportclubs

Post

Vakbonden, werkgeversorg., politieke partijen, kerken

Fondswerving

Overige vrijstellingen

Omzetbelasting – speciale regelingen

Kleine ondernemersregeling Landbouwregeling Overige speciale regelingen

Accijnzen

Verlaagd tarief kleine brouwerijen

Raffinaderijvrijstelling

Vrijstelling communautaire wateren

Vrijstelling luchtvaartuigen

Tariefdifferentiatie benzine en diesel naar zwavelgehalte

Tariefdifferentiatie tractoren en mobiele werktuigen

Laag tarief OV-bussen en huisvuilauto’s

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

Vrijstelling elektrische en hybride motorrijtuigen Teruggaaf politie, brandweer, ambulance Teruggaaf taxi’s Vrijgestelde accesoires Stimulering zuinige auto’s

Motorrijtuigenbelasting

Halftarief MRB

Kwarttarief MRB

Nihiltarief OV-bussen op LPG

Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 25 jaar

Vrijstelling taxi’s

Vrijstelling politie en brandweer

Vrijstelling reinigingsdiensten

Vrijstelling wegenbouw

Vrijstelling defensie

Overige vrijstellingen

Stimuleringsregeling schone auto’s

Verlaagde grondslag hybride (bestel)auto’s

Belasting op zware motorrijtuigen (eurovignet)

Teruggaaf internationaal gecombineerd vervoer

Overdrachtsbelasting

Vrijstelling overdracht aan de volgende generatie

Vrijstelling landinrichting

Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

Vrijstelling woningcorporaties

Vrijstelling monumenten

Vrijstelling naburige landerijen

 

107

114

120

43

46

48

129

137

144

86

91

96

n.b.

n.b.

n.b.

77

78

82

30

30

32

n.b.

n.b.

n.b.

1

1

1

12

12

12

58

60

62

155

155

155

100

105

160

127

127

127

0

0

0

1

2

4

8

8

8

16

17

18

40

18

18

-

64

-

17

18

19

34

34

34

0

0

0

68

68

68

14

14

14

7

7

7

3

3

3

2

2

2

n.b.

n.b.

n.b

1

1

1

17

65

-

20

20

20

33

26

23

4

2

2

14

7

5

47

50

-

10

10

10

36

26

22

Totaal

4 415

4 948

4 506

  • «-» = regeling is in dat jaar niet van toepassing. «0» = budgettair beslag van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

5.7 Toelichting op de belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen

Deze paragraaf bevat een toelichting op de verschillende belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen. Deze toelichting bevat een korte beschrijving van de regeling, de doelstelling van de regeling en informatie over verrichte of geplande beleidsevaluaties. Voor zover van toepassing is tevens aangegeven welk ministerie beleidsinformatie over de desbetreffende belastinguitgave in zijn begroting heeft opgenomen dan wel zal opnemen. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet altijd duidelijk is of en zo ja aan welk vakdepartement een belastinguitgave kan worden toegerekend, zodat de toerekening van een aantal belastinguitgaven nog in discussie is met verschillende vakdepartementen. De cijfers hebben betrekking op het jaar 2002. Belastinguitgaven die met ingang van 2003 zijn vervallen, zijn niet meer in de toelichting opgenomen. Voor een toelichting op deze belastinguitgaven wordt verwezen naar paragraaf 5.7 van bijlage 5 van de Miljoenennota van vorig jaar.

Verlaging lastendruk op ondernemingen

Regeling:            Zelfstandigenaftrek

Beschrijving: De zelfstandigenaftrek geldt voor een ondernemer die voldoet aan het urencriterium (1225 uur) en die aan het begin van het kalenderjaar nog geen 65 jaar is. De zelfstandigenaftrek bedraagt per 1 januari 2002 maximaal 6358 bij een winst minder dan 12 110 en neemt geleidelijk af tot 3162 bij een winst groter dan 51 620. Het stimuleren van ondernemerschap.

Doelstelling:

Ministerie:

Evaluatie:

EZ

Een duwtje in de rug, Rapportage van de werkgroep Evaluatie en herziening fiscale tegemoetkomingen en faciliteiten voor ondernemers, juli 1998.

Regeling:

Inhoud

regeling:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Extra zelfstandigenaftrek starters Startende ondernemers die in een of meer van de vijf voorgaande jaren geen ondernemers waren en bij wie in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, hebben recht op een extra zelfstandigenaftrek van 1829.

Het stimuleren van ondernemerschap en het bevorderen van de bereidheid om startersrisico te lopen. EZ

Een duwtje in de rug, Rapportage van de werkgroep Evaluatie en herziening fiscale tegemoetkomingen en faciliteiten voor ondernemers, juli 1998.

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Meewerkaftrek

Indien de partner van een ondernemer meewerkt in diens onderneming zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen, heeft de ondernemer die voldoet aan het urencriterium recht op de meewerkaftrek. Deze aftrek is afhankelijk van het aantal uren dat door de partner in de onderneming wordt gewerkt en bedraagt 1,25% van de winst indien ten minste 525 en maximaal 4% van de winst indien ten minste 1750 uur wordt meegewerkt. Fiscaal faciliëren van het verrichten van arbeid van de partner in de onderneming van de andere partner zonder de verplichting tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst. EZ

Een duwtje in de rug, Rapportage van de werkgroep Evaluatie en herziening fiscale tegemoetkomingen en faciliteiten voor ondernemers, juli 1998.

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

FOR, niet omgezet in een lijfrente De fiscale oudedagsreserve biedt ondernemers de mogelijkheid in eigen beheer een oudedagsvoorziening op te bouwen. Bij staking van de onderneming kan deze fiscale oudedagsreserve belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Voor zover dat niet gebeurt, omdat er geen behoefte bestaat aan een dergelijke oudedagsvoorziening, heeft de regeling het karakter van een belastinguitgave.

De regeling van de oudedagsreserve beoogt een einde te maken aan ongelijkheid in behandeling tussen loon-trekkenden en zelfstandigen op het gebied van de oudedagsvoorziening. EZ

Een duwtje in de rug, Rapportage van de werkgroep Evaluatie en herziening fiscale tegemoetkomingen en faciliteiten voor ondernemers, juli 1998.

Stakingsaftrek

Van met een gehele of gedeeltelijke staking van een onderneming behaalde winst is maximaal 3 620 vrijgesteld van belastingheffing. Op de in een kalenderjaar berekende stakingsaftrek wordt de in het verleden genoten stakingsaftrek in mindering gebracht. De stakingsaftrek beoogt een verzachting van belastingheffing te geven over de stakingswinst. De stakingsaftrek is de voortzetting - zij het op een lager niveau - van de stakingsvrijstelling van de Wet IB 1964. EZ Belastingen bedrijfsleven 21e eeuw, juni 1999

Doorschuiving stakingswinst

Op verzoek is doorschuiving van stakingswinst zonder belastingheffing mogelijk in het kader van overdracht van (een deel van) de onderneming in geval van overlijden, echtscheiding, overdracht van de onderneming aan alle medeondernemers die gedurende drie jaar een gezamenlijke onderneming drijven of in geval van inbreng van de onderneming in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap. De belastingplichtige voor wiens rekening de onderneming zal worden voortgezet, is verplicht de oude boekwaarden van de overgedragen vermogensbestanddelen over te nemen. In het Belastingplan 2002 is overdracht van de onderneming aan een werknemer die tenminste drie jaar in de onderneming werkt, aan de lijst toegevoegd.

Het niet in gevaar brengen van de continuïteit van de onderneming indien door de afrekening van de belasting-claim als gevolg van de bedrijfsoverdracht liquiditeitsproblemen ontstaan. EZ Belastingen bedrijfsleven 21e eeuw, juni 1999

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie:

Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Doorschuiving winst uit aanmerkelijk belang bij aandelenfusie

Over het voordeel uit de vervreemding van aandelen of winstbewijzen in het kader van een aandelenfusie hoeft bij aanmerkelijk-belanghouders geen belasting te worden geheven. De bij de aandelenfusie verkregen aandelen of winstbewijzen worden geacht tot een aanmerkelijk belang te horen. Als verkrijgingsprijs van de verworven aandelen geldt de verkrijgingsprijs van de vervreemde aandelen.

Bereiken dat voor aanmerkelijk-belanghouders de facto dezelfde doorschuifmogelijkheid bestaat als voor belastingplichtigen op wie de artikelen inzake aandelenfusie rechtstreeks van toepassing zijn. EZ

Landbouwvrijstelling

Op grond van deze regeling worden voordelen uit landbouwbedrijf die verband houden met de waardeverandering van de grond niet tot de fiscale winst gerekend, tenzij deze waardeverandering in de uitoefening van het bedrijf is ontstaan. Een waardestijging van de grond die uitgaat boven de waarde van de grond in het kader van een landbouwbedrijf is belast. Deze regeling heeft een historische achtergrond. Zie de Notitie fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid (2002). LNV Notitie fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid (2002)

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit Successiewet

Indien de onderneming na het overlijden vijf jaar wordt voortgezet, wordt de (conserverende) aanslag met betrekking tot 30% van het ondernemingsvermogen kwijtgescholden.

Bevorderen continuïteit van de onderneming.

(EZ)

De warme, de koude en de dode hand. Rapport van de werkgroep modernisering successiewetgeving, maart

2000

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek vormt tezamen met de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek de investeringsaftrek. De kleinschalig-heidsinvesteringsaftrek is een extra aftrek van een gedeelte van het investeringsvolume. Het maximumniveau bedraagt 25% bij een investeringsvolume tussen 1900 en 31 000, geleidelijk afnemend tot nihil bij een investeringsvolume van meer dan 270 000 per jaar. Voor 2002 is het percentage van 25% - geldend voor een investeringsbedrag tussen 1900 en 31 000 - met 1,5%-punt is verhoogd tot 26,5%. Bevorderen van investeringen van relatief geringe omvang, die in het algemeen gedaan zullen worden in het midden- en kleinbedrijf. EZ

Een duwtje in de rug, Rapportage van de werkgroep Evaluatie en herziening fiscale tegemoetkomingen en faciliteiten voor ondernemers, juli 1998.

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Willekeurige afschrijving starters Startende ondernemers kunnen op basis van deze regeling willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in een kalenderjaar waarover voor hen de extra zelfstandigenaftrek voor startende ondernemers van toepassing was.

Bevordering van de economische ontwikkeling en de economische structuur, daaronder begrepen de bevordering van het ondernemerschap. EZ

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie:

Evaluatie:

Willekeurige afschrijving arbo-bedrijfsmiddelen Op grond van deze regeling, die per 1 januari 1998 is ingevoerd, kan een ondernemer willekeurig afschrijven op aangewezen bedrijfsmiddelen die de arbeidsomstandigheden verbeteren.

Het stimuleren van het gebruik van bedrijfsmiddelen die de arbeidsomstandigheden verbeteren. SZW

In 2003 wordt de regeling voor de arbo-afdracht-vermindering alsmede de regeling voor willekeurige afschrijvingen arbo-bedrijfsmiddelen in de Wet inkomstenbelasting 2001 op zijn effecten geëvalueerd.

Willekeurige afschrijving films

Op grond van deze regeling, die met terugwerkende kracht per 1 januari 1998 is ingevoerd, kan een belastingplichtige met winst uit onderneming die investeert in de productie van bioscoopfilms willekeurig afschrijven op deze investering.

Bevorderen van de culturele infrastructuur EZ, OCW

Research voor Beleid, Stimuleringsmaatregel filmindustrie, tussentijdse evaluatie–eindrapport, Leiden 14 maart 2001.

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie:

Evaluatie:

Filminvesteringsaftrek

Op grond van deze regeling kan een medegerechtigde die investeert in de productie van bioscoopfilms in aanmerking komen voor een film investeringsaftrek van 47% met aangepaste desinvesteringsbijtelling. Bevorderen van de culturele infrastructuur. EZ, OCW

Research voor Beleid, Stimuleringsmaatregel filmindustrie, tussentijdse evaluatie–eindrapport, Leiden 14 maart 2001.

Regeling:            Willekeurige afschrijving zeeschepen

Beschrijving: Deze regeling biedt de mogelijkheid om vervroegd af te schrijven op zeeschepen. De regeling kan uitsluitend worden toegepast indien niet wordt gekozen voor de forfaitaire winstbepaling en bedraagt per jaar maximaal 20% van de af te schrijven aanschaffings- en voort-brengingskosten. De versnelde afschrijving is slechts mogelijk voor zover de berekening van de door de belastingplichtige behaalde winst uit zeescheepvaart zonder die afschrijving tot een positief bedrag leidt.

Doelstelling: Bevordering van de economische ontwikkeling en de economische structuur, daaronder begrepen de bevordering van het ondernemerschap.

Ministerie:          V&W

Evaluatie:            In 2002 wordt een evaluatie afgerond van de voor de zeevaart van kracht zijnde fiscale regelingen (willekeurige afschrijving zeeschepen, tonnagebelasting, afdrachtvermindering zeevaart en de zeedagenaftrek).

Regeling:             Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnage-

belasting).

Beschrijving: Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemene systeem van winstbepaling, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald aan de hand van de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald.

Doelstelling: Bevorderen van de ontwikkeling van de zeescheepvaart in Nederland

Ministerie:          V&W

Evaluatie:            In 2002 wordt een evaluatie afgerond van de doelmatig- heid en doeltreffendheid van de voor de zeevaart van kracht zijnde fiscale regelingen (willekeurige afschrijving zeeschepen, tonnagebelasting, afdrachtvermindering zeevaart en de zeedagenaftrek).

Regeling:            Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (S&O)

Beschrijving: Ondernemers die voldoen aan het urencriterium en in het kalenderjaar tenminste 625 uur hebben besteed aan werk dat bij een zogenoemde S&O-verklaring kwalificeert als speur- en ontwikkelingswerk hebben recht op een aftrek van 5145.

Doelstelling: Bevorderen van technologische vernieuwingen.

Ministerie:           EZ

Evaluatie:            Zie bij Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelings- werk (S&O)

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Vervroegde afschrijving milieu-investeringen (VAMIL). Op basis van deze regeling mag willekeurig worden afgeschreven op aangewezen milieu-investeringen. Deze regeling leidt, evenals de andere regelingen voor vervroegde afschrijving, voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. Stimulering van investeringen in nog niet algemeen gebruikte en door de minister van VROM aangewezen bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu. VROM

In 2002 zullen indicatoren worden ontwikkeld waaruit blijkt in welke mate de investeringen onder de VAMIL en MIA-regelingen bijdragen aan de vermindering van uitstoot van schadelijke stoffen.

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Energie-investeringsaftrek (EIA)

De energie-investeringsaftrek behoort tot de investeringsaftrek. Op grond van deze regeling wordt een extra aftrek op de fiscale winst verleend voor aangewezen investeringen in nieuwe energiebesparende bedrijfsmiddelen en voor de kosten van advies over energiebesparende maatregelen in gebouwen of bij processen. Bij een bedrag aan energie-investeringen in een kalenderjaar van meer dan 1 900 bedraagt de energie-investeringsaftrek 55%. Het bedrag aan energie-investeringen dat ten hoogste in aanmerking wordt genomen bedraagt indien de belastingplichtige geen onderdeel uit maakt van een samenwerkingsverband 99 000 000. Fiscaal stimuleren van investeringen in bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie. EZ, VROM

PriceWaterhouseCoopers, EIA en EINP evaluatiestudie, najaar 2001 in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken

Regeling:             Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Beschrijving: De milieu-investeringsaftek maakt onderdeel uit van de investeringsaftrek. De milieu-investeringsaftrek is een extra aftrek van het volume van milieu-investeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Bij een bedrag aan milieu-investeringen in een kalenderjaar van meer dan 1 900 bedraagt de milieu-investeringsaftrek 40% voor investeringen die behoren tot categorie I, 30% voor categorie II en 15% voor categorie III. Ook advies-kosten komen onder voorwaarden in aanmerking. Stimulering van investeringen in nog niet algemeen gebruikte en door de minister van VROM aangewezen bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu. VROM, EZ, LNV

In 2002 zullen indicatoren worden ontwikkeld waaruit blijkt in welke mate de investeringen onder de VAMIL en MIA-regelingen bijdragen aan de vermindering van uitstoot van schadelijke stoffen.

Bosbouwvrijstelling

Deze regeling houdt in dat voor- en nadelen uit bosbouw-bedrijf niet tot de winst worden gerekend. Er kan worden geopteerd voor het buiten toepassing laten van deze vrijstelling. Dit laatste is aantrekkelijk in jaren waarin bij deze activiteiten verliezen worden geleden. Indien gebruik wordt gemaakt van de optie geldt dit voor ten minste 10 jaar.

Doelstelling: Vergroting van het bosareaal.

Ministerie:           LNV

Evaluatie:            Notitie fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid (2002)

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Regeling:             Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

Beschrijving: Deze regeling voorziet in een vrijstelling van een gedeelte van de op basis van de tijdelijke regeling particulier natuurbeheer uitgekeerde subsidies. Op grond van deze regeling wordt 90% van de verkregen subsidie vrijgesteld van belastingheffing. De overige 10% wordt geacht betrekking te hebben op de te verrichten arbeid. In het voorstel van wet tot wiijziging van enige belastingwetten c.a. (vervolgwijzigingen in samenhang met de Belastingherziening 2001) wordt het vrijgestelde percentage verhoogd tot 100%. Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Doelstelling:

Ministerie:

Evaluatie:

LNV

Notitie fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid (2002)

Verlaging lastendruk op arbeid

Regeling:            Afdrachtvermindering lage lonen

Beschrijving: Werkgevers komen in aanmerking voor de afdrachtvermindering lage lonen indien zij werknemers in dienst hebben van wie het loon in het desbetreffende tijdvak niet meer bedraagt dan het toetsloon voor dat tijdvak. Deze afdrachtvermindering komt in mindering op de af te dragen loonbelasting door de inhoudsplichtige werkgever. De door de inhoudingsplichtige af te dragen premie volksverzekeringen wordt voor de toepassing hiervan gelijkgesteld met de af te dragen loonbelasting. Voor werknemers die de leeftijd van 23 jaar hebben bereikt bedraagt het toetsloon in 2002 17 576. De afdrachtvermindering lage lonen mag maximaal 2 011 in 2002 bedragen.

Stimuleren van de vraag naar laagproductieve arbeid, zodat werkgelegenheid ontstaat en behouden blijft voor laagopgeleiden die anders door de productiviteitsval buiten het arbeidsproces zouden komen te staan. SZW

NEI, Werkgelegenheidseffecten van de SPAKen de VLW, oktober 1999.

Interdepartementaal beleidsonderzoek Toekomst van het arbeidsmarktbeleid, 2001.

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling:            Afdrachtvermindering langdurig werklozen

Beschrijving: Deze afdrachtvermindering komt toe aan werkgevers die werknemers in dienst nemen die beschikken over een verklaring langdurig werkloze en van wie het loon in het desbetreffende loontijdvak niet meer bedraagt dan het toetsloon voor dat tijdvak.

Het toetsloon voor de afdrachtvermindering langdurig werklozen bedraagt 19 776 per kalenderjaar ten aanzien van een werknemer die bij aanvaarding van de dienstbetrekking de leeftijd van 50 jaar niet heeft bereikt. Voor de werknemer die bij aanvaarding van de dienstbetrekking de leeftijd van 50 wel heeft bereikt bedraagt de afdrachtvermindering langdurig werklozen met ingang van 2002 22 709 per kalenderjaar. De afdrachtvermindering bedraagt voor zowel de werknemer onder als boven de 50 jaar 2 400 per kalenderjaar.

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Bevorderen van een (blijvende) instroom van langdurig werklozen aan de onderkant van de arbeidsmarkt met als doel het stimuleren van de werkgelegenheid en vergroten van arbeidsparticipatie van mensen met een lage arbeidsproductiviteit SZW

NEI, Werkgelegenheidseffecten van de SPAK en de VLW, oktober 1999.

Interdepartementaal beleidsonderzoek Toekomst van het arbeidsmarktbeleid, 2001.

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Afdrachtvermindering onderwijs

De afdrachtvermindering onderwijs geldt voor leerlingen die de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg volgen, bepaalde studenten in het hoger beroepsonderwijs met wie een leerwerkovereenkomst is gesloten en bepaalde categorieën assistenten en onderzoekers in opleiding. De afdrachtvermindering bedraagt 2 400 per kalenderjaar. Per 2002 is deze regeling uitgebreid naar mensen zonder startkwalificatie (artikel 14, lid 1, sub e) en (per 1 augustus 2002) naar vmbo-ers. De kosten van deze uitbreidingen worden geraamd op circa 59 mln structureel. Het verruimen van het aantal leerarbeidsplaatsen door verlaging van de loonkosten met als doel het stimuleren van werkgelegenheid en vergroten van de arbeidsparticipatie van mensen met een lage productiviteit. OCW

EIM / Sociaal Beleid, Evaluatie Afdrachtvermindering onderwijs 1998, maart 2000 (Zie brief aan de Tweede Kamer van 12 juli 2001, OCW 0000845)

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Afdrachtvermindering kinderopvang De afdrachtvermindering kinderopvang heeft betrekking op de kosten van opvang van kinderen, pleegkinderen en stiefkinderen (van werknemers) die jonger dan 13 jaar zijn. Indien een werkgever kosten maakt voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 13 jaar van zijn werknemers, dan heeft hij recht op een vermindering van afdracht loonbelasting ter grootte van 30% van die kosten. Indien de kinderopvang bij de werknemer thuis plaatsvindt, is het bedrag waarover de vergoeding wordt berekend gemaximeerd op 8 800. Werkgevers te stimuleren mogelijkheden te creëren voor kinderopvang. SZW, VWS

Belastingen en premies, Een verkenning naar nieuwe mogelijkheden vanuit het belastingstelsel 2001 (2001)

Afdrachtvermindering zeevaart

Deze vermindering beloopt met betrekking tot zeevarenden die aan de loonbelasting zijn onderworpen 40% van het in het loontijdvak verdiende loon, en 10% voor zeevarenden die niet zijn onderworpen aan de loonbelasting maar wel premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen.

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie:

Verlichten van de loonkosten van de Nederlandse zeescheepvaart en bijdragen aan het behoud van een vloot onder Nederlandse vlag met de daaraan verbonden werkgelegenheid. V&W

In 2002 wordt een evaluatie afgerond naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de voor de zeevaart van kracht zijnde fiscale regelingen (willekeurige afschrijving zeeschepen, tonnagebelasting, afdrachtvermindering zeevaart en de zeedagenaftrek).

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O)

De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk is van toepassing op werknemers die direct betrokken zijn bij speur- en ontwikkelingswerk. De afdrachtvermindering bedraagt 40% van het S&O-loon van die werknemers. Als het S&O-loon per kalenderjaar meer bedraagt dan 90 756, dan bedraagt de vermindering 13% van het loon. Per inhoudingsplich-tige mag de afdrachtvermindering maximaal 7 941 154 bedragen. Per 1 januari 2001 is de S&O-regeling uitgebreid voor startende ondernemers (zowel zelfstandigen als ondernemingen). Deze starters komen onder voorwaarden in aanmerking voor een S&O-tegemoet-koming van 70% in plaats van de gebruikelijke 40%. Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven EZ

De maatschappelijke kosten en baten van technologiesubsidies zoals de WBSO, juli 2001, CPB (CPB Document no 008).

S&O-afdrachtvermindering, juni 2002. IBO Technologiebeleid, juni 2002.

Afdrachtvermindering arbobedrijfsmiddelen non-profitsector

De arbo-afdrachtvermindering is sinds 1 januari 2001 van toepassing met betrekking tot de aanschaffings- of voortbrengingskosten van arbo-bedrijfsmiddelen voor bij de inhoudingsplichtige werkzame personen indien en voorzover de inhoudingsplichtige niet is onderworpen aan IB of Vpb en de kosten niet in die hoedanigheid zijn gemaakt.

De afdrachtvermindering is 3,5% van het bedrag dat de inhoudingsplichtige heeft betaald ter zake van de aanschaffing of voortbrenging van arbo-bedrijfsmiddelen, verminderd met de door de inhoudingsplichtige van derden ontvangen of nog te ontvangen bedrage ter zake van de arbo-bedrijfsmiddelen. Stimuleren van instellingen en organisaties in de non-profit sector om te investeren in bedrijfsmiddelen in het belang van de arbeidsomstandigheden van hun werknemers. SZW

Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Na verloop van 2 jaar zal deze regeling (en de willekeurige afschrijving voor arbo-bedrijfsmiddelen in de IB 2001) worden geëvalueerd. Aan de hand van deze evaluatie zal aan de Staten-Generaal een oordeel worden voorgelegd over de afschaffing dan wel voortzetting van de arbo-afdrachtvermindering en de willekeurige afschrijving met ingang van 2004.

Afdrachtvermindering scholingskosten non-profitsector Deze faciliteit geldt voor werkgevers die niet zijn onderworpen aan de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting en die kosten van scholing hebben gemaakt ten behoeve van bij hen werkzame personen. Deze regeling is een aanvulling op, en vergelijkbaar met de bestaande scholingsaftrek voor de profit-sector. De afdrachtvermindering scholing nonprofit bedraagt in beginsel 12% van de scholingskosten. Als de totale scholingskosten lager zijn dan 124 000 geldt voor de eerste 30 000 een afdrachtvermindering van 19% in plaats van 12%. De afdrachtvermindering wordt verhoogd met 14% van de scholingskosten die betrekking hebben op personen van 40 jaar of ouder. De afdrachtvermindering wordt tevens verhoogd met 7% van het bedrag dat de inhoudingsplichtige heeft betaald voor scholing die is gericht op het op een startkwalificatieniveau brengen van personen die dat niveau missen. De afdrachtvermindering bedraagt per werkgever maximaal 794 115 per kalenderjaar. Stimulering van investeringen in scholing van werknemers in de non-profitsector. EZ, OCW, SZW

Regeling:             Scholingsaftrek

Beschrijving: Deze regeling geeft ondernemingen recht op een extra aftrek op de fiscale winst ter hoogte van 40% de eerste 30 000 aan gemaakte kosten en lasten van scholing, mits de kosten en lasten in totaal niet meer bedragen dan 124 000. Voor de overige kosten en lasten van scholing geldt een verlaagd tegemoetkomingspercentage van 20%. Het tegemoetkomingspercentage wordt verhoogd met 40% indien de kosten van scholing betrekking hebben op in de onderneming werkzame personen van 40 jaar en ouder. De scholingsaftrek wordt tevens verhoogd met 20% van de kosten en lasten die betrekking hebben op bij ministeriële regeling aangewezen vormen van scholing die zijn gericht op het op startkwalificatieniveau brengen van in de onderneming werkzame personen. De scholingsaftrek bedraagt maximaal 2 390 000.

Doelstelling: Stimuleren van investeringen in scholing door werknemers van middelgrote en kleine bedrijven.

Ministerie:           EZ, OCW

Evaluatie:            Gebruik en effecten van de scholingsaftrek, determinan- ten van deelname aan scholing (Leuven en Oosterbeek, oktober 2001), in opdracht van het ministerie van EZ uitgevoerd door SCHOLAR en SEOR. Evaluatie «Scholing van werkenden», 2001

Regeling:             Carpoolregeling

Beschrijving: De carpoolregeling houdt met ingang van 1 januari 2002 in dat indien een carpooler een vergoeding van maximaal 0,28 per kilometer krijgt voor regelmatig woon-werk-verkeer en ander vervoer per auto (niet per taxi of ter beschikking gestelde auto) deze belastingvrij is. Voorzover deze vergoeding uitkomt boven de maximaal vrijgestelde vergoeding voor woon-werkverkeer voor een werknemer die alleen reist, is deze regeling aan te merken als een belastinguitgave.

Doelstelling: Fiscaal stimuleren carpoolen.

Ministerie:          VROM

Evaluatie:            Research voor Beleid, Evaluatie Fiscale Carpoolregelin-

gen, 2 mei 2001. Het volledige rapport is opgenomen in de bijlage van de notitie Fiscale aspecten mobiliteit (Kamerstuk 27 829).

Regeling:            Zeedagenaftrek

Beschrijving: De zeedagenaftrek is een forfaitaire kostenaftrek voor zeelieden die in verband met werkzaamheden doorgaan ten minste van 180 dagen per jaar aan boord van een zeeschip of in een buitenlandse have of havenplaats hebben doorgebracht. Deze aftrek bedraagt 4 per zeedag.

Doelstelling: Bijdragen aan het behoud van een vloot onder Nederlandse vlag met de daaraan verbonden werkgelegenheid.

Ministerie:          V&W

Evaluatie:            In 2002 wordt een evaluatie afgerond naar de doelmatig- heid en doeltreffendheid van de voor de zeevaart van kracht zijnde fiscale regelingen (willekeurige afschrijving zeeschepen, tonnagebelasting, afdrachtvermindering zeevaart en de zeedagenaftrek).

Regeling:             Vakantiebonnen

Beschrijving: In de bouw en enkele andere bedrijfssectoren kunnen werknemers bij iedere loonbetaling vakantiebonnen ontvangen. Deze bonnen, die in plaats komen van de betaling van vakantiebijslag en van het loon over de vakantieperiode, kunnen gedeeltelijk worden vrijgesteld van belasting- en premieheffing. Dit is in beginsel niet meer mogelijk. Op grond van een overgangsregeling is de vrijstelling van toepassing indien de verstrekking van de vakantiebonnen verplicht is gesteld bij een CAO of op grond van een regeling van een publiekrechtelijk orgaan die reeds op 31 december 1996 is ingegaan. Het percentage van de nominale waarde van deze vakantiebonnen dat thans voor heffing in aanmerking wordt genomen bedraagt in 2002 85%. De belastinguitgave bestaat uit het deel van de vakantiebonnen dat niet in de heffing wordt betrokken.

Doelstelling: Vakantiebonnen zijn ontstaan in sectoren waarin van oudsher veel kortdurende dienstverbanden worden gesloten. Door de frequente wisseling van werkgever ontvangen werknemers in deze sectoren tijdens vakantie-en feestdagen geen loon. Om deze werknemers toch van inkomen gedurende deze dagen te voorzien, ontvangen zijn van hun werkgever vakantiebonnen die tijdens vakantie- of feestdagen bij een centraal fonds verzilverd kunnen worden.

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

SZW

Verkenning Belastingen en Premies (2001)

Arbeidskorting voor ouderen

Voor ouderen vanaf 57 jaar geldt vanaf 1 april 2002 een hogere arbeidskorting dan de gebruikelijke arbeidskorting van 949. De arbeidskorting van personen 57, 58 en 59 jaar is 1 119, van 60 of 61 jaar 1 289 en van 62, 63 en 64 jaar 1 460.

Bevorderen arbeidsparticipatie van oudere werknemers, waardoor deze categorie werknemers langer aan het werk blijft. SZW

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

Regeling:            Algemene vrijstelling forfaitair rendement

Beschrijving: Vermogen tot een bedrag van ten hoogste 18 146 is vrijgesteld van de forfaitaire rendementsheffing. Op gezamenlijk verzoek kan een belastingplichtige het heffingvrij vermogen aan de partner overdragen. Het heffingvrij vermogen van ouders die het gezag uitoefenen over een minderjarig kind wordt per minderjarig kind verhoogd met een kinderkorting van 2422. Voor 65-plussers met een heffingsgrondslag na aftrek van het heffingvrij vermogen van ten hoogste 240 166 geldt een ouderentoeslag. De hoogte hiervan is afhankelijk van de hoogte van het inkomen uit werk en woning, en varieert van maximaal 24 020 tot nihil bij een inkomen uit werk en woning van meer dan 17 079.

Doelstelling: De regeling van het vrijstellen van een beperkt vermogen is vergelijkbaar met de rente- en dividendvrijstelling onder de Wet IB 1964. Oorspronkelijke doelstelling van de rentevrijstelling was rekening houden met inflatie en het - uit oogpunt van doelmatigheid - bevorderen dat voor een groter aantal belastingplichtigen de loonbelasting eindheffing is. Oorspronkelijke doelstelling van de dividendvrijstelling was het verbeteren van de vermogenspositie van het Nederlandse bedrijfsleven. De ouderentoeslag biedt compensatie voor het feit dat ouderen met een laag arbeidsinkomen worden geconfronteerd met een belastingverhoging door het feit dat het tarief over de voordelen uit sparen en beleggen is vastgesteld op 30%.

Ministerie:

Evaluatie:            Evaluatie forfaitaire rendementsheffing (2003)

Regeling:             Kindertoeslag forfaitair rendement

Beschrijving:      Zie bij «Algemene vrijstelling forfaitair rendement»

Doelstelling:       Zie bij «Algemene vrijstelling forfaitair rendement»

Ministerie:          SZW

Evaluatie:            Evaluatie forfaitaire rendementsheffing (2003)

Regeling:             Ouderentoeslag forfaitair rendement

Beschrijving:      Zie bij «Algemene vrijstelling forfaitair rendement»

Doelstelling:       Zie bij «Algemene vrijstelling forfaitair rendement»

Ministerie:          SZW

Evaluatie:            Evaluatie forfaitaire rendementsheffing (2003)

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling:

Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie:

Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Vrijstelling bos- en natuurterreinen en landgoederen forfaitair rendement

Deze regeling dient ter vervanging van de vrijstelling van inkomsten uit bosbezit, en houdt in dat van de grondslag voor de forfaitaire rendementsheffing de volgende bezittingen zijn uitgezonderd: bossen, bepaalde natuurterreinen, en als zodanig aangewezen landgoederen in de zin van de Natuurschoonwet met uitzondering van gebouwde eigendommen.

Stimuleren behoud en ontwikkeling van bossen, natuurterreinen en landgoederen. LNV Evaluatie forfaitaire rendementsheffing (2003)

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap

forfaitair rendement

Voorwerpen van kunst en wetenschap zijn vrijgesteld van de grondslag van de forfaitaire rendementsheffing, tenzij zij hoofdzakelijk als belegging dienen.

Voorkomen dat de heffing over dit soort voorwerpen een negatieve invloed zou hebben op het koopgedrag van particulieren. Een uitzondering wordt gemaakt voor voorwerpen van kunst en wetenschap die hoofdzakelijk te belegging worden aangehouden, aangezien een vrijstelling hiervoor een onrechtmatige bevoordeling zou zijn ten opzichte van andere beleggingen.

OCW

Evaluatie forfaitaire rendementsheffing (2003)

Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement De vrijstelling groen beleggen vormt tezamen met de vrijstelling sociaal-ethisch beleggen de vrijstelling maatschappelijk beleggen. Op grond van deze regeling wordt het rendement dat wordt behaald op zogenoemde groene beleggingen, indien als zodanig erkend, vrijgesteld van belastingheffing. Het stimuleren van groene projecten. VROM Evaluatie forfaitaire rendementsheffing (2003)

Vrijstelling sociaal-ethisch beleggen forfaitair rendement

De vrijstelling sociaal-ethisch beleggen vormt tezamen met de vrijstelling groen beleggen de vrijstelling maatschappelijk beleggen. Op grond van deze regeling wordt het rendement dat wordt behaald op zogenoemde sociaal-ethische beleggingen, indien als zodanig erkend,

vrijgesteld van belastingheffing. Sociaal-ethische beleggingen zijn beleggingen waarbij via sociaal-ethische fondsen wordt geïnvesteerd in specifieke aangewezen projecten in ontwikkelingslanden.

Stimuleren van beleggen in sociaal-ethische fondsen waarbij wordt geïnvesteerd in specifieke aangewezen projecten in ontwikkelingslanden.

BUZA

Evaluatie forfaitaire rendementsheffing (2003)

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling:

Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling:

Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Vrijstelling durfkapitaal voor culturele beleggingen

forfaitair rendement

De vrijstelling voor culturele beleggingen vormt samen met de directe en indirecte beleggingen in durfkapitaal de vrijstelling durfkapitaal. Culturele beleggingen zijn tot het voor het gezamenlijk voor beleggingen in durfkapitaal geldende maximum van 48 441 vrijgesteld voor de forfaitaire rendementsheffing. Culturele beleggingen zijn aandelen in, winstbewijzen van en geldleningen aan bij ministeriële regeling aangewezen cultuurfondsen.

Stimulering van beleggingen in culturele projecten die inkomsten genereren, zoals verbouwingen van musea die een toegangsprijs vragen.

OCW

Evaluatie forfaitaire rendementsheffing (2003)

Vrijstelling voor directe en indirecte beleggingen in

durfkapitaal forfaitair rendement

De vrijstelling stelt beleggingen in durfkapitaal (direct dan wel indirect, via bepaalde fondsen) vrij van de forfaitaire rendementsheffing.

Het stimuleren van investeringen in bedrijven van startende ondernemers en het bevorderen van de ondernemingszin.

EZ

Evaluatie forfaitaire rendementsheffing (2003)

Vrijstelling rechten op begrafenisuitkeringen forfaitair rendement

Rechten op prestaties uit levensverzekering in verband met het overlijden van de belastingplichtige zijn vrijgesteld van de rendementsgrondslag in box III tot een maximum van 5885. De prestaties kunnen de vorm hebben van een kapitaalsuitkering of een uitkering in natura (het verzorgen van de uitvaart van de verzekeringnemer.

Voor het vrijstellen van rente begrepen in begrafenisverzekeringen van beperkte omvang zijn destijds aangevoerd sociale overwegingen en de overweging dat dergelijke uitkeringen een geringe maatschappelijke waardering hebben.

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen Kapitaalverzekeringen die niet zijn gekoppeld aan de eigen woning en uiterlijk 14 september 1999 zijn afgesloten zijn vrijgesteld van heffing in box 3 tot een bedrag van maximaal 123 428 per persoon. Dit maximum wordt niet geïndexeerd. Voor belastingplichtigen met een partner geldt een dubbele vrijstelling. De belastingplichtige mag er voor kiezen de kapitaalverzekering alsnog aan de eigen woning te koppelen. In dat geval geldt de vrijstelling in box 1 (met een jaarlijks geïndexeerd maximum). Kapitaalverzekeringen die niet zijn gekoppeld aan de eigen woning en die na 14 september 1999 zijn afgesloten, worden in beginsel belast in box 3.

Tevens is rente begrepen in de kapitaalsuitkering met betrekking tot een kapitaalverzekering eigen woning vrijgesteld van heffing in box 1 als de kapitaalsuitkering niet meer bedraagt dan 129 500 per persoon en gedurende tenminste 20 jaar jaarlijks premie wordt betaald. Belastingplichtigen met partner kunnen beide gebruik maken van de vrijstelling, waardoor zij samen recht hebben op een vrijstelling van 259 000. Wordt gedurende tenminste 15 jaar premie betaald, dan zijn de kapitaalsuitkeringen tot 29 400 per persoon vrijgesteld. De maxima van de vrijstellingen worden jaarlijks geïndexeerd.

Stimulering eigenwoningbezit voor zover de vrijstelling van rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen is gekoppeld aan de eigen woning.

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Gedeeltelijke vrijstelling inkomsten uit kamerverhuur Inkomsten uit verhuur van woonruimte, die geen zelfstandige woonruimte vormt en onderdeel is van het hoofdverblijf van de verhuurder, zijn vrijgesteld tot een bedrag van 3493 per jaar. Voor toepassing van de vrijstelling is vereist dat zowel de huurder als de verhuurder op het woonadres staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Het vrijgestelde bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met de huurontwikkeling. Het vergroten van het particuliere kameraanbod, met name voor studenten. VROM

Regeling:            Aftrek kosten monumentenwoning

Beschrijving: In de Wet IB 2001 is een bijzondere regeling voor monumentenwoningen bij de persoonsgebonden aftrek

(hoofdstuk 6) opgenomen.

  • • 
    indien het een eigen woning betreft, kunnen de kosten, lasten en afschrijvingen van monumentenwoningen (niet zijnde renten van schulden, kosten van geldleningen en periodieke betalingen ingevolge de rechten van erfpacht, opstal of beklemming) in aftrek worden gebracht voor zover ze een bepaalde drempel overschrijden. Deze drempel bedraagt 1,1% van de waarde van de woning, met dien verstande dat deze drempel niet minder dan 136 en niet meer dan

11 450 bedraagt.

  • • 
    indien het een onroerende zaak betreft die in de heffingsgrondslag bij sparen en beleggen wordt betrokken, kunnen de onderhoudskosten in aftrek worden gebracht, verminderd met 4% van de waarde van de onroerende zaak in het economisch verkeer.

De woning dient te zijn ingeschreven in de registers zoals bedoeld in de artikelen 6 en 7 van de Monumentenwet

1988. Doelstelling: Behoud van het culturele erfgoed. Ministerie:          OCW

Evaluatie:            Eind 2001 is een nota van OCW naar de Tweede Kamer gegaan («Monumenten uit de steigers»).

Regeling:             Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal

Beschrijving: De persoonsgebonden aftrekpost geeft de mogelijkheid verliezen geleden op beleggingen in durfkapitaal in aftrek te brengen op respectievelijk inkomsten uit werk en woning, inkomsten uit box 3 en inkomsten uit aanmerkelijk belang (in die volgorde).

Doelstelling: Het stimuleren van investeringen in bedrijven van startende ondernemers en het bevorderen van de ondernemingszin.

Ministerie:           EZ

Evaluatie:            Evaluatie forfaitaire rendementsheffing (2003)

Overige regelingen

Regeling:             Vrijstelling bepaalde uitkeringen

Beschrijving: In het algemeen rekent de inkomstenbelasting periodieke uitkeringen van publiekrechtelijke aard tot de inkomsten. Deze inkomsten zijn in beginsel aan de belastingheffing onderworpen. In bepaalde gevallen worden deze uitkeringen vrijgesteld van belastingheffing, voornamelijk uit uitvoeringstechnisch oogpunt. Het gaat hierbij om de volgende posten: bijzondere bijstand, individuele huursubsidie, tegemoetkoming studiekosten o.g.v. de wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en subsidies ter bevordering van het eigen woningbezit (BEW-subsidies).

Doelstelling: De defiscalisering van deze regelingen berust primair op doelmatigheidsoverwegingen.

Ministerie:          (VROM, SZW, OCW)

Evaluatie:           

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie:

Evaluatie:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Regeling:

Beschrijving:

Doelstelling:

Ministerie: Evaluatie:

Aftrek afkoopsommen echtscheidingsuitkering Betaalde afkoopsommen ter zake van de verplichting tot voorziening in het levensonderhoud van de gewezen echtgenoot worden als persoonsgebonden aftrek voor in aanmerking genomen.

Rekening houden met draagkracht. Anders dan de aftrekbaarheid van (periodieke) alimentatie-uitkeringen is deze regeling destijds echter niet tot de primaire heffingsstructuur gerekend, omdat sprake is van een bedrag ineens dat het karakter heeft van een kapitaalsuitgave. (SZW)

Aftrek voor scholingsuitgaven (tot 2001 studiekosten) Uitgaven ter zake van de opleiding of studie voor een beroep zijn aftrekbaar als persoonsgebonden aftrekpost voor zover het gezamenlijke bedrag hoger is dan 599 met een maximum van 15 000. Vergroting Nederlandse kennisinfrastructuur. OCW

Giftenaftrek

Met schriftelijke bescheiden gestaafde giften aan binnen het Rijk gevestigde kerkelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke en het algemeen nut beogende instellingen zijn aftrekbaar. De aftrek bedraagt maximaal 10% van het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek (inkomstenbelasting) of 6% van de winst (vennootschapsbelasting). Voor giften in de vorm van lijfrenten geldt geen maximum (inkomstenbelasting). Hierbij is echter vereist dat de gift geschiedt op basis van een bij notariële akte vastgelegde verplichting om gedurende ten minste 5 jaren schenkingen te doen.

Bevorderen van schenkingen aan charitatieve, kerkelijke, levensbeschouwelijke, culturele, wetenschappelijke en het algemeen nut beogende instellingen.

Faciliteiten Successiewet algemeen nut beogende

instellingen

Voor algemeen nut beogende instellingen geldt naast een algemene drempelvrijstelling van 7 996 per verkrijging een afzonderlijk tarief van 11%. Daarnaast is er nog een aantal specifieke vrijstellingen voor diverse algemeen nut beogende instellingen.

Bevorderen van schenkingen aan charitatieve, kerkelijke,

levensbeschouwelijke, culturele, wetenschappelijke en het algemeen nut beogende instellingen.

De warme, de koude en de dode hand. Rapport van de werkgroep modernisering successiewetgeving, maart 2000

Regeling:             Tijdelijke verhoging algemene heffingskorting (o.a. voor

alfahulpen)

Beschrijving: De invorderingsvrijstelling is per 2001 onderdeel van de heffingskorting en is vormgegeven als een tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting voor een belastingplichtige die belastbare winst uit onderneming geniet en geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek en voor een belastingplichtige die resultaat uit overige werkzaamheden heeft. Omdat zelfstandigen via een verhoging van de zelfstandigenaftrek al zijn gecompenseerd voor het vervallen van de invorderingsvrijstelling, is de overgangsregeling zodanig vormgegeven dat zelfstandigen daarvan worden uitgezonderd. Deze regeling loopt in 5 jaar geleidelijk af (2001: 100%, 2002: 80%, , 2005: 20%, 2006: 0%).

In het voorstel van wet tot wijziging van enige belastingwetten c.a. (vervolgwijzigingen in samenhang met de Belastingherziening 2001) is opgenomen dat de inkomensgrens die geldt voor toepassing van de tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting zal worden geïndexeerd.

Doelstelling: Oorspronkelijk was de invorderingsvrijstelling een compensatie voor belastingplichtigen die geen recht hadden op de belastingvrije som of de zelfstandigenaftrek. Per 2001 is het doel het opvangen van inkomensgevolgen ten opzichte van de situatie voor de belastingherziening 2001.

Ministerie:          VWS

Evaluatie:           

5.8 Toelichting op de belastinguitgaven in de kostprijs-verhogende belastingen

Deze paragraaf bevat een korte toelichting op de belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen. Deze toelichting bevat een korte beschrijving en de doelstelling van de regeling. Daar waar de inhoud van de regeling – gelet op het eenvoudige karakter daarvan – voor zich spreekt, is het onderdeel beschrijving achterwege gelaten. Het niet opnemen van de vermelding van het betrokken vakdepartement en informatie over evaluaties hangt samen met het feit dat bij de belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen dit jaar nog geen toerekening aan vakdepartementen heeft plaatsgevonden. Vanaf het begrotingsjaar 2004 zal deze informatie wel worden verstrekt. Evenals in paragraaf 5.7 zijn geen toelichtingen opgenomen van belastinguitgaven die per 2003 zijn vervallen.

Regulerende Energiebelasting (REB)

Regeling:             Verlaagd tarief glastuinbouw

Beschrijving: Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt een lager tarief van de REB dan voor het overige gasverbruik.

Dit tarief is 1,37% van het normale tarief (per 1 januari

2002). Doelstelling: Voorkomen concurrentienadeel voor glastuinbouw.

Regeling:            Nihiltarief c.q. verlaagd tarief groene stroom

Beschrijving:

Doelstelling:

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Voor duurzaam opgewekte elektriciteit («groene stroom») en aardgas afkomstig uit omzetting van biomassa geldt een nihiltarief voor de REB. Met ingang van 2003 worden de nihiltarieven omgezet in verlaagde tarieven. Stimuleren van duurzame energie door prijsverschillen tussen duurzame en niet-duurzame energie te verkleinen dan wel weg te nemen.

Teruggaaf kerkgebouwen

Voor kerkgebouwen die nog als kerk worden gebruikt kan de helft van de betaalde REB worden teruggevraagd. Compenseren van beheerders van kerkgebouwen voor het feit dat het relatief moeilijk is om in kerkgebouwen aan energiebesparing te doen en het feit dat kerken omdat zij relatief weinig betaald personeel hebben en niet Vpb-plichtig zijn relatief weinig profiteren van terugsluis van de REB in de vorm van verlaging van de lasten op arbeid en de Vpb.

Regeling:             Teruggaaf non-profitinstellingen

Beschrijving: Non-profitinstellingen kunnen de helft van de betaalde REB terugvragen.

Doelstelling: Compenseren van non-profitinstellingen voor het feit dat zij, omdat zij relatief weinig betaald personeel hebben en niet Vpb-plichtig zijn, relatief weinig profiteren van terugsluis van de REB in de vorm van verlaging van de lasten op arbeid en de Vpb.

Omzetbelasting – verlaagd tarief

Regeling:            Verlaagd tarief boeken, tijdschriften, week- en dagbladen

Verlaagd tarief bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d. Verlaagd tarief kermissen, attractieparken, sportwedstrijdenen -accommodatie Verlaagd tarief circussen, bioscopen, theaters en concerten

Doelstelling: Bevorderen van cultuur, recreatie en sport

Regeling:            Verlaagd tarief sierteelt

Doelstelling: Stimuleren van binnenlandse vraag naar sierteelt.

Regeling:            Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

Beschrijving: Verlaagd BTW-tarief voor diensten van: kappers,

fietsenmakers, schoenmakers, kleermakers en schilders/

stukadoors met betrekking tot woningen ouder dan 15

jaar Doelstelling: Bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren.

Regeling:            Verlaagd tarief vervoer van personen (w.o. openbaar

vervoer) Doelstelling: Stimuleren openbaar vervoer.

Regeling:            Verlaagd tarief logiesverstrekking (incl. kamperen)

Verlaagd tarief voedingsmiddelen horeca Doelstelling: Stimuleren toerisme.

Omzetbelasting - vrijstellingen

Regeling:             Vrijstelling sportclubs

Beschrijving: Vrijgesteld zijn de diensten door niet winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen aan hun leden.

Doelstelling: Stimuleren van sportbeoefening.

Regeling:             Vrijstelling post

Beschrijving: Vrijgesteld zijn diensten, bestaande uit brieven tot een bepaald gewicht en de daarmee gepaard gaande leveringen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Postwet die worden verricht door TPG. Door de jaren heen is de vrijstelling steeds verder beperkt. Op Europees niveau bestaat het streven deze diensten in de toekomst geheel te liberaliseren. Daarmee zal ook de vrijstelling verdwijnen.

Doelstelling: Het voorkomen van administratieve moeilijkheden.

Regeling:             Vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke

partijen en kerken

Beschrijving: Vrijgesteld zijn de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie.

Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen.

Regeling:             Vrijstelling fondswerving

Beschrijving: Vrijstelling van bijkomstige activiteiten van vrijsgestelde organisaties en instellingen, die zij ontplooien ter werving van de voor hun vrijgestelde doelstelling benodigde middelen. Om te waarborgen dat deze prestaties geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen veroorzaken, is de vrijstelling beperkt tot omzetgrenzen van 68 067 per jaar voor leveringen en 22 689 per jaar voor diensten.

Doelstelling: Voorkomen dat vrijgestelde organisaties en instellingen voor het verrichten van nevenactiviteiten van relatief bescheiden omvang in de heffing worden betrokken.

Omzetbelasting - Speciale regelingen

Regeling:             Kleine ondernemersregeling

Beschrijving: Ingeval de jaarlijks af te dragen BTW een bepaald bedrag niet te boven gaat, kan afdracht achterwege blijven. Voorts kunnen ondernemers die onder de regeling vallen ook geheel van hun administratieve verplichtingen worden ontheven. In dat geval mogen zij de omzetbelasting niet als afzonderlijke post op de facturen aan hun afnemers vermelden.

Doelstelling: Vermindering van administratieve lasten voor kleine ondernemers.

Regeling:            Landbouwregeling

Beschrijving: Landbouwers die opteren voor de landbouwregeling brengen hun afnemers geen BTW in rekening en hebben geen recht op aftrek van voorbelasting. De afnemers (ondernemers) van deze landbouwers hebben niettemin recht op aftrek van een forfaitair BTW-bedrag (landbouw-forfait). Hiermee vindt forfaitaire compensatie plaats voor de in de verkoopprijs verdisconteerde niet aftrekbare BTW die de landbouwer over zijn inkopen heeft betaald.

Doelstelling: Vermindering van administratieve lasten, met het oog op de speciale positie van landbouwers destijds – bij invoering van de regeling – binnen de maatschappij.

Accijnzen

Regeling: Beschrijving:

Doelstelling:

Verlaagd tarief kleine brouwerijen Bier afkomstig van kleine brouwerijen – productie niet meer dan 200 000 hl bier per jaar – heeft een vermindering op het tarief van 7,5%.

Tot 1994 werd de bieraccijns geheven over het halffabrikaat wort. In verband met de verliezen die optraden in het productieproces gold een gestaffeld tarief afhankelijk van de productieomvang als compensatie voor die verliezen. Bij de invoering van de heffing op het eindproduct verviel deze ratio. Niettemin is destijds besloten een speciale regeling voor kleine brouwerijen te handhaven.

Regeling:            Raffinaderijvrijstelling

Beschrijving: Minerale oliën die worden verbruikt als brandstof bij de productie van minerale oliën worden geacht niet uitgeslagen te zijn (worden niet aangemerkt als «eigen verbruik»). Deze uitzondering is vastgelegd in artikel 4, derde lid, van richtlijn 92/81/EEG i (de zogenoemde structuurrichtlijn minerale oliën). Voor 1993 bestond er een buitenwettelijke vrijstelling, verleend ter voorkoming van internationale concurrentieverstoring (ook andere lidstaten hadden een dergelijke richtlijn). Vanaf 1 januari 1993 is het niet aanmerken als uitslag verplicht vastgelegd in de communautaire regelgeving. Voorkoming van verstoring internationale concurrentieverhoudingen.

Vrijstelling communautaire wateren Vrijgesteld zijn minerale oliën die worden gebruikt voor de aandrijving van schepen tijdens de vaart over communautaire (binnen)wateren. De vrijstelling is vanaf 1 januari 1993 gegrond op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 92/81/EEG i (de zogenoemde structuurrichtlijn minerale oliën). Het gaat om een voor de lidstaten facultatieve vrijstelling die in verschillende lidstaten voorkomt. Een aantal lidstaten waaronder Nederland heeft ingevolge de Akte van Mannheim en het Scheldetractaat de verplichting om ten behoeve van de vaart over binnenwateren (alle denkbare routes over de Rijn en tussen de Rijn en de zee) vrijstelling van belasting te verlenen voor de brandstof die door de (binnen)sche-pen wordt verbruikt. Doelstelling: Voorkoming van verstoring internationale concurrentieverhoudingen.

Doelstelling:

Regeling: Beschrijving:

Regeling:             Vrijstelling luchtvaartuigen

Beschrijving: Vrijgesteld zijn minerale oliën die worden gebruikt voor de aandrijving van luchtvaartuigen. De vrijstelling is vanaf 1 januari 1993 gegrond op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn 92/81/EEG i (de zogenoemde structuurrichtlijn minerale oliën). Het gaat om een verplichte vrijstelling. Op grond van internationale verdragen is het internationale luchtverkeer vrijgesteld. Binnenlandse vluchten zouden kunnen worden belast. Intra-communautaire vluchten kunnen alleen worden belast als de vrijstelling in EU-verband wordt afgeschaft.

Doelstelling: Voorkoming van verstoring internationale concurrentieverhoudingen (verplichte vrijstelling op grond van internationale verdragen).

Regeling:             Tariefdifferentiatie benzine en diesel naar zwavelgehalte

Beschrijving: Voor benzine (met ingang van 1 oktober 2002) en dieselolie met een laag zwavelgehalte geldt een lager tarief (tijdelijk tot 2005). Doelstelling: Bevorderen van laagzwavelige motorbrandstoffen uit oogpunt van milieuoverwegingen.

Regeling:             Tariefdifferentiatie tractoren en mobiele werktuigen

Beschrijving: Voor dieselolie geldt een tariefdifferentiatie naar gelang het gebruik als motorbrandstof door het wegverkeer (de zogenoemde blanke dieselolie) en het gebruik anders dan door het wegverkeer (verwarming en gebruik buiten de weg; de zogenoemde rode dieselolie). De rode dieselolie wordt wel belast met REB. Bij de raming van deze belastinguitgave is met de heffing van REB rekening gehouden. Doelstelling: Ontzien van voertuigen die niet of slechts zeer beperkt van de weg gebruik maken.

Regeling:             Laag tarief OV-bussen en huisvuilauto’s

Beschrijving: Voor autobussen OV en huisvuilauto’s e.d. geldt een verlaagd accijnstarief in de vorm van een teruggaaf voor de verbruikte lpg. De vermindering/teruggaaf bedraagt

46,78 per 1000 kg.

Voor deze vermindering/teruggaaf is een derogatie verkregen. Doelstelling: Bevordering milieuvriendelijke vervoerswijzen in stedelijke niches

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

Regeling:            Vrijstelling elektrische en hybride motorrijtuigen

Beschrijving: Elektrische en hybride personenauto’s en motorrijwielen zijn vrijgesteld van BPM. De regeling loopt tot en met juni

2004. Doelstelling: Bevorderen gebruik milieuvriendelijke motorrijtuigen.

Regeling:             Teruggaaf politie, brandweer, ambulance

Beschrijving: Vrijstelling voor motorrijtuigen die worden ingezet ten behoeve van de overheidstaak.

Houders van personenauto’s die worden gebruikt in de uitoefening van de politie- of brandweertaak of als ambulance, krijgen op verzoek de betaalde BPM terug. De motorrijtuigen dienen uiterlijk als zodanig herkenbaar te zijn en het recht hebben gebruik te maken van optische en geluidssignalen. Doelstelling: Dienen van het algemene belang.

Regeling:             Teruggaaf taxi’s

Beschrijving: Houders van personenauto’s die geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt voor taxivervoer en waarvoor een taxivergunning is afgegeven, krijgen op verzoek de betaalde BPM terug.

Doelstelling: Stimuleren openbaar vervoer

Regeling:            Vrijgestelde accessoires

Beschrijving: De waarde van aangewezen relatief nieuwe technische voorzieningen aan personenauto’s of motorrijwielen die de veiligheid bevorderen of het milieu sparen telt niet mee voor de grondslag van de BPM.

Doelstelling: Bevorderen verkeersveiligheid en milieu.

Motorrijtuigenbelasting

Regeling:            Halftarief MRB

Beschrijving: Bepaalde motorvoertuigen zijn slechts de helft MRB

verschuldigd. Dit betreft (a) kampeerauto’s die verhuurd worden en (b) motorrijwielen waarvoor de belasting een jaar (vier tijdvakken) vooruitbetaald wordt.

Doelstelling: Het (forfaitair) afstemmen van de MRB op de (beperkte) mate waarin deze voertuigen gebruik maken van de weg.

Regeling:            Kwarttarief MRB

Beschrijving: Bepaalde motorvoertuigen (kampeerauto particulieren, woonwagen, reservemotorrijtuig, circus- of kermiswa-gen, rijdende werkplaats, voertuig voor bijzondere transporten, verhuiswagen, paardenvervoer) zijn slechts een vierde deel MRB verschuldigd.

Doelstelling: Het (forfaitair) afstemmen van de MRB op de (beperkte) mate waarin deze voertuigen gebruik maken van de weg.

Regeling:            Nihiltarief OV-bussen op lpg

Beschrijving: Nihiltarief MRB voor autobussen OV die op lpg rijden. Doelstelling: Bevordering milieuvriendelijke vervoerswijzen in stedelijke niches.

Regeling:            Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 25 jaar

Doelstelling:: De huidige vrijstelling voor motorrijtuigen van 25 jaar en ouder is het gevolg van de invoering van het houderschapsstelsel en is uit oogpunt van vereenvoudiging op pragmatische gronden opgenomen.

Regeling:            Vrijstelling taxi’s

Doelstelling: Stimuleren openbaar vervoer.

Regeling:            Vrijstelling politie en brandweer

Vrijstelling reinigingsdiensten

Vrijstelling defensie

Vrijstelling wegenbouw Doelstelling: Dienen van het algemene belang.

Regeling:            Verlaagde grondslag hybride (bestel)auto’s

Beschrijving: Elektrische motorrijtuigen zijn vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting. Hybride motorrijtuigen mogen het gewicht van de elektromotor en de extra accu’s aftrekken van de belastinggrondslag. Doelstelling: Bevorderen gebruik milieuvriendelijkere motorrijtuigen

Belasting op zware motorrijtuigen (eurovignet)

Regeling:             Teruggaaf internationaal gecombineerd vervoer

Beschrijving: Vrachtauto’s met een toegestane maximum massa van 12 ton of meer die het grootste deel van de route per trein afleggen, kunnen op verzoek (een deel van) het betaalde eurovignetbedrag terugkrijgen. De teruggaaf is gebaseerd op een Europese richtlijn. Doelstelling: Stimulering van het goederenvervoer per spoor

Overdrachtsbelasting

Regeling:            Vrijstelling overdracht aan de volgende generatie

Beschrijving: Vrijstelling bij verkrijging van een onderneming door

(klein)kinderen van hun (groot)ouders Doelstelling: Bevorderen van de continuïteit van de onderneming

Regeling:            Vrijstelling landinrichting

Beschrijving: Vrijgesteld is de verkrijging bij akte van vrijwillige of gedwongen landinrichting in het kader van de Landinrichtingswet, de Ruilverkavelingswet 1954 en enkele andere vergelijkbare wetten. Deze vrijstelling kent voorwaarden en geldt ook voor bedrijfsopstallen en woningen.

Doelstelling: Het versterken van de economische structuur van de land- en tuinbouwsector

Regeling:            Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

Beschrijving: Vrijstelling bij verkrijging door het Bureau Beheer

Landbouwgronden Doelstelling: Het versterken van de economische structuur van de land- en tuinbouwsector

Regeling:            Vrijstelling monumenten

Beschrijving: Vrijstelling bij verkrijging van monumenten door erkende instellingen

Doelstelling: Bevorderen van de instandhouding van (rijks)-monumenten

Regeling:            Vrijstelling naburige landerijen

Beschrijving: Vrijstelling bij verkrijging van naburige landerijen ter verbetering van de landbouwstructuur Doelstelling: Het versterken van de economische structuur van de land- en tuinbouwsector

6 Horizontale toelichting 2002–2007

Per begroting (of begrotingsfonds dan wel aanvullende post) wordt in deze bijlage een toelichting gegeven op het verloop van de uitgaven en niet-belastingontvangsten vanaf 2002 tot en met 2007 volgens de huidige inzichten. Ook het verloop van de meerjarencijfers van de sectoren Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en het Budgettair Kader Zorg wordt op hoofdlijnen toegelicht.

De uitgaven voor internationale samenwerking worden separaat als totaal gepresenteerd. De totalen per begroting zijn derhalve exclusief de bedragen die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen.

De cijfers van de afzonderlijke begrotingen luiden in constante prijzen van het jaar 2002. De bedragen luiden in miljoenen euro’s. Via aanvullende posten voor loon- en prijsbijstelling wordt een reservering opgenomen voor toekomstige loon- en prijsstijgingen.

 

I HUIS DER KONINGIN

 

2002

2003

2004

2005

2065

2007

Totaal uitgaven

1     Uitkering aan de Koningin Uitgaven

2     Uitkering aan Prins Claus Uitgaven

3     Uitkering aan Prins Willem Alexander Uitgaven

4     Uitkering aan Prinses Juliana Uitgaven

5     Uitkering aan Prins Bernard Uitgaven

6     Uitkering aan Prinses Máxima Uitgaven

7,9

8,3

8,3

8,3

8,3

8,3

 

3,8

4,0

4,0

4,0

4,0

4,0

0,8

0,8

0,8

0,8

0,8

0,8

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

1,0

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

0,6

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,8

0,8

0,8

0,8

0,8

II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

Totaal niet-belastingontvangsten

1   Wetgeving en controle Eerste Kamer Uitgaven

Ontvangsten

2   Uitgaven tbv leden en oud-leden TK Uitgaven

Ontvangsten

3   Wetgeving en controle Tweede Kamer Uitgaven

Ontvangsten

4   Wetgeving en controle EK en TK Uitgaven

5   Raad van State Uitgaven Ontvangsten

6   Algemene Rekenkamer Uitgaven Ontvangsten

7   Nationale Ombudsman Uitgaven

8   Kanselarij der Nederlandse Orde Uitgaven

9   Kabinet der Koningin Uitgaven

10   Kabinet van de Gouverneur van de NA Uitgaven

11   Kabinet van de Gouverneur van Aruba Uitgaven

12   Nominaal en onvoorzien Uitgaven

 

197,0

185,3

177,9

176,0

176,4

178,6

4,5

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

8,1

7,7

7,2

7,2

7,2

7,2

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

29,5

27,0

27,0

27,0

27,0

27,0

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

66,3

59,9

59,5

59,4

59,5

59,5

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

5,5

6,0

5,3

5,5

5,5

5,5

 

47,3

46,6

46,6

46,6

46,6

46,6

2,0

1,9

1,9

1,9

1,9

1,9

24,5

24,2

24,3

24,3

24,3

24,3

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

8,0

7,7

7,3

7,3

7,3

7,3

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

2,2

2,1

2,1

2,1

2,1

2,1

2,4

2,4

2,4

2,4

2,4

2,4

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

  • 1,0
  • 2,6

-7,9

-9,9

-9,7

  • 7,5

Op de begroting van de Hoge Colleges van Staat staan uitgaven en ontvangsten geraamd voor diverse colleges en kabinetten, zoals de Raad van State, de Eerste en Tweede Kamer, de Algemene Rekenkamer, het Kabinet der Koningin en het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen.

Als gevolg van een vertraging van de invoering van de gewijzigde Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en Tweede Kamer (brutering onkostenvergoedingen) zijn de voor 2001 gereserveerde middelen doorgeschoven van 2001 naar 2002. Dit verklaart het hogere budget in 2002 op de artikelen Wetgeving en controle Eerste Kamer en Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer ten opzichte van latere jaren. De uitgaven op het artikel Wetgeving en controle Tweede Kamer zijn in 2002 ook hoger dan in latere jaren. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door incidentele uitgaven in 2002 voor de uitvoering van de parlementaire enquête bouwfraude. Daarnaast zijn de uitgaven hoger door investeringen op het gebied van automatisering zoals het integreren van beeld en geluid op de website van de Tweede Kamer. Op het artikel Nominaal en onvoorzien staat de efficiency- en volumetaakstelling uit het Strategisch Akkoord geparkeerd. Deze taakstelling moet nog worden toegerekend aan de verschillende Hoge Colleges.

III ALGEMENE ZAKEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

44,8

47,3

46,9

46,7

46,6

44,0

Totaal niet-belastingontvangsten

7,6

14,2

14,2

14,2

14,2

11,6

1 Bevorderen eenheid regeringsbeleid

           

Uitgaven

44,8

47,3

46,9

46,7

46,6

44,0

Ontvangsten

7,6

14,2

14,2

14,2

14,2

11,6

De taak van de minister-president en zijn departement is het bevorderen van de eenheid van het algemene regeringsbeleid. Een belangrijk onderdeel daarvan vormt het algemene communicatiebeleid met als belangrijke doelstelling het op doelmatige wijze inlichten van burgers. Daarvoor is door de Commissie Toekomst Overheidscommunicatie het actieprogramma 2003-2006 opgesteld dat een ontwikkelbudget van 8,4 miljoen per jaar vergt. Na 2006 blijven de structurele uitgaven over, die 2,6 miljoen lager zijn. De inkomsten die bestaan uit de doorberekening van de kosten aan de ministeries, nemen in 2007 met eenzelfde bedrag af.

IV KONINKRIJKSRELATIES

2002

2003

2004

20 005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

179,8

137,6

137,3

137,2

137,2

137,2

Totaal niet-belastingontvangsten

29,7

12,9

13,5

14,6

14,7

11,7

1 Waarborgfunctie

           

Uitgaven

24,9

15,9

15,9

15,9

15,9

15,9

2 Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners

           

Uitgaven

153,7

120,5

120,0

119,9

119,9

119,9

Ontvangsten

29,7

12,9

13,5

14,6

14,7

11,7

3 Nominaal en onvoorzien

           

Uitgaven

1,3

1,2

1,4

1,4

1,4

1,4

Het beleid ten aanzien van de Nederlandse Antillen en Aruba is gericht op het waarborgen van essentiële functies op het gebied van goed bestuur, de rechtshandhaving en de mensenrechten. Dit wordt aangeduid als de waarborgfunctie. De hogere uitgaven voor de waarborgfunctie in 2002 zijn het gevolg van middelen die incidenteel zijn toegevoegd in verband met de bestrijding van terrorisme en drugshandel.

Daarnaast heeft het beleid als doel om de Nederlandse Antillen en Aruba bij te staan in hun ontwikkeling om de eigen bestuurskracht te vergroten: het bevorderen van de autonomie van de Koninkrijkspartners. Aandachtsgebieden hierbij zijn onderwijs, bestuurlijke ontwikkeling en duurzame economische ontwikkeling. Voor Aruba is de gezondheidszorg als vierde aandachtsgebied toegevoegd. Omdat het Fondo Desaroyo Aruba pas eind 2001 een rechtsgeldige status heeft verkregen, is de Nederlandse bijdrage 2001 aan dit fonds overgeheveld naar 2002. De reservering voor de schuldsanering van Aruba is eveneens overgeheveld naar 2002. Hierdoor is het budget op het beleidsartikel Bevordering autonomie Koninkrijkspartners in 2002 hoger dan in latere jaren.

V BUITENLANDSE ZAKEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

5 199,8

5 864,4

6 595,2

6 821,6

7 092,0

7 235,0

Totaal niet-belastingontvangsten

711,8

444,3

474,0

505,0

533,3

563,5

5 Europese Integratie

           

Uitgaven

5 199,8

5 864,4

6 595,2

6 821,6

7 092,0

7 235,0

Ontvangsten

691,7

444,3

474,0

505,0

533,3

563,5

6 Bilaterale ontwikkelingssamenwerking

           

Ontvangsten

20,1

         

Op de begroting van Buitenlandse Zaken staan zowel de uitgaven en ontvangsten (artikel 1 t/m 18) die vallen onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) als de afdrachten aan de Europese Unie (artikel 5). De Homogene Groep Internationale Samenwerking is een aparte budgettaire constructie waarin de buitenlanduitgaven van de verschillende departementen worden gebundeld. De HGIS maakt duidelijk wat de belangrijkste uitgaven zijn die Nederland jaarlijks doet in het kader van de internationale samenwerking.

De meerjarige toelichting op de uitgaven van de HGIS is een aparte horizontale toelichting in deze bijlage.

De stijging van de uitgaven komt voor het overgrote deel voor rekening van de uitgaven aan de Europese Integratie. Voor het verloop zijn twee belangrijke verklaringen. In de eerste plaats liet de begroting 2001 van de EU een overschot zien van circa 15 miljard euro. Hierdoor diende Nederland minder af te dragen aan de Europese Unie in 2002. Dit leverde een incidentele meevaller op van circa 700 miljoen. In de tweede plaats hangt de stijging van de uitgaven samen met de toekomstige toetreding van de landen in Midden- en Oost Europa tot de Europese Unie. Voor Nederland betekent die toetreding vanaf 2004 een stijging van de afdrachten met circa 400 mln euro. De ontvangsten uit hoofde van de Europese integratie bestaan uit de perceptiekostenvergoedingen. Dit zijn vergoedingen voor het innen van de landbouwheffingen en invoerrechten. De perceptiekostenvergoedingen zijn in 2002 hoger dan in latere jaren, aangezien de per 1 januari 2001 verhoogde perceptiekostenvergoedingen in 2002 worden verrekend. Dit is conform het nieuwe Europese Besluit Eigen Middelen 2002. De geleidelijke toename in de perceptiekostenvergoedingen vanaf 2003 wordt voornamelijk veroorzaakt door een structurele stijging van de invoerrechten.

De ontvangst met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking betreft een terugbetaling van het ultimo 2001 aangezuiverde negatief saldo op de rekening-courant die de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) aanhoudt bij de Staat.

 

VI

Justitie

           
   

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

Totaal niet-belastingontvangsten

1   Strategie Uitgaven Ontvangsten

2   Wetgeving Uitgaven

3   Wetgevingskwaliteitsbeleid Uitgaven

4   Preventie Uitgaven Ontvangsten

5   Slachtofferzorg Uitgaven

6   Rechtshandhaving

 

5 095,9

4 596,0

4 217,0

3 953,2

3 956,5

3 925,0

823,1

937,4

948,0

949,6

950,6

950,6

13,0

11,6

11,6

11,6

11,6

11,6

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

8,3

7,9

7,9

7,9

8,0

8,0

6,4

7,0

6,1

5,2

4,8

4,5

32,6

28,8

28,5

28,7

28,8

28,8

13,9

15,8

16,1

16,5

16,5

16,5

21,7

17,2

17,2

17,2

17,2

17,2

 

Uitgaven Ontvangsten

625,9 58,8

626,5 62,0

621,0 62,0

573,0 62,0

569,1 62,0

570,6 62,0

7 Jeugdbescherming Uitgaven Ontvangsten

373,6 5,3

389,4 5,5

364,9 5,5

342,8 4,7

329,2 4,7

329,2 4,7

8 Rechtspleging Uitgaven Ontvangsten

680,9 116,4

682,8 137,4

697,8 138,4

686,5 140,4

686,5 141,4

663,6 141,4

9 Rechtsbijstand Uitgaven Ontvangsten

331,6 4,1

336,6 4,1

339,4

4,1

340,1 4,1

340,2 4,1

340,3 4,1

10 Schuldsanering natuurlijke personen Uitgaven

10,8

10,9

10,9

10,9

10,9

10,9

11 Juridische dienstverlening Uitgaven

8,7

8,4

8,4

8,4

8,4

8,4

12 Tenuitvoerlegging strafrechtsancties Uitgaven Ontvangsten

1 361,0 0,2

1 339,6

0

1 319,6

0

1 304,8

0

1 305,2

0

1 305,1

0

13 Boeten en Transacties Uitgaven Ontvangsten

60,1 516,9

53,0 514,8

48,9 524,2

49,0 524,2

49,0 524,2

49,0 524,2

14 Toelating asiel en regulier Uitgaven

276,3

255,8

256,7

256,8

256,9

246,9

15 Asielopvang Uitgaven Ontvangsten

960,7 104,7

725,1 102,0

467,8 102,0

334,6 102,0

357,6 102,0

357,6 102,0

16 Toezicht en terugkeer vreemdelingen Uitgaven

123,9

131,5

135,7

140,0

140,4

140,4

17 Algemeen Uitgaven Ontvangsten

181,1 2,7

136,8 2,7

128,6 2,7

129,9 2,7

133,7 2,7

133,9 2,7

2002

2003

2004

2005

2006

2007

18   Nominaal en onvoorzien Uitgaven Ontvangsten

19   Geheime uitgaven Uitgaven

 

17,3

  • 174,9
  • 255,6
  • 296,3
  • 302,8

-302,8

0

93,0

93,0

93,0

93,0

93,0

2,0

1,9

1,9

1,9

1,9

1,9

De algemene doelstelling van het Justitiebeleid is een bijdrage te leveren aan een rechtvaardige en veilige samenleving via een goed functionerend rechtssysteem, criminaliteitspreventie, jeugdbescherming en een goede rechtsbijstand voor iedereen. Voorts is het beleid gericht op een gereguleerde toelating van vreemdelingen tot Nederland.

De uitgaven op de Justitiebegroting dalen in de periode 2002 tot en met 2004. In de jaren vanaf 2005 is er sprake van enige stabilisatie. Het uitgavenpatroon is het saldo van twee ontwikkelingen. Enerzijds treedt een sterke daling op van de begrote uitgaven voor de opvang van de asielzoekers en daarmee samenhangende procedures als gevolg van een strenger asielbeleid. Anderzijds zijn er vanaf 2002 extra middelen beschikbaar voor meer veiligheid, voor de bestrijding van terrorisme, voor de personele zorg bij de Dienst Justitiële Inrichtingen en voor de aanpak van drugssmokkel op Schiphol. Vanaf 2004 komen er voorts extra middelen beschikbaar die bij het Strategisch Akkoord voor het integrale veiligheidsbeleid zijn uitgetrokken. Deze intensiveringen zijn nog niet aan de Justitie-begroting toegevoegd, maar staan centraal geparkeerd in afwachting van concrete plannen.

Bij de slachtofferhulp vindt dit jaar een reorganisatie plaats, met als doel een meer eenduidige nationale aanpak. De eenmalige reorganisatiekosten verklaren waarom de uitgaven in 2002 op het artikel Slachtofferzorg hoger zijn dan in latere jaren.

Een belangrijk element van veiligheid is dat wetten worden nageleefd. Justitie spoort overtredingen op, sanctioneert de overtredingen en heeft de taak het de uitvoeringsinstanties mogelijk te maken hun taken uit te voeren. De uitgaven hiervoor staan op het artikel Rechtshandhaving. Een onderdeel daarvan betreft de aanpak van drugssmokkel op Schiphol. Door de nieuwe aanpak die dit jaar is gestart laten de uitgaven op het artikel vanaf 2004 een dalend verloop zien.

Gedurende de periode dat een alleenstaande minderjarige asielzoeker (AMA) in Nederland verblijft, is het ministerie van Justitie verantwoordelijk voor de voogdij en de vervolgopvang. Naast middelen voor onder andere de Raad voor de Kinderbescherming en voor de Jeugdreclassering, staan de middelen voor de opvang van AMA’s op het artikel Jeugdbescherming. De raming gaat uit van een daling van de instroom en uitstroom van deze groep asielzoekers. Daarnaast moet de verwachte invoering van het zogenaamde campus-model een verdere bijdrage leveren aan het beperken van de instroom en het bevorderen van de uitstroom van deze groep asielzoekers.

Het artikel Rechtspleging heeft als doelstelling het scheppen van voorwaarden voor het optimaal functioneren van het stelsel van rechtspraak. Op dit artikel staan ook de uitgaven voor de Vreemdelingenkamers verantwoord. Momenteel is er bij deze Vreemdelingenkamers een achterstand bij het verwerken van asielzaken. Naar verwachting is deze achterstand in 2006 weggewerkt, waardoor het budget in 2007 afneemt. De stijgende ontvangsten hangen samen met de in het Strategisch Akkoord vastgelegde verhoging van de griffierechten. Een verhoging van de griffierechten past in het algemene streven de gebruiker te laten bijdragen in de kosten van een voorziening.

De ontvangsten op het artikel Boeten en Transacties nemen vanaf 2004 licht toe. Op grond van de realisatie in 2001 is het meerjarig kader van de ontvangsten op het artikel Boeten en Transacties vanaf 2002 met 40 miljoen euro verhoogd.

Het zorgdragen voor een gereguleerde toelating van vreemdelingen tot Nederland is een van de drie beleidsdoelstellingen op het asielterrein. Door de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet begin 2001 is destijds uitgegaan van een meevallende instroom van asielzoekers tot een aantal van 25 000 personen per jaar. Een dalende instroom leidt tot minder asielprocedures bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst. Dit verklaart het dalende uitgavenpatroon op het artikel Toelating asiel en regulier. De tweede beleidsdoelstelling behelst het zorgdragen voor een sobere doch humane opvang van vreemdelingen. De uitgaven voor de opvang kennen een sterk dalend verloop omdat, door de implementatie van de Vreemdelingenwet in 2001, een daling van de gemiddelde bezetting in de opvang is voorzien. De derde beleidsdoelstelling op het terrein van asiel is het tegengaan van illegaal verblijf en het bevorderen van de terugkeer. Vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven, kunnen in afwachting van hun uitzetting in bewaring worden genomen. Doordat er meer vreemdelingen worden uitgewezen, stijgen de uitgaven voor de vreemdelingenbewaring. Door de bovenstaande ontwikkelingen is voor de periode 2002-2006 per saldo een halvering van de asiel-gerelateerde uitgaven voorzien.

Het nieuwe kabinet heeft besloten het asielbeleid nog verder aan te scherpen. De voorgestelde maatregelen op het terrein van asiel leiden naar verwachting tot een verdere daling van de geraamde instroom van asielzoekers. In de toekomst wordt gerekend op een toestroom van 18 000 asielzoekers per jaar. Per saldo resulteren deze ontwikkelingen in een besparing van 300 miljoen in 2006 op het gehele terrein van asiel. Voor Justitie betekent dit een additionele besparing met circa 16%. Deze besparing is nog niet verdeeld over de diverse organisaties op asielterrein en staat vooralsnog op het artikel Nominaal en onvoorzien geparkeerd. Voor de opvang van asielzoekers ontvangt Justitie een bijdrage uit het ODA-budget (Official Development Assistance). Het kabinet heeft afgesproken de toerekening voor asielzoekers aan het ODA-budget met ingang van 2003 te verhogen, door deze te baseren op de werkelijke kosten. Deze kosten liggen aanzienlijk hoger dan de forfaitaire kosten die tot nu toe zijn gehanteerd. Ook deze toerekening staat vooralsnog op het artikel Nominaal en onvoorzien en moet nog binnen de Justitie begroting verdeeld. De Tweede Kamer wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

4 853,0

4 917,2

4 742,6

4 659,9

4 663,1

4 718,5

Totaal niet-belastingontvangsten

229,2

207,5

210,6

215,2

214,4

214,4

1 Grondwet en democratie

           

Uitgaven

7,3

5,2

4,5

4,5

5,8

3,9

Ontvangsten

0,1

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

2 Politie

           

Uitgaven

3 581,6

3 681,8

3 670,1

3 692,2

3 718,3

3 748,2

Ontvangsten

169,1

172,3

175,9

175,9

175,9

175,9

3 Rampenbeheersing en brandweer

           

Uitgaven

162,9

138,4

136,0

137,1

137,1

137,1

4 Partners in veiligheid

           

Uitgaven

246,4

268,3

163,0

94,9

88,2

87,2

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

5 Nationale veiligheid

           

Uitgaven

67,6

71,0

84,8

90,8

87,6

87,6

Ontvangsten

1,2

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

6 Functioneren Openbaar Bestuur

           

Uitgaven

41,8

38,8

39,0

28,2

26,8

25,9

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

7 Informatiebeleid openbare sector

           

Uitgaven

90,9

61,2

58,3

57,8

54,8

54,8

Ontvangsten

45,4

31,2

30,8

35,3

34,5

34,5

8 Integratie Minderheden

           

Uitgaven

185,5

163,8

149,9

120,0

119,1

120,1

Ontvangsten

3,6

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

9 Grotestedenbeleid

           

Uitgaven

141,9

147,7

108,6

107,9

107,1

107,1

10 Arbeidszaken Overheid

           

Uitgaven

35,2

29,8

29,6

29,6

29,4

29,4

11 Kwaliteit Rijksdienst

           

Uitgaven

114,4

141,3

133,6

129,0

124,0

125,2

Ontvangsten

0,8

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

12 Algemeen

           

Uitgaven

177,3

166,3

162,8

166,7

163,8

190,9

Ontvangsten

8,8

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

13 Nominaal en onvoorzien

           

Uitgaven

0,1

  • 2,5

-3,7

  • 4,9
  • 4,8
  • 4,8

14 Toezicht en onderzoek openbare

           

orde en veiligheid

           

Uitgaven

0,0

6,0

6,0

6,0

6,0

6,0

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervult drie belangrijke taken. Samen met Justitie is het ministerie van Binnenlandse Zaken verantwoordelijkheid voor de veiligheid in Nederland. Dat moet onder meer worden bereikt door een goed toegeruste en goed presterende politieorganisatie, brandweer en rampenbestrijding. Daarnaast is het beleid gericht op het stimuleren van de leefbaarheid en veiligheid van steden. De tweede taak is te zorgen voor een goede personele en organisatorische kwaliteit van de rijksdienst. De derde taak is de handhaving van de democratische rechtsstaat en het constitutionele bestel en een goed functionerend openbaar bestuur.

De uitgaven op de BZK-begroting hebben een grillig verloop. Dit is het gevolg van een aantal ontwikkelingen op het gebied van veiligheid en het grotestedenbeleid. De hoge uitgaven in 2003 zijn het gevolg van de incidentele extra middelen voor de uitbreiding van de politiecapaciteit. Na 2003 dalen de uitgaven onder meer door het gereedkomen van het digitale communicatienetwerk C2000 voor politie, brandweer, geneeskundige hulpverleningsdiensten en de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast staan de middelen voor voor- en vroegschoolse educatie vanaf 2004 op begroting van OCW. In het kader van het grotestedenbeleid loopt de impuls voor het bevorderen van wijkveiligheid in 2003 af. De oploop van de uitgaven in 2007 is het gevolg van de groei van het budget van de politie met de demografische ontwikkeling.

Daarnaast spaart Binnenlandse Zaken in de jaren tot en met 2006 voor de incidentele investeringskosten voor de nieuwe huisvesting. In 2007 wordt dit bedrag aangewend.

De ontvangsten kennen een minder grillig verloop. In 2002 zijn de ontvangsten hoger als gevolg van hogere dividendontvangsten van Staatsdrukkerij. Na 2002 stabiliseren de ontvangsten zich enigszins.

Bij ongewijzigd beleid groeit het budget van de politie met de demografische ontwikkeling. De in 2003 incidenteel aan de begroting toegevoegde middelen voor de uitbreiding van de politiecapaciteit zullen vanaf 2004 structureel zijn en gaan ten laste van de enveloppe Veiligheid die in het Stratgisch Akkoord is afgesproken. Deze intensiveringen zijn nog niet aan de begroting van Binnenlandse Zaken toegevoegd, maar staan centraal geparkeerd in afwachting van concrete plannen. De uitgaven op het artikel Rampenbeheersing en de brandweer zijn in 2002 hoger dan in latere jaren. Dit hangt samen met de extra middelen voor het ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. De meerjarige ontwikkeling van het budget op het artikel Partners in Veiligheid houdt vooral verband met het gereedkomen van het project C2000. De intensivering van de bestrijding van terrorisme verklaart grotendeels het verloop van de uitgaven op het artikel Nationale veiligheid. Vanaf 2006 dalen de uitgaven als gevolg van de voltooiing van de bouw voor de huisvesting van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst.

In 2002 zijn de uitgaven voor het informatiebeleid van de openbare sector incidenteel hoog. Er zijn extra middelen beschikbaar voor een betrouwbare identificatie van personen, organisaties en diensten op de elektronische snelweg en een verbetering en versnelling van het uitwisselen van persoonsgegevens binnen de overheidsinformatie-infrastructuur. De uitgaven voor integratie van minderheden dalen in de loop van de jaren, omdat de uitgaven ten behoeve van de opvang van personen die een beroep kunnen doen op een Voorlopige Vergunning tot Verblijf, aflopen.

In het kader van het grotestedenbeleid wordt aan steden tot en met 2003 een extra impuls gegeven om maatregelen te nemen om de wijkveiligheid te bevorderen. Gedacht kan worden aan buurtvaders en cameratoezicht. De daling na 2003 wordt verder nog veroorzaakt doordat de middelen voor voor- en vroegschoolse educatie vanaf 2004 op de begroting van OCenW zijn geraamd.

De uitgaven op het artikel De kwaliteit van de Rijksdienst zijn na 2002 hoger dan latere jaren. Dit komt ten eerste door het opzetten van de ABD interim-pool. Deze gaat bemiddelen bij vraag en aanbod van tijdelijke advies- en managementopdrachten. Daarnaast resteerde na het afsluiten van de CAO Rijk in 2001 een bedrag dat is gebruikt voor de meerjarige dekking van de CAO. Dit verklaart de oploop van het budget in de jaren na 2002.

Op het artikel Nominaal en onvoorzien staat de oplopende volumetaakstelling geparkeerd, zoals deze in het Strategisch Akkoord is afgesproken voor Binnenlandse Zaken. De uitgaven voor inspecties en de ongevallenraad worden met ingang van 2003 afzonderlijk gepresenteerd op het artikel toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid.

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

24 230,3

24 713,7

24 858,0

24 982,6

25 227,0

25 533,9

Totaal niet-belastingontvangsten

1 304,2

1 154,8

1 185,1

1 217,2

1 254,5

1 289,2

1 Basisonderwijs

           

Uitgaven

6 165,0

6 311,8

6 282,7

6 259,9

6 296,8

6 363,4

Ontvangsten

59,2

18,0

18,0

18,0

18,0

18,0

2 Expertisecentra

           

Uitgaven

716,5

761,0

781,1

798,7

814,3

836,6

Ontvangsten

6,0

2,7

2,7

2,7

2,7

2,7

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

3 Voortgezet onderwijs

       

Uitgaven

4 942,9

5 037,4

5 136,0

5 178,9

Ontvangsten

1,4

1,4

1,4

1,4

4 Beroepsonderwijs en volwasseneducatie

       

Uitgaven

2 585,9

2 626,6

2 686,7

2 691,7

Ontvangsten

52,5

27,2

27,2

27,2

5 Technocentra

       

Uitgaven

5,7

0,1

0,1

0,1

Ontvangsten

5,4

     

6 Hoger beroepsonderwijs

       

Uitgaven

1 617,8

1 609,4

1 617,5

1 617,6

Ontvangsten

1,9

     

7 Wetenschappelijk onderwijs

       

Uitgaven

2 997,8

2 979,4

2 981,2

3 010,7

Ontvangsten

1,2

1,2

1,2

1,2

8 Internationaal beleid

       

Uitgaven

16,5

16,7

17,0

16,9

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

9 Onderwijspersoneel

       

Uitgaven

96,8

78,2

76,5

76,3

10 ICT

       

Uitgaven

79,6

134,8

33,1

35,1

Ontvangsten

45,5

45,4

45,4

45,4

11 Studiefinanciering

       

Uitgaven

1 849,2

2 143,6

2 219,7

2 249,0

Ontvangsten

324,2

331,3

348,4

367,0

12 Tegemoetkoming onderwijsbijdrage

       

en schoolkosten

       

Uitgaven

346,7

361,8

366,0

369,5

Ontvangsten

14,5

13,8

13,3

12,8

13 Lesgelden

       

Ontvangsten

388,5

401,6

410,1

418,7

14 Cultuur

       

Uitgaven

666,3

665,3

653,9

652,5

Ontvangsten

0,3

0,3

0,3

0,3

15 Media

       

Uitgaven

883,4

857,7

837,2

847,5

Ontvangsten

292,9

227,0

232,2

237,7

16 Onderzoek en wetenschappen

       

Uitgaven

803,8

740,9

737,2

738,5

Ontvangsten

106,4

80,5

80,5

80,5

17 Nominaal en onvoorzien

       

Uitgaven

  • 28,5
  • 65,7

6,6

26,7

Ontvangsten

3,0

3,0

3,0

3,0

18 Bestuursdepartement

       

Uitgaven

170,2

157,2

138,6

134,9

Ontvangsten

0,6

0,6

0,6

0,6

19 Inspecties

       

Uitgaven

48,0

46,3

45,3

44,3

20 Adviesraden

       

Uitgaven

6,9

7,2

6,4

6,3

21   Uitvoeringsorganisatie Onderwijs

Uitgaven                                                                    187,1                  173,1                  165,3                  163,8

Ontvangsten                                                                 0,4                      0,4                      0,4                      0,4

22   Uitvoeringsorganisatie Cultuur

Uitgaven                                                                      70,3                    68,6                    67,5                    61,5

Ontvangsten                                                                 0,2                      0,2                      0,2                      0,2

23   Uitvoeringsorganisatie Wetenschappen

Uitgaven                                                                        2,5                      2,4                      2,3                      2,3

5 247,0 1,4

2 698,6 27,2

0,1

1 625,3

3 035,3 1,2

16,1 0,1

76,0

35,1 45,4

2 281,6 386,3

376,5 12,2

431,8

652,5 0,3

857,9 243,6

742,2 80,5

61,0 3,0

135,5 0,6

44,0

6,2

162,6

60,3 0,2

2,3

5 315,2 1,4

2 713,4 27,2

0,1

1 621,7

3 082,2 1,2

16,1 0,1

76,3

35,1 45,4

2 349,1 405,7

382,1 11,9

441,4

655,1 0,3

873,4 249,6

744,2 80,5

61,7 3,0

132,8 0,6

44,0

6,2

162,6

60,3 0,2

2,3

De algemene doelstelling op het terrein van onderwijs is ervoor te zorgen dat het onderwijs toegankelijk is voor alle leerlingen en studenten en dat zij een kwalitatief hoogwaardig onderwijs kunnen volgen. Daarbij dient het onderwijs zo doelmatig mogelijk gestalte te krijgen. De verschillende onderwijssectoren richten zich daarbij op verschillende leerlingen in verschillende leeftijdsgroepen. Zo is het beleid in het primair onderwijs gericht op passend en kwalitatief hoogwaardig onderwijs voor iedereen in de leeftijdscategorie van vier tot twaalf jaar en voor jongeren van ongeveer vier tot en met 19 jaar met een handicap of gedragsstoornis. De beroeps- en volwasseneducatie richt zich op het ontwikkelen van talenten gericht op beroepsuitoefening, het verkrijgen van een basis om verder te leren, maatschappelijke participatie en sociale redzaamheid.

Omdat de bekostiging voor een groot deel leerlingafhankelijk is hebben ontwikkelingen van leerlingen- en studentenaantallen relatief veel invloed op het verloop van de uitgaven. Er is een toename van het aantal leerlingen in alle onderwijssectoren als gevolg van demografische factoren. Bij de expertisecentra in het speciaal onderwijs speelt naast demografische factoren ook een toename van het aantal leerlingen met gedragsstoornissen een rol. De groei van het aantal leerlingen is daarom relatief hoger dan in andere sectoren. De toename van de leerlingen- en studentenaantallen is echter niet in de meerjarencijfers van alle beleids-artikelen zichtbaar vanwege het effect van beleidsmaatregelen. Een voorbeeld hiervan is de afschaffing van het onderwijs in allochtone levende talen (OALT). Bij het integreren van allochtone leerlingen in het Nederlandse onderwijs ligt de prioriteit bij het leren van de Nederlandse taal. Hierdoor wordt het effect van de ontwikkeling van de leerlingenaantallen minder zichtbaar in het primair onderwijs. Een tweede voorbeeld ligt bij het hoger onderwijs. De uitgaven nemen minder sterk toe dan op basis van leerlingenaantallen te verwachten is. Dit is voornamelijk het gevolg van de invulling van de efficiencytaakstelling uit het Strategisch Akkoord.

Voor ICT zijn de uitgaven in 2003 hoger in verband met het verlengen van het contract voor Kennisnet met één jaar.

De hogere ontvangsten op het artikel Media in 2002 worden mede verklaard door de verkoop van het Nederlands Omroep Productiebedrijf (NOB). De lichte oploop in de jaren vanaf 2003 wordt veroorzaakt door de oplopende raming van de reclameontvangsten en de rente op de algemene omroepreserve.

Autonomie voor instellingen en verdere deregulering maken afslanking van de centrale overheid mogelijk. De uitgaven voor het bestuursdepartement nemen de komende vier jaar ook af als gevolg van de efficiency- en volumetaakstelling voor de collectieve sector, zoals afgesproken in het Strategisch Akkoord. Dit leidt ook tot een afname van de uitgaven voor de uitvoeringsorganisaties op het terrein van OCW, zoals de Onderwijsraad en de inspecties.

In het Strategisch Akkoord zijn afspraken vastgelegd over de inzet van extra middelen. Deze intensiveringen zijn nog niet aan de begroting van OCW toegevoegd, maar staan centraal geparkeerd in afwachting van concrete plannen.

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS)

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

14 210,8

12 698,0

12 570,7

12 681,0

12 703,2

12 831,9

Totaal niet-belastingontvangsten

2 093,8

981,4

741,7

731,3

711,1

671,5

1 Financiering Staatsschuld

           

Uitgaven

11 918,5

10 593,2

10 635,0

10 434,4

10 147,5

9 966,9

Ontvangsten

1 575,0

424,9

203,7

203,5

203,5

203,3

2 Kasbeheer

           

Uitgaven

2 292,2

2 104,8

1 935,7

2 246,6

2 555,7

2 865,1

Ontvangsten

518,8

556,5

537,9

527,8

507,6

468,2

Algemene beleidsdoelstelling van de Nationale Schuld is een efficiënt en effectief beheer van de Staatsschuld en het voorzien in de financieringsbehoefte van de Staat door het zelf lenen en uitlenen van gelden. Daarbij wordt gestreefd naar een optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

De te betalen rentelasten dalen door aflossing van leningen, verkorting van de schuldtermijn van leningen en een lagere rentevoet. De rentebaten omvatten onder meer de zogenoemde renteswaps. Door een grotere inzet van renteswaps in het kader van risicomanagement nemen de rentebaten toe.

Het kasbeheer van het Rijk en van instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd dient optimaal en efficiënt afgewikkeld te worden. Over de in de schatkist aangehouden gelden door baten-lasten diensten, fondsen en andere instellingen wordt rente vergoed. De geleidelijke oploop van de rentelasten is hoofdzakelijk het gevolg van toevoegingen aan het AOW-Spaarfonds die van jaar op jaar toenemen. De ontvangsten op het artikel kasbeheer betreffen de rente die agentschappen en derden verschuldigd zijn over hun leningen bij de schatkist. Meerjarig dalen deze opbrengsten ten gevolge van aflossingen op deze leningen.

IXB FINANCIEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

3 536,9

3 497,5

3 397,1

3 362,6

3 339,1

3 357,3

Totaal niet-belastingontvangsten

3 032,2

2 688,6

2 296,0

2 245,2

2 250,0

2 184,8

1 Belastingen

           

Uitgaven

3 044,5

3 085,5

2 993,5

2 979,8

2 966,8

2 966,6

Ontvangsten

1 022,3

1 474,8

999,6

999,6

999,6

995,1

2 Financiële markten

           

Uitgaven

112,5

21,3

20,1

20,0

19,9

19,9

Ontvangsten

1 215,6

427,1

543,4

555,5

565,3

573,9

3 Financiële act. publiek-private sector

           

Uitgaven

19,5

17,9

17,6

17,6

17,5

17,5

Ontvangsten

181,3

151,6

162,3

143,6

139,6

135,6

4 Internationale Financiële Betrekkingen

           

Uitgaven

1,6

1,5

1,4

1,4

1,3

1,3

Ontvangsten

5,2

4,8

1,7

1,2

1,0

1,0

5 Exportkredietverzek. en investerings-

           

garanties

           

Uitgaven

112,6

148,0

147,9

147,9

147,9

147,9

Ontvangsten

135,9

152,9

152,9

168,8

168,8

168,8

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

6 Staatsloterij

           

Ontvangsten

134,6

138,2

141,8

145,5

149,3

149,3

7 Beheer materiële activa

           

Uitgaven

124,3

115,3

114,3

81,3

80,9

80,9

Ontvangsten

328,1

330,0

285,1

222,0

217,2

152,0

8 Fin-economische beleid van de overheid

           

Uitgaven

30,4

26,1

26,0

24,2

22,0

22,0

Ontvangsten

2,8

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

9 Algemeen

           

Uitgaven

88,8

82,8

77,3

91,6

82,9

101,2

Ontvangsten

6,4

6,7

6,6

6,6

6,6

6,6

10 Nominaal en onvoorzien

           

Uitgaven

2,7

  • 0,8
  • 1,0
  • 1,1
  • 0,1

0,0

Drie belangrijke beleidsdoelstellingen van Financiën zijn een optimale vormgeving en uitvoering van de fiscale politiek, het bevorderen van goed functionerende financiële markten en ten slotte een efficiënte vormgeving van het financieel-economisch beleid dat gericht is op doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van de overheidsuitgaven.

Het hoge uitgavenniveau op het artikel belastingen in 2002 en 2003 wordt veroorzaakt door extra kosten van de uitvoering van de Wet Onroerende Zaakbelasting. Er is een vangnetregeling ingesteld om gemeenten met terugwerkende kracht de noodzakelijk gemaakte extra kosten voor de uitvoering van de wet te compenseren. De Belastingdienst wordt per 1 januari een batenlastendienst. Bij de overgang vindt een afrekening plaats met het moederdepartement voor de overdracht van vermogensbestanddelen. Dit verklaart de incidenteel hogere ontvangsten in 2003. Door de invoering van de Euro zijn in 2002 grote hoeveelheden guldens terugontvangen. Verder zijn sets euromunten aan het publiek uitgedeeld en is extra euro-voorlichting gegeven. Dit verklaart de hogere uitgaven op het artikel Financiële markten in 2002.

Deze kosten vallen in 2003 weg waardoor een aanzienlijke daling op treedt. De lagere ontvangst op dit artikel in 2003 wordt bijna uitsluitend veroorzaakt door de daling van de winstafdracht van De Nederlandsche Bank.

De dalende ontvangsten op het artikel Financieringsactiviteiten Publiek-Private Samenwerking worden voornamelijk veroorzaakt doordat er minder afgelost wordt door het aflopen van het in het verleden verstrekte leningen. Voorts leidt de verkoop van staatsdeelnemingen tot additionele ontvangsten in 2004.

Onder bepaalde voorwaarden is de Nederlandse overheid bereid risico’s die verbonden zijn aan export en investeringen in het buitenland over te nemen mits deze niet door de markt worden gedragen. Doel hiervan is de bevordering van een gezonde concurrentiepositie van het nationale bedrijfsleven. De uitgavenraming van exportkredietverzekeringen is afhankelijk van moeilijk voorspelbare economische ontwikkelingen. Daarom wordt bij de meerjarenraming uitgegaan van voorzichtige uitgangspunten. Op grond van huidige inzichten zijn de zowel de schade-uitkeringen als ook de ontvangsten in 2002 incidenteel lager. Op het artikel beheer materiële activa gaat het om het tijdig beschikbaar hebben van vastgoed voor publieke doelen om zo bij te dragen aan het bevorderen van een optimale allocatie van onroerende zaken. De uitvoering van dit deel van het activabeheer vindt plaats in samenwerking met de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid. Tot en met 2004 zijn middelen beschikbaar gesteld waarmee in overleg met departementen vastgoed kan worden aangekocht en in portefeuille kan worden gehouden. Op dit

DEFENSIE

artikel dalen de ontvangsten door een verkoopstop van agrarische domeingronden en een afnemende overdracht van grote arealen aan gemeenten.

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaaluitgaven

7 238,6

7 111,9

7 083,1

7 073,3

6 965,3

6 937,7

Totaal niet-belastingontvangsten

222,0

271,2

214,7

207,3

203,5

203,6

1 Koninklijke Marine

           

Uitgaven

1 434,8

1 436,4

1 411,8

1 383,7

1 337,5

1 369,7

Ontvangsten

54,5

115,9

60,9

53,9

52,9

52,9

2 Koninklijke Landmacht

           

Uitgaven

2 263,4

2 229,2

2 238,1

2 176,2

2 219,7

2 206,4

Ontvangsten

67,4

59,5

59,5

59,5

59,5

59,5

3 Koninklijke Luchtmacht

           

Uitgaven

1 436,1

1 424,4

1 445,8

1 482,5

1 474,5

1 437,9

Ontvangsten

39,1

39,1

39,1

39,1

39,1

39,1

4 Koninklijke Marechaussee

           

Uitgaven

345,5

340,9

343,9

341,8

338,6

340,5

Ontvangsten

5,2

5,2

5,3

5,4

5,4

5,5

10 Civiele taken

           

Uitgaven

39,1

33,0

32,4

32,4

32,5

32,4

Ontvangsten

5,3

5,3

5,1

4,7

4,7

4,7

11 Internationale Samenwerking

           

Uitgaven

153,2

119,7

163,4

209,6

138,1

124,5

Ontvangsten

14,4

14,4

14,4

14,4

14,4

14,4

60 Ondersteuning krijgsmacht

           

Uitgaven

234,6

236,9

230,0

228,1

231,1

231,4

Ontvangsten

23,9

22,5

22,3

21,4

21,4

21,4

70 Geheim

           

Uitgaven

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

80 Nominaal en onvoorzien

           

Uitgaven

100,7

-74,0

  • 162,1
  • 169,5
  • 214,3
  • 218,0

90 Algemeen

           

Uitgaven

1 230,1

1 364,4

1 378,9

1 387,6

1 406,8

1 411,9

Ontvangsten

12,1

9,3

8,1

8,9

6,1

6,1

De doelstellingen van Defensie zijn, naast de bescherming van de integriteit van het grondgebied, het bevorderen van de internationale rechtsorde en de stabiliteit. Daarnaast ondersteunt Defensie de civiele autoriteiten bij de rechtshandhaving, de rampenbestrijding en de humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal. De uitgaven op de totale Defensiebegroting vertonen over de periode 2003–2006 een lichte daling. Dit wordt vooral verklaard door de uitgavenontwikkeling bij de krijgsmachtsonderdelen. Zo dalen de uitgaven bij de Koninklijke Marine door het geleidelijk aflopen van het project waarbij het aantal bestaande fregatten wordt verminderd en een aantal wordt vervangen door schepen van de Zeven Provinciën-klasse. Bij de Koninklijke Landmacht bepalen grote projecten het uitgavenverloop zoals het project Wissellaadsystemen, het project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig en het project ter vervanging van de vuurmonden van tanks. De voorfinanciering van de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter en de bijdrage van het ministerie van Economische Zaken aan dit project verklaren grotendeels de fluctuaties in de uitgaven bij de Koninklijke Luchtmacht.

De uitgaven bij het beleidsartikel Civiele taken zijn in 2002 hoger dan in latere jaren door het aflopen van het investeringsplan dat werd opgezet bij de oprichting in 1995 van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De fluctuaties in de uitgaven bij het beleidsartikel Internationale samenwerking hangen voornamelijk samen met de al aangekondigde investeringen in het kader van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB).

Het kabinet heeft in het Strategisch Akkoord gekozen voor minder regelzucht en bureaucratie. Dit maakt afslanking van het ambtelijk apparaat mogelijk. Tevens is besloten voortaan meer gebruik te maken van eigen expertise en minder externen in te huren. Deze taakstellingen staan vooralsnog geparkeerd op het artikel Nominaal en onvoorzien. De uitgavenstand van het artikel Algemeen vertoont een stijging na 2002. Deze stijging kent twee oorzaken. Ten eerste zijn daar middelen voor nieuw personeelsbeleid gestald totdat daarvoor door de defensieorganisatie-eenheden een concrete invulling is gevonden. Ten tweede krijgt Defensie in verband met de introductie van een militair prepensioen, een voorschot voor het premietekort. Vanaf 2015, als het tekort omslaat in een overschot, betaalt Defensie dit terug.

XI VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

3 311,8

3 423,2

3 366,0

3 316,3

3 310,6

3 310,7

Totaal niet-belastingontvangsten

182,7

55,9

54,2

51,4

40,7

39,6

1 Strat. beleidsontwikkeling en monitoring

           

Uitgaven

77,9

67,7

66,0

67,7

71,1

68,4

Ontvangsten

6,3

         

2 Betaalbaarheid van het wonen

           

Uitgaven

1 916,2

1 656,4

1 674,4

1 690,0

1 711,6

1 747,8

Ontvangsten

79,6

32,2

30,4

24,2

18,5

17,4

3 Duurzame woningen en gebouwen

           

Uitgaven

227,3

262,0

253,0

257,8

257,4

253,1

4 Fysieke stedelijke vernieuwing

           

Uitgaven

193,0

607,5

602,2

501,8

484,5

482,0

Ontvangsten

2,5

1,3

1,6

2,7

   

5 Sociale kwaliteit van de woonomgeving

           

Uitgaven

50,0

56,9

46,2

70,6

57,5

49,3

6 Versterken ruimtelijk kwal. sted.gebied

           

Uitgaven

40,5

30,2

28,3

27,5

29,3

27,7

Ontvangsten

12,0

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

7 Verb. integr. milieukwaliteit lokaal niveau

           

Uitgaven

312,0

253,0

254,7

273,0

275,5

283,4

Ontvangsten

41,0

         

8 Verst. ruimt. kwaliteit in landelijke gebieden

           

Uitgaven

15,5

15,3

17,3

16,6

16,4

15,4

9 Verst. ruimt. kwaliteit in Eur.verband

           

Uitgaven

6,1

8,4

8,4

11,4

11,7

13,0

10 Verbeteren nationale milieukwaliteit

           

Uitgaven

21,3

23,0

25,2

25,5

25,5

26,9

Ontvangsten

5,3

         

11 Tegengaan klimaatverandering/ emissie

           

Uitgaven

98,9

106,4

114,6

118,8

122,8

97,6

Ontvangsten

5,1

         

12 Beheersen stoffen, afval en straling

           

Uitgaven

34,6

33,5

32,3

33,7

33,7

34,5

Ontvangsten

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

13 Handhaving

           

Uitgaven

84,9

79,8

73,1

73,3

71,0

71,0

Ontvangsten

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

14 Huisvesting KH, HcvS en AZ

           

Uitgaven

43,8

62,1

37,8

27,5

21,4

18,7

Ontvangsten

     

2,3

   

15 Algemeen

           

Uitgaven

189,4

172,1

149,2

149,6

151,5

152,0

Ontvangsten

29,1

20,2

20,1

20,1

20,1

20,1

16 Nominaal en onvoorzien

           

Uitgaven

0,4

  • 11,2
  • 16,8
  • 28,3

-30,4

-30,0

Het ministerie van VROM draagt zorg voor de duurzame kwaliteit van de leefomgeving. Het beleid richt zich op het bevorderen van de kwaliteit van het wonen, op een doelmatig gebruik van de ruimte, het bereiken van een duurzaam milieu en op een goede rijkshuisvesting.

Op het beleidsartikel Betaalbaarheid van het wonen staan middelen geraamd ter facilitering van een vrije, betaalbare woonkeuze voor alle burgers in zowel de huur- als de koopsector. Het overgrote deel is huursubsidie. In 2002 wordt de afkoop voltooid van subsidies aan instellingen die gesubsidieerde huisvesting voor onder andere ouderen en studenten verzorgen. De afkoop is bedoeld om de zelfstandigheid van deze instellingen te vergroten. Het bedrag in 2002 is hierdoor hoger dan in latere jaren.

In het Strategisch Akkoord is afgesproken een nieuwe subsidie te starten ter stimulering van energiebesparing door particulieren in plaats van via fiscale stimulering. Hiervoor zijn met ingang van 2003 middelen toegevoegd aan de begroting. Deze subsidie valt binnen de doelstelling van het artikel Duurzame woningen en gebouwen dat zich richt op de verbetering van de duurzame kwaliteit van woningen en gebouwen. De verklaring dat de uitgaven vanaf 2003 toch iets dalen is dat betalingen uit hoofde van oude verplichtingen van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 aflopen. Dit besluit is per 1-1-1999 afgeschaft.

Het kabinet stimuleert aantrekkelijke fysieke stedelijke vernieuwing voor bewoners uit alle inkomensgroepen. De gemeenten zijn verantwoordelijk en met hen zijn in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) prestatieafspraken gemaakt. Een deel van de bijdrage voor 2002 is in 2001 betaald waardoor het bedrag in 2002 incidenteel laag is. Voor de nieuwe ISV-periode 2005–2009 is minder geld beschikbaar in verband met de invulling van de subsidietaakstelling uit het Strategisch Akkoord. Dit betekent dat er een groter beroep op de corporaties zal worden gedaan.

Het beleidsartikel Sociale kwaliteit van de woonomgeving richt zich op het vergroten van de betrokkenheid en de keuzevrijheid van de burger waar het gaat om het wonen en de woonomgeving. Het Rijk heeft hier een faciliterende rol en richt zich op het bevorderen van vernieuwingen en experimenten. Het betreft het deel dat is toegevoegd uit hoofde van de nota Mensen Wensen Wonen. Het tempo waarin de bedragen van deze subsidieregeling ter beschikking worden gesteld, is gewijzigd. De eerder voor 2001 en 2002 geraamde bedragen zijn daardoor naar achteren geschoven.

Een onderdeel van het beleid dat gericht is op het verbeteren van de milieukwaliteit op lokaal niveau is het voorkomen en het terugdringen van geluidshinder. De sanering van industrielawaai is na 2002 afgerond. Er zal dan sprake zijn van situaties waarin wordt voldaan aan de regelgeving rond deze vorm van geluidshinder.

Voor het saneren van de bodem zijn daarentegen oplopende bedragen geraamd, om zo mogelijk in 2023 tot een beheersbare situatie te komen. Dat wil zeggen dat er dan geen sprake meer is van een onacceptabele bodemvervuiling. In 2002 is er daarnaast incidenteel meer geld beschikbaar voor bodemsanering op VINEX locaties. De komende jaren worden de verplichtingen die voortvloeien uit het Kyoto-klimaatverdrag ingevuld. Pas op een later tijdstip leiden deze verplichtingen tot uitgaven omdat er sprake is van complexe projecten met een lange aanlooptijd, waarbij pas wordt betaald als er daadwerkelijk minder CO2 wordt uitgestoten. Dit verklaart het uitgavenpatroon op het artikel Tegengaan klimaatverandering en emissies.

De relatief hoge uitgaven op het beleidsartikel Handhaving in 2002 en 2003 weerspiegelen de eenmalige kosten die worden gemaakt voor de integratie van de verschillende VROM-inspecties.

Sinds 1999 is voor het grootste deel van de rijkshuisvesting sprake van een huur-verhuurrelatie. Dat geldt niet voor het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken. De uitgaven lopen in de tijd af door het gereedkomen van investeringsprojecten. De piek in de uitgaven in 2003 is het gevolg van vertragingen in de uitvoering van projecten waarvan de uitvoering in eerdere jaren was gepland, maar die nu waarschijnlijk in 2003 tot uitgaven leiden.

XII VERKEER EN WATERSTAAT

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

5 919,0

5 896,8

6 105,4

6 214,2

6 188,4

6 255,7

Totaal niet-belastingontvangsten

371,3

191,9

228,5

213,3

213,6

213,5

1 Veilig goederenvervoer

           

Uitgaven

19,5

21,9

19,3

13,6

11,2

11,2

Ontvangsten

8,2

9,6

11,2

11,2

11,2

11,2

2 Versterking netwerk goederen

           

Uitgaven

16,5

9,3

14,3

13,5

14,4

14,4

3 Efficiënt werkend goederenvervoersysteem

           

Uitgaven

18,9

19,2

18,7

18,8

18,7

18,7

Ontvangsten

0,1

0,1

       

4 Duurzaam goederenvervoer

           

Uitgaven

10,2

10,5

14,0

13,1

12,5

12,5

5 Veilig personenvervoer

           

Uitgaven

78,2

77,4

52,0

51,7

51,4

51,4

6 Versterking netwerk personenvervoer

           

Uitgaven

16,9

21,7

23,1

22,8

22,5

22,5

7 Klantgericht personen vervoermarkt

           

Uitgaven

1 469,1

1 369,4

1 352,8

1 360,5

1 367,8

1 392,9

Ontvangsten

42,1

45,3

46,7

46,7

46,7

46,7

8 Duurzaam personenvervoer

           

Uitgaven

23,0

19,7

17,1

16,4

15,8

15,8

9 Veilige luchtvaart

           

Uitgaven

5,2

4,7

5,8

7,0

6,9

6,9

10 Faciliteren luchtvaartnetwerk

           

Uitgaven

31,6

30,0

30,7

28,6

28,4

28,4

Ontvangsten

13,9

8,3

8,3

6,9

6,9

6,9

11 Effectief werkend luchtvaartbestel

           

Uitgaven

31,3

21,1

36,6

35,8

35,7

35,7

Ontvangsten

30,6

22,2

22,2

22,2

22,2

22,2

12 Duurzame luchtvaart

           

Uitgaven

116,6

140,9

112,1

32,0

30,5

30,5

Ontvangsten

43,0

45,4

47,9

48,6

48,9

48,9

13 Veiligheid Water

           

Uitgaven

6,1

6,1

7,3

8,4

8,3

8,3

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

14 Waterbeheer

           

Uitgaven

21,4

23,4

22,6

22,3

21,9

21,9

Ontvangsten

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

15 Effectieve telecom- en postmarkt

           

Uitgaven

22,5

         

Ontvangsten

149,1

         

16 Weer, klimaat en seismologie

           

Uitgaven

30,7

30,4

29,4

29,3

29,1

29,1

17 Ruimtevaart

           

Uitgaven

13,8

14,1

13,2

13,2

13,2

13,2

Ontvangsten

0,9

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

18 Inspectie verkeer en Waterstaat

           

Uitgaven

86,0

97,1

92,0

88,4

88,7

88,7

Ontvangsten

27,6

16,2

16,2

17,2

17,2

17,2

19 Bijdrage aan het Infrafonds

           

Uitgaven

3 414,9

3 526,0

3 807,8

4 032,4

4 003,5

4 045,7

20 nominaal en onvoorzien

           

Uitgaven

  • 1,1

1,8

2,3

2,3

3,3

3,3

21 Algemeen departement

           

Uitgaven

241,6

210,2

189,0

180,5

184,5

184,5

Ontvangsten

33,7

13,2

7,9

7,9

7,9

7,8

22 Algemene uitvoeringsorganisatie

           

Uitgaven

246,2

241,9

245,5

223,7

220,2

220,2

Ontvangsten

21,6

30,7

67,3

51,8

51,8

51,8

De hoofddoelstelling van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is het bevorderen van een veilig, efficiënt en duurzaam vervoer van personen en goederen over de weg, het spoor het water en door de lucht, alsmede hoogwaterbescherming. In het Strategisch Akkoord staan deze vier grote thema’s de komende kabinetsperiode ook centraal.

Op korte termijn wordt het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan aangepast aan de visie van het Strategisch Akkoord. Het verloop van de uitgaven wordt voor een groot deel beïnvloed door het artikel Bijdrage aan het Infrastructuurfonds. Het Infrastructuurfonds wordt gevoed uit de begroting van Verkeer en Waterstaat. In het Infrastructuurfonds zijn de aan de uitvoering gerelateerde beleidsdoelstellingen in de begroting van Verkeer en Waterstaat opgenomen. De bijdrage aan het Infrastructuurfonds wordt jaarlijks met 2,8% geëxtrapoleerd.

De belangrijkste doelstelling op het artikel Veilig personenvervoer is het bereiken van optimale veiligheid van personen in mobiliteit. Concreet betekent dit het verbeteren van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer en het verminderen van slachtoffers op de weg. Om de sociale veiligheid te vergroten worden maatregelen genomen zoals het aanstellen van meer toezichthouders in de tram, metro en op risicovolle NS-stations. Weer andere maatregelen op het terrein van duurzame en veilige infrastructuur moeten leiden tot minder verkeersslachtoffers. Zo worden jaarlijks voorlichtingcampagnes gestart en wordt de dodehoekspiegel op vrachtwagens verplicht gesteld. In 2002 en 2003 zijn in het kader van het Interimbesluit Duurzaam Veilig extra middelen beschikbaar gesteld om deze doelen te realiseren. Het kabinet heeft in het Strategisch Akkoord gekozen voor minder regelzucht en bureaucratie. Dit maakt afslanking van het ambtelijk apparaat mogelijk. Naast een efficiencytaakstelling is er een volumekorting afgesproken. Hieronder valt ook de in het Strategisch Akkoord opgenomen taakstelling op de gepremieerde en gesubsidieerde sector. De omvang van het artikel Klantgerichte personenvervoermarkt wordt in belangrijke mate bepaald door de rijksbijdragen aan lagere overheden ten behoeve van de exploitatie van het stads- en streekvervoer.

Het grootste deel van de in het Strategisch Akkoord afgesproken subsidietaakstelling slaat neer op dit artikel. Op dit artikel worden de bijdragen aan particuliere organisaties verminderd. Voor de regionale luchtvaart wordt ernaar gestreefd om taken en bevoegdheden met betrekking tot de regionale en kleine velden te decentraliseren naar de lagere overheden. In dit kader is de afkoop van de toekomstige exploitatiebijdragen voor de regionale en kleine luchthavens voor een groot deel in 2001 afgerond. Ten behoeve van deze afkoop zijn de hiervoor gereserveerde middelen naar voren gehaald. Dit verklaart de lagere uitgaven op het beleidsartikel Effectief werkend luchtvaartbestel in de jaren 2002 en 2003.

Een duurzame luchtvaart wordt gewaarborgd door het bieden van een beschermingsniveau voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en voor de geluidsbelasting door de luchtvaart. Het beleid richt zich op het internaliseren van milieukosten in de prijs van luchtvervoer en het stellen van eisen aan de milieubelasting (o.a. lucht en geluid) rond de luchthavens. De investeringen voor geluidsisolatie worden voorgefinancierd door V&W en doorberekend aan de sector door heffingen. Een groot deel hiervan betreft investeringen in geluidsisolatiemaatregelen in de betrokken geluidszones bij de luchthavens Schiphol en Maastricht. De investeringen in geluidsisolatie voor deze luchthavens lopen af in 2004. Vanwege de vorming van de divisie Water en divisie Rail nemen de uitgaven op het artikel Inspectie Verkeer en Waterstaat toe vanaf 2003. Het directoraat-generaal Telecommunicatie en Post, inclusief de apparaatsuitgaven van, het betrokken deel van de Inspectie van Verkeer en Waterstaat, gaat per 2003 over naar het ministerie van Economische Zaken conform de afspraken in het Strategisch Akkoord. De hogere uitgaven op het artikel Algemeen departement in 2002 en 2003 is voor een belangrijk deel het gevolg van de uitgaven voor «Van A naar Beter», de voorlichtingscampagne over het verkeers- en vervoersbeleid van Nederland. Deze campagne geeft informatie over de projecten van de overheid om de bereikbaarheid en veiligheid te verbeteren. De sterke toename van de ontvangsten Algemeen uitvoeringsorganisatie vanaf 2004 wordt verklaard door de dividenduitkering van de NV Westerschelde-tunnel.

 

XIII

ECONOMISCHE ZAKEN

           
   

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaalverplichtingen

Totaal niet-belastingontvangsten

1   Marktwerking Verplichtingen Ontvangsten

2   Innovatiekracht Verplichtingen Ontvangsten

3   Ondernemingsklimaat Verplichtingen Ontvangsten

4   Energievoorziening Verplichtingen Ontvangsten

5   Buitenl.eco.betrekkingen Verplichtingen

6   Crisisbeheersing Verplichtingen Ontvangsten

 

2 187,3

1 748,8

1 657,8

1 591,3

1 607,2

1 612,4

2 934,7

2 853,6

2 442,0

2 141,7

2 255,6

2 388,6

87,9

88,4

83,8

83,4

83,2

83,2

111,3

121,2

118,9

118,9

118,9

118,9

703,1

566,9

491,1

464,0

467,4

480,0

150,1

104,5

121,8

97,4

97,4

97,4

685,5

637,6

583,7

592,7

600,9

600,9

27,7

35,1

27,9

21,7

19,6

15,7

299,6

143,2

176,1

143,6

143,4

143,4

81,0

11,9

11,9

11,9

11,9

11,9

8,6

8,4

8,4

8,3

8,3

8,3

 

82,7

82,3

82,3

82,3

82,3

82,3

82,0

82,0

82,0

82,0

82,0

82,0

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

7 Beheer bodemschatten

           

Verplichtingen

29,5

7,5

7,4

7,4

7,4

7,5

Ontvangsten

2 382,4

2 223,4

1 900,4

1 695,4

1 812,4

1 958,4

8 Analyse en prognose

           

Verplichtingen

12,7

11,2

11,2

11,1

11,0

11,0

Ontvangsten

1,3

         

9 Statistieken

           

Verplichtingen

172,4

170,1

157,8

156,2

155,0

155,0

Ontvangsten

10,5

10,5

10,5

10,5

10,5

10,5

10 Effectieve telecom en postmarkt

           

Verplichtingen

 

32,6

30,0

29,4

28,6

19,3

Ontvangsten

 

140,1

92,5

92,1

91,8

82,7

21 Algemeen

           

Verplichtingen

91,1

88,7

93,4

87,8

88,7

91,0

Ontvangsten

9,5

5,1

5,9

6,6

7,4

7,4

22 Nominaal en onvoorzien

           

Verplichtingen

9,1

-92,9

-72,1

-79,3

-72,8

-73,3

23 Oude verplichtingen

           

Verplichtingen

4,9

4,9

4,6

4,2

3,8

3,8

Ontvangsten

78,9

119,8

70,2

5,1

3,6

3,6

Het scheppen van voorwaarden voor het realiseren van duurzame economische groei staat centraal in het beleid van het ministerie van Economische Zaken. Het ministerie van Economische Zaken stuurt, in tegenstelling tot de overige departementen, op verplichtingen en niet op directe kasuitgaven. De hierboven gepresenteerde cijfers geven daarom een beeld van het verplichtingenniveau en niet van de kasuitgaven. Het totale verplichtingenniveau van het ministerie van Economische Zaken daalt tot 2006. Deze daling vloeit voor een groot deel voort uit de ombuigingen uit Strategisch Akkoord.

Het relatief hoge verplichtingenniveau in 2002 op het artikel Bevorderen innovatiekracht heeft een aantal oorzaken. Ten eerste is besloten tot het deelnemen aan een meerjarig internationaal ruimtevaartprogramma. Daarnaast zet het ministerie van Economische Zaken in 2002 sterk in op ICT-projecten. Het verplichtingenniveau op het artikel Bevorderen van innovatiekracht daalt vervolgens in de loop der jaren. Dit heeft te maken met de medefinanciering van de Joint Strike Fighter. Dit gaat ten laste van de middelen voor de civiele vliegtuigontwikkeling.

De hogere ontvangsten op het artikel Bevorderen innovatiekracht in 2002 betreffen de financiering uit het FES van Gigaport-projecten en het programma Economie, Ecologie en Technologie (EET). Verder is de verwachting dat verkoop van Twinning in 2004 plaatsvindt. Dit verklaart de hogere ontvangstenraming in 2004.

Het artikel Bevorderen ondernemingsklimaat laat in 2002 en 2003 hogere verplichtingenramingen zien dan in de jaren erna. Dit is te verklaren door een vertraging in de aanleg van bedrijventerreinen in 2001, waardoor de verplichtingenruimte uit dat jaar is doorgeschoven naar latere jaren. De verplichtingenraming op het artikel Doelmatige en duurzame energievoorziening is in 2002 en 2004 hoger dan in de overige jaren. In 2002 wordt het hogere verplichtingenbedrag verklaard door deelname aan het Kyoto-protocol. In 2004 worden verplichtingen aangegaan voor de exploitatie van de Hoge Flux Reactor te Petten. Aan de ontvangstenkant is op dit artikel sprake van hogere ontvangsten in het jaar 2002. Deze zijn het gevolg van de terugbetaling van een in het verleden door de aandeelhouders verstrekte lening van Ultra Centrifuge Nederland. De aflopende raming op het artikel Beheer bodemschatten hangt samen met de aankoop van de certificaten Energie Beheer Nederland, waardoor aan DSM geen dividend meer betaald hoeft te worden. De ontvangsten op dit beleidsartikel betreffen de inkomsten uit de verkoop van aardgas. Deze inkomsten kunnen fluctueren als gevolg van wisselende afzet, olieprijs en dollarkoers. Bij de ramingen is uitgegaan van een olieprijs die daalt tot 23 dollar per vat in 2004 en daarna constant blijft. Daarnaast is bij de raming van de aardgasbaten rekening gehouden met een euro/dollarkoers van 0,94 in 2002 en daarna van 1,00.

Conform de afspraak in het Strategisch Akkoord wordt het directoraat-generaal Telecommunicatie en Post inclusief het betrokken deel van de Inspectie V&W toegevoegd aan het ministerie van Economische Zaken.

In het Strategisch Akkoord is overeengekomen om om te buigen op het subsidie-instrumentarium.

De subsidietaakstelling is nog niet volledig ingevuld. Het resterende deel staat vooralsnog geparkeerd op het artikel Nominaal en onvoorzien. De Tweede Kamer zal zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd over de invulling van het restant van deze taakstelling. De ontvangstenraming op het artikel Afwikkeling oude verplichtingen loopt sterk terug omdat een aan Nedcar verstrekte renteloze lening in 2002, 2003 en 2004 wordt afgelost.

XIV Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

2 232,5

2 037,0

1 841,4

1 821,7

1 841,7

1 807,1

Totaal niet-belastingontvangsten

691,9

616,9

389,5

394,2

396,8

351,9

1 Versterking landelijk gebied

           

Uitgaven

289,6

302,6

260,6

269,2

263,1

240,8

Ontvangsten

81,6

84,6

77,7

77,4

76,5

67,2

2 Verwerving en inrichting EHS

           

Uitgaven

240,7

152,7

176,3

177,2

181,5

186,4

Ontvangsten

31,2

6,3

5,0

10,8

13,1

3,6

3 Beheer EHS

           

Uitgaven

130,8

127,8

150,3

155,4

163,5

151,2

Ontvangsten

9,5

14,6

16,7

14,3

18,5

0,2

4 Econ perspectiefvolle agroketens

           

Uitgaven

190,0

62,8

58,1

57,6

61,1

43,5

Ontvangsten

77,0

3,9

4,5

4,7

4,7

2,5

5 Bevordering duurzame productie

           

Uitgaven

111,3

315,3

137,0

117,2

114,6

114,5

Ontvangsten

23,2

201,9

29,8

31,3

28,4

22,8

6 Voedselveiligheid, kwaliteit en

           

diergezondheid

           

Uitgaven

233,3

90,5

90,6

70,7

70,7

70,7

Ontvangsten

176,7

38,1

       

7 Kennisontwikkeling en Innovatie

           

Uitgaven

304,0

312,5

295,1

293,9

293,1

293,5

Ontvangsten

13,9

21,6

9,8

9,8

9,6

9,6

8 Kennisvoorziening

           

Uitgaven

383,6

388,3

402,9

414,9

425,8

435,1

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

9 Kennisverspreiding

           

Uitgaven

93,5

95,4

95,1

94,8

94,5

95,0

Ontvangsten

           

10 Nominaal en onvoorzien

           

Uitgaven

16,1

10,9

11,1

11,4

11,4

11,4

Ontvangsten

           

11 Algemeen

           

Uitgaven

239,5

178,3

164,4

159,3

162,4

165,0

Ontvangsten

278,6

245,8

245,7

245,7

245,7

245,7

De begroting van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kent vier belangrijke algemene doelstellingen. In de eerste plaats streeft LNV naar (economisch) perspectiefvolle en internationaal concurrerende agro-ketens. De tweede doelstelling betreft de bevordering van voedselveiligheid. De derde doelstelling hangt samen met een duurzame productie door de landbouw, tuinbouw en visserij. Ten slotte richt het beleid zich op het versterken van diverse functies van het landelijk gebied door een netwerk van natuurterreinen te creëren, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS richt zich op het veiligstellen van soorten en ecosystemen en het scheppen van een aantrekkelijk leefklimaat. Door incidentele factoren zijn de uitgaven en ontvangsten in 2002 en 2003 hoger dan in latere jaren.

De oorzaak van de daling van de uitgaven voor Versterking Landelijk Gebied ligt in de vermindering van langlopende landinrichtingsprojecten. De lagere uitgaven vanaf 2003 op het artikel Verwerving en inrichting Ecologische Hoofdstructuur is het gevolg van de bij Strategisch Akkoord afgesproken ombuiging op grondaankopen voor natuur door het accent te leggen op agrarisch en particulier natuurbeheer. Voorts zullen de provincies gehouden worden aan eerdere toezeggingen met betrekking tot hun financieringsaandeel van 25%. Het aankoopbudget voor de verwerving van de EHS is daardoor met ingang van 2003 met 70 miljoen oplopend naar 90 miljoen in 2006 structureel verlaagd. De uitgaven stijgen vanaf 2004 omdat er een oploop in het budget zit voor het verwerven en inrichten van grond.

Het Europese plattelandsbeleid is voor Nederland uitgewerkt in het Plattelandsontwikkelingsplan. Daarvoor ontvangt Nederland een bijdrage van de Europese Unie. De nadruk op de verwerving van gronden wordt verplaatst naar andere doelstellingen op het terrein van duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling.

De Europese bijdrage voor verwerving daalt daardoor vanaf 2003, hetgeen tot uitdrukking komt in de ontvangsten bij het onderdeel Verwerving en Inrichting EHS.

Op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken krijgen veehouders een vergoeding voor het opgeven van hun mestproductie of dierrechten, met het doel het mestoverschot te reduceren. De financiering vindt plaats vanuit het Ontwikkelings- en Saneringsfonds. In 2001 is de regeling voor de tweede keer opengesteld. De kaseffecten van deze regeling treden op in 2002 en 2003, respectievelijk op de artikelen Economisch Perspectiefvolle Agroketens en Bevorderen Duurzame Productie. Daardoor zijn de uitgaven en ontvangsten op deze artikelen in de genoemde jaren incidenteel hoog.

In verband met de omvorming van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) tot agentschap per 1 januari 2003 vervallen de ontvangsten van de RVV en de daaruit gefinancierde apparaatsuitgaven op de LNV-begroting. Daardoor nemen zowel de uitgaven als de ontvangsten op het artikel Voedselveiligheid, kwaliteit en diegezondheid vanaf 2003 structureel af. De uitgaven voor dit artikel in 2002 zijn incidenteel hoog door de overheidsbijdrage aan de BSE-testkosten, de kadaverregeling en de kosten van opslag en verbranding van diermeel. Tegenover deze uitgaven staat een storting uit het Diergezondheidsfonds. Voor 2002 en 2003 wordt ook een bijdrage van de Europese Unie verwacht aan de kosten van de MKZ-crisis van 2001.

De uitgaven voor het agrarisch onderwijs worden geboekt op het artikel Kennisvoorziening. De verwachting is dat de deelname aan het agrarisch onderwijs jaarlijks toeneemt, waardoor ook de uitgaven meerjarig licht stijgen.

In het Strategisch Akkoord zijn oplopende volume- en efficiency-taakstellingen voor het apparaat afgesproken. In afwachting van de nadere invulling is deze taakstelling geparkeerd op het artikel Algemeen, waardoor de uitgaven dalen vanaf 2003. De ontvangsten op het artikel Algemeen dalen structureel vanaf 2003 door lagere landbouwheffingen, onder andere als gevolg van een lagere wereldmarktprijs van suiker.

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

Totaal niet-belastingontvangsten

1   Basisdienstverlening werk en inkomen Uitgaven

2   Stim. en kwaliteitsbevord arbeidsaanbod Uitgaven Ontvangsten

3   Aanvullende werkgelegenheid Uitgaven Ontvangsten

4   Aangepast en begeleid werken Uitgaven Ontvangsten

5   Alg. inkomensgarantie. op min.niveau Uitgaven Ontvangsten

6   Inkomensgar,. voor jonggehandicapten Uitgaven

7   Inkomensaanv herkeurde arb.ongeschikt Uitgaven

8   Tijd. Inkomensgarantie kunstenaars Uitgaven Ontvangsten

9   Tegemoetkoming kosten kinderen Uitgaven Ontvangsten

10   Maatschapp participatie gehandicapten Uitgaven

11   Bevorderen van mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren Uitgaven

12   Coördinatie emancipatiebeleid Uitgaven

13   Verbetering arbeidsomstandigheden Uitgaven Ontvangsten

14   Tegemoetkoming asbestslachtoffers Uitgaven

15   Rijksbijdrage sociale fondsen Uitgaven

16   Rijksbijdrage spaarfonds AOW Uitgaven

17   Struct uitvoeringsorg. werk & inkomen Uitgaven Ontvangsten

97   Aflopende regelingen Uitgaven Ontvangsten

98   Algemeen Uitgaven Ontvangsten

20 324,3 565,0

369,7

20 623,4 541,9

299,7

21 148,7 458,2

272,2

24 802,5 459,6

258,1

 

1 408,4

1 190,9

1 894,5

1 807,4

38,3

100,7

16,7

17,7

1 026,3

901,6

7,7

7,7

15,2

     

2 078,4

2 061,6

2 076,9

2 076,9

412,1

411,4

411,7

412,0

4 693,5

5 135,0

5 187,9

5 084,9

79,4

22,7

22,7

22,7

1 524,3

1 549,0

1 586,3

1 620,3

6,5

6,7

6,2

5,7

53,0

42,5

30,2

28,1

2,0

     

3 215,0

3 248,3

3 227,6

3 226,5

0,3

0,3

0,3

0,3

24 995,5 595,7

257,6

1 803,6 153,8

7,7

25 406,3 459,6

257,6

1 777,3 17,7

7,7

 

2 076,9

2 076,9

412,0

412,0

4 943,7

4 997,5

22,7

22,7

1 648,0

1 681,6

5,2

4,8

28,1

28,2

3 226,6

3 223,6

0,3

0,3

151,1

277,4

739,8

768,8

802,8

826,3

20,8

18,3

11,2

10,0

10,0

10,0

74,7

114,8

64,2

48,4

38,7

13,8

5,1

5,1

5,1

5,1

5,1

5,1

4,3

2,9

2,8

2,8

2,8

2,8

2 733,2

2 982,8

3 100,8

6 792,9

6 968,9

7 213,1

2 405,3

2 518,5

2 631,9

2 745,4

2 858,8

2 972,3

294,5

36,1

       

8,0

         

0,3

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,1

         

258,8

225,5

296,3

304,8

302,2

299,0

4,5

1,8

1,8

1,8

1,8

1,8

2002                    2003                    2004                   2005                      2006                    2007

99 Nominaal en onvoorzien

Uitgaven                                                                        6,1                    12,2                    12,0                    13,6                       13,7                     13,7

Algemene beleidsdoelstelling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het bevorderen van de werking van de arbeidsmarkt, gericht op het vergroten van de werkgelegenheid, het verhogen van de arbeidsparticipatie en het wegnemen van belemmeringen. Terugdringen van het aantal arbeidsongeschikten, ondersteund door een adequaat arbeidsomstandighedenbeleid, en het versterken van de reïntegratie van (bijzondere groepen) mensen zonder werk op de arbeidsmarkt zijn daarbij speerpunten. SZW draagt verantwoordelijkheid voor een modern stelsel van arbeidsverhoudingen waarin het verantwoord kunnen combineren van werken, zorgen en leren centraal staat. Voorts is de doelstelling het nastreven van evenwichtige inkomensverhoudingen en het garanderen van een inkomensvoorziening op het sociaal minimum voor mensen die niet (volledig) in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De totale uitgaven op de begroting van SZW laten van 2002 tot 2007 een stijging zien. Het stijgende uitgavenpatroon wordt vooral veroorzaakt door een toename van de rijksbijdrage aan de sociale fondsen als gevolg van de doorwerking van maatregelen in het Strategisch Akkoord. Rijksbijdragen gelden overigens als niet-relevant voor het uitgavenkader. Ook de jaarlijkse toename van de toevoeging aan het AOW Spaarfonds leidt tot stijgende uitgaven. Verder dragen de overheveling van de middelen voor kinderopvang van de begroting van VWS naar SZW en de invoering van de basisregeling levensloop bij aan een stijging van de uitgaven. In het Strategisch Akkoord is besloten in het kader van de modernisering van het arbeidsmarktbeleid één flexibel vrij besteedbaar reïntegratie-budget te introduceren. Vanaf 2004 zijn de middelen voor I/D-banen op het artikel Aanvullende werkgelegenheid toegevoegd aan het artikel Stimulering en kwaliteitsbevordering arbeidsaanbod voor het nog te vormen flexibel reïntegratiebudget. De besparingen op de artikelen Stimulering en kwaliteitsbevordering arbeidsaanbod en Aanvullende werkgelegenheid tezamen komen deels uit gesubsidieerde arbeid en deels uit een efficiënter werkende arbeidsmarkt.

De hoge ontvangsten in 2006 op het artikel Stimulering en kwaliteitsbevordering arbeidsaanbod hangen samen met de voorfinanciering van ESF-middelen uit hoofde van de programmaperiode 2000–2006. De hogere ontvangsten van arbeidsmarktmiddelen in 2003 hangen samen met de invulling van de reïntegratietaakstelling. De hogere ontvangsten in 2002 betreffen de teruggave van te veel aan gemeenten bevoorschotte arbeidsmarktmiddelen. Op het artikel Algemene inkomensgarantie op minimumniveau zijn om dezelfde reden hogere ontvangsten zichtbaar in 2002.

De uitkeringslasten in de bijstand stabiliseren vanaf 2004 door de in het Strategisch Akkoord genoemde 100% budgettering van het Fonds Werk en Inkomen, de herziening van het alimentatiebeleid en de verscherping van handhaving, controle en sancties.

Het aantal kunstenaars dat een beroep doet op de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars (WIK) daalt substantieel vanaf 2003. De eerste groep kunstenaars bereikt in 2003 namelijk de maximale termijn van vier jaar waarin een beroep kan worden gedaan op een WIK-uitkering. De verantwoordelijkheid voor het beleidsterrein Wet voorzieningen gehandicapten is overgegaan van SZW naar VWS. De financiering van (zorg)verlof wordt herzien. Per 1 januari 2003 wordt een nieuwe basisregeling levensloop geïntroduceerd. Een aantal bestaande financieringsmogelijkheden voor verlof komt te vervallen,

waaronder de financieringsregeling loopbaanonderbreking. De verantwoordelijkheid voor het beleidsterrein Kinderopvang is overgedragen van VWS aan SZW. Daar de inwerkingtreding van de Wet basisvoorziening kinderopvang eerst per 1 januari 2004 wordt voorzien, wordt de Regeling uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse opvang in 2003 voortgezet en uitgebreid.

Het beleid ten aanzien van de beperking van ziekteverzuim en uitval naar de WAO door middel van het sluiten van arboconvenanten wordt de komende periode voortgezet. Het uitgavenverloop op het artikel Verbetering arbeidsomstandigheden wordt hierdoor mede bepaald. Het CPB raamt een stijging van de rijksbijdrage die de kosten van de heffingskortingen compenseert. Dit hangt samen met doorwerking van de maatregelen in het Strategisch Akkoord op de premietarieven en het gewijzigde economische beeld voor de jaren 2002-2006. Rijksbijdragen gelden overigens als niet-relevant voor het uitgavenkader (i.c. de ijklijn SZA).

De toevoeging aan het AOW Spaarfonds neemt jaarlijks met minimaal 113,4 miljoen toe.

Op het SUWI-artikel (Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen) zijn in 2002 en 2003 nog middelen geraamd voor de uitgaven die samenhangen met de wijziging van de uitvoeringsstructuur en de tijdelijke stimuleringsregelingen.

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

8 710,5

9 532,8

9 815,3

9 083,0

9 417,6

9 793,6

Totaal niet-belastingontvangsten

110,0

101,5

101,7

101,7

101,7

101,7

1 Gezondheidsbevordering en -bescherming

           

Uitgaven

220,1

185,3

167,1

154,9

155,1

155,1

Ontvangsten

6,3

7,3

8,1

8,1

8,1

8,1

2 Curatief Somatische Zorg

           

Uitgaven

265,5

255,4

273,3

270,7

271,1

270,9

Ontvangsten

4,6

3,2

3,2

3,2

3,2

3,2

3 Ggz, verslavingszorg en mts opvang

           

Uitgaven

300,0

299,3

286,0

285,5

285,6

285,6

Ontvangsten

2,0

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

4 Gehandicaptenzorg

           

Uitgaven

35,1

31,1

29,8

28,0

28,0

28,0

Ontvangsten

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

5 Verzorging, verpleging en ouderen

           

Uitgaven

43,2

32,1

36,0

28,1

28,1

28,0

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

6 Arbeidsmarktbeleid

           

Uitgaven

222,9

202,4

187,7

177,1

177,6

177,5

Ontvangsten

3,7

         

7 Jeugdbeleid

           

Uitgaven

814,0

805,2

803,5

800,4

800,6

811,0

Ontvangsten

10,6

8,2

8,0

8,0

8,0

8,0

8 Sociaal beleid

           

Uitgaven

136,8

136,4

132,4

134,2

133,4

133,3

Ontvangsten

4,2

3,9

3,9

3,9

3,9

3,9

9 Sportbeleid

           

Uitgaven

86,8

76,8

77,6

77,7

77,9

77,9

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

10 Verzetsdeelnemers, vervolgden en

           

oorlogsgetroffenen

           

Uitgaven

427,3

389,3

371,2

354,0

337,6

321,5

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

11 Inspecties Uitgaven Ontvangsten

100,2 2,2

98,7 1,7

98,1 1,7

98,2 1,7

98,1 1,7

98,1 1,7

12 RIVM Uitgaven Ontvangsten

163,2 71,0

147,2 71,5

149,7 71,0

149,8 71,0

149,4 71,0

149,4 71,0

13 Rijksbijdragen Uitgaven

5 659,6

6 706,4

7 037,0

6 367,2

6 724,4

7 106,0

16 Maatschappelijke participatie van ouderen en gehandicapten Uitgaven Ontvangsten

61,5 0,4

49,8

0

62,9

0

62,8

0

62,8

0

62,8

0

14 Algemeen Uitgaven Ontvangsten

166,5 4,4

148,5 3,6

142,1 3,6

134,7 3,6

134,8 3,6

134,7 3,6

15 Nominaal en onvoorzien Uitgaven

7,8

  • 40,0
  • 39,1
  • 40,2
  • 46,7
  • 46,3

Het beleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is gericht op het bevorderen en beschermen van de gezondheid van de burger en het bevorderen van een patiëntgerichte zorg. Daarnaast is de bevordering van een volwaardige participatie van gehandicapten in de samenleving en het versterken van de positie van jongeren in de samenleving tot doel gesteld. Het bevorderen van participatie, het voorkomen van sociale uitsluiting en het versterken van de sociale cohesie is de doelstelling van het door VWS gevoerde sociaal beleid. Voorts is de doelstelling een tijdige en goede verpleging en verzorging van ouderen en ondersteuning van oorlogsgetroffenen en het bevorderen van topsport en breedtesport.

Als gevolg van het convenant tussen VWS, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg wordt de Tijdelijke regeling vroegsignalering niet langer uitgevoerd door middel van een specifieke uitkering aan gemeenten, maar via het Gemeentefonds. Vanaf 2003 staan de middelen dan ook niet meer op de begroting van VWS, maar op die van het Gemeentefonds.

In het licht van de hier boven genoemde doelstellingen passen de uitgaven voor kinderopvang niet op de begroting van VWS. Kinderopvang is vooral een arbeidsmarktinstrument. De middelen voor kinderopvang die niet welzijnsgerelateerd zijn worden dan ook overgeheveld naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De groep personen die voor oorlogsinvaliditeit inkomenscompensatie ontvangt, wordt in de tijd kleiner en hiermee neemt ook het aantal verstrekte uitkeringen af. Dit heeft tot gevolg dat de uitgaven op het beleidsartikel Verzetsdeelnemers, vervolgden en oorlogsgetroffenen dalen. Voor het verschaffen van genoegdoening aan vervolgings-slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog zijn aan verschillende gemeenschappen bedragen beschikbaar gesteld voor eenmalige individuele uitkeringen. De uitgaven ten behoeve van de Indische gemeenschap zijn in 2002 gedaan, wat ertoe geleid heeft dat de totale uitgaven in dat jaar hoger liggen dan de daaropvolgende jaren.

In 2005 wordt een nieuw zorgstelsel geïntroduceerd. De rijksbijdrage aan de Algemene Kas van de ziekenfondsverzekering (ZFW) wordt dan teruggetrokken. Tegelijkertijd maakt een nieuwe rijksbijdrage het mogelijk dat kinderen tot 18 jaar geen premie hoeven te betalen. Per saldo zijn de uitgaven op het artikel rijksbijdragen in 2005 lager dan in 2004.

Eén van de doelstellingen van VWS is het bevorderen van volwaardige participatie van ouderen en gehandicapten in de samenleving. De Wet Voorzieningen Gehandicapten draagt bij aan het realiseren van deze doelstelling. Daarom wordt deze wet onder verantwoordelijkheid van VWS uitgevoerd. De financiële middelen voor de Wet Voorzieningen Gehandicapten, die onderdeel uitmaken van de begroting van SZW, worden dan ook overgeheveld naar VWS. Dit verklaart de nieuwe reeks van artikel 16.

Homogene Groep Internationale Samenwerking

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

4 797,2

4 798,6

5 042,7

5 333,6

5 540,6

5 765,4

Totaal niet-belastingontvangsten

84,8

68,2

54,8

55,3

54,1

54,1

5 Buitenlandse Zaken Uitgaven Waaronder

4 008,9

4 033,9

4 254,1

4 530,4

4 722,4

4 930,6

Art. 1 Internationale ordening

81,6

79,8

66,6

70,4

70,3

70,8

Art. 2 Vrede, veiligheid, conflictbeheersing

33,8

32,8

29,3

29,5

29,4

29,4

Art. 3 Humanitaire hulp

246,6

214,0

211,7

209,4

209,4

209,4

Art. 4 Goed bestuur, mensenrechten en vredesopbouw

85,4

81,8

85,5

86,9

72,8

55,8

Art. 5 Europese integratie

20,1

23,7

23,5

23,3

23,1

23,1

Art. 6 Bilaterale ontwikkelingssamenwerking

1 233,4

1 111,2

1 265,6

1 515,6

1 724,7

1 952,9

Art. 7 Fondsen van de Europese Unie

71,0

100,1

105,1

105,1

105,1

105,1

Art. 8 Instellingen van de Verenigde Naties

381,8

371,6

358,3

382,9

382,7

380,1

Art. 9 Internationale financiële instellingen

98,9

127,9

157,7

158,5

105,1

60,1

Art. 10 Samenwerking maatschappelijke organisaties

620,4

652,1

666,0

673,0

695,6

712,6

Art. 11 Samenwerking internationaal onderwijs

87,3

86,5

86,0

87,9

88,3

88,8

Art. 12 Samenwerking bedrijfsleven

224,7

252,8

250,6

239,3

237,8

237,8

Art. 13 Politieke en economische belangenbehartiging

16,9

24,2

35,5

22,8

18,3

18,3

Art. 14 Asiel, migratie en consulair

118,2

203,6

202,6

202,6

202,6

202,6

Art. 15 Internationaal cultuurbeleid

14,5

14,0

14,0

13,9

13,9

13,6

Art. 16–18 Overig Ontvangsten

674,3 76,0

658,0 65,0

696,1 51,6

709,6 52,0

743,2 50,9

770,0 50,9

6 Justitie Uitgaven

11,3

8,7

8,8

20,7

15,9

15,9

7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Uitgaven

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Uitgaven

52,8

53,0

53,0

53,0

53,0

53,0

9BFinanciën Uitgaven

154,8

207,9

194,5

156,2

150,7

123,7

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

10 Defensie Uitgaven Ontvangsten

285,5 6,9

199,8 1,4

199,8 1,4

199,8 1,4

199,8 1,4

199,8 1,4

11 Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu Uitgaven

17,1

62,5

62,6

92,6

112,6

107,6

12 Verkeer en Waterstaat Uitgaven

20,4

17,2

15,8

15,8

15,8

15,8

13 Economische Zaken Uitgaven Ontvangsten

198,0 1,8

221,0 1,8

210,1 1,8

221,3 1,8

226,4 1,8

198,5 1,8

14 Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Uitgaven

27,1

24,3

24,3

24,3

24,3

24,3

15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid Uitgaven

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport Uitgaven

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

62 Nader te verdelen IS Uitgaven

19,8

-31,4

18,1

17,9

18,1

94,6

Door de koppeling van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) aan het BNP (1,1%) stijgt het totale HGIS-budget over de periode 2002–2007 aanzienlijk. De hele begroting van Buitenlandse Zaken – met uitzondering van de afdrachten aan de Europese Unie – is onderdeel van de HGIS. Een groot deel van de BNP-groei (met name van het ODA deel) slaat dan ook neer op deze begroting. De uitgavenontwikkeling van Buitenlandse Zaken is als volgt te verklaren:

– Nederland draagt met de vestiging van het Internationaal Strafhof bij aan de bevordering van internationale ordening. Dit heeft vooral zijn weerslag in de jaren 2002 en 2003 waarin extra middelen zijn uitgetrokken voor de tijdelijke huisvesting van het hof en vanaf 2005 wanneer de locatie voor permanente huisvesting beschikbaar komt. – Op het terrein van goed bestuur, mensenrechten en vredesopbouw draagt Nederland tot en met 2006 additioneel bij aan het door de Wereldbank opgezette meerjarig demobilisatie- en reïntegratieprogramma voor de Grote Merenregio. – De oploop bij bilaterale ontwikkelingssamenwerking is het gevolg van het deels inzetten van BNP-groei om meer sectorale en macrogeoriën-teerde programmahulp te verstrekken. Hierdoor wordt het ontvangende land maximaal in staat gesteld invulling te geven aan ownership. De nog niet verdeelde meerjarige BNP-groei voor ODA wordt geparkeerd op dit artikel. De lagere uitgaven in 2003 zijn het gevolg van de ombuigingen op ODA zoals vastgelegd in het strategisch akkoord. De groei van dit artikel compenseert deze ombuiging in latere jaren. – Het budget voor internationale financiële instellingen is tot en met 2006 hoger dan de jaren erna vanwege additionele bijdragen aan het International Fund Education for All, het Global Fund to Fight Aids, TB and Malaria. De Wereldbank is door de internationale gemeenschap aangewezen als penningmeester van deze initiatieven. – Het hogere budget voor politieke en economische belangenbehartiging in de periode 2003–2005 hangt samen met het Nederlandse voorzitterschap van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Raad van Europa en van de Europese Unie. – In het Strategisch Akkoord is afgesproken de kosten voor eerstejaars-opvang van asielzoekers op basis van werkelijke in plaats van forfaitaire kosten toe te rekenen. Deze verhoging vindt zijn weerslag in het artikel Asiel, migratie en consulaire dienstverlening.

In de begroting van Justitie is vanaf 2005 de herhuisvesting van Europol zichtbaar. Het grillige verloop van de HGIS-uitgaven op de begroting van Financiën zijn het gevolg van onderhandelingen over middelenaanvullingen en kapitaaluitbreidingen van multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen. Het hogere uitgavenniveau van de vredesoperaties op de begroting van defensie in 2002 wordt veroorzaakt doordat Nederland naast de reeds lopende operaties een bijdrage levert aan operaties in Afghanistan (Enduring Freedom en ISAF) en Macedonië (Amber Fox). Op de begroting van VROM zijn de uitgaven voor het Clean Development Mechanism (CDM) in 2002 doorgeschoven naar de jaren 2005–2007. De verplichtingen worden wel voor een belangrijk deel in 2002 aangegaan. De kasraming voor projecten voor Joint Implementation (JI) is de oorzaak van het grillige verloop van de middelen op de begroting van Economische Zaken. De reservering op de aanvullende post betreft met name de nog niet aan de begrotingen toegedeelde BNP-middelen voor non-ODA. In het tekort van 2003 is tevens een taakstelling opgenomen die in 2000 is ontstaan om binnen non-ODA meerjarig invulling te kunnen geven aan CDM/JI.

De hogere ontvangsten op de begroting van Buitenlandse Zaken in 2002 hebben betrekking op een incidentele grotere terugvordering van restfondsen van VN-instellingen en de Wereldbank. Defensie heeft in 2002 een incidenteel hogere ontvangst van de VN voor deelname aan vredesoperaties.

 

GEMEENTEFONDS

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

13 068,6

13 217,4

12 040,8

13 800,9

13 796,4

13 790,2

Het gemeentefonds is één van de inkomstenbronnen waarmee gemeenten hun taken kunnen bekostigen. De beschikbare financiële middelen worden zodanig over de gemeenten verdeeld dat zij een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten kunnen leveren. De omvang van het gemeentefonds wordt bepaald door de normerings-systematiek en de toevoegingen en/of onttrekkingen vanwege specifieke taakmutaties.

Per 2004 is de omvang van het gemeentefonds lager vanwege de uitname uit het gemeentefonds ten behoeve van de voeding van het BTW-compensatiefonds. Daarnaast wordt het lokaal categoriaal inkomensbeleid in de bijstand afgeschaft. Het afschaffen van het categoriaal inkomensbeleid in de bijstand vloeit voort uit het Strategisch Akkoord. Daarin is de keuze gemaakt dat het algemeen, generiek inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk.

Verdere voornemens uit het Strategisch Akkoord zorgen voor een stijging van het gemeentefonds per 2005. De stijging is het saldo van het effect van het per 2005 afschaffen van de 45,38 (f 100) op lokale lasten en de compensatie van gemeenten via het gemeentefonds voor het afschaffen van de OZB op woningen. Beide maatregelen zijn onderdeel van het pakket aan lastenmaatregelen.

 

PROVINCIEFONDS

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

1 083,2

1 096,6

973,3

953,4

953,4

953,4

Het provinciefonds is één van de inkomstenbronnen waarmee provincies hun taken kunnen bekostigen. De beschikbare financiële middelen worden zodanig over de provincies verdeeld dat zij een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten kunnen leveren. De omvang van het provinciefonds wordt bepaald door de normeringssystematiek en de toevoegingen en/of onttrekkingen vanwege specifieke taakmutaties. Per 2004 is de omvang van het provinciefonds lager vanwege de uitname uit het provinciefonds ten behoeve van de voeding van het BTW-compensatiefonds.

ACCRES GEMEENTEFONDS/PROVINCIEFONDS

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

226,9

807,6

1 203,9

1 670,6

2 150,6

De accressen volgen uit de normeringssystematiek die geldt voor het gemeente- en provinciefonds. Volgens deze systematiek is de ontwikkeling van de omvang van de fondsen gekoppeld aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De accressen zijn bedoeld als compensatie voor loon-en prijsontwikkelingen evenals volumeontwikkelingen in de uitgaven van gemeenten en provincies.

Bij Voorjaarsnota 2002 is het accres 2003 niet overgeboekt naar het gemeente- en provinciefonds in afwachting van de doorwerking van de voornemens van het nieuwe kabinet op de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Bij het Strategisch Akkoord is besloten om in de berekening van de netto gecorrigeerde uitgaven de rentecorrectie te laten vervallen. Op basis van de huidige inzichten voor wat betreft de netto gecorrigeerde rijksuitgaven is het accres 2003 berekend en bij Miljoenennota 2003 structureel overgeboekt naar het gemeente- en provinciefonds. In het voorjaar van 2003 worden op basis van de ontwikkelingen van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven de accressen voor het gemeente- en provinciefonds meerjarig berekend. Het accres 2003 wordt dan bijgesteld en het accres 2004 wordt dan structureel naar de fondsen overgeboekt.

 

BTW-COMPENSATIEFONDS

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

310,6

1 670,7

1 742,2

1 820,7

1 902,4

Vanaf 1 januari 2003 kunnen gemeenten, provincies en de regionale openbare lichamen de betaalde BTW voor hun niet-ondernemers-activiteiten, die volgens de wetgeving daarvoor in aanmerking komt, gecompenseerd krijgen uit het BTW-compensatiefonds. Het BTW-compensatiefonds wordt vanaf 2004 voor een belangrijk deel gevoed door een uitname uit het gemeentefonds en het provinciefonds. Daarnaast

INFRASTRUCTUURFONDS

wordt de BTW-compensatie voor het openbaar vervoer aan het fonds toegevoegd. Deze middelen stonden voor inwerkingtreding van het fonds op de aanvullende post. Gedurende het uitvoeringsjaar werden de middelen toegevoegd aan de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Ook een deel van de BTW-ontvangsten wordt aan het fonds toegevoegd. Dit betreft onder meer de BTW op aanleg van gemeenschapsvoorzieningen die gemeenten tot de inwerkingtreding van het fonds via de belastingaangifte verrekenden. De uitgaven in 2003 hebben betrekking op de voorschotten die gemeenten, provincies en regionale openbare lichamen voor BTW-openbaar vervoer en BTW op aanleg van gemeenschapsvoorzieningen kunnen aanvragen. Voor het overige vindt de uitbetaling van de compensatie zes maanden na het kalenderjaar plaats. De oplopende reeks vanaf 2004 betreft een autonome groei van het fonds die ontstaat door de ontwikkeling van lonen, prijzen en volume-effecten. Deze groei is geraamd op gemiddeld drie procent, waarvoor het accres van het gemeentefonds als indicator is gehanteerd. Daarnaast is er een stijging van de BTW-compensatie door een toename van het uitbesteden geraamd van twee procent per jaar van het deel dat afkomstig is uit het gemeentefondsfonds en het provinciefonds.

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

6 615,9

6 258,9

5 515,0

5 492,9

5 286,9

5 870,9

Totaal niet-belastingontvangsten

6 386,3

6 301,1

5 461,6

5 412,6

5 380,9

5 870,8

1 Droge infrastructuur

           

Uitgaven

3 180,1

3 493,2

3 286,5

3 562,1

4 053,6

4 545,8

Ontvangsten

101,3

66,9

66,2

24,0

46,6

25,7

2 Natte infrastructuur

           

Uitgaven

987,6

906,7

854,8

1 000,7

965,2

1 051,0

Ontvangsten

114,4

84,1

91,2

53,4

60,8

40,8

3 Mega projecten

           

Uitgaven

1 989,8

1 755,8

1 335,0

856,3

200,8

250,2

Ontvangsten

56,7

38,2

23,7

30,5

24,3

65,0

4 Algemene uitgaven

           

Uitgaven

458,5

103,1

38,7

73,8

67,3

23,9

Ontvangsten

422,7

38,9

23,9

23,9

23,9

23,9

5 Bijdragen tlv andere begrotingen

           

Ontvangsten

5 691,2

6 073,0

5 256,5

5 280,8

5 225,4

5 715,4

Op het Infrastructuurfonds worden de producten op het gebied van infrastructuur verantwoord. Het Infrastructuurfonds is de productbegrotingvan Verkeer en waterstaat. De aan de producten ten grondslag liggende beleidsdoelstellingen zijn op de beleidsbegrotingvan Verkeer en Waterstaat (XII) geformuleerd. Een apart fonds voor infrastructuur bevordert zowel een integrale afweging van prioriteiten als de continuïteit van middelen voor de infrastructuur. Het verloop van de ontvangsten en de uitgaven wordt voor een groot deel beïnvloed door het artikel Bijdrage aan het Infrastructuurfonds. Het Infrastructuurfonds wordt gevoed vanuit de begroting van Verkeer en Waterstaat. In het Infrastructuurfonds zijn de aan de uitvoering gerelateerde beleidsdoelstellingen in de begroting van Verkeer en Waterstaat opgenomen. De bijdrage aan het Infrastructuurfonds wordt jaarlijks met 2,8% geëxtrapoleerd.

Op het artikel Droge Infrastructuur staan uitgaven verantwoord die nodig zijn voor projecten gericht op capaciteitsuitbreiding van het hoofdwegen- net, alsook de uitgaven voor beheer en onderhoud en verkeersveiligheid. Uitgaven ten behoeve van zogenaamde benuttingsprojecten hebben tot doel de doorstroming van het verkeer te verbeteren door middel van intensiever en «intelligent» gebruik van de bestaande wegcapaciteit. Daarbij gaat het onder meer om dynamische verkeersmanagementsyste-men, inhaalverboden voor vrachtverkeer en spitsstroken. Naast de uitgaven voor rijkswegen bevat het artikel Droge Infrastructuur tevens de uitgaven ten behoeve van aanleg, beheer en onderhoud van de railwegen. Het doel is de aanwezige spoorinfrastructuur zo goed mogelijk te benutten. Hiervoor wordt een integraal pakket aan benuttingsmaatregelen uitgewerkt. Zowel de uitgaven als de ontvangsten op het beleidsartikel fluctueren tussen de jaren. Dit hangt voornamelijk samen met de uitvoeringsplanning en de bijdragen van derden – waaronder de EU – voor de aanleg van wegen en projecten ter verbetering van het openbaar vervoer.

Het artikel Natte Infrastructuur bevat de geraamde uitgaven voor het onderhoud en aanleg van de waterkeren en vaarwegen. Het beheer en onderhoud heeft betrekking op ondermeer de stormvloedkeringen en het handhaven van de kustlijn.

Een intensivering van het beheer en onderhoud bij vaarwegen en waterbeheren verklaart de hogere uitgaven in 2005 en 2006 op het beleidsartikel Natte infrastructuur. De verwachting is dat de bijdragen van derden (onder andere de EU en de andere overheden) in 2005 en 2006 lager zijn.

De projecten Westerscheldetunnel, HSL-Zuid en Betuweroute bepalen het uitgavenpatroon op het beleidsartikel Megaprojecten. De aanleg van de Westerscheldetunnel verloopt voorspoedig. Volgens verwachtingen wordt de tunnel in 2003 in gebruik genomen. De actuele planning van de HSL-Zuid en de Betuweroute houdt rekening met een investeringspiek in 2003. De ontvangsten van de bijdragen van derden in de kosten van de HSL-Zuid en de Betuweroute fluctueren gedurende de periode 2002–2006. Het kabinet heeft besloten dat in deze kabinetsperiode voor de invoering van een kilometerheffing geen middelen worden vrijgemaakt. De hiermee samenhangende activiteiten worden stopgezet. De vrijvallende middelen worden toegevoegd aan het spoorprogramma in verband met afdekking van de risico’s bij onder andere de HSL-Zuid en de Betuweroute. De hoge uitgaven op het artikel Algemeen in 2002 betreffen de rijksbijdragen in de regionale mobiliteitsfondsen en een schatkistlening aan de NS Railinfrabeheer die op dit beleidsartikel worden verantwoord. De uitgavendaling in 2003 wordt versterkt door het aflopen van de investeringsimpuls voor bodemsanering. Deze impuls was tot en met 2002 beschikbaar gesteld vanuit het Fonds Economische Structuurversterking. De bijdragen uit de EU-structuurfondsen voor investeringen in stads- en streekvervoer verklaren de hogere ontvangsten in 2002 en 2003.

De fluctuaties op het artikel Bijdragen t.l.v. andere begrotingen zijn voornamelijk het gevolg van het ritme waarin de FES-bijdragen voor infrastructuurprojecten beschikbaar komen. Daarnaast staan de bijdragen die ten laste komen van de begroting van Verkeer en Waterstaat op dit artikel verantwoord.

FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

2 643,6

2 868,3

1 864,1

1 711,6

1 792,6

2 226,4

Totaal niet-belastingontvangsten

2 015,4

1 926,8

1 748,5

1 652,3

1 784,0

1 912,4

1 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

151,5

192,7

393,8

90,6

31,5

4,8

2 Bijdrage ikv bodemsanering

65,4

         

3 Bijdrage tbv kennisinfrastructuur

9,1

9,1

9,1

9,1

9,1

 

4 Overige bijdragen vanuit het fonds

802,9

727,6

134,8

280,3

87,3

 

7 Projecten in voorbereiding

95,9

183,9

279,8

357,9

473,1

473,1

8 Investeringsimpuls 1998

813,9

616,6

99,7

124,0

480,9

1 095,3

9 Investeringsimpuls 2001

704,8

1 138,4

946,8

849,7

710,6

653,2

  • 1. 
    Ontvangsten uit aardgas

1 641,0

1 528,0

1 301,0

1 156,0

1 239,0

1 343,0

2 Rentebesparingen uit incidentele

           

baten

374,4

398,8

447,5

496,3

545,0

569,4

Het Fonds Economische Structuurversterking (FES) is een verdeelfonds. Het kasritme van de FES-uitgaven wordt bepaald door de financieringsbehoefte van de goedgekeurde FES-projecten, passend binnen de budgettaire randvoorwaarden van de FES-wet. Op het artikel Overige bijdragen vanuit het fonds worden bijdragen geraamd aan het Infrastructuurfonds voor de Betuweroute en de Hogesnelheidslijn. Er zijn twee afzonderlijke artikelen voor de Investeringsimpuls 1998 en de Investeringsimpuls 2001. Deze impulsen bevatten investeringspakketten voor de clusters Bereikbaarheid, Milieu en Kennis. De hoge uitgaven in de jaren 2002 en 2003 zijn het gevolg van de hoge raming van de uitgaven voor beide impulsen. Daarnaast zijn ook de Betuweroute en Hogesnelheidslijn hier verantwoordelijk voor. De oploop in 2007 is het gevolg van een hogere raming van de uitgaven aan het Infrastructuurfonds vanaf het jaar 2007 voor het pakket bereikbaarheid van de investeringsimpuls 1998. In het Strategisch Akkoord zijn extra middelen uitgetrokken voor bereikbaarheid en mobiliteit. 60% van deze extra middelen is geraamd in het FES, als onderdeel van het artikel Projecten in voorbereiding. Over de precieze besteding van deze extra middelen moet nog worden besloten. De voeding van het FES bestaat uit een vast percentage (41,5%) van de totale gasbaten. Daarnaast wordt het FES gevoed uit vrijvallende rentelasten die het gevolg zijn van het verlagen van de staatsschuld met de common area baten, de opbrengst van verkoop staatsdeelnemingen (eventueel gecorrigeerd voor dividendderving) en veilingen (van rechten). Met ingang van 2001 wordt het FES niet meer gevoed uit de rentevrijval van de opbrengst van geveilde rechten (zoals radio-, ether- en televisiefrequenties), maar dient ter voeding van het FES een annuïteit op basis van deze opbrengsten.

Het verloop in de meerjarencijfers wordt enerzijds verklaard door oplopende ontvangsten als gevolg van de rentecomponent en anderzijds door het verloop van de ramingen voor de totale aardgasbaten. Deze worden bepaald door de hoogte van de raming voor de olieprijs en dollarkoers.

 

AOW-SPAARFONDS

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal niet-belastingontvangsten

2 941,7

3 205,1

3 482,0

3 769,6

4 071,5

4 388,6

Ten behoeve van de toekomstige financiering van de AOW-lasten worden vanuit de begroting van SZW bijdragen geleverd in de vorm van jaarlijkse stortingen in het fonds. In het wetsvoorstel Premiemaximering AOW en introductie spaarfonds AOW is opgenomen dat de jaarlijkse storting in het AOW-spaarfonds vanaf 1999 jaarlijks met 113,4 miljoen euro wordt verhoogd. Het fonds ontvangt ten slotte rente over het totaal opgebouwde vermogen. Deze rente wordt aan het fondsvermogen toegevoegd.

 

DIERGEZONDHEIDSFONDS

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

Totaal niet-belastingontvangsten

79 38,7

De uitgaven voor de bestrijding van besmettelijke dierziekten en de met deze ziekten samenhangende welzijnsmaatregelen worden verantwoord in het Diergezondheidsfonds (DGF). Daarnaast worden uitgaven verantwoord voor maatregelen om de diergezondheid te bewaken alsmede uitgaven voor de BSE-maatregelen in het kader van de voedselveiligheid. De uitgaven in 2002 hebben met name betrekking op BSE (bijdragen aan LNV-begroting) en MKZ.

Het DGF kent drie financieringsbronnen: de bijdragen van het bedrijfsleven, de bijdragen van de Europese Unie en de bijdragen van het Rijk. De ontvangsten in 2002 betreffen vooral de bijdragen van LNV en van het bedrijfsleven ter financiering van de uitgaven voor MKZ. Er zijn vanaf 2003 uitgaven noch ontvangsten geraamd op het DGF, omdat uitbraken van dierziekten niet zijn te voorzien.

 

ARBEIDSVOORWAARDEN

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

16,8

1 578,8

2 917,2

4 064,4

5 434,8

6 875,8

Op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden worden de middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de rijksbegroting op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen teneinde de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen. De reservering betreft een bijdrage voor de arbeidsvoorwaardenontwikkeling in het begrotingsgefinancierde deel van de collectieve sector, bestaande uit onder andere de elementen primair loon, incidenteel loon en werkgeverspremies.

PRIJSBIJSTELLING/INDEXERING WSF

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

848,9

1 584,6

2 332,4

3 165,1

3 674,3

De aanvullende post Prijsbijstelling bevat de meest actuele raming van de prijsstijgingen die zich voordoen op de Rijksbegroting. De aanvullende post Indexering studiefinanciering bevat de uitgavenraming voor de prijsstijgingen van de normbedragen in de studiefinanciering voor de kosten van levensonderhoud en ziektekosten. Door de tranchegewijze opbouw ontstaat een in de tijd oplopend uitgavenniveau.

KOPPELING UITKERINGEN/NOMINALE BIJSTELLING WKA

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

1,5

259,0

518,4

733,1

920,8

1 110,1

ALGEMEEN

Op de aanvullende post Koppeling uitkeringen / nominale bijstelling AKW worden de kosten van de indexering van de begrotingsgefinancierde sociale zekerheidsuitgaven geraamd. De uitgavenraming neemt toe door de tranche die jaarlijks benodigd is om de uitkeringen op het juiste prijspeil te krijgen.

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

Totaal uitgaven

340,3

1 086,1

1 327,6

2 856,3

3 153,1

3 191,2

Totaal niet-belastingontvangsten

24,4

1 632,8

1 600,3

1 542,2

1 509,2

  • 131,8

Op de aanvullende post Algemeen staan middelen gereserveerd waarvan op het moment van reservering nog niet expliciet kan worden aangegeven op welke begroting(en) zij uiteindelijk zullen worden verantwoord, bijvoorbeeld enkele de intensiveringen uit het Strategisch Akkoord. Het kan ook gaan om reserveringen waarvan de exacte omvang nog niet kan worden aangegeven. Daarnaast staan op deze aanvullende post taakstellingen geparkeerd die uiteindelijk door de diverse begrotingen worden ingevuld, bijvoorbeeld de ramingstechnische veronderstelling in = uit bij de eindejaarsmarge.

De omvang van de raming op deze aanvullende post wordt in 2002 bepaald door de (negatieve) correctieve boekingen uit hoofde van de ramingstechnische veronderstelling rond de eindejaarsmarge 2001. Verder staan er middelen gereserveerd voor het CO2-reductieplan/ klimaatbeleid, de behoedzaamheidsreserve GF/PF, SUWI en Arbvo en voor BTW-compensatie Openbaar Vervoer. Daarnaast staan er onder meer middelen gereserveerd voor de uitgavenverhogingen uit het Strategisch Akkoord voor onderwijs, veiligheid, mobiliteit en de zorgtoeslag. Bij de ontvangsten is op deze aanvullende post een stelpost opgenomen voor de verkoopopbrengsten van staatsdeelnemingen van circa 1,6 miljard per jaar. Deze taakstelling loopt tot en met 2006. Dit verklaart de abrupte afname van de geraamde ontvangsten na 2006. De renteopbrengst samenhangend met de verkoop van staatsdeelnemingen, gecorrigeerd voor de dividendderving, wordt aangewend voor de taakstellende structurele voeding van het FES.

 

CONSOLIDATIE

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

6 308,3

6 589,0

5 757,1

5 762,7

5 703,4

6 179,3

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen door het «bruto-boeken» van bijdragen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat de betaling verricht als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundig niveau van de totale rijksuitgaven en de rijksontvangsten hoger dan het feitelijke niveau. Door de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd. De hoogte van de post wordt voornamelijk bepaald door de bijdragen via de begrotingen van VenW en het FES aan het Infrastructuurfonds.

SOCIALE ZEKERHEID EN ARBEIDSMARKT

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

Totaal niet-belastingontvangsten

Begrotingsgefinancierd

H15 SZW (SZA-relevant) Uitgaven Ontvangsten

Aanvullende posten Uitgaven

Premiegefinancierd

Werknemersverzekeringen

Uitgaven

Volksverzekeringen

Uitgaven

Overige verzekeringen

Uitgaven Ontvangsten (ufo)

 

54 528,8

57 481,9

59 370,6

60 951,2

62 461,2

64 341,6

1 004,0

1 116,7

1 179,6

1 336,2

1 623,1

1 519,1

14 817,7

14 837,6

15 144,6

14 997,2

14 900,0

14 953,2

553,8

533,5

449,8

451,2

587,3

451,2

10,9

483,8

890,0

1 239,8

1 583,8

1 945,0

 

16 102,5

17 388,1

17 671,8

17 699,3

17 969,7

18 384,8

23 037,8

24 179,5

25 053,6

26 388,4

27 372,5

28 407,4

581,6

593,0

610,5

626,5

635,1

651,3

450,2

583,2

729,8

884,9

1 035,8

1 067,9

De begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten die samenvallen met het begrotingshoofdstuk XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn bij dat hoofdstuk toegelicht.

Het meerjarige uitgavenbeeld onder de ijklijn Sociale zekerheid en Arbeidsmarkt bestaat onder meer uit de begrotingsgefinancierde uitgaven zoals arbeidsmarktmiddelen, bijstandsuitgaven, arbeid- en zorgregelingen en SUWI-gerelateerde posten. De uitgaven voor personeel en materieel en technische posten zoals rijksbijdragen vallen hier niet onder. Daarnaast is er een omvangrijk geheel van premiegefinancierde sociale zekerheidsuitgaven als de WAO, de werkloosheidsregelingen, en de volksverzekerin- gen (AOW, ANW). Het verloop van de begrotingsgefinancierde SZW uitgaven is al toegelicht bij de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Bij de premiegefinancierde uitgaven valt op dat het totaal van werknemersverzekeringen minder snel stijgt dan het uitgaventotaal van de volksverzekeringen. De werknemersverzekeringen (inclusief volume en nominale effecten) stijgen deze kabinetsperiode met gemiddeld zo’n 2,6% per jaar, tegen 4,3% jaarlijks voor het totaal van de volksverzekeringen. Dit komt vooral omdat het kabinet heeft besloten tot ombuigingen die neerslaan bij de werknemersverzekeringen WAO en WW. De voorgenomen maatregelen hebben een daling van de uitkeringslasten tot gevolg die de onderliggende trend van stijgende uitgaven slechts in beperkte mate teniet doet. Het stijgende volume WAO’ers evenals de verwachte oploop van WW-gerechtigden maakt dat de werknemersverzekeringen een toename laten zien. Bij de Algemene Ouderdomswet (AOW) zijn het vooral demografische trends die de stijging van de uitgaven veroorzaken. Daarnaast geldt voor alle sociale zekerheidsregelingen de aanpassing aan de loon- en prijsontwikkeling. Nominale aanpassingen van de regelingen bepalen ongeveer driekwart van de totale stijging van de premie-gefinancierde uitgaven.

ZORG

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal uitgaven

Totaal niet-belastingontvangsten

 

39 626,0

41 918,5

44 075,3

46 471,2

49 266,8

51 728,4

2 550,5

2 659,7

2 746,2

2 827,1

2 899,5

2 975,3

Gezondheidsbevordering

           

Uitgaven

354,9

352,2

352,2

352,2

352,2

352,2

Curatief somatische zorg

           

Uitgaven

15 890,6

15 963,9

15 861,5

16 000,5

16 096,5

16 203,1

Ontvangsten

592,0

593,6

593,6

593,6

593,6

593,6

Geneesmiddelen, medische technologie

           

en transplantaten

           

Uitgaven

4 127,6

3 881,6

4 257,1

4 703,3

5 196,5

5 196,5

Ontvangsten

95,8

96,1

96,1

96,1

96,1

96,1

Ggz, verslavingszorg en maatschappe-

           

lijke opvang

           

Uitgaven

3 150,0

3 228,6

3 288,5

3 350,7

3 391,8

3 422,3

Ontvangsten

140,1

140,6

140,7

140,7

140,7

140,7

Gehandicaptenzorg en hulpmiddelen

           

Uitgaven

4 836,1

5 046,3

5 158,8

5 307,6

5 419,9

5 471,0

Ontvangsten

271,9

277,5

277,3

277,2

277,2

277,1

Verpleging en verzorging

           

Uitgaven

9 728,6

9 797,2

9 924,5

10 043,1

10 088,9

10 126,3

Ontvangsten

1 419,9

1 420,2

1 420,1

1 420,1

1 420,1

1 420,2

Beheer en diversen

           

Uitgaven

1 213,4

1 203,0

1 203,9

1 203,9

1 203,9

1 203,9

Ontvangsten

30,8

30,9

30,8

30,8

30,8

30,8

Aanvullende post

           

Uitgaven

324,9

2 445,8

4 028,8

5 510,0

7 517,1

9 753,1

Ontvangsten

 

101,0

187,8

268,8

341,1

416,8

De komende kabinetsperiode is Zorg een van de speerpunten van het kabinetsbeleid. Belangrijke doelstellingen zijn het vergroten van de zorgproductie en het introduceren van een nieuw zorgstelsel waarbij de vraag van burgers leidend beginsel is. Om aan deze doelen tegemoet te komen heeft het kabinet voor de komende periode extra middelen gereserveerd. De zorguitgaven in de tabel vertonen dan ook een stijgende lijn. Deze wordt verklaard uit toegekende compensatie voor loon- en prijsstijging en uit de volumegroei voor de zorgsector. Deze volumegroei is relatief hoog en bedraagt over het totaal van de zorguitgaven 2,5% per jaar. Hierbij is rekening gehouden met de door het CPB geraamde kosten van de bevolkingsgroei en de vergrijzing en met de kosten van nieuwe medische technologieën, zoals geavanceerde apparatuur maar ook nieuwe medicijnen of behandelmethoden. Daarnaast worden door het kabinet bovenop de basisgroei extra middelen voor de zorgsector vrijgemaakt ter grootte van 710 miljoen euro in 2003 oplopend tot 1,23 miljard euro in 2006. Meer dan 660 miljoen hiervan komt ten goede aan de extra productie in het kader van het verkorten van de wachttijden. Van dit bedrag gaat bijna de helft naar de ziekenhuizen, bijna een derde naar de sector verpleging en verzorging en het overige naar de sectoren gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg.

Het resterende geld voor de Zorg bestaat uit de zogenaamde enveloppe voor de jaren 2004, 2005 en 2006. De enveloppe wordt onder meer ingezet voor de verzekeringsaanspraken in de geestelijke gezondheidszorg, de beleidsregel ANW-huisartsen, de oprichting van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) en een actualisatie van de basisgroei.

De extra middelen zijn deels vrijgemaakt door ombuigingen die oplopen van 280 miljoen euro in 2003 tot 530 miljoen euro in 2006. Daarbij is vooral gekeken naar ombuigingen die passen bij het streven naar een efficiëntere overheid en een doelmatiger zorgverlening. Concreet betekent dit dat de ombuigingen worden gerealiseerd door een efficiencykorting op de apparaatskosten en door de introductie van een verplicht eigen risico in samenhang met de introductie van een nieuwe basisverzekering. Daarnaast wordt de voortgaande sterke groei in de uitgaven voor medicijnen afgeremd door een aantal geneesmiddelen uit het ziekenfondspakket te halen.

7 Verticale toelichting 2002–2007

De Verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht voor alle begrotingen van mutaties die zich hebben voorgedaan na de Miljoenennota 2002. Het betreft mutaties in de sectoren Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt, en Zorg (zowel begrotings- als premie-gefinancierd).

Per begroting wordt een cijfermatig overzicht gepresenteerd, gevolgd door een tekstuele toelichting op de grootste en beleidsmatig meest interessante mutaties voor 2002 en latere jaren. Voor een meer gedetailleerde toelichting op deze en andere mutaties wordt verwezen naar de begrotingen 2003 van de ministeries.

Ook in deze VT is ervoor gekozen een driedeling aan te brengen in de categorieën mutaties:

  • 1) 
    Mee- en tegenvallers;
  • 2) 
    Beleidsmatige mutaties;
  • 3) 
    Technische mutaties.

Alle overboekingen, desalderingen, statistische correcties en mutaties die niet tot een ijklijn behoren zijn in deze laatste categorie «technische mutaties» geclusterd. Van de categorieën mee- en tegenvallers en beleidsmatige mutaties worden de mutaties groter dan 10 miljoen separaat in de tabel gepresenteerd, van de categorie technische mutaties alleen de mutaties die groter zijn dan 20 miljoen. Voor de kleinste begrotingen, waar alle mutaties onder de omschrijving «diversen» vallen, wordt volstaan met één totaalmutatie voor de drie categorieën tezamen.

De totalen per begroting worden in eerste instantie gepresenteerd exclusief de bedragen die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen. Door middel van een aansluitregel wordt het deel van de begroting dat onder de HGIS valt zichtbaar gemaakt. De laatste regel geeft per begroting de totaalstand inclusief HGIS aan. De mutaties die optreden binnen het HGIS-deel van de begroting worden gepresenteerd en toegelicht in de Verticale Toelichting van alle HGIS-uitgaven.

Louter technische mutaties, zoals de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling en de toevoeging uit hoofde van de eindejaarsmarge worden wel in deze Verticale toelichting gepresenteerd, maar niet toegelicht. De post «diversen» is het saldo van mutaties die kleiner zijn dan 10 miljoen; deze post wordt niet toegelicht.

In het Strategisch Akkoord is besloten tot uitgavenverhogingen in de vorm van enveloppen voor onder meer de prioritaire sectoren zorg, onderwijs, veiligheid en mobiliteit. Deze enveloppen zijn nog niet allemaal over de departementen verdeeld. De enveloppen voor onderwijs, veiligheid en mobiliteit zijn verwerkt op de aanvullende post «Algemeen» en in het Fonds Economische Structuurversterking. Zodra er overeen- stemming is over een concreet bestedingsplan, zullen de middelen worden overgeheveld naar de diverse begrotingen.

Het kabinet heeft in het Strategisch Akkoord gekozen voor minder regelzucht en bureaucratie. Deregulering en meer autonomie voor burgers en instellingen maken afslanking van het ambtelijk apparaat mogelijk. Naast een algemene efficiencytaakstelling van 1% per jaar is er op het ambtelijk personeel een volumekorting toegepast. Tevens is besloten voortaan meer gebruik te maken van eigen expertise en minder externen in te huren. Meer deregulering en autonomie betekent ook dat het aantal specifieke subsidies kan verminderen. Op deze subsidies is een taakstelling gelegd. Vanwege het verslechterde economisch beeld heeft het kabinet in augustus besloten de subsidie- en volumetaakstellingen te versnellen en de subsidietaakstelling te verhogen. De mutaties die hiermee samenhangen worden niet verder toegelicht.

Als gevolg van het toegenomen belang van het EMU-saldo in de begrotingsregels, is het van belang dat uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo in beginsel ook meetellen bij de uitgaven onder het uitgavenplafond en vice versa. Om die reden is in deze Verticale Toelichting een aantal mutaties verwerkt waarbij posten die voorheen als niet relevant werden geboekt, onder het uitgavenplafond zijn gebracht. Deze technische mutaties «afbakening uitgavenkader» worden niet verder toegelicht.

I HUIS DER KONINGIN: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

7,9

0,0

7,9

0,3

7,9

0,3

7,9

0,3

STAND MILJOENENNOTA 2002

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

176,4

20,6

174,8

10,4

171,2

6,7

171,4

4,6

STAND MILJOENENNOTA 2002

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

4,5

0,0

4,4

0,0

4,4

0,0

4,4

0,0

7,9

0,3

172,5

4,0

4,4

0,0

8,3

 

STAND MILJOENENNOTA 2003 7,9

8,3

8,3

8,3

8,3

8,3

II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

178,6

 

STAND MILJOENENNOTA 2003 197,0 185,3 177,9

176,0

176,4

178,6

II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002 2003 2004

2005

2006

2007

4,4

STAND MILJOENENNOTA 2003

4,5

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

III ALGEMENE ZAKEN: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

40,9

3,9

38,5

8,7

38,4

8,5

38,4

8,2

STAND MILJOENENNOTA 2002

Extrapolatie

6,4

6,4

6,4

6,4

STAND MILJOENENNOTA 2002

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin fonds desaroyo aruba diversen

134,3

11,8 14,5

134,4

0,1

134,2

0,2

134,3

0,2

38,4

8,2

6,4

134,3

0,3

44,0

 

STAND MILJOENENNOTA 2003

44,8

47,3

46,9

46,7

46,6

44,0

III ALGEMENE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

11,6

 

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

1,2

7,8

7,8

7,8

7,8

 

STAND MILJOENENNOTA 2003

7,6

14,2

14,2

14,2

14,2

11,6

IV KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin diversen

26,3

19,2

0,1

3,2

0,2

3,2

0,2

3,1

0,3

3,1

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

 

19,2

3,2

3,2

3,1

3,1

45,5

3,2

3,1

2,9

2,9

STAND MILJOENENNOTA 2002

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

12,8

17,0

11,2

1,7

11,8

1,7

12,9

1,7

12,9

1,7

137,2

 

STAND MILJOENENNOTA 2003

179,8

137,6

137,3

137,2

137,2

137,2

IV KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

11,7

STAND MILJOENENNOTA 2003

29,7

12,9

13,5

14,6

14,7

11,7

Koninkrijksrelaties

Nederland ondersteunt Aruba en de Nederlandse Antillen in hun ontwikkeling en biedt hulp bij de uitvoering van financiële, economische en staatkundige hervormingen en essentiële functies op het gebied van rechtshandhaving en mensenrechten. Het beleid is gericht op het bevorderen van de autonomie van de koninkrijkspartners. Om de effectiviteit van de steunverlening te vergroten, wordt de samenwerking beperkt tot enkele terreinen. Met Aruba zijn afspraken gemaakt over de totstandkoming van meerjarenprogramma’s op de terreinen gezondheidszorg, onderwijs, duurzame economische ontwikkeling en bestuurlijke ontwikkeling. Projecten die passen binnen deze programma’s worden ingediend bij het Fondo Desaroyo Aruba (FDA) dat de samenwerkings-middelen beheert. Omdat het FDA pas eind 2001 een rechtsgeldige status heeft gekregen, is de Nederlandse bijdrage aan dit fonds die bestemd was voor 2001, doorgeschoven naar 2002.

V BUITENLANDSE ZAKEN: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

6 361,7         6 612,5         6 833,5         6 991,6         7 176,6

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin bnp-afdrachten btw-afdrachten invoerrechten landbouwheffingen

 

706,8

-321,4

151,5

141,8

109,6

  • 58,3
  • 56,5

-90,8

-87,0

-82,4

370,6

-328,0

  • 256,7
  • 182,6
  • 69,6
  • 26,3
  • 42,3
  • 42,3
  • 42,3
  • 42,3
 

1 162,0

  • 748,2
  • 238,3
  • 170,1

-84,7

 

Extrapolatie

         

7 235,0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

  • 1 161,9
  • 748,1
  • 238,3
  • 170,0

-84,6

 

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS)

5 199,8

5 864,4

6 595,2

6 821,6

7 092,0

7 235,0

Totaal Internationale samenwerking

4 008,9

4 033,9

4 254,1

4 530,4

4 722,4

4 930,6

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

9 208,7         9 898,3 10 849,3 11352,0 11814,3         12 165,6

V BUITENLANDSE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin perceptiekostenvergoeding: invoerrechten perceptiekostenvergoeding: landbouwheffingen

829,3

536,8

548,7

561,2

561,2

 

129,9

-82,0

  • 64,2
  • 45,6
  • 17,4

-7,7

  • 10,6
  • 10,6
  • 10,6
  • 10,6

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin tijdelijke financiering nio

137,6

20,1

92,6

74,8

56,2

28,0

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

20,1

117,6

92,6

74,7

56,2

28,0

563,5 563,5

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

711,8 76,0

444,3 65,0

474,0 51,6

505,0 52,0

533,3 50,9

563,5 50,9

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

787,8

509,3

525,6

557,0

584,1

614,4

Buitenlandse zaken

De minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het grootste deel van het Nederlands buitenlands beleid. De nadruk ligt daarbij op het bevorderen van internationale ordening, vrede, veiligheid en stabiliteit, het bevorderen van Europese integratie, duurzame vermindering van armoede in ontwikkelingslanden en het bevorderen van bilaterale betrekkingen. De uitgaven voor deze activiteiten maken onderdeel uit van de Homogene Groep Internationale Samenwerking. Voor wijzigingen daarin wordt verwezen naar de verticale toelichting over Internationale Samenwerking.

Op de begroting van Buitenlandse Zaken staan tevens de afdrachten aan de Europese Unie geraamd. Voor de financiering van de uitgaven van de Europese Unie beschikt de EU over eigen middelen die door de lidstaten worden afgedragen. Er zijn vier eigen middelen: de landbouwheffingen, de invoerrechten, de BTW-middelen en de BNP-middelen. De BNP-middelen (het vierde eigen middel) vormen het sluitstuk van de EU-begroting. Het tekort dat resteert na verrekening van de eerste drie eigen middelen wordt door de lidstaten gedragen naar rato van het aandeel van hun BNP in het Europees BNP. Het totaal van de afdrachten aan de Europese Unie neemt in de loop van de jaren toe. Deze stijging is met name te verklaren door het bedrag dat vanaf 2004 beschikbaar is gesteld voor toetreding van de landen in Midden- en Oost-Europa tot de EU.

De BNP-afdracht is in 2002 fors verlaagd als gevolg van een overschot op de EU-begroting in 2001. Het Nederlandse aandeel in dit overschot wordt verrekend met de BNP-afdracht in 2002. In 2003 wordt eveneens een lagere BNP-afdracht verwacht door lager dan geraamde EU-uitgaven. De stijging in de raming van de BNP-afdracht vanaf 2004 wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een neerwaartse bijstelling van de geraamde EU-ontvangsten, met name lagere invoerrechten. Deze lagere ontvangsten worden gecompenseerd door een verhoging van de

BNP-afdracht door de lidstaten. Daarnaast stijgt het aandeel van het Nederlandse BNP in het Europese BNP, waardoor de Nederlandse BNP-afdracht stijgt.

Vanaf 2002 wordt een lagere BTW-afdracht geraamd. De consumptie-groei in Nederland is in 2002 lager dan verwacht en leidt tot een verkleining van de grondslag waarover de BTW-afdracht wordt geheven. Dit heeft een structurele doorwerking.

De vertraging van de economische groei in 2002 heeft een minder sterke stijging van de import tot gevolg. Hierdoor dalen de invoerrechten. De vertraging werkt door in 2003 en latere jaren, maar zal door een verondersteld herstel van de economische groei geleidelijk aan wegebben. De landbouwheffingen zijn vanaf 2003 structureel 42 miljoen lager als gevolg van het afschaffen van de opslagkostenregeling op suiker en een lagere productieheffing op suiker door een lagere wereldmarktprijs. Nederland mag 25% van de invoerrechten en de landbouwheffingen houden als vergoeding voor de inningskosten. Door de afname van de invoerrechten en de landbouwheffingen neemt ook deze perceptiekostenvergoeding af.

De Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) verstrekt op verzoek en onder garantie van de Staat leningen aan ontwikkelingslanden. Ultimo 2001 had de NIO een negatief saldo op de rekening-courant bij de Staat. Dit saldo is in 2001 aangezuiverd vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken en in 2002 weer terugontvangen van de NIO.

 

VI

JUSTITIE: UITGAVEN

           
   

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin autonome groei rechtspraak bezetting opvang vreemdelingen prijsvoordeel coa diversen

4 801,2         4 557,9         4 366,0         4 248,3         4 249,9

 

5,0

10,0

10,0

10,0

10,0

137,5

142,2

27,3

-74,6

  • 110,4
  • 89,0

-73,0

  • 51,0

-35,0

  • 29,0

27,7

22,7

24,3

26,2

27,2

81,2

101,9

10,6

73,4

102,2

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin coa investeringscomponent strategisch akkoord: asielbeleid ama’s

vreemdelingenkamers: maatregelen vreemdelingenkamers: uitbreiding terrorismebestrijding strategisch akkoord: problematiek dji personele knelpunten dji strategisch akkoord: drugssmokkel schiphol plan van aanpak drugssmokkel schiphol strategisch akkoord: griffierechten/kostendekkendheid leges/rechtsbijstand strategisch akkoord: vermindering inhuur externen strategisch akkoord: efficiency/volume-taakstelling eindejaarsmarge diversen

 

55,0

  • 40,0
     
 
  • 170,0
  • 250,0
  • 290,0
  • 300,0

35,1

-39,5

-32,0

  • 27,9
  • 25,1

15,0

  • 60,0

-85,0

  • 55,0
  • 15,0

14,0

31,4

31,4

31,4

31,4

13,2

10,0

10,0

10,0

10,0

12,8

33,5

48,1

48,1

48,1

15,0

15,0

15,0

15,0

15,0

31,4

31,0

12,0

11,0

12,0

51,0

52,0

46,5

15,0

15,0

 
  • 25,0
  • 50,0
  • 50,0
  • 50,0
 
  • 20,3
  • 20,3
  • 20,3
  • 20,3
 

-8,3

  • 16,5
  • 24,8

-33,1

43,7

       

17,7

3,7

14,0

1,2

6,9

 

93,7

  • 186,5
  • 276,8
  • 336,3

-305,1

Technische mutaties

         

Rijksbegroting in enge zin

         

doeluitkering justitie naar vws i.k.v. regionale pleegzorg

  • 49,6
  • 49,6
  • 49,6
  • 49,6
  • 49,6

loonbijstelling tranche 2002

140,3

132,9

130,1

128,2

128,0

diversen

29,0

39,4

37,0

36,0

35,7

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

119,7

294,7

122,7

38,1

117,5

149,1

114,6

295,2

114,1

293,4

3 925,0

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

 

5 095,9

4 596,0

4 217,0

3 953,2

3 956,5

3 925,0

11,3

8,7

8,8

20,7

15,9

15,9

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

5 107,2         4 604,7

4 225,7         3 973,8         3 972,5

3 940,9

VI JUSTITIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin boeten en transacties instroom toerekening oda diversen

839,4

839,7

849,3

848,5

848,5

 

40,0

40,0

40,0

40,0

40,0

63,2

  • 61,3
  • 61,3
  • 61,3
  • 61,3

10,0

10,0

11,1

13,1

14,1

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin strategisch akkoord: oda-toerekening asielzoekers diversen

13,2

3,2

11,3

93,0

10,2

93,0

8,2

93,0 0,4

7,2

93,0 0,4

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin diversen

3,2

0,1

93,0

16,1

93,0

16,1

93,4

16,1

93,4

16,1

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

 

0,1

16,1

16,1

16,1

16,1

16,3

97,7

98,7

101,1

102,1

950,6

STAND MILJOENENNOTA 2003

823,1

937,4

948,0

949,6

950,6

950,6

Justitie

De algemene doelstelling van het justitiebeleid is een bijdrage leveren aan een rechtvaardige en veilige samenleving via een goed functionerend rechtssysteem, criminaliteitspreventie, jeugdbescherming en goede rechtsbijstand voor iedereen. Voorts is de minister belast met de behandeling van verzoeken om toelating en verblijf en de behandeling van verzoeken om naturalisatie op basis van de Vreemdelingenwet. Om de instroom van asielzoekers te beperken, de terugkeer te bevorderen en de afhandeling van asielprocedures te versnellen is de Vreemdelingenwet in 2000 herzien. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie is daarnaast verantwoordelijk voor het op sobere doch humane wijze opvangen van vreemdelingen die in afwachting zijn van hun asielprocedure. Deze taak wordt uitgevoerd door het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA).

Op dit moment blijft de uitstroom van reguliere asielzoekers achter ten opzichte van de raming, waardoor de gemiddelde bezetting in de opvang stijgt. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat afhandeling van asielaanvragen onder de oude wet meer tijd in beslag neemt dan voorzien. De Vreemdelingenkamers kunnen bovendien minder nieuwe aanvragen in behandeling nemen door het hoge aantal bewaringszaken. Naar verwachting zal de gemiddelde bezetting in de opvang na 2003 weer afnemen. Door de inzet van goedkopere vormen van opvang heeft het COA aanzienlijke besparingswinsten geboekt. Tevens vallen de investeringsmiddelen voor het COA vrij, omdat het COA hiervoor, vooruitlopend op de nieuwe bekostigingssystematiek, een beroep kan doen op de leenfaciliteit.

In het Strategisch Akkoord zijn afspraken gemaakt om de instroom van asielzoekers verder te beperken. Afgesproken is dat personen die zich zonder documenten aanmelden, niet langer onbeperkt worden toegelaten tot de asielprocedures. Daarnaast wordt gestreefd naar meer Europese samenwerking en meer opvang in de regio van herkomst. Ook het beleid gericht op Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA’s) is aangescherpt, onder meer door intensivering van het leeftijds-onderzoek. De instroom van AMA’s is daardoor afgenomen. Op basis van recente instroomgegevens en de beleidsvoorstellen uit het Strategisch Akkoord op het terrein van asiel, is de instroomraming van asielzoekers neerwaarts bijgesteld van 25 000 tot 18 000 asielzoekers per jaar. Voor de opvang van asielzoekers ontvangt Justitie een bijdrage uit het ODA-budget (Official Development Assistance). De bijdrage uit het ODA-budget is gekoppeld aan de instroom van asielzoekers. Nu de instroom daalt, daalt ook de bijdrage uit het ODA-budget. Daarnaast is de systematiek van de ODA-toerekening gewijzigd. In plaats van met een forfaitaire bijdrage wordt nu gerekend met de werkelijke kosten, waardoor de bijdrage weer stijgt.

Om de capaciteitsproblemen bij de Vreemdelingenkamers het hoofd te bieden is het aantal Kamers fors uitgebreid van 15 naar 19 en is de capaciteit bij de bestaande Kamers vergroot. In de nieuwe Vreemdelingenwet is een 10 dagentermijn opgenomen, waarbinnen de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring moet worden vastgesteld. Hierdoor zijn de Vreemdelingenkamers meer capaciteit kwijt aan bewaringszaken en worden er minder bodemzaken afgedaan. Inmiddels zijn er maatregelen genomen om dit effect tegen te gaan.

De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft te kampen met een aantal knelpunten. In de eerste plaats is er sprake van achterstallig onderhoud van gebruikersvoorzieningen zoals elektronische beveiligingsapparatuur, noodstroomvoorzieningen en alarmapparatuur. In de tweede plaats zijn er tegenvallers opgetreden in de raming van de vrijval van celcapaciteit. Deze celcapaciteit was nodig voor het realiseren van jeugdinrichtings-plaatsen. Ten slotte is sprake van personele knelpunten, zoals hoge werkdruk, hoog ziekteverzuim en personeelstekorten. Voor het oplossen van deze knelpunten is de komende jaren extra geld uitgetrokken. Hiermee wordt onder meer uitvoering gegeven aan de Nota Personele Zorg DJI.

Om de drugssmokkel op Schiphol aan te pakken, is het toezicht versterkt en wordt geïnvesteerd in de bouw van noodcapaciteit voor het detineren van drugskoeriers. Vanwege het verwachte afschrikwekkende effect van het nieuwe beleid wordt op langere termijn uitgegaan van aanzienlijk lagere kosten.

In het Strategisch Akkoord is besloten de griffierechten te verhogen en de leges voor documenten voor mensen die zich al dan niet tijdelijk in Nederland willen vestigen, kostendekkend vast te stellen. Voor de bestrijding van terrorisme krijgen het Openbaar Ministerie, de zittende magistratuur en de Dienst Justitiële Inrichtingen een extra impuls. Daarnaast zijn middelen ter beschikking gesteld van de forensische expertise, biometrie en de 1F-unit. Deze laatste unit toetst asielzoekers op eventueel gepleegde oorlogsmisdaden.

De doeluitkering voor de regionale pleegzorg wordt overgeheveld van Justitie naar VWS.

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIE: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin ex-vvtv

4 489,2         4 534,9         4 434,4         4 399,4         4 423,1

15,1

24,4

11,2

2,4

0,5

 
 

15,1

24,4

11,2

2,4

0,5

Beleidsmatige mutaties

         

Rijksbegroting in enge zin

         

terrorismebestrijding

26,6

31,3

40,7

41,4

38,3

politietaak asiel

19,1

       

strategisch akkoord: capaciteit politie

 

60,0

     

strategisch akkoord: bommenregeling

40,0

25,0

25,0

25,0

25,0

financiële afwikkeling enschede/volendam

19,7

       

strategisch akkoord: financiële afwikkeling volendam

26,1

1,0

1,0

1,0

1,0

c2000

  • 23,2

13,2

10,0

   

regieraad

28,2

9,8

  • 2,0
  • 14,8
  • 21,2

arbeidsvoorwaardengeld

 

1,4

11,1

7,3

 

strategisch akkoord: efficiency/volume-taakstelling

 
  • 2,9
  • 5,8

-8,7

  • 11,6

eindejaarsmarge

29,1

       

diversen

0,9

  • 0,2

0,2

   

166,5

138,6

80,2

51,2

31,5

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin loonbijstelling tranche 2002 diversen

 

170,6

215,5

212,5

211,6

212,7

11,1

3,4

3,6

  • 4,9
  • 5,0

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

181,7

363,8

218,9

382,2

216,1

308,2

206,7

260,5

207,7

240,0

STAND MILJOENENNOTA 2002

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

218,5

10,7

212,9

5,4

216,1

5,5

220,7

5,5

219,9

5,5

4 718,5

 

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

4 853,0 0,2

4 917,2 0,2

4 742,6 0,2

4 659,9 0,2

4 663,1 0,2

4 718,5 0,2

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

4 853,3

4 917,4

4 742,8

4 660,1

4 663,3

4 718,7

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

214,4

STAND MILJOENENNOTA 2003

229,2

207,5

210,6

215,2

214,4

214,4

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de democratie en het openbaar bestuur, voor een goede personele en organisatorische kwaliteit van de rijksdienst en voor veiligheid, waarbij onder meer aandacht is voor een goede politieorganisatie, brandweer en rampenbestrijding. Huisvesting vormt de eerste stap in het integratieproces van nieuwkomers. BZK stelt gemeenten door middel van een rijksbijdrage in staat om houders van een Voorwaardelijke Vergunning tot Verblijf (VVTV) eerste huisvesting en zorg te bieden. Door vertragingen die zijn ontstaan bij de afhandeling van asielzaken onder de oude Vreemdelingenwet duurt het langer voordat de beroep- en bezwaarzaken van mensen die niet langer een VVTV-status hebben, door de IND zijn behandeld. Hierdoor maken deze mensen langer gebruik van de voorzieningen dan verwacht. Voor de bestrijding van het terrorisme zijn extra gelden ter beschikking gesteld voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de recherche. Bij de recherche wordt onder meer geïnvesteerd in het tegengaan van mensensmokkel, het rechercheren met betrekking tot financiële transacties en het oprichten van regionale infodesks. Daarnaast worden ook de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging en Europol versterkt. Ten slotte zijn extra middelen toegevoegd voor brandweer en rampenbestrijding. Deze middelen worden gebruikt voor de aanschaf van persoonlijke beschermingsmiddelen voor hulpverleners, decontaminatie-middelen en meetapparatuur en voor de ontwikkeling van een draaiboek Nucleair Biologisch en Chemisch-terrorisme.

Om op een verantwoorde wijze uitvoering te geven aan de politietaak aangaande asielopvang, zijn incidenteel extra middelen aan de begroting toegevoegd. Voor de uitbreiding van de politiecapaciteit en het daarmee samenhangende beroep op de opleidingscapaciteit stelt het kabinet in 2003 60 miljoen beschikbaar.

De komende jaren wordt een groter beroep verwacht op het Bijdrage-besluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog (de bommen-regeling). De oorzaak hiervan is gelegen in de toename van het aantal grote infrastructurele projecten en van bouwactiviteiten, de aanleg en uitbreiding van recreatiegebieden en de toename van opsporingsactiviteiten en opsporingscapaciteit.

Het kabinet heeft de aanbevelingen van de Commissie Financiële Afwikkeling II inzake de vuurwerkramp Enschede en de Nieuwjaarsbrand Volendam overgenomen. De aanbevelingen betreffen het instellen van een regeling tegemoetkomingen in onverzekerde en onverzekerbare kosten, het oprichten van een Centrum voor reïntegratie en nazorg en het uitkeren van een financiële tegemoetkoming ineens op basis van functionele invaliditeit. Voor de uitvoering van de aanbevelingen zijn extra middelen beschikbaar gesteld. Deze middelen worden onder meer ingezet voor tegemoetkomingen in de materiële schade en de materiële gevolgen van letselschade van de getroffenen van de nieuwjaarsbrand in Volendam en voor de oprichting van een Centrum voor reïntegratie en nazorg. Tevens is de door Enschede ingediende einddeclaratie over de directe kosten van de vuurwerkramp Enschede tot betaling gekomen. Op een aantal terreinen is sprake van een gewijzigd kasritme. Ten eerste is het kasritme aangepast aan de geplande investeringen voor C2000, een digitaal communicatienetwerk voor politie, brandweer, geneeskundige hulpverleningsdiensten en de Koninklijke marechaussee. Daarnaast is het kasritme voor de regieraad aangepast voor een doelmatige aanbesteding van infrastructuur en applicaties. De regieraad is opgericht om de achterstand op het gebied van ICT bij de politie en de samenhang en het gemeenschappelijk gebruik van ICT-infrastructuur bij de politie te bevorderen. Ten slotte zijn de vrijgevallen arbeidsvoorwaardenmiddelen na het afsluiten van de CAO Rijk doorgeschoven naar latere jaren voor de meerjarige dekking van de CAO.

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

23 060,7

23 539,0

23 779,0

24 027,7

24 339,9

Mee- en tegenvallers

         

Rijksbegroting in enge zin

         

leerlingen- en studentenaantallen

13,5

78,7

80,8

64,7

49,6

strategisch akkoord: leerlingen- en studentenaantallen

50,0

62,0

90,0

108,0

119,0

onderwijs aan asielzoekers

16,3

42,2

33,1

26,5

26,0

studiefinanciering

  • 37,0

-8,8

25,5

52,6

70,2

omzetting prestatiebeurs

  • 29,0
  • 15,0
     

ov-studentenkaart

13,6

       

tegemoetkoming studiekosten

6,8

12,4

12,0

11,5

12,4

arbeidsvoorwaarden

43,8

41,7

15,3

4,9

  • 6,0

inverdieneffecten arbeidsmarktbeleid

  • 5,0
  • 10,0
  • 10,0
  • 10,0
  • 10,0

onderwijsnummer

11,0

  • 11,0
     

numerus fixus

1,8

6,5

9,4

12,4

16,5

kennisnet

     

18,7

18,7

eindejaarsmarge

  • 104,5
       

studiefinanciering

   
  • 26,5
  • 44,8
  • 50,3

diversen

48,1

5,3

0,4

  • 2,1
  • 4,6

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin strategisch akkoord: afschaffen oalt strategisch akkoord: incidentele loonontwikkeling kennisnet afschaffen rentekorting amendement atsma nr. 88 beheerskosten departement korting budgetflexibiliteit stopzetten bestuurlijke krachtenbundeling strategisch akkoord: korting rijksbijdrage omroep strategisch akkoord: efficiencytaakstelling ho strategisch akkoord: volume/efficiencytaakstelling diversen

29,4

204,0

230,0

242,4

241,5

 
   
  • 29,0

-71,0

-72,0

 
  • 17,0

-34,0

  • 51,0
  • 68,0
 

10,0

 

-7,3

  • 7,3

24,0

24,0

24,0

24,0

24,0

32,0

       

5,4

13,8

  • 1,2
  • 1,7
  • 3,0
 
  • 20,0

-30,0

  • 40,0
  • 50,0
   
  • 13,3

-32,0

-32,0

   

-30,0

-30,0

-30,0

 

-35,8

-71,5

  • 107,3
  • 143,1
 
  • 5,0
  • 10,0
  • 15,0
  • 20,0

25,8

  • 27,7

4,2

0,9

6,9

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin loonbijstelling tranche 2002

premie zwangerschap prijsbijstelling wsf strategisch akkoord: 25% prijsbijstelling diversen Niet tot een ijklijn behorend prijsbijstelling: wsf studiefinanciering diversen

87,2

57,7

190,8

330,4

394,4

 

771,3

806,2

818,2

828,1

839,6

29,9

       

38,9

44,2

56,5

59,2

65,0

28,9

30,8

30,6

30,8

31,1

16,4

2,8

0,4

  • 1,6
  • 1,5

72,5

68,6

56,2

53,9

49,3

95,9

76,6

78,8

73,4

57,3

  • 0,6
  • 0,6
  • 0,6
  • 0,7
  • 0,7

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

1 053,2

1 028,6

1 169,6         1 174,7

1 040,1

1 079,0

1 043,1

954,9

1 040,1

887,1

25 533,9

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

24 230,3 24 713,7 24 858,0 24 982,6 52,8               53,0               53,0               53,0

25 227,0         25 533,9

53,0                53,0

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

24 283,1 24 766,6 24 911,0 25 035,6 25 280,0         25 586,8

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin esf leerlingen- en studenten aantallen lesgelden studiefinanciering diversen

1 243,7

1 132,1

1 162,8         1 192,9

1 226,5

 

25,3

       

-3,4

-7,4

  • 10,7
  • 13,0
  • 14,4

16,7

19,8

20,1

20,4

21,1

-7,3

29,8

32,3

35,7

38,6

2,6

2,4

2,3

2,3

2,2

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin premie zwangerschap diversen

Niet tot een ijklijn behorend diversen

33,9

44,6

44,0

45,4

47,5

 

29,9

       

9,5

  • 10,9
  • 12,2
  • 13,3
  • 13,4

12,8

  • 11,1

-9,5

-7,8

  • 6,1

26,6

  • 22,0
  • 21,7
  • 21,1
  • 19,5

60,5

22,6

22,3

24,3

28,0

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

1 289,2

STAND MILJOENENNOTA 2003

1 304,2

1 154,8

1 185,1

1 217,2

1 254,5

1 289,2

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

De doelstelling van het kabinet op het terrein van onderwijs is ervoor te zorgen dat leerlingen en studenten kwalitatief hoogwaardig onderwijs kunnen volgen op een zo doelmatig mogelijke wijze. Daartoe worden middelen ter beschikking gesteld aan instellingen en onderwijsdeelnemers. Door de instellingen worden deze middelen voornamelijk aangewend voor personeel en materieel. Het uitgangspunt is keuzevrijheid voor onderwijsdeelnemers en autonomie van instellingen. Als gevolg van stijging van de leerlingenaantallen nemen de onderwijsbudgetten toe; ook voor leerplichtige asielzoekers. Als gevolg van autonome ontwikkelingen zijn de uitgaven voor studiefinanciering in 2002 en 2003 naar beneden bijgesteld. Er is sprake van minder omzettingen van prestatiebeursleningen naar een gift. In latere jaren nemen de uitgaven echter weer toe. Als gevolg van de tegenvallende realisatie in 2001 ontstaat in 2002 een tegenvaller bij de OV-studentenkaart. De aanwezigheid van een goed onderwijspersoneel is instrumenteel voor het bereiken van de algemene onderwijsdoelstellingen. Om geconstateerde arbeidsmarktknelpunten op te lossen zijn de afgelopen periode verschillende maatregelen genomen, zoals het inkorten van de carrière-lijnen en het verhogen van de schoolbudgetten om bijvoorbeeld functie-en beloningsdifferentiatie mogelijk te maken. De komende jaren zullen deze beleidsmaatregelen naar verwachting effect hebben. Als gevolg hiervan zijn inverdieneffecten te verwachten; bijvoorbeeld door een lagere uitstroom van onderwijspersoneel en meevallende wachtgeldontwikkeling in de onderwijssector.

Om leerlingen gedurende hun onderwijsloopbaan beter te kunnen volgen en administratieve lasten te verminderen wordt het onderwijsnummer ingevoerd. Dit leidt tot uitvoeringskosten in 2002 die gedekt worden door hiervoor bestemde middelen in 2003.

Het budget voor de universiteiten wordt verhoogd in verband met de versnelde uitbreiding van de capaciteit voor geneeskundestudenten.

Het tekort in 2001 is via de negatieve eindejaarsmarge in 2002 ingevuld met incidentele meevallende ontvangsten bij onder andere de studiefinanciering, de ESF-middelen en de premie zwangerschap. Ten aanzien van het laatste worden in 2001 onterecht door OCenW uitgekeerde middelen in 2002 teruggevorderd.

Bij het integreren van allochtone leerlingen in het Nederlandse onderwijs dient de prioriteit te liggen bij het leren van de Nederlandse taal. Er is daarom in het Strategisch Akkoord voor gekozen om het onderwijs in allochtone levende talen (OALT) af te schaffen. De vergoeding voor de incidentele loonontwikkeling is van 0,6% verlaagd tot een marktconforme jaarlijkse vergoeding van 0,5%. Om aan de onderwijsdoelstellingen te voldoen draagt de overheid ook de verantwoordelijkheid voor een deugdelijke toerusting van bekostigde scholen. Als gevolg van het afschaffen van de rentekorting op de materiële bekostiging van scholen worden deze budgetten in het primair onderwijs verruimd.

Het amendement-Atsma voegt 32 miljoen toe aan het artikel Media. De beheerskosten van het departement nemen vooral toe als gevolg van de ICT voorzieningen van het departement in 2003. Daarnaast is in de organisatie een verandertraject in gang gezet met het doel een kwaliteitsslag te maken. Dit leidt in 2002 tot extra uitgaven. De meerjarige ruimte in de budgetflexibiliteit van OCenW is deels ingezet voor het oplossen van tegenvallers. De Regeling bestuurlijke krachtenbundeling wordt vanaf het schooljaar 2003/2004 niet verlengd.

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS): UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

11933,2 11735,8 11390,9 10 892,8 10 751,2

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin wijziging kapitaalmarktberoep en rente rentelasten swaps overige rentelasten diversen

 

99,5

415,3

1 306,2

1 886,9

2 000,7

1 441,5

299,9

81,8

81,5

81,5

  • 17,7

-74,6

  • 43,3
  • 17,8
  • 16,8
  • 11,9
  • 10,1
  • 6,8
  • 6,6
  • 6,3

1 511,4

630,5

1 337,9

1 944,0         2 059,1

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin voeding fes diversen

 

46,3

  • 114,5
  • 158,3
  • 155,8
  • 107,1

0,7

0,2

0,1

 
  • 0,1

45,6

114,3

158,2

155,8

107,2

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin diversen Niet tot een ijklijn behorend activabeheer verstrekte leningen overige instellingen

0,2

0,1

0,1

0,1

 
  • 34,0

-34,0

   

845,4

479,9

   

811,6

446,0

0,1

0,1

2 277,6

962,2

1 179,8

1 788,2

0,1

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

0,1

1 952,0

12 831,9

STAND MILJOENENNOTA 2003

14 210,8 12 698,0 12 570,7 12 681,0 12 703,2         12 831,9

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS): NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin rente op leningen rentebaten swaps

333,9

71,7 1 503,8

331,0

109,0 346,3

319,4

109,3 125,0

310,9

106,3 124,9

301,0

104,6 124,9

Technische mutaties

Niet tot een ijklijn behorend aflossingen leningen overige instellingen diversen

1 575,5

455,3

234,3

231,2

229,5

 

119,1

136,0

146,2

158,4

160,7

65,3

59,0

41,7

30,9

20,0

184,4

195,0

187,9

189,3

180,7

1 760,0

650,3

422,3

420,4

410,2

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

671,5

STAND MILJOENENNOTA 2003

2 093,8

981,4

741,7

731,3

711,1

671,5

Nationale Schuld

Het verslechterde economische en budgettaire klimaat gaat gepaard met een hoger kapitaalmarktberoep van het Rijk. Dit leidt tot hogere rente-uitgaven.

Inzet van renteswaps leidt tot zowel hogere uitgaven als hogere ontvangsten op de begroting van de Nationale Schuld. Per saldo is sprake van lagere rentekosten.

De neerwaartse aanpassing van de post overige rentelasten vloeit grotendeels voort uit een lagere rentevergoeding aan de sociale fondsen als gevolg van lagere bij de schatkist aangehouden fondsvermogens in het begin van deze kabintesperiode. In latere jaren neemt deze vergoeding juist toe.

De rentevergoeding aan het FES is neerwaarts bijgesteld in samenhang met de verlaging van de taakstelling verkoop staatsdeelnemingen.

De toename van de ontvangen rente op leningen is het gevolg van hogere renteontvangsten op leningen aan RWT’s en baten-lastendiensten uit hoofde van het geïntegreerd middelenbeheer.

De technische mutaties betreffen de financieringsstromen rond de aan de schatkist gelieerde instellingen. De belangrijkste zijn een lening aan

Railinfrabeheer in 2002 en de vermogensconversie van de Belastingdienst in 2003.

 

IXB FINANCIEN: UITGAVEN

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin diversen

3 215,8         3 164,4         3 125,0         3 123,7

3,5

3 124,1

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin rentecompensatie belastingdienst fiscale wetsvoorstellen vergoeding bezwaren strategisch akkoord: energiepremieregeling uitvoeringskosten energiepremieregeling fraudenota eurovoorlichting activabeheer terrorismebestrijding project eigentijds werken amendement atsma strategisch akkoord: efficiency/volumetaakstelling strategisch akkoord: vermindering inhuur externen eindejaarsmarge diversen

3,5

 
 

19,0

19,0

19,0

19,0

14,4

78,0

9,7

9,5

9,5

8,0

16,1

16,1

16,1

16,1

 
  • 26,0
  • 18,6
  • 18,6
  • 18,6

13,1

13,2

     
 

13,0

10,0

11,0

11,0

19,9

       

34,0

-34,0

     

10,0

10,4

10,9

10,9

9,1

0,6

0,9

0,9

16,2

8,0

32,0

       
 
  • 13,4
  • 26,9
  • 40,3
  • 53,7
 
  • 21,9
  • 21,9
  • 21,9
  • 21,9

26,9

       

19,6

9,7

3,6

3,2

4,0

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin loonbijstelling tranche 2002

diversen Niet tot een ijklijn behorend activabeheer heffings- en invorderingsrente

6,7

65,0

2,8

5,1

17,5

 

71,1

65,5

65,4

65,3

65,3

 

39,2

2,4

3,5

2,0

0,5

 

34,0

34,0

34,0

     

166,6

166,6

166,6

166,6

166,6

 

310,9

268,5

269,5

233,9

232,4

3 357,3

321,1

333,1

272,1

238,9

215,0

 

3 536,9

3 497,5

3 397,1

3 362,6

3 339,1

3 357,3

154,8

207,9

194,5

156,2

150,7

123,7

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

3 691,7         3 705,5         3 591,6         3 518,8         3 489,8

3 481,1

IXB FINANCIEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin activabeheer ontvangsten muntwezen diversen

2 637,0         2 346,2         2 398,3         2 329,4         2 333,9

 

34,0

-34,0

   

19,0

  • 4,9

20,0

3,5

8,7

6,0

4,0

4,0

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin exportkredietverzekeringen verkoopopbrengsten domeinen diversen

44,3

32,9

24,0

7,5

 

37,0

  • 20,0
  • 20,0

5,0

5,0

42,0

27,3

-3,7

6,0

5,0

14,6

10,8

5,6

5,6

5,6

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin afbakening uitgavenkader: winst dnb diversen Niet tot een ijklijn behorend afbakening uitgavenkader: winst dnb heffings- en invorderingsrente schikkingen en boeten vermogensoverdracht belastingdienst winstuitkering dnb diversen

19,6

18,1

18,1

16,6

15,6

 

1 198,9

402,9

522,6

551,2

564,5

28,8

       

1 198,9

  • 402,9
  • 522,6
  • 551,2
  • 564,5

160,1

160,1

160,1

160,1

160,1

21,3

21,3 475,0

21,3

21,3

21,3

196,0

-300,1

  • 291,7
  • 292,7
  • 284,7

13,8

1,0

2,0

3,0

4,0

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

420,0

395,2

357,3

342,5

108,3

102,3

108,3

84,1

99,5

83,9

2 184,8

STAND MILJOENENNOTA 2003

3 032,2         2 688,6         2 296,0         2 245,2         2 250,0

2 184,8

Financiën

Een belangrijke taak van de minister van Financiën is het heffen, controleren en innen van belastingen. Deze taak wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. De Belastingdienst wordt met ingang van 1–1-2003 een baten-lastendienst. Bij deze overgang betaalt de Belastingdienst een vergoeding aan het moederdepartement (Financiën) voor de overgedragen vermogensbestanddelen. De Belastingdienst doet hiervoor een beroep op de leenfaciliteit. De rente op deze lening wordt door de baten-lastendienst doorberekend aan het moederdepartement, waarvoor het moederdepartement wordt gecompenseerd.

De invoering van nieuwe fiscale wetsvoorstellen brengt structureel extra uitvoeringskosten voor de Belastingdienst met zich mee. Hiervoor is een reservering opgenomen op de aanvullende post Algemeen. Zo zijn onder andere voor de uitvoering van het Belastingplan 2002 en het belastingverdrag met België middelen overgeheveld naar de Financiën-begroting.

Wanneer belastingplichtigen succesvol bezwaar aantekenen tegen foutieve aanslagen moet de Belastingdienst de proceskosten vergoeden. Door een wetswijziging kunnen meer mensen een beroep op proceskostenvergoeding doen, waardoor de uitgaven de komende jaren zullen stijgen.

De Energiepremieregeling is bedoeld om huishoudens te stimuleren om energiezuinige apparaten en voorzieningen aan te schaffen. Burgers kunnen voor energiezuinige apparaten en voorzieningen een energie-premie aanvragen bij hun energiebedrijf. Deze energiepremies worden betaald uit de opbrengsten van de Regulerende Energiebelasting (REB). Omdat de uitvoeringskosten van deze regeling erg hoog zijn, is in het Strategisch Akkoord besloten dat de Energiepremieregeling met ingang van 2003 wordt omgezet in een subsidieregeling en wordt overgeheveld naar het ministerie van VROM. In 2002 en 2003 leidt de regeling nog wel tot additionele uitvoeringskosten.

Voor bestrijding van zwarte en identiteitsfraude door de Belastingdienst zijn extra middelen uitgetrokken.

De minister van Financiën is tevens verantwoordelijk voor een soepele overgang van de gulden naar de euro en voor een goed functionerende chartaal betalingsverkeer (het muntwezen). Door de soepele invoering van de euro zal het budget voor eurovoorlichting in 2002 niet volledig worden uitgeput. De ontwaarding van guldenmunten levert opbrengsten op door de verkoop van zilverschroot. Omdat deze opbrengsten zich naar de huidige inzichten later zullen voordoen dan oorspronkelijk verwacht, is de ontvangstenraming aangepast. Financiën draagt zorg voor een goede muntcirculatie. Een toename van munten in circulatie wordt technisch geboekt als ontvangst op de Financiënbegroting. Door de invoering van de euro is er sprake van een hoge terugvloei van guldenmunten. Deze terugvloei wordt geboekt als een niet-relevante uitgave.

De staat herfinanciert aanvaardbare risico’s verbonden aan export en investeringen in het buitenland die niet door de markt kunnen worden gedragen. Wanneer zich een schade-uitkering voordoet, gaat de vordering over op de NCM, die namens de Staat probeert de vordering alsnog te innen. De ontvangsten van deze exportkredietverzekeringen vallen tegen omdat enkele debiteurenlanden niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Hier staan echter wel hogere premieontvangsten tegenover.

De dienst der Domeinen is verantwoordelijk voor het doelmatig beheren en verkopen van roerende en onroerende zaken van het Rijk. De raming is bijgesteld omdat de verkoop van niet-agrarische gronden meer oplevert dan verwacht.

Om te voorkomen dat gronden die mogelijk een bijdrage kunnen leveren aan publieke doelstellingen worden verkocht, is in 2001 de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid ingesteld. De RVR zorgt ervoor dat departementen tijdig en tegen niet onevenredige hoge kosten kunnen beschikken over vastgoed (activabeheer). Hiervoor is een leenfaciliteit in het leven geroepen ten behoeve van anticiperende aankopen van het Rijk. Aangezien dit activabeheer een voorfinanciering betreft, is deze post omgezet in een niet-relevante uitgave.

Financiën gaat de strijd tegen het terrorisme aan door versterking van het financieel toezicht en de Douane.

Het doel van het project Eigentijds Werken is het renoveren van het ministerie aan het Korte Voorhout om aan te sluiten bij het Bouwbesluit, de Arbo-wet en de richtlijnen van de Rijksgebouwendienst. Op grond van afspraken in verband van het Europese Stelsel van Centrale Banken (ESCB) zal de winstafdracht van De Nederlandsche Bank vanaf 2003 sterk door de Europese bankbiljettencirculatie worden bepaald. Het monetaire inkomen op Europese bankbiljetten wordt door de Europese Centrale Bank verdeeld naar de nationale centrale banken aan de hand van een in ESCB-verband bepaalde verdeelsleutel. Het gevolg hiervan is dat de winstafdracht van DNB aan de Staat vanaf 2003 (naast de neerwaartse effecten van wisselkoers- en rentebewegingen) fors lager uitvalt dan die in voorgaande jaren.

 

X

DEFENSIE: UITGAVEN

           
   

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin strategisch akkoord: evdb middensommenonderzoek kmar terrorismebestrijding strategisch akkoord: efficiency/volumetaakstelling eindejaarsmarge diversen

6 826,8         6 784,6         6 793,3         6 805,8         6 772,5

 
 

10,0

30,0

40,0

50,0

4,1

7,5

8,9

11,7

14,4

16,8

20,1

17,6

17,6

17,6

 
  • 41,8

-83,5

  • 125,3
  • 167,1

105,8

       

21,1

  • 2,2

-7,0

  • 19,0
  • 14,8

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin joint strike fighter: overboeking van ez loonbijstelling tranche 2002

strategisch akkoord: 25% prijsbijstelling tranche 2002

diversen Niet tot een ijklijn behorend ontwikkelingskosten joint strike fighter nominale abp-bijdrage prepensioen ouderdomspensioenen diversen

147,8

6,4

34,0

75,0

99,9

 

48,0

4,1

3,4

12,5

29,4

191,4

190,4

191,0

192,0

193,2

24,1

18,9

18,6

18,4

17,9

0,8

1,6

1,6

1,6

1,8

 

62,9

78,4

98,4

 
 

56,0

55,4

55,3

55,1

   
  • 25,7

-37,5

  • 6,5
  • 0,2
  • 0,2

1,1

1,7

1,6

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin diversen

264,1

411,8

333,7

327,2

323,8

289,9

342,4

267,6

292,5

192,7

200,6

21,4

201,7

14,5

200,1

14,6

200,7

6,6

197,9

5,6

6 937,7

 

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

7 238,6 285,5

7 111,9 199,8

7 083,1 199,8

7 073,3 199,8

6 965,3 199,8

6 937,7 199,8

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

7 524,0

7 311,7

7 283,0

7 273,1

7 165,1

7 137,5

X DEFENSIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Technische mutaties

Niet tot een ijklijn behorend waardering voorraden kon. marine

21,4

14,5

55,0

14,6

6,6

5,6

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

 
 

55,0

     

203,6

21,4

69,5

14,6

6,6

5,6

 

222,0

271,2

214,7

207,3

203,5

203,6

6,9

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

228,9

272,6

216,1

208,7

204,9

205,0

Defensie

De doelstellingen van Defensie zijn, naast bescherming van het grondgebied, het bevorderen van de internationale rechtsorde en stabiliteit en het ondersteunen van de civiele autoriteiten bij de rechtshandhaving, de rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.

De Europese landen hebben de wens om een groter aandeel te nemen in de handhaving van vrede en stabiliteit in Europa. Een belangrijk speerpunt van het defensiebeleid is derhalve het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB). Met het Strategisch Akkoord is besloten hiervoor structureel geld uit te trekken. De investeringen zijn met name gericht op het versterken van de bevelvoering, inlichtingenverzameling en het strategisch transport. Een deel van de beschikbare middelen voor EVDB is in 2001 niet tot besteding gekomen. Weliswaar hebben de gelden inmiddels een bestemming gevonden, maar de afronding van de plannen vindt door het zorgvuldig doorlopen van de (internationale) procedures pas in 2002 plaats. Hiervoor wordt de eindejaarsmarge ingezet. Een vergelijkend onderzoek tussen de politie en de Koninklijke Marechaussee naar de opbouw van de normkosten per fte (middensommen) heeft geleid tot een aanpassing van de middensommen die worden gebruikt voor de berekening van de uitgaven die gemoeid zijn met de taken die voor andere ministeries worden uitgevoerd en de daarbij te hanteren systematiek voor de overhead.

Ter bestrijding van het terrorisme en ter bevordering van de veiligheid is het actieplan terrorismebestrijding en veiligheid opgesteld. In het kader hiervan worden de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), de Koninklijke Marechaussee en de Bijzondere Bijstandseenheid (BBE) uitgebreid.

De Nederlandse deelname aan de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter (JSF) wordt gefinancierd uit bijdragen van Defensie, Economische Zaken en de industrie. De bijdrage van Economische Zaken en de bijdrage van de industrie, die op de begroting van Economische Zaken wordt ontvangen, worden via een overboeking overgeheveld naar de begroting van Defensie. Omdat de uitgaven in de komende jaren gedaan moeten worden en de ontvangsten pas in latere jaren binnenkomen, wordt de ontwikkelingsbijdrage van het bedrijfsleven door de Staat worden voorgefinancierd.

Op het gebied van pensioenen is een tweetal ontwikkelingen gaande, te weten de invoer militair prepensioen en de kapitaaldekking militair ouderdomspensioen bij het ABP. In het kader van de introductie van een militair prepensioen is een financieringsarrangement overeengekomen. Het premietekort dat door de invoering van de prepensionering in eerste instantie ontstaat, wordt uit de algemene middelen voorgeschoten. Dit voorschot wordt vanaf 2015, als het tekort omslaat in een overschot, door Defensie terugbetaald. Het financieringsarrangement dat met het ABP is afgesloten voor het op kapitaaldekking brengen van het ouderdomspensioen voor militairen kan later ingaan vanwege een meevaller in de eigen middelen.

De systematiek voor de BTW-verrekening van de voorraden van de Koninklijke Marine wordt vereenvoudigd. Hierdoor valt in 2003 eenmalig een bedrag vrij.

XI VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin intrekkingen premiekoop diversen

3 261,6         3 360,1

3 391,8         3 383,1

6,9 0,1

9,2 3,4

12,3 6,7

11,4

3 405,4

11,0

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin huursubsidie wet bevordering eigenwoningbezit innovatieprogramma stedelijke vernieuwing investeringen stedelijke vernieuwing rijksgebouwendienst apparaatsuitgaven vuurwerkbesluit strategisch akkoord: energiesubsidieregeling huishoudens strategisch akkoord: subsidies vrom aanvullende generieke subsidietaakstelling strategisch akkoord: vermindering inhuur externen strategisch akkoord: efficiency/volumetaakstelling eindejaarsmarge diversen

6,8

12,6

19,0

11,4

11,0

 

18,8

  • 13,6
  • 23,8
  • 28,5
  • 28,9

-8,2

  • 11,2
  • 13,8
  • 16,0
  • 18,2

26,2

  • 17,4

-8,0

37,2

22,0

71,8

       

26,3

17,0

5,9

2,4

0,9

31,0

26,9

     

15,0

8,0

4,0

2,0

 
 

64,0

67,0

75,0

82,0

   
  • 10,0
  • 110,0
  • 120,0
 

-3,2

  • 6,4

-9,6

  • 12,9
 
  • 15,6
  • 15,6
  • 15,6
  • 15,6
 
  • 5,5
  • 11,1
  • 16,6
  • 22,1

33,6

       
  • 4,7
  • 27,0
  • 53,5
  • 22,9
  • 15,4

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin bodemsanering vinex diversen

Niet tot een ijklijn behorend diversen

38,8

22,4

65,3

102,6

128,2

 

41,0

         

40,3

27,9

20,3

24,2

22,2

 

0,9

         

82,2

27,9

20,3

24,2

22,2

3 310,7

50,2

63,1

-25,8

-66,8

-94,8

 

3 311,8

3 423,2

3 366,0

3 316,3

3 310,6

3 310,7

17,1

62,5

62,6

92,6

112,6

107,6

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

3 328,9         3 485,7

3 428,6         3 409,0         3 423,2

3 418,3

XI VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin diversen

109,9

0,4

59,2

56,8

52,9

43,9

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin vangnetregeling prestatienormering huursubsidie diversen

0,4

 

15,2

-7,4

  • 5,5
  • 5,9
  • 4,4

16,7

       

12,2

2,5

1,3

0,5

  • 0,3

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin bodemsanering vinex diversen

13,7

4,9

4,2

5,4

4,7

 

41,0

       

17,6

1,6

1,6

3,9

1,6

58,6

1,6

1,6

3,9

1,6

72,8

-3,3

-2,6

  • 1,5
  • 3,1

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

39,6

STAND MILJOENENNOTA 2003

182,7

55,9

54,2

51,4

40,7

39,6

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Het ministerie van VROM draagt zorg voor een duurzame kwaliteit van de leefomgeving. Het beleid richt zich daarbij op het bevorderen van de kwaliteit van wonen, een doelmatig gebruik van de ruimte, een duurzaam milieu en goede rijkshuisvesting. Huursubsidie is bedoeld om het voor mensen met lagere inkomens financieel mogelijk te maken een goede woning te betrekken. Om de efficiëntie en de gebruiksvriendelijkheid van de huursubsidie te verhogen, heeft een aantal bijstellingen plaatsgevonden. In de eerste plaats een wijziging in de peildatum van de huishoudenssamenstelling. Hierdoor wordt de subsidie niet langer gecorrigeerd per 1 juli, maar per de eerste van de maand volgend op de verandering. Een tweede bijstelling betreft een wijziging van het betalingsritme van de huursubsidie aan de groep die de subsidie rechtstreeks van VROM ontvangt. De subsidie wordt per 1 juli 2003 per maand vooraf betaald, in plaats van drie maanden achteraf. Het betalingsritme wordt daarmee gelijk aan dat voor de (veel grotere) groep huursubsidiegerechtigden die de huursubsidie ontvangt door huur-matiging van verhuurders of gemeenten. Dit vereenvoudigt de uitvoering, maar leidt wel tot een eenmalige extra last in 2002. Het EOS-project voor modernisering van de uitvoering van de huursubsidie heeft ervoor gezorgd dat adresmutaties sneller worden verwerkt zodat huishoudens in principe direct het juiste subsidiebedrag ontvangen. Dit heeft aan de ontvangstenkant geleid tot een vermindering van het aantal terugvorderingen aan huursubsidie. Aan de ontvangstenkant is verder sprake van een niet-geraamde opbrengst omdat van de verhuurders een bijdrage wordt verlangd omdat zij over het tijdvak 2000–2001 de gemiddelde huren sterker hebben laten stijgen dan de uitgavennorm uit hoofde van de prestatienormering in de huursubsidie toestaat. Tevens is de restant-invulling van de regeerakkoordgelden, waaronder de afschaffing van de verouderingsaftrek zoals verwoord in de huurbrief van 14 september 2001, verwerkt. Dit leidt tot extra uitgaven. Van grote omvang is de bijstelling vanaf 2005 die verband houdt met de doorwerking van de afschaffing van de OZB in de huursubsidie. In het Strategisch Akkoord is verondersteld dat het voordeel dat verhuurders van woningen hebben uit hoofde van de afschaffing van de OZB, wordt doorgegeven aan de huurders via een lagere huur(verhoging). Dit heeft als inverdieneffect dat de huursubsidie kan worden verminderd vanaf 2005 oplopend tot 30 miljoen structureel.

De subsidieregeling Bevordering Eigen Woningbezit is bedoeld om de keuzevrijheid tussen huren en kopen voor mensen met lage inkomens te vergroten. Omdat van deze regeling minder gebruik wordt gemaakt dan verwacht is de uitgavenraming naar beneden bijgesteld. Op grond van de realisatie 2001 en de verwachte inkomensstijgingen is een nieuwe raming gemaakt van het aantal intrekkingen van de uitkering op de voormalige premiekoopregelingen. De intrekkingen betreffen subsidies die niet langer hoeven worden uitgekeerd omdat de inkomens-norm wordt overschreden. Aangezien in de nieuwe raming is gerekend met minder intrekkingen zijn de uitgaven naar boven bijgesteld. Naast het zorgdragen voor een vrije en betaalbare woonkeuze wil VROM een bijdrage leveren aan het verbeteren van de fysieke leefomgeving door middel van stedelijke vernieuwing en woonzorgarrangementen. Met het Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV) worden innovatieve plannen en projecten op het gebied van stadsvernieuwing gestimuleerd. Het tempo waarin de bedragen van deze subsidieregeling ter beschikking worden gesteld is gewijzigd. Dit leidt ertoe dat in de periode tot en met 2004 de kasbedragen naar beneden en vanaf 2005 tot en met 2007 naar boven worden bijgesteld. Het beleid in het kader van het budget Investering Stedelijke Vernieuwing (ISV) richt zich op de herstructurering van wijken en uitbreiding van de woningvoorraad door nieuwbouw. Daartoe zijn vijfjarige prestatieafspraken gemaakt met gemeenten. Van 2001 op 2002 heeft een versnelling plaatsgevonden op het ISV-budget.

De Rijksgebouwendienst draagt zorg voor het adequaat huisvesten van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken. De raming van de huisvestingsinvesteringen voor deze instellingen komt niet overeen met de werkelijke uitfinanciering als gevolg van vertraging in de uitvoering van deze investeringsprojecten. Dit heeft al verschillende jaren geleid tot een onderuitputting op de investeringsuitgaven. De kasraming is aangepast op het (herziene) bestedingsplan om een onderuitputting op de investeringsuitgaven in latere jaren tegen te gaan.

Om een goede bedrijfsvoering in stand te houden, heeft VROM een aantal inspecties geïntegreerd en investeringen gedaan in ICT. De apparaatsuitgaven zijn hierdoor gestegen. De dekking van deze extra uitgaven is onder meer gevonden in een deel van de prijsbijstelling. VROM start in 2002 met de uitvoering van het Vuurwerkbesluit. Hiertoe is een eerste tranche van de middelen voor voornamelijk saneringsprojecten die noodzakelijk zijn als gevolg van het Vuurwerkbesluit overgeheveld van de aanvullende post naar de VROM-begroting.

In het Strategisch Akkoord is afgesproken dat de Energiepremieregeling (EPR) wordt omgezet in een subsidieregeling die wordt verantwoord op de begroting van VROM.

Om ervoor te zorgen dat vervuilde bodem snel weer beschikbaar komt voor ruimtelijke ontwikkelingen heeft VROM gekozen voor een versnelling van de bodemsaneringsoperatie. In 2001 hebben zich echter vertragingen voorgedaan bij de bodemsanering op VINEX-locaties. In 2002 zullen de uitgaven wel worden gerealiseerd en daarom worden de gelden weer bij VROM op de begroting geboekt (ten laste van het FES).

XII VERKEER EN WATERSTAAT: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

5 718,8         5 925,1

6 129,0         6 300,5         6 406,0

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin gebruiksvergoeding stimuleringsmaatregelen de boer/leerlingenvervoer strategisch akkoord: kilometerheffing (spitstarief) uitvoeringskosten betaald rijden beheer en onderhoud panden schipholtunnel fes-brug strategisch akkoord: efficiency/volumetaakstelling strategisch akkoord: generieke subsidietaakstelling aanvullende generieke subsidietaakstelling versnelling subsidietaakstelling sa eindejaarsmarge diversen

 

16,4

  • 21,0
  • 29,0

-36,8

-37,6

14,6

18,2

24,5

30,4

30,4

  • 2,5
  • 12,0
  • 40,0

-3,8 - 10,0

10,9

5,6 - 50,0

  • 1,8

10,1

1,4

  • 1,2
  • 1,2

20,9

       
 
  • 46,6
  • 40,5
  • 58,7
  • 117,2
 

-9,2

  • 18,3
  • 27,5

-36,7

 
  • 17,6

-35,2

  • 52,8

-70,5

 
  • 17,6

-35,2

  • 52,8

-70,5

 
  • 17,6
  • 17,6
  • 17,6
 

21,1

       

23,6

25,0

27,2

23,3

30,4

17,7

128,3

136,3

182,8

317,3

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin loonbijstelling tranche 2002 overheveling dgtp van v&w naar ez strategisch akkoord: 25% prijsbijstelling diversen

Niet tot een ijklijn behorend aandelenstorting westerscheldetunnel

 

83,9

80,3

79,8

81,6

82,4

 
 

-32,6

-30,0

  • 29,4
  • 28,6
 

26,6

28,8

32,0

32,0

32,6

 

37,1

37,0

31,3

12,7

13,3

 

35,2

  • 13,4
       

182,8

100,1

113,1

96,9

99,7

6 255,7

200,2

-28,3

-23,6

-86,3

-217,6

 

5 919,0

5 896,8

6 105,4

6 214,2

6 188,4

6 255,7

20,4

17,2

15,8

15,8

15,8

15,8

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

5 939,4         5 914,0         6121,2         6 230,0         6 204,2

6 271,4

XII VERKEER EN WATERSTAAT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin dividend ns/vsn dividend schiphol diversen

326,5

306,1

301,0

300,0

300,0

 
 
  • 12,5
  • 12,5
  • 12,5
  • 12,5

17,3

12,5

12,5

12,5

12,5

15,6

6,0

6,2

5,3

5,3

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin overheveling dgtp van v&w naar ez diversen Niet tot een ijklijn behorend diversen

32,9

6,0

6,2

5,3

5,3

 
 
  • 140,1

-92,5

-92,1

-91,8

11,4

19,3

13,2

  • 0,4

0,1

0,5

0,5

0,5

0,5

 

11,9

  • 120,3

-78,8

-92,0

-91,7

44,8

  • 114,2

-72,5

-86,7

-86,4

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

213,5

STAND MILJOENENNOTA 2003

371,3

191,9

228,5

213,3

213,6

213,5

Verkeer en Waterstaat

De hoofddoelstelling van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is het bevorderen van veilig, efficiënt en duurzaam vervoer van personen en goederen over de weg, het spoor, het water en door de lucht alsmede hoogwaterbescherming.

Railinfrabeheer (RIB) is verantwoordelijk voor beheer en onderhoud van de spoorweginfrastructuur. Op grond van het Besluit Gebruiksvergoeding en de nota Derde Eeuw Spoor betalen spoorvervoerbedrijven hiervoor een gebruiksvergoeding aan RIB. De opbrengsten van de gebruiks-vergoeding worden in mindering gebracht op de subsidie van Verkeer en Waterstaat aan RIB. De vrijval op de begroting die optreedt als gevolg van de gebruiksvergoeding wordt aangewend ter stimulering van de sector.

In 1996 is naar aanleiding van het advies van de commissie-De Boer een regeling in het leven geroepen om een extra investeringsimpuls in infrastructuur in het stads- en streekvervoer tot stand te brengen. Regionale overheden dragen zelf een deel bij aan de projecten die onder deze regeling vallen. Naar aanleiding van de evaluatie van de De Boer-regeling heeft een inventarisatie van de goedgekeurde projecten plaatsgevonden. Na de bespreking van de evaluatie met de Tweede Kamer is met een Wijziging van Regeling de betaalbaarstelling van goedgekeurde projecten veranderd. Daarnaast is de aan de Tweede Kamer toegezegde regeling leerlingenvervoer ingepast in het programma voor regionaal openbaar vervoer.

Het kasritme van het project betaald rijden is in 2002 aangepast. Daarna is in het Strategisch Akkoord besloten dat in deze kabinetsperiode geen middelen worden vrijgemaakt voor een eventuele invoering van een kilometerheffing (voorheen spitstarief). Als gevolg van dit besluit worden de activiteiten die gericht waren op de invoering van de kilometerheffing stopgezet. De vrijvallende middelen worden toegevoegd aan het spoorprogramma in verband met afdekking van de risico’s bij projecten voor railwegen.

Voor de renovatie en beheer en onderhoud van panden van het departement worden middelen gereserveerd op de begroting met name in 2003.

In 2001 is een schikking getroffen in verband met de fraude rond de Schipholtunnel. Het daarmee gemoeide bedrag valt vrij voor de algemene middelen voor het Rijk.

Om de verdeling van de prijsbijstelling transparanter te laten verlopen is de prijsbijstelling FES overgeheveld naar de aanvullende post Prijsbijstelling. Dit gebeurt via de FES-brug, waardoor deze een verhoging laat zien.

In het Strategisch Akkoord is gekozen voor een geïntegreerde beleids-aanpak van Informatie- en communicatietechnologie. Daarom wordt het Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post inclusief het betrokken deel van de inspectie VenW toegevoegd aan het ministerie van Economische Zaken.

De aandelenstorting Westerscheldetunnel in 2002 dient ter dekking van gemaakte kosten voor de bouw van de Westerscheldetunnel ondermeer voortvloeiende uit een hoger dan geraamde prijsstijging. De dividendraming Schiphol wordt opwaarts bijgesteld op basis van de met Schiphol gemaakte afspraak over verhoging van de pay-out ratio en op basis van het realisatieniveau in de afgelopen jaren. De dividendramingen NS en VSN worden met ingang van 2003 neerwaarts bijgesteld.

XIII ECONOMISCHE ZAKEN: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

1 566,2

1 583,2

1 606,2

1 569,2

1 566,7

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin ontwikkeling innovatie in de markt novem energiebesparing CO2-reductie cbs ruimtevaart ebn strategisch akkoord: subsidie ez aanvullende generieke subsidietaakstelling strategisch akkoord: efficiency/volumetaakstelling eindejaarsmarge diversen

11,5 13,9

0,4 29,9

9,4 12,6 46,5

10,8 7,2

-7,7

16,2

14,6 11,5 67,2 49,3 11,0 - 4,7

11,0

10,9

  • 1,4

4,2

64,9 85,5 22,2 -9,3

7,2

  • 13,9 - 0,7

3,6

  • 64,4 121,0

-33,3

  • 14,0

7,1

  • 20,0 12,9

3,6

  • 64,4 138,0
  • 44,4
  • 18,6

0,1

26,2

141,0

182,8

236,6

268,8

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin jsf

overheveling dgtp van v&w naar ez stadsverwarming diversen Niet tot een ijklijn behorend diversen

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

 

39,0

  • 4,1

-3,4

  • 12,5
  • 27,8
 

32,6

30,0

29,4

28,6

29,5

29,5

29,5

29,5

29,5

13,1

20,3

25,7

23,2

22,7

9,2

 
 

12,8

78,3

81,8

69,6

53,0

 

Extrapolatie

         

1 367,3

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

39,7

-62,1

  • 100,6
  • 166,6

-216,2

 

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS)

1 605,9

1 521,1

1 505,7

1 402,6

1 350,5

1 367,3

Totaal Internationale samenwerking

198,0

221,0

210,1

221,3

226,4

198,5

1 803,9

1 742,1

1 715,8         1 623,9

1 576,9

1 565,8

XIII ECONOMISCHE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin dividend tennet twinning ucn diversen

2 848,1

2 421,9

1 975,2

1 715,4

1 817,7

 

11,3

11,3

 

15,9

 

15,9

60,0

   

7,6

1,4

  • 0,8

2,9

3,7

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin overheveling dgtp van v&w naar ez diversen Niet tot een ijklijn behorend gasbaten

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

63,0

12,7

15,1

2,9

3,7

 
 

140,1

92,5

92,1

91,8

20,4

8,6

8,7

2,2

2,5

3,2

270,3

350,5

329,0

339,8

 

23,6

419,0

451,7

423,3

434,1

 

Extrapolatie

         

2 388,6

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

86,5

431,8

466,7

426,4

437,9

 

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS)

2 934,7

2 853,6

2 442,0

2 141,7

2 255,6

2 388,6

Totaal Internationale samenwerking

1,8

1,8

1,8

1,8

1,8

1,8

2 936,5         2 855,5         2 443,8         2 143,6         2 257,4

2 390,4

Economische Zaken

De centrale doelstelling van EZ is het realiseren van de voorwaarden voor een hoogwaardige, duurzame economische groei. De hoofdlijnen van het beleid richten zich op het verbeteren van het ondernemingsklimaat, het stimuleren van marktwerking en het bevorderen van innovatie. Daarnaast richt EZ zich op het bevorderen van een doelmatige en duurzame energievoorziening.

Het innovatiebeleid is erop gericht om het bedrijfsleven voortdurend uit te dagen en te stimuleren tot het vernieuwen van productieprocessen en producten, zodat de Nederlandse bedrijven tot de internationale koplopers behoren. De kas uitfinanciering op deze instrumenten geschiedt naar verwachting trager dan eerder was aangenomen. Twinning is een door EZ gefinancierde «incubator» die nieuwe ICT-ondernemers voorziet van risicokapitaal, incubatorfaciliteiten en toegang tot een internationaal expertisenetwerk. Het streven is om de aandelen Twinning te verkopen. Gezien de huidige marktsituatie is dat op dit moment niet mogelijk. Omdat stoppen een waardevernietiging betekent, is besloten om Twinning te laten doorstarten. De kosten van de doorstart worden door EZ opgebracht uit de eindejaarsmarge.

Op het gebied van doelmatige en duurzame energievoorziening is het streven gericht op een betrouwbare, duurzame en emissie-arme energievoorziening op langere termijn. Het maken van meerjarenafspraken met marktpartijen is een van de instrumenten die EZ hiervoor inzet. De Meerjarenafspraken worden vastgelegd in energiebesparingsplannen. Deze plannen worden mede op basis van een advies van Novem getoetst. Omdat de commitering van enkele meerjarenafspraken pas in 2002 plaatsvindt, is het budget van 2001 doorgeschoven naar latere jaren. Naast meerjarenafspraken zet EZ ook fiscale en financiële instrumenten in om energiebesparing en de toepassing van duurzame energie te stimuleren. Deze regelingen worden uitgevoerd door Senter en Novem.

EZ sluit hiervoor een- of meerjarige programmaovereenkomsten af met Senter en Novem. Actuele inzichten in de aanspraken die subsidieontvangers maken op deze regelingen hebben geleid tot een aanpassing van de kasraming.

Het CO2-reductieplan is opgesteld om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen zoals is afgesproken in het Kyoto-protocol. Hiertoe worden gericht subsidies ingezet. Voor de uitvoering van het CO2-reductieplan is een reservering opgenomen op de aanvullende post Algemeen. Hieruit worden jaarlijks middelen overgeboekt naar de EZ-begroting. In de ministersconferentie van november 2001 is op EU-niveau besloten tot toewijzing van middelen aan de diverse ruimtevaartprogramma’s. Omdat deze programma’s pas vanaf 2002 worden gecommitteerd, is het beschikbare budget van 2001 doorgeschoven naar latere jaren. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft in 2002 een grootschalige reorganisatie doorgevoerd, waarbij de structuur van de organisatie is aangepast aan de nieuwe productieprocessen. Dit leidt in 2002 en 2003 tot incidenteel hogere uitgaven. Daarnaast heeft het CBS structureel extra geld gekregen om te kunnen voldoen aan nieuwe Europese statistische verplichtingen.

Als gevolg van de afkoop van DSM in Energie Beheer Nederland (EBN) worden de winst- en dividenduitkering van EBN niet meer via de begroting van EZ aan DSM als certificaathouder uitgekeerd, maar komt de uitkering binnen als ontvangst voor het Rijk.

EZ levert een bijdrage aan de kosten voor de deelname aan de ontwikkelingsfase van de Joint Strike Fighter. De bijdrage van EZ wordt via een overboeking overgeheveld naar de begroting van Defensie. In het Strategisch Akkoord is afgesproken dat het directoraat-generaal Telecommunicatie en Post inclusief het betrokken deel van de Inspectie V&W overgaat naar het ministerie van Economische Zaken. Conform de Overgangswet Elektriciteitsproductiesector en het advies van de commissie-Herkströter wordt er aan de energieproductiebedrijven een tegemoetkoming verstrekt in de niet marktconforme kosten die voortvloeien uit de stadsverwarmingsovereenkomsten. In 2001 heeft de Staat de aandelen van TenneT gekocht. Nu zijn ook de bijbehorende dividendontvangsten in de begroting opgenomen. EZ ontvangt éénmalig een extra bedrag van Ultra Centrifuge Nederland. De afwijking van de raming van de aardgasbaten is het gevolg van wijzigingen in de dollarkoers, de olieprijs en de afzet van gas.

XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin afrekening eu leerlingenaantallen diversen

2 043,2

1 937,3

1 933,8         1 949,9

1 964,1

 

20,8

       

18,7

18,7

18,7

18,7

18,7

12,9

  • 17,6
  • 17,6
  • 22,8
  • 22,8

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin strategisch akkoord: leerlingenaantallen strategisch akkoord: destructie strategisch akkoord: natuur strategisch akkoord: efficiency/volumetaakstelling eindejaarsmarge diversen

52,4

1,1

1,1

4,1

4,1

 
 

14,0

26,0

35,0

45,0

10,0

20,0

20,0

   
 

-70,0

-80,0

-90,0

-90,0

 
  • 10,1
  • 20,4

-30,6

  • 40,8

16,6

       
  • 5,7
  • 14,7
  • 19,2
  • 22,8
  • 21,5

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin bse-testen, kadaverregeling en verbranding diermeel loonbijstelling regeling beëindiging veehouderijtakken rijksdienst voor de keuring van vee en vlees diversen

20,9

60,8

73,6

108,4

107,3

 

36,2

       

50,2

49,9 172,0

50,3

50,2

50,9

 

-92,6

-94,0

-94,0

-94,0

29,7

30,1

23,8

27,9

32,3

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

116,1

189,3

159,4

99,7

19,9

92,4

15,9

128,2

10,8

122,3

1 807,1

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

 

2 232,5

2 037,0

1 841,4

1 821,7

1 841,7

1 807,1

27,1

24,3

24,3

24,3

24,3

24,3

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

2 259,7         2 061,3

1 865,7

1 846,0

1 866,1

1 831,5

XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

STAND MILJOENENNOTA 2002

 

615,1

546,2

513,3

514,0

512,5

 

Mee- en tegenvallers

             

Rijksbegroting in enge zin

             

afrekening eu

 

13,1

         

mond- en klauwzeer

 

12,4

6,0

       

diversen

 

12,0

         
   

37,5

6,0

       

Technische mutaties

             

Rijksbegroting in enge zin

             

bse-testen, kadaverregeling en

verbranding diermeel

36,2

         

regeling beëindiging veehouderijtakken

 

172,0

       

rijksdienst voor de keuring van

vee en vlees

 

-92,6

-94,0

-94,0

-94,0

 

diversen

 

29,4

22,7

12,4

16,4

20,6

 

Niet tot een ijklijn behorend

             

landbouwheffingen

 
  • 26,3
  • 42,3
  • 42,3
  • 42,3
  • 42,3
 

diversen

   

4,9

       
   

39,3

64,7

  • 123,9
  • 119,9
  • 115,7
 

Extrapolatie

           

351,9

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

76,8

70,6

  • 123,9
  • 119,8
  • 115,7
 

STAND MILJOENENNOTA 2003

691,9

616,9

389,5

394,2

396,8

351,9

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De belangrijkste doelstellingen van het ministerie van LNV zijn het bevorderen van duurzame productie in landbouw, tuinbouw en visserij, voedselveiligheid en diergezondheid, versterking van het landelijk gebied en kennisontwikkeling. Daarnaast draagt LNV zorg voor de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Een belangrijke taak van LNV is het bewaken en verhogen van het diergezondheidsniveau en de effectieve bestrijding van dierziekten. De bestrijding van de MKZ-crisis heeft veel geld gekost. Een deel van deze kosten is door de Europese Unie gecompenseerd. In verband met de uitvoering van de opkoopregeling voor de varkenspest, moet Nederland een deel van het van de EU ontvangen geld terugbetalen. Voor de BSE-testkosten, de kadaverregeling en voor de kosten van opslag en verbranding van diermeel zijn middelen beschikbaar gekomen via een storting uit het Diergezondheidsfonds. De Tweede Kamer heeft in het voorjaar van 2002 de wens geuit om de destructietarieven (in verband met BSE) niet te verhogen. Hiervoor zijn in het kader van voedselveiligheid extra middelen aan de begroting toegevoegd. LNV richt zich ook op het instandhouden en ontwikkelen van relevante wetenschappelijke expertise. LNV geeft daartoe een bijdrage aan Wageningen Universiteit, gebaseerd op de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De leerlingenaantallen in het voortgezet agrarisch onderwijs neemt naar verwachting toe. Hiervoor zijn hogere uitgaven geraamd.

Kernpunt van het natuurbeleid van LNV is het realiseren van een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurterreinen, de Ecologische Hoofdstructuur. In het Strategisch Akkoord is besloten de Ecologische Hoofdstructuur te realiseren met minder grondaankopen en met meer particulier en agrarisch natuurbeheer en door het feitelijk provinciaal aandeel in de financiering op de oorspronkelijk beoogde 25%

te brengen. Hierdoor wordt 90 miljoen bespaard op het aankoopbudget van het Rijk voor de Ecologische Hoofdstructuur. In 2001 is de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken voor de tweede keer opengesteld. Op basis van deze regeling krijgen veehouders een vergoeding voor het laten doorhalen van hun mestproductie- of dierrechten. Aldus wordt bijgedragen aan reductie van het mestoverschot. De kosten worden vanuit het Ontwikkelings- en Saneringsfonds toegevoegd aan de begroting van LNV.

De Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) wordt per 1 januari 2003 een baten-lastendienst. Het moederdepartment ontvangt bij de overgang eenmalig een vergoeding voor de overgedragen vermogensbestanddelen.

De landbouwheffingen zijn structureel lager als gevolg van het afschaffen van de opslagkostenregeling op suiker en een lagere productieheffing op suiker door een lagere wereldmarktprijs.

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

19 452,5 19 945,1 20 224,3 20 452,0 20 676,1

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin diversen Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt akw volume arbeidsmarktmiddelen fwi prijs fwi volume onderbenutting wsw tranche 2002

tw volume wajong prijs wajong volume diversen

0,5

 

8,8

39,4

41,0

52,9

60,7

120,0

  • 106,3
  • 127,9
  • 150,0
  • 133,8

23,9

  • 5,0
  • 5,0
  • 5,0
  • 5,0
  • 45,1

422,6 - 16,5

677,2

681,3

657,8

305,4

368,7

376,8

383,1

390,8

-3,5

19,4

  • 16,5

10,4

6,5

30,3

37,3

37,7

35,9

36,5

  • 20,2
  • 21,2
  • 23,3
  • 25,3
  • 25,2

43,5

18,5

11,6

10,5

10,1

222,6

756,9

1 004,6

993,8

998,4

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin strategisch akkoord: efficiency/volume taakstelling diversen                                                                                                      70,6

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt bedrijfsplannen bkwi                                                                                28,1

bedrijfsplannen cwi                                                                                  45,3

bedrijfsplannen uwv                                                                             –15,9

cwi taken                                                                                                    25,0

akw maatregel 16–17 jarigen arboconvenanten                                                                                   –17,9

kennisinfrastructuur agenda toekomst                                                                                     –6,1

bedrijfsverzamelgebouwen                                                                 –25,0

langlaag regeling                                                                                   –47,3

eindejaarsmarge                                                                                     129,0

basisregeling levensloop strategisch akkoord: beperken vervolguitkering strategisch akkoord: herziening alimentatie strategisch akkoord: decentraliseren financiering bijstand strategisch akkoord: reïntegratiebudget strategisch akkoord: sancties en handhaving strategisch akkoord: sollicitatieplicht 57,5+ strategisch akkoord: woonlandbeginsel strategisch akkoord: wao strategisch akkoord: wvg naar vws                                                    –61,5

strategisch akkoord: kinderopvang                                                     148,7

diversen                                                                                                   –29,0

-3,3

  • 5,0

6,8

  • 1,3 -21,8

25,0

  • 10,0

8,6 10,0

  • 25,3 25,0 26,8

100,0 33,0

578,0 24,2

  • 11,0
  • 16,0
  • 49,8 177,2

15,2

  • 6,5
  • 5,6

6,8

  • 17,7
  • 18,7 25,0

-30,0 29,2 10,0

  • 29,8

21,7

200,0 66,0

  • 50,0 150,0 670,0

5,4

  • 15,0
  • 18,0
  • 62,9 470,8

15,2

-9,8 - 6,1

6,8 -30,4

  • 16,6 25,0
  • 40,0 26,4 10,0 41,7
  • 12,4

200,0 66,0 -90,0 200,0 750,0 -8,6

  • 22,0
  • 18,0
  • 62,8 509,2

14,1

  • 13,0 - 4,1

6,8 -30,9

  • 26,1 25,0
  • 40,0 22,1 10,0 19,5

11,2

200,0 66,0 190,0 250,0 750,0 -21,5

  • 22,0
  • 19,0 50,0
  • 62,8 543,2

15,6

244,0

212,3

224,1

367,5

460,0

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin diversen Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt esf betaling loonbijstelling 2002

onderhanden werk kliq diversen

25,5

26,0

26,0

26,0

26,1

 

157,2

       

209,2

215,2

218,1

221,9

222,0

70,0

       
  • 6,2

12,5

12,5

12,2

12,1

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Niet tot een ijklijn behorend bikk aow kapitaalstorting kliq diversen

25,5         -120,1

20,0 611              -0,3

112,3         3 448,6         3 511,9

-0,6               15,4                 8,7

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

405,3

871,8

133,3

678,3

143,7         3 724,1

3 780,8

924,4         4 350,6         4 319,4

25 406,3

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

20 324,3 20 623,4 21 148,7 24 802,5 24 995,5         25 406,3

0,7                 0,7                 0,7                 0,7                 0,7                  0,7

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

20 324,9 20 624,1 21 149,4 24 803,2 24 996,2         25 407,0

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin diversen Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt arbeidsmarktmiddelen diversen

517,6

2,4

15,2 10,4

437,4

437,9

438,2

574,3

Beleidsmatige mutaties

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt anticumulatiebaten strategisch akkoord: reïntegratiebudget diversen

28,0

 

17,3

17,4 85,0

17,3

17,3

17,3

0,6

1,0

2,0

3,0

3,0

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin diversen

17,9

1,5

103,4

1,0

19,3

1,0

20,3

1,0

20,3

1,0

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

 

1,5

1,0

1,0

1,0

1,0

47,4

104,4

20,3

21,3

21,3

459,6

STAND MILJOENENNOTA 2003

565,0

541,9

458,2

459,6

595,7

459,6

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Algemene beleidsdoelstelling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het bevorderen van de werking van de arbeidsmarkt, gericht op het vergroten van de werkgelegenheid, het verhogen van de arbeidsparticipatie en het wegnemen van belemmeringen. Terugdringen van het aantal arbeidsongeschikten, ondersteund door een adequaat arbeidsomstandighedenbeleid, en het versterken van de reïntegratie van (bijzondere groepen) mensen zonder werk op de arbeidsmarkt zijn daarbij speerpunten. SZW draagt verantwoordelijkheid voor een modern stelsel van arbeidsverhoudingen waarin het verantwoord kunnen combineren van werken, zorgen en leren centraal staat. Voorts is de doelstelling het nastreven van evenwichtige inkomensverhoudingen en het garanderen van een inkomensvoorziening op het sociaal minimum voor mensen die niet (volledig) in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De begrotingsgefinancierde SZA-regelingen worden jaarlijks aangepast voor de nominale ontwikkeling, bestaande uit loon- en prijsbijstellingen, en de Wet koppeling afwijkingsmogelijkheden. In dit kader worden middelen overgeboekt van de aanvullende post naar de begroting van SZW. De volumeraming AKW is aangepast aan demografische ontwikkelingen. De ramingen voor de arbeidsmarktmiddelen WIW en I/D-banen zijn neerwaarts bijgesteld. Bij de I/D-banen was een lagere gemiddelde prijs per baan en een bijstelling van het aantal te realiseren Doorstroom-banen de reden; bij de WIW een lagere volumegroei voor de WIW-dienstbetrekkingen en werkervaringsplaatsen. Bij het FWI is zichtbaar dat er een oploop in het volume van het aantal bijstandsgerechtigden wordt voorzien. Dit volgt uit de doorvertaling van de recente ramingen van de werkloze beroepsbevolking van het CPB naar het aantal Abw- (en ook WW-) gerechtigden. De afwijkende prijsmutatie in het FWI in 2002 volgt uit de declaraties over 2002 van bijstandsuitkeringen voor zelfstandigen. In de voorgaande jaren is de taakstelling (het aantal arbeidsplaatsen) in de WSW niet volledig gerealiseerd. Om die reden wordt in 2003 een beperkte verlaging van de taakstelling doorgevooerd.

Met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Centra voor Werk en Inkomen (CWI) en het Bureau Ketenbeheer Werk en Inkomen (BKWI) zijn tot en met 2006 afspraken gemaakt over de bedrijfsplannen. Voor de uitvoering van de uitkeringsintake heeft het CWI extra middelen ontvangen. Deze zijn overgeheveld van de premiegefinancierde regelingen naar de begroting van SZW.

Voorgesteld wordt de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor 16- en 17-jarigen die geen erkend onderwijs volgen te schrappen. De aanpak van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid via onder meer arbo-convenanten wordt in de komende kabinetsperiode voortgezet. Naast een herschikking binnen het huidige beschikbare budget stelt het kabinet extra middelen beschikbaar om een tweede tranche arbo-convenanten mogelijk te maken. In samenhang hiermee wordt ook de samenwerking van professionals van arbo-diensten en huisartsen op het gebied van arbeidsgerelateerde aandoeningen bevorderd door middelen uit te trekken voor een faciliterende kennisinfrastructuur, waardoor toegang tot kennis en best practices kunnen worden uitgewisseld. Op drie andere beleidsonderdelen zijn intertemporele compensaties toegepast. Ten eerste heeft een herschikking van middelen plaatsgevonden voor de uitvoering van de bestuurlijke afspraken bij de Agenda voor de Toekomst. Ten tweede zal de uitvoering van de stimuleringsregeling Bedrijfsverzamelgebouwen naar 2003 doorlopen. Ten derde heeft voor de inkomensondersteuning voor langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief (de langlaagregeling) een herschikking van middelen plaatsgevonden. De toeslag voor mensen die ten minste drie jaar een inkomen rond het sociaal minimum en geen arbeidsmarktperspectief hebben, wordt in plaats van eens in de drie jaar jaarlijks uitbetaald. De eindejaarsmarge is aangewend om de uitvoering van vertraagde projecten en overlopende betalingen mogelijk te maken; bijvoorbeeld voor de financiering van SUWI-projecten en de uitvoering van de afspraken voor de Agenda voor de Toekomst.

Voor de in het Strategisch Akkoord genoemde basisregeling levensloop heeft een verschuiving van middelen van de inkomstenkant naar de uitgavenkant plaatsgevonden.

Uit het Strategisch Akkoord volgt een groot aantal mutaties op de SZW-begroting. De vervolguitkering WW wordt beperkt tot één jaar. Hierdoor ontstaat een toename van het volume in de bijstand. Een herziening van het alimentatiebeleid leidt tot een kleiner beroep op de bijstand door verzorgende ouders. Gemeenten krijgen een groter financieel belang bij een rechtmatige en doelmatige uitvoering van

bijstandsregelingen; het Fonds voor Werk en Inkomen wordt namelijk 100% gebudgetteerd. Er komt één flexibel, vrij inzetbaar reïntegratie-budget. De besparingen op de reïntegratiebudgetten komen enerzijds uit gesubsidieerde arbeid, WIW en I/D-banen, en anderzijds uit een meer efficiënt werkende arbeidsmarkt. Er komt meer aandacht voor sancties, handhaving en controle. De ontheffing van de sollicitatieplicht voor mensen van 57,5 jaar en ouder komt te vervallen, waardoor het beroep op een WW-uitkering daalt. In niet-EU-landen wordt voortaan een vast bedrag van 10% van de Nederlandse kinderbijslag uitgekeerd. De WAO-plannen van het nieuwe kabinet leiden tot een afname van de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Er is rekening gehouden met een beperkte weglek naar de Werkloosheidswet en de Algemene bijstandswet. De Wet voorzieningen gehandicapten gaat van SZW naar VWS; kinderopvang van VWS naar SZW. De Europese Commissie heeft voor de periode 1994-1996 ca. 157 mln terruggevorderd aan ESF-subsidies (artikel-24-procedure). Het kabinet heeft tegen deze beschikking beroep aangetekend. Het bedrag is betaald, omdat de beroepsprocedure geen opschortende werking heeft. Het CPB raamt een stijging van de rijksbijdrage die de kosten van de heffingskortingen compenseert. Dit hangt samen met doorwerking van de maatregelen in het Strategisch Akkoord op de premietarieven en het gewijzigde economische beeld voor de jaren 2002-2006. Voor de affinanciering van het onderhanden werk/de werkvoorraad van Kliq is van de aanvullende post 70 miljoen overgeheveld naar de begroting van SZW. Tevens zijn ten laste van de reservering op de aanvullende post middelen beschikbaar gesteld voor de kapitaalstorting Kliq (vooralsnog 20 miljoen), vooruitlopend op de definitieve openingsbalans.

De ontvangsten van arbeidsmarktmiddelen bestaan uit restituties van teveel aan gemeenten bevoorschotte middelen.

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)

8 316,2

8 217,5

8 266,2

8 323,5

8 420,4

Beleidsmatige mutaties

         

Rijksbegroting in enge zin

         

kinderopvang

 

37,0

39,0

57,0

68,0

naar szw: kinderopvang

  • 148,7
  • 177,2
  • 176,8
  • 195,2
  • 206,2

uitvoering wetten woII

8,6

5,1

3,7

1,7

  • 13,7

van szw: wet voorziening gehandicapten

61,5

49,8

62,9

62,8

62,8

strategisch akkoord: efficiency/volumetaakstelling

 
  • 2,5
  • 5,1

-7,7

  • 10,3

diversen

28,7

5,5

1,2

2,8

1,0

Zorg

         

jeugdgezondheidszorg

 

16,0

16,0

16,0

16,0

palliatieve zorg

10,0

10,0

10,0

10,0

10,0

weesgeneesmiddelen

5,0

30,0

35,0

35,0

35,0

terrorismebestrijding

14,8

5,9

4,6

4,6

4,6

strategisch akkoord: generieke subsidietaakstelling

 
  • 4,2

-8,5

  • 12,7
  • 16,9

aanvullende generieke subsidietaakstelling

 
  • 4,2

-8,5

  • 12,7
  • 16,9

diversen

10,3

  • 1,7

5,4

  • 4,2

0,3

 

-9,8

-30,5

  • 21,1
  • 42,6
  • 66,3

Technische mutaties

         

Rijksbegroting in enge zin

         

afbakening uitgavenkader

1 369,8

1 223,4

1 201,0

1 162,8

1 159,8

kinderopvang

 

113,4

113,4

113,4

113,5

loonbijstelling tranche 2002

56,0

49,4

48,8

48,4

48,1

van justitie: pleegzorg

49,6

49,6

49,6

49,6

49,6

diversen

1,5

1,0

0,9

2,2

0,8

Zorg

         

afbakening uitgavenkader

  • 1 369,8
  • 1 223,4
  • 1 201,0
  • 1 162,8
  • 1 159,8

loonbijstelling tranche 2002

39,7

38,4

37,5

37,1

37,1

meningokokken c-vaccinatie

76,6

       

diversen

79,8

23,4

16,9

11,0

11,6

Niet tot een ijklijn behorend

         

aanpassing bikk awbz

  • 22,1

1 656,0

1 897,6

2 416,8

2 679,0

strategisch akkoord: rijksbijdrage ziektekosten kinderen

     

1 300,0

1 300,0

strategisch akkoord: terugtrekken rijksbijdrage zfw

     
  • 3 300,0
  • 3 300,0

loonbijstelling

115,9

115,9

115,9

115,9

115,9

verhoging nominale premies

 

-718,0

  • 718,0
   

diversen

7,5

7,8

7,8

7,8

7,8

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

404,5

394,2

1 336,9

1 306,3

1 570,4

1 549,1

802,2

759,5

1 063,4

997,2

9 793,6

STAND MILJOENENNOTA 2003 (excl. IS) Totaal Internationale samenwerking

 

8 710,5

9 523,8

9 815,3

9 083,0

9 417,6

9 793,6

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

STAND MILJOENENNOTA 2003 (incl. IS)

8 711,1

9 524,4         9 816,0         9 083,7

9 418,2

9 794,3

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003              2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin diversen Zorg diversen

95,3

95,0

94,4

94,4

94,4

 

2,4

2,0

2,0

2,0

2,0

3,5

4,5

5,3

5,3

5,3

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin afbakening uitgavenkader diversen Zorg afbakening uitgavenkader diversen

5,9

6,5

7,3

7,3

7,3

 

90,9

86,3

86,7

86,7

85,7

3,4

       

90,9

-86,3

-86,7

-86,7

-85,7

5,8

       

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

9,2

14,8

0,0

6,5

0,0

7,3

0,0

7,3

0,0

7,3

101,7

STAND MILJOENENNOTA 2003

110,0             101,5             101,7             101,7

101,7

101,7

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Het beleid van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is gericht op het bevorderen en beschermen van de gezondheid van de burger, het bevorderen van patiëntgerichte zorg en doelmatige en toegankelijke geneesmiddelenvoorziening. Het door VWS gevoerde sociaal beleid is gericht op het bevorderen van participatie, het voorkomen van sociale uitsluiting en het versterken van sociale cohesie. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de positie van gehandicapten, ouderen en jongeren in de samenleving.Ten slotte richt VWS zich op het bevorderen van topsport en breedtesport.

Het Strategisch Akkoord bevat een aantal maatregelen die neerslaan op de VWS-begroting. De in het akkoord aangekondigde invoering van het basisstelsel in 2005, leidt daarnaast tot het vervallen van de huidige rijksbijdrage in de ziektekosten en de invoering van een rijksbijdrage ter compensatie van de ziektekosten voor kinderen. Een versnelling van de nominalisatie van de ZFW-premie leidt tot een verminderde noodzaak tot compensatie van het zorgstelsel. De rijksbijdragen zijn dan ook verlaagd. De middelen voor de tijdelijke stimuleringsregeling kinderopvang ( 113,4 mln) worden niet aan het gemeentefonds toegevoegd, maar vanaf 2003 aangewend voor de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (WBK). De invoering van de WBK gaat tevens gepaard met een extra intensivering, oplopend tot 68 miljoen euro, met name vanwege de verwachte groei van het gebruik van kinderopvang. Het totaal aan programmagelden voor kinderopvang is - als uitvloeisel van het Strategisch Akkoord - overgeheveld naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Eveneens samenhangend met dat akkoord is de overheveling van de middelen voor de Wet Voorziening Gehandicapten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar VWS. Als gevolg van de invoering van het basispakket Jeugdgezondheidszorg in 2003 is structureel 16 miljoen toegevoegd aan de VWS-begroting.

Voor de uitvoering van het amendement-Rouvoet is de palliatieve zorg geïntensiveerd. Hiermee worden onder andere de verpleeg- en verzorgingshuistarieven voor terminale patiënten verhoogd. Er wordt ook extra geld beschikbaar gesteld voor onderzoek naar en de vergoeding van dure medicijnen voor zeldzame ziektes, de zgn. «weesgeneesmid-delen».

In het kader van het Actieplan Terrorisme neemt ook VWS een aantal maatregelen, zoals extra productie van vaccins en de bouw van een beveiligd laboratorium bij het RIVM.

De overheveling van Justitie naar VWS in het kader van regionale pleegzorg betreft een saldering. Enerzijds vloeien er middelen van Justitie naar VWS (ruim 51 miljoen) in het kader van de doeluitkering voor de regionale pleegzorg. Het gaat hierbij om de pleegvergoeding, de organisatiekosten van de regionale pleegzorg en de voorzieningen voor therapeutische gezinsverzorging. Anderzijds gaan er middelen van VWS naar Justitie (bijna 2 miljoen) in verband met de verhoging van de pleegvergoeding en de extra middelen van de landelijke justitie-instellingen.

INTERNATIONALE SAMENWERKING: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

4 873,2         4 940,0         5 148,0

5 336,8         5 482,1

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin bnp-bijstelling correctie extrapolatie 2006 eki-toerekening eu-toerekening

 

123,4

  • 49,6

54,6

114,5

152,1 53,6

100,0

-75,0

  • 50,0
  • 50,0
  • 50,0
  • 44,8
  • 45,5

-38,2

-38,9

-39,7

268,2

170,1

33,6

25,6

116,0

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin activiteiten maatschappelijke organisaties bedrijfslevenprogramma bouwkundige projecten clean development mechanism eindejaarsmarge europees ontwikkelingsfonds fmo goed bestuur, mensenrechten en vredesopbouw internationaal strafhof joint implementation landenspecifieke sectorale samenwerking loon- en prijsbijstelling macrosteun en schuldverlichting medefinancieringsprogramma nederlandse ontwikkelingsorganisatie snv noodhulp ontwikkelingsbanken opvang asielzoekers rentesubsidies en apparaatsuitgaven nio speciale multilaterale activiteiten vn strategisch akkoord: negatieve oda antillen en aruba strategisch akkoord: oda-toerekening asielzoekers strategisch akkoord: subsidie ez thematische samenwerking undp unhcr vredesoperaties wereldbank partnershipprogramma strategisch akkoord: efficiency/volumetaakstelling diversen

50,7

  • 10,6

2,0

125,0

88,8

  • 51,2
  • 16,4 24,6

-3,7

  • 10,5
  • 55,0 54,1

175,2

-9,7

8,3

30,3

  • 25,9
  • 63,2
  • 19,9 34,7
  • 23,8 18,2 13,7 33,9 48,5

374,3

73,3 5,0 6,5

50,2

  • 20,0

4,1 22,0 10,0 - 6,4

  • 41,2 53,3

257,0 0,1 5,8

  • 61,3 -21,7

33,8

  • 23,6 -93,0
  • 0,8
  • 46,1 18,2 13,7

5,5 73,4

  • 2,8 214,0

61,3

5,0

15,5

  • 28,5
  • 15,0

8,2

27,0

1,7

  • 6,3

56,4

233,1

9,1

9,8

  • 61,3 -21,7

19,6

  • 24,7 -93,0
  • 4,5
  • 51,1 18,2 13,7

5,5 105,0

  • 5,5 116,4

43,3 5,4 22,0 30,0 23,0

  • 15,0
  • 4,1 30,0

5,7

  • 5,8

56,4

187,2

15,4

14,1

  • 20,4
  • 61,3 -21,7

26,3

  • 24,9 -93,0

-9,0

-38,8

18,2

13,7

5,5

111,2

-8,3

40,2

43,3

  • 0,4 30,0 50,0
  • 15,0

17,0 5,8

  • 2,4

55,9

126,7

18,8

18,6

0,3

-61,3

-21,7

26,3

  • 24,9 -93,0
  • 12,0
  • 44,9 18,2 13,7

5,5 58,0

  • 11,0
  • 6,0

192,0

15,0

72,3

29,1

57,9

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin diversen

0,5

13,5

0,5

0,5

0,5

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

 

0,5

13,5

0,5

0,5

0,5

76,0

  • 141,4
  • 105,3

-3,2

58,5

5 765,4

STAND MILJOENENNOTA 2003

4 797,2         4 798,6         5 042,7

5 333,6         5 540,6

5 765,4

INTERNATIONALE SAMENWERKING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin diverse ontvangsten ontwikkelingssamenwerking diversen

57,4

22,3 4,5

55,7

1,0

55,5

1,3

56,2

1,5

56,2

2,7

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin diversen

26,8

0,5

1,0

13,5

1,3

0,5

1,5

0,5

2,7

0,5

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

 

0,5

13,5

0,5

0,5

0,5

27,4

12,5

-0,7

  • 1,0
  • 2,2

54,1

STAND MILJOENENNOTA 2003

84,8

68,2

54,8

55,3

54,1

54,1

Internationale Samenwerking

De omvang van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is gekoppeld aan het Bruto Nationaal Product (BNP) en wordt bijgesteld op basis van de meest recente macro-economische inzichten. De reservering voor schuldenregelingen uit hoofde van exportkredietverzekeringen is opwaarts bijgesteld als gevolg van het verschuiven van kwijtschelding aan Tanzania en de voormalige republiek Joegoslavië van 2001 naar 2002. Dit leidt tot een hogere toerekening aan HGIS en dus minder uitgaven op de begroting. Het Nederlandse aandeel in de uitgaven van de Europese Unie voor hulp aan ontwikkelingslanden (ODA) en activiteiten in landen in Midden- en Oost-Europa (non-ODA) worden toegerekend aan de HGIS. Door hogere uitgaven van de EU in 2002 is de toerekening verhoogd en nemen de uitgaven op de begroting dus af.

De activiteiten met maatschappelijke organisaties worden geïntensiveerd met als belangrijkste doel de «civil society» in ontwikkelingslanden te versterken. Hiertoe worden partnerships aangegaan met gespecialiseerde Nederlandse en internationale niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en hun partners in het zuiden.

Om meerjarig de staat van ambassades, consulaten-generaal en permanente vertegenwoordigingen in het buitenland op niveau te kunnen houden, is het budget voor bouwkundige projecten verhoogd. Deze projecten hebben mede betrekking op het oplossen van asbest-problematiek, beveiliging en het omzetten van huurcontracten naar koopcontracten.

De uitgaven voor het Clean Development Mechanism zullen drukken op latere jaren dan nu in de begroting is voorzien. De raming voor 2002 wordt doorgeschoven naar de jaren 2005–2007. De verplichtingen zullen wel voor een belangrijk deel in 2002 worden aangegaan. Het budget voor macrosteun en schuldverlichting wordt verlaagd omdat een groot deel van de kwijtschelding aan Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) in 2001 heeft plaatsgevonden. In 2002 wordt in HIPC-kader alleen kwijtschelding aan Ghana verwacht. Op dit artikel wordt tevens het ODA-deel van de BNP-bijstellingen geparkeerd. Dit jaar is sprake van een neerwaartse bijstelling.

In het licht van de huidige situatie in Afghanistan wordt extra noodhulp verstrekt, waarbij Nederlandse prioriteiten vooral liggen bij ontmijning, terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, landrehabilitatie en onderwijs.

Een deel van de Nederlandse bijdrage aan ontwikkelingsbanken is reeds in 2001 betaald, waardoor het budget in 2002 wordt verlaagd. Door de daling van de instroom van asielzoekers wordt het deel dat aan de HGIS wordt toegerekend neerwaarts bijgesteld. Om een netto ODA-prestatie van 0,8% van het BNP te behalen moeten jaarlijks meer bruto-ODA-uitgaven worden gedaan (ter hoogte van de 0,8% van het BNP plus aflossingen van leningen). Aangezien de Nederlandse Antillen en Aruba niet meer op de ODA-landenlijst van het Development Assistance Committee (DAC) staan, vallen de aflossingen op leningen niet meer binnen het OS-plafond. Het ODA-plafond is hierdoor bijgesteld.

Vanaf 2003 wordt de toerekening aan ODA voor de kosten van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden verhoogd, omdat deze wordt gebaseerd op de feitelijke kosten in plaats van een lager, forfaitair bedrag per asielzoeker.

Nederland streeft ernaar om belangrijke thema’s als aids, milieu, armoedeziekten en versterking van de civil society zoveel mogelijk multilateraal en via het particuliere kanaal aan te pakken. In lijn met dit streven vindt een verschuiving plaats van bilaterale thematische samenwerking naar programmatische samenwerking met gespecialiseerde multilaterale en particuliere organisaties. Voor landen waarmee Nederland een structurele ontwikkelingsrelatie heeft zijn deze thema’s geïntegreerd in de sectorale samenwerking. Er wordt een extra bijdrage geleverd aan de VN-vluchtelingen-programma’s (UNHCR) om een tekort aan te vullen. Deze bijdrage ligt in lijn met het streven om goed functionerende internationale organisaties te steunen.

Nederland levert met de inzet van manschappen en materieel in de (vredes)operaties Enduring Freedom en de International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan een actieve bijdrage aan de strijd tegen terrorisme. Daarom is het budget voor vredesoperaties verhoogd. Met de extra bijdrage aan het partnershipprogramma van de wereldbank worden internationale initiatieven op het terrein van «basic education» (Education for All) en armoedeziekten (Global Fund to Fight Aids, TB and Malaria) gesteund. De Wereldbank is door de internationale gemeenschap aangewezen als penningmeester van deze initiatieven.

GEMEENTEFONDS: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

STAND MILJOENENNOTA 2002

12 281,7

12 405,2

12 412,1

12 485,6

12 480,4

Beleidsmatige mutaties

         

Rijksbegroting in enge zin

         

elzinga / dualisering

10,7

18,9

19,6

20,2

20,9

onderwijshuisvesting

45,0

45,0

45,0

45,0

45,0

strategisch akkoord: afschaffen categoriaal inkomens-

         

beleid

   

-70,0

-70,0

-70,0

strategisch akkoord: afschaffen ozb woningen

     

2 000,0

2 000,0

strategisch akkoord: afschaffen f 100,– op lokale lasten

     

-325,0

-325,0

btw-compensatiefonds

 

5,9

  • 1 108,3
  • 1 108,3
  • 1 108,3

compensatie cwi

28,6

  • 1,8
  • 1,8
  • 1,8
  • 1,8

diversen

  • 4,8

8,6

8,6

8,6

8,6

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin naar vws: kinderopvang uitkering behoedzaamheidsreserve 2001 van aanvullende post: accres 2002 van aanvullende post: accres 2003 diversen

79,5

76,6

113,4

1 106,9

113,4

568,7

113,4

569,4

113,4

 

357,5

       

363,5

363,5

363,5

363,5

363,5

 

491,1

491,1

491,1

491,1

  • 13,5
  • 5,5
  • 5,5

5,5

5,5

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

707,5

786,9

735,7

812,2

735,7

371,4

746,7

1 315,3

746,7

1 316,0

13 790,2

STAND MILJOENENNOTA 2003

13 068,6 13 217,4 12 040,8 13 800,9 13 796,4         13 790,2

Gemeentefonds

Via onder meer het gemeentefonds worden gemeenten voorzien van financiële middelen voor de uitvoering van hun taken. De middelen uit het gemeentefonds worden zodanig over de gemeenten verdeeld dat zij een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten kunnen leveren.

Gemeenten zijn onder meer verantwoordelijk voor het onderhoud van de onderwijshuisvesting. Om gemeenten in staat te stellen de onderwijshuisvesting aan te passen aan recente onderwijskundige vernieuwingen, heeft het kabinet het gemeentefonds structureel met 45 miljoen verhoogd. In overleg met de VNG is tevens besloten om een deel van het gemeentefondsaccres in te zetten als aanvullende dekking van de kosten van deze aanpassingen.

Het wetsvoorstel Dualisering Gemeentebestuur brengt kosten met zich mee voor onder meer het tot stand brengen van gemeentelijke griffies en rekenkamers. Gemeenten worden hiervoor deels gecompenseerd. In het Strategisch Akkoord is besloten tot het afschaffen van het gemeentelijk categoriaal inkomensbeleid, de OZB van woningen en de f 100-maatregel. Het kabinet heeft ervoor gekozen het algemeen inkomensbeleid aan het Rijk voor te behouden. Dit betekent dat het categoriaal inkomensbeleid in de bijstand met ingang van 2004 wordt afgeschaft. Voor het afschaffen van de OZB van woningen per 2005 worden de gemeenten via het gemeentefonds volledig gecompenseerd. In 1998 is ruim 0,3 miljard aan het gemeentefonds toegevoegd om de ontwikkeling van de lokale lasten, mede door de milieueisen die het Rijk had gesteld, te compenseren. Het beëindigen van deze f 100-maatregel betekent dat de middelen per 2005 weer uit het gemeentefonds worden genomen. Gemeenten zijn dan niet langer verplicht om de f 100 aan de huishoudens door te geven.

In 2003 treedt het BTW-compensatiefonds in werking. Uit het fonds worden gemeenten gecompenseerd voor uitgaven aan BTW over niet-ondernemingsactiviteiten. Voor de voeding van dit fonds wordt vanaf 2004 structureel een bedrag uit het gemeentefonds overgeheveld. De taakstelling «efficiencywinst Centra voor Werk en Inkomen» uit het Regeerakkoord 1998 is niet volledig gerealiseerd. De verwachting is dat de efficiencywinst in de toekomst wel zal worden gerealiseerd. De raming is hierop aangepast. In het Regeerakkoord 1998 zijn tevens extra middelen uitgetrokken voor een impuls voor de kinderopvang. Deze gelden zijn aan de gemeenten verstrekt via een specifieke uitkering ten laste van de begroting van VWS. Het was aanvankelijk de bedoeling dat de specifieke uitkering eind 2002 zou aflopen en dat de middelen structureel over zouden gaan naar het gemeentefonds. Inmiddels is tot een ander bekostigingsregime besloten, wat is vastgelegd in een nieuw wetsvoorstel (WBK). Dit betekent dat de toevoeging aan het gemeentefonds, die eerder was voorzien voor 2003, geen doorgang vindt. Bij Voorjaarsnota 2002 is het accres van het gemeentefonds voor 2002 vastgesteld. Het vastgestelde bedrag is van de aanvullende post «accres» naar het gemeentefonds overgeboekt. Daarnaast, is gezien de in 2001 gerealiseerde gunstige ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde uitgaven, de behoedzaamheidsreserve van het gemeentefonds over 2001 in 2002 geheel aan de gemeenten uitgekeerd, aangevuld met een positieve nacalculatie ten opzichte van de bevoorschotting. Tevens is het accres 2003 vanaf 2003 structureel overgeboekt naar het gemeentefonds.

 

PROVINCIEFONDS: UITGAVEN

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

1 014,4         1 016,9

1 017,1

1 005,3          1 005,3

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin diversen

6,9

6,9

6,9

6,9

6,9

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin btw-compensatiefonds diversen

6,9

6,9 0,7

6,9 122,9

6,9

122,9 -7,9

6,9

122,9 - 7,9

0,7

122,9

130,8

130,8

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin uitkering behoedzaamheidsreserve 2001 van aanvullende post: accres 2002 van aanvullende post: accres 2003 diversen

 

30,2

       

30,0

30,0

30,0

30,0

30,0

 

39,5

39,5

39,5

39,5

1,9

2,8

2,8

2,8

2,8

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

62,1

68,8

72,3

79,7

72,3

43,9

72,3

51,9

72,3

51,9

953,4

STAND MILJOENENNOTA 2003

1 083,2

1 096,6

973,3

953,4

953,4

953,4

Provinciefonds

Via onder meer het provinciefonds worden provincies voorzien van financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken. De middelen uit het provinciefonds worden zodanig over de provincies verdeeld dat zij een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten kunnen leveren.

In 2003 treedt het BTW-compensatiefonds in werking. Uit het fonds worden provincies gecompenseerd voor uitgaven aan BTW over niet-ondernemingsactiviteiten. Voor de voeding van het fonds wordt vanaf 2004 structureel een bedrag uit het provinciefonds overgeheveld. Bij Voorjaarsnota 2002 is het accres van het provinciefonds voor 2002 vastgesteld. Het vastgestelde bedrag is van de aanvullende post «accres» naar het provinciefonds overgeboekt. Daarnaast is, gezien de in 2001 gerealiseerde gunstige ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde uitgaven, de behoedzaamheidsreserve van het provinciefonds over 2001 in 2002 geheel aan de provincies uitgekeerd, aangevuld met een positieve nacalculatie ten opzichte van de bevoorschotting. Tevens is het accres 2003 vanaf 2003 structureel overgeboekt naar het provinciefonds.

ACCRES GEMEENTEFONDS/PROVINCIEFONDS: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

264,6         1 001,1

1 390,1

1 836,4         2 295,3

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin accres gemeentefonds accres provinciefonds diversen

 

119,1

577,6

872,5

923,6

1 043,0

9,8

38,4

63,2

67,2

72,6

 

9,8

9,8

9,8

9,8

128,9

625,8

945,5

1 000,6

1 125,4

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin strategisch akkoord: correctiepost rente strategisch akkoord: doorrekening pakket gfpf

276,0 200,0

304,0 300,0

409,0 300,0

526,0 300,0

476,0

604,0

709,0

826,0

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin naar gf: accres 2002 naar gf: accres 2003 naar pf: accres 2002 naar pf: accres 2003

 

363,5

  • 363,5
  • 363,5
  • 363,5
  • 363,5
 
  • 491,1
  • 491,1
  • 491,1
  • 491,1
  • 30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-30,0

 

-39,5

-39,5

-39,5

-39,5

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

393,5

264,6

924,1

774,2

924,1

582,5

924,1

632,5

924,1

624,6

2 150,6

STAND MILJOENENNOTA 2003

0,0

226,9

807,6         1 203,9

1 670,6

2 150,6

Accres Gemeentefonds/Provinciefonds

Om provincies en gemeenten te compenseren voor de wijzigingen in hun uitgaven ten gevolge van prijsstijgingen en maatschappelijke en politieke ontwikkelingen ontvangen zij een accres. Het accres wordt afgeleid van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven. In het Strategisch Akkoord is besloten de normeringssystematiek voor de bijdragen aan het gemeente- en provinciefonds aan te passen door de rente als correctiepost te laten vallen. De doorrekening van de ombuigingen en intensiveringen uit het Strategisch Akkoord resulteren eveneens in een lagere groei van het accres.

De in de Voorjaarsnota 2002 vastgestelde stand van het accres van het gemeente- en provinciefonds is vanaf 2002 structureel naar beide fondsen overgeboekt. Als gevolg van de in deze Miljoenennota verwerkte mutaties zijn de accressen 2002 en 2003 opnieuw berekend. Bij Miljoenennota 2003 is de verhoging van het accres 2002 verrekend met de behoedzaamheids-reserve op de aanvullende post Algemeen. Tegelijkertijd is het accres 2003 vanaf 2003 structureel overgeboekt naar het gemeente- en provinciefonds.

BTW-COMPENSATIEFONDS: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Technische mutaties

Niet tot een ijklijn behorend btw openbaar vervoer groei btw-compensatiefonds uitname gemeentefonds uitname provinciefonds

 

146,2

174,0

174,0

174,0

164,4

258,8

330,3

408,9

 

1 114,3

1 114,3

1 114,3

 

123,6

123,6

123,6

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

310,6

310,6

1 670,7

1 670,7

1 742,2

1 742,2

1 820,8

1 820,7

1 902,4

STAND MILJOENENNOTA 2003

310,6

1 670,7

1 742,2

1 820,7

1 902,4

BTW-compensatiefonds

Het BTW-compensatiefonds voor provincies, gemeenten en regionale openbare lichamen treedt per 1 januari 2003 in werking. De algemene doelstelling van het BTW-compensatiefonds is het wegnemen van de verstorende werking van de omzetbelasting op afwegingen van provincies, gemeenten en regionale openbare lichamen bij hun niet-onder-nemersactiviteiten, zoals de inzameling van huisvuil binnen de eigen gemeente, aanleg van eigen gemeentelijke en provinciale wegen en onderhoud aan de eigen groenvoorziening.

Uit het BTW-compensatiefonds krijgen provincies, gemeenten en regionale openbare lichamen een bijdrage voor de feitelijke BTW voor hun niet-ondernemingsactiviteiten. Het BTW-compensatiefonds wordt vanaf 2004 voor een belangrijk deel gevoed door een uitname uit het gemeentefonds en het provinciefonds. Daarnaast wordt de BTW-compensatie voor het openbaar vervoer aan het fonds toegevoegd. Tot de inwerkingtreding van het BTW-compensatiefonds werd deze BTW via het ministerie van Verkeer en Waterstaat gecompenseerd.

INFRASTRUCTUURFONDS: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

5 990,9         6 269,3         5 513,2

5 322,9         5 327,9

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin projecten railwegen duurzaam veilig hsl

a12 utrecht – duitse grens compensatie a59 projecten rijkswegen leidsche rijn prijsbijstelling 2002 regionale en lokale infrastructuur vergunning emplacementen prijsbijstelling fes toevoeging voordelig saldo 2001 diversen

 
  • 46,8

28,5

  • 116,6

124,0

5,8

   

20,0

20,0

20,0

 

6,0

102,1

  • 19,5

27,0

 
  • 124,8
  • 102,1

124,8

102,1

 
  • 6,6
  • 20,9
  • 182,5
  • 163,7
 
  • 12,4

31,5

  • 23,0
  • 65,0

32,5

-39,3

     

153,4

163,5

142,6

135,0

113,7

  • 1,1

-87,7

  • 135,0
  • 45,4 10,0

-90,4 10,0

  • 16,3
  • 17,9

-9,9

-8,9

  • 8,2

44,4

40,7

54,6

  • 10,4
 

6,5

  • 4,8
  • 4,8

-7,0

0,6

 

172,6

  • 54,8

-38,5

117,1

  • 48,1
 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting in enge zin

           

betaald rijden

 
  • 40,0
  • 10,0
     

duurzaam veilig

  • 20,9
  • 25,4
       

strategisch akkoord: kilometerheffing (spitstarief)

       
  • 50,0
 

schipholtunnel

  • 20,9
         

betuweroute

45,4

38,6

       

gebruiksvergoeding

  • 16,4
  • 21,0
  • 29,0

-36,8

-37,6

 

rente schatkistbelening rib 2001

23,9

23,9

23,9

23,9

23,9

 

schatkistbelening aan rib 2002

323,0

         

uitdeling loonbijstelling tranche 2002

23,0

21,7

21,0

22,1

21,9

 

diversen

51,4

60,1

34,5

44,0

49,1

 

Niet tot een ijklijn behorend

           

aandelenstorting westerscheldetunnel

35,2

  • 13,4
       

diversen

8,6

         
 

452,3

44,5

40,4

53,2

7,3

 

Extrapolatie

         

5 870,9

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

625,0

  • 10,4

1,8

170,0

-40,9

 

STAND MILJOENENNOTA 2003

6 615,9         6 258,9         5 515,0

5 492,9         5 286,9

5 870,9

INFRASTRUCTUURFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

 

STAND MILJOENENNOTA 2002

5 937,4

6 250,9

5 411,8

5 311,7

5 327,9

 

Beleidsmatige mutaties

           

Rijksbegroting in enge zin

           

de boer (hxii)

  • 49,0
 

10,0

19,0

20,0

 

leidsche rijn

  • 6,8
  • 20,4
  • 29,5
     

prijsbijstelling 2002

21,0

22,9

25,8

25,6

25,8

 

toevoeging voordelig saldo 2001

39,9

3,3

3,3

3,3

   
 

5,1

5,8

9,6

47,9

45,8

 

Technische mutaties

           

Rijksbegroting in enge zin

           

betaald rijden

 
  • 40,0
  • 10,0
     

duurzaam veilig

  • 20,9
  • 25,4
       

schipholtunnel

  • 20,9
         

betuweroute

45,4

38,6

       

gebruiksvergoeding

  • 16,4
  • 21,0
  • 29,0

-36,8

-37,6

 

rente schatkistbelening rib 2001

23,9

23,9

23,9

23,9

23,9

 

schatkistbelening aan rib 2002

323,0

         

strategisch akkoord: kilometerheffing (spitstarief)

       
  • 50,0
 

uitdeling loonbijstelling tranche 2002

24,4

21,7

21,0

22,1

21,9

 

diversen

50,1

60,1

34,5

43,9

49,0

 

Niet tot een ijklijn behorend

           

aandelenstorting westerscheldetunnel

35,2

  • 13,4
       
 

443,8

44,5

40,4

53,1

7,2

 

Extrapolatie

         

5 870,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

448,9

50,2

49,8

100,9

53,1

 

STAND MILJOENENNOTA 2003

6 386,3         6 301,1

5 461,6         5 412,6         5 380,9

5 870,8

Infrafonds

Het Infrastructuurfonds is ingesteld om te zorgen voor continuïteit van middelen voor infrastructuur en om een integrale afweging van prioriteiten te bevorderen. Het fonds bevat de uitgaven en ontvangsten voor de droge en de natte infrastructuur en de megaprojecten. De voeding van het Infrastructuurfonds bestaat uit bijdragen uit de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Fonds Economische Structuurversterking en voor een klein deel uit bijdragen van derden. Bij de raming van het budget voor uitvoeringskosten Betaald Rijden is het kasritme bij Voorjaarsnota aangepast. Daarna is in het Strategisch Akkoord besloten dat in deze kabinetsperiode geen middelen worden vrijgemaakt voor een eventuele invoering van een kilometerheffing. De vrijvallende middelen worden toegevoegd aan het spoorprogramma in verband met afdekking van de risico’s bij projecten voor railwegen. Daarnaast zijn middelen toegevoegd aan de budgetten voor projecten voor railwegen, verband houdend met de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden op het spoor.

In verband met het nog in 2001 van kracht worden van het Interim-besluit Duurzaam Veilig zijn de hiervoor in het Infrastructuurfonds gereserveerde middelen (meerjarig) teruggeboekt naar de begroting van Verkeer en Waterstaat. Daarnaast wordt in het kader van het verminderen van slachtoffers op de weg een vervolg gegeven aan het Interimbesluit Duurzaam Veilig en worden extra middelen beschikbaar gesteld in 2004 t/m 2006. De concrete projecten die hieruit voortvloeien worden verantwoord op de begroting van het Infrafonds.

De bijdrage uit de begroting van Verkeer en Waterstaat in de meerkosten van de Hogesnelheidslijn wordt verwerkt in de begroting. Tevens worden de kosten van de Infraprovider verrekend met de geraamde vervoersopbrengsten in 2006.

Het betalingsritme van een aantal projecten voor rijkswegen wordt aangepast aan de projectplanning. De aanleg van de A59 wordt gerealiseerd via een PPS-constructie waardoor het tempo van de oorspronkelijke kasramingen aangepast wordt. Daarnaast komt een aantal BOR-middelen op het artikel Rijkswegen voorlopig niet tot besteding. Deze middelen worden in latere jaren weer ingezet. Het ritme waarin betalingen worden gedaan voor het project A12 Utrecht – Duitse grens is gewijzigd. Bij de te doorlopen procedures is vertraging opgetreden doordat meer onderzoek en overleg nodig is voor een goede en gedragen definitieve keuze. De opleverdatum verschuift hierdoor naar 2006.

Met het project Leidsche Rijn wordt een variant met overkapte parallelbanen ter plaatse van de inpassing van de A2 in de Vinexlocatie Leidsche Rijn gerealiseerd. Voor dit project worden op het Infrafonds bijdragen ontvangen vanuit de begroting van VROM.

In het Strategisch Akkoord is besloten om dit jaar 25% van de reguliere prijsbijstelling uit te keren. Door contractuele verplichtingen is V&W echter genoodzaakt de gehele prijsbijstelling te betalen. De benodigde middelen hiervoor worden ingepast in de begroting van V&W. Het betalingsritme van een aantal projecten voor regionale en lokale infrastructuur wordt aangepast aan de financiële en projectplanning. Dit betreft onder andere projecten zoals de Noord-Zuidlijn en Randstadrail. Daarnaast zijn middelen uitgetrokken voor de SWAB-impuls en de versnellingsbehoefte overgangsrecht van de gebundelde doeluitkering. Voor een aantal emplacementen worden investeringen gedaan in geluidsmaatregelen. Deze investeringen zijn nodig om de vereiste vergunningen voor deze emplacementen te behouden. In 2001 is een schikking getroffen in verband met de fraude rond de Schipholtunnel. Het hiermee gemoeide bedrag valt dit jaar vrij voor de algemene middelen van het Rijk.

Met de aanleg van de Betuweroute wordt onder meer een goede aansluiting op Europese hoofdtransportassen gerealiseerd. Dit is van groot belang voor de positie van Nederland als tranport-, distributie- en productieland. De aanbesteding van de bovenbouw van de Betuweroute was in 2001 opgeschort in afwachting van nadere besluitvorming over de voortzetting van de aanbestedingsprocedures. De middelen die in 2001 teruggestort zijn in het FES worden weer ter beschikking gesteld voor de Betuweroute in 2002. In de 11e voortgangsrapportage is vermeld dat de projectplanning van de Betuweroute gewijzigd is. Dit betreft onder meer een scopewijziging zoals de ongelijkvloerse boog bij Geldermalsen ten behoeve van capaciteitsvergroting. Verwacht wordt dat de A15-lijn van de Betuweroute in 2006 in gebruik wordt genomen.

Railinfrabeheer (RIB) is verantwoordelijk voor beheer en onderhoud van de spoorweginfrastructuur. Op grond van het Besluit Gebruiksvergoeding en de nota Derde Eeuw Spoor betalen spoorvervoerbedrijven hiervoor een gebruiksvergoeding aan RIB. De opbrengsten van de gebruiks-vergoeding worden in mindering gebracht op de subsidie van Verkeer en Waterstaat aan RIB. De vrijval op de begroting die optreedt als gevolg van de gebruiksvergoeding wordt aangewend ter stimulering van de sector. In 2001 is aan RIB een schatkistbelening verstrekt ten behoeve van het onderhoud op het spoor. Over de schatkistbelening in 2001 wordt rente betaald. Daarnaast is in 2002 een nieuwe schatkistbelening toegekend aan de RIB.

De aandelenstorting Westerscheldetunnel in 2002 dient ter dekking van gemaakte kosten voor de bouw van de Westerscheldetunnel onder meer voortvloeiende uit een hogere dan geraamde prijsstijging. Daar- naast vindt een vervroeging van de storting plaats van 2003 naar 2002 in verband met de voorspoedig verlopende werkzaamheden aan de tunnel. In 1996 is naar aanleiding van het advies van de commissie-De Boer een regeling in het leven geroepen met als doel een extra investeringsimpuls in infrastructuur in het stads- en streekvervoer tot stand te brengen. Regionale overheden dragen zelf een deel bij aan de projecten die onder deze regeling vallen. Naar aanleiding van de evaluatie van de De Boer-regeling heeft een inventarisatie van de goedgekeurde projecten plaatsgevonden. Na de bespreking van de evaluatie met de Tweede Kamer is met een Wijziging van Regeling de betaalbaarstelling van goedgekeurde projecten veranderd.

FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Technische mutaties

Niet tot een ijklijn behorend betuweroute (isf) bodemsanering (vrom) geluidsisolatie schiphol (isf) strategisch akkoord: enveloppe mobiliteit vitaliteit steden diversen

 

2 480,6

2 763,6

1 682,2

1 550,1

1 546,1

48,6

40,4

0,8

   

41,0

       

34,0

55,0

80,0

   
   

84,0

162,0

246,0

31,3

       

8,0

9,3

17,1

  • 0,4

0,4

Extrapolatie

162,9

104,7

181,9

161,6

246,4

2 226,4

 

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002 163,0 104,7

181,9

161,6

246,4

 

STAND MILJOENENNOTA 2003 2643,6 2868,3

1 864,1

1 711,6

1 792,6

2 226,4

FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002 2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Technische mutaties

Niet tot een ijklijn behorend aardgasbaten taakstelling verkoop staatsdeelnemingen

2 059,3

1 850,6

1 660,4         1 575,1

1 650,4

 

2,4

190,7

246,4

233,0

240,7

46,3

  • 114,5
  • 158,3
  • 155,8
  • 107,1

43,9

76,2

88,1

77,2

133,6

43,9

76,2

88,1

77,2

133,6

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

1 912,4

STAND MILJOENENNOTA 2003

2 015,4         1 926,8

1 748,5

1 652,3

1 784,0

1 912,4

Fonds Economische Structuurversterking

Het Fonds Economische Structuurversterking (FES) heeft als doel het financieren van investeringsprojecten van nationaal belang waarmee beoogd wordt de economische structuur te versterken. Het FES is een verdeelfonds. Het kasritme van de FES-uitgaven wordt bepaald door de financieringsbehoefte van goedgekeurde FES-projecten, passend binnen de budgettaire randvoorwaarden van de FES-wet.

De uitgaven betreffen onder andere de Betuweroute, bodemsanering op Vinexlocaties en de ontwikkeling van nieuwe sleutelprojecten in het kader van vitaliteit steden (onder andere Amsterdam Zuidas en Rotterdam-

Centraal). Daarnaast vindt er wegens gestegen kosten voor geluidsisolatie rond Schiphol – samenhangend met de aanleg van de 5e baan – een extra investering plaats. Deze extra inspanning wordt gedekt via een voorfinanciering uit het FES in 2002 tot en met 2004. De terugbetaling aan het FES vindt plaats in 2008 tot en met 2012 via een verlenging van de heffingsperiode op de luchtvaartsector. De voorfinanciering en de terugbetaling aan het FES lopen via het Infrastructuurfonds en worden verantwoord op de begroting van Verkeer en Waterstaat. In het Strategisch Akkoord 2002 zijn extra middelen voor mobiliteit en bereikbaarheid uitgetrokken. Een deel van deze middelen is gereserveerd in het FES. Over de precieze besteding van deze middelen moet nog worden besloten.

Het FES wordt op twee manieren gevoed. Ten eerste bestaat de voeding van het FES uit vrijvallende rentelasten die het gevolg zijn van het verlagen van de staatsschuld met de opbrengst verkoop staatsdeelnemingen. Daarnaast wordt het FES gevoed uit een vast percentage (41,5%) van de totale gasbaten. De aardgasbaten zijn opwaarts bijgesteld als gevolg van nieuwe ramingen van de olieprijs en dollarkoers. De huidige inzichten nopen tot neerwaartse bijstelling van de taakstelling verkoop staatsdeelnemingen.

AOW-SPAARFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

2 943,3         3 203,9         3 477,5         3 764,9         4 066,5

Technische mutaties

Niet tot een ijklijn behorend

 

diversen

  • 1,6

1,2

4,5

4,7

5,0

 
 
  • 1,6

1,2

4,5

4,7

5,0

 

Extrapolatie

         

4 388,6

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

  • 1,6

1,2

4,5

4,7

5,0

 

STAND MILJOENENNOTA 2003

2 941,7         3 205,1

3 482,0         3 769,6         4 071,5

4 388,6

AOW-spaarfonds

Het AOW-spaarfonds ontvangt rentebaten over het totaal opgebouwde vermogen. Als gevolg van wijzigingen in de rentevoet zijn de rentebaten ten opzichte van de ramingen gewijzigd.

DIERGEZONDHEIDSFONDS: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Technische mutaties

Niet tot een ijklijn behorend bijdrage aan lnv mond- en klauwzeer diversen

0,0

36,0

36,0

7,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

79,0

79,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

STAND MILJOENENNOTA 2003

79,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

DIERGEZONDHEIDSFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Technische mutaties

Niet tot een ijklijn behorend mond- en klauwzeer diversen

2,5

36,0 0,2

0,0

0,0

0,0

0,0

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

36,2

36,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

STAND MILJOENENNOTA 2003

38,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Diergezondheidsfonds

Het Diergezondheidsfonds is opgericht met als doel het bewaken en bestrijden van dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen. De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met wettelijk te bestrijden dierziekten worden in dit fonds verantwoord. Het fonds wordt gevoed met bijdragen van de Europese Unie, de productschappen en het Rijk. In verband met de MKZ-crisis zijn uitgaven gedaan voor de opslag en destructie en verbranding van dieren in 2001. Daarvoor ontvangt Nederland een bijdrage van de Europese Unie.

ARBEIDSVOORWAARDEN: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin nominale bijstelling Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt nominale bijstelling Zorg nominale bijstelling

1 605,3         2 705,1

3 822,1

4 991,9         6 214,4

 

320,5

959,8

1 225,0

1 260,7

1 419,5

14,7

74,8

98,7

105,6

117,3

14,1

30,2

39,1

43,4

50,7

349,3

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin beperking contractloonstijging flankerend beleid strategisch akkoord: taakstelling ilo strategisch akkoord: taakstelling ziektekosten Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt beperking contractloonstijging strategisch akkoord: taakstelling ilo Zorg diversen

1 064,8

216,4

55,0

  • 16,0

21,1 -3,3

  • 6,7

1 362,8

233,9

55,0

-32,0

  • 40,0

-21,8 - 6,5

-7,5

1 409,7

232,3 55,0

  • 48,0 -80,0
  • 22,7 -9,8

-8,4

1 587,5

230,9 55,0

  • 65,0 -80,0
  • 23,4
  • 13,0
  • 9,2

208,5

286,7

346,2

366,5

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin afbakening uitgavenkader loonbijstelling 2002

diversen Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt loonbijstelling 2002 Zorg afbakening uitgavenkader loonbijstelling 2002 Niet tot een ijklijn behorend loonbijstelling 2002

nominale bijstelling diversen

 
 

27,5

52,7

74,6

99,4

1 586,3

  • 1 643,7
  • 1 649,9
  • 1 659,3
  • 1 674,1
  • 5,8
  • 4,9
  • 4,7
  • 4,5
  • 4,3
  • 209,2
  • 215,2
  • 218,1
  • 221,9
  • 222,0
 
  • 27,5
  • 52,7

-74,6

-99,4

  • 39,9

-38,6

-37,8

-37,3

-37,3

  • 116,6
  • 116,6
  • 118,0
  • 118,5
  • 118,4

20,1

53,9

65,8

69,3

75,2

 
  • 17,6
  • 18,3
  • 18,9
  • 19,5

1 937,7

  • 1 982,7
  • 1 981,0
  • 1 991,1
  • 2000,4

1 588,4

  • 1 126,3
  • 904,9
  • 927,4
  • 779,6

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

6 875,8

STAND MILJOENENNOTA 2003

16,8         1 578,8         2 917,2         4 064,4         5 434,8

6 875,8

Arbeidsvoorwaarden

Op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden worden de middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de verschillende begrotingen te indexeren. Door middel van de loonbijstelling die jaarlijks in het voorjaar uit de aanvullende post wordt overgeboekt naar de departementale begrotingen, worden alle uitgaven op het loonniveau van het desbetreffende jaar gebracht. Op basis van de stand CEP2002 (Centraal Economisch Plan) is de loonbijstellingstranche 2002 uitgedeeld. De uitdeling van de loonbijstelling voor het gedeelte dat niet tot de ijklijn behoort, heeft met name betrekking op de indexering van de rijksbijdrage volksgezondheid. Op grond van de meest recente macro-economische inzichten doet zich een opwaartse bijstelling van de ramingen voor. Dit wordt veroorzaakt door een hogere raming van de sociale lasten en de contractloonstijging in de marktsector dan eerder was verondersteld. In het licht van een meerjarig streven naar een beheerste loonontwikkeling wordt de kabinetsbijdrage aan overheidssectoren daarnaast beleidmatig gekort tot 2,5% voor het jaar 2003. Hiermee samenhangend wordt voor de overheidssectoren een bedrag van 55 miljoen beschikbaar gehouden voor flankerend beleid.

Voor zover budgetten voor incidentele loonontwikkeling gereserveerd staan op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden is de verlaging van dit budget zoals besloten in het Strategisch Akkoord, verwerkt. Ook de Strategisch Akkoord-taakstelling uit het Strategisch Akkoord op de ziektekosten is verwerkt. Het resterende saldo in 2002 is gereserveerd ten behoeve van de indexatie in het najaar van de uitkeringen voor oorlogsgetroffenen.

PRIJSBIJSTELLING/INDEXERING WSF: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

732,3

1 137,9

1 480,7

1 827,9         2 132,9

Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting in enge zin indexering studiefinanciering nominale ontwikkeling: tranche 2003–2006

nominale ontwikkeling: tranche 2002

diversen Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt nominale ontwikkeling: tranche 2003–2006

diversen Zorg nominale ontwikkeling:tranche 2003–2006

diversen

 
  • 0,5
  • 10,5
  • 6,2
  • 12,3

12,8

 

385,3

727,0

1 063,2

1 332,4

77,9

  • 65,4
  • 58,9
  • 61,8
  • 55,7

5,0

8,8

13,0

12,0

8,6

 

9,7

29,3

38,8

51,1

1,8

9,3

6,7

 
  • 4,1
 

3,0

6,8

10,5

14,5

0,2

1,0

0,7

0,4

  • 1,3

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin prijsbijstelling via fes-brug strategisch akkoord: niet uitdelen 75% prijsbijstelling 2002

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

strategisch akkoord: niet uitdelen 75% prijsbijstelling 2002 Zorg diversen

71,4

341,2

718,4

1 050,8

1 358,3

 
 

46,6

40,5

58,7

117,2

68,8

  • 385,3
  • 392,9

-392,1

-396,8

16,5

  • 17,1
  • 16,9
  • 14,3
  • 14,2
  • 4,5
  • 4,3
  • 4,3
  • 4,2
  • 4,2

389,8

360,1

373,6

351,9

298,0

Technische mutaties

Rijksbegroting in enge zin afbakening uitgavenkader: prijsbijstelling fes afbakening uitgavenkader: prijsbijstelling zorg overheveling prijsbijstelling strategisch akkoord: 25% prijsbijstelling Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt diversen Zorg afbakening uitgavenkader: prijsbijstelling zorg diversen Niet tot een ijklijn behorend afbakening uitgavenkader: prijsbijstelling fes indexering studiefinanciering nominale ontwikkeling: tranche 2003–2006

overheveling prijsbijstelling strategisch akkoord: niet uitdelen 75% prijsbijstelling 2002

diversen

 
 

11,5

35,6

83,4

257,3

 

6,5

12,9

19,3

24,5

  • 38,9
  • 44,2
  • 56,5
  • 59,2
  • 65,0

123,5

  • 128,4
  • 131,0
  • 130,7
  • 132,3
  • 5,2
  • 5,7
  • 5,6
  • 4,8
  • 4,7
 
  • 6,5
  • 12,9
  • 19,3
  • 24,5
  • 1,4
  • 1,4
  • 1,4
  • 1,4
  • 1,4
 
  • 11,5

-35,6

-83,4

  • 257,3
  • 0,4
  • 24,7
  • 22,2
  • 16,6
  • 4,3
  • 13,0

19,1

41,9

87,4

255,4

  • 72,5
  • 68,6
  • 56,2
  • 53,9
  • 49,3
  • 20,7
  • 20,8
  • 20,8
  • 20,8
  • 20,8

4,4

4,6

11,1

5,5

  • 5,7

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

271,2

732,3

270,1

289,0

240,7

104,0

194,5

504,4

28,1

1 032,2

3 674,3

STAND MILJOENENNOTA 2003

0,0

848,9

1 584,6         2 332,4         3 165,1

3 674,3

Prijsbijstelling/indexering WSF

Op de aanvullende post indexering WSF wordt de prijsbijstelling over de uitgaven voor de studiefinanciering geraamd. Gedurende het begrotingsjaar wordt de indexering van de uitgaven voor studiefinanciering aangepast aan de macro-economische ontwikkelingen en aan de nieuwste inzichten ten aanzien van de leerlingenaantallen.

Op de aanvullende post prijsbijstelling worden de middelen gereserveerd die worden gebruikt om de prijsgevoelige uitgaven op de diverse begrotingen/studiefinanciering te indexeren. Dit gebeurt door middel van prijsbijstelling die jaarlijks uit deze aanvullende post wordt overgeboekt naar de departementale begrotingen. Vanwege het tranchegewijze karakter van de prijsbijstelling kent de aanvullende post een oplopende reeks. Bij het Strategisch Akkoord is besloten om de tranche 2002 slechts voor 25% uit te keren. De overige 75% is vrijgevallen voor het generale beeld.

KOPPELING UITKERINGEN/ NOMINALE BIJSTELLING AKW: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Mee- en tegenvallers

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt nominale bijstelling tranche 2002 wka diversen

280,4

523,3

730,9

927,0

1 128,6

 
 

1,9

2,9

  • 69,3

-96,3

305,4

  • 368,7
  • 376,8

-383,1

-390,8

19,4

82,8

141,7

242,9

260,2

  • 2,1

2,3

2,4

  • 1,7

1,8

 
  • 288,1
  • 281,7
  • 229,8
  • 211,2
  • 225,1

Beleidsmatige mutaties

         

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

         

anticumulatiebaten

17,3

17,4

17,3

17,3

17,3

17,3

17,4

17,3

17,3

17,3

Technische mutaties

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt diversen

11,1

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

  • 11,1

281,9

264,3

212,5

193,9

207,8

1 110,1

STAND MILJOENENNOTA 2003

1,5

259,0

518,4

733,1

920,8

1 110,1

Koppeling uitkeringen/nominale bijstelling AKW

De nominale ontwikkeling op de aanvullende post Koppeling uitkeringen/ nominale bijstelling AKW heeft betrekking op de begrotingsgefinancierde sociale-zekerheidsregelingen. De veranderingen zijn het gevolg van wijzigingen in het premiebeeld en indices die bepalend zijn voor de aanpassing van de hoogte van de uitkeringen.

 

ALGEMEEN: UITGAVEN

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

1 011,2

1 147,0

826,0

875,7

798,0

Mee- en tegenvallers Rijksbegroting in enge zin

behoedzaamheidsreserve gf/pf 2001 diversen

27,9 2,2

30,1

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin behoedzaamheidsreserve gf/pf 2002

ramingstechnische veronderstelling in=uit strategisch akkoord: enveloppe mobiliteit strategisch akkoord: enveloppe onderwijs strategisch akkoord: enveloppe veiligheid strategisch akkoord: zorgtoeslag verminderde noodzaak tot compensatie zorgstelsel chloortransporten kennisnet milieu/co2-reductieplan terrorismebestrijding uitvoeringskosten fiscale wetsvoorstellen vuurwerk suwi/esf/arbvo diversen Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt ramingstechnische veronderstelling in=uit suwi: bedrijfsplannen suwi: transformatiekosten cwi Zorg diversen

95,3

25,0

  • 57,9

9,1

  • 22,1
  • 15,0 177,0

15,0

  • 64,0 113,4

54,5

-8,8

48,3 62,6

29,7 13,6 79,6 -3,3 16,8 7,0

68,1 34,9

14,5

56,0

120,0

230,0

30,9 4,5 11,9 - 4,0 23,8 4,5

136,1 11,8

  • 26,2 108,0 230,0 470,0

1 500,0 -320,0

  • 18,7

2,1

4,5

-7,0

  • 2,0 23,8
  • 6,8

136,1 2,7

164,0

340,0

700,0

1 500,0

-320,0

  • 18,7
  • 17,5

4,5

  • 8,8

23,8

  • 6,8

136,1

 
 
  • 95,9

72,9

616,2

2 096,5

2 496,6

Technische mutaties

         

Rijksbegroting in enge zin

         

uitbetaling behoedzaamheidsreserve gf/pf 2001

  • 387,7
       

esf: overheveling naar szw

  • 157,2
       

diversen

-8,8

       

Zorg

         

diversen

8,8

       

Niet tot een ijklijn behorend

         

btw openbaar vervoer

  • 132,3
  • 143,9
  • 124,8
  • 126,0
  • 151,6

kapitaalstorting kliq

62,0

       

diversen

10,0

10,0

10,0

10,0

10,0

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

605,2

670,9

133,9

60,9

114,8

501,5

116,0

141,6

3 191,2

1 980,5         2 355,0

STAND MILJOENENNOTA 2003

340,3

1 086,1

1 327,6         2 856,3         3 153,1

3 191,2

ALGEMEEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Beleidsmatige mutaties

Rijksbegroting in enge zin strategisch akkoord: dividendderving diversen

3 064,1

2 971,6         2 879,0

279,8

279,8

 

46,0

122,0

182,0

197,0

164,0

10,0

10,0

10,0

10,0

10,0

 

56,0

132,0

192,0

207,0

174,0

Technische mutaties

         

Niet tot een ijklijn behorend

         

strategisch akkoord: verkoop staatsdeelnemingen

  • 3 085,7
  • 1 460,7
  • 1 460,7

1 625,0

1 625,0

diversen

  • 10,0
  • 10,0
  • 10,0
  • 10,0
  • 10,0

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

3 095,7

3 039,7

1 470,7

1 338,7

1 470,7

1 278,7

1 615,0

1 822,0

1 615,0

1 789,0

131,8

STAND MILJOENENNOTA 2003

24,4         1 632,8

1 600,3

1 542,2

1 509,2

131,8

Algemeen

Op de aanvullende post Algemeen worden middelen gereserveerd waarvan op het moment van reservering nog niet expliciet kan worden aangegeven op welke begroting(en) zij uiteindelijk worden verantwoord, of waarvan de exacte omvang nog niet kan worden aangegeven. Daarnaast worden op deze aanvullende post taakstellingen geparkeerd die uiteindelijk door de diverse begrotingen ingevuld worden (bijvoorbeeld de ramingstechnische veronderstelling in=uit bij de eindejaarsmarge). Ten behoeve van de behoedzaamheidsreserve wordt jaarlijks 227 miljoen euro op het gemeentefonds en het provinciefonds ingehouden. Deze reserve wordt tijdelijk geparkeerd op de aanvullende post. Door de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven in 2001 wordt in 2002 niet alleen de volledige behoedzaamheidsreserve 2001 aan de gemeenten en provincies uitgekeerd, maar wordt bovendien een extra accres van 160 miljoen euro uitbetaald. Aangezien de netto gecorrigeerde rijksuitgaven bij de Voorlopige Rekening 2001 ten opzichte van de Miljoenennota 2002 hoger uitkwamen, treedt in 2002 een tegenvaller van circa 28 miljoen euro op. Doordat de netto gecorrigeerde rijksuitgaven in 2002 hoger uitkomen, wordt de behoedzaamheidsreserve in 2003 opgehoogd.

Technisch wordt verondersteld dat het gebruik van de eindejaarsmarge in 2002 even groot is als in 2001. Er is daarom een correctieboeking verwerkt op de aanvullende post, die even groot is als het totaal van de mutaties eindejaarsmarge op de begrotingen (inclusief de eindejaarsmarge voor het rijksbegrotingsdeel van de Sociale Zekerheid en het Budgettair kader Zorg én voor de bandbreedtesystematiek van de homogene groep Internationale Samenwerking).

Een aantal enveloppen uit het Strategisch Akkoord is voorlopig op de aanvullende post geparkeerd. Tevens staat de zorgtoeslag vooralsnog gereserveerd op de aanvullende post. Op dit moment is het nog onduidelijk hoe de verminderde noodzaak tot compensatie zorgstelsel in 2005 als gevolg van de versnelling nominalisatie wordt vormgegeven. Pas in 2005 kan, in het zicht van het dan voorliggende koopkrachtbeeld, worden beslist hoe de definitieve compensatie wordt gerealiseerd binnen het kader van de dan in te voeren stelselherziening in de zorgsector. Voor de afkoop van chloortransporten door AKZO-Nobel wordt in 2002 25 miljoen euro gereserveerd.

Ten behoeve van Kennisnet worden middelen overgeheveld naar OCenW. Gezien een herziene planning van het CO2-reductieplan wordt de raming meerjarig bijgesteld. Daarnaast worden er in 2002 middelen voor het reductieplan overgeheveld naar EZ en VenW.

Voor de bestrijding van terrorisme zijn middelen beschikbaar gesteld voor satelliet-interceptie. Hiermee kunnen berichten worden onderschept en geanalyseerd. Onder leiding van het ministerie van Algemene Zaken wordt door de AIVD en de MIVD een plan uitgewerkt, op basis waarvan de middelen worden verdeeld.

Voor de uitvoering van fiscale wetten worden middelen overgeheveld naar de begroting van Financiën. Het betreft hier middelen voor de uitvoering van de Regulerende Energie Belasting, het Belastingplan 2002 en de wijziging van het Belastingverdrag met België. Voor de schadevergoeding die op basis van de Wet Milieubeheer moet worden betaald vanwege de gevolgen van het vuurwerkbesluit (bedrijfsverplaatsingen en -beëindigingen), zijn middelen gereserveerd op de aanvullende post. Een deel van deze middelen wordt overgeheveld van de begroting van VROM.

Met de reeks SUWI/ESF/Arbvo is voor de jaren 2002 en 2003 o.a. een voorziening getroffen voor de ontvlechting en liquidatie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie voor wat betreft het negatieve eigen vermogen, het sociaal plan en de transformatiekosten. Het inzicht in de kosten van de liquidatie zal eerst definitief kunnen worden opgemaakt als de jaarrekening 2001 van Arbvo beschikbaar is. Daarnaast zijn in dit verband tevens voor de jaren 2002 en 2003 voorzieningen getroffen voor de kapitaalstorting van Kliq en Centrum Vakopleiding en de affinanciering van het onderhanden werk van Kliq. Voorts zijn middelen geraamd voor de afwikkeling van het ESF-programma 1994–1999, waarbij ook de ESF-projecten van Arbvo een rol spelen. In 2003 is hiervan circa 157 miljoen euro uit hoofde van de artikel-24-procedure aan Brussel terugbetaald. Met mogelijke ESF-schade 1997–1999 is nog geen rekening gehouden. Deze kan eerst medio 2003 kan worden vastgesteld, rekening houdend met eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Uit het oogpunt van bestuurlijke stabiliteit zijn met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Centra voor Werk en Inkomen (CWI) en het het Bureau Ketenbeheer Werk en Inkomen (BKWI) meerjarenafspraken tot en met 2006 over de bedrijfsplannen gemaakt. De voorziening op de aanvullende post voor SUWI is gebruikt in de dekkingswijze van de meerjarige afspraken voor de bedrijfsplannen. Voor de transformatiekosten van het CWI is een voorziening getroffen. Deze worden overgeheveld naar de begroting van SZW zodra hiervoor concrete plannen met adequate onderbouwing beschikbaar zijn. Op grond van herziene inzichten in de uitvoering van projecten die verantwoord worden op de begroting van VenW en het Infrafonds, wordt de raming voor BTW-compensatie Openbaar Vervoer aangepast. Daarnaast wordt een deel van de raming BTW Openbaar Vervoer, bestemd voor regionaal en lokaal openbaar vervoer, overgeheveld naar het BTW-compensatiefonds.

Bij de uitgaven wordt tot slot een reservering opgenomen voor de kapitaalstorting van de NV Kliq. Deze storting wordt in de (kabinetsreactie op) het rapport-Koopmans nader toegelicht en is niet relevant voor het uitgavenkader.

De huidige inzichten nopen tot een bijstelling van de taakstelling van de verkoop van staatsdeelnemingen ten behoeve van de voeding van het FES. Hiermee samenhangend wordt tevens de geraamde dividendderving aangepast.

 

CONSOLIDATIE

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

6 253,0 -6 571,6 -5 735,4 -5 733,2 -5 733,2

6 179,3

55,3

17,4

21,7

29,5

29,8

STAND MILJOENENNOTA 2003

6 308,3 - 6 589,0 - 5 757,1

5 762,7

5 703,4

6 179,3

Consolidatie

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de rijksbegroting voor dubbeltellingen door het bruto-boeken van bijdragen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat de betaling verricht als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundig niveau van de totale rijksuitgaven en de rijksontvangsten hoger dan het feitelijk niveau. De hoogte van de post consolidatie wordt voornamelijk bepaald door de bijdrage via de begroting van Verkeer en Waterstaat aan het Infrastructuurfonds.

SOCIALE ZEKERHEID EN ARBEIDSMARKT (SZA)

Uitgaven

Bedragen in miljoenen euro’s

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

  • 1. 
    Mee- en tegenvallers

akw volume anw volume aow fiscaal effect euro aow prijs aow volume arbeidsmarktmiddelen export uitkeringen (beu)

fwi prijs fwi volume nominale bijstelling nominale ontwikkeling: tranche 2003–2006

wsw overige lasten rea

tw volume vangnet zw prijs vangnet zw volume wajong prijs wajong volume wao prijs wao volume wka

wulbz: verlenging ziekteperiode wulbz: verlenging ziekteperiode ww prijs ww uitvoeringskosten ww volume diversen

54 101,4 56 082,3 57 660,1 59 577,4 61379,3

 

8,8

39,4

41,0

52,9

60,7

  • 5,6
  • 22,8

-30,5

-36,8

  • 41,8

0,7

  • 15,3

18,6

2,8

9,1

 

74,0

0,7

1,0

1,3

66,2

96,0

119,7

148,2

197,4

120,0

  • 106,3
  • 127,9
  • 150
  • 133,8

5,6

22,2

22,7

22,6

22,5

23,9

  • 5,0
  • 5,0
  • 5,0
  • 5,0
  • 45,1

422,6

677,2

681,3

657,8

  • 5,7

98,3

136,5

  • 26,4
  • 120,9
 

9,7

29,3

38,8

51,1

 
  • 16,5
     

56,1

56,5

67,3

78,4

94,3

91,7

91,7

91,7

91,7

91,7

-3,5

19,4

16,5

10,4

6,5

  • 1,7

13,8

13,8

10,4

6,7

-18,1

  • 18,5
  • 19,1
  • 19,6
  • 20,1

30,3

37,3

37,7

35,9

36,5

  • 20,2
  • 21,2
  • 23,3
  • 25,3
  • 25,2

81,0

192,4

293,2

115,2

64,0

  • 43,9
  • 68,8

-70,5

-36,0

14,3

32,2

298,4

529,5

743,4

987,1

   
  • 53,2
  • 54,5
  • 55,9
   
  • 238,6
  • 491,0
  • 503,8

35,6

63,4

65,7

66,5

73,1

15,7

166,7

170,4

173,1

192,6

126,0

857,7

1 255,3

1 301,9

1 305,2

32,4

35,7

27,8

22,4

8,7

90,4

2 320,8         3 046,5

2 752,3         2 974,1

Uitgaven

2002

2003

2004

2005

2006

2007

  • 2. 
    Beleidsmatige mutaties

agenda toekomst akw maatregel 16–17 jarigen anticumlatiebaten arboconvenanten bedrijfsplannen bkwi bedrijfsplannen cwi bedrijfsplannen uwv bedrijfsverzamelgebouwen intertemporele compensatie beperking contractloonstijging eindejaarsmarge financiering loopbaanonderbreking kennisinfrastructuur langdurend zorgverlof langlaag intertemporele compensatie basisregeling levensloop oow fase 3

ramingstechnische veronderstelling in=uit strategisch akkoord: afschaffen finlo en ldzv strategisch akkoord: anticumulatie gouden handdruk strategisch akkoord: beperken vervolguitkering strategisch akkoord: brutering voor zorgtoeslag strategisch akkoord: decentraliseren FWI

strategisch akkoord: feitelijk arbeidsverleden strategisch akkoord: herziening alimentatie strategisch akkoord: kinderopvang strategisch akkoord: niet uitdelen 75%

prijsbijstelling 2002 strategisch akkoord: premieinning bd strategisch akkoord: reintegratiebudget strategisch akkoord: sancties en handhaving strategisch akkoord: sollicitatieplicht 57,5+ strategisch akkoord: taakstelling ilo strategisch akkoord: wao strategisch akkoord: woonlandbeginsel strategisch akkoord: wvg naar vws suwi: bedrijfsplannen suwi: transformatiekosten cwi volume effect bedrijfsplannen suwi wao uitvoeringskosten ww risicogroepen diversen

  • 6,1

17,3

  • 17,9 28,1 45,3 67,5
  • 25,0

129,0 -17,1

47,3

64,0

148,7 - 16,5

  • 61,5

113,4

54,5

  • 4,5

18,8

  • 25,3
  • 10,0 17,4

8,6

6,8

  • 1,3

-79,1

25,0

  • 21,1
  • 16,5 10,0

4,5

26,8

100,0

383,4

  • 11,4 -78,6

-3,0

177,2 -17,1

571,3

24,5

-81,4

-3,3

100,0

  • 16,0
  • 49,8 68,1 34,9
  • 13,8 - 4,3

16,0

  • 29,8 -30,0

17,3

29,2

6,8

  • 17,7
  • 60,9

-21,8

-11,5

10,0

9,0

21,7

200,0

264,7

  • 20,9 107,5 165,2

150,0

  • 15,3
  • 50,0 470,8
  • 16,9

763,5 3,9 107,2 - 6,5 309,5

  • 18,0
  • 62,9 136,1

11,8

  • 22,8
  • 16,4
  • 45,0 15,6

41,7

  • 40,0 17,3 26,4

6,8 -30,4

  • 48,5
  • 22,7

-9,1 10,0 18,0

  • 12,4 200,0 138,1

-32,2 167,2 173,7 512,2 200,0 -32,1 -90,0 509,2

  • 14,3

-71,6 873,0

  • 17,8 164,3 -9,8

576,5

  • 18,0
  • 62,8 136,1

2,7

  • 22,8 -39,0
  • 50,0 10,9

19,5

  • 40,0 17,3 22,1

6,8 -30,9 265,5

  • 23,4
  • 9,1 10,0 22,5 11,2

200,0

  • 3,2

-36,8 173,4 183,1 531,9 250,0

  • 52,9 190,0 543,2
  • 14,2

-74,2 881,1

  • 45,6 169,8
  • 13,0 787,7
  • 19,0
  • 62,8 136,1
  • 22,8
  • 64,5
  • 50,0

3,7

98,3

966,9

1 381,8

1 425,0

1 938,7

  • 3. 
    Technische mutaties

esf betaling onderhanden werk kliq zfw uitvoeringskosten diversen

 

157,2

       

70,0

       

46,7

46,7

46,7

46,7

46,7

  • 35,4
  • 1,1
  • 1,0
  • 0,5
  • 0,5

238,5

45,6

45,7

46,2

46,2

427,3

1 399,6

1 710,5

1 373,8

1 081,8

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

64 341,6

STAND MILJOENENNOTA 2003

54 528,8 57 481,9 59 370,6 60 951,2 62 461,2         64 341,6

SOCIALE ZEKERHEID EN ARBEIDSMARKT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

947,3

1 385,2

1 409,1

1 434,4

1 596,4

  • 1. 
    Mee- en tegenvallers

arbeidsmarktmiddelen ontvangsten ufo oow fase 3

wka diversen

 

15,2

       

13,2

21,1

23,3

25,1

14,0

 
  • 393,0
  • 269,5
  • 133,6

12,6

 

0,3

  • 2,3

-9,8

  • 20,0

10,4

  • 0,3
  • 0,3
  • 0,2
  • 0,2
  • 2. 
    Beleidsmatige mutaties

anticumulatiebaten strategisch akkoord: reintegratiebudget diversen

38,8

371,9

248,8

118,5

6,4

 

17,3

17,4 85,0

17,3

17,3

17,3

0,6

1,0

2,0

3,0

3,0

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

17,9

56,7

103,4

268,5

19,3

229,5

20,3

98,2

20,3

26,7

1 519,1

STAND MILJOENENNOTA 2003

1 004,0

1 116,7

1 179,6         1 336,2

1 623,1

1 519,1

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

De uitgaven in de budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt wijzigen door beleidsmatige inspanningen en door veranderingen in de volume- en prijsgegevens voor de sociale zekerheidsregelingen. In de toelichting op de begroting van SZW zijn de belangrijkste beleidsmatige bijstellingen reeds toegelicht. Voor het overige zijn er majeure bijstellingen in de WW-uitgaven. Deze zullen, in reactie op de verslechterende economische situatie, weer fors gaan toenemen. De uitgaven aan de WAO zijn gestegen door opwaartse prijseffecten. Dit betreft met name de ten opzichte van de Miljoenennota 2002 gestegen lonen en de WKA-index. Hiertegenover staat een veel grotere beoogde besparing door beperking van het volume, resulterend uit nieuwe kabinetsmaatregelen. Een toelichting op de overige en kleinere mutaties is te vinden bij begrotingshoofdstuk 15 en de Ontwerpbegroting van SZW.

BUDGETTAIR KADER ZORG: UITGAVEN

2002

2003

2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

39 254,5 41 547,4 43 578,7 45 654,1 47 733,4

Mee- en tegenvallers

nominale bijstelling nominale ontwikkeling:tranche 2003–2006

diversen

 

250,2

640,5

1 062,6

1 872,1

2 940,2

 

3,0

6,8

10,5

14,5

0,2

1,0

0,7

0,4

  • 1,3

250,4

644,5

1 070,1

1 883,0         2 953,4

Beleidsmatige mutaties

aanpak wachtlijsten strategisch akkoord: wachtlijsten (afrekening 2001)

strategisch akkoord: wachtlijsten 2002

strategisch akkoord: enveloppe zorg meningokokken c-vaccinatie strategisch akkoord: meningokokken c-vaccinatie geneesmiddelen strategisch akkoord: besparingsverlies geneesmiddelen strategisch akkoord: geneesmiddelen strategisch akkoord: efficiencykorting terugdringen administratieve lasten strategisch akkoord: eigen risico strategisch akkoord: incidentele loonontwikkeling beperking contractloonstijging flankerend beleid zorg inlopen financieringsachterstand hogere instroom agio’s

opleiding verpleegkundigen toename pgb’s

anw diensten huisartsen ic-capaciteit jeugdgezondheidszorg bouw palliatieve zorg weesgeneesmiddelen vrijval mja sectorfondsen terrorismebestrijding strategisch akkoord: generieke subsidietaakstelling strategisch akkoord: gevolgen nominale ontwikkeling aanvullende generieke subsidietaakstelling diversen

 

290,0

250,0

250,0

250,0

250,0

376,0

370,0

370,0

370,0

370,0

291,0

291,0

291,0

291,0

291,0

   

170,0

350,0

520,0

47,7

       

30,0

       

26,2

  • 56,9
  • 56,9
  • 56,9
  • 56,9

85,0

40,0

40,0

40,0

40,0

 
  • 280,0
  • 280,0
  • 280,0 - 50,0
  • 280,0
  • 100,0
 
  • 23,0

-91,0

  • 136,0
  • 150,0
  • 136,0
  • 150,0
 
  • 20,0

-39,0

  • 59,0

-78,0

 

-75,0

  • 150,0
  • 150,0
  • 150,0
 

20,0

30,0

30,0

30,0

247,7

195,5

     

10,0

10,0

10,0

10,0

10,0

15,0

11,0

8,0

   

13,0

13,0

13,0

13,0

13,0

20,0

20,0

20,0

20,0

20,0

12,0

12,0

12,0

12,0

12,0

 

16,0

16,0

16,0

16,0

  • 50,0
       

10,0

10,0

10,0

10,0

10,0

5,0

30,0

35,0

35,0

35,0

  • 0,5
  • 10,0
  • 10,0
  • 10,0
  • 10,0

14,8

5,9

4,6

4,6

4,6

 
  • 4,2

-8,5

  • 12,7
  • 16,9
 

123,1

  • 19,9
  • 430,4
  • 863,3
 
  • 4,2

-8,5

  • 12,7
  • 16,9

8,5

0,9

14,2

3,8

7,5

1 451,4

945,1

630,0

107,7

228,9

Technische mutaties

afbakening uitgavenkader afbakening uitgavenkader: prijsbijstelling zorg bijstelling raming eigen betalingen awbz loonbijstelling tranche 2002

loonbijstelling 2002

uitvoeringskosten premie-inning diversen

 

61,0

  • 1 250,9
  • 1 253,7
  • 1 237,4
  • 1 259,2
 
  • 6,5
  • 12,9
  • 19,3
  • 24,5

53,9

89,0

113,2

134,9

142,9

39,7

38,4

37,5

37,1

37,1

39,9

-38,6

-37,8

-37,3

-37,3

46,7

  • 46,7
  • 46,7
  • 46,7
  • 46,7

23,9

  • 2,9

-3,1

  • 5,0
  • 3,4

1 330,1

1 218,2

1 203,5

1 173,7

1 191,1

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

371,5

371,1

496,6

817,1

1 533,4

51 728,4

STAND MILJOENENNOTA 2003

39 626,0 41918,5 44 075,3 46 471,2 49 266,8         51728,4

BUDGETTAIR KADER ZORG: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

2002

2003              2004

2005

2006

2007

STAND MILJOENENNOTA 2002

Beleidsmatige mutaties

belastbaar inkomen awbz diversen

2 574,1          2 650,9         2 693,1          2 736,9         2 780,8

 

4,3

1,7

21,3

36,7

56,2

3,5

4,5

5,3

5,3

5,3

Technische mutaties

afbakening uitgavenkader bijstelling raming eigen betalingen awbz diversen

7,8

6,2

26,6

42,0

61,5

 

90,9

-86,3

-86,7

-86,7

-85,7

53,9

89,0

113,2

134,9

142,9

5,8

       

Extrapolatie

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002

31,2

23,6

2,7

8,9

26,5

53,1

48,2

90,2

57,2

118,7

2 975,3

STAND MILJOENENNOTA 2003

2 550,5         2 659,7

2 746,2         2 827,1

2 899,5

2 975,3

Zorg

Het kabinet heeft ten opzichte van de stand Miljoenennota 2002 bijna 1 miljard euro extra beschikbaar gesteld om wachtlijsten en wachttijden verder terug te dringen. Vanaf 2004 is er een nog nader te verdelen enveloppe beschikbaar. Bij de vaccinatiecampagne tegen meningokok-ken C, waarbij alle kinderen tot 19 jaar in 2002 worden gevaccineerd, is op verzoek van de Tweede Kamer afgezien van een eigen bijdrage. De verwachting is dat de eerder opgelegde taakstelling bij de geneesmiddelen niet geheel kan worden gerealiseerd.

De doelmatigheid in de zorg wordt verbeterd o.a. door de bekostigingssystemen meer te richten op geleverde prestaties. Verder worden aanvullende maatregelen genomen ter vermindering van de administratieve lastendruk. Bij de introductie van de nieuwe basisverzekering in 2005 wordt een verplicht eigen risico ingevoerd. Als uitvloeisel van het Strategisch Akkoord behoren enkele geneesmiddelen niet langer tot het ziekenfondspakket. De vergoeding voor incidentele loonontwikkeling wordt verlaagd van 0,6% tot een marktconforme jaarlijkse vergoeding van 0,5%.

In het verlengde van de bijstelling contractloonontwikkeling bij de overheidssectoren zal de minister van VWS in overleg treden met sociale partners in de sector Zorg en welzijn om ook in deze sector tot een beperking van de contractloonontwikkeling tot 2,5% te komen. In de zorgsector wordt flankerend beleid mede vormgegeven door een vermindering van het ziekteverzuim als gevolg van de introductie van een financiële prikkel bij lager verzuim.

Omdat de hoogte van het Budgettair Kader Zorg voortaan op de schadelast van de verzekeraars wordt gebaseerd, is het nodig het BKZ te corrigeren voor het inlopen van bestaande financieringsachterstanden.

Extra opleidingscapaciteit is belangrijk bij verdere reductie van de wachtlijsten. Daarom wordt extra geld uitgetrokken voor opleiding van verpleeg- en verloskundigen en voor assistenten geneeskunde in opleiding (agio’s).

De forse groei in het aantal persoonsgebonden budgetten (pgb’s) leidt tot een hogere raming. Bovendien stijgen door de toename van het aantal pgb’s ook de uitvoeringskosten.

Op het terrein van de geneesmiddelen zijn vooral eenmalige besparingsverliezen opgetreden. Om het geneesmiddelenkader sluitend te houden zijn daarom additionele maatregelen genomen. De belangrijkste daarvan zijn een verhoging van de zogenaamde clawback en een verlaging van verzekeraarsbudgetten.

De vergoeding aan huisartsen van avond-, nacht- en weekenddiensten vindt per 2002 plaats via een apart consulttarief. Voor uitbreiding van de IC-capaciteit (voor onder meer 21 bedden neonatalen) heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld. Als gevolg van de invoering van het basispakket Jeugdgezondheidszorg in 2003 is structureel 16 mln toegevoegd aan de VWS-begroting.

Rekening houdend met de verwachte benutting van de trekkingsrechten bij de meldingsregeling bouw wordt in 2002 rekening gehouden met een vrijval van €50 miljoen.

Voor de uitvoering van het amendement Rouvoet is de palliatieve zorg met 10 mln geïntensiveerd. Hiermee worden onder andere de verpleegen verzorgingshuistarieven voor terminale patiënten verhoogd. Er wordt ook extra geld beschikbaar gesteld voor onderzoek naar en de vergoeding van dure medicijnen voor zeldzame ziektes, de zgn. «wees-geneesmiddelen».

In het kader van het Actieplan Terrorisme neemt ook VWS een aantal maatregelen, zoals extra productie van vaccins en de bouw van een beveiligd laboratorium bij het RIVM. De hogere uitgaven worden deels gedekt uit ruimte binnen de sectorfondsen en de meerjarenafspraken verpleging en verzorging.

In verband met de uitvoeringskosten premie-inning Ziekenfondswet heeft een overheveling plaatsgevonden naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Naar verwachting treedt vanaf 2003 een meevaller op bij de eigen bijdragen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Dit is het gevolg van het per die datum hanteren van het belastbaar inkomen als grondslag voor de berekening van de «eigen bijdrage intramuraal».

8 Interdepartementale beleidsonderzoeken

In deze bijlage wordt ingegaan op de voortgang van de politieke besluitvorming over de resultaten van de rondes 1999 t/m 2001.

8.1 Interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) 2002

Het kabinet heeft de Tweede Kamer reeds per brief geïnformeerd over de onderzoeksopdrachten voor de nieuwe ronde interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s).

Hieronder zijn de onderwerptitels van de nieuwe onderzoeken samengevat:

 

Ministerie

Onderwerp

Justitie/BZK

Doorlichting regelgeving executieve politietaken

OCW

Collegegelddifferentiatie

FIN/VWS/SZW

Uitvoering van inkomensafhankelijke regelingen

Defensie

Europese defensiecapaciteiten

VenW

Bekostiging waterbeheer

VWS

Maatschappelijke opvang

Horizontaal

Randvoorwaarden decentralisatie arbeidsvoorwaarden

8.2 Politieke besluitvorming

Ronde 1999

Energiesubsidies

Het IBO-rapport is op 30 november 2001 met het kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer aangeboden.1 In het Algemeen Overleg op 24 januari 2002 met de vaste commissie voor Economische Zaken heeft de minister van Economische Zaken aangegeven dat criteria worden ontwikkeld om de betreffende regelingen gerichter toe te passen. Daarnaast worden regelingen gestroomlijnd om ongewenste stapeling tegen te gaan. Het betreft onder meer de Energie-Investeringsaftrekregeling (EIA) en de subsidieregeling energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren (EINP). Ten slotte wordt gewerkt aan verbetering van de organisatie van de gegevensverzameling zodat een verantwoorde evaluatie mogelijk wordt.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 155, nr. 1.

Waarborgfondsen

Op 8 maart 2002 is het IBO-rapport «Waarborgconstructies in de onderwijssector» vergezeld van een kabinetsstandpunt aan de Tweede kamer toegezonden.2 Het overleg met de vaste Commissie voor OCW is afgerond met de brief van de minister van OCW van 30 mei 2002. Onderzocht is onder welke condities waarborgconstructies kunnen worden ingevoerd en wat de voordelen zijn voor de onderwijsinstellingen en voor het departement. De essentie van een waarborgconstructie is de garantstelling richting kapitaalverstrekkers bij het afsluiten van langlopende leningen. Die zekerstelling leidt tot een lagere rente op de lening. Het initiatief voor de oprichting van een waarborgfonds ligt bij de instellingen zelf.

Door de (recente) wijziging van de Comptabiliteitswet (geïntegreerd middelenbeheer) kan de facto hetzelfde financiële voordeel behaald worden. Deze wijziging maakt het voor rechtspersonen met een wettelijke taak onder bepaalde voorwaarden mogelijk dat zij voor de financiering van wettelijke taken leningen in de schatkist afsluiten.

Koppeling milieuvoorwaarden aan inkomenssteun landbouwproducenten Het rapport «Cross compliance» is tezamen met het kabinetsstandpunt op 6 juni 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.3 De samenvattende conclusie luidt dat het instrument weliswaar interessant is, maar dat het mede ten gevolge van de Brusselse regelgeving beperkt toepasbaar is. Bovendien moet ervoor worden gewaakt dat de uitvoeringskosten in verhouding tot het resultaat staan. In de voorstellen van de Commissie voor de midterm review van het gemeenschappelijk landbouwbeleid speelt «cross compliance» opnieuw een rol. Verdere concretisering zal in dat kader plaatsvinden.

Ronde 2000

Toekomst van het arbeidsmarktbeleid

Het rapport «Aan de slag» is op 7 september 2001 aan de Tweede kamer aangeboden, tezamen met het desbetreffende kabinetsstandpunt.4 Op 21 november 2001 is overleg gevoerd met de vaste commissie voor SZW. Het IBO-rapport signaleert knelpunten in het huidige arbeidsmarktbeleid en doet voorstellen om die weg te nemen. In het Strategisch Akkoord zijn moderniseringen van het arbeidsmarktbeleid aangekondigd die moeten leiden tot een doelmatigere reïntegratie en die moeten voorkomen dat mensen van een uitkering afhankelijk worden. Er is onder andere besloten te komen tot één ongedifferentieerd, flexibel en vrij besteedbaar reïntegratiebudget voor gemeenten. Ook krijgen gemeenten een groter financieel belang bij een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de bijstandsregeling. Om werk lonend te maken en op deze wijze mensen vanuit een uitkeringspositie aan het werk te krijgen, wordt de armoedeval met kracht aangepakt.

Tweeluik Financiering EU

Deel I: Structuurbeleid in het perspectief van de uitbreiding van de EU

Op 10 september 2001 is het rapport aan de Tweede Kamer aangeboden, vergezeld van het desbetreffende kabinetsstandpunt.5 De belangrijkste conclusie is dat het structuurbeleid hervormd moet worden. Het zou zich

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 257, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 438, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 27 914, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 913, nr. 1.

moeten richten op EU-lidstaten met een relatief laag BNP in plaats van op arme regio’s. Op deze wijze wordt de effectiviteit verhoogd en het rondpompen van geld voorkomen.

Deel II: Financiering gemeenschappelijk landbouwbeleid na uitbreiding EU

Het rapport is tezamen met het kabinetsstandpunt op 7 september 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden.6 De conclusie is dat zonder aanpassingen de kosten van het Europese landbouwbeleid flink oplopen. Aangezien boeren in nieuwe lidstaten na toetreding op de EU-markt hogere prijzen voor hun producten mogen verwachten, is er geen reden hun inkomenscompensatie toe te kennen. Als dit toch gebeurt, dient dit te worden opgevangen door verlaging van de inkomenssteun in de hele Unie. Gegeven de doelstellingen van de WTO en de kosten van de uitbreiding moeten de uitgaven voor het GLB dalen. In de overgangsfase kan tijdelijk een deel van de besparingen voor plattelandsbeleid worden ingezet.

Beide kabinetsstandpunten over het tweeluik zijn de basis voor de Nederlandse positie in de EU. Deze zijn evenals de IBO-rapporten in het Engels vertaald en gepresenteerd en toegelicht in de hoofdsteden van de huidige en de nieuwe lidstaten. Over de herziening van het GLB zullen eind 2002, tegelijk met de afronding van de toetredingsonderhandelingen, definitieve beslissingen moeten worden genomen. Over de structuurfondsen zal dat later in deze kabinetsperiode bij het vaststellen van de nieuwe Financiële Perspectieven met ingang van 2007 het geval zijn.

DecentralisatieOpenbaar Vervoer

Het rapport «Van oude gebruiken en nieuwe gebieden; decentrale exploitatiesubsidies openbaar vervoer» is op 20 maart 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden, tezamen met het desbetreffende kabinets-standpunt.7 Behandeling in de Tweede Kamer heeft nog niet plaatsgehad. Dit wordt direct na het zomerreces voorzien. Het standpunt houdt op hoofdlijnen in dat het kabinet de huidige gebruiksgerichte bekostigingssystematiek (via opbrengstsuppletie) geleidelijk en met ingang van 2005 wil gaan vervangen door een systematiek waarbij de verdeling uiteindelijk geheel zal plaatsvinden op basis van structuurkenmerken. Tevens worden de ontvangers van de OV-subsidie gelijkgesteld aan de ontvangers van de gebundelde doeluitkering, te weten de 12 provincies en de 7 stedelijke regio’s.

Effectiviteit en doelmatigheid van het personeelsmanagement Het IBO-rapport «Rijk met personeel; naar een effectiever personeelsmanagement in de rijksdienst» is op 9 oktober 2001 aan de Tweede kamer aangeboden.8 Op 13 december 2001 heeft onder meer over dit rapport overleg plaatsgevonden met de vaste commissie voor BZK. De uit dit IBO voortkomende activiteiten gaan deel uitmaken van de operatie Vernieuwing HRM stelsel Rijk. Eind 2002 zal het kabinet een besluit nemen over de concrete doelstellingen en activiteiten van deze operatie, waarna in 2003 kan worden gestart.

In het kader van deze operatie wordt bezien of introductie van shared services, dat wil zeggen bundeling van personeelsvoorzieningen in de rijksdienst, gewenst is. Verder wordt een rijksbreed benchmark- en visitatiesysteem opgezet, waardoor vergelijking van het eigen personeelsmanagement met andere organisaties, binnen èn buiten het Rijk, mogelijk

Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 912, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 268, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 052, nr. 1.

wordt. Naar verwachting zullen de eerste benchmarkonderzoeken medio 2003 van start gaan. In de CAO Rijk 2001 is afgesproken het beloningsstelsel van het Rijk te moderniseren. Daarmee wordt een meer op competentie en resultaat gerichte beloning voor alle managers en medewerkers bij het Rijk ingevoerd.

Vouchers in de woon- en woonzorgsector

Op 22 mei 2002 is het rapport «Naar eigen smaak; een analyse van de vooren nadelen van persoonsgebonden budgetten in de woon- en woonzorgsector» aan de Tweede Kamer aangeboden, tezamen met het desbetreffende kabinetsstandpunt.9 Een persoonsgebonden budget (ook wel voucher genoemd) stelt huurders en cliënten in staat het aanbod beter op eigen voorkeuren, mogelijkheden en omstandigheden te laten aansluiten. Het geeft ook prikkels aan aanbieders om hun producten en (in geval van de woonzorgvoucher) diensten tegen een goede prijs-kwaliteitsverhouding in de markt te zetten. Ook kan het gebruik van de voucher leiden tot meer differentiatie in de aard van de voorzieningen, in het aanbod en in de soorten aanbieders. Er dienen zich echter ook complexe vraagstukken aan, zoals het compenseren van de zeer omvangrijke inkomenseffecten (bij woonvouchers), het verbeteren van markt-condities en concurrentieverhoudingen en, op het terrein van wonen en zorg, de indicatiestelling. Introductie van vouchers in de woonsector brengt ingrijpende inkomenseffecten teweeg en verandert weinig of niets aan de armoedevalproblematiek. In de woonsector wordt derhalve afgezien van de invoering van (experimenten met) vouchers. Invoering van integrale persoonsgebonden budgetten op het gecombineerde terrein van wonen, zorg en welzijn is een zaak voor de lange termijn. Eerst is meer inzicht nodig in de randvoorwaarden en vraagstukken omtrent vormgeving, uitvoering en de effecten voor de burger in de praktijk. Nagegaan wordt of daartoe zinvolle experimenten kunnen worden gedaan.

Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers

Het rapport «Zoeken naar een kostprijsmodel voor een herkenbare sturingsrelatie» over de bedrijfsvoering van het COA is op 24 april 2002 tezamen met het kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer aangeboden.10 De conclusie is onder meer dat de huidige sturingsrelatie nog niet op alle vlakken volledig invulling geeft aan het principe van sturen op afstand. Daarnaast is gebleken dat de huidige sturingsrelatie te weinig flexibel is, wat op gespannen voet staat met de dynamiek van het werkveld van het COA. Ten slotte is geconstateerd dat er mogelijkheden liggen voor het expliciet maken van kwaliteitsafspraken met COA als belangrijke stap naar een resultaatgericht besturingsmodel. Verandering is nodig op drie vlakken: 1. scheiding van de rollen van opdrachtgever en eigenaar van het COA bij Justitie; 2. introductie van een transparante prijsvorming door middel van een outputgericht kostprijsmodel; 3. introductie van instrumenten om de kwaliteit van de producten en prestaties van het COA beter te kunnen meten met de daarbij behorende financiële vertaling. Het is de bedoeling dat vanaf de begrotingsvoorbereiding 2004, die begin 2003 start, de opvang van asielzoekers plaatsvindt aan de hand van een nieuwe, herkenbare sturingsrelatie.

Balansverkorting van de onderwijsbijdragen

Het rapport is tezamen met het kabinetsstandpunt op 28 januari 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.11 Onderzocht is welke mogelijkheden er

9  Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 377, nr. 1.

10  Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 364, nr. 1.

11  Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 205, nr. 1.

zijn om de les-, cursus- en collegegelden te salderen met de afschaffing of verlaging van de tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) en van de tegemoetkomingen via de studiefinanciering. De conclusie is dat zowel voor het les- en cursusgeld als voor het collegegeld de baten van saldering niet opwegen tegen de budgettaire effecten en andere neveneffecten. Het kabinet onderschrijft de conclusie van het rapport.

Toegang tot zorg en indicatiestelling AWBZ

Het rapport «Verzorgde toegang; toegang tot zorg en indicatiestelling in de AWBZ» is tezamen met het kabinetsstandpunt op 3 december 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden.12 Het rapport deed een aantal (in de kabinetsreactie onderschreven) aanbevelingen om de objectiviteit, onafhankelijkheid en integraliteit van de indicatiestelling voor langdurig zorgbehoevenden te verbeteren. De implementatie van deze aanbevelingen zou moeten worden gestimuleerd en gemonitord door een tijdelijk college, dat na twee jaar een eindoordeel moet geven over de vraag of de aanbevelingen binnen de huidige vormgeving van de indicatiestelling onder verantwoordelijkheid van gemeenten voldoende zijn gerealiseerd resp. kunnen worden gerealiseerd. Het desbetreffende college is inmiddels van start gegaan en zal periodiek rapporteren over de voortgang van zijn taken.

CDV Postverwerking rijksoverheid

Het IBO-rapport is tezamen met het kabinetsstandpunt op 16 juli 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.13 Om het inzicht in de efficiency van het postproces te vergroten, zullen meetinstrumenten ontwikkeld worden. Verdere uitbreiding van gemeenschappelijke voorzieningen zal worden onderzocht. Over beide onderdelen moet begin 2003 meer duidelijkheid bestaan. Ten slotte zal op wat langere termijn een visie ontwikkeld worden op de mogelijke toepassingen van ICT in het postverwerkingsproces.

CDV Facilitaire salarisbureaus

Het IBO-rapport «Meesters van de wedde» is tezamen met het kabinetsstandpunt op 13 juni 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.14 Geconcludeerd is onder andere dat meer samenwerking mogelijk is tussen de verschillende departementen op het gebied van personeels- en salarisadministratie (P&S) teneinde efficiencyvoordelen en schaaleffecten te bereiken. Verdergaande samenwerking wordt bevorderd op grond van voorstellen op basis van het lopende haalbaarheidsonderzoek shared services HRM. Begin 2003 zal het kabinet aan de hand van concrete voorstellen voor samenwerkingsmogelijkheden ten behoeve van de totstandkoming van een shared services P&S een definitief besluit nemen.

Ronde 2001

Rechtsbijstand

Het IBO-rapport is tezamen met het kabinetsstandpunt op 15 mei 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.15 Aanbevelingen zijn gedaan met betrekking tot het invoeren van prikkels gericht op het bevorderen van de doelmatigheid van het gebruik van de gesubsidieerde rechtsbijstand en in samenhang daarmee het beroep op de rechter, in het bijzonder bij nagenoeg kansloze zaken. Daarnaast zijn voorstellen gedaan ten aanzien van de gewenste uurvergoeding voor de gesubsidieerde rechtsbijstand.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 156, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 490, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 454, nr. 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 372, nr. 1.

12

13

4

15

Met betrekking tot de voorstellen voor prikkels gericht op de rechtsbijstandverlener zal een ex-ante-uitvoeringstoets worden uitgevoerd door de raden voor rechtsbijstand, waarvan het resultaat in het najaar van 2002 te verwachten is.

De volgende IBO-rapporten zijn in verband met de demissionaire status van het vorige kabinet zonder kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer aangeboden. Ten aanzien van deze rapporten zal het kabinet alsnog een inhoudelijk standpunt bepalen en dit zo spoedig mogelijk, in ieder geval in het najaar van 2002, aan de Kamer aanbieden. Overigens is van twee van deze rapporten gebruikgemaakt bij het opstellen van het Strategisch Akkoord.

Verwerving van defensiematerieel voor de Nederlandse krijgsmacht Het IBO-rapport is op 15 juli 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.16

Doelmatigheid inburgeringsbeleid

Het rapport «Perspectief op integratie» is op 20 juni 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.17 Conform de advisering van het IBO heeft het nieuwe kabinet inmiddels besloten dat er een inburgeringstoets komt en dat de prikkels tot deelname en afronding van inburgeringscursussen worden versterkt. Dit laatste gebeurt door koppeling van de verblijfsstatus aan het halen van de toets, de introductie van een eigen bijdrage en een verplichting tot deelname aan inburgeringscursussen voor oudkomers die beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt. Op deze terreinen worden inmiddels (wetgevings)trajecten voorbereid. Daarbij hoort ook het opheffen van de verplichting voor nieuwkomers om een programma te doorlopen bij een Regionaal Opleidingen Centrum (ROC), die de ruimte voor eigen keuze en maatwerk onnodig beperkt.

Beroepsonderwijs

Het IBO-rapport «Over de aansluiting tussen vraag en aanbod in het middelbaar beroepsonderwijs» is op 4 juni 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.18

Alimentatiebeleid

Het IBO-rapport «Het kind centraal; verantwoordelijkheid blijft» is op 12 juni 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.19 In het Strategisch Akkoord wordt voorgesteld het beleid ten aanzien van de vaststelling en inning van kinderalimentatie te hervormen om zodoende verzorgende ouders (met name vrouwen) uit de bijstand te houden en te krijgen. Hierbij wordt verwezen naar het IBO-alimentatiebeleid. De exacte vormgeving zal nadere uitwerking vergen.

Beheersing arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de zorgsector

Het IBO-rapport «Gepast betalen!» is op 30 mei 2002 aan de Tweede

Kamer aangeboden.20

Benuttingsmaatregelen spoor

Het IBO-rapport «Benutten beter benut» is op 19 juli 2002 aan de Tweede

Kamer aangeboden.21

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, def 0200152. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, bzk 0200373. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, ocw 0200503. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, szw 0200417. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, vws 0200674. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, vw 02000520.

16

19

20

21

Afvalverwijdering

Het IBO-rapport is op 30 augustus 2002 aan de Tweede Kamer aangebo-den.22

Technologiebeleid

Het IBO-rapport «Samenwerken en stroomlijnen; opties voor een effectief innovatiebeleid» is op 13 juni 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.23

Heroriëntatie landbouwbeleid

Het IBO-rapport «Duurzaamheid met beleid» is op 24 juni 2002 aan de

Tweede Kamer aangeboden.24

Beleidskader werving internationale organisaties

Het rapport inzake het IBO «Beleidskader werving internationale organisaties» zal in het najaar gereedkomen en vervolgens met kabinetsstandpunt worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, ez 02000417.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 461, nr. 1.

22

23

24

9 Staatsbalans 2001

9.1  Inleiding Staatsbalans

De bijlage Staatsbalans omvat de balans van de Staat der Nederlanden ultimo 2001 (inclusief het garantieoverzicht).

9.2  Staatsbalans per 31 december 2001 Algemeen

Opstelling Staatsbalans volgens ESR 1995

De Staatsbalans wordt opgesteld volgens een internationale standaard; het Europees Stelsel van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995) vormt de grondslag voor de balans van de rechtspersoon Staat der Nederlanden.

Door de Staatsbalans te enten op het ESR 1995 kunnen de waarderings-en afbakeningsvraagstukken worden opgelost op basis van een internationaal aanvaarde methodologie. In de voorliggende Staatsbalans ultimo 2001 zijn alle voorschriften van het ESR 1995 gevolgd, zij het dat de consolidatiekring beperkt is tot de Staat der Nederlanden. De omschrijving van de overheid is in het ESR 1995 namelijk ruimer dan de rechtspersoon van de Staat der Nederlanden. In het ESR 1995 is een economische invalshoek gekozen, die ertoe heeft geleid, dat alle organisaties die voor meer dan de helft van hun inkomsten afhankelijk zijn van collectieve heffingen, tot de overheid worden gerekend.

Wat betreft de waarderingsmethode is door middel van het ESR 1995 gekozen voor een waardering op basis van de marktwaarde in plaats van een waardering op basis van de nominale of historische waarde, en voor lineaire afschrijvingen.

Ontwikkeling staatsvermogen

Het staatsvermogen is in 2001 toegenomen ten opzichte van 2000 met 6 miljard euro. De 6 miljard euro is een saldo van verschillende mutaties in de te onderscheiden posten van de Staatsbalans. Het negatieve vermogen van de Staat van 52,3 miljard euro in 2000 neemt af tot 46,3 miljard euro. In tabel 9.2.1 zijn de verklarende factoren van de ontwikkeling van het vermogen van de Staat weergegeven.

Tabel 9.2.1 Verklarende factoren ontwikkeling vermogen van de Staat (in miljarden euro)

  • 1. 
    Staatsvermogen ultimo 2000
  • 2. 
    Vorderingensaldo Rijk
  • 3. 
    Waardeveranderingen minerale reserves
  • 4. 
    Investeringen Rijk
  • 5. 
    Volumeveranderingen deelnemingen
  • 6. 
    Waardeveranderingen overige niet-financiële activa
  • 7. 
    Waardeverandering staatsdeelnemingen
  • 8. 
    Waardeverandering staatsobligaties
  • 9. 
    Afschrijvingen Rijk 10. Overig
  • 52,3
  • 1,1 5,9 2,4 1,0 1,4
  • 2,3 0,2
  • 2,1 + 0,6
  • 11. 
    Staatsvermogen ultimo 2001

46,3

Consolidatiekring

De financiële gegevens van de Centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van de ministeries, de begrotingsfondsen en de agentschappen zijn integraal geconsolideerd. De interne schuldverhoudingen zijn in de consolidatie geëlimineerd.

Tabel 9.2.2 Overzicht van activa en passiva (in miljoenen euro)

2000

2001

A         Niet-financiële activa:

A1       Winstrechten minerale reserves

A2       Overige niet-financiële activa

B         Vorderingen

B1       Chartale en girale betaalmiddelen

B2       Verstrekte langlopende leningen

B3       Aandelen en overige deelnemingen

B4       Handelskredieten en transitorische posten

C         Schulden

C1       Munten in omloop

C2       Dutch Treasury Certificates

C3       Staatsobligaties

C4       Onderhandse staatsleningen

C5       Overige leningen op lange termijn

C6       Militaire pensioenen

C7       Handelskredieten en transitorische posten

 

110 808

118 377

45 378

51 300

65 430

67 077

67 112

73 246

330

509

7 394

8 676

41 546

42 248

17 842

21 813

230 174

237 899

1 293

1 021

5 469

5 708

175 773

178 515

5 405

2 708

1 719

1 143

5 008

6 000

35 507

42 804

Staatsvermogen (A+B-C)

52 254

46 276

Toelichting op de afzonderlijke balansposten

A Niet-financiële activa

A1 Winstrechten minerale reserves

Conform ESR 1995 is de netto contante waarde berekend van de toekomstige winstrechten van de Staat, samenhangende met de gas-, olie- en zoutwinning. De waarde ervan bedraagt 51,3 miljard euro ultimo 2001. Dit betreft voornamelijk aardgas, waarvan is uitgegaan van een verwacht productievolume voor de komende 25 jaar. In de berekening zijn de aardgasbaten exclusief vennootschapsbelasting verwerkt. Voor de periode 2002–2007 zijn de nominale ramingen volgens de meerjarencijfers contant gemaakt tegen de lange rente op staatsobligaties. Voor de jaren 2008 en verder zijn de gasbaten contant gemaakt tegen een reële disconteringsvoet van 4%.

D

A2 Overige niet-financiële activa

De rijkseigendommen zijn van zeer uiteenlopende aard. Hieronder worden uitsluitend de algemene principes weergegeven van de waarderingsgrondslagen.

De grondslag voor de bepaling van de afschrijving is voor iedere groep van activa de geschatte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met de restwaarde. De vaststelling van de gebruiksduur en de bepaling van de (rest)waarde geschieden steeds in overleg met deskundigen van de ministeries, waaronder deze activa ressorteren. Op de uitgaven voor de verharding van wegen wordt in het jaar van investering 50% afgeschreven. Op gebouwen, waterbouwkundige werken en kunstwerken in wegen bedragen de afschrijvingen 1% per jaar, waarbij rekening wordt gehouden met een geschatte residuwaarde. Op gronden wordt niet afgeschreven.

De goederen zijn gewaardeerd tegen marktprijzen. In het merendeel van de gevallen is voor de benadering hiervan uitgegaan van de historische kostprijs die door middel van indexcijfers is herleid tot de vervangingswaarde. In sommige gevallen wordt om doelmatigheidsredenen een globale methode gehanteerd (kantoorinventarissen, bibliotheken, automatiseringsmiddelen, telefooncentrales, gereedschappen, e.d.). De verhoging van de waarde van de materiële activa van het ministerie van V&W met 1,6 miljard euro verklaart in belangrijke mate de wijziging tussen 2000 en 2001.

De samenstelling van het bedrag en de mutaties van de materiële activa blijken uit het volgende overzicht:

(Gecorrigeerde) Investeringen Afschrijvingen                 Waarde-           Waarde per waarde per                   in2001                   in2001          verandering            31-12-2001

31-12-2000

Ministerie van Defensie

– Marine

– Landmacht

– Luchtmacht

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Burgerlijke rijksgebouwen

Agrarische eigendommen

Diversen

 

1 723

77

103

39

1 736

3 417

463

717

72

3 235

1 603

21

147

34

1 511

41 054

1 604

521

1 058

43 196

10 804

  • 21

568

0

10 213

3 947

  • 14

6

150

4 077

2 882

270

40

  • 3

3 109

Totaal

65 430

2 400

2 102

1 350

67 077

Het bedrag van 67 077 miljoen euro per 31-12-2001 kan als volgt worden onderverdeeld naar onroerende en roerende goederen:

 

Onroerende goederen

 

63 193

– Ministerie van Verkeer en Waterstaat

43 196

 

– Burgerlijke rijksgebouwen

10 213

 

– Ministerie van Defensie

4 415

 

– Agrarische eigendommen

4 077

 

– Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

1 245

 

– Diversen

47

 

Roerende goederen

 

3 884

– Goederen van militaire aard

2 057

 

– Inventarisgoederen

131

 

– Goederen van culturele aard

297

 

– Civiele motorvoertuigen en vaartuigen

99

 

– Goederen civiele verdediging

96

 

– Overige

1 204

 

Totaal

 

67 077

B Vorderingen

B1 Chartale en girale betaalmiddelen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

 
 

2000

2001

De Nederlandsche Bank N.V.

Overige saldi

Kasgeldleningen en Buy/Selltransacties

44

213

73

22 314 173

Totaal

330

509

B2 Verstrekte langlopende leningen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

2000

2001

  • a. 
    Diverse vorderingen

– Studievoorschotten

– Voorschotten inzake landinrichtingprojecten

– Op derden te verhalen ruil- en herverkavelingskosten

– Vorderingen Dienst der Domeinen

– Ontwikkelingskredieten aan industrie en handel

– Vordering Op de Nederlandse Antillen en Aruba met betrekking tot het leninggedeelte van de ontwikkelingshulp

– Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (inzake leningen aan diverse landen)

– Vordering inzake aangesproken garantieleningen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V.

– Vordering op de Internationale Ontwikkelingsassociatie terzake van de special action account

– Vordering op Indonesië krachtens de overeenkomst van 1966

– Leningen woningwetbouw

– Lening Railinfrabeheer

– Diverse vorderingen

 

4 041

4 754

471

470

467

473

333

372

245

347

233

229

211

228

84

97

27

27

9

6

4

4

0

483

325

245

Subtotaal

6 450

7 735

  • b. 
    Leningen aan Nederlandse ondernemingen in verband met deelnemingen

– Internationale Nederlanden Groep N.V.

– Koninklijke KPN Nederland N.V.

– TNT Post Groep N.V.

– Centrale Organisatie voor Radioactief Afval N.V.

– NIB Capital Bank N.V.

– Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu

B.V. – N.V. Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij – Overige leningen

 

590

590

257

257

72

72

18

18

7

4

0

0

0

0

0

0

Subtotaal

944

941

Totaal

7 394

8 676

Toelichtingop verstrekte langlopende leningen

De wijziging ten opzichte van 2000 in het onderdeel A. Diverse vorderingen zijn met name terug te voeren op de verhoging van de studie- voorschotten met 713 miljoen euro en met de in 2001 verstrekte lening aan Railinfrabeheer van 483 miljoen euro.

B3 Aandelen en overige deelnemingen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

2000

2001

  • a. 
    Deelnemingen in Nederlandse ondernemingen

– De Nederlandsche Bank N.V.

– N.V. NS Groep

– TNT Post Groep N.V.

– Koninklijke KPN Nederland N.V.

– N.V. Luchthaven Schiphol

– N.V. Bank Nederlandse Gemeenten

– Energiebeheer Nederland B.V.

– Tennet TSO B.V.

– N.V. Westerscheldetunnel

– PinkRoccade

– Connexxion N.V.

– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

– Nederlands Omroepbedrijf Holding B.V.

– N.V. Nederlandse Gasunie

– Ultra-Centrifuge Nederland N.V.

– Nederlandse Waterschapsbank N.V.

– Overige deelnemingen

 

12 452

13 151

9 333

10 375

5 183

4 060

5 011

4 465

1 171

1 348

1 100

1 139

737

757

0

179

313

539

288

135

236

216

203

114

188

131

170

175

150

153

139

155

528

618

Subtotaal

37 202

37 710

  • b. 
    Deelnemingen in internationale instellingen1

– Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling

– Internationale Ontwikkelingsassociatie

– Europese Investeringsbank

– Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

– Aziatische Ontwikkelingsbank

– Aziatisch Ontwikkelingsfonds

– Afrikaanse Ontwikkelingsbank

– Afrikaans Ontwikkelingsfonds

– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank

– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank – Fonds voor

Speciale Operaties – Internationale Financieringsmaatschappij – Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties – Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij

 

299

299

3 031

3 160

228

228

130

136

32

33

292

318

6

7

223

249

6

7

28

31

55

56

9

9

5

5

Subtotaal

4 344

4 538

Totaal generaal

41 546

42 248

De hier genoemde bedragen zijn saldi van deelnemingen en verplichtingen.

De stijging in 2001 ten opzichte van 2000 van de deelnemingen in Nederlandse ondernemingen kan als volgt worden gespecificeerd:

Volumeveranderingen:

– N.V. Westerscheldetunnel

– Tennet TSO B.V.

– Energiebeheer Nederland B.V.

– Koninklijke KPN N.V

– TNT Post Groep N.V.

– Overige

Netto toename van de reserves:

– De Nederlandsche Bank N.V.

– N.V. NS Groep

– N.V. Westerscheldetunnel

– N.V. Luchthaven Schiphol

– N.V. Bank Nederlandse Gemeenten

– N.V. Connexxion

– Nederlands Omroepbedrijf Holding B.V.

– Overige

Waardeveranderingen:

– Koninklijke KPN Nederland N.V.

– TNT Post Groep N.V.

– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

– De Nederlandsche Bank N.V.

– PinkRoccade

– Overige

Diversen

– Overige

1 049

24 179

20 1 735 -907

  • 2

283

1 042

202

177

39

  • 20
  • 57 87

2 281

  • 216 -89

416

  • 153 -9

38

1 753

2 332

38

Totaal

508

Toelichtingop deelnemingeninNederlandse ondernemingen

Deelnemingen worden gewaardeerd tegen de geldende koers. Van de in het overzicht opgenomen ondernemingen is slechts een beperkt aantal ondernemingen beursgenoteerd. Beursgenoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de beurskoers ultimo 2001. Dit betreft Koninklijke KPN Nederland N.V., TPG Post Groep N.V., Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V en PinkRoccade. De overige deelnemingen zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt berekend aan de hand van de gepubliceerde jaarrekeningen van de desbetreffende onderneming. De leningen zijn opgenomen onder balanspost B2. Bij de eerste opneming van deze deelnemingen in de Staatsbalans komt het verschil tussen de verkrijgingsprijs en de nettovermogenswaarde ten gunste of ten laste van het nettostaatsvermogen. Bij vervreemding van deelnemingen komt het verschil tussen de balanswaarde en de opbrengst ten gunste dan wel ten laste van het nettostaatsvermogen. Op de deelnemingen zijn de nog openstaande stortingsverplichtingen in mindering gebracht.

De belangrijkste mutaties betreffen:

– De verklarende factor achter de afname van de waarde van de deelneming van de Staat in de Koninklijke KPN Nederland N.V. en de TNT Postgroep N.V., KLM en PinkRoccade is de daling op de Amsterdamse effectenbeurs van de waarde van de desbetreffende aandelen.

– De stijging van de waarde van de deelneming van de Staat in het kapitaal van de NS wordt voornamelijk veroorzaakt door toevoegingen van investeringsbijdragen aan de egalisatierekening van Railinfra-beheer.

– De waardetoename van de deelneming van de Staat in De Nederland-sche Bank N.V. houdt verband met de winstreservering en de toename van de herwaarderingsreserves.

– In het verslagjaar zijn de winstrechten van DSM in Energiebeheer Nederland door de staat afgekocht. De afkoopsom bedroeg 1,2 miljard euro. De afkoopsom heeft geen effect gehad op de waardering van EBN aangezien in het verleden ook geen schuld aan DSM in de waardering was opgenomen.

Toelichting op deelnemingen in internationale instellingen

De bedragen van deze deelnemingen zijn opgenomen voor de nominale waarde.

Het betreft een categorie activa in vreemde valuta’s, waarvan de balanswaarde wordt berekend met behulp van de contante koersen van de desbetreffende valuta’s per balansdatum.

De belangrijkste mutaties betreffen de afname van de verplichtingen als gevolg van het verzilveren van «notes» door de Internationale Ontwikkelingsassociatie (134 miljoen euro), door het Aziatisch Ontwikkelingsfonds (26,3 miljoen euro) en door het Afrikaanse Ontwikkelingsfonds (26,3 miljoen euro).

B4 Handelskredieten en transitorische posten

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld :

2000

2001

  • a. 
    Overlopende activa
  • b. 
    Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover verplichtingen staan
  • c. 
    Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten
  • d. 
    College voor zorgverzekeringen
  • e. 
    Overige vorderingen
 

3 044

3 597

12 873

17 013

718

0

1 207

176

0

1 027

Totaal

17 842

21 813

a. Overlopende activa

De overlopende activa zijn:

De diverse vorderingen zijn toegenomen met 753 miljoen euro. Deze mutatie komt voornamelijk door de toegenomen transitorische vorderingen van de ministeries van Economische Zaken en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

2000

2001

Winst van De Nederlandsche Bank N.V. Lopende rente op leningen aan de Internationale Nederlanden Groep N.V.

Vordering uit hoofde van samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met WSW-loon Diverse vorderingen

 

1 399

1 199

40

40

31

31

1 574

2 327

Totaal

3 044

3 597

b.  Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan

Het onderdeel vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan is toegenomen met 4,1 miljard euro. Deze toename is vooral gerelateerd aan het Infrastructuurfonds.

c.  Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten

Als vorderingen en verplichtingen zijn opgenomen de bedragen van langlopende contracten inzake aanschaffingen van duurzame activa en inzake uit te voeren werken. De reeds gedane uitgaven zijn op de posten B4.b en C7.b in mindering gebracht en opgenomen onder post B4.c. De bedragen van de posten B4.b en C7.b bestaan uit twee elementen, namelijk het Ministerie van Defensie (4,2 miljard euro) en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (12,9 miljard euro).

e. Overige vorderingen

 
 

2000

2001

Metaalwaarde munten in omloop Centrale inning van lesgelden Diverse vorderingen

264 113 830

265 110 652

Totaal

1 207

1 027

C Schulden

C1 Munten in omloop

Deze post omvat de nominale schuld uit hoofde van in circulatie gebrachte munten. Het bedrag is exclusief de munten in handen van De Nederlandsche Bank N.V. en de munten van de Staat in het muntdepot. Niet geconsolideerd is voor de munten in de kassen van de ministeries. Deze maken deel uit van balanspost B1 Chartale en girale betaalmiddelen. Met de toepassing van het ESR 1995 zijn de verzamelaarsmunten niet langer als schuld gepassiveerd. De metaalwaarde van de munten, in deze post opgenomen, is geactiveerd onder B4.

C2 Dutch Treasury Certificates

Het bedrag van de per balansdatum uitstaande schuld uit hoofde van DTC’s bedraagt 5,7 miljard euro. In de balans is de vooruitbetaalde rente van de schuld in mindering gebracht.

C3 Staatsobligaties

De staatsobligaties zijn conform ESR 1995 gewaardeerd tegen marktprijzen.

 
 

2000

2001

Verschil

  • 1. 
    Waardering tegen marktprijs
  • 2. 
    Waardering tegen nominaal

175 773 168 783

178 515 171 683

2 742 2 900

  • 3. 
    Verschil (1–2)

6 990

6 832

  • 158

De afname van de schuldcategorie staatsobligaties met 0,2 miljard euro moet bezien worden in het licht van de waarderingsgrondslag. De mutatie van 0,2 miljard euro kan gesplitst worden in een volumecomponent ter grootte van 2,9 miljard euro en een prijscomponent van 2,7 miljard euro. De volumemutatie omvat per saldo een geringe toename van het beroep op de openbare kapitaalmarkt van de Staat om de financieringsbehoefte 2001 te dekken. De prijsmutatie heeft geen gevolgen voor de EMU-schuld. De EMU-schuld is uitgedrukt in ESR-categorieën, doch uitdrukkelijk is bepaald dat voor de excessieve-tekortenprocedure over de schuld in nominale termen gerapporteerd dient te worden. Voor de EMU-schuld is dus de 172 miljard euro relevant.

C4 Onderhandse staatsleningen

Conform ESR 1995 zijn de onderhandse staatsleningen tegen de nominale waarde gewaardeerd. De balansmutatie betreft voornamelijk aflossingen.

C5 Overige leningen op lange termijn

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

2000

2001

Landelijk instituut sociale verzekeringen – wachtgeldfondsen

N.V. Nederlandse Spoorwegen Stichting Nationaal Groenfonds Compensatiegelden Stichting Nationaal Restauratiefonds Overige vaste staatsschuld Div. voorfinancieringen via V&W Overige

 

1 360

837

158

143

80

72

54

19

0

0

67

66

0

6

Totaal

1 719

1 143

C6 Militaire pensioenen

Het balansbedrag vertegenwoordigt de netto contante waarde van de pensioenverplichtingen van de Staat aan de (gewezen) militairen. Deze post is als gevolg van een nieuwe berekeningssystematiek met een miljard euro toegenomen.

C7 Handelskredieten en transitorische posten

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld :

 
 

2000

2001

  • a. 
    Overlopende passiva
  • b. 
    Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan
  • c. 
    Overige schulden

8 750

12 873

13 884

8 105

17 013 17 686

Totaal

35 507

42 804

a. Overlopende passiva

 
 

2000

2001

Lopende interest van de staatsschuld Diverse schulden

7 851 899

7 231 874

Totaal

8 750

8 105

b.  Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan

Voor een toelichting wordt verwezen naar balanspost B4.b.

c.  Overig

2000

2001

Landelijk instituut sociale verzekeringen

Sociale Verzekeringsbank

Callgeldleningen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

College voor zorgverzekeringen

Vakantie-aanspraak ambtenaren

Stichting Maror

Investeringsfaciliteit voor Oost Europa

Diverse schulden

 

4 499

7 690

3 520

1 541

2 275

4 799

1 461

1 530

415

468

227

242

164

73

109

101

1 214

1 242

Totaal

13 884

17 686

In 1998 is de Wet geïntegreerd middelenbeheer (Stb. 1997, nr. 908) in werking getreden. Gevolg hiervan is dat de Sociale Verzekeringsbank, het Landelijk instituut sociale verzekeringen en het College voor zorgverzekeringen geen zelfstandig middelenbeheer meer voeren. Dit middelen-beheer is geïntegreerd in de schatkist. Daarvoor is ultimo 2001 een schuld opgenomen aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen van per saldo circa 7,7 miljard euro, aan de Sociale Verzekeringsbank van circa 1,5 miljard euro en aan het College voor zorgverzekeringen van circa 0,5 miljard euro. De schuld aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen uit hoofde van de wachtgeldfondsen is opgenomen onder balanspost c 5. Het balansbedrag ultimo 2001 is hiervoor aangepast.

9.3 Voorwaardelijke verplichtingen

In lijn met het ESR 1995 maken voorwaardelijke verplichtingen, de zogenaamde contingent liabilities, geen onderdeel uit van het overzicht van activa en passiva van de Staat. Kenmerk van dit type van verplichtingen is dat voordat er een transactie plaats vindt, er eerst aan een of meerdere voorwaarden voldaan moet worden. Een klassiek voorbeeld is garantieverlening door de Staat bij exportkredieten. Gezien het beleidsmatige belang van garanties wordt in tabel 9.3.1 aanvullende informatie gepresenteerd over door de Staat verleende garanties; uitgaven en ontvangsten op door de Staat verstrekte garanties worden in tabel 9.3.2 gepresenteerd.

Tabel 9.3.1 Garanties: uitstaand risico en nieuwe machtingen; in miljarden euro

Risico ultimo

Machtiging tot het verlenen van nieuwe garanties

2001

2002

2003

2002

2003

  • 1. 
    Garanties Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V.
  • 2. 
    Garanties bouwleningen Academische Ziekenhuizen
  • 3. 
    Waarborg nakoming betalingsverplichting Nederlandse Waterschapsbank
  • 4. 
    Garanties Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen
  • 5. 
    Garanties Nederlandse Investeringsbank
  • 6. 
    Garanties deelname kapitaal Wereldbank
  • 7. 
    Garanties deelname kapitaal regionale ontwikkelingsbanken
  • 8. 
    Garanties deelname DNB in kapitaal Internationaal Monetair Fonds
  • 9. 
    Garantiekredieten aan EU-staten
  • 10. 
    Garanties aan NCM inzake exportkredietverzekeringen
  • 11. 
    Garanties aan NCM inzake investeringen
  • 12. 
    Garanties deelname in kapitaal Europese Investeringsbank
  • 13. 
    Garanties huurwoningen geëxploiteerd door corporaties
  • 14. 
    Garanties aflossingen rentebetalingen op geldleningen OV
  • 15. 
    Borstelling Midden- en Kleinbedrijf
  • 16. 
    Garanties Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten
  • 17. 
    Garanties accommodaties gehandicapten
  • 18. 
    Garanties inrichting gezondheidszorg
  • 19. 
    Overige garanties (risico < 5 miljard)
 

1,4

1,4

1,3

0,0

0,0

0,5

0,4

0,4

0,0

0,0

1,0

0,5

0,2

0,0

0,0

15,9

15,9

15,9

0,0

0,0

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

4,5

4,4

4,0

0,0

0,0

1,0

1,0

1,1

0,0

0,2

12,6

12,6

12,6

0,0

0,0

0,8

0,8

0,8

0,0

0,0

7,9

7,9

7,9

11,3

11,3

0,9

0,9

0,9

0,5

0,5

4,6

4,6

6,4

0,0

1,8

3,1

2,3

1,9

0,0

0,0

1,8

1,6

1,2

1,6

1,2

1,5

1,5

1,6

0,5

0,5

0,9

0,7

0,9

0,0

0,2

0,4

0,5

0,4

0,0

0,0

1,4

1,3

1,2

0,0

0,0

2,4

2,3

2,3

0,4

0,2

20.

Totaal

63,2

61,2

61,7

14,3

16,0

21.

Totaal in % BBP

14,9

13,6

13,1

3,2

3,4

Tabel 9.3.2 Uitgaven en ontvangsten op de door de Staat verstrekte garanties in miljoenen euro

Uitgaven

Ontvangsten

2001

2002

2003

2001

2002

2003

  • 1. 
    Nederlandse Investeringsbank
  • 2. 
    Exportkredietverzekering
  • 3. 
    Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf
  • 4. 
    Overige garantieregelingen
 

10,7

15,4

15,4

12,6

9,5

9,5

85,9

98,6

134,0

411,2

135,4

152,4

14,4

14,4

16,7

14,2

12,5

12,5

4,4

3,5

3,2

1,0

0,5

0,5

  • 5. 
    Totaal

115,4

132,0

169,4

439,0

157,9

174,9

10 De begrotingsregels

10.1.  Inleiding

In deze bijlage worden integraal de begrotingsregels over de inkomstenen uitgavenkant van de begroting beschreven. Deze geïntegreerde set regels is gebaseerd op de gebruikelijke regels over uitgaven en inkom-sten1 en geven een technische uitwerking van de afspraken die zijn gemaakt in het Strategisch Akkoord.

Het beleid gaat uit van solide begrotingsregels, te weten: + Hanteren van reële meerjarige uitgavenplafonds + Scheiding van inkomsten en uitgaven

+ Een – binnen signaalwaarden van 0 en 2,5% BBP – volledige werking van automatische stabilisatoren aan de inkomstenkant.

Omdat de afspraken voor zowel de uitgaven- als de inkomstenkant van de begroting in één tekst worden behandeld, zijn de regels onderverdeeld in een algemeen deel, een deel dat specifiek op de uitgavenkant ingaat en een deel dat specifiek op de inkomstenkant betrekking heeft. De afbakening van de budgetdisciplinesectoren is uiteengezet in annex 1. In annex 2 wordt een toelichting gegeven op de inkomstenkant. In annex 3 wordt een toelichting gegeven op een aantal specifieke onderwerpen zoals de eindejaarsmarge, de uitgavenreserve, de bijstellingen met gevolgen voor lokale lastendruk en de extrapolatie van de meerjarencijfers.

10.2.  De begrotingsregels

Voor de drie overheidssectoren – rijksbegroting in enge zin, sociale zekerheid en arbeidsmarkt en zorg – wordt een afzonderlijk reëel uitgavenplafond vastgesteld. Uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, wordt een (dreigende) overschrijding van de onderscheiden uitgavenplafonds gecompenseerd binnen dezelfde sector. In alle gevallen dient de ontwikkeling van de totale uitgaven onder het totale reële uitgavenplafond te blijven.

Inkomstenmeevallers die het begrotingsoverschot boven de 1% BBP brengen, mogen voor 25% en tot een maximum van 1 miljard euro worden aangewend voor lastenverlichting van burgers en/of bedrijven. Bij het bereiken van een begrotingsoverschot van 2,5% zal een nadere afweging plaatsvinden over de aanwending van de dan beschikbare budgettaire ruimte voor extra schuldaflossing, lastenverlichting en intensiveringen in de sfeer van de uitgaven. Begrotingstekorten moeten, als het maar enigszins kan, worden voorkomen. Bij een (dreigend) negatief EMU-saldo vindt nadere besluitvorming plaats over de wijze waarop het tekort zal worden teruggedrongen.

Zoals die het laatst zijn verwoord in bijlage 3 en bijlage 14 van de Miljoenennota 1999.

10.2.1 Algemene regels

  • 1. 
    De begrotingsregels omvatten zowel de uitgaven- als de inkomstenkant van de begroting2.

De begrotingsregels gaan gedurende de kabinetsperiode uit van een scheiding van uitgaven en inkomsten. Tot de inkomstenkant van de begroting worden in beginsel de inkomsten gerekend die vallen onder de definitie van een collectieve last. Ook wordt een deel van de gasbaten tot de inkomstenkant van de begroting gerekend. Een collectieve last is een in Nederland door de overheid opgelegde verplichte betaling aan een overheid waar geen concrete, individuele en met de betaling samenhangende tegenprestatie tegenover staat of waarbij het gaat om een eigen bijdrage voor een voorziening waarvan het gebruik verplicht is3. Tot de uitgavenkant van de begroting worden zowel de uitgaven als de niet-belastingontvangsten gerekend.

  • 2. 
    Besluitvorming over de hoofdlijnen van de uitgaven- en inkomstenkant van de begroting vindt plaats in het voorjaar bij het hoofdbesluitvormingsmoment

Op één moment in het jaar wordt door het kabinet integraal besloten over de hoofdlijnen van de uitgaven- en inkomstenkant van de begroting voor zowel het uitvoeringsjaar als het begrotingsjaar. Dit hoofdbesluitvormingsmoment vindt plaats in het voorjaar.

  • 3. 
    Binnen een bandbreedte rond het nagestreefde EMU-saldo geldt een vast reëel uitgavenkader en volledige automatische stabilisatie aan de inkomstenkant van de begroting, behoudens de afspraak over lastenverlichting bij een EMU-saldo boven de 1%.

De collectieve sector (conform EMU-definitie) bestaat uit de sector centrale overheid (rijk), de lokale overheden en de sociale verzekeringsfondsen. Het saldo (uitgaven minus inkomsten) van de sectoren tezamen vormt het EMU-saldo. In beginsel geldt dat uitgavenmutaties die het EMU-saldo belasten ook relevant zijn voor de toetsing aan het uitgavenplafond. Tussen de zogenoemde signaalwaarden voor het EMU-saldo van 0% en 2,5% BBP geldt een maximum niveau van uitgaven (het uitgavenplafond). Binnen deze bandbreedte kunnen de automatische stabilisatoren aan de inkomstenkant in volledigheid werken. Uitzondering hierbij is dat bij een EMU-saldo boven de 1% BBP, meevallers voor 25% en tot een maximum van 1 miljard euro (voor de gehele kabinetsperiode) mogen worden aangewend voor lastenverlichting van burgers en/of bedrijven. Bij het bereiken van een begrotingsoverschot van 2,5% kan er een nieuwe afweging over de extra budgettaire ruimte tussen extra aflossing, lastenverlichting en intensiveringen in de sfeer van de uitgaven plaatsvinden. Begrotingstekorten moeten, als het maar enigszins kan, worden voorkomen. Op basis van het CEP en definitief bij MEV wordt het geraamde EMU-saldo getoetst aan de signaalwaarden en wordt de eventuele beleidsreactie bepaald. Ditzelfde geldt voor de toetsing aan de waarde van 1% EMU-saldo en de afwijking ten opzichte van de inkomstendrempel. Daarna staat het reële uitgavenplafond en de microlastenontwikkeling voor het begrotingsjaar definitief vast. Hiermee loopt de besluitvorming over wat te doen bij een eventuele overschrijding van de signaalwaarden synchroon met de besluitvorming over de begroting.

Onder begroting worden de rijksbegroting en de sociale fondsen verstaan. In het algemeen geldt dat bij bijvoorbeeld heffingen geen individuele en met de betaling samenhangende tegenprestatie tegen de heffing staat. Dit betekent dat heffingen onder meer een collectieve last zijn en daarmee gerekend worden tot de inkomstenkant van de begroting.

3

10.2.2 Regels die betrekking hebben op de uitgaven

I. Bereik en definities

  • 4. 
    De begrotingsregels hebben voor de uitgaven betrekking op de drie budgetdisciplinesectoren: de Rijksbegroting in enge zin, de sociale zekerheid & arbeidsmarkt en de zorgsector.

De regels budgetdiscipline worden toegepast op de drie budgetdisciplinesectoren afzonderlijk. Compensatie tussen de afzonderlijke budgetdisciplinesectoren kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden. De sectoren worden in annex 1 nader gedefinieerd. Voor de Rijksbegroting in enge zin worden deze regels vervolgens toegepast op de afzonderlijke begrotingen met de daarbij behorende meerjarencijfers.

  • 5. 
    De in euro gemeten budgettaire plafonds worden aangepast voor mutaties in de prijs nationale bestedingen (pNB).

Voor elk van de drie budgetdisciplinesectoren zijn budgettaire plafonds vastgelegd (zie annex 1). Deze budgettaire plafonds (ook wel kaders) luiden in reële termen.4 Voor toetsing van de feitelijke uitgavenontwikkeling aan de kaders wordt gebruik gemaakt van de in euro gemeten budgettaire kaders. Deze zijn gelijk aan de in reële termen gedefinieerde budgettaire kaders, aangepast aan de nominale ontwikkeling. Als maatstaf voor de nominale ontwikkeling wordt de prijscomponent van de nationale bestedingen (pNB) gebruikt. De budget-disciplinekaders voor het begrotingsvoorbereidingsjaar worden vastgesteld bij het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar op basis van het CEP en worden in augustus bijgesteld op basis van de MEV. Het kader voor het lopende jaar wordt definitief vastgesteld bij Voorjaarsnota. Wijzigingen nadien in de pNB worden niet meegenomen in de bijstelling van het kader voor het lopende jaar5, noch voor de bepaling van het plafond van het begrotingsvoorbereidingsjaar.

Mutaties uit hoofde van de feitelijke loon- en prijsontwikkelingen en overige nominale bijstellingen moeten worden ingepast in de in euro gemeten budgettaire kaders, in overeenstemming met het Strategisch Akkoord.

  • 6. 
    De in euro gemeten budgettaire plafonds per sector – in casu de zogeheten ijklijnen – fungeren als maatstaf voor de bepaling van over- en onderschrijdingen in een budgetdisciplinesector.

Voor elk van de drie budgetdisciplinesectoren geldt dat de in euro gemeten budgettaire kaders als maatstaf fungeren voor de bepaling van over- en onderschrijdingen in de desbetreffende budgetdisciplinesector. Voor de begrotingen binnen de Rijksbegroting in enge zin fungeren de voor het begrotingsjaar vastgestelde ramingen en de bijbehorende meerjarencijfers als maatstaf voor de bepaling van over- en onderschrij-dingen.

Aan het begin van de kabinetsperiode worden de budgettaire kaders vastgesteld op basis van de loon- en prijsontwikkeling zoals het CPB die raamt op basis van het Strategisch Akkoord. Daarbij wordt gerekend met de voor de sectoren afgesproken relevante loon- en prijsindicatoren. De kaders worden vervolgens gedefleerd met de prijsontwikkeling van Nationale Bestedingen (pNB) zoals die aan het begin van de kabinetsperiode is vastgelegd voor de duur van de kabinetsperiode. Zie voor nadere technische toelichting Miljoenennota 1999 Bijlage 14, annex 2.

  • 7. 
    Een overschrijding van de vastgelegde verplichtingenbedragen is slechts toegestaan indien en voorzover de kaseffecten daarvan passen binnen, respectievelijk opgevangen kunnen worden binnen, de voor het begrotingsjaar afgesproken (kas)ramingen en de bijbehorende meerjarencijfers.

II.  Voorkomen van overschrijdingen

  • 8. 
    Dreigende overschrijdingen dienen door passende en tijdige maatregelen zoveel mogelijk te worden voorkomen.

III.  Signaleren van overschrijdingen

  • 9. 
    Over- en onderschrijdingen worden tijdig aan de minister van Financiën en de ministerraad gemeld.

IV.  Compenseren van overschrijdingen

  • 10. 
    Iedere overschrijding dient te worden gecompenseerd, met inachtneming van gemaakte afspraken over eindejaarsmarges en compensatie over de jaren heen.

In het kader van de eindejaarsproblematiek kunnen binnen een begroting tot een bepaalde omvang gelden van het ene naar het andere begrotingsjaar worden geschoven. Deze zogeheten eindejaarsmarge bedraagt in beginsel 1,0% van de (gecorrigeerde) bruto-uitgaven. Voorts zijn er meer specifieke afspraken die in annex 3 worden toegelicht.

De fasering van compensatiemaatregelen kan voorlopen op de fasering van de problematiek. Het is ook mogelijk dat de compensatie in de tijd achterloopt, namelijk indien een parallelle fasering van compensatiemaatregelen en problematiek redelijkerwijs niet mogelijk is en alle mogelijkheden voor een regulier en doelmatig kasbeheer zijn uitgeput. Hiervoor wordt een bepaalde termijn gehanteerd: in beginsel de duur van de kabinetsperiode. Voorstellen tot intertemporele compensatie lopen mee in de besluitvorming op het hoofdbesluitvormingsmoment.

Mutaties van louter statistische aard blijven bij de toetsing van de feitelijke uitgavenontwikkeling aan de budgettaire kaders buiten beschouwing. Voor een toelichting op statistische correcties wordt verwezen naar annex 1.

  • 11. 
    Overschrijdingen worden specifiek gecompenseerd. Specifieke compensatie betekent voor de Rijksbegroting in enge zin compensatie in de betrokken regeling of elders op de betrokken begroting. Specifieke compensatie voor de sociale zekerheid en de zorgsector betekent compensatie in de betrokken regeling/voorziening of elders in de desbetreffende budgetdisciplinesector. De bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de overschrijding zich voordoet, doet voorstellen voor specifieke compensatie.

Een maatregel die door een minister wordt voorgesteld en die zou leiden tot een verhoging van de lokale lasten, dient specifiek gecompenseerd te worden. De compensatie dient zo te worden vormgegeven dat de lokale lastenverzwaring niet optreedt. In de regel betekent dit dat de compensatie ten goede komt aan de lokale overheden. Zie voor een toelichting annex 3.

  • 12. 
    Indien door de ministerraad wordt besloten dat specifieke compensatie achterwege blijft, vindt generale compensatie plaats. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan compensatie tussen de drie budgetdisciplinesectoren plaatsvinden.

In algemene zin wordt onder generale compensatie verstaan dat de compensatie wordt uitgebreid tot andere begrotingen en/of andere budgetdisciplinesectoren. Bij overschrijdingen op begrotingen gerekend tot de Rijksbegroting in enge zin ligt allereerst compensatie binnen deze budgetdisciplinesector in de rede. In alle gevallen dient de ontwikkeling van de totale uitgaven onder het totale reële uitgavenplafond te blijven.

  • 13. 
    Meevallers mogen dienen als compensatie voor tegenvallers, maar in principe niet voor beleidsintensiveringen.

Meevallers mogen alleen worden ingezet voor tegenvallers voorzover het niet betreft meevallers bij generaal aan de begroting toegevoegde middelen. Over een eventuele aanwending van deze meevallers beslist de Ministerraad.

Over de aanwending van per saldo meevallers op een begroting of in een budgetdisciplinesector besluit de ministerraad. Een saldo van tegenvallers boven meevallers op een begroting of binnen een budgetdisciplinesector dient te worden gecompenseerd via ombuigingen.

Is er een budgetteringsafspraak voor een begroting (of een deel van een begroting) van toepassing, dan is er een uitzondering op de regel dat onderuitputting (meevallers) alleen mag worden ingezet voor tegenvallers. Binnen de taakstellende budgetten mag onderuitputting (meevallers) worden ingezet voor beleidsintensiveringen. De regel is dat voor nieuw beleid (intensiveringen) moet worden omgebogen (extensiveringen).

Er mogen alleen budgetteringsafspraken op een artikel van toepassing zijn, als het artikel budgettair «beheersbaar» is. Dat betekent dat het artikel goed te ramen is en dat de realisatie niet te veel afwijkt van de ramingen. Openeinderegelingen komen daarom niet in aanmerking voor een budgetteringsafspraak. Overschrijdingen binnen het gebudgetteerde gedeelte moeten binnen het gebudgetteerde gedeelte opvangen worden. Met andere woorden de budgetteringsafspraken gelden voor: «better and for worse».

10.2.3 Regels die betrekking hebben op inkomsten6

  • 14. 
    Bij besluitvorming over maatregelen aan de inkomstenkant van de begroting wordt uitgegaan van het microlastenbegrip.
  • 15. 
    De microlastenontwikkeling gedurende de kabinetsperiode dient gelijk te zijn aan de microlastenontwikkeling die volgt uit het Strategisch Akkoord, behoudens (i) de afspraken inzake overschrijding van de signaalwaarden (ii) de afspraken bij een EMU-saldo hoger dan 1% en (iii) de microlastenontwikkeling die volgt uit besluitvorming van het vorige kabinet (overloop), (iv) de microlastenontwikkeling die volgt uit de mutatie van de nominale ziektekostenpremie in het nieuwe basisstelsel.

Indien het MLO-beslag van lastenverlichtende maatregelen lager, resp. het MLO-beslag van lastenverzwarende maatregelen hoger is dan vastgelegd in tabel 3.7.1 in bijlage 3 van de Miljoenennota 2003, dan komt het resterende MLO-beslag beschikbaar voor additionele lastenverlichting (c.q. voor de lastenreserve) en/of minder lastenverzwaring. Mutatis

Onderstaande regels over de inkomsten moeten worden gelezen in aanvulling op bijlage 3 Miljoenennota 1999 en hetgeen hierover is beschreven in het 11de rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte.

6

mutandisgeldt hetzelfde indien het MLO-beslag van lastenverlichtende maatregelen hoger, resp. het MLO-beslag van lastenverzwarende maatregelen lager is dan vastgelegd in genoemde tabel 3.7.1. De bedragen in bedoelde tabellen luiden in prijzen 2002. Correctie voor de nominale ontwikkeling vindt plaats op basis van de prijsontwikkeling van de nationale bestedingen (pNB). Definitieve vaststelling van de pNB over het lopende jaar vindt plaats op basis van het CEP. Indien de definitieve pNB van het lopende jaar afwijkt van de pNB op basis waarvan in het voorgaande begrotingsvoorbereidingsjaar besluitvorming heeft plaatsgevonden, worden hieruit voortvloeiende verschillen verrekend met de lastenreserve, conform hetgeen hierboven is gesteld.

  • 16. 
    Inkomstenmeevallers respectievelijk tegenvallers worden in beginsel volledig ten gunste, respectievelijk ten laste van het EMU-saldo gebracht, behoudens afspraken inzake overschrijding van de signaalwaarden en een EMU-saldo hoger dan 1%.

Inkomstenmeevallers en -tegenvallers ten opzichte van de in de Miljoenennota 2003 vastgelegde totale inkomsten voor de periode 2003–2006, worden in beginsel ten gunste respectievelijk ten laste van het EMU-saldo gebracht, behoudens de afspraken inzake overschrijding van de signaal-waarden en de afspraken omtrent de inkomstenmeevaller bij een EMU-saldo hoger dan 1% BBP. Om te bepalen of de inkomstenontwikkeling ruimte biedt voor bedoelde lastenverlichting, wordt een inkomstendrempel opgesteld. Deze inkomstendrempel is het inkomstenniveau waarbij het EMU-saldo in de stand Miljoenennota 2003 uit zou komen op een overschot van 1% BBP. Bij een EMU-saldo hoger dan 1% BBP, mag 25% (tot een maximum van 1 miljard euro voor de hele kabinetsperiode) van de overschrijding van de totale inkomsten (op EMU-basis) ten opzichte van de inkomstendrempel worden ingezet voor lastenverlichting. De inkomstendrempel luidt in reële termen en wordt vastgelegd in tabel 3.6.1 in de bijlage 3 van de Miljoenennota 2003. Correctie voor de nominale ontwikkeling vindt plaats op basis van de prijsontwikkeling van de nationale bestedingen (pNB).

De inkomstendrempel en de eventuele relevante meevaller voor het begrotingsvoorbereidingsjaar wordt vastgesteld bij het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar op basis van het CEP en wordt in augustus bijgesteld op basis van de MEV. Definitieve vaststelling van de pNB over het lopende jaar vindt plaats op basis van het CEP.

Annex 1: Afbakening budgetdisciplinesectoren

Als gevolg van het toegenomen belang van het EMU-saldo in de begrotingsregels, is het van belang dat uitgaven die meetellen voor het EMU-saldo in beginsel ook meetellen bij de uitgaven onder het uitgavenplafond en visa versa. Hierdoor wordt de winstafdracht DNB relevant voor het kader. Uitgavenmutaties die niet binnen de definitie van het EMU-saldo vallen zijn in beginsel ook niet relevant voor het uitgavenplafond. Het betreft met name financiële transacties als kredietverstrekking en aflossingen en aan- en verkoop van staatsbezit. Het saldo van de begrotingsfondsen zoals bijvoorbeeld het FES en het BTW-compensa-tiefonds zijn in beginsel niet-relevant voor het uitgavenkader. Leningen en deelnemingen buiten HGIS zijn in principe niet-relevant voor het uitgavenkader wanneer deze leningen en deelnemingen ook niet relevant zijn voor het EMU-saldo. Wel moet bij (nieuwe) leningen aan de voorwaarde worden voldaan dat de netto contante waarde groter moet zijn dan nul. De berekening van de contante waarde dient gebaseerd te zijn op een disconteringsvoet conform het kabinetsstandpunt «Heroverweging disconteringsvoet» en het kabinetsstandpunt risicowaardering bij publieke investeringsprojecten. Met andere woorden: (nieuwe) leningen die niet volledig zullen worden afgelost of waarvoor geen marktconforme rente in rekening worden gebracht, zijn wel relevant voor het kader. Ook kwijtscheldingen zijn relevant voor het kader. Vanwege de budgettaire samenhang binnen HGIS blijven alle HGIS-uitgaven – dus ook leningen en deelnemingen – relevant voor het uitgavenkader.

A. De budgetdisciplinesector Rijksbegroting in enge zin heeft betrekking op alle uitgaven en niet-belastingontvangsten van de rijksbegroting die niet tot de andere twee budgetdisciplinesectoren worden gerekend, inclusief het daarmee samenhangende deel in aanvullende posten. Tevens vallen onder deze sector de renteontvangsten van de sociale fondsen.

Uitgangspunt voor de budgetdisciplinesector Rijksbegroting in enge zin zijn de relevante uitgaven op de rijksbegroting minus de relevante niet-belastingontvangsten (nbo’s). Als relevante uitgaven worden in beginsel aangemerkt alle uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo inclusief alle HGIS-uitgaven. Balansverkortingen die relevant zijn voor het EMU-saldo zijn eveneens relevant.

Als relevante niet-belastingontvangsten worden aangemerkt alle nbo’s die vallen onder de bovenstaande afbakening, behoudens de gasbaten, verkopen van deelnemingen en aflossingen van niet relevante leningen.

Heffingen die vallen onder de definitie van collectieve lasten worden verantwoord aan de inkomstenkant van de begroting. Dit geldt onder meer voor de diverse soorten (milieu- en landbouw)heffingen (inclusief de Minas-heffingen), de zoneringsontvangsten, de cova-ontvangsten en de omslagbijdrage WTZ particulieren. Tevens zullen de direct met de belastingontvangsten samenhangende heffings- en invorderingsrente en de administratieve boeten aan de inkomstenkant van de begroting worden behandeld.

Voorts zijn niet relevant de uitgaven en ontvangsten van het FES (incl. veilingopbrengsten), het saldo van het Diergezondsheidsfonds, het saldo van het AOW-spaarfonds, het BTW-compensatiefonds en compensatie BTW-openbaar vervoer.

De rijksbijdragen aan de sociale fondsen, de premiebijdragen en de anticumulatiebaten WSW zijn om boekhoudkundige dubbeltellingen te voorkomen niet relevant. Deze uitgaven en ontvangsten liggen in de sfeer van onderlinge betalingen tussen begrotings- en premiesector. De budgetdisciplinesector Rijksbegroting in enge zin bevat ook de begrotingsgefinancierde uitgaven aan zorg. Daartoe worden gerekend de uitgavenartikelen gezondheidsbevordering- en bescherming, curatief somatische zorg, geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en maatschappelijke opvang, gehandicaptenzorg (incl. WVG), verzorging verpleging en ouderen, arbeidsmarktbeleid, jeugdbeleid, sociaal beleid, sportbeleid, verzetsdeelnemers, vervolgden en oorlogsgetroffenen, inspecties, en het RIVM. Ingaande 2005 wordt de zorgtoeslag ingevoerd; deze valt onder het uitgavenkader. Voorlopig is de toeslag ondergebracht op een aanvullende post onder het uitgavenplafond Rijksbegroting in enge zin.

B.  De budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt heeft betrekking op het totaal van uitgaven in die sector. Hieronder vallen zowel de uitgaven die lopen via de rijksbegroting als de premiegefinancierde uitgaven.

Tot de sociale zekerheid op de rijksbegroting worden gerekend alle uitgavenartikelen voor sociale zekerheid, kinderopvang, arbeidsmarkt- en arbeidsomstandighedenbeleid, alsmede het aandeel van de aanvullende posten voor nominale ontwikkelingen dat daarmee samenhangt7. De uitgaven worden gesaldeerd met de relevante ontvangstenartikelen. Tot het premiegefinancierde deel van de sociale zekerheid worden gerekend AOW, ANW, WAO (AOF, AOK dus inclusief eigen risicodragers en inclusief bijdrage aan Reïntegratiefonds), WAZ (AfZ), vangnet-ZW, WW (Wgf , AWF inclusief bijdrage aan Reïntegratiefonds) en de uitgaven- en de ontvangsten van het UFO.

C.  De budgetdisciplinesector zorg heeft betrekking op alle uitgaven en ontvangsten die in het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden meegenomen.

Het BKZ is het macrokader voor de toetsing van de financieringsuitgaven in de zorg. Het BKZ omvat de uitgaven van verzekeraars die worden gefinancierd door de AWBZ, de ZFW en de particuliere ziektekostenverzekeraars. Ontvangsten uit hoofde van eigen bijdragen en eigen risico’s vallen binnen het bereik van de begrotingsregels. Dit betekent dat het (netto) BKZ wordt berekend door de uitgaven te verminderen met de eigen betalingen uit hoofde van eigen bijdragen en de eigen risico’s. De ijklijn zorg omvat het collectief gefinancierde deel van de zorguitgaven. Dit is 863∕4% van het BKZ.

Ook bij de invoering van het nieuwe verzekeringsstelsel voor de zorg is het BKZ het macrokader voor de zorguitgaven. Vanaf 2005 zal bij de meting van het kader worden uitgegaan van het collectief gefinancierde deel van de uitgaven van de algemene basisverzekering. Naar de mate waarin de keuzemogelijkheden in de basisverzekering zich uiten in een gedifferentieerde nominale premie, worden de te beheersen uitgaven daarbij gecorrigeerd voorzover de nominale premies uitgaan boven de gewogen laagste (de kritische massa) nominale premie(s). Deze aanpassingen van de kaders betreffen een administratieve operatie die in zichzelf geen invloed heeft op de beschikbare ruimte voor de zorguitgaven in deze kabinetsperiode.

De instrumenten die de overheid kan hanteren om de ontwikkeling van de zorguitgaven bij te sturen indien sprake is van een (dreigende) overschrijding van het BKZ zijn afhankelijk van de mate waarin vraagsturing op een bepaalde deelmarkt is ontwikkeld. Als sprake is van een geliberaliseerde

7 Onder de socialezekerheidsuitgaven worden ook gerekend die subsidies op de SZW-begroting die direct kunnen worden gerelateerd aan beleidsdoelen sociale zekerheid en uitgaven voor de zogenoemde asbestregeling.

markt met volwaardige concurrentie zijn als instrumenten beschikbaar: de omvang van het verzekerde pakket, de hoogte van eigen betalingen (eigen bijdragen of eigen risico) en maatregelen om het stelsel te optimaliseren. Voor zover deelmarkten (nog) niet geliberaliseerd zijn zullen ook de bestaande WTG-instrumenten beschikbaar blijven. De overgang naar het meten van uitgaven van verzekeraars zal het mogelijk maken dat bij het Financieel Jaarverslag meer (financiële) informatie tijdig beschikbaar is. De huidige situatie waarin de (financiële) informatie nog beschikbaar komt na het Financieel Jaarverslag dient zo mogelijk spoedig te worden beëindigd.

D. Statistische correcties.

Mutaties van evident boekhoudkundige aard blijven bij de toetsing van de feitelijke uitgaven aan de uitgavenkaders buiten beschouwing. Het uitgavenkader wordt in dat geval opgehoogd of verlaagd zodat de mutatie geen invloed heeft op de budgettaire ruimte. De achtergrond van een statistische correctie ligt veelal in een wijziging in de (financiële) vormgeving van beleid ten opzichte van de situatie zoals oorspronkelijk neergelegd in het Strategisch Akkoord. De gewijzigde vormgeving is van invloed op de hoogte van de netto-uitgaven, maar heeft doorgaans niet primair tot doel het collectieve voorzieningenniveau te wijzigen. Een statistische correctie wordt in beginsel eenmalig toegepast. Mutaties op een eenmaal ingeboekte statistische correctie lopen mee met de uitgaven onder het kader.

Om te bepalen of een statistische correctie van toepassing is, moet gelden dat de mutatie in de netto-uitgaven een technische karakter heeft, oftewel evident boekhoudkundig is. Voor het bepalen van een evident boekhoudkundige mutatie geldt dat een mutatie binnen de collectieve sector in beginsel EMU-saldo neutraal dient te zijn. Daarnaast kan er alleen sprake zijn van een evident boekhoudkundige mutatie wanneer bij een wijziging in financiële vormgeving van beleid, het voorzieningenniveau en de doelgroep gelijk blijven (met andere woorden: niemand gaat erop vooruit of achteruit).

Bij financieringsverschuivingen tussen de particuliere en de collectieve sector kan er sprake zijn van evident boekhoudkundige gevallen, ook indien er wel gevolgen voor het EMU-saldo zijn. Dit is het geval indien het voorzieningenniveau voor iedereen in de doelgroep gelijk blijft. Om te bepalen of het verminderen van een collectief arrangement tot ruimte onder het uitgavenkader mag leiden, geldt dat alleen bij daadwerkelijke ombuigingen8 financieringsverschuivingen van de collectieve sector naar de particuliere sector mogen leiden tot ruimte onder het uitgavenkader. In alle andere gevallen wordt het budgettair effect statistisch gecorrigeerd op het uitgavenkader.

Een voorbeeld van een evident boekhoudkundige mutatie betreft technische overboekingen tussen budgetdisciplinesectoren. Balansverkortingen kunnen een ander voorbeeld zijn van een evident boekhoudkundige mutatie. Daarnaast geldt dat bruteringseffecten bij netto-netto gekoppelde uitgaven statistisch gecorrigeerd worden. Voor het bepalen van de omvang van bruteringseffecten bij netto-netto gekoppelde

Met daadwerkelijk wordt bedoeld dat het verplichte voorzieningenniveau collectief of particulier daalt. Pakketbeperkingen en mutaties in eigen betalingen in de zorg zijn hiervan een voorbeeld. Mocht er een wettelijke/verplichte regeling in de plaats komen voor een collectief arrangement, dan geldt dat er geen sprake is van een daadwerkelijke ombuiging. De verplichte lasten die burgers en/of bedrijven moeten opbrengen voor zo’n voorziening dienen namelijk daadwerkelijk te dalen als gevolg van de ombuiging.

8

uitgaven wordt gebruik gemaakt van een integrale correctiemethode. Aangrijpingspunt van deze methodiek is een vergelijking tussen de ontwikkeling van het bruto-referentie minimumloon en de bruto-ontwikkeling van de netto-netto gekoppelde uitkering. Een wijziging in deze verhouding ten opzichte van de verhouding zoals deze gold bij Strategisch Akkoord, geeft reden tot correctie van de ijklijn.Ter berekening van deze correctie zal de gehanteerde systematiek in de begroting in de afgelopen jaren gecontinueerd worden. Wel is het wenselijk, conform het advies van de 11de Studiegroep Begrotingsruimte, om de berekening van de bruteringseffecten in de bijstand meer transparant te maken. Mutaties dienen daarom toegelicht te worden conform de toelichting bij het opstellen van de bruteringseffecten in de ijklijn SZA.

Evident boekhoudkundige financieringsverschuivingen tussen de uitgaven- en de inkomstenkant kunnen tot gevolg hebben dat naast het uitgavenkader de microlastenontwikkeling eveneens statistisch wordt gecorrigeerd. Voor het bepalen van een evident boekhoudkundige mutatie geldt ook hier dat een mutatie binnen de collectieve sector voor het EMU-saldo neutraal dient te zijn. Daarnaast kan er alleen sprake zijn van een statistische correctie wanneer bij een wijziging in financiële vormgeving van beleid, het voorzieningenniveau voor iedereen en de doelgroep gelijk blijft. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een fiscale regeling wordt omgezet in een subsidieregeling met een nagenoeg gelijke werking voor de doelgroep. Een ander voorbeeld van een evident boekhoudkundig geval is de BTW-compensatieregeling voor departementen conform Hafir. In afwijking van de hoofdregel wordt voor de zorgtoeslag een specifieke uitzondering gemaakt. Bij invoering van de zorgtoeslag (in 2005) zal worden bezien in hoeverre de nu gekozen maatvoering (fiscaal versus uitgaven) aanpassing behoeft. Bij een eventuele aanpassing zal een eenmalige evenredige correctie wordt gedaan op het uitgavenkader en de gereserveerde microlastenontwikkeling. Daarbij geldt dat het totale bedrag dat beschikbaar is voor compensatie van de stelselherziening (fiscaal en uitgaven) niet zal worden aangepast.

Annex 2: Inkomsten

  • 1. 
    Microlastenontwikkeling

De microlastenontwikkeling (MLO) is het saldobedrag waarmee de belastingopbrengst verandert als gevolg van belastingmaatregelen dan wel als gevolg van aanwijsbare veranderingen in de systematiek van de premieheffing, alsmede de mutaties in de premie-ontvangsten anders dan uit hoofde van (macro-economische) grondslagmutaties. Voor de microlastenontwikkeling van nominale premies (bijvoorbeeld WTZ en MOOZ) is de afwijking van de nominale premiemutatie ten opzichte van de pNB relevant. De microlastenontwikkeling uit hoofde van de belastingen van de lagere overheden wordt berekend als de gerealiseerde groei van deze belastingen voorzover deze uitgaat boven de nominale groei van het BNP.

De MLO van de nominale ziektekostenpremies na invoering van de basisverzekering wordt berekend op basis van de gewogen laagste (de kritische massa) nominale premie(s) behorend bij een polis voor het basispakket. De jaarlijkse mutatie van deze premie is MLO-relevant voorzover deze afwijkt van de pNB.

  • 2. 
    Lastenreserve

De lastenreserve bedraagt 0,2 à 0,4 miljard (afhankelijk van het budgettaire beslag van de levensloopregeling) en is bedoeld voor nadere invulling van lastenverlichtende maatregelen. Mocht sprake zijn van tegenvallers in de sfeer van de MLO die voortvloeien uit de in het Strategisch Akkoord ingevulde lastenmaatregelen, dan worden deze gedekt uit de lastenreserve. Mocht geen sprake zijn van dergelijke tegenvallers, dan kan de reserve worden ingezet voor nadere invulling van lastenverlichtende maatregelen. Indien de lastenreserve in enig jaar niet (volledig) wordt benut, mag deze worden toegevoegd aan de lastenreserve in het volgende jaar. Omgekeerd kan de lastenreserve niet eerder worden ingezet dan in het Strategisch Akkoord is opgenomen. Bij een (dreigend) EMU-saldo van nul of lager zal de lastenreserve niet worden ingezet.

  • 3. 
    Belastinguitgaven

Toetsingskader belastinguitgaven

Bij invoering van nieuwe belastinguitgaven dan wel bij intensivering van bestaande, dient gebruik gemaakt te worden van het «toetsingskader» belastinguitgaven. Bij het indienen van de beleidsbrief of eventueel via de ministerraad dient dit toetsingskader te worden toegepast. Concreet omvat dit toetsingskader de volgende onderdelen:

  • 1. 
    Is sprake van een heldere probleemstelling?
  • 2. 
    Is het te bereiken doel helder en eenduidig geformuleerd?
  • 3. 
    Kan worden aangetoond waarom financiële interventie noodzakelijk is?
  • 4. 
    Kan worden aangetoond waarom een subsidie de voorkeur verdient boven een heffing?
  • 5. 
    Kan worden aangetoond waarom een fiscale subsidie de voorkeur verdient boven een directe subsidie?
  • 6. 
    Is evaluatie van de maatregel voldoende gewaarborgd?

Ter toelichting van deze stappen kan het volgende worden opgemerkt. Het toetsingskader fungeert als een soort trechter voor de haalbaarheid en wenselijkheid van belastinguitgaven. Als het antwoord op één van de vragen nee luidt behoeft de volgende stap niet meer te worden gezet. Alleen indien alle vragen bevestigend en bevredigend kunnen worden beantwoord, komt een belastinguitgave aan de orde. Doel is vooral om te dwingen tot een heldere afweging over uitgaven. Exacte criteria zijn hierbij vooraf niet te geven maar moeten per regeling zoveel mogelijk worden ingevuld en gekwantificeerd.

De zesde stap over evaluatie ziet, in tegenstelling tot de eerste vijf, in beginsel op de periode ná invoering van de maatregel (ex post). Dat neemt niet weg dat ook ex ante, dus voor invoering of aanpassing van de regeling, duidelijk moet zijn of een goede evaluatie verzekerd is. Bij de evaluaties dienen dezelfde criteria (opnieuw) tegen het licht te worden gehouden. Indien daarbij blijkt dat de regeling niet meer aan een of meer van de gestelde toetsingselementen voldoet, kan dit leiden tot aanpassing of afschaffing van de maatregel. Conform de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid (RPE) moeten belastinguitgaven minstens één maal per vijf jaar worden geëvalueerd.

Ad 1.

Er dient inzichtelijk gemaakt te worden waarom er sprake is van een beleidsprobleem, dat wil zeggen van een met overheidsbeleid te sturen probleem. Deze eerste stap valt in twee delen uiteen: + Waarom is de overheid de meest aangewezen partij? Duidelijk moet worden waarom oplossingen vanuit markt en/of samenleving (alleen) blijkbaar te kort schieten. Als dit laatste bijvoorbeeld voortvloeit uit een informatievoorsprong die de overheid heeft ten opzichte van marktpartijen dient deze voorsprong van de overheid hard te worden gemaakt. Op zelfde wijze dienen andere argumenten voor overheidsinterventie te worden beargumenteerd. + Waaruit bestaat het probleem en hoe verhoudt dit zich tot het beleidsterrein van het betrokken departement? Hieruit moet duidelijk worden waarom een departement dit probleem tot zijn beleidsterrein rekent.

Ad 2.

Als duidelijk is dat de overheid een taak heeft bij genoemd beleidsprobleem moet er een te bereiken doel worden gedefinieerd. De zogenoemde SMART-criteria zijn hierbij leidend: specifiek, meetbaar, afgesproken, realistisch en tijdgebonden. Deze criteria moeten zoveel mogelijk kwalitatief en kwantitatief worden ingevuld om zodoende ook achteraf te kunnen evalueren of, hoe en wanneer het doel verwezenlijkt is.

Ad 3.

Ter realisering van het geformuleerde overheidsdoel bestaat de keuze tussen financiële en niet financiële instrumenten. Gemotiveerd moet worden waarom voor een van beide is gekozen. De keuze voor een financieel instrument dient in te gaan op in elk geval de volgende vragen: + Kan aangetoond worden waarom niet financiële alternatieven inferieur zijn, bijvoorbeeld te zwaar (sancties) of juist te licht (bijvoorbeeld voorlichting)? + Hoe verhouden zich de kosten van een financieel instrument met die van de niet financiële instrumenten? + Welk gedrag probeert de financiële maatregel te sturen en langs welke kanalen kan genoemd instrument dit gedrag beïnvloeden («incentives-tructuur»)?

Ad 4.

Binnen de groep financiële instrumenten bestaat de keuze uit een heffing en een subsidie. Een gemotiveerde afweging moet de keuze tussen beide expliciet maken. Duidelijk moet worden waarom gewenst gedrag effectiever valt te stimuleren door gewenst gedrag fiscaal te bevoordelen dan door ongewenst gedrag te benadelen via een heffing. «Bewijzen» uit

(bestaand of nieuw) onderzoek kunnen worden gebruikt om dit aan te tonen; maar ook andere criteria zijn denkbaar.

Ad 5.

Zowel bij belastinguitgaven als bij directe uitgaven dienen algemeen geldende begrotingsregels te worden betracht. Voor de directe uitgaven betekent dit dat de subsidie moet worden ingepast in de uitgaven onder het uitgavenkader. Voor belastinguitgaven vereisen begrotingsregels dat de werking van de automatische stabilisatoren niet wordt belemmerd.

De afweging tussen fiscale en niet-fiscale uitgaven gaat in elk geval in op de volgende criteria:

+ Doelgroepbereik

+ Uitvoerbaarheid, controleerbaarheid en handhaafbaarheid

+ Kosteneffectiviteit

+ Eenvoud

+ Inpasbaarheid in fiscale structuur

+ Budgettaire beheersbaarheid

Deze criteria dienen zoveel mogelijk cijfermatig ingevuld te worden. Gelet op het kwantitatieve karakter van vooral de eerste criteria lijkt dit vooral bij deze criteria goed mogelijk.

Ad 6.

Vooraf dient in elk geval het volgende duidelijk gemaakt te worden.

  • a. 
    Wat wil men gaan evalueren, dat wil zeggen wat zijn kernelementen hierbij?
  • b. 
    Hoe wordt evaluatie uitgevoerd, dat wil zeggen welke waarderings-criteria en waarderingsmethoden?
  • c. 
    Hoe vaak gaat men evalueren (minimaal eens per vijf jaar)?

De evaluatie zelf moet alle hierboven genoemde stappen omvatten. Als bij de evaluatie blijkt dat de regeling niet meer aan één of meer van de gestelde toetsingselementen voldoet, is aanpassing of afschaffing van de maatregel geboden.

Annex 3: Toelichting op specifieke onderwerpen uit de regels begrotingsbeleid

  • 1. 
    Eindejaarsmarge en leenaanvragen

De eindejaarsmarge creëert de mogelijkheid binnen een begroting tot een bepaalde omvang gelden van het ene naar het andere begrotingsjaar te schuiven. Dit ter voorkoming van een ondoelmatige besteding van middelen aan het einde van het jaar.

De eindejaarsmarge bedraagt 1% van het gecorrigeerde begrotingstotaal9. Voor de bepaling van het gecorrigeerde begrotingstotaal wordt uitgegaan van de bruto-uitgaven stand ontwerpbegroting.

Voor de begrotingshoofdstukken van Defensie en van Koninkrijksrelaties geldt dat een onderuitputting van maximaal 135 miljoen respectievelijk 9 miljoen euro mag worden meegenomen naar volgend jaar. Conform bestaande afspraak, kan de eindejaarsmarge voor het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties worden opgerekt om bedragen die zijn gemoeid met de schuldsanering Aruba mee te nemen.

Voor de begrotingsfondsen geldt geen eindejaarsmarge omdat het saldo van ontvangsten boven uitgaven per definitie kan worden meegenomen naar het volgende jaar. Voor het Infrastructuurfonds mag het worden meegenomen naar de daarop volgende jaren. Voor het Gemeentefonds en het Provinciefonds geldt ook geen eindejaarsmarge. De ontvangsten zijn namelijk volgens de Financiële-verhoudingswet gelijk aan de uitgaven. De verplichtingen kunnen hiervan afwijken maar komen altijd in latere jaren tot uitbetaling. Voor de Homogene groep Internationale Samenwerking geldt de afspraak dat onderuitputting tot maximaal 180 miljoen euro mag worden meegenomen naar de drie volgende jaren. Voor een overschrijding geldt een maximum van 45 miljoen euro.

Onderuitputting in de liquide middelen van baten/lastendiensten komt tot uitdrukking in het saldo van deze diensten. Dit geldt ook voor onderdelen van het Rijk die – zonder de status van baten-lastendienst – werken met een baten-lastenstelsel. Het saldo van baten-lastendiensten is net zoals de leen- en depositofaciliteit niet relevant voor het uitgavenkader. Door op het hoofdbesluitvormingsmoment de plannen van baten-lastendiensten te toetsen, wordt de relatie met het EMU-saldo in het oog gehouden.

De leenaanvragen van RWT’s in het kader van geïntegreerd middelen-beheer dienen door een RWT bij de desbetreffende vakminister te worden ingediend. Dit kan het hele jaar, echter gezien de toets van budgettaire inpasbaarheid is het logisch om de leenaanvragen te concentreren op het hoofdbesluitvormingsmoment. Deze lening kan alleen verstrekt worden wanneer de vakminister de betaling van rente- en aflossingsverplichtingen garandeert. Het departement zal om garant te kunnen staan eerst moeten toetsen op onder meer budgettaire inpasbaarheid, nut en noodzaak van de lening, of de lening wel wordt aangewend voor de publieke taak, of het een investering in een vaste activa betreft met een looptijd van minimaal 1 jaar en of het aflossingsschema conform de verwachte economische levensduur is.

De hoogte van het feitelijk gebruik door de departementen van de eindejaarsmarge wordt bepaald bij Voorlopige Rekening. De overgehevelde bedragen worden bij de Voorjaarsnota aan de begrotingen

9 Er geldt geen eindejaarsmarge voor de totale budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid, noch voor het Budgettair Kader Zorg.

toegevoegd. De definitieve omvang van het feitelijk gebruik wordt bepaald op basis van de Slotwet (wat dus kan leiden tot marginale mutaties bij de Vermoedelijke Uitkomsten).

Gelijktijdig met het toevoegen bij Voorjaarsnota wordt, onder de veronderstelling dat ook het komende jaar gebruik zal worden gemaakt van de eindejaarsmarge, op een Aanvullende post een ramingstechnische veronderstelling opgenomen (de zogenaamde in=uit taakstelling). De combinatie van de toevoeging aan de begrotingen en de ramings-technische veronderstelling, bewerkstelligt dat het totale uitgavenbeeld niet wijzigt. Onderuitputting die optreedt na de Voorjaarsnota kan worden aangewend ter realisatie van de taakstelling.

  • 2. 
    De uitgavenreserve

De uitgavenreserve bedraagt 1∕2 miljard in 2006 en is bedoeld om onverwachte tegenvallers in de sfeer van de reële uitgaven, met name als gevolg van ruilvoetverliezen (deels) op te kunnen vangen. Mocht er geen sprake zijn van ruilvoetproblemen dan kan bij een begrotingsoverschot, de reserve ingezet worden voor de drie hoofdprioriteiten zorg, onderwijs en veiligheid. Het spreekt voor zich dat bij een (dreigend) EMU-saldo van nul of lager de uitgavenreserve niet zal worden ingezet. Voor 2004 is een tranche van 0,17 miljard euro beschikbaar, oplopend tot 0,33 miljard euro voor 2005 naar een 0,5 miljard euro voor 2006.

  • 3. 
    Intensiveringen met gevolgen voor lokale lastendruk

In de Nota Lokale lastendruk en in de Monitor Inkomsten uit Lokale Heffingen is aangegeven dat «bij nieuw of geïntensiveerd rijksbeleid de gevolgen voor de gemeentelijke uitgaven in beeld worden gebracht. Om te voorkomen dat als gevolg van dit rijksbeleid de gemeentelijke lasten automatisch stijgen, wordt in dat kader nadrukkelijk de mogelijkheid van een financiële dotatie voor gemeenten overwogen.» Deze uitspraak sluit nauw aan bij het gestelde in artikel 2 van de Financiële-Verhoudingswet. Daarin is opgenomen dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies of gemeenten, aangegeven dient te worden welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies of gemeenten zijn. In de toelichting bij het desbetreffende voorstel moet tevens worden aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de provincies of gemeenten kunnen worden opgevangen. Artikel 108, lid 3, van de Gemeentewet heeft alleen betrekking op medebewindstaken. De regels omtrent compensatie van specifiek de medebewindstaken zijn in dit artikel stelliger geformuleerd dan artikel 2 van de Financiële-Verhoudingswet. Artikel 108, lid 3, van de Gemeentewet zegt dat de kosten, verbonden aan de uitvoering van medebewindstaken door het Rijk aan de gemeenten worden vergoed. De Provinciewet (artikel 105, lid 3) kent een vergelijkbare bepaling.

  • 4. 
    Opbouw meerjarencijfers en extrapolatie

De ramingen van de uitgaven voor het begrotingsjaar en elk van de jaren

(eerstvolgend extrapolatiejaar 2007) daaropvolgend bestaan uit:

+ de uitgaven die voortvloeien uit verplichtingen die zijn aangegaan tot en met het lopende begrotingsjaar of in dat jaar zullen worden aangegaan; + de uitgaven die voortvloeien uit verplichtingen die in het eerstvolgende begrotingsjaar zullen worden aangegaan + de uitgaven die voortvloeien uit verplichtingen die in de jaren volgend op het eerstvolgende begrotingsjaar moeten worden aangegaan omdat deze een technisch noodzakelijke voortzetting vormen van reeds eerdere aangegane verplichtingen + de overige verplichtingen, voortvloeiend uit bestaand beleid of afspraken op kabinets- of ministerieel niveau die in de jaren volgend op het eerstvolgend begrotingsjaar worden aangegaan;

Voor het extrapoleren van de meerjarencijfers (eerstvolgend extrapolatiejaar 2007) gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1. 
    Bij de ramingen wordt rekening gehouden met bestaande wettelijke regelingen.
  • 2. 
    Het extrapolatiejaar voor de departementale begrotingen en fondsen wordt beleidsarm geëxtrapoleerd. In alle gevallen moet het gaan om aan te gane verplichtingen en daaruit voortvloeiende uitgaven op grond van de voortzetting van bestaand of ongewijzigd beleid, of het moet gaan om uitgaven die door expliciete besluiten van de minister van Financiën of het kabinet zijn geaccordeerd. Indien bestaand beleid niet noodzakelijkerwijze impliceert dat nieuwe verplichtingen worden aangegaan (bijvoorbeeld bij projecten), dient te worden verondersteld dat geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan, tenzij is besloten om het beleid te continueren.
  • 3. 
    Voor de economische groei wordt aangesloten bij de gemiddelde ontwikkeling uit de kabinetsperiode zoals verondersteld is bij het opstellen van de uitgavenkaders.
  • 4. 
    Het extrapolatiejaar wordt kwantitatief (met prestatiegegevens) onderbouwd. Wanneer geen expliciete andersluidende afspraken bestaan dienen het volume en de prijs die ten grondslag liggen aan de ramingen, constant gehouden te worden.
  • 5. 
    Het extrapolatiejaar wordt ook kwalitatief (welke programma’s, projecten, bijdragen etc) onderbouwd.
  • 6. 
    De ramingen dienen te zijn gebaseerd op het in ongewijzigd tempo realiseren van meerjarige projecten.

Trefwoordenregister

 

Aanbodsturing

15

Aandelenmarkt

19, 22

Aardgasbaten

71, 87, 88, 178, 190, 223, 244, 245,

 

268

ABW

304

Accres

61, 87, 89, 187, 188, 237- 240, 252

Achterstandsgroepen

59

Algemene Rekenkamer

159, 160

Allochtonen

45, 46

AOW

27, 30, 56, 57, 65, 85, 101-103,

 

114, 115, 121, 169, 180-182, 191,

 

194, 245, 286, 304

AOW-spaarfonds

85, 101, 103, 191, 245, 285

Arbeidsinkomensquote

7, 21, 33, 34, 71, 116

Arbeidskorting

8, 10-12, 30, 35, 64, 66, 68, 113,

 

125, 128, 145

Arbeidskosten

5, 8, 11, 20, 21, 23, 33, 50

Arbeidsmarktknelpunten

208

Arbeidsmarkt

3-5, 9, 10, 12, 16, 19, 20, 21, 23,

 

30-34, 37, 42, 43, 46, 47, 51, 52,

 

55, 56, 60, 64-66, 75, 87, 96, 97,

 

113, 140, 141, 181-183, 193, 196,

 

207, 227-230, 247, 249-251, 254,

 

256, 261, 265, 281, 286, 304, 307

Arbeidsongeschikten

35, 181, 228

Arbeidsongeschiktheid

35, 229, 273, 304, 308

Arbeidsongeschiktheidsregelingen

35, 230, 307

Arbeidsparticipatie

11, 12, 56, 60, 64, 66, 141, 145,

 

228

Arbeidsproces

10, 26-28, 31-33, 35-37, 42, 45,

 

46, 50, 51, 60, 90, 140

Arbeidsproductiviteit

20, 21, 27, 44, 50, 141

Arbeidsvoorziening

253, 304

Armoedeval

11, 26, 27, 34, 35, 50, 52, 56, 60,

 

64, 68, 85, 261, 263

Asielbeleid

9, 10, 59, 163, 164

Asiel

10, 46, 55, 59, 162-164, 184, 185,

 

203-206, 236, 304

Asielzoekers

16, 55, 59, 62, 163, 164, 185, 203,

 

204, 207, 208, 234, 236, 263, 304

Auditfunctie

84

Automatische stabilisatoren

13, 76, 77, 85, 117, 279, 280, 291

AWBZ

39, 40, 65, 76, 88, 113, 116, 121,

 

264, 286, 304

Basisverzekering

15, 16, 38, 39, 58, 61, 75, 76, 195,

 

258, 286, 289

Baten-lastendienst

82, 85, 210, 212, 226

Baten-lastenstelsel

82, 85, 88, 292

BBP

5, 8, 13, 18, 25, 29-32, 40, 41, 48,

 

49, 53, 54, 56, 69-76, 85, 89, 96,

 

109, 111, 114-117, 120, 277, 279,

 

280, 284, 304, 307

Bedrijfsprocessen

78, 82, 83, 84

Bedrijfsvoering

3, 55, 78, 79, 82-85, 218, 263

Begrotingsoverschot

8, 13, 18, 26, 49, 52, 75, 76, 117,

 

279, 280, 293

Begrotingsregels

3, 4, 13, 73, 74, 77, 85, 117, 122,

 

197, 279, 280, 281, 285, 291

Begrotingssaldo

5, 23, 26, 29-31, 49, 63, 73, 85, 86

Begrotingsstelsel

3, 82

Belastingontvangsten

3, 4, 70, 85, 86, 88, 95, 101,

 

107-112, 123, 131, 159, 160-162,

 

164, 166, 169, 171, 172, 174, 176,

 

178, 180, 182, 184, 188, 190-194,

 

280, 285

Belastingramingen

4, 114

Belastingraming

4, 107

Belastinguitgaven

4, 77, 85, 123-134, 151, 289, 290,

 

291

Beleidsbegroting

3, 188, 308

Beleidscoördinatie

26

Beleidsdoelstellingen

83, 87, 164, 170, 175, 188

Beleidsintensiveringen

85, 87, 283

Beleidsonderzoek

4, 87, 95, 140, 141, 260, 306

Beleidsprioriteiten

5, 66

Beleidsprogramma

53, 57, 79

Beroepsonderwijs

42, 43, 141, 167, 265, 304, 305,

 

306, 308

BKZ

75, 88, 96, 97, 103, 286, 304

BNP

62, 185, 186, 200, 201, 235, 236,

 

262, 289, 304

Broeikasgassen

30, 48, 49, 223

Bruto Binnenlands Product

85, 89, 304, 307

Bruto Nationaal Product

235, 304

BSE

63, 179, 191, 225, 304

BTW-compensa

285

BTW-compensatiefonds

99, 103, 112, 186, 187, 238, 239,

 

240, 253, 285

BTW

71, 109, 112, 115, 131, 132, 152,

 

153, 154, 187, 188, 192, 200, 201,

 

215, 238-240, 253, 285, 288, 304

Budgettering

35, 38, 39, 85, 181, 283

CAO

86, 144, 166, 206, 263, 304

COA

203, 263, 304

Collectieve lastendruk

73, 86

Concurrentie

5, 8, 12, 15, 17, 20, 38, 40, 41, 44,

 

48, 49, 52, 66, 76, 151, 153, 154,

 

155, 170, 263, 287

Congestie

16

Conjunctuur

18, 19, 73, 85

Contractloonstijging

8, 11, 66, 68, 110, 115, 247, 255,

 

257

Criminaliteit

15, 36, 37, 57, 203, 304

Cultuur

40, 45, 99, 101, 147, 152, 167, 184,

 

208, 307

Defensie

59, 62, 84, 99, 101, 104-106, 133,

 

157, 171, 172, 185, 186, 215, 223,

 

260, 265, 269, 274, 292, 305

Deflator

69, 73, 75, 86, 96, 97, 98, 117, 118

Deregulering

42, 86, 168, 197, 306

Doelmatigheid

32, 37-41, 50, 58, 59, 62, 78, 80,

 

81, 84, 86, 131, 138, 142, 144, 145,

 

149, 170, 258, 262, 264, 265, 269

Ecologische Hoofdstructuur

48, 63, 179, 225, 226, 305

Economische groei

7, 9, 16-19, 29, 31, 44, 47-56, 71,

 

114, 115, 177, 201, 222, 294

Eigen middelen

200, 215

Eindejaarsmarge

86, 192, 196, 202, 205, 207, 209,

 

211, 214-216, 219, 221, 222, 224,

 

227, 229, 234, 252, 255, 279, 282,

 

292, 293

EMU-saldo

4, 5, 8, 13, 28-31, 49, 53, 54, 56,

 

66, 67, 70-76, 86, 95, 105, 107,

 

117, 120, 197, 279, 280, 283-285,

 

287-289, 292, 293

EMU-schuld

4, 32, 53, 54, 56, 72, 73, 86, 95,

 

275

EU-begroting

200

EU

7, 19, 25, 26, 28, 40, 46, 60, 86, 99,

 

155, 161, 172, 189, 200, 217, 223,

 

225, 235, 261, 262, 277, 305

Eurogebied

20, 21, 24

Europees Sociaal Fonds

305

Europese Unie

25, 28, 89, 99, 161, 179, 184, 185,

 

191, 200, 225, 235, 246, 305

Euro

7-10, 25-28, 33, 46-49, 86, 87, 89,

 

170, 305, 307

Evaluatieonderzoek

79-81, 290, 307

Exportsector

19, 20

FES

62, 87, 99, 101-103, 177, 189, 190,

 

193, 210, 218, 221, 243, 244, 245,

 

253, 285, 305

Financieel Jaarverslag

79, 95, 287

Financiële Perspectieven

262

Fiscale maatregelen

8, 26, 65, 77, 113

Fonds Economische Structuurversterking

Fonds Werk en Inkomen Forfaitaire rendementsheffing Geïntegreerd middelenbeheer Gemeentefonds

Gezinshereniging Gezondheidszorg

HGIS

Homogene groep Internationale

Samenwerking

IJklijn

Immigranten Inactieven

Inburgeringscursussen Indirecte belastingen Inflatie

87, 99, 101, 189, 190, 196, 242,

244, 305

60, 181

145-147, 149

63, 210, 261, 276, 292

87, 99, 183, 186-188, 232,

237-240, 252, 292, 305

16, 45

15, 39, 161, 195, 199, 231, 257,

259, 277, 286, 305

87, 99, 101, 102, 185, 186, 196,

235, 236, 285, 305

252, 306

87, 89, 96-98, 103, 182, 193, 196,

207-209, 211,212,214, 216,

219-222, 225, 228, 231, 240-242,

244-247, 249, 251, 252, 281, 286,

288

45

33

46, 47, 50, 265

21, 71, 85, 123, 131, 132

5, 8, 21,22, 69, 111, 115, 116, 145

Informatievoorziening Infrastructuurfonds

Infrastructuur

Inkomstenmeevaller Innovatie

Integratie

Integriteitsaudits Intensiveringen

Internationaal

Kabinet

Kabinetsstandpunt

Kenniseconomie

Kernmodellen

Kosten-batenanalyse

Kostprijzen

Kyoto-afspraken

Landbouwbeleid

Landbouw

Lastendruk

Lastenreserve Lastenverlichting

Lastenverzwaring

Loonbijstelling

Loonkostensubsidies Loonontwikkeling

Maatregelen Strategisch Akkoord

Marktsector

Marktwerking

Mededingingsbeleid

Meevallers

Microlastenontwikkeling

Milieubeleid Milieu

78, 83, 105, 106

87, 99, 101, 175, 188, 190, 193, 245, 254, 274, 292, 306

3, 16, 30, 32, 47, 48, 50, 62, 70, 81,

82,87, 112, 137, 150, 166, 175,

188, 189, 190, 206, 220, 227, 229,

241-244, 255, 306

13, 74, 76, 117, 279, 284

3, 41, 44, 45, 176-178, 218, 221,

222, 266, 306

3, 16, 24, 41, 43, 45, 46, 50, 52, 59,

61, 161, 165, 166, 174, 184, 200,

203, 205, 255, 256, 265, 307

84

13, 29, 30, 53-55, 71, 74, 163, 166,

168, 192, 240, 279, 280, 283, 293

5, 19, 37, 40, 41, 49, 62, 133, 157,

167, 171, 177, 179, 184, 185, 215,

222, 234, 267, 277, 306

5, 8-18, 22, 23, 27-36, 38, 43,

45-60 64-66, 69-70, 73-79, 82, 84,

89, 99, 101, 107, 114, 115,

117-119, 159, 160, 164, 172, 173,

175, 187, 189, 194, 195, 197, 206,

208, 220, 229, 230, 237, 242, 248,

253, 256, 258-260, 262, 264, 265,

280-284, 286, 294

84, 260-265, 266 25, 41

83

81, 82

86

49

25, 261, 262, 266, 305

25, 47, 48, 63, 99, 101, 127, 133,

136, 139, 140, 154, 157, 161, 178,

179, 180, 185, 199-200, 225, 226,

261, 269, 273, 306

39, 44, 58, 124, 125, 127, 128, 134,

140, 145, 258, 279, 293

65, 118, 283, 284, 289

9-13, 29, 30, 57, 65-68, 71, 74, 76,

85, 88, 113, 117, 118, 279, 280, 283, 284

8, 12, 13, 57, 66, 71, 76, 118, 282, 283

88, 202, 205, 207, 211, 214, 219, 224, 227, 231, 241, 242, 247, 257 30, 34

5, 8, 9, 22, 61, 66, 68, 207, 209,

248, 257, 258

12

8, 21, 34, 37, 43, 69, 247

39, 176, 222, 306, 307

44

52, 55, 86, 117, 280, 283

65, 88, 107, 116, 118, 280, 283,

288, 289, 306

17, 48, 306

3, 10, 11, 16, 17, 25, 30, 47-49, 63,

MLO

Mobiliteit

Motorrijtuigenbelasting

NAFTA

Natuur en milieu

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Normeringssystematiek

Numerus fixus

Ombuigingen

Omzetbelasting

Onderwijs

Onderzoek en ontwikkeling Onroerende zaken Ontwikkelingshulp Openbaar vervoer

Ouderschapsverlof

Overdrachtsbelasting

Overheidsfinanciën

Overheidsinkomsten

Overheids

Overheidsschuld

OZB

Pensioenfondsen

PGB

Politie

PPS

Premiedifferentiatie

Premieontvangsten

Prestatiegegevens

Preventie

Prijsbijstelling

Prijsconcurrentiepositie Provinciefonds

Provincie

Reële uitgavenkader Reïntegratiebeleid

65,99, 101, 108, 113, 124, 127,

131, 136, 138, 139, 155-157, 172,

173, 176, 185, 190, 217, 236, 237,

251, 253, 261, 270, 285, 306, 307,

308

70, 88, 116, 117, 118, 283, 284,

289, 306

10, 16, 43, 47, 62, 87, 144, 175,

189, 190, 192, 196, 244, 245, 251

108-111, 131, 133, 156, 157, 306

306

63

162

10, 186, 187, 240

38, 55, 207

9, 29, 30, 49, 86, 87, 177, 185, 194,

195, 240, 283, 287

108-111, 115, 132, 133, 152, 153,

240

3, 9, 10, 14, 16, 30, 32, 37, 41-45, 47, 50, 52, 55, 56, 58, 59, 61, 68, 70, 75, 78, 87, 88, 99, 101, 127, 141, 149, 161, 166-168, 179, 184, 192, 196, 199, 207-209, 225, 236, 237, 251, 261, 263, 264, 293, 307, 308

44

113, 170, 213

62, 270

16, 62, 152, 156, 175, 188, 189, 220, 240, 251, 253, 262, 285 124, 126, 127

108, 111, 113, 131, 133, 157 12, 28, 33, 49, 64, 89

18, 29, 30, 31 27

5, 8, 13, 27, 32, 49, 52, 53, 56, 73 65, 186, 218, 237, 307

9, 22, 24

40, 257, 258, 307

4, 9, 15, 25, 30, 37, 43, 50, 57, 59, 61, 77, 95, 104-106, 133, 153, 156, 157, 164-166, 170, 184, 185, 205, 206, 215, 240, 260, 306

32, 243, 307

36, 38, 307

4, 88, 89, 95, 116, 213

79, 80, 81, 89, 290, 294, 307

162

63, 89, 192, 196, 207, 214, 218, 219, 221, 229, 234, 241-243, 249, 250, 255, 257

19, 20, 31

10, 30, 61, 89, 99, 187, 188, 239, 240, 252, 292, 307

17, 48, 63, 88, 89, 179, 187, 188, 239, 240, 252, 262, 293

86, 89 10, 30, 35

Reïntegratie

Regelgeving Rentelasten

Rente-uitgaven Replacement rate Rijksbegroting

Ruimtelijke ordening

RWT

Schuldreductie

Shared services

Sociale cohesie

Sociale partners

Sociale zekerheid en arbeidsmarkt

Sociale Zekerheid

Spaarloon

Staatsvermogen Stabiliteits- en Groeipact Stabiliteitsprogramma Strategisch Akkoord

Structuurbeleid

Studiegroep Begrotingsruimte

Subsidie

SUWI

Tariefdifferentiatie Technologiebeleid Technologie

Tegenvallers

Toelatingsbeleid

10, 26, 35, 60, 181, 185, 206, 228,

230, 261, 286

15, 32, 39, 51, 79, 154, 173, 261

27, 53, 54, 70, 169, 190, 209, 210, 245

53, 63, 70, 210

28, 29

3, 13, 74, 75, 85-89, 95, 97, 191-193, 196, 198-200, 202, 203, 205, 207-212, 214, 216, 217, 219-222, 224, 225, 227, 228, 231, 232, 234, 235, 237-239, 241, 242, 247, 249, 251, 252, 254, 279-283, 285, 286, 307

3, 10, 17, 47, 63, 306 63, 103, 210, 292, 307 85

262, 264

183, 232

8, 22, 23, 36, 50, 66, 77, 258

13, 60, 74, 85, 88, 89, 95, 286

4, 10, 23, 28, 30, 33, 60, 70, 75, 88, 96, 97, 121, 192, 193, 194, 196,

227, 228, 247, 249-252, 256, 281, 282, 286, 297, 307

10, 11,30, 66, 68, 113, 125, 126, 127, 128, 130

267, 268, 272

26, 28, 89

89

3, 8-14, 17, 22, 27, 29-32, 51, 52,

54, 56-59, 61-63, 65-67, 69, 71-76, 78, 79, 82, 84, 107, 113, 117, 118, 125, 126, 160, 163, 166, 168, 172, 173, 175-179, 181, 182, 185, 186, 187, 190, 192, 196, 197, 203, 204, 209, 213, 215, 218, 220, 223, 225, 229, 230, 232, 237, 240, 242, 243, 245, 250, 252, 258, 265, 279, 281, 287, 289, 307

25, 27, 261

55, 74, 283, 288

11, 30, 34, 35, 45, 63, 66, 68, 70, 85, 113, 125, 128, 140, 142, 149, 173, 175, 176, 178, 181, 197, 213, 216-221, 223, 231, 234, 243, 257, 260, 262, 264, 286, 288-291, 306 55, 182, 192, 193, 229, 253, 307 133, 155

44, 45, 142, 266

44, 45, 49, 63, 82, 142, 177, 194,

195, 305, 306

10, 12, 13, 23, 52, 53, 56, 57, 62,

66, 69, 71, 72, 74, 75, 76, 85, 89,

117, 196, 199, 200, 202-205,

207-212, 216, 217, 224, 225, 227,

228, 234, 238, 239, 247, 249, 250, 251, 254, 256, 257, 283, 284, 289, 293

45

Transactiebasis

Trendmatig begrotingsbeleid Uitgavenkader

Uitgavenplafond

Uitgavenreserve Uitgaventoetsing Uitverdieneffecten Veiligheid

Veiligheidsbeleid Vergrijzing

Verkiezingen

Vermogenseffecten

Verzekeringsstelsel

Volkshuisvesting

Voorjaarsnota

Vorderingensaldo

Vraagsturing

Vredesoperaties

VUT

Wachtlijsten

WAO

Welvaart

Welvaartsgroei

Werkgelegenheid

Werkgelegenheidsbeleid Werkloosheid

Wet Sociale Werkvoorziening

Wet voorzieningen gehandicapten

Woningbouw

WOZ

WTZ

WW

Ziekenfonds Ziekteverzuim Zorgaanbod Zorg

71, 86, 99, 101, 107, 112, 115, 118,

123-128, 132, 133

89

5, 8, 70, 73, 87, 88, 89, 95, 97, 98,

181, 182, 197, 212, 231, 232, 247, 249, 253, 257, 258, 280, 285-288, 291, 292, 294

3, 13, 26, 52, 53, 55, 73-76, 89,

197, 279, 280, 283, 285, 286

63, 65, 74, 89, 96-98, 279, 293

76, 97, 98

8, 13, 31, 52, 71

3, 9, 10, 14, 15, 25, 30, 36, 50, 52,

53, 55-57, 61-63, 70, 75, 78, 156,

163-166, 172, 174-176, 178, 179,

184, 185, 189, 191, 192, 196, 200,

205, 206, 215, 225, 251, 293, 305

15, 37, 50, 57, 62, 163

8, 9, 16, 17, 23, 26-28, 33-35, 37, 39, 49, 50, 53, 56, 64, 195

53, 54

19, 22

15, 38, 286

99, 101, 217, 308

55, 90, 107, 109, 187, 238, 239,

240, 242, 281, 292, 293

18, 86

15, 38, 40, 52, 286

62, 186, 234, 236

28, 308

9, 37-40, 55, 257, 258

10-12, 26, 27, 30, 35, 36, 43, 50,

60, 65-68, 76, 103, 113, 116, 121,

182, 193, 194, 256, 286, 308 47-49

50

7, 19, 20, 22, 25-29, 31, 33, 44, 87,

90,99, 101, 111, 140, 141, 142,

144, 152, 180, 181, 183, 185, 193,

194, 228, 232, 259, 305, 308

25, 26

5, 8, 9, 19, 23, 31, 33, 45, 66, 69,

85, 87, 193, 304, 308

308

61, 181, 230 48

308

88, 113, 119, 285, 289, 308

30, 35, 60, 194, 229, 230, 256, 286,

308

12, 38, 67, 76, 308

44

15, 38, 39

3-5, 9-16, 22, 23, 25, 27, 30, 32,

35-44, 49, 50, 52-61, 65, 66, 68,

70, 74-76, 78, 80, 85, 88, 89, 95,

97, 103, 113-116, 121, 147,

162-165, 168, 173, 180-183, 186,

192-196, 202, 204, 206, 208, 213,

215, 217, 218, 225, 228, 229,

231–233, 242, 247, 249, 251, 252, 255, 257–259, 263–265, 273, 276, 279, 281, 282, 286–288, 292, 293, 304 Zorgstelsel                                                   15, 16, 30, 37, 38, 56, 57, 61, 64,

65, 118, 183, 194, 251, 252

Lijst van gebruikte afkortingen

ABP

ABW

AKW

AMA

AMVB

AMW

ANW

AOF

AOK

AOW

APB

ARBVO

AVI’s

AWBZ

AWF

AZ

BANS

BBE

BBP

BEW

BIKK

BKWI

BKZ

BLS

BNP

BOR

BPM

BSE

BTW

BUZA

BVE

BZK

CAO CARDS

CBS

CDM

CDV

CEP

CFI

CJIB

COA

CPB

CRIEM

CW

CWI

DAC

Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds Algemene Bijstandswet Algemene Kinderbijslagwet Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker Algemene Maatregel van Bestuur Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene Nabestaandenwet Arbeidsongeschiktheidsfonds Arbeidsongeschiktheidskas Algemene Ouderdomswet Algemene Politieke Beschouwingen Arbeidsvoorziening Afvalverbrandingsinstallaties Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Algemeen Werkloosheidsfonds Ministerie van Algemene Zaken Bestuursakkoord nieuwe stijl Bijzonder Bijstandseenheid Bruto Binnenlands Product Bevordering Eigen Woningbezit Bijdrage in de Kosten van de Kortingen Bureau Ketenbeheer en Arbeidsmarktbeleid Budgettair Kader Zorg Baten- en lastenstelsel Bruto Nationaal Product Bereikbaarheidsoffensief Randstad Belasting op Personenauto’s en Motorrijwielen Bovine Spongiforme Encephalopathie Belasting Toegevoegde Waarde Ministerie van Buitenlandse Zaken Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Collectieve Arbeidsovereenkomst Community Assistance to Reconstruction Development and Stabilisation Centraal Bureau voor de Statistiek Clean Development Mechanism Competitieve Dienstverlening Centraal Economisch Plan Centrale Financiën Instellingen Centraal Justitieel Incassobureau Centraal orgaan Opvang Asielzoekers Centraal Planbureau

Criminaliteit in relatie tot etnische minderheden Comptabiliteitswet Centra voor Werk en Inkomen Development Assistance Committee

DBC

DGW&T

DJI

DNB

DTC’s

DTO

EBN

EBRD

EC

ECU

EET

EHS

EIA

EIB

EIF

EINP

EK

EKI

EMU

EOF

EOR

EP

EPK

EPR

ESF

ESCB

ESR

EU

EUR

EVC

EVDB

EWLW(-banen)

EZ FARBO

FDA

FES

FIDO

FINLO

FOR

FTE’s

FV

FWI

GAVI

GEF

GF

GGZ

GLB

GOM

GVI

HBO

HGIS

HIPC

HSL

ID-banen

IB

Diagnose Behandel Combinaties Directie Gebouwen Werken & Terreinen Dienst Justitiële Inrichtingen De Nederlandsche Bank Dutch Treasury Certificates Defensie Telematica Organisatie Energie Beheer Nederland

European Bank for Reconstruction and Development Europese Commissie European Currency Unit

Economie, Ecologie en Technologieprogramma Ecologische Hoofdstructuur Energie-investeringsaftrek Europese Investeringsbank European Investment Fund

Energievoorzieningen in de non-profit- en bijzondere sectoren

Eerste Kamer der Staten-Generaal Exportkredietverzekering en Investeringsgaranties Economische en Monetaire Unie Europees Ontwikkelingsfonds Evaluatieoverzicht Rijskoverheid Europees Parlement Energieprestatiekeuring Energiepremieregeling Europees Sociaal Fonds Europees Stelsel van Centrale Banken Europees systeem van nationale en regionale rekeningen Europese Unie Euro

Elders verworven competenties Europees Veiligheids- en Defensiebeleid Extra Werkgelegenheid voor Langdurig Werklozen; ook wel instroom- en doorstroombanen Ministerie van Economische Zaken Faciliteit willekeurige afschrijving arbo-bedrijfsmiddelen Fondo Desaroyo Aruba Fonds Economische Structuurversterking Financiering Decentrale Overheden Financiering Loopbaanonderbreking Fiscale Oudedagsreserve Full-time equivalents Financiële Vooruitzichten Fonds voor werk en inkomen Global Alliance for Vaccines and Immunisation Global Environmental Facility Gemeentefonds Geestelijke Gezondheidszorg Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Garantiefaciliteit Opkomende Markten Gezinsvoogdij-instellingen Hoger Beroepsonderwijs

Homogene Groep Internationale Samenwerking Heavely Indebted Poor Countries Hoge Snelheidslijn Instroom- en Doorstroombanen Inkomstenbelasting

IBO ICT IDA IHS IMF IND INTERREG

IPO

IPSV

IS

ISAF

ISF

ISV

IW&V

JI

JSF

KLPD

KMar

KNMI

KPN

KSG

KTV’s

LB

LEF

LISV

LNV

LVB

MBO

MDW

MEV

MIA

MIF

MIT

MKB

MKZ

MLO

MN

MRB

MOOZ

NAFTA

NAVO

NGO

NIB

NIO

NLG

NMP

NNI

NOB

NOC/NSF

NS NVM NVVP NWI

Interdepartementaal beleidsonderzoek Informatie- en Communicatietechnologie International Development Association Individuele Huursubsidie Internationaal Monetair Fonds Immigratie- en Naturalisatiedienst Programma voor transnationale samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening Interprovinciaal Overleg Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing Internationale Samenwerking International Security Assistance Force Infrastructuurfonds Investeringen stedelijke vernieuwing Inspectie Gezondheidsbescherming, Waren en Veterinaire Zaken Joint Implementation Joint Strike Fighter Korps Landelijke Politiediensten Koninklijke Marine

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut Koninklijke PTT Nederland Koninklijke Schelde Groep Kas-transactieverschillen Loonbelasting Landbouw Egalisatiefonds Landelijk instituut voor Sociale Verzekeringen Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig Middelbaar Beroepsonderwijs

Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit Macro-Economische Verkenning Milieu-investeringsaftrek

Multilateraal Investeringsfonds voor Latijns Amerika Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport Midden- en Kleinbedrijf Mond- en klauwzeer Microlastenontwikkeling Miljoenennota Motorrijtuigenbelasting

Medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden North American Free Trade Organisation Noord-Atlantische Verdragsorganisatie Niet-gouvernementele organisaties Nationale Investeringsbank

Nationale Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

Nederlandse Gulden Nationaal Milieubeleidsplan Netto Nationaal Inkomen Nederlands Omroepproduktie Bedrijf Nederlands Olympisch Comité/Nederlandse Sport Federatie

Nederlandse Spoorwegen Nederlandse Vereniging van Makelaars Nationaal Verkeer en Vervoersplan Niet-Winstbeogende Instelling

NWO                            Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek

OALT                            Onderwijs in Allochtone Levende Talen

O&O                             OnderzoekenOntwikkeling

O&S-fonds                  Ontwikkelings- en Saneringsfonds

OCenW (OCW)            Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen

ODA                             Official Development Aid

OECD (OESO)             Organization for Economic Co-Operation and

Development

OLAF                            Office Européen de Lutte Anti-Fraude

OM                               Openbaar Ministerie

OOW                            Overheidspersoneel Onder Werknemersverzekeringen

OPL                              Overige Publiekrechtelijke Lichamen

OS                                Ontwikkelingssamenwerking

OV                                Openbaar vervoer

OZB                              Onroerende-zaakbelastingen

pBBP                            Prijsontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product

PEMBA                        Premiedifferentiatie en Marktwerking bij Arbeidsongeschiktheidsregelingen

PF                                 Provinciefonds

PGB                              Persoonsgebonden budget

PKB                              Planologische Kernbeslissing-Procedure

pNB                              Prijsontwikkeling van de Nationale Bestedingen

pNNI                            Prijsontwikkeling van het Netto Nationaal Inkomen

PO                                Primair Onderwijs

PPS                              Publiek Private Samenwerking

PSA                              Public Service Agreements

PVK                              Pensioen-enVerzekeringskamer

RA                                Regeerakkoord

RAD                             Rijksarchiefdienst

RBG                             Rijksbegroting

RBV                              Regeling Beëindiging Veehouderijtakken

RDR                              Rijksdienst voor Radiocommunicatie

REA                              Reintegratie arbeidsgehandicapten

REB                              Regulerende Energiebelasting

RGD                             Rijksgebouwendienst

RIB                               Railinfrabeheer

RIO                               Regionaal Indicatie Orgaan

RIVM                            Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RPE                              Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek

Rijksoverheid

RSP                              Regeling schoonmaakdiensten particulieren

RVD                              Rijksvoorlichtingsdienst

RVR                              Raad voor Vastgoed Rijksoverheid

RVV                              Rijksdienst voor dekeuring van Veeen Vlees

RWT                             Rechtspersonen met een wettelijke taak

SA                                Strategisch Akkoord

S&O                             Speur-enOntwikkelingswerk

SCP                              SociaalenCultureel Planbureau

SENO                           Stichting Economische Samenwerking Nederland

Opkomende Markten

SER                              Sociaal Economische Raad

SHORAD                      Short Range Air Defence

SIOD                            Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

SPAK                            Specifieke Afdrachtskorting

SUWI                           Structuur Uitvoering Werk enInkomen

SWAB                          Samen Werken aan Bereikbaarheid

SZA                              Sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

SZW

TK

TNO

TPG

UMTS

UWV

VAMIL

VBTB

V&W

VIJNO

VINEX

VLW

VMBO

VN

VNG

VO

VOB

Vpb

VROM

VSN

VT

VUT

VVE

VVTV

VWS

Wajong

WAO WAZ

WBK

WBO

WGF

WIW

WKA

WKK

WOZ

WRR

WSF

WSW

WTO

WTS

WTZ

WVG

WW

XTC

ZFW

ZM

ZMOK

ZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Tweede Kamer der Staten-Generaal Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek TNT Post Group

Universal Mobile Telecommunications System Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording Ministerie van Verkeer en Waterstaat Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra Vermindering Langdurig Werklozen Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs Verenigde Naties

Vereniging van Nederlandse Gemeenten Voortgezet Onderwijs Voorontwerp van begroting Vennootschapsbelasting Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Verenigd Streekvervoer Nederland Verticale Toelichting Vervroegde Uittreding Vroeg- en voorschoolse educatie Voorlopige Vergunning tot Verblijf Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

Wet Basisvoorziening Kinderopvang Woning Behoeften Onderzoek Wachtgeldfonds

Wet Inschakeling Werkzoekenden Wet Koppeling met afwijkingsmogelijkheid Warmtekrachtkoppeling Wet Waardering Onroerende Zaken Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid Wet op de Studiefinanciering Wet Sociale Werkvoorziening World Trade Organization Wet Tegemoetkoming Schade bij rampen Wet Tarieven Ziektekosten Wet Voorzieningen Gehandicapten Werkloosheidswet Ecstacy Capsule Ziekenfondswet Zittende Magistratuur Zeer moeilijk opvoedbare kinderen Ziektewet

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.