Financiële verantwoording van het Ministerie van Defensie (X) - Financiële verantwoordingen over het jaar 2001

Deze financiële verantwoording is onder nr. 22 toegevoegd aan dossier 28380 - Financiële verantwoordingen over het jaar 2001.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Financiële verantwoordingen over het jaar 2001; Financiële verantwoording van het Ministerie van Defensie (X) 
Document­datum 05-06-2002
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST59613
Kenmerk 28380, nr. 22
Van Defensie (DEF)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2001–2002

28 380

Financiële verantwoordingen over het jaar 2001

Nr. 22

FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X) OVER HET JAAR 2001

Deze financiële verantwoording van het ministerie bestaat uit:

– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, voorzien van een toelichting; – de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 2001,

voorzien van een toelichting.

De financiële verantwoordingen van de baten-lastendiensten

– Defensie Telematica Organisatie en

– Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen.

bestaan uit:

– de rekening van baten en lasten, voorzien van een toelichting;

– de rekening van kapitaaluitgaven en -ontvangsten, voorzien van een toelichting en – de balans per 31 december 2001, voorzien van een toelichting.

Den Haag, 5 juni 2002

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

Staat behorende bij de Financiële verantwoording over het jaar 2001

Rekening 2001

Ministerie van Defensie (X)

Onderdeel uitgaven en verplichtingen

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verplichtingen

EUR1000

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Uitgaven

Verplichtingen

Uitgaven

Verplichtingen

EUR1000

EUR1000

EUR1000

EUR1000

Uitgaven

EUR1000

01

02

03

04

05

06

08

20 21 22 23 24 25 26 27 28 29

01

02

20 21 22

20 21 22

20 22

20 22

01 02 04

05

TOTAAL

Algemeen

Personeel en materieel

Subsidies en bijdragen

Geheime uitgaven

Internationale verplichtingen

Garanties

Milieumaatregelen

Technologie-ontwikkeling

Loonbijstelling

Prijsbijstelling

Overige departementale uitgaven

Pensioenen en uitkeringen

Wachtgelden burgerpersoneel en inactiviteitswedden militair personeel

Militaire pensioenen en uitkeringen

Koninklijke marine

Personeel en materieel Subsidies en bijdragen Investeringen groot materieel en infrastructuur

Koninklijke landmacht

Personeel en materieel Subsidies en bijdragen Investeringen groot materieel en infrastructuur

Koninklijke luchtmacht

Personeel en materieel Investeringen groot materieel en infrastructuur

Koninklijke marechaussee

Personeel en materieel Investeringen groot materieel en infrastructuur

Multi-service projecten en activiteiten

Luchtmobiele brigade Vredesoperaties Overige uitgaven Internationale Samenwerking

Efficiencybesparing/kwaliteits-verbetering

 
 

6 616 661

 

7 192 191

 
 

545 858

 

395 167

 

141 922

136 956

184 842

176 417

42 920

70 761

70 761

81 701

73 595

10 940

499

499

908

908

409

65 605

69 825

62 827

62 442

  • 2 778

00000

6 321

6 321

5 553

2 669

  • 768

10 181

12 727

7 479

14 244

  • 2 702

142 009

142 009

0

0

  • 142 009

62 574

62 574

0

0

  • 62 574

43 857

44 185

797 650

62 663

64 892

860 894

18 806

575 530

150 691

39 461

2 834

409

  • 7 383

0

  • 3 652 1 517

142 009

  • 62 574

20 707

63 244

 

00000

0

797 650

797 650

860 862

860 894

63 212

63 244

 

1 289 508

 

1 449 626

 

160 118

906 905

911 748

1 038 862

1 041 182

131 957

129 434

219

219

220

220

1

1

366 813

377 541

319 928

408 224

  • 46 885

30 683

 

2 017 843

 

2 268 494

 

250 651

1 624 569

1 639 109

2 097 207

1 829 007

472 638

189 898

866

866

878

878

12

12

980 965

377 868

1 035 783

438 609

54 818

60 741

 

1 139 779

 

1 236 291

 

96 512

935 297

890 871

1 229 864

1 002 312

294 567

111 441

597 694

248 908

346 106

233 979

  • 251 588
  • 14 929
 

274 823

 

285 971

 

11 148

235 609

235 308

277 264

265 834

41 655

30 526

40 474

39 515

23 369

20 137

  • 17 105
  • 19 378
 

326 297

 

426 020

 

99 723

26 775

147 754

32 438

138 022

5 663

  • 9 732

154 299

154 299

199 158

198 290

44 859

43 991

42 965

42 965

44 364

44 329

1 399

1 364

  • 18 721
  • 18 721

0

0

18 721

18 721

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verplichtingen

Uitgaven

Verplichtingen

Uitgaven

Verplichtingen

EUR1000

EUR1000

EUR1000

EUR1000

EUR1000

Uitgaven

EUR1000

06         EVDB-fonds

09                          Defensie Interservice Commando

02         Personeel en materieel

03         Investeringen groot materieel en infrastructuur

53 670

45 379

53 670

45 379

 
 

224 903

 

269 728

 

44 825

207 277

207 277

274 249

253 242

66 972

45 965

15 826

17 626

16 079

16 486

253

  • 1 140

Mij bekend,

De Minister van Defensie,

0

0

Staat behorende bij de Financiële verantwoording over het jaar 2001

Rekening 2001

Ministerie van Defensie (X)

Onderdeel ontvangsten

(1)

(2)

(3) =(2)-(1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Ontvangsten

EUR1000

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Ontvangsten

EUR1000

Ontvangsten

EUR1000

TOTAAL

192 312

281 818

89 506

01                 Algemeen

20     Verrekenbare ontvangsten

21     Niet-verrekenbare ontvangsten

02                 Pensioenen en uitkeringen

01     Verrekenbare ontvangsten

02     Niet-verrekenbare ontvangsten

03                 Koninklijke Marine

20     Verrekenbare ontvangsten

21     Niet-verrekenbare ontvangsten

04                 Koninklijke Landmacht

20     Verrekenbare ontvangsten

21     Niet-verrekenbare ontvangsten

05                 Koninklijke Luchtmacht

20     Verrekenbare ontvangsten

21     Niet-verrekenbare ontvangsten

06                 Koninklijke Marechaussee

20     Verrekenbare ontvangsten

21     Niet-verrekenbare ontvangsten

08                 Multi-service projecten en activiteiten

02     Ontvangsten naar aanleiding van vredesoperaties

03     Overige ontvangsten Internationale Samenwerking

09                 Defensie Interservice Commando

02     Verrekenbare ontvangsten

03     Niet-verrekenbare ontvangsten

19 914

19 596 318

1 860

681 1 180

47 115

46 162 953

55 928

52 575 3 353

35 032

31 538

3 494

4 588

4 315 272

6 716

1 407

5 309

21 159

21 159

0

9 981

6 626

3 355

2 069

1  509 560

50 107

47 447

2 660

82 462

77 068 5 394

43 104

37 683 5 421

5 362

4 405 957

61 858

54 953

6 905

26 875

26 741 134

-9 933

12 970 3 037

209

828 - 620

2 992

1 285

1  707

26 534

24 493

2 041

8 072

6 145 1 927

774

90 685

55 142

53 546

1 596

5 716

5 582 134

Mij bekend,

De Minister van Defensie,

Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001

Rekening 2001

Ministerie van Defensie (X)

Onderdeel baten-lastendiensten (in EUR1000)

(1)

(2)

(3) =(2)-(1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

 

ealisatie

Verschil realisatie en

 

oorspronkelijk vastge-

 

stelde begroting

270 517

49 254

261 079

42 811

9 438

6 443

19 353

1 202

32 607

  • 428

01

02

Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie

Totale baten Totale lasten Saldo van baten en lasten

Totale kapitaalontvangsten Totaal kapitaaluitgaven

Baten-lastendienst Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen

Totale baten Totale lasten Saldo van baten en lasten

221 263

218 268

2 995

18 151 33 035

72 559

72 287

272

84 482 86 838 - 2 356

11 923 14 551 - 2 628

Totale kapitaalontvangsten Totaal kapitaaluitgaven

3 630 10 255

7 389 11 079

3 759 824

De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op 1000 Euro)

Mij bekend,

De Minister van Defensie,

INHOUDSOPGAVE VAN DE FINANCIËLE VERANTWOORDING 2001

Blz.:

Blz.:

Algemene toelichting

  • 1. 
    Inleiding
  • 2. 
    Leeswijzer
  • a. 
    Euroconversie
  • b. 
    Norm bij het verklaren van verschillen
  • c. 
    Verwijzing naar suppletore begrotingen 2001
  • 3. 
    Beleidsprioriteiten
  • a. 
    Versterking van de Europese militaire capaciteiten in 2001 (EVDB)
  • b. 
    Investeren in personeel: prioriteiten van het personeelsbeleid
  • c. 
    Uitvoering Defensienota 2000: wat heeft Defensie gedaan in 2001?
  • 4. 
    Motie Melkert/Werkgroep van Zijl
  • a. 
    Gevechtskracht/overhead
  • b. 
    Vredesoperaties
  • 5. 
    Aanbevelingen Werkgroep Financiële Verantwoordingen
  • a. 
    Werving en selectie
  • b. 
    Investeringscyclus
  • c. 
    Brandstof en energiegebruik
  • 6. 
    Defense Capabilities Initiative
  • 7. 
    Het totale realisatiebeeld
  • 8. 
    Bedrijfsvoering
  • a. 
    Informatievoorziening
  • b. 
    Evaluaties en audits
  • c. 
    Financieel beheer
  • d. 
    Stand van zaken Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid (VIR)
  • e. 
    Rechtmatigheidsonderzoek 2000 van de Algemene Rekenkamer
  • f. 
    Financiële informatiesystemen
  • 9. 
    Invoering Euro
  • 10. 
    Misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O)
  • 11. 
    Actieplan professioneel inkopen en uitbesteden
  • 12. 
    Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording

14 16 16 17

18 18 20 21 21 22 23 23 23 24

26

26 27 27 28 29 29

Artikelsgewijze toelichting

Verplichtingen en uitgaven

– Beleidsterrein Algemeen

– Beleidsterrein Pensioenen en uitkeringen

– Beleidsterrein Koninklijke Marine

– Beleidsterrein Koninklijke Landmacht

– Beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht

– Beleidsterrein Koninklijke Marechaussee

– Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten

– Beleidsterrein Defensie Interservice Commando

Ontvangsten

– Beleidsterrein Algemeen

– Beleidsterrein Pensioenen en uitkeringen

– Beleidsterrein Koninklijke Marine

– Beleidsterrein Koninklijke Landmacht

– Beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht

– Beleidsterrein Koninklijke Marechaussee

– Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten

– Beleidsterrein Defensie Interservice Commando

Baten-lastendiensten

– Defensie Telematica Organisatie

– Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen

Saldibalans per 31 december 2001

Bijlagen

– Voorbeeldmededeling over de bedrijfsvoering

– De wijze en de mate van inzet bij de vredesoperaties

– Ramingskengetallen

– Defense Capabilties Initiative (DCI)

– Afkortingenlijst

31 44 45 64 80 93 98 105

123 124 124 126 127 128 129 130

131 143

159

178 181 191 208 220

8

9

  • 1. 
    INLEIDING

Met deze financiële verantwoording wordt verantwoording afgelegd over de besteding van de begrotingsgelden in 2001. In totaal gaat het om een bedrag van 7,2 miljard aan uitgaven, 8,2 miljard aan verplichtingen en 0,3 miljard aan ontvangsten. De financiële verantwoording van Defensie is opgebouwd uit twee delen: de rekening met een algemene en een arti-kelsgewijze toelichting inclusief de verantwoording van de baten-lasten-diensten en de saldibalans met een toelichting.

In deze algemene toelichting wordt, na de leeswijzer, samenvattend en in hoofdlijnen ingegaan op de beleidsprioriteiten zoals opgenomen in de beleidsagenda van de begroting 2001, de in de Motie Melkert/Werkgroep van Zijl genoemde onderwerpen gevechtskracht/overhead en vredesoperaties, de aanbeveling van de werkgroep «Financiële verantwoordingen», het totale realisatiebeeld, een aantal bedrijfsvoeringsaspecten en voorts, naast Misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), het actieplan «Professioneel inkopen en uitbesteden» en VBTB.

In de artikelsgewijze toelichting worden de realisatiecijfers vergeleken met de begrotingsramingen. Dit gebeurt op het niveau van beleidsterrein, begrotingsartikel en begrotingsressort. Hierna volgen de rekeningcijfers van de baten-lastendiensten. De financiële verantwoording sluit af met een vijftal bijlagen: een «Voorbeeldmededeling over de Bedrijfsvoering», een nadere toelichting bij de wijze en de mate van inzet bij de vredesoperaties, Defence Capabilities Initiative (DCI), geraamde en gerealiseerde ramingskengetallen en tenslotte een afkortingenlijst.

  • 2. 
    LEESWIJZER
  • a. 
    Euroconversie

Hoewel de ontwerpbegroting in guldens is opgesteld en de realisatie in guldens heeft plaatsgevonden, is de verantwoording over het begrotingsjaar 2001 in euro’s opgesteld. Dit kan betekenen dat als gevolg van de omrekening van de guldensbedragen naar euro’s afrondingsverschillen voor kunnen komen.

  • b. 
    Norm bij het verklaren van verschillen

Voor het toelichten van verschillen tussen begroting en realisatie op het niveau van de artikelonderdelen zijn de volgende normen gehanteerd:

Norm bij het verklaren van verschillen

Voor begrotingsbedragen                                                                                            Verschillen

Tot 10 miljoen                                                                     > 20% en minimaal 0,5 miljoen vanaf 10 miljoen                                                                                                 > 2,5 miljoen

De normkeuze houdt in dat alleen verschillen die de aangegeven (absolute of relatieve) omvang te boven gaan worden toegelicht. Om redenen van politieke of beleidsrelevantie zijn in enkele gevallen ook kleinere verschillen toegelicht.

  • c. 
    Verwijzingen naar suppletore begrotingen 2001

Tijdens de uitvoering van de begroting 2001 is de Tweede Kamer al over het merendeel van de mutaties geïnformeerd door middel van een tweetal suppletore begrotingen. Voor een meer uitvoerige toelichting op het betrokken deel van de gerealiseerde verschillen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij deze begrotingen:

  • eerste suppletore begrotingswijziging (samenhangende met de Voorjaarsnota): Wet van 27 september 2001, Stb. 497;
  • tweede suppletore begrotingswijziging (samenhangende met de Najaarsnota): Wet van 31 januari 2002, Stb. 151.
  • 3. 
    BELEIDSPRIORITEITEN
  • a. 
    Versterking van de Europese militaire capaciteiten in 2001 (EVDB)

De versterking van de Europese militaire capaciteiten is de eerste speerpunt van het defensiebeleid. Tegen die achtergrond heeft Defensie in 2000 en 2001 ruimte gecreëerd op het artikel 08.06 EVDB-fonds. Met de ter beschikking staande gelden, initieel 136,1 miljoen is de uitvoering van een aantal projecten voorzien. Naast deze voorziening is door een herschikking van fondsen binnen de begroting nog een bedrag, verdeeld over een aantal jaren, van 181,5 miljoen vrijgemaakt voor dit doel. De Kamer is zowel in zijn algemeenheid (brief D2001001952 dd 25 juni 2001) als specifiek over de voortgang van een aantal EVDB-projecten ingelicht.

Met Duitsland is een overeenkomst getekend over de Nederlandse bijdrage aan de versterking van de Duitse luchttransportcapaciteit in ruil voor trekkingsrechten. De overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk over de samenwerking inzake het «role 3» veldhospitaal is eveneens ondertekend. De Koninklijke Landmacht werkt sinds december jl. aan de versterking van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps. Met de uitvoering van de plannen voor de omvorming van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps in een High Readiness Forces Land Headquarters (HRF (L)HQ 1(GE/NL)Corps) is in 2001 begonnen; de eerste contracten voor het Titaan-project zijn afgesloten. De Nederlandse deelneming aan het Sostar-ontwikkelingsprogramma ligt op schema.

Conform de motie Van den Doel-Zijlstra-Van ’t Riet worden de commandofaciliteiten op het tweede amfibische transportschip volledig gefinancierd; de gesprekken over internationale co-financiering gaan intussen door. Voor het tweede project dat de motie noemt, de versterking van de KMAR-capaciteit voor internationale politiemissies, is een maatregel met meerjarige budgettaire effecten getroffen. Het EVDB-fonds wordt verder gebruikt voor de versnelde invoering van een defensiebreed «tracking&tracing»-systeem en voor een eenmalige investering in de «European Air Transport Co-ordination Cell. Deze coördinatiecel is inmiddels gevestigd op vliegbasis Eindhoven.

De toetsing van de nationale defensieplannen aan de Headline Goal en het DCI heeft geleid tot heroverweging van de verwerving van de «Light Utility Helicopters» en uitstel van het SHORAD-project. Met de herschikking van de desbetreffende fondsen zal worden voorzien in een aanvul- lende transporthelikoptercapaciteit. Hiermee wordt bijgedragen aan de Europese behoefte aan transporthelikopters.

Het streven naar intensivering van de internationale militaire samenwerking ter vergroting van de internationale militaire effectiviteit en doelmatigheid heeft in 2001 gestalte gekregen in de ondertekening van multinationale overeenkomsten over de oprichting van de «Multinational Sealift Group» en in verband met het «European Amfibious Intiative». Nederland en Frankrijk hebben een intentieverklaring ondertekend over samenwerking op het terrein van onbemande vliegtuigen («Unmanned Aerial Vehi-cles» – UAV).

De samenwerking met landen in Midden- en Oost-Europa is in 2001 geïntensiveerd. De nadruk in de samenwerking met deze landen lag vooral op het opleiden van militairen en het vergroten van de interoperabiliteit met deze landen ten behoeve van het gezamenlijk optreden in vredesoperaties. De opleidingen aan Midden- en Oost-Europese militairen waren onder meer gericht op de plaats van de krijgsmacht in een democratische samenleving. De opleidingen zijn in 2001 verder uitgebreid en verdiept. Het aanbod is uitgebreid met een opleiding voor, onder meer, landen in Oost-Europa, op de Kaukasus en in Centraal-Azië. Daarnaast heeft een algemene officiersopleiding plaatsgemaakt voor een intensieve opleiding aan officieren uit een viertal landen waarmee Nederland het meest samenwerkt, namelijk Roemenië, Bulgarije, Slowakije en Slovenië.

Ook heeft de verbetering van de interoperabiliteit met Midden- en Oost-Europese landen verder gestalte gekregen. Naast Bulgaarse eenheden zijn vanaf eind 2000 Roemeense eenheden opgenomen in het Nederlandse contingent van Sfor. Deze eenheden ontvangen voorafgaand aan hun inzet training en opleiding in Nederland. De bijdrage van Bulgaarse en Roemeense detachementen vermindert de uitzenddruk voor Nederlandse eenheden. De betrokkenheid van deze landen bij het bevorderen van de veiligheid in de regio wordt hiermee eveneens vergroot. Deze samenwerking zal zeker worden voortgezet.

  • b. 
    Investeren in personeel: prioriteiten van het personeelsbeleid

A. Wijziging personeelsstructuur door verjonging en flexibilisering van het personeelsbestand.

1. Opheffen verschil BOT/BBT

In de beleidsagenda bij de ontwerpbegroting 2001 is, als uitwerking van de Defensienota 2000, aangegeven dat het militair personeelsbestand moet worden verjongd en geflexibiliseerd. Als nadere uitwerking van dit voornemen is aangegeven dat hiertoe een herschikking van het personeelsbestand noodzakelijk is, naar een groter BBT-bestand (uiteindelijk stijgend naar 60% van het totale militaire personeelsbestand) en een kleiner BOT-bestand (uiteindelijk dalend tot 40%).

Defensie overweegt inmiddels in de toekomst al het personeel aan te stellen als BOT en voorzieningen te treffen in het beheer en de rechtspositie van personeel om tussentijds het dienstverband te beëindigen. Overigens blijft de verjonging en flexibilisering van de krijgsmacht als doelstelling gehandhaafd.

Dit voornemen is onderwerp van gesprek geweest in de discussie met de centrales voor defensiepersoneel over de in de loop van het jaar 2000 geconstateerde sterke gevoelens van onvrede onder het personeel. Daarbij is overeengekomen het personeelssysteem te veranderen, het onderscheid BOT/BBT daadwerkelijk op te gaan heffen en alle militairen aan te gaan stellen voor onbepaalde tijd. In de «agenda voor de toekomst» is dit ook als zodanig verwoord.

Voordat de afschaffing van het onderscheid tussen BOT en BBT evenwel kan worden doorgevoerd, is het noodzakelijk dat de gevolgen daarvan goed in kaart zijn gebracht en dat eventuele aanpassingen in regelgeving, informatievoorziening etc. zijn doorgevoerd. Een werkverband is thans bezig deze consequenties te inventariseren en waar nodig aanpassingen voor te bereiden.

Wat betreft de in de Defensienota 2000 verwoorde doelstelling van verjonging en flexibilisering van het personeelsbestand geldt, dat deze onverkort van kracht blijft. Wel zal het tot nu toe gehanteerde stuurgetal, de BOT/BBT-verhouding, moeten worden vervangen door een meer op de nieuwe situatie toegesneden stuurgetal. Ook het ontwikkelen van dit stuurgetal maakt onderdeel uit van de activiteiten van genoemd werkverband.

2. Trainees Interservice Projectenpool (TRIP)

In 2001 is aan de beide hoofddoelstellingen van TRIP op voortvarende wijze invulling gegeven. Het gaat om verjonging en flexibilisering van het personeelsbestand, met speciale aandacht voor de knelpuntcategorieën. Van drie pools zijn trainees op functies in de organisatie gekomen en twee nieuwe pools zijn van start gegaan. Voor de werving is in 2001 ervaren dat andere methoden dan adverteren goedkoper en effectiever zijn. De aanwezigheid op de Carrière Beurs Overheid leverde veel positieve reacties op. Nog meer reacties kwamen er naar aanleiding van de site op internet. Bij de aanname van de trainees worden naast de specifieke eisen met betrekking tot het functiegebied ook algemene eisen gesteld. Er wordt gelet op competenties voor Algemeen Manager of Beleidsmedewerker, maar bovenal moeten kandidaten flexibel zijn en heel breed inzetbaar. Het eerste initiatief dat in 2001 is ontplooid, betreft de pool voor projectmanagers. Binnen de Defensie-organisatie zijn velen werkzaam als projectleider c.q. projectmanager. Als gevolg van nieuwe regelgeving en krapte in geld en tijd moeten er steeds hogere eisen gesteld worden aan de projectleider waarbij projectmanagement een vak is geworden! Deze pool van 13 trainees kan als proeftuin gezien worden voor dit nieuwe functiegebied. Het tweede initiatief betreft de pool voor financieel-economische zaken op het niveau van middelbaar beroeps onderwijs (MBO/FEZ). Voor goede krachten binnen het FEZ-gebied moet het aantrekkelijker gemaakt worden bij Defensie te blijven, ook voor het middenkader. Daarom is het besluit genomen een nieuwe pool voor FEZ te starten waarbij trainees volgens het TRIP-concept opgeleid worden. Als speciaal onderdeel wordt de mogelijkheid geboden een officieel HEAO-diploma te behalen. Hiertoe wordt een contract gesloten met de Haagse Hogeschool.

 

TRIP

Pool

Startdatum

aantal cursisten

uitval

op functie/of einddatum

Financieel Economische zaken (WO/HBO)

idem

Financieel Economische zaken (MBO)

Materieel Verwerving (WO/HBO)

Organisatie & Informatie (WO/HBO)

Projectmanagement (WO/HBO)

29 maart 1999 1 maart 2001 1 september 1999 18 oktober 1999 1 februari 2000 1 november 2001

10 12 8 12 14 13

4 2 4 4 2

6

1 november 2003

4

8

1 april 2002

1 november 2003

Totaal

 

69

16

18

B. Behoud, loopbaan en zorg op basis van goed werkgeverschap

1. Het vernieuwen en aantrekkelijk maken van arbeidsvoorwaarden

In de beleidsagenda 2001 is een reeks van maatregelen aangekondigd ter bevordering van de arbeidsmarktpositie van Defensie. Over een aantal van deze maatregelen diende nadere overeenstemming met de Centrales van Overheidspersoneel te worden bereikt. Het in dit kader in de beleidsagenda aangegeven onderhandelingsresultaat voor de periode 2000–2001 is in februari 2001 omgezet in een definitief akkoord. De wijzigingen ten opzichte van het onderhandelingsresultaat betroffen met name de vormgeving van het vernieuwde diensteindestelsel. De overige maatregelen ter verbetering van de arbeidsmarktpositie, waaronder de verhoging van de aanvangssalarissen en de uitbreiding van het bindings- en beloningsinstrumentarium, zijn onverkort neergeslagen in het uiteindelijke akkoord. Hiermede is invulling geven aan de in dit kader in de Defensienota beschikbaar gestelde additionele middelen.

Daarenboven is in het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001–2003 met gebruikmaking van de zogenaamde «Van Rijn»-gelden een verdere verbetering van de bezoldiging van de soldaten en een uitbreiding van het beloningsinstrumentarium, onder andere aan te wenden voor de verbetering van de positie van de instructeur in het loopbaanbeleid, opgenomen. In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001–2003 zijn verder afspraken gemaakt over de vormgeving van een kapitaalgedekt prépensioen per 1 januari 2003 en is een onderzoek overeengekomen naar een verbreding van de keuzemogelijkheden in arbeidsvoorwaarden. De voorbereiding van het militair prépensioen verloopt conform planning. In dit kader is onder andere een aan het Parlement voor te leggen wijziging van de Uitkeringswet Gewezen Militairen en van de Kaderwet Militaire Pensioenen voorzien.

Het onderzoek naar de verbreding van keuzemogelijkheden zal conform de in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2001–2003 gemaakte afspraken in mei leiden tot een eerste inventarisatie van mogelijkheden. Dit vormt een eerste stap in de richting van de in de Defensienota aangekondigde «CAO à la carte». Door middel van een uitbreiding van maatwerk in de arbeidsvoorwaarden wordt beoogd de positie van Defensie als modern en aantrekkelijk werkgever verder te bevorderen.

Dit betekent overigens niet dat de arbeidsvoorwaarden van Defensie op dit moment ontoereikend zouden zijn. Uit onder andere een recent door Intermediair uitgevoerde vergelijking van de arbeidsvoorwaarden met werkgevers elders binnen en buiten de overheid komt naar voren dat de arbeidsvoorwaarden over het algemeen voldoende concurrerend zijn.

2. Loopbaanperspectieven

Burgerpersoneel:in arbeidsvoorwaardenakkoorden 1997–1999 en 1999– 2000 en in de Defensienota 2000 is aandacht besteed aan de mobiliteit van burgerpersoneel (in hoofdgroep IV en hoger). Uit inventarisaties is gebleken dat binnen die doelgroep een redelijke mobiliteit aanwezig is. Het betreft evenwel een reactieve vorm van mobiliteit die vooral wordt ingegeven door planmatige en niet-planmatige uitstroom dan wel de gevolgen van reorganisaties. Het gevolg hiervan is dat vele sollicitanten afwijzingen ontvangen en/of verkeerde keuzes maken in de loopbaanontwikkeling. Deze kunnen leiden tot ontevredenheid en daardoor ongewenste uitstroom in de hand werken. Daarom zijn in 2001 initiatieven genomen en maatregelen getroffen om een pro-actief mobiliteitsbeleid voor deze categorie in te voeren. In dit beleid blijft vooropstaan dat de medewerker de architect blijft van zijn eigen loopbaan en derhalve zelf de initiatieven neemt voor zijn/haar ontwikkeling. Defensie draagt zorg voor de loopbaanbegeleiding van het personeel dat behoort tot deze doelgroep. Een belangrijke rol is in deze weggelegd voor de leidinggevenden en de personeelsdiensten. Tijdens functioneringsgesprekken wordt aandacht besteed aan de verdere invulling van de loopbaan, de capaciteiten en de wensen. Voorzien wordt in de mogelijkheden om capaciteiten te identificeren en tot ontwikkeling te brengen. In voorkomend geval wordt een ontwikkelingsplan opgesteld.

Verder wordt gestimuleerd dat de beoogde mobiliteit zich met name voltrekt over de grenzen van de beleidsterreinen heen. Dit geldt in het bijzonder voor personeel vanaf schaal 11 en hoger. Daar waar mogelijk zullen beleidsterreinoverschrijdende loopbaanpaden worden ontwikkeld. Voor de coördinatie en de uitvoering van deze mobiliteit is een Management Development (MD)/Mobiliteitsplatform ingesteld. De implementatie van het mobiliteitsbeleid heeft een gestage voortgang.

Mobiliteit militairen tussen de krijgsmachtdelen onderling: in het kader van het veranderingsproces binnen Defensie is door een werkverband verder onderzoek gedaan naar de mogelijkheden tot uitwisseling van militair personeel tussen de krijgsmachtdelen onderling. Deze mobiliteit zal bijdragen aan een doeltreffender optreden van de krijgsmacht doordat meer kennis en inzicht ontstaat in elkaars organisatie en functioneren. In het kader hiervan zijn functies geïdentificeerd (op het niveau KAPT/ LTZ2OC, MAJ/LTZ1 en Lt-kol/KLTZ) bij de krijgsmachtdelen (vooralsnog met uitzondering van de Koninklijke Marechaussee) op basis waarvan deze vrijwillige mobiliteit gestalte kan gaan krijgen. Het gaat hierbij om functies die passen in de bestendige loopbaanpatronen van de krijgsmachtdelen en die voorts passen in de gewenste cultuuromslag. In algemene zin gaat het hierbij om staffuncties. Deze functies zullen met een eerste prioriteit gevuld worden door militairen van een ander krijgsmachtdeel. De bevelhebbers hebben de overtuiging dat deze mobiliteit een positieve bijdrage zal leveren aan de verdere ontplooiing en loopbaanontwikkeling van de individuele militair. De functies zijn inmiddels gepubliceerd.

Competentiemanagement: in het kader van de verbetering van het personeelsbeleid is een eerste oriëntatie uitgevoerd betreffende een integrale invoering van competentiemanagement. Gekozen is om de integrale invoering stapsgewijs te laten geschieden. In dit kader zal aangevangen worden met een aantal pilots. De gedachten gaan hierbij uit naar een pilot bij de Koninklijke Marechaussee en een pilot voor de topfunctionarissen Defensie.

3.  Intensivering kinderopvang

Er is in 2001 een aantal initiatieven genomen om een intensivering van inpandige kinderopvang te realiseren. Het pilotproject inpandige kinderopvang van de Koninklijke Luchtmacht op de vliegbasis Twente wordt gecontinueerd. De Koninklijke Marine heeft in 2001 in Den Helder op basis van de in de Defensienota 2000 aangekondigde maatregelen voor kinderopvang 193 000 uitgegeven. In 2002 zal de Koninklijke Landmacht een pilotproject starten op de kazerne bij Oirschot.

4.  Family support

In december 2001 is het beleidskader Family Support gereedgekomen. In januari 2002 is aangevangen met de implementatie van de aanbevelingen. Hierin is de volgende tweedeling aangebracht: thuisfrontzorg enerzijds en internationale mobiliteit anderzijds. Bij het onderwerp thuisfrontzorg gaat het primair om de ondersteuning van het thuisfront tijdens uitzendingen. Bij het onderwerp internationale mobiliteit gaat het om het ondersteunen van in het buitenland geplaatst defensiepersoneel en hun gezinsleden.

5.  Employability

Het employabilitybeleid richt zich thans met name op BBT’ers die onvoldoende zijn toegerust om aan het einde van hun contract bij Defensie verzekerd te zijn van een goede terugkeermogelijkheid naar de civiele arbeidsmarkt. Defensie investeert hiervoor in opleidingsfaciliteiten ter bevordering van de maatschappelijke meerwaarde. Zoals in de ontwerpbegroting 2002 al is aangegeven wordt overwogen het onderscheid tussen BOT en BBT op te heffen. Gevolg hiervan zal zijn, dat het employabilitybeleid dan zal gaan gelden voor al het Defensiepersoneel.

De employabilityplannen van de krijgsmachtdelen zijn in 2001 goedgekeurd. Zoals onder andere aangegeven in de voortgangsrapportages personeelsvoorziening krijgsmacht geven de krijgsmachtsdelen daarmee elk een eigen invulling aan onder andere de studiefaciliteiten (inclusief studieverlof) en de bemiddelings- en begeleidingsorganisaties. De implementatie van deze plannen is momenteel in volle gang. Concreet heeft de Koninklijke Marine in 2001 twee Centra voor Employability en Externe bemiddeling geopend, heeft de Koninklijke Landmacht eind 2001 besloten loopbaancentra met dependances in te richten en worden bij de Koninklijke Luchtmacht op onderdeelsniveau de Bureaus Personeelsvoorziening in de P&O-diensten geschikt gemaakt om de employability-activiteiten te kunnen uitvoeren. Ook de uitwerking van het eind 2001 goedgekeurde employabilityplan van de Koninklijke Marechaussee is inmiddels ter hand genomen.

Voor de uitvoering van het employabilitybeleid is in de Defensienota 2000 voor de periode van 2000 t/m 2009 250 miljoen beschikbaar, beginnend met 4,5 miljoen in 2000 en jaarlijks stijgend tot 45 miljoen structureel vanaf 2009. De voor 2001 beschikbare 9 miljoen zijn door de krijgsmachtdelen als volgt gerealiseerd: Koninklijke Marine 2,1 miljoen; Koninklijke Landmacht 4,9 miljoen, Koninklijke Luchtmacht 1,5 miljoen en Koninklijke Marechaussee 0,5 miljoen.

Personele sterkte

In de onderstaande tabel is overzicht van de personele sterkte opgenomen.

 
     

2001

 

2002

 
   

MTBS

BS

WS

MTBS

BS

KM

BP

4 093

4 170

4 242

4 123

4 138

 

BOT

7 368

7 318

7 584

7 011

7 346

 

BBT

4 952

4 811

4 123

5 267

4 364

KL

BP

8 735

8 890

8 573

8 305

8 401

 

BOT

10 664

10 747

10 310

10 480

10 306

 

BBT

14 875

12 352

11 080

15 101

11 636

Klu

BP

1 669

1 669

1 750

1 656

1 656

 

BOT

7 287

7 320

7 160

6 709

6 994

 

BBT

4 313

4 313

3 728

4 808

3 692

Kmar

BP

312

312

301

343

343

 

BOT

3 102

3 095

3 117

3 050

3 001

 

BBT

2 138

2 138

2 095

2 327

2 340

Dico

BP

1 196

1 203

1 250

1 181

1 203

(exclusief Baten-

BOT

909

994

958

875

969

lastendiensten)

BBT

501

417

376

527

449

CO

BP

977

1 009

982

604

615

(in 2001 inclusief

BOT

589

590

477

210

210

MID)

BBT

26

26

37

12

12

MID

BP BOT BBT

     

386 351

386 351

Civiele taken

BP

     

70

70

(in 2001 bij

BOT

     

130

130

krijgsmachtdelen)

BBT

     

14

14

Totaal

 

73 706

71 374

68 143

73 540

68 626

MTBS = Maximaal Toegestane Begrotingssterkte

BS = Begrotingssterkte (= geraamde gemiddelde sterkte gedurende het begrotingsjaar)

WS = Werkelijke Sterkte (= gerealiseerde begrotingssterkte)

Uit bovenstaande tabel blijkt de dat werkelijke sterkte, oftewel de gerealiseerde begrotingssterkte Defensiebreed is achtergebleven. Dit geldt in het bijzonder voor BBT-personeel. Voor een deel is de onderschrijding in de sterkte van BBT-personeel gecompenseerd door inzet van BOT- en burgerpersoneel.

  • c. 
    Uitvoering Defensienota 2000: wat heeft Defensie gedaan in 2001?

Kerndepartement

Op 17 oktober 2001 heeft het Parlement een brief ontvangen over de voortgang van het veranderingsproces bij Defensie. In 1998 constateerden de bewindslieden dat de interne informatievoorziening en de afbakening van verantwoordelijkheden verbeterd diende te worden. Defensie diende meer transparant en meer doelgericht te functioneren. Sindsdien is er veel veranderd en zijn er duidelijke verbeteringen bereikt. De toprapportages van de lijnverantwoordelijken voorzien in een gestructureerde informatievoorziening over de uitvoering, de bedrijfsvoering en de financiën. De positie van de Chef Defensie Staf (CDS) is versterkt door onder andere het beëindigen van de mandatering van vredesoperaties en de uitbreiding van het Defensie Crisis Beheersings Centum (DCBC). Defensie heeft ook geleerd opener om te gaan met bijzondere voorvallen die zich voordoen in de organisatie. De interactie met de maatschappij is opener geworden. In de genoemde brief bent u geïnformeerd over het besluit, onder de noemer zichtbaar doeltreffend, om door middel van een aantal aanvullende maatregelen deze fase van verandering in 2002 af te ronden. Het gaat hierbij, onder andere, om de reorganisatie van de topstructuur van het kerndepartement met als doel de versterking van de ondersteuning van de bewindslieden in zowel beleidsmatig opzicht als wat betreft de controlfunctie. Vanaf 1 maart 2002 is sprake van twee directoraten-generaal, één voor Financiën en Control en één voor Personeel en Materieel. Daarnaast richt de aandacht zich thans vooral op de werking van de genomen maatregelen en het gebruik van de instrumenten. Deze zullen in de organisatie blijvend moeten zijn geborgd. De externe Commissie Franssen heeft in april 2002 over de positie van de CDS gerapporteerd.

Koninklijke Marine

In 2001 is het moderniseringsproject van de Maritieme patrouillevliegtuigen van start gegaan. De drie mijnenbestrijdingsvaartuigen en drie Maritieme patrouillevliegtuigen zijn beschikbaar voor afstoting. Er zijn in 2001 nog geen gegadigden gevonden voor dit materieel. In augustus is het derde mariniersbataljon geactiveerd en een begin gemaakt met de aanname en opleiding van het personeel.

Voor de infrastructuur van de marinierskazerne Buitenveld in Den Helder is het DMP-A document uitgewerkt.

Het eerste fregat van de Zeven Provinciën klasse heeft in het najaar zijn proefvaart afgerond en van het vierde fregat is de kiel gelegd. Voor de modernisering van de mijnenjaagcapaciteit is op 6 december 2001 tussen de Koninklijke Marine en de Belgische zeemacht een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Het contract met de industrie is op 10 december getekend.

Met de opening op 12 december 2001 van het gezamenlijk Maritiem Hoofdkwartier en Kustwachtcentrum op de Nieuwe Haven te Den Helder is de huisvesting in één complex gerealiseerd.

Het fregat Hr.Ms. Pieter Florisz is 14 december 2001 overgedragen aan Griekenland.

Koninklijke Landmacht

Om het expeditionair vermogen te kunnen ondersteunen is een aantal grote materieelprojecten in 2001 afgerond. Het nieuwe anti-tankwapen GILL en het Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (Fennek) vormen belangrijke steunpilaren voor de operationele toekomst. Ook wordt een deel van de verouderde YPR (infanteriegevechtsvoertuig) vervangen door een klein pantserwielvoertuig (eveneens Fennek). Om de gevechtswaarde van de Leopard II up-to-date te houden is een modificatie van de schiet-buis doorgevoerd. Om in de toekomst een deel van de verouderde YPR te kunnen vervangen is in internationaal verband een ontwikkelingsopdracht geplaatst voor de Gepantzertes Transport Kraftfahrzeug (GTK).

Koninklijke Luchtmacht

Om het operationeel concept van de «Main Operating Base», dat wil zeggen het opereren met F-16 jachtvliegtuigen vanaf de drie Nederlandse vliegbases Leeuwarden, Twente en Volkel, te kunnen verbeteren is de verkenningscapaciteit van het 306 squadron van de vliegbasis Volkel verdeeld over de drie vliegbases en wordt 313 squadron, het huidige opleidingssquadron van de vliegbasis Twente, in 2002 opgewaardeerd tot volwaardig «Main Defence Force» squadron. De opleidingstaken van het 313 squadron zijn inmiddels overgedragen aan 306 squadron. Uiteindelijk ontstaan hierdoor drie gelijkwaardige eenheden die, zonder ondersteuning van andere eenheden, jachtvliegtuigen kunnen inzetten voor crisisbeheersingsoperaties.

De Tactische Helikoptergroep heeft haar vizier gericht op het bereiken van de Operationele Gereedheidsstatus in 2003. De uitrusting van de transporthelikopters met elektronische zelfbeschermingsmiddelen en de personele uitbreiding van de Tactische Helikoptergroep met 300 functies maken daar deel van uit en verlopen conform planning.

De overige beleidsvoornemens die voortvloeien uit de Defensienota 2000 en die waren voorzien in 2001 zijn uitgevoerd. Zo zijn de Object Luchtverdedigingsquadrons van de vliegbases Leeuwarden en Twente opgeheven en is het opleidingssquadron van de Groep Geleide Wapens op De Peel geïntegreerd in één van de vier operationele squadrons.

Koninklijke Marechaussee

Met de invoering van de integrale bedrijfsvoering bij de Koninklijke Marechaussee zijn vorderingen gemaakt. Dit zal echter in 2002 verder moeten worden uitgebouwd. Dit hangt onder andere samen met de reorganisatie en versterking van de staf. De vereiste zorgvuldigheid maakt van een dergelijke reorganisatie een meerjarig traject. In 2002 zal hieraan verder invulling moeten worden gegeven.

De versnelde opleiding van 270 marechaussees is in 2001 grotendeels voltooid. Door nieuwe intensiveringen – onder andere de bij nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2002 doorgevoerde beleidsintensivering in het kader van de terrorismebestrijding – leidt ertoe dat de dependance te Vught voor de te leveren extra opleidinginspanning in stand wordt gehouden.

De renovatie en de gedeeltelijke nieuwbouw van het Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee (OCKMar) is gestart. Wel heeft er een herfasering van het project en de daarmee samenhangende budgetten plaatsgevonden.

De Koninklijke Marechaussee heeft in 2001 het «stappenplan uitzendingen KMar» geïmplementeerd. Daarmee is een verbeterde systematiek voor de uitzending van marechaussees in het kader van internationale crisisbeheersingsoperaties doorgevoerd.

  • 4. 
    MOTIE MELKERT/WERKGROEP VAN ZIJL
  • a. 
    Gevechtskracht (prestatie-indicatoren en kengetallen)

In 2001 is voor het tweede achtereenvolgende jaar ervaring opgedaan met de systematiek waarmee gevechtskracht wordt vertaald naar «doelstellingen voor operationele gereedheid». Het doel is deze systematiek met ingang van de begroting 2003 volledig te hebben ingevoerd. In samenhang met het project Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB) zijn in de beleidsbegroting 2002 de gemaakte vorderingen op dit gebied zichtbaar. Dit betreft met name de toepassing van de gereedheids- matrices bij de drie grootste krijgsmachtdelen. In 2001 is gezocht naar krijgsmachtbrede mogelijkheden voor het verder verbeteren van de aansluiting in de drie-eenheid: doelstelling, realisatie en verantwoording. De stand van zaken is als volgt. Voor de uitvoering van de taken van Defensie volgens het in de Defensienota 2000 vastgelegde ambitieniveau, wordt in een doelstelling vastgelegd wat de gewenste beschikbaarheid van operationele eenheden is. Deze gewenste beschikbaarheid wordt in de begroting van een jaar opgenomen en uitgedrukt in zogenaamde gereedheidsmatrices. Een operationele eenheid is beschikbaar wanneer aan een aantal minimum eisen wordt voldaan (op het gebied van personeel en materieel en voor wat betreft de mate van geoefendheid). In de verantwoording over een begrotingsjaar wordt verklaard of de opgedragen beschikbaarheid ook is gehaald, en zo niet, welke oorzaken daaraan ten grondslag hebben gelegen of welke problemen zich daarbij hebben voorgedaan en hoe deze worden of zijn opgelost. Ook zijn vorderingen gemaakt bij het formuleren van doelstellingen en kengetallen voor de ondersteunende eenheden van de krijgsmachtdelen, het formuleren van prestatie-indicatoren voor de Koninklijke Marechaussee en de presentatie van kengetallen bij de Dico-ressorts. Voor de overige beleidsartikelen (Militaire Inlichtingen Dienst (MID), Vredesoperaties, Internationale samenwerking, Civiele taken en Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling) was het proces om kengetallen te ontwikkelen gaande in de aanloop naar de begroting. Een verder verbeterde en geconcretiseerde opzet van doelstellingen en prestatiegegevens zal in 2002 worden afgerond en gepresenteerd in de begroting 2003.

  • b. 
    Vredesoperaties

Ten laste van het artikel 08.02 zijn de uitgaven ten behoeve van vredesoperaties verantwoord. Deze uitgaven betreffen het Nederlandse aandeel (1,62% tot juli 2001 en daarna 1,74 %) in de kosten van VN-operaties (contributies) en de additionele uitgaven die het gevolg zijn van de deelname van de Nederlandse krijgsmacht aan vredesoperaties. Bij de opstelling van de ontwerpbegroting 2001 is rekening gehouden met geïntensiveerde Nederlandse inzet op de Balkan en deelname tot medio 2001 aan UNMEE. De totale voorziening voor additionele uitgaven ten behoeve van vredesoperaties en de VN-contributies bedroeg op dat moment 154,1 miljoen. Door hogere verrekenbare ontvangsten en noodzakelijke toevoegingen uit het HGIS-budget voor met name de verhoging van de VN-contributies door toename van het aantal VN-operaties en de hogere uitgaven voor met name UNMEE, werd het niveau van de voorzieningen voor vredesoperaties in 2001 bij tweede suppletoor op 201,8 miljoen gebracht. Uiteindelijk is totaal 198,3 miljoen uitgegeven. Het overzicht over 2001 van de integrale kosten van in het begrotingsjaar uitgevoerde vredesoperaties zal ten tijde van het aanbieden van de financiële verantwoording eveneens aan het Parlement worden aangeboden.

In de bijlage «De wijze en de mate van inzet bij de vredesoperaties», wordt nader ingegaan op de diverse operaties.

  • 5. 
    AANBEVELINGEN WERKGROEP FINANCIËLE VERANTWOORDINGEN
  • a. 
    Werving en selectie

Algemeen

Sinds mei 2000 is het parlement vier keer schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van de verbetering personeelsvoorziening krijgsmacht. Defensie beoogt nadrukkelijk een integrale benadering van alle aspecten van in-, door- en uitstroom. Het gaat hierbij zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin om de vulling en bezetting van functies. Onderstaand is in hoofdlijnen de ontwikkelingen in 2001 vermeld.

In de tegelijkertijd met deze financiële verantwoording in mei aan het parlement aan te bieden «Integrale Monitor Personeelsvoorziening Defensie» (IMPD) wordt meer in detail ingegaan op de personeelsvoorziening. Deze monitor bestaat uit vier delen: arbeidsmarkt, werving en selectie, instroom en doorstroom plus uitstroom.

Arbeidsmarkt

De omvang van de doelgroep voor een aanstelling als militair is ongeveer 2,4 miljoen. Hiervan zijn volgens onderzoek naar verwachting ruim 1,4 miljoen jongeren beschikbaar. Belangstellingsonderzoek heeft uitgewezen dat desgevraagd ongeveer 10% van deze jongeren belangstelling heeft voor een baan als militair. Voorts is een aanzienlijk deel van de jongeren nog onbekend met de mogelijkheden om aangesteld te worden als militair.

Werving en selectie

In 2001 is gestart met de ontvlechting van de hoofdprocessen werving en keuring en selectie. De Defensie Werving en Selectie (DWS) is in november 2001 omgevormd tot de werkorganisatie Instituut voor Keuring en Selectie (IKS) Defensie onder gelijktijdige ontvlechting van de wervingsonderdelen naar de krijgsmachtdelen. De krijgsmachtdelen hebben keten-regisseurs benoemd ten behoeve van de integrale sturing en beheersing van de gehele keten van personeelsvoorziening. Het IKS Defensie is inmiddels geopend. Een in 2001 goedgekeurd eindrapport van de Werkgroep Optimalisatie Keurings- en Selectieproces (WOKS), waarin sprake is van een verdere harmonisatie van keuringseisen, zal moeten leiden tot een hoger rendement van de bestaande keurings- en selectiecapaciteit. Het door processtroomlijning en procesherinrichting verder verkorten van de doorlooptijd naar minder dan twee weken heeft een hoge prioriteit. Om enerzijds de wens om kennis en ervaring te bundelen en anderzijds te voorkomen dat als gevolg van de ontvlechting van DWS kennis en ervaring verloren zou gaan, is een Kennis- en Expertisecentrum (KEC) ingericht bij het Directoraat-Generaal Personeel en Materieel. Het tegelijk met het IKS Defensie geopende KEC zal door onderzoek en rapportage de aanwezige deskundigheid en informatie op het terrein van de personeelsvoorziening bijeenbrengen en ter beschikking stellen aan de krijgsmachtdelen.

In 2001 hebben ongeveer 19 000 personen gesolliciteerd voor een baan als militair, dit is 15% meer dan in 2000. In de Integrale Monitor Personeelsvoorziening Defensie (IMPD) wordt nader ingegaan op verbijzonderingen voor wat betreft de uitval in het keurings- en selectieproces (admi- nistratieve voorselectie, psychologisch onderzoek, geneeskundig onderzoek, veiligheidsonderzoek en terugtrekkers, het selectieresultaat van DWS, het resterende externe selectieresultaat van Defensie, het uiteindelijke aanstellingsresultaat bij de krijgsmacht, het opkomstverloop en de kostprijzen van het wervings- en selectieproces.

De periode tussen aanmelding en afronding is verder verkort. De duur van het selectieproces in 2001 bedroeg gemiddeld 6 weken (in 2000 was dit nog 10 weken). In de tweede helft van 2001 is de beoogde doorlooptijd van vier weken wel bereikt.

Instroom en doorstroom

Het aanstellingsresultaat (intern en extern) was in 2001 totaal 7 961 militairen. De neerwaartse trend van de laatste jaren lijkt te zijn omgebogen. De aanzienlijke verhoging met ongeveer 1 100 externe instroom kan deels worden toegeschreven aan alle inspanningen om de personeelsvoorziening van de krijgsmacht te verbeteren. Dat betreft niet alleen verbeteringen op het gebied van werving en selectie en arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld verhoging soldatensalarissen). Ook de geringere economische groei zal een positief effect hebben gehad. Een groot deel van de instroom vindt echter aan het einde van het jaar plaats, terwijl de uitstroom meer gelijkmatig over het jaar heeft plaatsgevonden. Een gevolg hiervan is dat ondanks de hogere instroom ten opzichte van de uitstroom, de in 2001 gerealiseerde begrotingssterkte (een gemiddelde over het totale begrotingsjaar) ten opzichte van 2000 is gedaald.

Met de harmonisatie van keuring- en selectie-eisen in 2002 ontstaat er meer inzicht in de mogelijkheden om een sollicitant op basis van zijn testresultaten te plaatsen zowel binnen het krijgsmachtdeel van de eerste voorkeur als naar een ander krijgsmachtdeel.

Uit de onderstaande tabel blijkt dat bij de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht de aanstellingsopdracht voor met name het BBT-personeel aanzienlijk lager is gesteld dan de gepresenteerde behoefte. De reden hiervoor is dat bij de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht in de aanstellingsopdracht rekening wordt gehouden met factoren als de arbeidsmarktsituatie, de opleidingscapaciteit en het opkomstverloop. Daarnaast wordt rekening gehouden met de beschikbare financiële middelen. Bij de Koninklijke Marechaussee is met die factoren ook rekening gehouden, maar was een neerwaartse bijstelling van de opdracht ten opzichte van de behoefte niet noodzakelijk. Door de Koninklijke Marine daarentegen is in 2001 bij de aanstellingsopdracht in mindere mate rekening gehouden met de factoren arbeidsmarkt, opleidingscapaciteit en financiële middelen. Het aanstellingsresultaat bij de Koninklijke Marine is daardoor, in vergelijking met de andere twee grote krijgsmachtdelen Koninklijke Landmacht en Luchtmacht lager uitgevallen voor het BBT-personeel. In de IMPD wordt op de factoren die van invloed zijn op het bereikte aanstellingsresultaat meer in detail ingegaan.

 

Aanstellingsbehoefte, -opdracht en

-resultaat (intern en

extern)

         
 

Behoefte 2001

 

Opdracht 2001

 

Resultaat 2001

 

Resultaat/Opdracht

Bijgestelde AO2002

 

BOT

BBT

BOT

BBT

BOT

BBT

BOT

BBT

BOT

BBT

KM KL Klu Kmar

209 500 290 330

1 831

6 500

1 849

758

324 377 313 330

1 823

4 200

1 210

758

247 388 245 230

1 097

3 854

1 209

691

76%

103%

78%

70%

60%

92%

100%

91%

150 370 286 333

1 200

4 260

1 331

890

Totaal

1 329

10 938

1 344

7 991

1 110

6 851

83%

86%

1 139

7 681

Uitstroom

Als laatste onderdeel van het personeelslogistieke proces wordt bij de uitstroom onderscheid gemaakt tussen reguliere uitstroom en niet-reguliere uitstroom. De cijfers met betrekking tot de uitstroom geven op het eerste gezicht een bemoedigend resultaat.

Een bijzondere vorm van niet-regulier verloop is het opleidingsverloop dat zich bij alle krijgsmachtdelen in 2001 positief heeft ontwikkeld ten opzichte van 2000. In 2001 is het opleidingsverloop van de Koninklijke Marine 19%, bij de Koninklijke Landmacht 24%, bij de Koninklijke Luchtmacht 9% en bij de Koninklijke Marechausee 14%. Doelstelling blijft om het opleidingsverloop in 2004 terug te brengen tot maximaal 10%.

 

Uitstroom

   

BOT

 

BBT

 

Regulier

Niet-Regulier

Regulier

Niet-Regulier

KM KL Klu Kmar

245

383

379

70

373 480 178 141

482

1 588

349

167

382

1 281

212

140

Totaal

1 077

1 172

2 586

2 015

Procesgegevens en doelmatigheidsindicatoren DWS

Deze gegevens (het verloop in het selectieproces en de kostprijzen van het selectieproces) zijn opgenomen in de Integrale Monitor Personeelsvoorziening, welk gelijktijdig met deze verantwoording aan het Parlement zal worden aangeboden.

  • b. 
    Investeringscyclus

In de verantwoording over de begroting 2000 is als bijlage een tabel «investeringscylus» opgenomen. Aangezien de hierin opgenomen informatie niet wezenlijk is gewijzigd, is dit jaar afgezien om deze tabel weer integraal op te nemen in de verantwoording. Uit de vorig jaar in de verantwoording opgenomen tabel «investeringscyclus» met de ontwikke- ling in de lengte van operationele levensduur van hoofdwapensystemen kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

+ De exacte gevolgen van deze inzet bij vredesoperaties voor de levensduur van de wapensystemen en/of het noodzakelijke onderhoud zijn moeilijk te kwantificeren;

+ Voor de meeste hoofdwapensystemen is de thans voorziene datum van uitfasering van de hoofdwapensystemen in lijn met de bij de aanschaf van deze systemen geprognoticeerde datum;

+ Bij enkele wapensystemen dient, teneinde de geplande levensduur te behalen dan wel deze incidenteel te verlengen, rekening te worden gehouden met aanvullende maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van een levensduurverlengend onderhoudsprogramma (Zuiderkruis), een aanvullend investeringsproject (PAM) of van een verhoogd reserve-delenverbruik en extra onderhoudsuren (Mercedes Benz).

Het afgelopen jaar zijn geen significante wijzingen opgetreden in de voorziene uitfaseringstijdstippen van de vermelde hoofdwapensystemen. Met de in de komende jaren onder het programma «materieellogistieke informatievoorziening (matlog IV)» te verwerven en in te voeren materieel-logistieke informatiesystemen dient ook het inzicht in de kwantitatieve gevolgen van de inzet van het materieel te worden verbeterd.

Uitgaven vredesoperaties

Inzet van groot materieel voor vredesoperaties leidt tot additionele materiële exploitatiekosten in verband met verbruik van brandstof, verbruiks-artikelen, munitie en uitgaven voor gebruiksgereed maken, onderhoud en herstel van materieel. De additionele exploitatie-uitgaven welke aantoonbaar verband houden met deelname aan vredesoperaties, worden ten laste van begrotingsartikel 08.02 Vredesoperaties gebracht. Indien voor wapensystemen investeringen zijn gepleegd, welke verband hielden met de inzet voor een vredesoperatie, komen deze investeringsuitgaven ten laste van de reguliere begrotingsartikelen. Slechts indien aanpassingen nodig zijn in verband met bijzondere klimatologische omstandigheden, terreinomstandigheden of specifieke dreigingen dan komen investeringen in aanmerking voor verantwoording op artikel 08.02.

  • c. 
    Brandstof- en energiegebruik

De door de Werkgroep Financiële Verantwoording gevraagde informatie met betrekking tot energie- en brandstofgebruik zal worden opgenomen in het Milieu Jaarverslag 2001 dat ten tijde van het aanbieden van deze verantwoording tevens aan het parlement zal worden aangeboden.

  • 6. 
    DEFENSE CAPABILITIES INITIATIVE

De regeringsleiders van de Navo besloten tijdens de Top van Washington in april 1999 tot het «Defence Capabilities Initiative» (DCI), omdat de Navo-strijdkrachten ook in de veranderende veiligheidssituatie doeltreffend moeten kunnen blijven optreden. In het DCI zijn 58 doelstellingen voor de Navo-lidstaten geïdentificeerd, die in de komende jaren moeten worden uitgevoerd. Het betreft hier maatregelen ter bevordering van de flexibiliteit en het aanpassingsvermogen, alsmede van de paraatheid, de mobiliteit, de interoperabiliteit en het voortzettingsvermogen van de eenheden. Nederland hecht daarom belang aan dit initiatief.

De DCI-doelstellingen hebben belangrijk richting gegeven aan de in de Defensienota 2000 opgenomen maatregelen. Ook de EU heeft in het kader van de «Headline Goal» tekortkomingen vastgesteld en streeft ernaar de paraatheid en de interoperabiliteit van de Europese krijgsmachten te vergroten.

Zoals toegezegd bij de beantwoording van de vragen bij de vaststelling van de begroting voor het jaar 2002 (vergaderjaar 2001–2002, 28 000 X, nr. 4) is een overzicht van de Nederlandse bijdrage aan het DCI opgenomen (bijlage 4 bij deze verantwoording, «Defense Capabilities Initiative»).

  • 7. 
    HET TOTALE REALISATIEBEELD

In de onderstaande tabel, naar beleidsterreinen ingedeeld, is de realisatie 2001 (inclusief HGIS) afgezet tegen de geautoriseerde begroting 2001. Voor een goed vergelijk zijn ook de realisatiecijfers van 1999 en 2000 opgenomen:

 

Uitgaven (bedragen x 1000,-)

Reali-

Reali-

Autorisatie-

Reali-

Verschil tussen

 

satie

satie

begro-

satie

autorisatiebegroting

 

1999

2000

ting 2001

2001

2001

en realisatie 2001

 

(1)

(2)

(3)

(4)

 

(5)=(3)-(4)

         

Abso-

 
         

luut(5)

Relatief

01 Algemeen

345 034

362 271

545 858

395 167

  • 150 691
  • 28%

02 Pensioenen en uitkeringen

821 102

816 062

797 650

860 894

63 244

8%

03 Koninklijke Marine

1 382 251

1 394 187

1 289 508

1 449 626

160 118

12%

04 Koninklijke Landmacht

2 150 366

2 114 321

2 017 843

2 268 494

250 651

12%

05 Koninklijke Luchtmacht

1 224 024

1 159 388

1 139 779

1 236 291

96 512

9%

06 Koninklijke Marechaussee

232 609

250 288

274 823

285 971

11 148

4%

08 Multi-service projecten en activiteiten

422 937

393 259

326 297

426 020

99 723

31%

09 Defensie Interservice Commando

226 179

240 105

224 903

269 728

44 825

20%

Totaal

6 804 502

6 729 881

6 616 661

7192 191

575 530

9%

Ten opzichte van de autorisatiebegroting 2001 is per saldo 575,5 miljoen aan het Defensiebudget toegevoegd. Dit is opgebouwd uit een aantal verhogingen zoals: 308,4 miljoen voor loon- en prijsbijstelling 2001, 125,4 miljoen zijnde de doorgeschoven loonbijstelling 2000 omdat in dat jaar geen arbeidsvoorwaardenakkoord bereikt kon worden, bij Voorjaarsnota toegekende gelden voor intensiveringen ( 97,6 miljoen; zie ook de eerste suppletore begroting 2001) waaronder 45,3 miljoen ten behoeve van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB), 48,9 miljoen doorschuiving EVDB-gelden 2000 en voorts 90,0 miljoen met betrekking tot hogere (met de uitgaven verrekenbare) ontvangsten. Daarnaast is het budget voor vredesoperaties verhoogd met 44,0 miljoen. Hier tegenover staan als belangrijkste budgetverlagingen het doorschuiven van 79,0 miljoen voor EVDB naar 2002 en een resterend bedrag aan eindejaarsmarge van 35,1 miljoen.

Naast de hiervoor aangegeven meer- en minderuitgaven op het totale Defensieniveau zijn budgetten tussen de beleidsterreinen herschikt die een neutraal effect hebben op de hoogte van het Defensiebudget en die vooral verband houden met onderlinge dienstverleningen, overhevelingen van functies en kasgeldaanpassingen van diverse groot materieel- projecten waarbij noodzakelijke meeruitgaven op projecten worden gecompenseerd door (autonome) projectonderschrijdingen.

De grootste afwijkingen kunnen als volgt worden verklaard: Algemeen: de bij dit beleidsterrein geraamde loonbijstelling, welke als gevolg van het niet in 2000 afsluiten van het arbeidsvoorwaardencontract, eerst in 2001 tot betaling is gekomen, is verantwoord ten laste van de overige beleidsterreinen;

Multiservice projecten en activiteiten: ten laste van dit beleidsterrein zijn niet geraamde bedragen ten behoeve van de inzet in Eritrea (UNMEE) en EVDB (versterking Duits luchttransport) verantwoord en Defensie Interservice projecten: extra uitgaven voor de invoering van LAN2000 waren niet voorzien in de ontwerpbegroting.

Een nadere toelichting op de verschillen tussen de autorisatie en de realisatie op begrotingsartikel-, ressort- en/of artikelonderdeelsniveau, is in de artikelsgewijze toelichting opgenomen.

  • 8. 
    BEDRIJFSVOERING
  • a. 
    Informatievoorziening (IV)

In 2001 is verder vormgegeven aan de inspanningen om, in lijn met het beleid bedrijfsvoering en op basis van de uitgangspunten «gezamenlijk, gemeenschappelijk en commercieel van de plank, tenzij...» maatregelen te nemen teneinde zeker te stellen dat de IV binnen Defensie transparant, doelgericht en doelmatig wordt ingericht. Het resultaat zal een geïntegreerde en samenhangende IV zijn, waarmee tevens de voorwaarde wordt ingevuld om de juiste managementinformatie te verkrijgen, die essentieel is voor een adequate sturing door commandanten en politieke leiding. Daartoe is medio 2001 het IV-beleidsplan vastgesteld, waarmee de ingezette koers is vastgelegd. Het Parlement is hierover geïnformeerd. Als concrete uitwerking van dit beleidsplan is in 2001 een aantal projecten gestart waarmee de defensiebrede IV-voorzieningen wordt vormgegeven. Vermeldenswaard is voorts het feit dat een verdere voortgang is gemaakt inzake de verbetering van de samenhang tussen de plannen van de functionele gebieden (personeel, materieel en financiën). Vanwege de complexiteit van het onderwerp, de soms ingrijpende gevolgen voor de defensie-onderdelen, de noodzakelijke samenhang en de te bereiken doelmatigheid, is in 2001 de Directie Informatievoorziening en Organisatie opgericht, waarin het ICT-beleidspersoneel van het kerndepartement is samengevoegd en ondergebracht. Deze directie is onder meer belast met de regie inzake de realisatie van het IV-beleidsplan en ressorteert onder het Directoraat-Generaal Financiën en Control (DGFC).

  • b. 
    Evaluaties en audits

Binnen Defensie beschikken de managers op zowel centraal als decentraal niveau over auditcapaciteit die zij kunnen inzetten om de kwaliteit van de bedrijfsvoering te toetsen en aanbevelingen te doen ter verbetering. Onderdeel van deze structurele benadering is het jaarlijks uitvoeren van risico-analyse als startpunt voor directe verbetermaatregelen en de audit-planning. De resultaten van de in 2001 uitgevoerde audits zijn verwerkt in de verbeterplannen 2002 en zijn daarnaast gebruikt bij het opstellen en onderbouwen van de voorbeeldmededeling over de bedrijfsvoering 2001.

In 2001 is de organisatie van de auditfunctie verbeterd, zijn de aanbevelingen uit het rapport van de werkgroep IBO-CDV-Accountancy verwerkt en is de relevante regelgeving aangepast. In nieuwe regelgeving is de toezichthoudende rol van het Audit Comité vastgelegd en verder uitgewerkt. Het Audit Comité krijgt een versterkte en actievere rol binnen de Auditfunctie Defensie.

In de nieuwe regelgeving inzake de Auditfunctie binnen Defensie is een defensiespecifieke invulling van het rapport IBO-CDV Accountancy vastgelegd. De regie van het auditbeleid en -uitvoering is in handen van het DGFC, waarbij de Defensie Accountantsdienst een eigen verantwoordelijkheid houdt ten aanzien van de uitvoering van de accountantscontrole. De defensiebrede audits worden, in opdracht van de directeur-generaal Financiën en Control, in beginsel uitgevoerd met de onderzoekscapaciteit van de Defensie Accountantsdienst.

In 2001 is een aanvang gemaakt met de versterking van de evaluatiefunctie binnen Defensie, de verbetering van uitvoering van de beleidsevaluaties en de implementatie van de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid. Binnen Defensie wordt gestreefd naar een volledige afdekking van het defensiebrede beleid met behulp van beleidsevaluaties. Hierbij zullen de ex-ante evaluaties worden uitgevoerd door de beleidsmakers als onderdeel van het proces van beleidsvoorbereiding en zullen de ex-post beleidsevaluaties door zorg van DGFC worden uitgevoerd.

Op het decentrale niveau zal, door zorg van verantwoordelijke managers, de eigen evaluatiefunctie en de kwaliteit van de evaluatie van het afgeleide beleid verder worden verbeterd.

  • c. 
    Financieel beheer

Betalingsverkeer

Aangezien de banken de dienstverlening inzake het verwerken van betaal-bestanden via een extern medium (cartridge) hebben stopgezet, is in samenspraak met de huisbankier van Defensie, RABO-Bank Nederland, een data-communicatiesysteem tot stand gebracht. Via dit systeem worden de betalingen vanuit het begrotingsadministratiesysteem in enkele stappen on-line naar de RABO-bank verzonden. Verzending van cartridges via transport met een militaire ordonnans behoort daarmee tot het verleden. Het datacommunicatiesysteem is vanaf 1 februari 2002 volledig operationeel. Acties worden thans ondernomen om ook de betalingen van militaire salarissen via het datacommunicatiesysteem te laten verlopen. Naar verwachting wordt het gedeelte binnenlandse betalingen medio 2002 gerealiseerd. Daarna wordt aangevangen met het via datacommunicatie betalen van salarissen van militairen die in het buitenland zijn geplaatst.

In het jaar 2001 zijn de procedures en regels van het betalingsverkeer nog verder gestroomlijnd. Verschillende aanwijzingen zijn samengevoegd tot één aanwijzing voor alle kasbeheerders van Defensie. Zo zijn de bevoegdheden en verantwoordelijkheden inzake het gebruik van creditkaarten aangescherpt, de verantwoording van kosten betalingsverkeer vereenvoudigd, regels gesteld bij geldtransporten, regels opgenomen voor verrekeningen met derden en is een procedure opgenomen hoe te handelen in het geval van in surséance van betaling gestelde bedrijven respectievelijk failliet verklaarde bedrijven.

Om te bereiken dat geldelijke aanspraken op derden ook daadwerkelijk worden omgezet in geldelijke ontvangsten zijn in 2001 nadere richtlijnen gesteld bij het beheer van vorderingen. Naast de kaders voor het instellen van vorderingen gelden thans stringentere regels en afgebakende bevoegdheden voor het aanmanen bij debiteuren, schuldvereffening, buiten invordering stellen en kwijtschelden. De nieuwe aanwijzing voor het vorderingenbeheer is vanaf 6 augustus 2001 van kracht geworden en geldt voor alle beleidsterreinen van Defensie, alsmede de baten-lasten-diensten.

In het kader van snelle en correcte afhandeling van geldelijke ontvangsten is in het jaar 2001 een pilot gestart om de periode tussen daadwerkelijke ontvangst en verantwoording in de financiële administratie te verkorten. De pilot voorziet in een min of meer geautomatiseerde kennisgeving van de ontvangsten aan de vorderingbeheerders. De evaluatieresultaten van de pilot laten zien dat ook in 2002 onverminderde aandacht nodig is voor het ontvangstenbeheer. Een defensiebreed werkverband is belast met het nog verder stroomlijnen van de processen. Naar verwachting zal de pilot medio 2002 kunnen worden omgezet in definitieve afspraken en maatregelen.

Financieel en materieelbeheer

Een daartoe ingestelde Task Force heeft in 2001 alle tekortkomingen met de daarbij behorende verbeterpunten in het financieel en materieelbeheer in kaart gebracht. De verbeteracties zijn door de lijnmanagers in verbeterplannen opgenomen. De plannen van de lijnmanagers voldoen qua opzet, format en begeleidende appreciaties van de lijnmanagers aan de door de Task Force, Algemene Rekenkamer en de Defensie Accountantsdienst gestelde criteria en aan de eisen die gelden voor een goede aansturing, uitvoering en monitoring van het gehele verbeterproces.

Ter uitwerking van de toezegging aan de Tweede Kamer om het verbeter-proces intensiever te monitoren zijn de (vrijwel maandelijkse) verbeterplannen en voortgangsrapportages in eerste instantie beoordeeld door de directeur FEZ. In separate bijeenkomsten heeft hij zijn bevindingen met de projectverantwoordelijken van de beleidsterreinen besproken. In deze gesprekken hebben ook de betreffende auditmanagers van de Defensie Accountantsdienst geparticipeerd. Voor de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Marechaussee geldt voorts dat ook vertegenwoordigers van de Algemene Rekenkamer (bureau Defensie) en de Directie Accountancy Rijksoverheid van het ministerie van Financiën deze maandelijkse vergaderingen hebben bijgewoond.

De directeur FEZ heeft de Task Force geïnformeerd over de resultaten van zijn besprekingen met de projectverantwoordelijken van de beleidsterreinen. Waar nodig heeft de Task Force in een achttal bijeenkomsten maatregelen genomen om te bereiken dat inderdaad over het jaar 2001 gesproken kan worden van een (naar de werking) ordelijk financieel en materieelbeheer.

Ten aanzien van het normenkader is overleg met de Algemene Rekenkamer gevoerd over de vraag wat Defensie moet doen ter verbetering van het financieel beheer en het materieelbeheer. Voor de betreffende beleidsterreinen zijn de punten in het financieel en materieelbeheer vastgesteld die in ieder geval, ook volgens de Algemene Rekenkamer, moeten zijn opgelost. In samenspraak met de Algemene Rekenkamer en de Defensie

Accountantsdienst zijn een zogenoemde shortlist financieel beheer (voor de Koninklijke Luchtmacht en Koninklijke Marechaussee) en een shortlist materieelbeheer (voor alle beleidsterreinen) vastgesteld. Met de in de shortlists opgenomen normen is aan lijnmanagers duidelijk gemaakt welke aspecten in het financieel en materieelbeheer minimaal in opzet, bestaan en werking ultimo 2001 op orde moeten zijn.

De lijnmanagers en hun mensen hebben veel werk verzet om de tekortkomingen in het financieel en materieelbeheer weg te nemen. Met daadkracht en commitment zijn de zaken in 2001 aangepakt. De resultaten mogen er zijn.

Ten aanzien van het door de Task Force FIMAB gestelde normenkader (shortlists) zijn ultimo 2001 nog niet alle verbeteracties afgerond. Vooral bij de KL (materieelbeheer) en bij de KMar (financieel beheer) zullen alle tekortkomingen eerst in 2002 volledig kunnen worden weggenomen. Zonder afbreuk te doen aan het in 2001 verbeterde beheer ten opzichte van 2000, kunnen de resterende tekortkomingen per 31 december 2001 met de daarbij behorende risico’s als aanvaardbaar worden beschouwd. Tot het moment waarop ook deze laatste tekortkomingen zijn weggenomen wordt de in 2001 geïntensiveerde monitoring gehandhaafd en waar nodig aangescherpt.

Vorenstaande stand van zaken van de ultimo 2001 bereikte resultaten in het financieel en materieelbeheer geldt mede als toelichting op het gestelde in de voorbeeldmededeling over de bedrijfsvoering.

  • d. 
    Stand van zaken Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid (VIR)

De wijze waarop defensie haar informatiebeveiliging moet realiseren is vastgelegd in het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR). Per 1 januari 2002 moest 75 % van de informatiebeveiligingsplannen zijn vastgesteld en per 1 juli 2002 geldt dat voor alle plannen. Dan moeten ook de belangrijkste maatregelen uit de plannen zijn geïmplementeerd. Een jaar later moet het totale VIR-programma zijn afgerond.

De norm om per 1 januari 2002 te beschikken over 75% van de informatie-beveiligingsplannen is gehaald. Van de afzonderlijke beleidsterreinen heeft het Defensie Interservice Commando de norm niet gehaald. Te verwachten is dat op 1 juli 2002, ook bij de Defensie Interservice Commando, alle beveiligingsplannen zijn opgesteld. Met voldoende commitment, budget, deskundigheid en een strakke voortgangsbewaking zullen ook de mijlpalen ten aanzien van het implementeren van de uit de plannen voortvloeiende maatregelen worden gehaald.

  • e. 
    Rechtmatigheidsonderzoek 2000 van de Algemene Rekenkamer

De AR heeft ten aanzien van de financiële verantwoording van het Ministerie van Defensie over 2000 vastgesteld dat deze een deugdelijke weergave is van de uitkomsten van het financieel beheer en dat deze is opgesteld volgens de voorschriften. Voorts stelde zij vast dat de financiële verantwoordingen van de baten-lastendiensten Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) en de Defensie Telematica Organisatie (DTO) aan de eisen voldeden.

De AR constateerde in het jaar 2000 een aantal positieve ontwikkelingen, maar vroeg tevens nadrukkelijk de aandacht voor de resterende tekortkomingen.

Defensiebreed werd aandacht gevraagd voor het materieelbeheer en de enkele aspecten van het financieel beheer (de verificatiefunctie, het verplichtingenbeheer, contractvorming en het verwervingsproces). Bij de Koninklijke Landmacht werd het vervolg bezwaaronderzoek naar het financieel beheer afgerond omdat de resterende «oude» tekortkomingen inmiddels waren weggenomen.

Ten aanzien van het uitgevoerde bezwaaronderzoek naar het financieel beheer bij de Koninklijke Luchtmacht werd besloten dit voort te zetten, omdat nog niet alle tekortkomingen volledig waren weggenomen. Bij de Koninklijke Marechaussee stelde de AR dat eerder geconstateerde tekortkomingen in het financieel beheer nog steeds aanwezig waren en werd aangemerkt als een potentieel bezwaargeval. De AR zag evenwel af van een bezwaaronderzoek omdat door Defensie voldoende verbeteracties en versterking van de monitorsysteem werden toegezegd.

  • f. 
    Financiële informatiesystemen

Om aan de structurele informatiebehoefte, welke voldoet aan de eisen die onder andere de Kamer er aan stelt, veilig en tijdig te kunnen voldoen, wordt binnen Defensie het concept van geïntegreerde bestuurlijke informatievoorziening geïmplementeerd.

Dit impliceert een Defensiebrede integratie van de bestuurlijke informatiesystemen op het gebied van operatiën, personeel en organisatie, gezondheid en welzijn, materieel en logistiek, opleidingen, economie en financiën, documentaire informatievoorziening en beveiliging. Hiertoe is het Defensie IV-beleidsplan 2002/2011 opgesteld, waarin de marsroute wordt uitgezet om de gewenste Defensiebrede integratie te bereiken.

  • 9. 
    INVOERING EURO

De invoering van de euro heeft plaatsgevonden conform het in 1999 vastgestelde Draaiboek Euro Ministerie van Defensie, opgesteld door de Projectgroep Euro Defensie. Dit draaiboek ondersteunt de coördinatie van aanpassingen in de door het ministerie van Financiën gedefinieerde aandachtsgebieden (domeinen), te weten automatisering, juridische zaken (wet- en regelgeving), administratie en organisatie, treasury en voorlichting.

Defensie heeft gekozen voor een centrale regie vanuit het functiegebied DGFC en een decentrale uitvoering door de zes beleidsterreinen.

Medio 2001 werd de fase «aanpassen en testen» afgerond. Per 1 december 2001 is gestart met de fase «converteren» («implementatie») van ± 140 eurogevoelige informatiesystemen, het merendeel in de vorm van een gezamenlijke big bang gegevensconversie gedurende de periode 22 – 31 december 2001. Het converteren van alle informatiesystemen binnen Defensie is inmiddels succesvol en binnen het budget afgerond. Het merendeel van de uitgaven betreft de inhuur van specifieke kwaliteit ten behoeve van het europroject, onder andere uitgevoerde audits (in 2001 zijn twee audits uitgevoerd ten behoeve van de fase «aanpassen en testen» en de fase «converteren») – ondersteuning door ingehuurde expertise voor de beleidsterreinen om de uitvoering te begeleiden en aanpassingen, testen en converteren van geautomatiseerde systemen door met name de Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie.

 

Bedragen x € 1000,-

 

Totale raming*

Realisatie in 2001

Realisatie t/m 2001

  • 1. 
    Personele en materiële uitgaven
  • 2. 
    Wet- en regelgeving
  • 3. 
    Automatisering
  • 4. 
    Voorlichting
  • 5. 
    Overige kosten

4 508 170

7 206 127 379

2 645

4 436 141 362

3 931

6 757 174 542

Totaal

12 390

7 584

11 404

  • conform raming Draaiboek Euro Defensie

Toelichting

  • 1. 
    Personele en materiële uitgaven Het betreft hier uitgaven voor inhuur van ondersteunende capaciteit ten behoeve van het europrojectmanagement bij de beleidsterreinen, alsmede ten behoeve van door externen uitgevoerde audits.
  • 2. 
    Wet- en regelgeving De wijziging van wetgeving waarvoor Defensie verantwoordelijk is brengt geen extra uitgaven met zich mee.
  • 3. 
    Automatisering De meeste extra uitgaven hebben betrekking op inhuur van automatiseringsdeskundigen van de baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie voor het aanpassen van geautomatiseerde systemen en het opzetten van handboeken.
  • 4. 
    Voorlichting Defensie heeft een voorlichtingsplan opgesteld ten behoeve van de invoering van de euro. De uitgaven hebben betrekking op voorlichting aan het personeel, zoals brochures en publicaties, intranetsites en workshops.
  • 5. 
    Overige kosten Hieronder zijn met name uitgaven opgenomen die met de wijzigingen in het elektronisch betalingsverkeer (treasury) te maken hebben, zoals aanpassen en vervangen van kassa’s en oplaadapparatuur ten behoeve van chippen.
  • 10. 
    MISBRUIK EN ONEIGENLIJK GEBRUIK (M&O)

Van gevoeligheid voor misbruik en oneigenlijk gebruik is sprake indien de aanspraak op een uitkering of subsidie afhankelijk is van gegevens die door een derde, of andere belanghebbenden, zelf moeten worden verstrekt. Het beleid ter voorkoming van M&O is een onderdeel van het bij Defensie gevoerde financieel beheer. Per 2 oktober 2001 is een daartoe strekkende aanwijzing Secretaris-Generaal in werking getreden. Daarin is onder meer bepaald dat de hoofden van dienst verantwoordelijk zijn voor de bekendstelling, de naleving en het toezicht op de uitvoering van deze aanwijzing en dat een adequate verwerking in de administratieve organi- satie plaatsvindt. De Defensie-onderdelen dienen jaarlijks, ten tijde van de eindverantwoording, inzicht te geven in de problematiek van betrokken regelingen. Evaluatie vindt elke drie jaar plaats. Bij Defensie bestaat geen materieel gebrek aan zekerheid met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitgaven van de M&O-problematiek.

  • 11. 
    ACTIEPLAN PROFESSIONEEL INKOPEN EN AANBESTEDEN (PIA)

In 2001 heeft Defensie in het kader van PIA een inkoopdiagnose opgesteld. In deze inkoopdiagnose wordt onder meer ingegaan op het inkooppakket van Defensie, de inkooporganisatie en de inkoopprocedures. Zoals in de afgelopen jaren is ook in het onderhavige jaar in het kader van het reguliere verwervingsproces per project bezien in hoeverre verdergaande uitbesteding tot de mogelijkheden behoorde. De in het kader van Competitieve Dienstverlening ondernomen activiteiten hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld.

Hoewel de ontwikkelingen op het gebied van Europese aanbestedingen nauwlettend worden gevolgd en de te hanteren procedures zonodig daarop worden aangepast, hebben zich in 2001 geen situaties voorgedaan die Defensie ertoe noopten het dienaangaande vigerende beleid bij te stellen. Evaluatie van het beleid is een vast onderdeel van een min of meer continu proces van verbetering. In 2001 zijn diverse evaluaties uitgevoerd waaronder die van het Defensie Materieelkeuze Proces.

Teneinde de ondersteuning met nieuwe informatie en communicatie technologie te vergroten zijn lopende proefprojecten voortgezet en nieuwe onderzoeken verricht op het gebied van elektronisch zaken doen en naar de realisatie van een defensiebreed inkoop ondersteunend systeem. Opleiding en ontwikkeling blijft een voortdurend punt van aandacht, de activiteiten in het kader van de Trainees Interservices Projectenpool werpen ook op dit terrein hun vruchten af.

Op zowel departementaal, interdepartementaal en internationaal niveau zijn in 2001 waar doelmatig en doeltreffend diverse samenwerkingsprojecten gerealiseerd.

Ook door middel van deelname aan diverse deelprojecten in het kader van PIA wordt door Defensie een bijdrage geleverd aan de realisatie van dit project.

  • 12. 
    VAN BELEIDSBEGROTING TOT BELEIDSVERANTWOORDING (VBTB)

Met het afronden van de Defensiebegroting 2002 is een belangrijke stap voorwaarts gemaakt met het project VBTB bij Defensie. Door het formuleren en operationaliseren van doelstellingen en prestatiegegevens voor de beleidsartikelen is het VBTB-gedachtengoed breed in de organisatie uitgedragen. Het succes van implementatie van VBTB wordt echter mede bepaald door de wijze waarop de Tweede Kamer het VBTB-instrumentarium benut. Vanwege het vermeend gevoel van aantasting van het budgetrecht is op verzoek van de Kamer de begroting 2002 gebaseerd op de organisatiestructuur waardoor de VBTB uitgangspunten niet volledig in de begroting 2002 konden worden geïmplementeerd. Daarom wordt in overleg met de Kamer de begroting 2003 opgezet in lijn met de algemene doelstellingen van Defensie zoals deze in de Grondwet en de

Defensienota zijn vastgelegd. De overige werkzaamheden van het onder DFEZ ressorterende projectbureau VBTB, zoals vastgelegd in het Master-plan VBTB voor Defensie, liggen op schema. Het streven is om de werkzaamheden van het projectbureau VBTB ultimo 2003 af te ronden waarna de verdere doorontwikkeling van VBTB in de lijn wordt ingebed.

Mede naar aanleiding van de verbetervoorstellen van Financiën bij de begroting 2002 zal de begroting voor 2003 op de volgende punten verder worden verbeterd:

+ opnemen van een evaluatieprogramma voor alle beleidsartikelen;

+ een indeling hanteren die meer recht doet aan de uitgangspunten van een beleidsbegroting en die tevens voorziet in voldoende inzichtelijkheid en mogelijkheid tot amendering zoals gewenst door de Kamer;

+ meer structuur in de beleidsagenda, zodat de beleidsprioriteiten en de daarop betrekking hebbende WWW-vragen beter tot hun recht komen;

+ beperken van het aantal bijlagen.

Naast de totstandkoming van de beleidsbegroting zijn in 2001 conform het Masterplan VBTB intern Defensie diverse ontwikkelingen in gang gezet:

– aansluiting van de interne planning en control documenten van het departement (ActiviteitenPlan en Begroting en Toprapportages) op de externe begroting en verantwoording;

– actualisering van het planning- en controlproces in samenhang met invoering VBTB en het veranderingsproces Defensie;

– vaststellen verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden in aansluiting op de begrotingsindeling Defensie (interne beleidsverantwoordelijkheid en resultaatverantwoordelijkheid);

– borging van de evaluatiefunctie en de kwaliteit van de beleidsinformatie in begroting en jaarverslag in lijn met de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid;

– opzet, inrichting en totstandkoming van het jaarverslag nieuwe stijl door middel van een voorbeeldjaarverslag 2001;

– ontwikkeling van een managementinformatiesysteem dat op flexibele, gestructureerde en betrouwbare wijze informatie bijeen moet brengen als ondersteuning voor het planning- en controlproces en de interne sturing en beheersing;

– structurele aandacht voor verbetering van de bedrijfsvoering en inbedding van de Mededeling over de bedrijfsvoering in de planning- en controlcyclus in aansluiting op de totstandkoming van de voorbeeldmededeling 2000 en 2001 (zie bijlage 1) alsmede het referentiekader.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

  • 01. 
    Beleidsterrein Algemeen

Algemeen

Het beleidsterrein Algemeen omvat de Centrale Organisatie (CO) welke bestaat uit het Kerndepartement (KD) en de Militaire Inlichtingendienst (MID)

Doelstellingen Kerndepartement

+ het politiek en ambtelijk ondersteunen van de bewindslieden in hun contacten met het parlement, hun rol als lid van het kabinet en bij het onderhouden van interdepartementale en internationale relaties;

+ het op hoofdlijnen integraal aansturen van de krijgsmachtdelen;

+ het controleren op de realisatie van het geformuleerde beleid.

Doelstellingen MID

+ het leveren van kwalitatief hoogwaardige inlichtingen- en veiligheids-informatie waarmee een onmisbare bijdrage wordt geleverd aan het formeren, in stand houden en het inzetten van de Nederlandse krijgsmacht.

Bedrijfsvoering CO

Personeelsbeheer

In 2001 een vervolg gegeven aan het in 2000 ingezette ARBO-beleid. Veel aandacht is besteed aan preventieve voorlichting op het gebied van beeldschermergonomie en RSI.

Evaluaties en Audits

In 2001 zijn de audits naar het financieel beheer bij de MID en het verificatieproces bij de CO door de DEFAC uitgevoerd. Het auditrapport betreffende het verificatieproces bij de CO moet echter nog worden vastgesteld. De audit naar het verwervingsproces bij DFZ is in het kader van de opleiding Operational Auditing uitgevoerd door een multidisciplinair audit-team. De audit naar het materieelbeheer is komen te vervallen, omdat het Verbeterplan Materieel Beheer is uitgevoerd. De audit aangaande beleidsterrein 02. Militaire pensioenen en uitkeringen, naar de militaire diensttijdpensioenen is doorgeschoven van 2001 naar de eerste helft van 2002 in verband met capaciteitsproblemen.

Grondslag beleidsterrein 01Algemeen

Onder dit beleidsterrein worden naast de uitgaven voor het Kerndepartement en de Militaire Inlichtingendienst, de gemeenschappelijke uitgaven geraamd en verantwoord die niet specifiek aan enig krijgsmachtdeel zijn toe te wijzen.

Realisatie

De totaal geraamde en gerealiseerde uitgaven van het beleidsterrein Algemeen voor het jaar 2001 zijn als volgt te specificeren:

 

Uitgaven (x € 1000,-)

Omschrijving

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In%

01.20 Personeel en materieel

       

– Ressort Kerndepartement

79 057

124 946

45 889

58%

– Ressort Militaire Inlichtingendienst

54 371

47 298

-7 073

  • 13%

– Wachtgelden en inactiviteitswedden

3 528

4 173

645

18%

Totaal Personeel en materieel

136 956

176 417

39 461

  • 29%

01.21 Subsidies en bijdragen

70 761

73 595

2 834

4%

01.22 Geheime uitgaven

499

908

409

82%

01.23 Internationale verplichtingen

69 825

62 442

-7 383

  • 11%

01.24 Garanties

0

0

0

0%

01.25 Milieumaatregelen

6 321

2 669

-3 652

  • 58%

01.26 Technologie-ontwikkeling

12 727

14 244

1 517

12%

01.27 Loonbijstelling

142 009

 
  • 142 009
  • 100%

01.28 Prijsbijstelling

62 574

 
  • 62 574
  • 100%

01.29 Overige departementale uitgaven

44 185

64 892

20 707

47%

Totaal uitgaven Algemeen

545 858

395 167

  • 150 691
  • 28%

Toelichting

Toelichting op de verschillen beleidsterrein Algemeen Het relatief grote verschil tussen de begroting 2001 en de uiteindelijk realisatie vindt zijn oorzaak in twee ontwikkelingen. Intern onderzoek heeft bevestigd dat de uitgaven voor materiële uitgaven structureel hoger liggen dan geraamd. Hiertoe zijn inmiddels budgettaire maatregelen genomen. Daarnaast is artikel 01.29 Overige departementale uitgaven belast met 20,8 miljoen als gevolg van een naheffingsaanslag loon-belastingpremie volksverzekering (lumpsum betaling voor in verband met fiscaal belast zijn van de van Rijkswege verstrekte voeding en huisvesting, dit als uitvloeisel van de nieuwe belastingwetgeving) en het intensiever gebruik van de Ziektenkostenvoorziening Defensiepersoneel.

01.20 Personeel en materieel

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

In dit artikel zijn de verplichtingen en uitgaven opgenomen die nodig zijn voor het functioneren van het ambtelijk apparaat van het Kerndepartement en de Militaire Inlichtingendienst (MID), samen vormend de Centrale Organisatie (CO), welke ieder als een afzonderlijk ressort zijn opgenomen.

Deze ressorts zijn opgebouwd uit de volgende artikelonderdelen:

  • ambtelijk burgerpersoneel, waarin begrepen de loonkosten en overige tot het loon te rekenen kosten van de bewindslieden;
  • militair personeel;
  • overige personele uitgaven;
  • materiële uitgaven.

Daarnaast worden nog bedragen voor wachtgelden voor het burgerpersoneel en het aandeel van het Kerndepartement in de uitvoeringskosten USZO op dit artikel geraamd.

 

Omschrijving (bedragen x 1 000,-)

Verplichtingen

Uitgaven

Begroting Realisatie 2001               2001

Verschil

In % Begroting Realisatie Verschil          In%

2001               2001

 

01.20 Personeel en materieel – Ressort Kerndepartement – Ressort Militaire Inlichtingendienst – Wachtgelden en inactiviteits-wedden

84 007 54 386

3 529

125 740 54 928

4 174

41 733 542

645

50% 1%

18%

79 057 54 371

3 528

124 946 47 298

4 173

45 889 - 7 073

645

58% - 13%

18%

Totaal

141 922

184 842

42 920

30%

136 956

176 417

39 461

29%

Het ressort Kerndepartement (KD)

Algemeen

Het ressort Kerndepartement bestond in 2001, naast de algemene leiding (minister, staatssecretaris, secretaris-generaal en plaatsvervangend secretaris-generaal, inclusief enkele onder hem ressorterende diensten) uit de Defensiestaf, de directoraten-generaal Personeel, Materieel en Economie en Financiën alsmede de zelfstandige directies juridische zaken, algemene beleidszaken, voorlichting en de Defensie accountantsdienst. Voorts is nog een aantal bijzondere organisatie-eenheden toegevoegd, zoals de staf Inspecteur-Generaal Krijgsmacht en defensiepersoneel werkzaam bij de permanente vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Navo en de Weu.

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1 000,-)

Verplichtingen

Uitgaven

Begroting Realisatie 2001               2001

Verschil

In % Begroting Realisatie 2001               2001

Verschil

In %

 

01.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel

30 204

33 153

2 949

10%

30 204

33 151

2 947

10%

01.20.02 Militair personeel

11 573

13 794

2 221

19%

11 573

13 795

2 222

19%

01.20.03 Overige personele uitgaven

7 781

10 407

2 626

34%

7 781

10 434

2 653

34%

01.20.04 Materiële uitgaven

34 449

68 386

33 937

99%

29 499

67 566

38 067

129%

Totaal

84 007

125 740

41 733

50%

79 057

124 946

45 889

58%

Toelichting op de verschillen

01.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het KD verantwoord.

Naast een reguliere stijging van de uitgaven als gevolg van aanpassing van de uitgaven aan het loonpeil 2001, heeft in 2001 een nabetaling plaatsgevonden over 2000, als gevolg van het eerst in 2001 in plaats van ultimo 2000 afsluiten van het arbeidsvoorwaardenakkoord.

Zowel de sterkte van het KD als het gemiddeld salaris zijn gewijzigd. Dit heeft ertoe geleid dat de uitgaven voor het actief en niet-actief burger- personeel van het KD ruim 2,4 miljoen hoger uitvallen. Deze stijging is wat betreft het actief-reguliere personeel toe te schrijven aan een bijstelling van de begrotingssterkte in 2001 waaronder uitgaven voor 4 VUIT-medewerkers (Veteranen UITvoerings-organisatie) en een stijging van de bezetting.

Daarnaast zijn er meer uitgaven benodigd geweest voor de Traineepool economie en financiën als gevolg van meer deelnemers aan deze pool.

Bij de categorie niet-actief personeel is de raming van zowel aantal als gemiddeld bedrag vooraf slechts bij benadering voorspelbaar. In deze categorie niet-actief personeel zijn ondergebracht: het langdurig ziek personeel, personeel met ouderschapsverlof en personen die gebruik maken van de PAS-regeling (partiële arbeidsparticipatie senioren).

01.20.02 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het KD verantwoord.

01.20.03 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. Deze hebben zowel betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reizen, verplaatsen, representatie, persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, onderwijs en opleidingen en inhuur van tijdelijk personeel.

Inhuur tijdelijk personeel

De stijging van de realisatie van dit artikelonderdeel wordt veroorzaakt door inhuur van duurder, niet voorzien, hoger gekwalificeerd personeel dan gebruikelijk.

Overige personele zaken

De stijging van de realisatie van dit artikelonderdeel wordt veroorzaakt door blijvend hogere uitgaven voor de ARBO in verband met de ARBO-wet en daarvan afgeleide zaken, als gevolg van intensivering van de wetgeving op dit gebied.

Employee benefits

De stijging van de realisatie van dit artikelonderdeel wordt veroorzaakt door vertraging bij het fietsproject in 2000. Hierdoor vond een verschuiving plaats naar 2001.

01.20.04 Materiële uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de materiële uitgaven verantwoord. Het betreft hier uitgaven voor onder meer kleine bedrijfsmatige investeringen, huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, zaken van operationele aard, inventarisgoederen en klein materieel, data- en telecommu-nicatie-apparatuur, voertuigen en O-, I- en A-deskundigheid.

Toelichting op de verschillen

Intern onderzoek heeft tot de conclusie geleid dat, op basis van het huidige activiteitenniveau meer uitgaven zullen worden gerealiseerd dan oorspronkelijk (meerjarig) geraamd. Inmiddels zijn meerjarig budgettaire maatregelen genomen.

Inhuur O-, I-&A-deskundigheid

Met name hierop is een groot aantal incidentele posten geboekt. Dit wordt vooral veroorzaakt door activiteiten ten behoeve van het Defensie-brede IV-programma, de voorbereiding tot uitbesteding van de Defensie Telematica Organisatie (DTO), de overgang naar de Euro en de hoge beheerskosten voor het netwerk in verband met de overgang naar LAN 2000 en de gelijktijdige instandhouding van het oude netwerk.

Informatiesystemen

De verdergaande digitalisering en informatisering van informatievoorziening hebben geleid tot aanzienlijke meeruitgaven

Het ressort Militaire Inlichtingen Dienst (MID)

De MID voert zijn werkzaamheden uit op basis van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV).

De uitgaven voor de bedrijfsvoering van de MID worden verantwoord onder artikel 01.20 Personeel en materieel op de artikelonderdelen 05 tot en met 08. Daarnaast is voor de MID een aanvullend bedrag geraamd op het artikel 01.22 Geheime uitgaven.

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1 000,-)

Verplichtingen

Uitgaven

Begroting Realisatie 2001               2001

Verschil

In % Begroting Realisatie 2001               2001

Verschil

In %

 

01.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel

16 566

15 369

2 686

19 766

16 075

13 514

3 652

21 688

  • 491
  • 1 855

966

1 922

-3%

  • 12%

36%

10%

16 566

15 369

2 686

19 751

16 075

13 514 3 619

14 090

  • 491
  • 1 855

933

  • 5 661

-3%

01.20.06

Militair personeel

  • 12%

01.20.07

Overige personele uitgaven

35%

01.20.08

Materiële uitgaven

  • 29%

Totaal

54 387

54 929

542

1%

54 371

47 298

  • 7 073
  • 13%

01.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de MID verantwoord.

01.20.06 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van de MID verantwoord.

Toelichting op de verschillen

Het lagere aantal BOT-ers (beroeps onbepaalde tijd) wordt veroorzaakt door een overheveling van 28 vte’n ( 1,078 miljoen) naar de krijgsmachtdelen als uitvloeisel van de reorganisatie MID en 77 openstaande vacatures.

01.20.07 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. Deze hebben zowel betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte. De uitgaven hebben onder meer betrekking op reizen, verplaatsen,

representatie, persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, onderwijs en opleidingen en inhuur van tijdelijk personeel.

Toelichting op de verschillen

Inhuur tijdelijk personeel

Op het onderdeel inhuur tijdelijk personeel is meer gerealiseerd vanwege het feit dat er een groot aantal openstaande vacatures bestaat (met name voor wat betreft de militaire functies) en derhalve meer capaciteit wordt ingehuurd dan begroot.

01.20.08 Materiële uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de materiële uitgaven verantwoord. Het betreft hier uitgaven voor onder meer kleine bedrijfsmatige investeringen, huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, zaken van operationele aard, inventarisgoederen en klein materieel, data- en telecom-municatie-apparatuur en voertuigen.

Toelichting op de verschillen

O-, I- en A-deskundigheid

De projectkosten met betrekking tot kleine bedrijfsmatige investeringen betreffende de inhuur O-, I-, en A-deskundigheid zijn met ingang van 2001, verantwoord op het algemene subartikelonderdeel O-, I- en A-deskundig-heid en niet meer ten laste van de bedrijfsmatige investeringen

Overige persoonsgebonden materiële uitgaven

Voornamelijk als gevolg van het afsluiten van meer onderhoudscontracten dan verwacht vindt op dit onderdeel een hogere realisatie plaats.

Kleine bedrijfsmatige investeringen

Voor de materiële uitgaven is een onderrealisatie ontstaan door capaciteitsgebrek in het verwervingstraject en vertraging welke wordt veroorzaakt door onder andere de complexiteit van de nieuwe technologie.

In de begroting 2001 is een aantal beleidsintensiveringen voor de MID voorzien, welke ten dele in 2001 zijn gerealiseerd. Een deel van de intensiveringen zal in 2002 worden uitgevoerd.

Voor de beleidsintensivering Stabilisering Informatievoorziening MID geldt dit met name voor de projecten binnen het beveiligingsplan. Uitvoering van het beveiligingsplan zal zijn aanvang in 2002 krijgen, dit in tegenstelling tot de voorgenomen planning. Het niet kunnen uitwerken van het beveiligingsplan is veroorzaakt door capaciteitsproblemen binnen de MID. De uitlevering van 2Mb crypto-apparatuur is verlaat door het uitblijven van de goedkeuring (om veiligheidsredenen) van de BeveiligingsAutoriteit (BA).

Voor de beleidsintensivering Afdeling Verbindings Inlichtingen (AVI) geldt met name de temporisering van een aantal projecten naar aanleiding van de gebeurtenissen op 11 september in relatie tot de discussie van de satellietcommunicatie. Een kapitaalintensief project als INMARSAT is naar 2002 doorgeschoven.

Voor diverse andere grote materieelprojecten zijn reeds verplichtingen in 2001 aangegaan, echter deze komen pas in 2002 tot uitlevering en betaling. Deze projecten waren gepland en begroot in 2001 en geven mede nu een onderrealisatie op materiële uitgaven.

Artikelonderdeel 01.20.09 Wachtgelden en inactiviteitswedden De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor de burgerambtenaren van het KD en de MID. Separaat zichtbaar zijn de uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader (SBK) en de Uitstroom Bevorderende Maatregel Ouderen (UBMO).

Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen zoveel mogelijk te beperken door middel van een actieve herplaatsingsinspanning en het gebruik van SBK-instrumenten waaronder om-, her- en bijscholing. Sinds 1996 omvat dit artikel ook de uitgaven die betrekking hebben op de uitvoeringskosten van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO).

01.21 Subsidies en bijdragen

Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven geraamd en verantwoord voor: – subsidies aan verschillende instellingen;

– bijdragen aan andere ministeries, ten behoeve van verenigingen, stichtingen en comités.

Subsidies worden verleend aan instellingen die voor Defensie een zeker nut hebben en mede afhankelijk zijn van financiële hulp van Defensie.

 

Artikelonderdelen (bedragen x 1 000,-)

Uitgaven

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

 

I. Subsidies

       

– het Comité international de médicine et de pharmacie Militaires

2

2

0

0%

– de Koninklijke vereniging ter beoefening van de krijgswetenschap

       

ten behoeve van de buitengewone leerstoel militair recht aan de

       

Universiteit van Amsterdam

24

29

5

23%

  • Veteranenplatform

139

141

2

2%

– Defensie Vrouwennetwerk

5

5

0

0%

– Stichting Dienstverlening Veteranen

5 017

5 190

173

3%

– Stichting Maatschappij en Krijgsmacht

238

247

9

4%

– Stichting Homosexualiteit en Krijgsmacht

25

25

0

0%

– Nederlandse Reservisten Federatie Krijgsmacht

45

45

0

0%

– Stichting Koepelorganisatie militaire tehuizen

901

1 114

213

24%

– Stichting Protestants Interkerkelijk Thuisfront

23

23

0

0%

– Stichting Nationaal Katholiek Thuisfront

11

11

0

0%

– «Verzakelijking» TNO

9 847

10 754

907

9%

Totaal Subsidies

16 277

17 586

1 309

8%

Artikelonderdelen (bedragen x 1 000,-)

Uitgaven

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

 

II. Bijdragen aan:

       

– Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VII):

       
  • Doelfinanciering TNO-DO

46 458

50 283

3 826

8%

  • Stichting bijzondere scholen voor onderwijs op algemene grond-
       

slag (STOAG)

3 999

4 233

234

6%

  • Collectie Visser

908

0

-908

  • 100%

– Ministerie van Buitenlandse Zaken (V):

       
  • Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging

1 701

0

  • 1 701
  • 100%
  • Stichting Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen
       

«Clingendael»

798

798

0

0%

  • Het internationale Comité van het Rode Kruis

32

32

0

0%

  • Stichting Atlantische Commissie

135

135

0

0%

  • Adviesraad Internationale Vraagstukken

0

74

74

-

– Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII):

       
  • Het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

454

454

0

0%

Totaal bijdragen

54 484

56 009

1 525

3%

Totaal subsidies en bijdragen

70 761

73 595

2 834

4%

Toelichting op de verschillen

Het verschil van per saldo 2,834 miljoen heeft de volgende oorzaken:

  • de uitgaven zijn aangepast voor loonbijstelling naar het niveau 2001
  • de betaling aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken welke was geraamd ten laste van artikel 01.20;
  • extra uitgaven ten behoeve van TNO als gevolg van de verzakelijking TNO;
  • de verhoging van de bijdrage aan de Stichting Dienstverlening Veteranen betreffende personele lasten verbonden aan de wetenschappelijk onderzoeker die tewerk wordt gesteld bij deze stichting;
  • een verhoging van de uitgaven ten behoeve van de Stichting Koepelorganisatie militaire tehuizen en de Stichting bijzondere scholen voor onderwijs op algemene grondslag.

Naast deze extra uitgaven zijn er ook enkele minderuitgaven:

  • door het onderbrengen van het Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn de geraamde uitgaven niet tot betaling gekomen;
  • omdat nog geen overeenstemming is bereikt met de eigenaar van de Collectie Visser zijn de hiervoor geraamde uitgaven niet gerealiseerd.

De in de staat vermelde verplichtingenmutatie van 10,940 miljoen op dit artikel is het gevolg van het aangaan van een meerjarige verplichting in verband met de verzakelijking van TNO.

01.22 Geheime uitgaven

Overeenkomstig artikel 19 van de Comptabiliteitswet 1976 en de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften, is dit artikel bij Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven zijn verantwoord.

 

Artikelonderdelen (bedragen x 1 000,-)

Verplichtingen en uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

Geheime uitgaven

499

908

409 82%

Toelichting op de verschillen

De verhoging van de verplichtingen en uitgaven betreft een intensivering en uitbreiding van taken voortvloeiend uit de invoering van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV).

De geheime uitgaven die worden verantwoord door de MID, worden gecontroleerd door de President van de Algemene Rekenkamer en een daartoe aangewezen accountant van de departementale accountantsdienst. Het beleid is erop gericht de onder dit artikel verantwoorde uitgaven tot het strikt noodzakelijke te beperken.

01.23 Internationale verplichtingen

De gemeenschappelijk gefinancierde Navo-programma’s, waaraan Nederland deelneemt, betreft hier met name het Navo Veiligheids Investeringsprogramma, de bijdrage aan de Militaire Begroting van de Navo en de investeringen en exploitatie van het Airborne Early Warning en Control System (Awacs).

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1 000,-)

 

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

 

2001

2001

   

2001

2001

   

Navo Veiligheids Investerings-

               

projecten in Nederland

14 802

8 293

  • 6 509
  • 44%

14 802

4 940

-9 862

  • 67%

Bijdrage aan Navo Veiligheids

               

Investeringsprogramma

29 203

30 092

889

3%

29 203

30 092

889

3%

Investeringen AWACS

91

770

679

748%

4 311

3 453

-858

  • 20%

Exploitatie AWACS

6 716

9 109

2 393

36%

6 716

9 109

2 393

36%

Bijdrage aan de militaire begro-

               

ting van de Navo

12 751

12 847

96

1%

12 751

13 132

381

3%

Overige bijdragen

2 042

1 716

-326

  • 16%

2 042

1 716

-326

  • 16%

Totaal

65 605

62 827

  • 2 778
  • 4%

69 825

62 442

-7 383

  • 11%

Toelichting op de verschillen

Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland De lagere realisatie van de verplichtingen met 6,509 miljoen en de uitgaven met 9,862 miljoen is veroorzaakt door vertraging in de uitvoering van Navo-infrastructuurprojecten. Met name architect- en engineering werkzaamheden nemen meer tijd en capaciteit in beslag dan aanvankelijk voorzien.

Exploitatie AWACS

De hogere exploitatie-uitgaven en verplichtingen zijn toe te schrijven aan de verhoogde inzet van de middelen als gevolg van «vredesoperaties» en de activiteiten naar aanleiding van het «11 september» incident. Het verhoogde brandstofverbruik en daarbij gerelateerde hoge dollarkoers is hier mede debet aan.

01.24 Garanties

De in de begroting 2001 opgenomen garanties zijn reeds in voorgaande jaren aangegaan en hebben in 2001 niet geleid tot uitgaven. Bij de toelichting op de Saldibalans is een garantiebijlage opgenomen.

01.25 Milieumaatregelen

Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven verantwoord voor aan milieumaatregelen gerelateerd wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast worden hier ook contributies aan milieu-organisaties en de inhuur van externe deskundigen op milieugebied verantwoord.

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1 000,-)

 

Verplichtingen

     

Uitgaven

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Milieumaatregelen 6321

5 553

-768 - 12%

6 321

2 669

  • 3 652
  • 58%

Toelichting op de verschillen

De lagere realisatie van de uitgaven op dit artikel met 3,652 miljoen wordt veroorzaakt door:

  • het ten laste van het beleidsterrein Koninklijke Marine verantwoorden van 1,997 miljoen in verband met het asbest-veilig maken van de Zuiderkruis;
  • een toename van onderzoeken naar onder andere schietactiviteiten in het Waddengebied en een onvoorzien asbestonderzoek op Volkel, dat in 2000 is uitgevoerd en waarvan de betaling in 2001 heeft plaatsgevonden.

01.26 Technologie-ontwikkeling

Algemeen

Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven geraamd en verantwoord voor de ontwikkeling en toepassing van (technologische) kennis ten behoeve van Defensie. Deze activiteiten worden – vaak in internationaal verband – uitgevoerd door Nederlandse bedrijven, (onderzoeks)instellingen en universiteiten. Incidenteel wordt uit dit artikel ook bijgedragen aan een materieelontwikkelingsproject voor een krijgsmachtdeel, indien de ontwikkeling van nieuwe technologische kennis een belangrijk deel van een dergelijk project uitmaakt. Het ministerie van Economische Zaken neemt financieel deel aan technologie- en materieelontwikkelingsprojecten indien hierdoor de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse industrie wordt verbeterd. Het overleg aangaande de financiële bijdrage van het ministerie van Economische Zaken vindt plaats in de commissie ontwikkeling defensiematerieel (Codema).

 

Artikelonderdeel (bedragen

x 1 000,-)

 

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Onderzoek en technologie Gebruik kennis en kunde

8 801 1 380

6 283 1 196

  • 2 518 - 185
  • 29%
  • 13%

12 182 545

13 521 722

1 339 178

11% 33%

Totaal

10 181

7 479

  • 2 702
  • 27%

12 727

14 244

1 517

12%

Toelichting op de verschillen

De hogere uitgaven op dit artikel met 1,517 miljoen worden verklaard door extra uitgaven voor een groot aantal kleine projecten welke gefinancierd worden door de krijgsmachtdelen. Dit betreft ondermeer:

  • de afsluitende werkzaamheden Humanitair Ontmijnen 2000;
  • het project «Small Parafoil Autonomous Delivery System» en
  • epidemiologisch- en literatuuronderzoek.

Daarnaast is het project «Stress gerelateerde aandoeningen bij militairen na uitzending», waarvoor gelden waren geraamd, ten laste van het Dico-budget verantwoord.

Artikel 01.27 Loonbijstelling

Via dit artikel worden de ontvangen bedragen voor de loonbijstelling over de beleidsterreinen verdeeld.

 

Artikelonderdelen (bedragen x 1 000,-)

   

Verplichtingen en uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

Loonbijstelling

142 009

0

  • 142 009 - 100%

Toelichting

Aan het bedrag van de ontwerpbegroting 2001, waarin met name de gelden voor het nog niet in 2000 afgesloten arbeidsvoorwaardenakkoord 2000-2001 zijn begrepen, is voor een bedrag van 60,8 miljoen geld voor nieuw P-beleid toegevoegd en is het geld voor eerder genoemd akkoord dat betrekking had op 2000, via de eindejaarsmarge eveneens aan 2001 toegevoegd ( 125,4 miljoen). Na afsluiting van het akkoord 2000-2001, zijn de gelden betrekking hebbend op zowel 2000 als de doorwerking daarvan in 2001, aan de beleidsterreinen uitgedeeld. Bij eerste suppletore begroting 2001 is voor een bedrag van 190,6 miljoen toegevoegd ten behoeve de loonbijstelling 2001 en de uit de Voorjaarsnotabesluitvormig voortvloeiende budgettoevoegingen. In dit kader kan de 20,8 miljoen genoemd worden voor de afkoopsom met de belastingdienst voor loon in natura voor de militairen. In combinatie met het afsluiten in 2001 van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001-2003, is vervolgens totaal 166,7 miljoen aan de beleids- terreinen uitgedeeld. Bij de slotwet 2001 is het op dit artikel resterende bedrag ( 18,8 miljoen) aan het arbeidsvoorwaardengeld voor 2002 toegevoegd.

De verdeling over de beleidsterreinen van de loonbijstelling 2000 en 2001 in 2001 is als volgt (x 1000):

 

Beleids-

 

Omschrijving

Bedragen

terrein

     

Artikel

 

Totaal

01

 

Algemeen

 
 

20

Personeel en materieel

14 002

 

21

Subsidies en bijdragen

3 413

 

23

Internationale verplichtingen

1 369

 

29

Overige departementale uitgaven

1 956

02

 

Pensioenen en uitkeringen

 
 

02

Militaire pensioenen en uitkeringen

56 858

03

 

Koninklijke marine

 
 

20

Personeel en materieel

84 221

04

 

Koninklijke landmacht

 
 

20

Personeel en materieel

161 296

05

 

Koninklijke luchtmacht

 
 

20

Personeel en materieel

66 390

06

 

Koninklijke marechaussee

 
 

20

Personeel en materieel

24 701

09

 

Defensie Interservice Commando

 
 

02

Personeel en materieel

13 789

   

Totaal

427 995

Artikel 01.28 Prijsbijstelling

Via dit artikel worden de ontvangen bedragen voor de prijsbijstelling over de beleidsterreinen verdeeld.

 

Artikelonderdelen (bedragen x 1 000,-)

   

Verplichtingen en uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

Prijsbijstelling

62 574

0

  • 62 574 - 100%

Toelichting

Het op dit artikel initieel geraamde bedrag is grotendeels aangewend via het artikel 01.27 Loonbijstelling voor de al tijdens de opstelling van de Defensienota ontwikkelde maatregelen voor P-beleid. Tijdens de begrotingsuitvoering 2001 is voor een bedrag van 116,8 miljoen prijsbijstelling aan de Defensiebegroting toegevoegd en over de daartoe in aanmerking komende artikelen van de beleidsterreinen verdeeld.

 

Verdeling over

de beleidsterreinen van de toegekende prijsbijstellingsbedragen voor

2001

     

Beleids- Arti-

Omschrijving

Bedragen x

terrein

kel

 

1000

01

 

Algemeen

 
 

20

Personeel en materieel

4 674

 

21

Subsidies en bijdragen

937

 

23

Internationale verplichtingen

1 142

 

26

Technologie-ontwikkeling

600

02

 

Militaire pensioenen en uitkeringen

20

03

 

Koninklijke marine

 
 

20

Personeel en materieel

26 740

04

 

Koninklijke landmacht

 
 

20

Personeel en materieel

20 179

 

21

Subsidies

Investeringen groot materieel en infrastruc-

11

 

22

tuur

15 420

05

 

Koninklijke luchtmacht

 
 

20

Personeel en materieel

Investeringen groot materieel en infrastruc-

16 179

 

22

tuur

8 185

06

 

Koninklijke marechaussee

 
 

20

Personeel en materieel

Investeringen groot materieel en infrastruc-

2 205

 

22

tuur

2 166

08

 

Multi-service projecten en activiteiten

 
 

01

Luchtmobiele brigade

Overige uitgaven Internationale Samenwer-

11 975

 

04

king

886

 

05

Efficiencybesparing/kwaliteitsverbetering

569

09

 

Defensie Interservice Commando

 
 

02

Personeel en materieel

4 878

Totaal

   

116 766

01.29 Overige interdepartementale uitgaven

Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven verantwoord ten behoeve van het gehele ministerie van Defensie. Het betreft uitgaven voor:

– voorlichting;

– schadevergoedingen;

– hulpprogramma’s aan Navo-lidstaten, zoals steun aan landen met «developing defence Industries» (DDI);

– samenwerkingsprogramma’s met de Midden- en Oost-Europese landen waaronder uitgaven voor wapenbeheersing;

– exploitatiekosten van het Weu-satellietcentrum;

– overige uitgaven, zoals drukwerk en publicatiekosten en de uitgaven in het kader van de wettelijke bepalingen omtrent telecommunicatie en frequentiebeheer;

– uitgaven met betrekking tot bouwactiviteiten (artikelonderdeel 05.

Infrastructuur). Op dit artikelonderdeel worden momenteel de uitgaven verantwoord die betrekking hebben op kosten van renovaties en onderhoud van de defensiegebouwen in gebruik bij TNO/DO;

– uitgaven met betrekking tot de Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel (ZVD-regeling);

– de rentebedragen in het kader van de vermogensconversie agentschappen.

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1 000,-)

 

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

 

2001

2001

   

2001

2001

   

01.29.01 Voorlichting

2 571

2 076

  • 495
  • 19%

2 571

3 011

440

17%

01.29.02 Schadevergoedingen

5 849

4 882

-967

  • 17%

5 849

4 695

  • 1 154
  • 20%

01.29.03 Samenwerkings-

               

programma’s

1 389

706

  • 683

-49%

1 490

1 722

232

16%

01.29.04 Overige uitgaven

10 082

24 595

14 513

144%

10 082

25 061

14 979

149%

01.29.05 Infrastructuur

1111

2 140

1 029

93%

1 338

2 140

802

60%

01.29.06 ZVD-regeling

22 855

28 264

5 409

24%

22 855

28 263

5 408

24%

Totaal

43 857

62 663

18 806

43%

44 185

64 892

20 707

47%

Toelichting op de verschillen

Overige uitgaven

De extra uitgaven worden voornamelijk veroorzaakt door de betaling aan de belastingdienst van een lumpsum van 20,807 miljoen. Dit betreft, als uitvloeisel van het nieuwe belastingstelsel, een betaling voor de fiscalisering van de van Rijkswege verstrekte voeding en huisvesting aan daarvoor in aanmerking komende militairen.

ZVD-regeling

De hogere realisatie bij de Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel wordt grotendeels veroorzaakt doordat een groter aantal werknemers gebruikt gemaakt heeft van deze regeling.

  • 02. 
    Beleidsterrein Pensioenen en uitkeringen

02.02 Militaire pensioenen en uitkeringen

Per 1 juni 2001 zijn als gevolg van het contract «Kapitaaldekking militaire pensioenen» de diensttijdpensioenen, nabestaandenpensioenen en invaliditeitspensioenen (65+) in beheer bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). De uitkeringen in verband met de Uitkeringswet gewezen militairen (UKW), de invaliditeitspensioenen en arbeidsongeschiktheid (65-) waren in 2001 in handen van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO).

De leeftijdsopbouwvan het bestand gewezen militair personeel is niet altijd evenwichtig. Dit werkt door in de uitgaven voor pensioenen en uitkeringen.

Daarnaast worden op dit artikel ook de uitgaven geraamd en verantwoord die betrekking hebben op uitkeringen in het kader van het veteranenbeleid.

 

Artikelonderdelen (bedragen x 1 000,-)

     

Uitgaven

 

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

 

2001

2001

   

Militaire nabestaandenpensioenen

27 227

30 272

3 045

11%

Militaire diensttijdpensioenen

287 164

312 460

25 296

9%

Kapitaaldekking nominale bijdrage

31 499

35 622

4 123

13%

Militaire invaliditeitspensioenen

80 660

82 350

1 689

2%

Uitkeringswet gewezen militairen

350 036

378 962

28 926

8%

Sociale zorg

5 720

5 978

258

5%

Overige uitkeringen

7 201

6 099

  • 1 102
  • 15%

Reserve-overdracht

7 624

8 778

1 155

15%

Veteranenbeleid

519

373

  • 146
  • 28%

Totaal

797 650

860 894

63 244

8%

Toelichting op de verschillen per artikelonderdeel

De overrealisatie van het budget vindt zijn oorzaak voornamelijk in mutaties met een technisch karakter. Het uitgavenniveau is aangepast aan het loonpeil 2001, terwijl tevens een nabetaling heeft plaatsgevonden als gevolg van het eerst in februari 2001 afsluiten van het arbeidsvoorwaardencontract voor het jaar 2000. Voor wat betreft de UKW-regeling blijkt dat er een hogere instroom dan geraamd heeft plaatsgevonden.

Topprioriteiten

Voor 2001 zijn naar aanleiding van de respectievelijke rapporten van de Defensie Accountantsdienst (DEFAC) alsmede de door de CO zelf onderkende knelpunten in de financiële en materiële processen, de volgende topprioriteiten ter verbetering van het financieel en materieel beheer geformuleerd:

+ opzet en werking financieel beheer; + stimulering verbetermaatregelen 2000 en 2001;

+ ondersteuning planning en control-taken bij beschikkende functionarissen; + actualisering onderhoudsorganisatie AO (financiële processen); + borging interne controle en Audit functie; + opzet en werking monitor materieel beheer.

Opzet, bestaan en werking van de topprioriteiten financieel en materieel beheer zijn gerealiseerd. Onverminderde aandacht van het lijnmanagement blijft nodig voor de werking van het financieel en materieel beheer.

  • 03. 
    Beleidsterrein Koninklijke Marine

Algemene beleidsdoelstelling

De Koninklijke Marine draagt met de zeestrijdkrachten bij aan de hoofddoelstelling van de krijgsmacht:

+ de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba; + de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;

+ ondersteuning van de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp.

Bijzonderheden betreffende de inzet

UNMEE

De aanwezigheid van de UNMEE-vredesmacht in het grensgebied tussen Ethiopië en Eritrea gedurende het voorjaar heeft, gelet op de normalisering van de lokale situatie, het beoogde doel bereikt. Met de terugkeer van de Hr.Ms. Rotterdam uit Massawa op 15 juli 2001 is de operatie UNMEE afgesloten.

Bijdrage aan de strijd tegen het terrorisme

De terroristische aanval op de Verenigde Staten van 11 september jl. heeft gevolgen gehad bij de invulling van elk van de drie hoofdtaken van de Koninklijke Marine en een grote invloed uitgeoefend op de activiteiten in de laatste helft van 2001.

Kort na 11 september 2001 is door de Verenigde Staten een beroep gedaan op de Koninklijke Marine voor extra inzet in het Caribisch gebied; deze «Backfill» bestaat uit een fregat met maritieme helikopter en een extra Orion patrouillevliegtuig (Kamerstuk 27 925, nr 26). Vanaf begin oktober zijn twee fregatten als onderdeel van de Immediate Reaction Forces ingezet in de Middellandse Zee, al spoedig aangevuld met als eerste stap de extra inzet van het bevoorradingsschip Hr.Ms. Amsterdam. De voorbereidingen voor de operatie Enduring Freedom zijn in de maanden oktober en november uitgevoerd, met het vertrek op 10 december van Hr.Ms. Philips van Almonde naar het gebied rond het Arabische schiereiland als eerste stap.

Valutakoersen en brandstofprijzen

Het begrotingsjaar 2001 wordt voorts gekenmerkt door een grote druk op de exploitatie als gevolg van de hoge koers van de dollar, het Britse pond en de Antilliaanse gulden en de hoge brandstofprijzen. Bij de tweede suppletore begroting is ter gedeeltelijke compensatie van de hoge dollarkoers budget toegevoegd waardoor de geplande activiteiten voor het overgrote deel doorgang hebben kunnen vinden.

Realisatie

De totaal geraamde en gerealiseerde uitgaven van het beleidsterrein Koninklijke Marine voor het jaar 2001 zijn als volgt te specificeren:

 

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Artikel 03.20 Personeel en Materieel

       

– Commandant der Zeemacht in Nederland

307 428

340 348

32 920

11%

– Commandant der Zeemacht CARIB

54 526

66 007

11 481

21%

– Commandant van het Korps Mariniers

96 457

115 085

18 628

19%

– Ondersteunende eenheden

240 821

288 074

47 253

20%

– Admiraliteit

195 310

214 715

19 405

10%

– Wachtgelden en inactiviteitswedden

17 206

16 953

  • 253
  • 2%

Totaal Personeel en materieel

911 748

1 041 182

129 434

14%

03.21 Subsidies

219

220

1

0%

03.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur

377 541

408 224

30 683

8%

Totaal Koninklijke Marine

1 289 508

1 449 626

160 118

12%

Toelichting op de realisatiecijfers

De toename van de totale uitgaven is met name bepaald door loon- en prijsbijstellingen, onder andere als gevolg van de BTW stijging van 17,5% naar 19% en aan de CAO-gerelateerde overige personele uitgaven voor verplaatsen en reiskosten.

Ondanks de lagere realisatie van de begrotingssterkte militair personeel is in het artikel personeel en materieel de realisatie, per saldo, toegenomen door de aanzienlijk hogere valutakoersen (de dollar, gemiddeld 1,125 ten opzichte van begroot 0,88; het Britse pond; de Antilliaanse gulden) en de hoge brandstofprijzen.

In de uitwerking van de verschillen per artikelonderdeel bij de ressorts worden andere specifieke factoren van invloed op de realisatie bruto toegelicht.

De realisatie van groot materieel en infrastructuur is ondanks de toevoeging van de prijsbijstelling als gevolg van een groot aantal salderende mutaties, die bij de onderscheiden artikelonderdelen worden toegelicht, per saldo minder toegenomen.

03.20 Personeel en materieel

Grondslag

De uitgaven binnen dit artikel zijn bij de Koninklijke Marine verdeeld over vijf ressorts, te weten: Commandant der Zeemacht in Nederland, Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied, Commandant Korps Mariniers, Ondersteunende eenheden en Admiraliteit. De uitgaven voor wachtgelden en inactiviteitswedden worden eveneens op dit artikel geraamd en verantwoord.

Het beleid is georiënteerd op een resultaat gerichte bedrijfsvoering, waarbij budgetten en beheersbevoegdheden zoveel als mogelijk decentraal worden neergelegd. Daarmee wordt beoogd de doelmatigheid van opereren te verhogen. De decentrale manager, in casu de commandant of directeur van de Resultaat Verantwoordelijke Eenheid (RVE), wordt daarmee in staat gesteld de middelen (personeel, materieel en financiën) optimaal in te zetten.

Operationele doelstellingen

De operationele doelstellingen van de ressorts CZMNED, CZMCARIB en CKMARNS geven een overzicht van de inzetbaarheid van de eenheden in aantal en verdeeld naar reactietijd. Bijzonderheden worden onder de respectievelijke tabellen en overzichten toegelicht.

Onderverdelingnaar artikelonderdeel

De personele en materiële uitgaven worden per ressort onderverdeeld in vier artikelonderdelen. Deze artikelonderdelen zijn:

+ ambtelijk burgerpersoneel waarop de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel worden verantwoord;

+ militair personeel met de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel;

+ overige personele uitgaven waarop de personele uitgaven anders dan salarissen worden verantwoord. Deze uitgaven hebben betrekking op burger- en militair personeel, zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte en de activiteitsplanning en betreffen onder meer kleding en uitrusting, voeding, reizen, verplaatsen, onderwijs en opleidingen, voorziening woonruimte en de inhuur van tijdelijk personeel;

+ materiële uitgaven waarop de uitgaven voor materiële exploitatie worden verantwoord. Het betreft hier uitgaven voor onder meer huisvesting, kleine bedrijfsmatige investeringen, bureauzaken, informatiesystemen, data- en telecommunicatie, uitbesteding aan O-, I- en A-deskundigen, zaken van operationele aard, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, onderhoud van gebouwen en terreinen, brandstoffen olie en smeermiddelen, bedrijfsstoffen en bevoorrading.

Ressort Commandant der Zeemacht in Nederland

Grondslag

Het ressort Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED) bestaat uit de Groep Escorte Schepen, de Groep Maritieme Helikopters, de Groep Maritieme Patrouillevliegtuigen, de Onderzeedienst, de Mijnendienst en de overige eenheden van CZMNED, zoals het Maritiem Hoofdkwartier Nederland, het commandement, kazernes en walinrichtingen.

Operationele doelstellingen

 

Gereedheidstermijn

Direct inzetbaar

Korte termijn

inzetbaar

Lange termijn inzetbaar

 

Begroot

Realisatie

Begroot

Realisatie

Begroot Realisatie

Type eenheid

Fregatten

Bevoorradingsschepen Amfibisch transportschip Onderzeeboten Mijnenbestrijdingsvaartuigen Hydrografische vaartuigen Maritieme patrouillevliegtuigen

4

1 5

2

41

1 54

26

772,3 221

1                     1

2                  2 665 2 2 33

22

1                     1 334,5

2                     2

Noten

Twee direct inzetbare fregatten zijn permanent ingedeeld als Immediate Reaction Forces (IRF) eenheid. In het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde en de strijd tegen het terrorisme zijn de IRF eenheden daadwerkelijk ingezet voor de operatie Active Endeavour. Bij deze operatie is één korte termijn inzetbaar bevoorradingsschip additioneel ingezet. Vanaf 10 december 2001 is één extra fregat ingezet voor de operatie Enduring Freedom (Brief van de Minister D2001003863 dd 30-11-2001).

Het trainings- en oefenprogramma van de korte termijn inzetbare fregatten is in het najaar aangepast in verband met de internationale ontwikkelingen.

Als gevolg van de beperkte beschikbaarheid van personeel van de wapentechnische dienst vliegtuigmaker en in mindere mate vliegers en waarnemers is voor drie van de zeven korte termijn inzetbare fregatten een volledige boordvluchteenheid met Maritieme helikopter beschikbaar.

Aan het eind van 2001 is het aantal direct inzetbare mijnenbestrijdingsvaartuigen vier en het aantal lange termijn inzetbare eenheden twee waarmee de doelstelling uit de Defensienota (met als eindtotaal twaalf eenheden) is gerealiseerd.

Als gevolg van problemen met de huidige sonarinstallaties voldoet één mijnenbestrijdingsvaartuig aan de vereiste korte termijn inzetbaarheid en zijn de drie lange termijn inzetbare eenheden niet-materieel gereed. Na de modernisering van de Sonar C-2 in het kader van het PAM-project zullen de mijnenbestrijdingsvaartuigen weer voldoen aan hun materiële gereedheid op dit gebied. Voor de direct inzetbare mijnenbestrijdings-vaartuigen zijn nog werkende installaties beschikbaar.

Gedurende 2001 zijn diverse malen Maritieme patrouillevliegtuigen ingezet ten behoeve van verificatiemissies boven Kosovo. In het kader van Enduring Freedom zijn twee Maritieme patrouillevliegtuigen op afroep beschikbaar (Brief van de Minister D200 100 3863 dd 30–11–2001).

Gerealiseerde activiteiten

Het ressort CZMNED heeft als hoofdactiviteiten het inzetbaar maken en houden van de operationele eenheden van de vloot en het inzetten van die operationele eenheden.

De permanente deelname van een fregat in de Standing Naval Forces Atlantic (STANAVFORLANT), een tweede fregat in de Standing Naval Forces Mediterranean (STANAVFORMED) en een mijnenbestrijdings-vaartuigen aan de Mine Counter Measure Force North (MCMFORNORTH), de inzet van vaardagen en vlieguren ten behoeve van de Kustwacht Nederland en de deelname aan grotere oefeningen geven invulling aan de hoofdactiviteiten inzetbaar maken en houden van operationele eenheden.

In 2001 zijn Maritieme patrouillevliegtuigen ingezet als bijdrage aan de KFOR verificatiemissie boven Kosovo en is in juni en juli 2001 de Hr.Ms. Rotterdam ingezet ter ondersteuning van de terugkeer van de uitgezonden eenheden in het kader van de United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea (UNMEE).

Naar aanleiding van de gebeurtenissen op 11 september zijn ter bevordering van de internationale rechtsorde en de strijd tegen het terrorisme twee fregatten ingezet als onderdeel van de Immediate Reaction Forces (IRF) voor de operatie Active Endeavour. Op verzoek van Supreme Allied Commander Atlantic is additioneel één bevoorrader aan deze operatie

2

3

5

6

toegevoegd. In december is het fregat Hr.Ms. Philips van Almonde vertrokken naar het gebied rond het Arabisch schiereiland in het kader van de operatie Enduring Freedom.

Prestatie-indicatoren

Meeteenheid

Begroot Realisatie

Verschil

In %

Groep escorteschepen (*1)                                     vaardagen

Groep maritieme helikopters (*1)                          vlieguren

Groep maritieme patrouillevliegtuigen                vlieguren

Onderzeedienst                                                          vaardagen

Mijnendienst                                                              vaardagen

 

1 341

1 368

27

2%

4 475

4 847

372

8%

3 000

2 722

  • 278

-9%

480

465

  • 15

-3%

1 340

1 292

48

  • 4%

Noot

*1: Als gevolg van de inzet in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde zijn meer vaardagen Groep escorteschepen en vlieguren Groep Maritieme helikopters gemaakt dan begroot. De toename van het aantal vaardagen Groep escorteschepen is getemperd als gevolg van de aanpassing van het vaarschema voor de korte termijn inzetbare eenheden.

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel

03.20.02 Militair personeel

03.20.03 Overige personele uitgaven

03.20.04 Materiële uitgaven

32 085 207 692

18 701 48 443

36 395 222 529

21 874 52 426

4 310 14 837

3 173 3 983

13% 7%

17% 8%

32 085 207 692

18 701 48 950

36 395 222 529

23 821 57 603

4 310 14 837

5  120 8 653

13% 7%

27% 18%

Totaal

306 921

333 224

26 303

9%

307 428

340 348

32 920

11%

Toelichting op verschillen

03.20.02 Militair personeel

Ondanks de toevoeging van de loonbijstelling is de toename van de realisatie minder hoog omdat de gerealiseerde sterkte als gevolg van vacatures achterblijft bij de begrote sterkte.

03.20.03 Overige personele uitgaven

De aanhoudende vacatureproblematiek binnen het ressort CZMNED maakt het noodzakelijk extra personeel in te huren teneinde de continuïteit in de uitvoering van de taken zeker te stellen. Hierdoor is de realisatie van verplichtingen en uitgaven hoger dan geraamd.

03.20.04 Materiële uitgaven

De hogere realisatie van de verplichtingen en de uitgaven is naast de hoge dollarkoers en brandstofprijzen veroorzaakt door de afgesloten service level agreements (SLA’s) met de Defensie Telematica Organisatie, de hogere uitgaven voor groot en klein onderhoud en de bijstellingen van de contracten voor de instandhouding van Maritieme helikopters en Maritieme patrouillevliegtuigen.

Ressort Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied

Grondslag

Het ressort Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCA-RIB) bestaat uit het Commandement der Zeemacht in het Caribisch gebied, de Marinebasis Parera en de Marinekazerne Suffisant te Curac¸ao en de Marinierskazerne Savaneta te Aruba, de Antilliaanse en Arubaanse militie, Hr.Ms. Pelikaan en de radiostations in het Caribisch gebied. Voorts heeft CZMCARIB de beschikking over twee infanteriecompagnieën en een ondersteuningspeloton die tot juli 2001 deel uit hebben gemaakt van het gedeeltelijk mobilisabele Vierde Mariniersbataljon en na deze datum van het operationele Derde Mariniersbataljon.

Tevens beschikt CZMCARIB over het stationsschip met aan boord een Maritieme helikopter en over drie Maritieme patrouillevliegtuigen die zijn opgenomen bij het ressort CZMNED en de overige eenheden van de Nederlandse strijdkrachten indien zij opereren in het Caribisch gebied, twee helikopters voor helikoptervliegopleiding (HVO) en (resterende capaciteit) voor de kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba.

Operationele doelstellingen

Gereedheidstermijn

Direct inzetbaar Korte termijn inzetbaar Lange termijn inzetbaar Begroot Realisatie         Begroot Realisatie          Begroot Realisatie

Type eenheid

Fregatten

Ondersteuningsvaartuigen Maritieme patrouillevliegtuigen Marinierspeloton met gevechtsondersteuning Marinierspeloton Antilliaanse militie Marinierspeloton Arubaanse militie

 

3

3

   

2

2

4

4

   

2

21

   

1

11

Noot

1 De Antilliaanse en Arubaanse militie zijn gedurende 2001 niet volledig gevuld geweest.

Gerealiseerde activiteiten

De Koninklijke Marine is belast met de verdediging van de Nederlandse Antillen en Aruba. De eenheden worden daarnaast ingezet voor de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba. De inzet van de eenheden resulteerde in een groot aantal drugsvangsten, naast de onderschepping van verdovende middelen door eigen eenheden van de Kustwacht. Na 11 september jl. hebben de Verenigde Staten hun militaire middelen in het Caribisch gebied sterk verminderd ten behoeve van hun «homeland defence». Nederland heeft op verzoek van de Verenigde Staten de counter drugs operaties geïntensiveerd met de aanwezige eenheden.

De gerealiseerde operationele oefenactiviteiten stonden in het licht van amfibische trainingen en oefeningen ter versterking van de territoriale integriteit van de Nederlandse Antillen en Aruba. De oefeningen zijn uitgevoerd in een breed internationaal kader.

Het orkaanseizoen was betrekkelijk rustig, wel is in samenwerking met de civiele autoriteiten een oefening gehouden op de Bovenwindse eilanden. Tevens is gedurende het jaar civiele bijstand bijstand verleend bij respectievelijk de bewaking en het verbeteren van de beveiligingsinfrastructuur van de Bon Futuro gevangenis op Curac¸ao.

Prestatie-indicatoren

Meeteenheid

Begroot Realisatie

Verschil

In %

Schepen

Maritieme patrouillevliegtuigen

Helikopters

Marinierspelotons1 AntMil/AruMil2

Vaardagen

Vlieguren

Vlieguren

Mensoefendagen

Mensoefendagen

 

239

256

17

7%

2 000

2 004

4

0%

525

554

29

6%

16 000

8 747

  • 7 253
  • 45%

3 685

660

  • 3 025
  • 82%

Noten

De onderrealisatie marinierspelotons is onder andere ontstaan door het uitvallen van oefeningen met de Franse eenheden op Martinique en in

Frans Guyana en oefeningen met de Verenigde Staten alsmede door het verlenen van de technische bijstand bij de Bon Futuro gevangenis te

Curac¸ao.

De Antilliaanse en Arubaanse militie heeft in 2001 minder mensoefendagen gerealiseerd dan begroot als gevolg van de gewijzigde taakstelling,

de niet volledig gevulde regelnummers en de vervallen gezamenlijke oefeningen met de mariniers.

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel

03.20.06 Militair personeel

03.20.07 Overige personele uitgaven

03.20.08 Materiële uitgaven

2 898 37 063

6 015 8 550

4 430 40 497

8 144 12 034

1  532 3 434

2  129

3 484

53% 9%

35% 37%

2 898 37 063

6 015 8 550

4 430 40 497

9 880 11 200

1  532 3 434

3 865

2  650

53% 9%

64% 31%

Totaal

54 526

65 105

10 579

19%

54 526

66 007

11 481

21%

Toelichting op de verschillen

03.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel

De salarissen van het lokale burgerpersoneel worden betaald door tussenkomst van de Landsregering op basis van inningsopdrachten. De achterstand in verzending van deze opdrachten is gedurende het jaar ingelopen waardoor de uitgaven en verplichtingen hoger zijn dan oorspronkelijk begroot.

03.20.06 Militair personeel

De toename in de realisatie van de uitgaven en verplichtingen is getemperd omdat in de maanden augustus en september de salarissen van de mariniers in het ressort zijn doorbelast op de begroting van het ressort commandant Korps Mariniers als gevolg van het operationeel stellen van het derde mariniersbataljon.

2

03.20.07 Overige personele uitgaven

Uit oogpunt van adequate personeelszorg kunnen gezinsleden van uitgezonden militairen passend (middelbaar) onderwijs genieten. Om deze zorg te kunnen continueren zijn overeenkomsten gesloten met Nederlandstalige scholen op Curac¸ao en Aruba. Tevens is de boekingssystematiek voor voorschotten onderwijskosten aangepast waardoor de verplichtingen en uitgaven totaal hoger zijn dan begroot.

Ressort Commandant van het Korps Mariniers

Grondslag

Het ressort Commandant van het Korps Mariniers (CKMARNS) bestaat uit het hoofdkwartier van CKMARNS, de Groep Operationele Eenheden Mariniers (GOEM), de marinierskazernes te Doorn, Rotterdam en Texel, het Mariniersopleidingscentrum, de gevechtsveldreserve en de bewakingsdetachementen en de Marinierskapel van de Koninklijke Marine.

In de GOEM zijn de operationele eenheden ondergebracht. In vredestijd bestaat de GOEM uit het eerste en tweede mariniersbataljon, het gevechtssteunbataljon, het amfibisch ondersteuningsbataljon en het logistiek bataljon. De Bijzondere Bijstands Eenheid (BBE-M) is een onderdeel van het gevechtssteunbataljon. Het derde mariniersbataljon is in augustus 2001 geactiveerd en gestart is met vulling van het stafelement van het bataljon. De eenheden van het derde mariniers bataljon, geplaatst in het Caribisch gebied, vallen onder het operationeel gezag van CZMCARIB.

Operationele doelstellingen

 

Gereedheidstermijn

Direct inzetbaar Begroot Realisatie

Korte termijn inzetbaar Begroot Realisatie

Lange termijn inzetbaar Begroot Realisatie

Type eenheid

Mariniersbataljon met gevechts- en logistieke ondersteuning* Bijzondere Bijstandseenheid (BBE)

1 1

11 1

331

 

Noot

1 Het direct inzetbare bataljon heeft ondersteund door eenheden van onder andere het logistiek bataljon en het gevechtssteunbataljon in de eerste helft van 2001 de operatie UNMEE uitgevoerd. Na terugkeer is een intensief trainingsprogramma opgezet dat doorloopt tot medio 2002 waarna het direct inzetbare bataljon weer volledig beschikbaar is. De gereedheid van de korte termijn inzetbare eenheden die door UNMEE en de inzet voor de mond- en klauwzeer-(MKZ)-crisis was teruggelopen, is in het najaar van 2001 weer op peil gebracht.

Gerealiseerde activiteiten

Gedurende het eerste half jaar zijn eenheden van het Korps Mariniers, ondersteund door vlootpersoneel en personeel van andere krijgsmachtdelen, uitgezonden in het kader van de United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea (UNMEE). Hier is tevens de ondersteuning bijgekomen in het kader van de MKZ-crisis. In de tweede helft van 2001 zijn de reguliere activiteiten in het kader van oefenen- en opwerken weer ter hand genomen. Ook heeft de BBE-M, als onmiddelijk inzetbare eenheid, militaire bijstand verleend bij de bewaking van de tunnels nabij Rotterdam en Amsterdam op 27 september 2001.

Prestatie-indicatoren

Meeteenheid

Begroot Realisatie          Verschil

In %

Operationele marinierseenheden1

Mensoefendagen

139 681

74 121

65 560

47%

Noot

1 Als gevolg van de operatie UNMEE en de MKZ-crises is het overgrote deel van de Groep Operationele Eenheden Mariniers gedurende de eerste acht maanden van het jaar daadwerkelijk ingezet waardoor een groot aantal oorspronkelijk geplande oefeningen is komen te vervallen.

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel

03.20.10 Militair personeel

03.20.11 Overige personele uitgaven

03.20.12 Materiële uitgaven

1 330 74 548

7 254 13 325

1 415 91 837

9 776 10 937

85 17 289

2 522 - 2 388

6% 23%

35% - 18%

1 330 74 548

7 254 13 325

1 415 91 837

9 611 12 222

85 17 289

2 357 - 1 103

6% 23%

33% -8%

Totaal

96 457

113 965

17 508

18%

96 457

115 085

18 628

19%

Toelichting op de verschillen

03.20.10 Militair personeel en 03.20.11 Overige personele uitgaven Door de uitbreiding van de begrotingssterkte als gevolg van de instroom van personeel voor het derde mariniersbataljon en het doorbelasten van mariniers binnen het ressort CZMCARIB in de maanden augustus en september is de realisatietoename hoger dan verwacht.

03.20.12 Materiële uitgaven

In het jaar 2001 is het Korps Mariniers ingezet bij de vredesoperatie UNMEE. De uitgavenreductie als gevolg van het wegvallen van activiteiten is ingezet ten behoeve van de uitgaven van deze operatie. Een deel hiervan heeft betrekking op de voorraad specifieke mariniersartikelen. In verband met de levertijden die over de jaargrens lopen is de realisatie per saldo lager dan begroot.

Ressort Ondersteunende Eenheden

Grondslag

Het ressort Ondersteunende eenheden bestaat uit het Marinebedrijf (MB), het Centrum voor Automatisering Wapen- en Commando Systemen (CAWCS), de Opleidingseenheden van de Koninklijke Marine (OKM) en het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM).

Gerealiseerde activiteiten

De activiteiten van het ressort Ondersteunende Eenheden zijn er op gericht voorwaarden te scheppen zodat de eenheden van de Koninklijke Marine in materieel en in personeel opzicht kunnen voldoen aan de vereiste operationele doelstellingen.

Prestatie-indicatoren

Marinebedrijf

 

Benoemd onderhoud

Begroot

Realisatie

Verschil

In %

Aantal MJO’s1 Aantal TTO’s1

3 6

2

7

-1 1

  • 33% 17%
 

Incidenteel onderhoud

Begroot

Realisatie

Verschil

In %

Aantal reparatieorders

10 900

10 081

-819

-8%

 

Engineering

Begroot

Realisatie

Verschil

In %

Aantal uren2

131 700

208 111

76 411

58%

Noten

1     In het kader van het optimalisering van het onderhoudsproces is als proef het meerjarig onderhoud (MJO) van één multipurposefregat omgezet in een tussentijds onderhoud (TTO).

2     De uren engineering betreffen het ontwerpen en ontwikkelen van kleine verbeteringen die voortkomen uit materieelgebruik; tevens valt het configuratiebeheer hieronder. De over-realisatie wordt veroorzaakt door bijstelling van de engineering-activiteiten.

Opleidingseenheden

 

Opleidingen

Begroot

Realisatie

Verschil

In %

Initiële opleidingen1

Loopbaanfase-opleidingen

Functie-opleidingen1

1 300

700

17 000

1 095

642

14 440

  • 205
  • 58
  • 2 560
  • 16% -8%
  • 15%

Totaal opleidingen

19 000

16 177

  • 2 823
  • 15%

KIM-publicaties2

81

79

  • 2
  • 2%

Noten

De realisatie van de initiële opleidingen en functie-opleidingen is achtergebleven omdat het resultaat van de werving minder is dan begroot waardoor minder personen gestart zijn met deze opleidingen.

Het aantal gepubliceerde artikelen en algemene publicaties is hoger dan begroot en het aantal rapporten is kleiner dan geprognotiseerd. Hierdoor zijn per saldo minder publicaties gerealiseerd dan begroot.

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel

03.20.14 Militair personeel

03.20.15 Overige personele uitgaven

03.20.16 Materiële uitgaven

86 873 58 816

17 702 76 295

97 858 65 088

18 313 108 226

10 985 6 272

611 31 931

13% 11%

4% 42%

86 873 58 816

17 702 77 430

97 858 65 088

22 950 102 178

10 985 6 272

5 248 24 748

13% 11%

30% 32%

Totaal

239 686

289 485

49 799

21%

240 821

288 074

47 253

20%

Toelichting op de verschillen

03.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel

Toevoeging van de loonbijstellingen en een hogere gerealiseerde sterkte binnen het totale ressort Ondersteunende eenheden leidt tot een hogere realisatie op dit artikelonderdeel.

03.20.14 Militair personeel

De toename van de realisatie als gevolg van de loonbijstelling in dit budget is getemperd door vacatures binnen het ressort Ondersteunende eenheden.

03.20.15 Overige personele uitgaven

Als gevolg van vacatures is meer personeel ingehuurd bij het Marine-bedrijf en het CAWCS. De geplande opleidingen zijn niet geheel gerealiseerd, zoals de vakopleiding matroos technische dienst vliegtuigmaker, bedrijfshulpverleningsopleidingen, leerovereenkomst ROC (instroom technisch personeel), vlieginstructeur opleiding en de opleiding Mountain Flying. Voorts is een aantal cursussen in de Verenigde Staten niet tot realisatie gekomen waardoor minder uitgaven en verplichtingen zijn gerealiseerd dan begroot. Per saldo is de realisatie hoger dan begroot.

03.20.16 Materiële uitgaven

Door vertraging in de realisatie van trainingssystemen is de realisatie lager. Per saldo is door een overheveling van budgetten voor intendance-artikelen als gevolg van verdere decentralisatie van taken en bevoegdheden in het kader van het Verbeterd Economisch Beheer (VEB), door de afgesloten service level agreements (SLA’s) met de Defensie Telematica Organisatie en het eerder verwerven van LCD-projectoren voor de opleidingseenheden, de realisatie hoger dan begroot.

Ressort Admiraliteit

Grondslag

Het ressort Admiraliteit bestaat uit de Marinestaf, de Directie Materieel der Koninklijke Marine, de Directie Personeel der Koninklijke Marine en de Directie Economisch Beheer der Koninklijke Marine.

Activiteiten

De Admiraliteit draagt zorg voor het voeren van het operationele beleid van de Koninklijke Marine, het functioneren van de militaire eenheden van de Koninklijke Marine voor zover deze onder de Admiraliteit zijn gesteld, in onderlinge samenhang en elk afzonderlijk ter uitvoering van de opgedragen taken in vredestijd en in geval van oorlogsvoorbereiding, het voeren van een personeelsbeleid dat er op is gericht de organisatie van de Koninklijke Marine, te allen tijde en in alle omstandigheden te doen beschikken over de gewenste hoeveelheid voor zijn taak berekend personeel, het voeren van materieelsbeleid gericht op de materieel-logistieke processen «voorzien-in», «instandhouden» en «afvoeren», het bevorderen en bewaken van doelmatigheid van de Koninklijke Marine door het vormgeven aan en het uitvoeren van het financieel-economische beleid en het toetsen van de rechtmatigheid van de bestedingen en tot slot het voeren van een bedrijfsvoerings- en automatiseringsbeleid.

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel

03.20.18 Militair personeel

03.20.19 Overige personele uitgaven

03.20.20 Materiële uitgaven

28 396 45 646

20 976 97 090

32 017 59 977

23 089 105 048

3 621 14 331

2 113 7 958

13% 31%

10% 8%

28 396 45 646

20 296 100 972

32 017 59 977

23 537 99 184

3 621 14 331

3 241 - 1 788

13% 31%

16% - 2%

Totaal

192 108

220 131

28 023

15%

195 310

214 715

19 405

10%

Toelichting op de verschillen

03.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel

Toevoeging van de loonbijstelling en een hogere sterkte dan begroot, draagt bij aan een hogere realisatie op dit artikelonderdeel.

03.20.18 Militair personeel

Omdat de begrotingssterkte lager was dan de gerealiseerde sterkte en door een wijziging in de boekingssystematiek in het salarissysteem voor de voorschotten van onderwijskosten van gezinsleden van in het buitenland geplaatst militair personeel is de realisatie hoger dan begroot.

03.20.19 Overige personele uitgaven Door loon- en prijsbijstellingen is de realisatie hoger dan begroot.

03.20.20 Materiële uitgaven

Onder dit artikelonderdeel zijn tevens de uitgaven voor milieu en B.T.W., invoerrechten en accijnzen verantwoord. De hogere realisatie van de verplichtingen is met name ontstaan door de afgesloten service level agreements (SLA’s) met de Defensie Telematica Organisatie.

03.20.21 Wachtgelden en inactiviteitswedden

Grondslag

De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke Marine. Naast het reguliere wachtgeld worden op dit artikelonderdeel ook de uitgaven voor wachtgelden en uitstroombevorderende maatregelen geraamd die voor de Koninklijke Marine uit het Sociaal Beleidskader (SBK) voortvloeien.

De realisatie van de wachtgelden en inactiviteitswedden zijn één op één gerelateerd aan het aantal uitkeringsjaren. De verschillen zijn naast de loonbijstelling ontstaan doordat minder respectievelijk meer uitkeringsjaren zijn gerealiseerd dan begroot.

De hogere uitvoeringskosten zijn een gevolg van de doorbelasting van kosten van incidentele projecten. Voorbeelden hiervan zijn het Europroject en de overgang van militaire pensioenen naar kapitaaldekking.

03.21 Subsidies en bijdragen

Grondslag

Ten laste van dit artikel worden uitgaven geraamd voor subsidies. De subsidies worden verleend aan instanties die activiteiten uitvoeren, waardoor het belang van de Koninklijke Marine direct of indirect wordt gediend. De doelstellingen van deze instanties worden uiteengezet in de subsidiebijlage van de begroting.

Realisatiecijfers

 

Bedragen x 1 000,-

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.21.01 Koninklijke Marine Jachtclub

 

53

53

0

0%

03.21.02 Marine Watersportvereniging

 

32

32

0

0%

03.21.03 Marine Sanatoriumfonds

 

2

2

0

0%

03.21.04 Koninklijke Vereniging Marine Officieren

 

34

34

0

0%

03.21.05 Zeekadetkorps Nederland

 

23

23

0

0%

03.21.06 Stichting Militaire Tehuizen Overzee

 

7

7

0

0%

03.21.07 Bijdrage aan het ministerie van Economische zaken ten

       

behoeve van het Nederlands Instituut voor

Maritieme Ontwik-

       

keling

 

68

69

1

1%

Totaal

 

219

220

1

1%

03.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten laste van dit artikel worden uitgaven geraamd voor investeringen in groot materieel en infrastructuur. Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen en vervanging van verouderd materieel. De nadruk ligt op investeringen ten behoeve van luchtverdediging, maritieme operaties in kustwateren en vergroting van de strategische mobiliteit. Belangrijkste projecten in 2001 zijn de aanbouw van de Luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF) van de De Zeven Provinciën-klasse, het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit, het project Capability Upkeep Program (CUP) van de Maritieme patrouillevliegtuigen en het project NH-90-helikopters.

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.22.01 Schepen

198 302

157 871

  • 40 431
  • 26%

221 182

238 346

17 164

8%

03.22.02 Vliegtuigen

7 533

31 660

24 127

320%

40 892

38 764

  • 2 128
  • 5%

03.22.04 Elektronisch materieel

38 027

9 189

  • 28 838
  • 76%

14 533

21 363

6 830

47%

03.22.06 Munitie

58 991

51 100

-7 891

  • 13%

25 875

24 245

  • 1 630
  • 6%

03.22.07 Overig materieel

19 308

30 237

10 929

57%

33 774

42 815

9 041

27%

03.22.08 Infrastructuur

44 652

39 871

  • 4 781
  • 11%

41 285

42 691

1 406

3%

Totaal

366 813

319 928

  • 46 885
  • 16%

377 541

408 224

30 683

8%

Toelichting op de mutaties

Artikelonderdeel schepen

Grondslag

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven gedaan voor investeringen in het varend materieel van de Koninklijke Marine. Het betreft onder andere de projecten: het Project fregatten van de De Zeven Provinciën-klasse (LCF), het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM), Modificeren van de vuurleidingsradar en het Project Hydrografische opneme-ningsvaartuigen (HOV).

De mutaties op de verplichtingen en de uitgaven worden aan de hand van de projecten toegelicht en salderen tot de onderscheidelijke verschillen.

 
     

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.22.01 Schepen

198 302

157 871

-40 431 -20%

221 182

238 346

17 164

8%

Project fregatten van de De Zeven Provinciën-klasse (LCF)

De verplichtingen en uitgaven in dit project zijn per saldo hoger uitgevallen dan geraamd. De oorzaken zijn, naast de effecten van de prijsindex en de hoge dollarkoers, het goedkeuren van de wijzigingen in het Anti Air Warfare contract, de eerdere aanbesteding van de tweede bestelling «Quad Pack canisters» ten behoeve van het Evolved Sea Sparrow Missile, het noodzakelijke meerwerk als gevolg van aanpassingen aan de Sensor Wapen en Commandosystemen (SEWACO) en accommodatiewijzigingen.

Daarnaast is de kiellegging in de bouw van het vierde LCF gerealiseerd. Hierdoor is een aantal kapitale installaties, zoals voortstuwing en energievoorziening, verworven en opgenomen in de stand onderhanden werk waardoor de realisatie hoger uitkomt dan begroot.

Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)

In het gezamenlijke contract van de Koninklijke Marine en de Belgische Marine, dat na goedkeuring van de Tweede Kamer in december 2001 is gesloten, zijn de verplichtingen per saldo lager uitgekomen dan begroot als gevolg van actualisering van de planning en inhoud van het project. In plaats van de geplande twaalf sonar/C2 systemen zullen er tien systemen worden afgenomen, met een optie op twee. De voor 2001 begrote uitgaven konden door het moment van ondertekening niet meer worden gerealiseerd.

Modificeren van de vuurleidingsradar

Op verzoek van de Canadese Marine is het afsluiten van het contract voor het modificeren van de vuurleidingsradarsystemen (STIR) aan boord van de luchtverdedigings- en multipurposefregatten van de Koninklijke Marine en fregatten van de Canadese Marine vervroegd van 2003 naar 2001 waardoor de verplichting hoger is dan begroot.

Hydrografische opnemeningsvaartuigen (HOV)

Het in de begroting verwachte tijdstip van ondertekening van het contract is doorgeschoven naar 2002 waardoor de verplichting niet is aangegaan in 2001. Het gerelateerde begrote bedrag voor de eerste termijnbetaling is daarmee ook niet gerealiseerd.

Artikelonderdeel vliegtuigen

Grondslag

Op dit artikel worden de uitgaven gedaan voor het vliegend materieel van de Koninklijke Marine. Het betreft hier voornamelijk de vervanging van de Lynx Maritieme helikopters door de NH-90 en het Capability Upkeep Program (CUP) van de Maritieme patrouillevliegtuigen alsmede een aantal kleinere projecten zoals de Bolted Mainrotor Head (BMRH) ten behoeve van de Lynx Maritieme helikopters en zelfbeschermingsmiddelen ten behoeve van de Maritieme patrouillevliegtuigen.

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.22.02 Vliegtuigen

7 533

31 660

24 127 320%

40 892

38 764

  • 2 128
  • 5%

Project NH-90

Door een overloop van risicovoorzieningen uit 2000 alsmede de prijscompensatie zijn de gerealiseerde verplichtingen hoger dan begroot.

Project Capability Upkeep Program van de Maritieme patrouillevliegtuigen (CUP Orion)

De verplichting is hoger dan begroot door aanpassing van het BTW-deel in verband met de hogere dollarkoers. Echter door het in 2000 afsluiten van de voor 2001 begrote verplichting voor de verwerving van de radar en het uitrusten van drie patrouillevliegtuigen voor de kustwachttaken met satellietcommunicatie, is de verplichtingenrealisatie voor het project CUP per saldo lager dan begroot.

Artikelonderdeel Elektronisch Materieel

Grondslag

Op dit artikel worden de uitgaven gedaan voor het elektronisch materieel van de Koninklijke Marine, voor zover die niet in een projectbudget onder een ander artikelonderdeel zijn opgenomen. Het betreft met name het project Theatre Missile Defence (TMD), de vervanging van verbindingsap-paratuur voor de mariniers (NIMCIS), het project satellietcommunicatie voor militair gebruik (MILSATCOM), het project Local Area Missile System (LAMS) en het project Universele trainer voor elektronische oorlogvoering (UNET).

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.22.04 Elektronisch materieel

38 027

9 189

  • 28 838 - 76%

14 533

21 363

6 830

47%

Project Satelliet communicatie voor militair gebruik (MILSATCOM)

Door vertraging in de verwervingsvoorbereiding van de ICT-infrastructuur ten behoeve van het grondstation zijn de verplichtingen en uitgaven lager dan begroot. Daarnaast zijn voor dit project de uitgaven lager door vertraging in de aanbesteding van de bouw van het ankerstation te Lauwersmeer.

Universele trainer voor elektronische oorlogvoering (UNET; voorheen EOV trainer)

Met name door vertraging in de verwerving door bijstelling van de behoeftestellingen en het verloop van de onderhandelingen is het in 2000 geplande contract pas in 2001 getekend waardoor de verplichtingen en uitgaven hoger uitvallen dan begroot.

Artikelonderdeel munitie

Grondslag

Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor de aanschaf van kapitale munitie zoals onder andere Standard-Missiles (SM), NATO Sea Sparrow Missiles (NSSM), Evolved Sea Sparrow Missiles (ESSM), Harpoon-missiles en torpedo’s. Tevens wordt rekening gehouden met de aanschaf van conventionele munitie, zoals die voor de klein-kaliber-wapens en de Oto Melara-kanons, voor zover deze munitie als aanvulling op de oorlogsvoorraden wordt verworven.

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.22.06 Munitie

58 991

51 100

  • 7 891 - 13%

25 875

24 245

  • 1 630
  • 6%

Toelichting op de mutaties

Door vertraging in de verwerving van de korte afstands anti-tank munitie (SRAT) voor het Korps Mariniers en de sonoboeien voor de Maritieme patrouillevliegtuigen zijn niet alle begrote verplichtingen gerealiseerd.

Per saldo zijn de uitgaven lager dan begroot als gevolg van herfasering in het leverings- en betalingsschema van kapitale munitie en de CHAFF-munitie (ten behoeve van luchtafweer), naast de hogere uitgaven in verband met voorraadvorming sonoboeien voor de Maritieme patrouillevliegtuigen.

Artikelonderdeel Overig groot materieel

Grondslag

Dit artikelonderdeel betreft projecten die naar hun aard niet in één van de andere artikelonderdelen van het groot materieel kunnen worden ondergebracht, waaronder automatisering van de bestuurlijke informatiesystemen en projecten die over het algemeen niet groter zijn dan 2,5 miljoen.

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.22.07 Overig groot materieel

19 308

30 237

10 929 57%

33 774

42 815

9 041

27%

Toelichting op de mutaties

De verplichtingen zijn hoger dan begroot doordat de communicatieapparatuur ten behoeve van het Kustwachtcentrum Nederland geactualiseerd moest worden om te voldoen aan de huidige eisen en door de bijstelling van de raming voor de inrichting van het Marine Hoofdkwartier en Kustwachtcentrum Nederland te Den Helder alsmede meerwerk voor de nieuwbouw Marinebedrijf.

De uitgaven zijn per saldo hoger dan begroot als gevolg van een vertraging in de aanschaf communicatie-apparatuur en de versnelde aanschaf van transportmaterieel ten behoeve van het Korps Mariniers.

Artikelonderdeel Infrastructuur

Grondslag

Op dit artikel wordt het (nieuw-)bouwprogramma voor gebouwen, werken en terreinen voor de Koninklijke Marine geraamd.

Realisatiecijfers

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.22.08 Infrastructuur

44 652

39 871

  • 4 781 -11%

41 285

42 691

1 406

3%

Toelichting op de mutaties

Door vertraging in de nieuwbouw Marinierskazerne Buitenveld te Den Helder ten behoeve van het derde mariniersbataljon en de noodzakelijke vervanging van de hoofdplatform-toplaag op het Marine Vliegkamp Valkenburg (brief van de Minister, nr. D200 100 2525 dd. 14–08–2001) is de realisatie van de verplichtingen lager dan begroot. Door de realisatie van de in 2000 vertraagde nieuwbouw legering officieren in Den Helder zijn de uitgaven hoger. De totale uitgavenstijging is echter uiteindelijk als gevolg van vertraging in de aanbesteding van de nieuwbouw dienstencomplex Marinekazerne Amsterdam beperkt.

  • 04. 
    Beleidsterrein Koninklijke Landmacht Algemeen

Inzet

Het jaar 2001 stond in het teken van nationale steunverlening en internationale missies. De missie in Bosnië is gecontinueerd. De missies UNFICYP in Cyprus, UNMEE in Eritrea en Essential Harvest in Macedonië zijn afgesloten. De missie ISAF in Afghanistan is opgestart. In het kader van de steunverlening is een belangrijke bijdrage geleverd aan de MKZ-crisis en is naar aanleiding van de aanslagen van 11 september 2001 bijgedragen aan de extra beveiliging van militaire installaties, civiele communicatie-installaties en Amerikaanse infrastructuur. De internationale samenwerking komt onder meer tot uitdrukking tijdens de missie in Bosnië. In september 2001 is de leiding over MND-SW aan Nederland overgedragen. Met ingang van SFOR-11 is een Bulgaars Gemotoriseerd Infanteriepeloton toegevoegd aan het Mechbat. Tevens heeft een Roemeens EOD- en transportdetachement deel uitgemaakt van het Nederlandse contingent van SFOR.

Versterking Europese militaire capaciteiten en de Defensienota

In het kader van de versterking van de Europese militaire capaciteiten is de Koninklijke Landmacht voortvarend van start gegaan met de omvorming van het hoofdkwartier van het 1e Duits-Nederlandse Legerkorps naar een «High Readiness Forces (Land) Headquarters (HRF(L)HQ). De overige beleidsvoornemens in het kader van de Defensienota die in de begroting 2001 staan genoemd zijn gerealiseerd, met dien verstande dat de paraatstelling van de compagnie bij het 17e Painfbat is uitgesteld naar medio 2002 en dat van de 136 af te stoten Leopard II A4 er in 2001 52 zijn verkocht.

Financiën

In de artikelsgewijze toelichting is zichtbaar hoe de uitgaven zijn verdeeld over de ressorts. In 2001 heeft een sterke stijging plaatsgevonden van de uitgaven voor met name materiële exploitatie. Dit kon binnen het budget geaccommodeerd worden vanwege de tegenvallende personele vulling en herverdelingen van budgetten binnen Defensie.

Bij het opstellen van de begroting 2001 was het nog niet duidelijk of deze stijging structureel of incidenteel van aard zou zijn. Derhalve is in 2001 gestart met een grondige analyse van de exploitatie-uitgaven voor de komende jaren, waaruit de conclusie is getrokken dat deze stijging structureel van aard blijkt te zijn. In de loop van 2002 zullen maatregelen worden uitgewerkt om deze trend te stoppen en, indien mogelijk, om te buigen.

Het budget voor de investeringen is naast de prijsbijstelling verhoogd teneinde het voorschot voor het anti-tankwapen GILL te kunnen betalen. Dit betreft echter geen overschrijding van het projectbudget, maar een herfasering van het budget.

Realisatie

De totaal geraamde en gerealiseerde uitgaven van het beleidsterrein Koninklijke Landmacht voor het jaar 2001 zijn als volgt te specificeren:

 

Artikelonderdelen (x€ 1000)

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

04.20 Personeel en Materieel 1 (GE/NL) Legerkorps Nationaal Commando (NATCO) Commando Opleidingen (COKL) Overige eenheden Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS) Landmachtstaf (LAS) Wachtgelden en inactiviteitwedden

538 770 543 651 195 923 239 525

84 383 36 857

547 312 623 713 214 055 287 494

107 464 48 969

8 542 80 062 18 132 47 969

23 081 12 112

2% 15%

9% 20%

27% 33%

Totaal Personeel en Materieel

1 639 109

1 829 007

189 898

12%

Artikel 04.21 Subsidies

Artikel 04.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur

866 377 868

878 438 609

12 60 741

1% 16%

Totaal Koninklijke Landmacht

2 017 843

2 268 494

250 651

12%

Voor bovengenoemde ressorts geldt dat de bijstelling ten opzichte van de begroting 2001 voor een belangrijk deel is veroorzaakt door de aanpassing aan het loon- en prijspeil 2001.

Toelichting op de verschillen

De verschillen worden naar oorzaak bij de realisatiecijfers van de uitgavenbegrotingsartikelen toegelicht.

04.20 Personeel en materieel

De uitgaven binnen dit artikel zijn bij de Koninklijke Landmacht verdeeld over vijf ressorts: 1 (GE/NL) Legerkorps, Nationaal Commando, Commando Opleidingen Koninklijke Landmacht, Overige eenheden Bevelhebber der Landstrijdkrachten en de Landmachtstaf. Ook de uitgaven voor wachtgelden en inactiviteitswedden worden op dit artikel geraamd en verantwoord.

Het ressort 1 (GE/NL) Legerkorps

Dit ressort betreft het Nederlandse deel van 1 (GE/NL) Legerkorps. Dit Nederlandse deel bestaat uit 1 (NL) Divisie «7 December», 11 Luchtmobiele brigade en het Nederlandse deel van de binationale legerkorpstroepen (Command Support Brigade).

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

04.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel 04.20.02. Militair personeel

04.20.03 Overige personele uitgaven

04.20.04 Materiële uitgaven

50 633 420 143

30 369 37 625

51 089 422 801

33 449 35 782

457

2  657

3 080 - 1 843

1% 1%

10% - 5%

50 633 420 143

30 369 37 625

51 089 422 801

33 270 40 152

457 2 657

2 901 2 527

1% 1%

10% 7%

Totaal

538 770

543 121

4 350

1%

538 770

547 312

8 542

2%

Operationele doelstellingen en activiteiten

Meeteenheden

Raming 2001

Realisatie 2001

Inzet

Mensjaren

1 700

1 380

Opbouw realisatie 2001:

– 145 mensjaren UNMEE/TFH,

– 10 mensjaren individueel,

– 1225 mensjaren SFOR en SFOR-gerelateerde individueel.

De afwijking van de raming heeft te maken met de afbouw van de missie KFOR. Dit was in de raming 2001 niet voorzien

 

Overzicht gereedsheidtermijnen

Eenheid

Direct inzetbaar Op korte termijn inzetbaar Op lange termijn inzetbaar

Begroot Realisatie Begroot Realisatie Begroot Realisatie

1 (GE/NL) Corps

11

Bijdrage staf 1 (GE/NL) Corps

1 1

Command Support Brigade

 

Staf Command Support Brigade

1 1

Verbindingsdienst bataljon

11221 1

Korps Commando Troepen

 

Staf Special Operations

1 1

Commando Troepen Compagnie

2211

Luchtmobiele Brigade

1 1

Gevechts- en logistieke ondersteuning

 

Luchtmobiele Brigade

3 3

Divisie

11

Divisie Gevechtssteun Commando

 

(DGC)

11117 7

Divisie Logistiek Commando (DLC)

4 3* 12

Gemechaniseerde brigade

33

Pantser infanterie Bataljon

11223 3

Tankbataljon

1122

Afdeling Veld Artillerie

1122

  • De gereedheidstermijn bij het DLC wijkt in de realisatie af van de begroting. Dit heeft te maken met het mobilisabel stellen van 300 Matdbat. Hierdoor zijn drie eenheden direct inzetbaar en twee op lange termijn in plaats van vier eenheden op korte termijn en één op lange termijn.

Toelichting per artikelonderdeel

04.20.02 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort 1 (GE/NL) Legerkorps verantwoord.

De stijging van de uitgaven is een saldomutatie als gevolg van de onder-schrijding van de begrotingssterkte, aanpassing aan het loonniveau 2001 en hogere uitgaven in verband met personele inzet bij de MKZ-crisis. De gemiddelde sterkte is lager uitgekomen door meer uitstroom van beroepspersoneel in dienst voor onbepaalde als gevolg van concurrentie op de arbeidsmarkt. Bij het beroepspersoneel in dienst voor bepaalde tijd (BBT-ers) zijn de wervingsresultaten in het eerste helft van dit jaar tegengevallen en werden minder contracten verlengd dan waarmee rekening werd gehouden.

04.20.03 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. De uitgaven zijn in sterke mate afhankelijk van de burger- en de militaire personeelssterkte en de gerealiseerde activiteiten en hebben onder meer betrekking op reizen, onderwijs en opleidingen en de inhuur van tijdelijk personeel.

De stijging van uitgaven en verplichtingen bij de overige personele uitgaven is met name het gevolg van inhuur ten behoeve van de CIS-beheersorganisatie.

04.20.04 Materiële uitgaven

Ten laste van dit onderdeel zijn de materiële exploitatie-uitgaven van het Legerkorps verantwoord. Dit betreffen voornamelijk de kosten verband houdende met oefeningen en inhuur van oefenterreinen, de inhuur van O-, I- en A-deskundigen en overige materiële uitgaven zoals binationale uitgaven, uitgaven internationale staven, zelfstandige aanschaf en uitbesteding. De uitgaven van de gehele Koninklijke Landmacht voor huisvesting, inventarisgoederen en klein materiaal, onderhoud gebouwen en terreinen, data- en telecommunicatie worden bij het ressort NATCO geraamd en verantwoord.

De stijging van de uitgaven is met name het gevolg van aanschaffingen in het kader van snelle inzet van materieel ten behoeve van ondersteuning vredesoperaties. Deze extra uitgaven worden op basis van nacalculatie verrekend ten laste van het artikel Vredesoperaties.

Het ressort Nationaal Commando (NATCO)

Het ondersteunend ressort Nationaal Commando (NATCO) is ingericht op basis van resultaat verantwoordelijke eenheden, De organisatie bestaat uit de volgende eenheden: de Staf, de vijf Regionaal Militair Commando’s (RMC), het Nederlands Armed Forces Support Agency Germany (NASAG), het Landelijk Bevoorradingsbedrijf KL, het Hoger Onderhoudsbedrijf KL, het Explosieven Opruimingscommando KL en de Prepositioned Organizational Material Sites (POMS).

 

Artikel onderdelen (x€ 1000)

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

04.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel

04.20.06 Militair personeel

04.20.07 Overige personele uitgaven

04.20.08 Materiële uitgaven

167 973 64 867

73 449 247 171

167 554 66 977

83 347 556 746

  • 420 2 110

9 898 309 575

0% 3%

13% 125%

167 973 64 867

77 681 233 130

167 522 66 977

81 835 307 379

  • 451 2 110

4 154 74 249

0% 3%

5% 32%

Totaal

553 460

874 624

321 163

58%

543 651

623 713

80 062

15%

Activiteitentoelichting en prestatie-indicatoren

In het begrotingsjaar 2001 zijn diverse reorganisatieprojecten afgerond dan wel voortgezet. Uitgangspunt daarbij was onder andere het reduceren van ongeveer 800 functies, éénvormigheid aanbrengen in structuren en procedures en het implementeren van het gewijzigde beleid ten aanzien van voeding- en kantinediensten (VOKA).

Daartoe:

– zijn garnizoenen gereorganiseerd in 5 RMC’s; opgeheven 15 garnizoenen

– zijn het Nationaal Verzorgings Commando (NVC) en de Regionale Geneeskundige Diensten (de RGD’n) per 1 januari 2001 overgedragen aan het 1(GE/NL)Legerkorps;

– is de ARBO-Dienst KL overgedragen aan de Dienst Personeel en Organisatie (DPO);

– is het grootste deel van de telematica-organisatie overgedragen aan Dico/DTO;

– is het KTOMM Bronbeek per 1-1-2001 overgedragen aan het Dico;

– wordt de reorganisatie van NASAG, de NATRES en de ressortstaf nog voortgezet (verkeert in een vergevorderd stadium);

– bevinden de onderzoeken in het kader van de Competatieve Dienstverlening (CDV) ten aanzien van hoger onderhoud, voeding- en kantinediensten en munitierenovatie zich in verschillende fasen.

De dienstverlening van NATCO heeft zich gericht op de volgende activiteiten: – facilitaire diensten: klein onderhoud infrastructuur, integrale veiligheidszorg, telematica, voedings- en kantinediensten; – operationele diensten: alle steunverleningen; – specifieke diensten: gedetineerdenzorg, explosievenopruiming; – logistieke diensten: onderhoud, bevoorrading, beheer en opleg.

Ten opzichte van de begroting is de volgende capaciteitsinzet gerealiseerd:

Meeteenheden

Raming 2001

Realisatie 2001

Facilitaire diensten Operationele diensten Specifieke diensten Logistieke diensten

Mensuren Mensuren Mensuren Mensuren

 

3 990 000

4 338 700

180 000

173 000

490 000

145 000

1 520 000

1 436 400

De afwijking bij de gespecificeerde diensten is vooral het gevolg van een gewijzigde indeling tussen de diensten onderling. Zo is de militaire muziek van specifieke- naar facilitaire diensten overgegaan.

Toelichting per artikelonderdeel

04.20.07 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. De uitgaven hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de gerealiseerde activiteiten en hebben onder meer betrekking op reizen, verplaatsen, onderwijs en opleidingen, inhuur van tijdelijk personeel en de uitgaven voor kleding en voeding voor de gehele Koninklijke Landmacht.

Enerzijds dalen de uitgaven door vertraging van de afleveringen van onder meer NBC-kleding, gevechtslaarzen en out-of-area gevechtskleding en door hogere verrekeningen («ontvangsten») door meer onttrekkingen van kleding aan de landsvoorraden door met name de Koninklijke Luchtmacht.

Anderzijds zijn de uitgaven gestegen door meer verstrekkingen van voeding tijdens ondersteuningsactiviteiten in het kader van de MKZ-crisis en door meer (tijdelijke) inhuur van bewakingspersoneel (via de Nederlandse Veiligheidsdienst) vanwege een vertraging van het investeringsproject Integrale Veiligheidszorg (IVZ) en het langzamer afstoten van militaire complexen dan gepland. Per saldo stijgen de verplichtingen en de uitgaven.

04.20.08 Materiële uitgaven

Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven verantwoord ten behoeve van de gehele Koninklijke Landmacht. Het betreft hier onder meer de uitgaven voor kleine bedrijfsmatige investeringen, huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, data- en telecommunicatie, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, munitie, klein onderhoud van gebouwen en terreinen en brandstoffen, olie, smeermiddelen en bedrijfsstoffen.

De stijging van de uitgaven is met name veroorzaakt door het onderbrengen van de Defensie-brede taken inzake telematicavoorzieningen (Uitbesteding Telematica Diensten, UTD) bij Dico/DTO waardoor de uitgaven vanuit de bezoldiging, overige personele uitgaven en binnen de materiële uitgaven verschoven zijn.

Voorts is sprake van een meerbehoefte aan onderhoudsvoorzieningen ten behoeve van diverse typen wiel- en rupsvoertuigen (waaronder rupsbandschakels YPR en het herstel van directe ruilcomponenten Leopard-2) en hogere uitgaven voor brandstoffen (onder andere veroorzaakt door hogere dollarkoersen).

Tevens stijgen de uitgaven voor huisvesting en het (klein) onderhoud aan infrastructurele voorzieningen door de vertraging in de afstoting van militaire complexen.

De toename van de verplichtingen is voornamelijk het gevolg van het vastleggen van de verplichting met betrekking tot de jaarlijks te leveren telematica diensten en beheer door DTO. De telematicagroepen van de Koninklijke Landmacht zijn overgegaan naar DTO. De hieruit voortvloeiende verplichtingen dienden voor een periode van acht jaar te worden vastgelegd.

Het ressort Commando Opleidingen Koninklijke Landmacht (COKL)

Het ressort Commando Opleidingen Koninklijke Landmacht (COKL) bestaat uit twaalf resultaatverantwoordelijke eenheden. Dit betreft naast de Staf negen opleidingscentra – Manoeuvre, Vuursteun, Genie, Logistiek, Rijden, Ede, Initiële Opleidingen, de Koninklijke Militaire School en het Instituut voor Leiderschap, Media en Opleidingskunde – en twee bijzondere organisatie-eenheden: de Begeleidings Organisatie Civiel Onderwijs en de Lichamelijke Oefening en Sportorganisatie.

 

Artikel onderdelen (x€ 1000)

     

Verplichtingen

   

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

04.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel

04.20.10 Militair personeel

04.20.11 Overige personele uitgaven

04.20.12 Materiële uitgaven

29 271 134 271

20 717 11 664

32 090 146 767

23 882 12 393

2 819 12 495

3  165 729

10% 9%

15% 6%

29 271 134 271

20 717 11 664

32 090 146 766

22 991 12 208

2 819 12 495

2 274 544

10% 9%

11% 5%

Totaal

195 923

215 132

19 209

10%

195 923

214 055

18 132

9%

Activiteitentoelichting en prestatie-indicatoren

De missie van het COKL is het leveren van een bijdrage aan de vorming van operationele inzetgerede eenheden, door het verzorgen van opleidingen en het ondersteunen van de onderdeelstraining. Het COKL fungeert binnen de Koninklijke Landmacht als autoriteit op het gebied van opleiding, trainingen en militair optreden. De genoemde missie staat onder druk als gevolg van de tekorten in met name de instructeursfuncties. Er zijn inmiddels diverse maatregelen genomen ter verbetering van de kwalitatieve en kwantitatieve vulling van het instructeursbestand. De effecten van een langere opleidingsduur (AMO), verbeterde arbeidsvoorwaarden en certificering instructeurs moeten op termijn de gewenste resultaten opleveren.

In 2001 zijn de volgende aantallen gerealiseerd:

 
 

Meeteenheden

Raming 2001

Realisatie 2001

Primaire producten:

     

Initiële opleidingsproducten

Opleidingsplaatsen

13 000

8 125

Vervolgopleidingsproducten

Opleidingsplaatsen

44 500

34 590

Trainingsproducten

Aantal mensdagen

16 600

18 500

LO/Sport opleidingen en training

Mensuren

206 000

187 642

Secundaire producten

     

Kennisproducten

Aantal mensuren

64 000

118 000

Steunverlening

Mensdagen

5 500

4 942

Maatschappelijke meerwaarde

Aantal

1 700

1 627

Initiële opleidingsproducten

De realisatie 2001 is lager uitgevallen dan verwacht. De oorzaken hiervoor zijn: het opleidingsverloop is nog steeds (te) hoog is, de werving ligt nog steeds niet in lijn met de planning en de beperkte instructeurscapaciteit. Naast de eerdere maatregelen heeft COKL ook extern capaciteit ingehuurd (civiele rij-instructeurs) om het instructeurstekort hiermee voor een deel op te vangen.

Vervolgopleidingsproducten

De onderrealisatie is een gevolg van een niet in evenwicht zijnde vraag en aanbod. De klantvraag gaat vaak de geringe instructiecapaciteit te boven, dit terwijl er ook periodes zijn waarin de klantvraag zelf lager is dan de beschikbare capaciteit. In 2001 heeft COKL een reguliere afstemmingsoverleg ingevoerd teneinde een juiste afstemming te krijgen in de vraag en aanbod van de opleidingsproducten. Dit zal ertoe moeten leiden dan op termijn de planning en realisatie beter op elkaar aansluiten.

Trainingsproducten

De trainingsproducten omvatten onder meer het gebruik van specifieke onderwijsleermiddelen, simulatoren, het opstellen van trainingsscenario’s, het beschikbaar stellen van observers/trainers en het gebruik van schietkampen. COKL bevindt zich in de aanvangsfase naar de omzetting tot Opleidings en Trainings Commando (OTC). De omzetting leidt tot een concentratie van de schaarse kennis en middelen ter ondersteuning van opleiding en training. Dit jaar heeft dit al geleid tot een stijging in het opleveren van het aantal producten.

LO/Sport opleidingen en trainingen

Door gebrek aan beschikbaar personeel bij het LO/sport kon minder trainingsondersteuning worden aangeboden. De realisatie van de trainingsproducten valt hierdoor lager uit dan verwacht.

Secundaire producten

Door het aantal vacatures in de instructieve functies wordt door COKL de hoogste prioriteit gegeven aan leveren van initiële en vervolgopleidingen. Dit heeft met name gevolgen voor de secundaire producten. De stijging van het aantal uren aan kennisproducten is onder meer een gevolg dat in de ontwerpbegroting de overheveling van de ILMO-taken naar staf COKL niet in het productieoverzicht waren opgenomen.

Maatschappelijke meerwaarde

Weergegeven wordt het aantal BBT-ers die succesvol hun studietraject hebben afgesloten. In de begeleiding wordt gestreefd naar zoveel mogelijk afronden van de studie. Maar toch zijn het de individuele omstandigheden van de BBT-er en zijn eigen verantwoordelijkheid om zijn studie tot een goed einde te volbrengen. Dit resulteert in een geringe afwijking van de planning.

Toelichting per artikelonderdeel

04.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort COKL verantwoord.

De stijging van de uitgaven is met name het gevolg van de loonbijstelling naar aanleiding van de overeengekomen arbeidsvoorwaarden voor 2001.

04.20.10 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort COKL verantwoord.

De bijstelling is grotendeels het gevolg van loonbijstelling naar aanleiding van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000 en 2001/2003.

Het ressort Overige eenheden Bevelhebber der Landstrijdkrachten (OVBLS)

Het ressort Overige eenheden BLS bestaat uit de Koninklijke Militaire Academie (KMA), de Topografische Dienst Nederland (TDN), de Directie Personeel en Organisatie (DPO) en de Directie Materieel (DM). Daarnaast zijn er nog enkele kleine organisatie-elementen ondergebracht bij dit ressort zoals het personeel van de Koninklijke Landmacht bij de Navostaven.

 

Artikel onderdelen ( x 1000)

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

04.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel

04.20.14 Militair personeel

04.20.15 Overige personele uitgaven

04.20.16 Materiële uitgaven

51 779 76 452

33 172 53 772

64 699 94 326

40 470 82 517

12 920 17 874

7 298 28 745

25% 23%

22% 53%

51 779 76 452

41 852 69 442

64 677 94 326

36 655 91 836

12 898 17 874

  • 5 197 22 394

25% 23%

  • 12% 32%

Totaal

215 175

282 012

66 837

31%

239 525

287 494

47 969

20%

Toelichting per artikelonderdeel

04.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort Overige eenheden BLS (OVBLS) verantwoord.

De stijging van de verplichtingen en uitgaven is enerzijds het gevolg van de loonbijstelling in 2001 en anderzijds door een gemiddeld hogere jaar-sterkte. De sterkte is toegenomen door het POMS-personeel dat na sluiting van de Sites bij de Koninklijke Landmacht is geplaatst en de oprichting van het C2-Support Centre waardoor functies vanuit het NATCO zijn overgekomen.

04.20.14 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het ressort OVBLS verantwoord. De stijging van de verplichtingen en uitgaven is enerzijds het gevolg van de loonbijstelling in 2001 en anderzijds door een toename van de gemiddelde jaarsterkte. Deze toename betreft met name het sterk toegenomen aantal leerlingen bij de KMA en uitbreiding van taken bij de DPO (Arbo-dienst en gezondheidszorg).

04.20.15 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. Deze uitgaven hebben betrekking op zowel burger- als militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte en de gerealiseerde activiteiten en betreffen onder meer reizen, verplaatsen, opleidingen en inhuur van tijdelijk personeel.

De daling van de uitgaven is voornamelijk het gevolg van de vertraging bij de plaatsing van de bestelorder «Nieuw Dagelijks Tenue» met ruim een jaar. De vertraging is veroorzaakt door een langer keuzetraject dan voorzien, waarin meer modellen zijn getest door de gebruikers.

04.20.16 Materiële uitgaven

Ten laste van dit onderdeel zijn de materiële uitgaven van dit ressort verantwoord en betreffen ondermeer grotere onderhoudsprojecten onder de Directie Materieel (Sensor-, wapen-, commando- en communicatiesystemen en wiel- en rupsvoertuigen) en de inhuur van O-, I- en A-deskundigen. Alle uitgaven van de Koninklijke Landmacht voor huisvesting, inventarisgoederen en klein materiaal, onderhoud gebouwen en terreinen, data en telecommunicatie zijn bij het ressort NATCO geraamd en verantwoord.

De stijging van de verplichtingen en uitgaven voor materiële exploitatie is met name veroorzaakt door de volgende aanvullende onderhouds-behoeften:

+ manoeuvre-materieel, met name het achterstallig onderhoud aan pantserrupsvoertuigen (YPR), dat vanwege de vertraging van het investeringsproject Vervanging Pantservoertuigen (Infanterie Gevechtsvoertuig) in het licht van de inzet bij VN-acties noodzakelijk bleek; + wielvoertuigen, met name door aanpassingen aan vigerende arbo- en milieuwet- en regelgeving;

+ simulatiesystemen, zoals de Stingertrainer, de video-oefenuitrusting (VOU), de trainer Vuursteun Informatie Systeem (VUIST-1) en YPR-voertuigen;

+ sensor-, wapen- en commandosystemen (SEWACO), waaronder de Remotely Piloted Vehicle (RPV).

Het ressort Landmachtstaf (LAS)

Tot het ressort Landmachtstaf worden de volgende eenheden gerekend: de Beleidsstaf, waaronder de Directeur Beleid en Planning, de Directeur Control en de Directeur Personeel, de Operationele Staf BLS en een ondersteunend element met daarin het kabinet van de BLS en een stafgroep met een aantal kleine eenheden. De Landmachtstaf ondersteunt de bevelhebber bij de aansturing van de Koninklijke Landmacht en schept de beleidsmatige voorwaarden om de eenheden en/of het individuele (reserve)-personeel van de Koninklijke Landmacht gereed te hebben en beschikbaar te stellen voor alle taken in het gehele crisisbeheersingsspectrum.

 

Artikel onderdelen ( x 1000)

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

04.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel

04.20.18 Militair personeel

04.20.19 Overige personele uitgaven

04.20.20 Materiële uitgaven

12 004 14 739

2 807 54 833

14 866 17 785

7 997 93 418

2 862

3 046

5 190 38 585

24% 21%

185% 70%

12 004 14 739

2 807 54 833

14 866 17 785

7 262 67 551

2 862

3 046

4 455 12 718

24% 21%

159% 23%

Totaal

84 383

134 066

49 683

59%

84 383

107 464

23 081

27%

Toelichting per artikelonderdeel

04.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het ressort Landmachtstaf (LAS) verantwoord.

De stijging van de verplichtingen en uitgaven is enerzijds het gevolg van de loonbijstelling in 2001 en anderzijds door een gemiddeld hogere jaar-sterkte. De hogere begrotingssterkte is grotendeels het gevolg van overdracht van taken en bevoegdheden vanuit het NATCO.

04.20.18 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten die betrekking hebben op het militair personeel van het ressort Landmachtstaf (LAS) verantwoord.

De stijging van de verplichtingen en uitgaven is enerzijds het gevolg van de loonbijstelling in 2001 en anderzijds door een gemiddeld hogere jaar-sterkte. De hogere begrotingssterkte is grotendeels het gevolg van overdracht van taken en bevoegdheden vanuit het NATCO.

04.20.19 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. Deze uitgaven betreffen zowel burger- als militair personeel, zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte en de gerealiseerde activiteiten en hebben onder meer betrekking op reizen en verplaatsen, opleidingen en inhuur van tijdelijk personeel.

De stijging van de verplichtingen en uitgaven bij de overige personele uitgaven is met name veroorzaakt door de extra bijdrage van de Koninklijke Landmacht aan het Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum (KNLWM) ter voorbereiding op de komende verzelfstandiging van het KNLWM.

04.20.20 Materiële uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn materiële uitgaven van het ressort LAS verantwoord. Deze uitgaven betreffen onder meer het inhuren van O-, I- en A-deskundigen, bureauzaken informatiesystemen en overige materiële zaken. Daarnaast zijn de KL-brede uitgaven voor groot onderhoud en beheerskosten van de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen ten laste van dit artikelonderdeel verantwoord. Alle uitgaven van de Koninklijke Landmacht voor huisvesting, inventarisgoederen en klein materiaal, onderhoud gebouwen en terreinen, data- en telecommunicatie zijn bij het ressort NATCO verantwoord.

De bijstelling van de verplichtingen betreft voornamelijk het vastleggen van de meerjarige verplichting met betrekking tot de instandhouding LAN-2000.

De stijging van de uitgaven is voornamelijk veroorzaakt door hogere beheerskosten (DGWT) en instandhoudingskosten LAN-2000. De stijging van beheerskosten houdt verband met hogere tarieven en toename bouwvolume. De uitgaven voor de instandhouding van LAN-2000 betreft met name de jaarlijks te betalen licenties voor het gebruik van de software. Deze uitgaven waren niet geheel in de begroting opgenomen aangezien het definitieve besluit over de uitrol van LAN-2000 pas na de totstandkoming van de begroting werd genomen.

Artikelonderdeel 04.20.21 Wachtgelden en inactiviteitswedden De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke Landmacht. Naast het reguliere wachtgeld worden op dit artikelonderdeel ook de uitgaven voor wachtgelden en uitstroom-bevorderende maatregelen geraamd en verantwoord die uit het Sociaal Beleidskader (SBK) voortvloeien.

De uitgaven en verplichtingen voor wachtgelden, WAO eigen risico en uitvoeringskosten voor het USZO zijn in 2001 behoorlijk gestegen. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door een door de USZO ingediende claim over 2000 en eerdere jaren met betrekking tot het dragen van het eigen risico deel van de WAO-uitgaven.

Wachtgelden SBK

Voor het personeel, dat als gevolg van de invoering van het nieuwe personeelsstructuur, overtollig raakt worden de instrumenten van het SBK toegepast. Het overtollig raken van personeel doet zich met name voor onder het burgerpersoneel. Bij militair personeel daarentegen is de instroom lager dan voorzien. Voor een deel heeft dit te maken met het verschil in de leeftijdsopbouw in de personeelscategorieën (burger/ militair) en door de noodzakelijke afbouw van het burgerpersoneel (de werkelijke sterkte ligt boven de maximaal toegekende begrotingssterkte). De tussentijdse uitstroom onder het BOT personeel ligt ook veel hoger dan bij de burgers, waardoor herplaatsing van het «overtollig» militair personeel eenvoudiger verloopt.

WAO eigen risico

Defensie draagt als werkgever zelf het WAO-risico. De regeling is sedert een jaar van kracht. De stijging van de uitgaven en verplichtingen wordt veroorzaakt door onvoldoende ervaringscijfers, waardoor het aantal uitkeringsgerechtigden te laag gepland is en door het niet tijdig factureren van de eindafrekeningen uit 2000 door het uitvoeringsorgaan USZO, waardoor deze ten laste zijn gekomen van 2001.

UitvoeringskostenUSZO

Jaarlijks wordt aan de USZO een basisvergoeding overgemaakt voor het uitvoeren van de naast- en bovenwettelijke regelingen. Voorts vinden vergoedingen plaats voor het verrichten en uitvoeren van projecten zoals de kaderwet militaire pensioenen, invoering euro en het volumebeleid BBT. De vergoedingen geschieden veelal op basis van verstrekte voorschotten. Na beëindiging van het project vindt op basis van nacalculatie een eindafrekening plaats. Met name door een aantal eindafrekeningen uit de periode 1998/1999 zijn de uitgaven in 2001 gestegen.

04.21 Subsidies en bijdragen

Grondslag

Ten laste van dit artikel worden uitgaven geraamd voor subsidies. De subsidies worden verleend aan instanties die activiteiten uitvoeren, waardoor het belang van de Koninklijke Landmacht direct of indirect wordt gediend. De doelstellingen van deze instanties worden uiteengezet in de subsidiebijlage van de begroting.

Realisatiecijfers

 

Bedragen x 1 000,-

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

04.21.01 Stichting Jeugdwerk Duitsland

04.21.02 Stichting KNLWM «Generaal Hoefer»

147 719

159 719

12 0

8% 0%

Totale uitgaven

866

878

12

1%

De stijging van de verplichtingen en de uitgaven met 12000 hangt samen met de toepassing van de voor Defensie geldende arbeidsvoorwaarden op het personeel van de Stichting Jeugdwerk Duitsland. De uitgaven van deze stichting stijgen door de verhoging van de buitenlandtoelage en de toelage voor studerende kinderen.

04.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur

Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven voor investeringen in groot materieel en infrastructuur verantwoord.

 

Artikel onderdelen ( x

1000)

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

   

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

   

2001

2001

   

2001

2001

   

Automatisering

 

20 039

45 832

25 793

129%

23 819

49 053

25 234

106%

Logistiek

 

232 222

30 154

  • 202 068
  • 87%

32 305

18 986

  • 13 319
  • 41%

Commandovoering, verbin-

               

dingen en gevechtsinlichtingen

122 248

26 588

-95 660

  • 78%

44 770

56 958

12 188

27%

Elektronisch materieel

 

14 521

15 429

908

6%

8 132

6 883

  • 1 248
  • 15%

Nucleair, biologisch en

                 

chemisch materieel

 

4 719

4 674

  • 45
  • 1%

9 030

1 449

-7 581

  • 84%

Luchtverdediging

 

9 529

1 452

-8 077

  • 85%

12 502

19 748

7 247

58%

Manoeuvre

 

355 348

777 643

422 295

119%

88 894

136 895

48 001

54%

Vuursteun

 

30 857

4 084

  • 26 773
  • 87%

12 338

5 641

  • 6 697
  • 54%

Gevechtssteun

 

10 210

454

-9 756

  • 96%

20 171

8 198

  • 11 973
  • 59%

Infrastructuur

 

181 272

129 473

  • 51 799
  • 29%

125 908

134 797

8 889

7%

Totaal

 

980 965

1 035 783

54 818

6%

377 868

438 609

60 741

16%

Toelichting op de verplichtingen en uitgaven

Artikelonderdeel automatisering

De stijging van de aan te gane verplichtingen en uitgaven is het gevolg van in 2000 niet gerealiseerde behoeften voor het project LAN 2000 en extra verplichtingen voor licenties en ontwikkelingskosten, alsmede diverse kleinschalige projecten die in 2001 terugkomen. Voor het project Bedrijfsbesturingssysteem (BBS) zijn aanvullende aanpassingen getroffen voor het geschikt maken van het systeem ten behoeve van de operationele logistiek van de 1e Divisie.

Artikelonderdeel logistiek

De daling van de aan te gane verplichtingen is ontstaan doordat projecten verschoven c.q. vertraagd zijn naar latere jaren, als gevolg van vertraging in de behoeftestelling/studiefase van het project POON (polyvalente onderkomens voor de geneeskundige dienst), voorzieningen MCW en vertraging in verwervingsvoorbereiding bij projecten Uitbreiding Waterzuiveringsinstallatie, Vervanging Motorrijwielen, Vervanging Vrachtauto Gewonden Transport en Wissellaadsysteem.

Artikelonderdeel commandovoering, verbindingen en gevechtsinlichtingen

De uitgavenstijging vindt zijn oorzaak hoofdzakelijk in het feit dat een deel van het project RPV vertraagd is naar 2001 omdat niet alle leveringen in 2000 werden gerealiseerd. Door aanvullende behoefte en het oprichten van het C2 Support Centre zijn de verplichtingen en de daaraan gerelateerde uitgaven eveneens gestegen.

In 2000 werd de realisatie van de projecten EZB (complementaire voorzieningen) en ISIS (C2 implementatie 1GNC) voorzien; door vertraging in de verwervingsfase is een deel van deze projecten overgekomen naar 2001.

De verplichtingen bij de projecten Afstandsbedieningsapparatuur, Milsatcom en Condor zijn door vertraging in de verwervingsfase doorgeschoven naar 2002. Het project Titaan is als gevolg van vertraging in de behoeftestelling en het project Battle Field Management Systeem is door vertraging in de voorstudiefase doorgeschoven naar 2002. Door de relatie van de projecten vervanging straalzender en mobiel telefonie systeem met TITAAN zijn deze projecten eveneens verschoven. Hierdoor zijn ook de uitgavenramingen van de projecten doorgeschoven.

Artikelonderdeel elektronisch materieel

De stijging van de verplichtingen hangt samen met het project KWS Hummel dat eerder is gerealiseerd door versnelling in de besluitvorming over de voortzetting van het project in Duitsland. Hier tegen over staat een daling door het versneld realiseren in 2000 van het project KWS Hornisse en kleine mutaties voor de complementaire voorzieningen van EOV-fase1.

Artikelonderdeel nucleair, biologisch en chemisch materieel

Bij dit onderdeel is vertraging opgetreden door herziening van de functionele eisen met betrekking tot de vervanging van gasverkennings-uitrusting. Hierdoor is dit project doorgeschoven naar 2002. Dit vindt ook z’n weerslag in de daling van de uitgaven. In de projecten nood-ontsmetting en vervanging ontsmettingsapparatuur zijn geen leveringen meer voorzien in 2001. Hierdoor schuiven de uitgaven door naar 2002.

Artikelonderdeel luchtverdediging

De daling van de verplichtingenomvang wordt met name veroorzaakt door het project vervanging Stingerbol 1 en 2, aangezien de realisatie van dit project bevroren is omdat het meegenomen wordt in de studie naar het Joint Air Defence Centre (JADC).

De stijging van de uitgaven wordt voornamelijk veroorzaakt doordat voor het project GWI PRTL minder leveringen en daardoor minder betalingen hebben plaatsgevonden in 2000 waardoor deze nu in 2001 zijn gerealiseerd.

Artikelonderdeel manoeuvre

De uitgaven stijgen doordat met name voor de Antitank Middelbare Dracht (MRAT) een hoger voorschot was verschuldigd, dit op basis van het met de leverancier afgesloten contract. Door vertraging in de besluitvorming omtrent de deelname aan de ontwikkeling in het kader van het project Vervanging Pantservoertuigen zijn de uitgaven welke waren voorzien in 2000, nu gerealiseerd in 2001. De uitgaven dalen door vertraging in de verwervingsfase waardoor voor het project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB) geen uitgaven meer zijn gedaan in 2001.

De stijging van de verplichtingen is voornamelijk ontstaan door de projecten:

– Vervanging Pantservoertuigen (ontwikkeling), Antitank middelbare dracht (MRAT), de onderdelen verlengde schietbuis en verbeterde munitie uit het project Verbetering Leopard 2 zijn in verband met vertragingen in de verwervingsfase overgekomen uit 2000,

– Vervanging Pantservoertuigen (MRAT/AD) dat naar voren is gehaald en in combinatie met het project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig is gerealiseerd.

Tegen over de stijging van de verplichtingen staat een daling doordat bij de projecten:

– Tactical Air Control Party, Granaatwerper Infanterie, Tactische Indoor Simulatie, Vervanging Video Uitrusting, Midlife Update Klein Kaliber Wapen Simulator en Richtkijker SLA-wapen vertraging bij de behoeftestelling is opgetreden, waardoor deze projecten zijn doorgeschoven naar latere jaren,

– Short Range Antitank (SRAT), vertraging is ontstaan omdat meer tijd nodig is geweest bij de evaluatie van alternatieven, waardoor de verwerving thans is voorzien in 2002.

Artikelonderdeel vuursteun

Er vindt een verlaging van verplichtingen en uitgaven plaats doordat de projecten Waarnemingsopbouw en Vuist-2 door vertraging in de verwervingsvoorbereidingsfase verschoven zijn naar 2002.

Artikelonderdeel gevechtssteun

Het project Mijnenveegsysteem is door vertraging in de studiefase verschoven naar 2002. Dit heeft tevens een verlaging van de uitgaven tot gevolg.

Artikelonderdeel infrastructuur

De verplichtingen zijn bijgesteld als gevolg van vertraging bij de voorbereiding en besluitvormingsproces. Het betreft met name de volgende projecten: BBT-legering, Strijpse Kampen, verbetering luchtdoelartillerie schietkamp, Legering officieren in Den Haag en JADC-De Peel. De mutatie bij de uitgaven is ontstaan door prijsstijgingen en de grondaankoop Mobilisatie Complex Rucphen.

  • 05. 
    Beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht Algemeen

Financieel beleid

Naast de reguliere vergoedingen voor loon- en prijsontwikkelingen (ruim 96 miljoen) zijn geen bedragen voor beleidsintensivering aan de luchtmachtbegroting toegevoegd. Binnen de luchtmachtbegroting hebben verschuivingen plaatsgevonden naar aanleiding van de verdere decentralisatie van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Daarnaast zijn op grond van voortschrijdende inzichten verschillende investeringsprojecten in omvang en/of in tijd aangepast, waardoor verschuivingen in de verplichtingen en uitgaven hebben plaatsgevonden. Binnen de exploitatie-uitgaven is het effect van de loon- en prijsontwikkeling merkbaar, als ook de ontwikkeling van de dollarkoers en de brandstofprijzen.

Overzicht van de totale uitgaven

De totaal geraamde en gerealiseerde uitgaven van het beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht voor het jaar 2001 zijn als volgt te specificeren:

 

Bedragen x 1000

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Artikel 05.20 Personeel en materieel

– Ressort Tactische Luchtmacht

– Ressort Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht

– Ressort Koninklijke Militaire School Luchtmacht

– Staf Bevelhebber

– Wachtgelden en inactiviteitswedden

399 396 53 858 68 011

358 747 10 859

431 516 104 362

73 334 380 050

13 050

32 120 50 504

5 323 21 303

2 191

8%

94%

8%

6%

20%

– Totaal Personeel en materieel

890 871

1 002 312

111 441

13%

Artikel 05.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur

248 908

233 979

  • 14 929
  • 6%

Totaal Koninklijke Luchtmacht

1 139 779

1 236 291

96 512

8%

De verschillen worden naar oorzaak bij de realisatiecijfers van de uitgavenbegrotingsartikelen toegelicht.

05.20 Personeel en materieel

De grondslag van het artikel

Binnen dit artikel worden de uitgaven van de drie ressorts, de Tactische Luchtmacht, het Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Militaire School Luchtmacht, alsook van de Staf Bevelhebber (het vroegere Hoofdkwartier Koninklijke Luchtmacht) geraamd en verantwoord. Hierbij wordt telkens onderscheid gemaakt in vier vaste artikelonderdelen: burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven en materiële uitgaven. Het verschil tussen de begroting en realisatie van het artikel personeel en materieel bedraagt ruim 111 miljoen en wordt met name veroorzaakt door de loon- en prijsontwikkeling (ongeveer 88 miljoen), de vermindering van de salarisuitgaven door het toepassen van de realistische personeelssterkte (€31 miljoen) en de verwerking van het arbeidsvoorwaardenakkoord. Daarnaast is sprake van hogere exploitatie-uitgaven (ruim 54 miljoen) voor onder andere de inhuur van personeel en het vliegtuigonderhoud.

Door de verdere decentralisatie van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben (technische) verschuivingen van aantallen personeel en de daarbij behorende budgetten plaatsgevonden. Bij deze herschikking is een verbeterd inzicht ontstaan in de opbouw en samenstelling van de werkelijke personeelsaantallen per ressort. Op grond hiervan zijn in 2001 zowel de ramingen van de personeelsaantallen als de middensommen gewijzigd. Daarnaast zijn budgetten voor het onderhoud van (wapen-) systemen overgeheveld van de Staf Bevelhebber naar het Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht.

Ressort Tactische Luchtmacht

Samenstelling

Het ressort Tactische Luchtmacht (TL) bestaat uit de Staf Tactische Luchtmacht en de operationele onderdelen van de Koninklijke Luchtmacht. Voor operaties met de F-16 beschikt het ressort over de vliegbases Leeuwarden, Twente en Volkel. De Tactische Helikoptergroep is gestationeerd op de vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen. De transportvliegtuigen zijn gestationeerd op vliegbasis Eindhoven. Naast de vliegende eenheden beschikt de Tactische Luchtmacht over grondgebonden luchtverdedigingsmiddelen. Deze zijn ingedeeld bij de Groep Geleide Wapens op luchtmachtbasis De Peel. De luchtverkeersleiding en de gevechtsleiding zijn in handen van Air Operations Control Station in Nieuw-Milligen.

Realisatiecijfers

De totaal geraamde en gerealiseerde verplichtingen en uitgaven van het ressort TL voor het jaar 2001 zijn als volgt te specificeren:

 

Bedragen x 1000,-

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

05.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel

05.20.02 Militair personeel

05.20.03 Overige personele uitgaven

05.20.04 Materiële uitgaven

15 370 263 789

51 885 60 433

19 769 274 394

128 063 88 428

4 399 10 605

76 178 27 995

29 % 4 %

147 % 46 %

15 370 263 789

59 804

60 433

19 769 274 394

57 121 80 232

4 399 10 605

  • 2 683 19 799

29 % 4 %

  • 4 % 33 %

Totaal

391 477

510 654

119 117

30 %

399 396

431 516

32 120

8 %

Toelichting op verschillen

05.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbend op het burgerpersoneel van het ressort TL verantwoord. De hogere uitgaven worden veroorzaakt door de loonaanpassing als gevolg van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000–2001 en de eerste tranche van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001-2003. Ook de aanpassing van de begrotingssterkte is van invloed geweest.

05.20.02 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbend op het militair personeel van het ressort TL verantwoord. Ook hier worden de hogere uitgaven veroorzaakt door de loonaanpassing als gevolg van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000-2001 en de eerste tranche van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001-2003. Tevens zijn de uitgaven aangepast voor nieuw personeelsbeleid (van Rijn gelden en maatregelen voor het oplossen van arbeidsmarktknelpunten).

05.20.03 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan de salarisuitgaven van het ressort TL verantwoord. Deze hebben zowel betrekking op het burgerpersoneel als op het militair personeel. De uitgaven betreffen onder meer kleding, voeding, reizen, (vlieg)opleidingen en geneeskundige verzorging. Het verschil tussen de begroting en de realisatie bedraagt per saldo 2,7 miljoen als gevolg van:

  • een verlaging van de uitgaven voor vliegopleidingen vanwege nieuwe contracten waarin zowel een aanpassing van het opleidingsprogramma is opgenomen als vanwege een lager aantal leerling-vliegers in opleiding;
  • een verhoging van de uitgaven voor de inhuur van tijdelijk personeel waarmee pieken in de werklast zijn opgevangen en vacatures binnen specifieke categorieën zijn opgevangen;
  • een verschuiving in tijd van betalingen voor de vliegopleidingen in Tucson (Verenigde Staten) en
  • een verhoging van de uitgaven voor verplaatsingskosten naar aanleiding van de verwerking met terugwerkende kracht van eerdere arbeidsvoorwaarden, betrekking hebbend op het reiskostenbesluit woon-werkverkeer.

Verplichtingen

De bovengenoemde oorzaken hebben tevens geleid tot aanpassing van het geraamde verplichtingenbudget. Tevens is een meerjarige verplichting van 49,7 miljoen voor de inhuur van helikoptersimulators vastgelegd. Met deze simulators kunnen noodprocedures onder alle omstandigheden worden beoefend. De vereiste simulatorcapaciteit is met dit contract voor een langere periode zeker gesteld. Daarnaast is een (meerjarig) contract van 22,7 miljoen afgesloten om in de behoefte aan helikopteropleidingen (ENHPT) te kunnen voorzien.

05.20.04 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel zijn onder meer de uitgaven voor huisvesting, telecommunicatie, het onderhoud van (wapen)systemen en infrastructuur en de inhuur van deskundigheid door het ressort TL verantwoord. Het verschil tussen de begroting en realisatie is een gevolg van:

  • de aanpassing van onderhoudsprogramma’s voor infrastructuur naar aanleiding van nieuwe voorschriften op het gebied van ARBO en milieu;
  • verdere decentralisatie van de budgetten voor voertuigbrandstof naar het ressort TL. Deze uitgaven werden voorheen geraamd en gereali- seerd door de Staf Bevelhebber. Daarnaast zijn de uitgaven voor vliegtuigbrandstof door de vliegbasis Eindhoven aangepast op grond van prijs en verbruik; – hogere uitgaven voor trainingsfaciliteiten op Goose Bay en de Britse trainingsfaciliteiten boven de Noordzee vanwege koersaanpassingen; – hogere uitgaven op MOU Goose Bay door gestegen kosten van vliegtuigbrandstof en het gebruik van infrastructurele voorzieningen.

Verplichtingen

De bovengenoemde oorzaken hebben tevens geleid tot aanpassing van het geraamde verplichtingenbudget. De genoemde aanpassing van onderhoudsprogramma’s voor infrastructuur heeft een meerjarig karakter, waardoor de verplichtingen hoger zijn dan de uitgaven.

Prestatie-indicatoren

Het uiteindelijke product van de Koninklijke Luchtmacht bestaat uit het leveren van slagkracht. De slagkracht komt tot uiting in de operationele doelstellingen waaraan de Koninklijke Luchtmacht dient te voldoen. Deze operationele doelstellingen betreffen vooral inzet en gereedheid ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties. De operationele doelstellingen zijn als volgt samen te vatten:

 

Gereedheidstermijn

Direct inzetbaar

Op korte termijn Inzetbaar

 

Op lange termijn inzetbaar

 

Begroot (1)

Realisatie

Begroot (1) Realisatie

Begroot (1) realisatie

Squadron jachtvliegtuigen

Squadron gevechtshelikopters

Squadron luchttransport en tankervliegtuigen

Squadron Transporthelikopters

Squadron Light Utility Helicopters

TRIAD Squadron

Air Operations Control Station

5 (2) 1

2

1

3 1

2

1

1(2) 2

2 1 2

3(3) 1(4)

2

1 0(5)

 

Toelichting

(1) De opzet van deze tabel wijkt af van de ingediende begroting. De aantallen in de kolom «begroot» betreffen de «eisen» zoals deze zijn opgenomen in de begroting. In een aantal gevallen was reeds van tevoren bekend dat deze «eisen» niet haalbaar waren. Met betrekking tot de THG in het algemeen en de gevechtshelikopters in het bijzonder is aangegeven dat deze pas vanaf 2003 volledig inzetbaar zijn. Ook bij de TRIAD squadrons was reeds van tevoren bekend dat twee van de vier squadrons in 2001/2002 een grote modificatie ondergaan en daarmee niet inzetbaar zijn.

(2) De «eisen» in de begroting 2001 bedroegen 5 respectievelijk 1 squa-dron(s) voor «direct inzetbaar» respectievelijk «op korte termijn inzetbaar». De definitie van «direct inzetbaar» en «op korte termijn inzetbaar» is na uitgifte van de begroting 2001 intern Defensie aangepast. De uitwerking van deze nieuwe definitie is verwerkt in de begroting 2002. Tevens is in 2001 reeds gewerkt met deze nieuwe definitie. Bij de KLu heeft dit tot gevolg gehad dat twee squadrons jachtvliegtuigen zijn verschoven van «direct inzetbaar» naar «op korte termijn inzetbaar». Deze wijziging veroorzaakt derhalve het verschil tussen »begroot« en «realisatie».

(3) Het 306 squadron heeft haar operationele taken per 31 december 2000 beëindigd om gevolg te kunnen geven aan de conversie tot opleidings-eenheid (conform DN2000). Het opwerken van de voormalige opleidingseenheid (313 sqn) naar operationeel inzetbaar squadron is gestart op 1 november 2001. Daarnaast is de gereedheid van de squadrons jachtvliegtuigen voor de algemene verdedigingstaak en het voortzettingsvermogen bij daadwerkelijke inzet in 2001 beperkt geweest omdat de voorraad precisiewapens nog niet op het vereiste niveau is gebracht. Tot slot blijft de beschikbaarheid van reservedelen, met name de motoren, een aandachtspunt.

(4) Eén squadron gevechtshelikopters is beschikbaar met beperkingen, het tweede is nog niet compleet en derhalve nog niet inzetbaar. De Tactische Helikoptergroep werkt op naar operationele gereedheid die conform DN2000 in 2003 vereist is. De uitzending van verschillende vluchten helikopters beperkten de oefenmogelijkheden met de 11e Luchtmobiele Brigade.

(5) Twee van de vier TRIAD squadrons zijn direct inzetbaar. De overige twee TRIAD squadrons zijn niet beschikbaar voor uitvoering van de hoofdtaken in verband met een modificatieprogramma. Deze statusrelease duurt voort tot april 2003.

Ressort Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht

Samenstelling

Het ressort Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht (LCKLu) is verantwoordelijk voor de ondersteuning op het gebied van instandhouding en bevoorrading. Het LCKLu bestaat naast de staf uit een drietal divisies, de Logistieke Divisie Woensdrecht, de Logistieke Divisie Rhenen en de Divisie Wapensysteem Ondersteuning.

Realisatiecijfers

De totaal geraamde en gerealiseerde uitgaven van het ressort LCKLu voor het jaar 2001 zijn als volgt te specificeren:

 

Bedragen x 1000,-

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

05.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel

05.20.06 Militair personeel

05.20.07 Overige personele uitgaven

05.20.08 Materiële uitgaven

17 465 15 991

3 222

17 180

18 806 18 474

8 406 124 575

1  341

2  483

5 184 107 395

8 % 16 %

161 % 625 %

17 465 15 991

3 222

17 180

18 806 18 474

7 049 60 033

1  341

2  483

3 827 42 853

8 % 16 %

119 % 249 %

Totaal

53 858

170 261

116 403

216 %

53 858

104 362

50 504

94 %

Toelichting op verschillen

05.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbend op het burgerpersoneel van het ressort LCKLu verantwoord. De hogere uitgaven worden veroorzaakt door de loonaanpassing als gevolg van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000-2001 en de eerste tranche van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001-2003. Ook de aanpassing van de begrotingssterkte is van invloed geweest.

05.20.06 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbend op het militair personeel van het ressort LCKLu verantwoord. Ook hier worden de hogere uitgaven veroorzaakt door de loonaanpassing als gevolg van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000-2001 en de eerste tranche van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001-2003. Tevens zijn de uitgaven aangepast voor nieuw personeelsbeleid (van Rijn gelden en maatregelen voor het oplossen van arbeidsmarktknelpunten).

05.20.07 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan de salarisuitgaven van het ressort LCKLu verantwoord. Deze hebben zowel betrekking op het burgerpersoneel als op het militair personeel. De uitgaven betreffen onder meer kleding, voeding, reizen, opleidingen en geneeskundige verzorging. Het verschil tussen begroting en realisatie bedraagt 3,8 miljoen en is een gevolg van:

  • hogere uitgaven voor de aanschaf van kleding en uitrusting door verdere decentralisatie van budgetten naar het ressort LCKLu;
  • hogere uitgaven voor inhuur van personeel om vacatures te vullen en piekbelasting op te vangen;
  • hogere uitgaven voor verplaatsingskosten naar aanleiding van de verwerking met terugwerkende kracht van eerdere arbeidsvoorwaarden, betrekking hebbend op het reiskostenbesluit woonwerkverkeer, alsmede hogere uitgaven voor onderwijs en opleidingen.

Verplichtingen

De bovengenoemde oorzaken hebben tevens geleid tot aanpassing van het geraamde verplichtingenbudget. Daarbij hebben de contracten voor kleding en uitrusting, inhuur van personeel en opleidingen een doorwerking naar de uitgaven in 2002.

05.20.08 Materiële uitgaven

Op dit artikelonderdeel zijn onder meer de uitgaven voor huisvesting, telecommunicatie, het onderhoud van (wapen)systemen en infrastructuur en de inhuur van deskundigheid door het ressort LCKLu verantwoord. De hogere uitgaven zijn met name te verklaren door de in 2001 uitgevoerde decentralisatie van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van (wapen)systeemonderhoud.

Verplichtingen

De bovengenoemde oorzaken hebben tevens geleid tot aanpassing van het geraamde verplichtingenbudget. Het gerealiseerde verplichtingen- niveau is met name het gevolg van het afsluiten van contracten voor de aanschaf van reservedelen voor het (wapen)systeemonderhoud.

Prestatie-indicatoren

De activiteiten van het LCKLu moeten er voor zorgen dat de eenheden van de Koninklijke Luchtmacht op materieel gebied kunnen voldoen aan de operationele doelstellingen. De taken van het LCKLu omvatten het vernieuwen, instandhouden en verbeteren van de (wapen)systemen van de Koninklijke Luchtmacht. De raming en realisatie van de hiervoor beschikbare capaciteit in directe uren zijn als volgt.

 

Omschrijving (in uren)

Raming 2001

Realisatie 2001

Verschil

Logistieke Divisie Woensdrecht (LDW)

     

– planmatig en preventief onderhoud en modificatie

234 000

99 400

  • 134 600

– incidenteel en correctief onderhoud

161 000

87 200

-73 800

– overig

 

245 000

245 000

Logistieke Divisie Rhenen (LDR)

     

– planmatig en preventief onderhoud en modificatie

118 000

131 000

13 000

– incidenteel en correctief onderhoud

66 000

53 000

  • 13 000

Divisie Wapensysteem Ondersteuning (DWO)

     

– Engineering

119 000

131 800

12 800

Totaal aantal uren

698 000

747 400

49 400

Toelichting

Onder de noemer «overig» zijn de uren voor kalibratie, bedrijfsbureau, bureau product engineering en een deel van de EOD verzameld. Het LCKLu is opgericht in 2000. De initiële decentralisatie van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met bijbehorende budgetten voor het (wapen)systeemonderhoud werd gebaseerd op een volledig operationele onderhoudsorganisatie. Bij de bouw van deze organisatie zijn stagnaties ontstaan in de bedrijfsvoering, waardoor het voor 2001 beoogde ambitieniveau op het gebied van (wapen)systeemonderhoud niet waargemaakt kon worden. De beschikbaarheid van technisch personeel en verstoring in de levering van vliegtuigonderdelen door de industrie zijn hier eveneens debet aan. Door flexibele inzet van personeel en materieel, inhuur en uitbesteding van werkzaamheden zijn de gevolgen voor de uitvoering van algemene en operationele doelstellingen tot een minimum beperkt.

Ressort Koninklijke Militaire School Luchtmacht

Samenstelling

Het ressort Koninklijke Militaire School Luchtmacht (KMSL) verzorgt de initiële en niveau-opleidingen van onderofficieren, korporaals en manschappen, alsmede de technische opleidingen en de coördinatie van alle opleidingen van de Koninklijke Luchtmacht. Daarnaast verzorgt de KMSL de Elementaire Militaire Vliegeropleiding voor alle vliegers van de Nederlandse krijgsmacht. De KMSL is gevestigd op de vliegbasis Woensd-recht.

Realisatiecijfers

De totaal geraamde en gerealiseerde uitgaven van het ressort KMSL voor het jaar 2001 zijn als volgt te specificeren:

 

Bedragen x 1000,-

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

05.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel

05.20.10 Militair personeel

05.20.11 Overige personele uitgaven

4 394 45 919

7 918

4 556 43 231

16 444

162 - 2 688

8 526

4 % - 6 %

108 %

4 394 45 919

7 918

4 556 43 231

14 566

162 - 2 688

6 648

4 % - 6 %

84 %

05.20.12 Materiële uitgaven

9 780

12 504

2 724

28 %

9 780

10 981

1 201

12 %

Totaal

68 011

76 735

8 724

13 %

68 011

73 334

5 323

8 %

Toelichting op verschillen

05.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbend op het burgerpersoneel van het ressort KMSL verantwoord. De hogere uitgaven worden veroorzaakt door de loonaanpassing als gevolg van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000-2001 en de eerste tranche van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001-2003. Ook de aanpassing van de begrotingssterkte is van invloed geweest.

05.20.10 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op militair personeel van het ressort KMSL verantwoord. Ook hier worden de hogere uitgaven veroorzaakt door de loonaanpassing als gevolg van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000-2001 en de eerste tranche van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001-2003. Tevens is sprake van een gewijzigde opbouwvan rangen en leeftijden.

05.20.11  Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen van het ressort KMSL verantwoord en hebben zowel betrekking op burgerpersoneel en militair personeel. De uitgaven hebben onder meer betrekking op kleding, voeding, reizen en opleidingen. De overige personele uitgaven zijn grotendeels afhankelijk van de personele sterkte en de uitgevoerde activiteiten. Het verschil tussen de begroting en uitgaven bedraagt 6,6 miljoen en is een gevolg van:

  • een hogere instroom van initiële leerlingen;
  • hogere uitgaven voor de ontwikkeling van ondersteunend onderwijs;
  • hogere uitgaven voor de uitbesteding van rijopleidingen door een capaciteitsgebrek bij het Opleidingscentrum Rijopleidingen;
  • hogere uitgaven voor tijdelijke inhuur van docenten, examinatoren en kantinemedewerkers en
  • hogere uitgaven voor verplaatsingskosten naar aanleiding van de verwerking met terugwerkende kracht van eerdere arbeidsvoorwaarden, betrekking hebbend op het reiskostenbesluit woonwerkverkeer.

05.20.12 Materiële uitgaven

Dit artikelonderdeel omvat onder meer de uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, inventarisgoederen en klein materieel, het onderhoud van infrastructuur en de inhuur van specialisten door het ressort KMSL. De hogere uitgaven zijn met name veroorzaakt door de aanpassing van onderhoudsprogramma’s voor infrastructuur naar aanleiding van nieuwe voorschriften op het gebied van ARBO en milieu.

Prestatie-indicatoren

De activiteiten van de KMSL zorgen er voor dat de eenheden van de Koninklijke Luchtmacht in personeel opzicht voldoen aan de eisen om de operationele doelstellingen te kunnen realiseren. Voor het jaar 2001 zijn de, op nieuwe basis gemeten, gerealiseerde, activiteiten als volgt:

 

Omschrijving

Meeteenheid

Realisatie 2001

Initiële opleidingen Initiële vliegopleidingen Overige opleidingen

Leerlingcursusweken

Leerlingvlieguren

Leerlingcursusweken

13 500 3 800 9 000

Toelichting

   

In de begroting 2001 zijn de activiteiten van het ressort KMSL voor de laatste maal in aantallen cursisten weergegeven. Omdat een opleiding uit verschillende cursussen kan bestaan, worden de activiteiten van het ressort KMSL met thans gemeten in leerlingcursusweken en leerling-vlieguren. In 2001 zijn de activiteiten reeds op deze wijze geregistreerd. Opgemerkt wordt dat het aantal gerealiseerde leerlingvlieguren inclusief de opleiding en training van vlieginstructeurs is.

Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten

Samenstelling

De Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten bestaat uit de Bevelhebber, de Plaatsvervangend Bevelhebber, de Directie Materieel, de Directie Personeel, de Directie Control en het Korps Luchtmachtstaf. De activiteiten van de Staf Bevelhebber beogen zodanige richtlijnen voor het beleid te creëren dat de eenheden van de Koninklijke Luchtmacht in materieel en personeel opzicht voldoen aan eisen om de operationele doelstellingen te realiseren.

 

Bedragen x 1000,-

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

05.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel

05.20.14 Militair personeel

05.20.15 Overige personele uitgaven

05.20.16 Materiële uitgaven

17 927 71 956

26 329 294 880

20 883 88 196

41 450 308 635

2 956 16 240

15 121 13 755

16 % 23 %

57 % 5 %

17 927 71 956

32 924 235 940

20 883 88 196

44 471 226 500

2 956 16 240

11 547 -9 440

16 % 23 %

35 %

  • 4 %

Totaal

411 092

459 164

48 072

12%

358 747

380 050

21 303

6 %

Toelichting op verschillen

05.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op burgerpersoneel van de Staf Bevelhebber verantwoord. De hogere uitgaven worden veroorzaakt door de loonaanpassing als gevolg van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000–2001 en de eerste tranche van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001–2003. Ook de aanpassing van de begrotingssterkte is van invloed geweest.

05.20.14 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op militair personeel van de Staf Bevelhebber verantwoord. Ook hier worden de hogere uitgaven veroorzaakt door de loonaanpassing als gevolg van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000–2001 en de eerste tranche van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2001–2003. Tevens zijn de uitgaven aangepast voor nieuw personeelsbeleid (van Rijn gelden en maatregelen voor het oplossen van arbeidsmarktknelpunten).

05.20.15 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De overige personele uitgaven zijn grotendeels afhankelijk van de personele sterkte en de uit te voeren activiteiten. De uitgaven hebben onder meer betrekking op dienstreizen, verplaatsingskosten,

onderwijs en opleiding en inhuur van personeel. De hogere uitgaven worden met name veroorzaakt door:

– meer inhuur van tijdelijk personeel voor de vulling van vacatures en voor het opvangen van pieken in de werklast; – het deel van de uitgaven voor Employee Benefits,dat vanwege vertraging in de uitvoering van het project niet in het begrotingsjaar 2000 kon worden gerealiseerd; – hogere uitgaven voor verplaatsingskosten naar aanleiding van de verwerking met terugwerkende kracht van eerdere arbeidsvoorwaarden, betrekking hebbend op het reiskostenbesluit woonwerkverkeer; – het deel van de uitgaven voor kleding en uitrusting dat vanwege vertragingen in de verwerving niet in het begrotingsjaar 2000 kon worden gerealiseerd.

Verplichtingen

De bij de uitgaven genoemde wijzigingen hebben eveneens geleid tot aanpassing van het hogere verplichtingenbudget.

05.20.16 Materiële uitgaven

Onder dit artikelonderdeel worden de materiële uitgaven geraamd en verantwoord anders dan investeringen. Het betreft hier uitgaven van algemene en specifieke aard, waaronder de aanschaf van inventarisgoederen en klein materieel, het onderhoud van infrastructuur, vliegtuigbrandstof, de inhuur van specialisten en de aanschaf van reservedelen voor verschillende vliegtuigtypes. Naast de overheveling van budgetten voor het (wapen)systeemonderhoud naar het ressort LCKLu wordt het verschil tussen begroting en realisatie met name veroorzaakt door:

  • hogere uitgaven voor vliegtuigbrandstof door prijsontwikkelingen en aanvulling van de voorraad;
  • hogere uitgaven voor de inhuur van specialisten ten behoeve van verschillende automatiseringsprojecten;
  • hogere uitgaven voor het onderhoud van infrastructuur naar aanleiding van nieuwe voorschriften op het gebied van ARBO en milieu en
  • een verschuiving in tijd van FMS-betalingen voor de aanschaf van reservedelen.

Verplichtingen

De bovengenoemde oorzaken hebben tevens geleid tot aanpassing van het geraamde verplichtingenbudget. Het gerealiseerde verplichtingenniveau is met name het gevolg van het afsluiten van meerjarige contracten ten behoeve van het onderhoud aan en de aanschaf van reservedelen voor vliegtuigen en helikopters. Daarnaast is een correctie van 20,1 miljoen uitgevoerd vanwege het omzetten van een eenjarig contract naar een meerjarig contract voor de ontwikkeling en instandhouding van LAN 2000.

05.20.17. Wachtgelden en inactiviteitswedden

De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor burgerpersoneel en militair personeel van de Koninklijke Luchtmacht. Naast het reguliere wachtgeld worden op dit artikelonderdeel ook de uitgaven voor wachtgelden en uitstroom-bevorderende maatregelen geraamd en verantwoord die uit het sociaal beleidskader (SBK) voortvloeien.

De gewijzigde uitgaven hebben met name betrekking op de uitvoeringskosten USZO. Op grond van realisatiecijfers en de gehanteerde (gewijzigde) verdeelsleutel, dienden afrekeningen uit voorgaande jaren in 2001 te worden verantwoord. Dit heeft geleid tot een verhoging van 2,2 miljoen.

05.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur

Grondslag

Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor investeringen in groot materieel en infrastructuur. Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen, zowel kwantitatief als kwalitatief en vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel. Onderstaand wordt per artikelonderdeel inzicht gegeven in de belangrijkste wijzigingen.

 

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

Bedragen x 1000,-

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

Vliegtuigmaterieel

292 635

91 103

  • 201 532
  • 69%

62 783

62 172

  • 611
  • 1%

Vervoermiddelen

16 973

40 476

23 503

138%

11 013

18 020

7 007

64%

Elektrisch en elektronisch mate-

               

rieel

104 798

123 977

19 179

18%

65 166

51 893

  • 13 273
  • 20%

Bewapeningsmaterieel

124 608

2 063

  • 122 545
  • 98%

19 989

14 196

  • 5 793
  • 29%

Springstoffen en munitie

862

738

  • 124
  • 14%

1 955

543

  • 1 412
  • 72%

Overig materieel

7 388

7 676

288

4%

14 799

12 146

  • 2 653
  • 18%

Infrastructuur

50 430

80 073

29 643

59%

73 203

75 009

1 806

2%

Totaal

597 694

346106

  • 251 588
  • 42%

248 908

233 979

  • 14 929
  • 6%

Toelichting op de verschillen

Vliegtuigmaterieel

In aanvulling op het MLU programma wordt nachtzichtapparatuur en laserdoelaanstralingsapparatuur aangeschaft. De levering van de laser-doelaanstralingsapparatuur is inmiddels voltooid. Het leverschema van de nachtzichtapparatuur is gewijzigd, waardoor het betalingsschema is aangepast. Voorts is op grond van besluitvorming alsnog een BTW betaling gedaan voor de in 2000 geleverde MLU pakketten. Deze betaling was niet in de begroting voorzien.

Met de Defensienota 2000 is het besluit genomen om de transporthelikopters te voorzien van zelfbeschermingsmiddelen. De wijziging van de verplichtingen en uitgaven zijn onder andere het gevolg van uitgelopen onderhandelingstrajecten met de industrie, waardoor contracten later zijn afgesloten. Daarnaast zijn de fondsen voor de vervanging van de F-16 verschoven in afwachting van politieke besluitvorming hierover.

Vervoermiddelen

De geplande uitgaven voor vervoermiddelen betrof de aanschaf en bedrijfsmatige vervanging van voertuigen naar aanleiding van het aangepaste voertuigenplan (inclusief vliegtuigbrandbestrijdingsvoertuigen). Vertraging in de besluitvorming heeft geleid tot het later opstarten van de verwerving in 2000. Dit heeft geleid tot herfasering van de budgetten waardoor de verplichtingen en uitgaven voor dit jaar zijn verhoogd.

Elektrisch en elektronisch materieel

Het project Naderingsapparatuur betreft de vervanging van de verouderde rondzoekradars van de vliegbases. De aanschaf van nieuwe, geavanceerde radars met bijbehorend radarnetwerk verbetert de bewaking van het (militaire) luchtruim. Het projectvolume is als gevolg van prijsbijstelling gestegen. Daarnaast zijn op grond van de huidige projectplanning fondsen verschoven van 2001 naar 2003. Het project Nafin realiseert een geïntegreerd telecommunicatienetwerk ten behoeve van de gehele Defensie-organisatie. Besloten is om een andere invulling te geven aan de ATM schakellaag en transmissielaag waardoor minder fondsen benodigd zijn.

Een belangrijk aandeel in het hogere verplichtingenbudget wordt verklaard door het project KLuIM (de aanleg van ICT architectuur). Oorspronkelijk zou het project KLuIM in 2000 verplicht worden, maar vanwege de complexiteit in de uitvoering van dit project heeft dit pas in 2001 plaatsgevonden. Daarnaast is een aantal kleine wijzigingen doorgevoerd binnen diverse projecten die eveneens invloed hebben gehad op het verplichtingenniveau.

Bewapeningsmaterieel

De uitgaven voor de projecten Actieve Grondverdediging en Stinger Modificatie zijn op grond van vertraging en bijstelling in de behoefte voor een deel niet gerealiseerd. De verlaging van het verplichtingenniveau wordt volledig veroorzaakt door het project Patriot PAC-III. In de begroting was voorzien om de Patriot systemen aan te vullen met PAC-III raketten en extra lanceerinrichtingen om de bescherming tegen tactisch ballistische raketten, kruisraketten en laagvliegende doelen te verbeteren. Door de prijsontwikkeling van de PAC-III raketten is vertraging in de geplande verwerving ontstaan. Nu wordt voorzien dat de verplichting hiervoor pas in 2002 zal worden aangegaan.

Munitie

In de loop van 2001 ontstond de mogelijkheid om het bestaande contract voor de aanschaf van AMRAAM-raketten op te heffen en aan te sluiten bij een contract waar ook andere landen in participeren. Deze gezamenllijke aanschaf heeft geleid tot een lagere prijs per stuk. Hierdoor zijn de uitgaven eveneens lager uitgevallen.

Infrastructuur

De uitgaven voor de reconstructie van het banenstelsel van de vliegbasis Twente zijn hoger dan verwacht. Om deze meeruitgaven te kunnen accommoderen is het bouwprogramma herzien en aangepast.

  • 06. 
    Beleidsterrein Koninklijke Marechaussee

Algemeen

Met de Voorjaarsnota 2001 zijn structureel gelden vrijgemaakt voor een drietal beleidsintensiveringen op de taakuitvoering van de Koninklijke Marechaussee. Het betreft een versterking van de bestaande personele capaciteit voor de uitvoering van de bestaande taken op de luchthaven Schiphol in verband met onder andere de groei van het reizigersverkeer. Daarnaast zijn maatregelen genomen in het kader van de specifieke asielproblematiek rond minderjarige asielzoekers en is het beleid geïntensiveerd rond de aanpak van synthetische drugs. Deze intensiveringsgelden zijn gefaseerd toegekend in verband met het late moment waarop de gelden beschikbaar kwamen en rekening houdend met de mogelijkheden van de Koninklijke Marechaussee om daar invulling aan te geven. In totaal betreft het een naar 2004 oplopende reeks van 9,2 miljoen. In 2001 betrof het een budget van 2,5 miljoen. In 2001 zijn daarvan voorbereidingen getroffen voor de instroom van personeel dat vanaf 2002 wordt geëffectueerd. Onderdeel daarvan is ook de versterking van de informatievoorziening in het vreemdelingenveld. Ook in 2002 zal hier op projectbasis verder invulling aan worden gegeven.

Realisatie

De totaal geraamde en gerealiseerde verplichtingen en uitgaven van het beleidsterrein Koninklijke Marechaussee zijn als volgt te specificeren:

 

Bedragen x € 1000,-

Omschrijving

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

%

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

%

06.20 Personeel en materieel Ambtelijk burgerpersoneel Militair personeel Overige personele uitgaven Materiële uitgaven Wachtgelden en inactiviteits-wedden

10 200

156 374

21 820

46 403

812

11 846

179 321

27 087

58 038

972

1 646 22 947

5 267 11 635

160

16 15 24 25

20

10 200

156 374

21 820

46 102

812

11 846

179 320

27 193

46 502

973

1 646

22 946

5 373

400

161

16

15

25

1

20

Totaal artikel Personeel en Materieel

235 609

277 264

41 655

18

235 308

265 834

30 526

13

Artikel 06.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur

40 474

23 369

  • 17 105
  • 42

39 515

20 137

  • 19 378
  • 49

Totaal Koninklijke Marechaussee

276 083

300 633

24 550

9

274 823

285 971

11 148

4

Toelichting op de verschillen

De verschillen worden naar oorzaak bij de realisatiecijfers van de uitgavenbegrotingsartikelen toegelicht.

Artikel 06.20 Personeel en materieel

De bedrijfsvoeringsuitgaven van de Koninklijke Marechaussee worden in vijf vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven, materiële uitgaven en wachtgelden en inactiviteitswedden.

06.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het beleidsterrein Koninklijke Marechaussee.

De uitgaven voor het burgerpersoneel zijn ten opzichte van de begroting 2001 gestegen met€ 1,646 miljoen. Deze hogere realisatie is met name het gevolg van een verhoging van het gemiddelde salaris en een onvoorziene toename in het aantal niet-actief burgerpersoneel (+ 4 vte’n). De verhoging van het salaris is te verklaren aan de hand van de gestegen loonkosten als gevolg van de (met terugwerkende kracht) uitbetaalde CAO 2000 en de CAO 2001. Naast de CAO-maatregelen is er een aantal salarismaatregelen geëffectueerd in het kader van de Defensienota (nieuw P-beleid) hetgeen een verhogend effect heeft gehad op de salarisuitgaven.

De realisatie van de begrotingssterkte blijft iets achter. De gerealiseerde begrotingssterkte van het actief burgerpersoneel is uiteindelijk 11 vte’n lager uitgevallen.

06.20.02 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel komen de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen, alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het beleidsterrein Koninklijke Marechaussee.

De uitgaven van het militair personeel zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting 2001 met 22,946 miljoen verhoogd. Deze hogere realisatie is met name het gevolg van een verhoging van het gemiddelde salaris. De verhoging van het salaris is te verklaren aan de hand van de gestegen loonkosten als gevolg van de (met terugwerkende kracht) uitbetaalde CAO

2000 en de CAO 2001. De hieronder vallende maatregel van flexibilisering van de arbeidsduur valt daarnaast voor de Koninklijke Marechaussee een stuk duurder uit dan voorzien. Naast de CAO-maatregelen is er, net als bij het burgerpersoneel, nog een aantal salarismaatregelen geëffectueerd in het kader van het nieuwe P-beleid uit de Defensienota. Deze hebben eveneens een verhogend effect gehad op de salarisuitgaven.

Ook in de ontwikkeling van de begrotingssterkte hebben zich aanzienlijke wijzigingen voorgedaan. Ten behoeve van de eerste suppletore begroting

2001  is uitgegaan van een flinke daling in het BOT-bestand als gevolg van niet-reguliere uitstroom. Daarna moest hierop een tegengestelde correctie worden aangebracht als gevolg van de nog niet meegenomen gevolgen van een massale overgang van BBT-ers naar het BOT-bestand. Gevolg hiervan is onder andere dat de begrotingssterkte BOT uiteindelijk hoger is komen te liggen en begrotingssterkte BBT lager. Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn er uiteindelijk gemiddeld 22 vte’n meer BOT’ers en 43 vte’n minder BBT-ers betaald. Omdat BBT-ers die overstappen naar de

BOT-categorie over het algemeen vroegtijdig hun BBT-contract beëindigen, betekent dit tevens dat er meer aanstellingspremies moesten worden uitbetaald dan voorzien.

De verhoogde inname van BOT’ers heeft niet alleen consequenties voor de begrotingsrealisatie van 2001 maar ook voor volgende jaren. Ten eerste omdat in de begroting van 2001 en komende jaren is uitgegaan van een lagere begrotingssterkte BOT-personeel. Ten tweede ligt de salaris-middensom van BOT-personeel hoger dan dat van BBT-personeel.

Een andere extra uitgavenpost betreft de verdere uitwerking van de flexibilisering van de arbeidsduur. Net als in 2001 heeft een groot deel van het personeel gekozen om in 2002 gemiddeld 40 uur per weekte gaan werken. Vanwege de extra taken die aan de Koninklijke Marechaussee zijn opgedragen en de personele vulling die daarbij achter loopt, is dit verzoek bijna volledig ingewilligd. Voor 2002 wordt hiervoor een extra uitgavenpost van 3 miljoen verwacht.

06.20.03 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel komen de personele uitgaven anders dan salarissen. De uitgaven hebben betrekking op het burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van de personeelssterkte. De uitgaven hebben ondermeer betrekking op reis- en verblijfskosten, verplaatsingskosten, onderwijs en opleiding en de inhuur van personeel (uitzendkrachten op formatieve- en bovenformatieve arbeidsplaatsen).

De toename van de verplichtingen en uitgaven voor de overige personele uitgaven met 5,267 miljoen cq. 5,373 miljoen is met name een gevolg van de hogere uitgaven voor een viertal posten. Deze posten zijn achtereenvolgens: verplaatsingskosten, opleidingen, inhuur personeel en employee benefits. Ten aanzien van verplaatsingskosten is de realisatie met 1,452 miljoen gestegen omdat voornamelijk de beoogde doelmatigheidswinst van legering op het complex Badhoevedorp, in verband met vertraging in de oplevering, niet gehaald is.

Met betrekking tot opleidingen zijn ten opzichte van de begroting de uitgaven met 0,731 miljoen gestegen als gevolg van verrekeningen met DWS en extra vormingswerk.

Ten aanzien van inhuur personeel zijn ten opzichte van de begroting de uitgaven met 1,132 miljoen gestegen door het tekort aan regulier personeel op formatieplaatsen.

Bij employee benefits is er een overschrijding van de uitgaven van 1,215 miljoen als gevolg van het verlengen van de mogelijkheid om gebruikte maken van de regeling. Vertraging van de te leveren fietsen in 2000 heeft tevens geresulteerd in extra uitgaven in 2001.

De stijging van het verplichtingenbudget ten opzichte van de raming is het gevolg van de mutaties zoals genoemd bij de uitgaven.

06.20.04 Materiële uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel komen de materiële uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor onder meer huisvesting, bureauzaken, informatiesystemen, zaken van operationele aard, inventarisgoederen en klein materieel, onderhoud en herstel van het materieel, onderhoud van gebouwen en terreinen en bevoorrading.

Het budget uit de begroting is volledig gerealiseerd. In 2001 is meer gebruik gemaakt van de inhuur van O-, I- en A-deskundigheid. Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat externe deskundigen moesten worden ingehuurd op plaatsen waar de Koninklijke Marechaussee niet over voldoende eigen stafcapaciteit beschikt. Ook in 2002 zal hiervan sprake zijn. Daarnaast zijn de exploitatie-uitgaven ten behoeve van telecommunicatie sterk gestegen. Extra kostenveroorzakers zijn de huren van analoge-en digitale datalijnen ten behoeve van beveiligde en open verbindingen.

06.20.05 Wachtgelden en inactiviteitswedden

De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke Marechaussee.

Per saldo is ten opzichte van de begroting 0,160 miljoen meer uitgegeven. Deze extra uitgaven worden onder ander verklaard door de hogere uitvoeringskosten USZO en hogere uitgaven voor het eigen risicodragerschap in het kader van de WAO militair personeel. Het grote verschil in het bedrag per uitkeringsjaar voor de overige wachtgelden militair personeel wordt veroorzaakt door het geringe volume waardoor individuele rechten het gemiddelde bedrag per uitkeringsjaar in hoge mate beïnvloeden.

06.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor investeringen in groot materieel en infrastructuur. Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen, zowel kwantitatief als kwalitatief, en vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel. Door snelle ingrijpende ontwikkelingen van moderne technologieën worden hoge eisen gesteld aan het materieel, met name op de aspecten mobiliteit, bereikbaarheid, tele- en datacommunicatie. Ten laste van dit artikel worden tevens de uitgaven verantwoord voor nieuwbouw, renovatie en aankoop van onroerend goed. Ook de honoraria voor bewezen ingenieursdiensten door de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) worden op dit artikel verantwoord. De verplichtingen en uitgaven op het artikelonderdeel investeringen groot materieel en infrastructuur zijn ten opzichte van de begroting 2001 per saldo met respectievelijke 17,105 miljoen en met€ 19,379 miljoen gedaald.

 

Artikelonderdelen (bedragen x 1000,-)

 

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting

Realisatie

Verschil

%

Begroting

Realisatie

Verschil

%

 

2001

2001

   

2001

2001

   

Vervoermiddelen en vaartuigen

5 105

5 675

570

11%

5 014

5 411

397

8%

Elektrisch en elektronisch mate-

               

rieel

3 176

2 547

  • 629
  • 20%

3 460

1 863

  • 1 597
  • 46%

Automatiseringsmiddelen

3 630

4 474

844

23%

3 222

3 432

210

7%

Bewapeningsmaterieel

635

0

  • 635
  • 100%

644

0

  • 644
  • 100%

Telefooninstallaties

690

1 268

578

84%

690

1 270

580

84%

Overig groot materieel

2 315

500

  • 1 815
  • 78%

2 307

1 105

  • 1 202
  • 52%

Infrastructuur

24 923

8 905

  • 16 018
  • 64%

24 178

7 056

  • 17 122
  • 71%

Totaal

40 474

23 369

  • 17 105
  • 42%

39 515

20 137

  • 19 378
  • 49%

Toelichting

Vervoermiddelen en vaartuigen

Door de groei van de organisatie als gevolg van uitbreiding van taken is in 2001 invulling gegeven aan de groeiende materieelbehoefte op voertuigengebied.

Elektrisch en elektronisch materieel

Op dit artikelonderdeel wordt het project C2000 in de proefregio verantwoord. Door vertraging in de ontwikkeling is deelname verlengd tot 2003. Vertraging in de realisatie van de proefregio C2000 wordt met name veroorzaakt door de vertraagde aanbesteding van de randapparatuur en het radiobedieningssysteem ( 2,9 miljoen).

Automatiseringsmiddelen

Op dit artikelonderdeel worden uitgaven voor automatiseringsmiddelen verantwoord. Door de groei van de organisatie, uitbreiding van taken en het toenemende belang van automatiseringsmiddelen in de bedrijfsvoering laten de uitgaven een lichte overschrijding zien.

Bewapeningsmaterieel

De geplande aanschaf op het gebied van bewapeningsmaterieel is niet doorgegaan.

Telefooninstallaties

Dit artikelonderdeel bestemd voor telefonisch materieel laat een over-realisatie zien. Als gevolg van de groeiende organisatie en uitbreiding van taken zijn meertelecommunicatie-apparaten nodig.

Overig materieel

Uitgaven voor kleine bedrijfsmatige uitgaven worden hier verantwoord. Voor overig groot materieel was 1,36 miljoen begroot om motorpakken aan te schaffen. Door nader onderzoek is de aanschaf vertraagd.

Infrastructuur

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor nieuwbouw en renovatie van diverse complexen binnen de Koninklijke Marechaussee. Hierop is minder gerealiseerd dan oorspronkelijk begroot. Belangrijkste oorzaken zijn:

  • een overheveling van 1,13 miljoen naar de Koninklijke Landmacht in het kader van het legeringsproject bij de Alexanderkazerne;
  • een herfasering van het kasritme voor een tweetal grote infraprojecten. Het betreft de nieuwbouw van de huisvesting van het Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee ( 7,26 miljoen) en de nieuwbouw van de Staf van het District Noord-Holland/Utrecht op de Marinekazerne te Amsterdam ( 3 miljoen);
  • een vertraging in de realisatie van de nieuwbouw brigade Coevorden waardoor 1,13 miljoen doorschuift naar 2002;
  • vertraging bij het interim project te Badhoevedorp voor 2 miljoen en
  • vertraging in de nieuwbouw Brigade Caribisch Gebied voor 1 miljoen.
  • 08. 
    Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten

De totaal geraamde en gerealiseerde uitgaven van het beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten voor het jaar 2001 zijn als volgt te specificeren:

 

Bedragen x1000,-

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Artikel 08.01 Luchtmobiele brigade

Artikel 08.02 Vredesoperaties

Artikel 08.04 Overige uitgaven Internationale samenwerking

Artikel 08.05 Efficiencybesparing/ kwaliteitsverbetering

Artikel 08.06 EVDB-fonds

147 754

154 299

42 965

  • 18 721

138 022 198 290

44 329

0

45 379

-9 732 43 991 1 364 18 721 45 379

-7%

29%

3%

100%

Totale uitgaven

326 297

426 020

99 723

31%

De verschillen worden naar oorzaak bij de realisatiecijfers van de uitgavenbegrotingsartikelen toegelicht.

08.01 Luchtmobiele brigade

De specifiek voor de oprichting van de Luchtmobiele brigade benodigde investeringen worden op dit artikel verantwoord.

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1000,-)

 

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Bewapende helikopter Transporthelikopter Luchtmobiel speciaal voertuig Overige specifieke materieelprojecten Infrastructuur luchtcomponent

23 232 3 543

27 602 4 594

242

4 370 1 051

242

19 % 30 %

135 285 8 217

4 252

135 134

2 471

376

41

  • 151
  • 5 746

376

  • 4 252

41

0%

  • 70 %

Totaal

26 775

32 438

5 663

21 %

147 754

138 022

-9 732

-7%

Toelichting op de verschillen

Bewapende helikopter

Tegen de verwachting in is het toch nog mogelijk gebleken om, eind 2001, twee contracten te kunnen afsluiten hetgeen er de oorzaak van is dat de verplichtingenstand hoger is dan voorzien.

Transporthelikopter

Een van de bij de Bewapende Helikopter (BH) genoemde contracten is tevens van toepassing op de Transport Helikopters (TH) hetgeen, ook hier, er de oorzaak van is dat de verplichtingenstand hoger is dan voorzien. De uitgaven bleven achter bij de verwachtingen aangezien er diverse orders zijn vertraagd en vanwege het ontbreken van voorziene facturen. Tevens is een toegezegde bankgarantie niet op tijd beschikbaar gesteld, waardoor een voorziene, grote, betaling achterwege moest blijven.

Luchtmobiel speciaal voertuig (LSV)

De laatste levering van het voertuig heeft in 2000 plaatsgevonden. De verplichtingen en uitgaven in 2001 betreffen initiële reservedelen ten behoeve van het LSV.

Overige specifieke materieelprojecten

De verwerving van het lichte en van het zware mijndoorbraaksysteem was voorzien in 2001. Beide projecten zijn geheel verschoven naar 2002. Het geplande project «speciale springmiddelen luchtmobiel» ter grootte van ongeveer 0,5 miljoen is als gevolg van organisatorische en technische factoren eveneens verschoven in de tijd.

08.02 Vredesoperaties

Ten laste van dit artikel worden de uitgaven voor vredesoperaties verantwoord. Dit betreft uitgaven voor het verplichte Nederlandse aandeel (contributies) in de kosten van VN-operaties en de additionele uitgaven die het gevolg zijn van de deelneming van de Nederlandse krijgsmacht aan vredesoperaties.

De additionele uitgaven hebben betrekking op:

  • personele exploitatie, waaronder toelagen en reis- en verblijfkosten;
  • materiële exploitatie, waaronder brandstofverbruik, verbruiksartikelen, huisvesting, transport en onderhoud en herstel van materieel.

Vanwege de onzekerheid wat betreft de mate van inzet van Defensie-middelen zijn bij de opstelling van de ontwerpbegroting 2001 de uitgaven geraamd voor een beperkt aantal vredesoperaties. De totale voorziening voor additionele uitgaven voor vredesoperaties en VN-contributies bedroeg op dat moment 154,3 miljoen. Met name de hogere Nederlandse bijdragen aan de VN van 18,6 miljoen en de uitgaven voor de operatie UNMEE ( 47,3 miljoen) hebben geleid tot een realisatie van de uitgaven voor vredesoperaties van in totaal 198,3 miljoen.

 

Onderverdeling naar contributies en vredesoperaties (bedragen x 1000,-)

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

 

VN-contributies Sfor

UNFICYP Overige operaties

29 949

110 722

1 815

11 813

59 559

56 673

3 671

79 255

29 610

  • 54 049

1 856

67 442

99 %

49 %

103 %

571 %

29 949

110 722

1 815

11 813

53 773

87 118

1 347

56 052

23 824

  • 23 604
  • 468

44 239

80 %

  • 21 %
  • 26 % 375 %

Totaal

154 299

199 158

44 859

29 %

154 299

198 290

43 991

29 %

Bij de eerste suppletore begroting 2001 is het beschikbare budget verder over de dan lopende operaties verdeeld. Teneinde tot een vergelijking per operatie te kunnen komen, worden in onderstaande tabel de cijfers van de eerste suppletore begroting 2001 gepresenteerd naast de realisatiegegevens over 2001.

 

(Bedragen x 1000,-)

1e supple-

Realisatie

 

tore wet

2001

 

2001

 

A. Contributies

   
  • VN-contributies

48,6

53,8

Subtotaal contributies

48,6

53,8

B. Inzet militaire middelen invredesoperaties

   

– Mechbat. Stabilisation Force (SFOR)

74,1

71,6

– F-16’s in Amendola

7,4

4,0

– Overige uitgaven SFOR

11,4

11,0

  • KMAR SFOR

0,4

0,5

– Kosovo Force KFOR

2,8

4,0

– EU Monitor Mission (EUMM)

0,4

0,2

– UN International Police Task Force (UNIPTF)

0,4

0,4

– Multinational Advisory Police Element (MAPE)

0,3

0,1

– UN Mission in Ethiopië/Eritrea (UNMEE)

49,2

47,3

– Multinational Interdiction Force (MIF)

1,7

-

– UN Force in Cyprus (UNFICYP)

1,6

1,4

– Essential Harvest Macedonië (TFH)

-

1,6

– Overige operaties

0,5

0,4

Subtotaal inzet militairemiddelen

150,2

142,6

C. Bijdragen in overige operaties

   

– Nato Peace Support Operations (PSO)

1,8

1,5

– Humanitaire vluchten Ontwikkelingssamenwerking

0,8

0,3

  • Noodhulorganisaties

0,3

0,1

– UN Standby force High Readiness Brigade (SHIR-

   

BRIG)

0,1

0,0

Subtotaal overige uitgaven

3,0

1,9

D. Totale uitgaven vredesoperaties

201,8

198,3

Toelichting op de belangrijkste verschillen in de uitgaven voor VN-contributies en vredesoperaties

A.  Contributies

VN-contributies

De in het jaar 2000 ingezette stijging van de kosten van door de VN geleide operaties heeft zich in 2001 voortgezet. Financieel omvangrijke VN-missies zijn met name UNMIK (Kosovo) en UNOMSIL (Sierra Leone). De verplichte bijdrage voor Nederland in VN-operaties bedroeg tot 1 juli 2001 1,62%, daarna is het bijdragepercentage op 1,74 gesteld.

B.  Inzet militaire middelen krijgsmacht in vredesoperaties

Mechbat SFOR

De onderrealisatie van 2,5 miljoen betreft een gesaldeerd verschil van minder uitgaven voor brandstofverbruik, personeelszorg, transport, telecommunicatie, materieel en meer uitgaven voor huisvesting en overige uitgaven.

F-16’s Amendola

De op Amendola geplaatste F-16 vliegtuigen van de Koninklijke Luchtmacht zijn per september 2001 teruggetrokken. Het F-16 detachement nam tot dat moment deel aan de Navo-luchtoperaties op de Balkan. De eerdere terugtrekking dan bij de raming voorzien, leidde tot een onder-schrijding van 3,4 miljoen.

Kosovo Force (KFOR)

De deelname van Nederland aan de operatie KFOR beperkt zich tot personeel geplaatst op het Navo-hoofdkwartier in Kosovo. Hogere uitgaven voor telecommunicatie zijn met name de oorzaak van de overschrijding van het geraamde budget.

EU Monitor Mission (EUMM)

De inzet van Nederlandse militairen in deze missie is in de loop van 2001 verminderd. Dit heeft geleid tot een onderschrijding van het geraamde budget.

Multinational Advisory Police Element (MAPE)

Medio 2001 is de Nederlandse inzet in MAPE beëindigd. De onderschrijding bij de uitgaven vindt zijn oorzaak in het feit dat bij het opstellen van de raming rekening werd gehouden met deelname voor een jaar.

UN Mission Ethiopië/Eritrea (UNMEE)

De lagere uitgaven voor UNMEE zijn ontstaan door een saldering van meer uitgaven voor onderhoud van het materieel en lagere voorbereidingsuitgaven. Daarnaast heeft de inboeking van de inverdieneffecten geresulteerd in een onderschrijding van het per Voorjaarsnota vastgestelde budget.

Multinational Interdiction Force (MIF)

Vanwege inzet van eenheden van de Koninklijke Marine in de operatie UNMEE is in de loop van het jaar 2001 besloten van deelname aan de operatie MIF af te zien.

Essential Harvest Macedonië (TFH)

In het najaar van 2001 heeft een versterkte compagnie van de Koninklijke Landmacht voor een maand deel genomen aan de operatie TFH in Macedonië. Bij de opstelling van de eerste suppletore begroting 2001 waren hiervoor geen uitgaven voorzien. De totale uitgaven voor deze operatie worden thans geraamd op 1,7 miljoen.

C. Bijdragen in overige operaties

Humanitaire vluchten Ontwikkelingssamenwerking

Op verzoek van Ontwikkelingssamenwerking (OS) zet Defensie waar nodig vliegtuigen in voor humanitaire hulpacties. De door Ontwikkelingssamenwerking naar aanleiding hiervan vergoede kosten worden op het begrotingsartikel M.08.02 «Ontvangsten naar aanleiding van vredesoperaties» verantwoord. Het aantal vluchten is in 2001 achtergebleven bij de raming.

Noodhulporganisaties

Door minder oefeningen en minder daadwerkelijke inzet zijn minder uitgaven noodzakelijk gebleken dan geraamd.

UN Standby force High Readiness Brigade (SHIRBRIG)

Onder de post SHIRBRIG wordt de Nederlandse financiële bijdrage aan het planelement SHIRBRIG, zoals gevestigd in Denemarken, verantwoord. De bijdrage over 2001 bedroeg 49 312.

Overzicht per operatie en per kostensoort

In onderstaande tabel worden de additionele uitgaven per operatie en per kostensoort gepresenteerd. De kleinere operaties zijn getotaliseerd onder de operatie «overig». De betaalde VN-contributies zijn niet in deze tabel opgenomen. De bedragen staan vermeld in duizenden euro’s.

 

Operatie/kostensoort

F-16’s Amendola

SFOR

UNMEE

UNFICYP

KFOR

TaskForce Harvest

Overig

Totaal

Toelagen

828

33 318

10 553

1 093

165

575

515

47 046

Locale inhuur personeel

 

1 348

         

1 348

Kleding

13

2 823

39

2

 

240

25

3 141

Voeding

182

3 978

1 411

6

22

14

74

5 686

Personeelszorg

 

2 086

293

28

1

20

9

2 438

Personele voorbereiding

 

857

22

     

44

924

Materiële voorbereiding

 

551

3

   

10

 

564

Brandstof

546

1 639

2 817

1

12

88

162

5 265

Transport

197

5 671

6 691

162

165

356

73

13 315

Materieel

829

8 693

12 418

6

1 364

216

158

23 684

Huisvesting

569

6 689

170

5

149

5

32

7 618

Telecommunicatie

382

8 654

6 279

11

2 130

46

2

17 504

Opleiding

 

17

74

6

   

95

192

Overig

477

6 772

6 556

54

32

31

1 869

15 792

Totaal

4 023

83 095

47 325

1 375

4 039

1 603

3 058

144 517

08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking

Op het artikel 08.04 zijn de uitgaven verantwoord die betrekking hebben op attachés, de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba en overige internationale samenwerking. De uitgaven voor de attachés en overige internationale samenwerking vallen onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De uitgaven van de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba vallen sedert januari 2000 onder de reguliere Defensiebegroting.

 

Bedragen x € 1000,-

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

08.04.01 Attachés (HGIS)

08.04.02 Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba

08.04.03 Overige uitgaven (HGIS)

19 386

21 310 2 269

21 235

21 941 1 188

1 849

631 - 1 081

10 %

3 % - 48%

19 386

21 310 2 269

21 852

21 906 571

2 466

596 - 1 698

13%

3% - 75%

Totaal

42 965

44 364

1 399

3 %

42 965

44 329

1 364

3%

Toelichting op de verschillen

Attachés en overige uitgaven (HGIS)

De uitgaven vanwege het Nederlandse voorzitterschap van de West-Europese Unie (WEU) zijn geraamd onder het artikelonderdeel «overige uitgaven». Administratief technisch waren de hiermee verbandhoudende uitgaven niet van de uitgaven voor attachés te onderscheiden. Indien het totaal van beide posten in ogenschouw wordt genomen, komt de overschrijding in totaal uit op 0,7 miljoen. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door loon-, koers- en prijsstijgingen.

08.05 Efficiencybesparing/kwaliteitsverbetering

 

Bedragen x 1000,-

 

Verplichtingen en uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

08.05 Efficiencybesparing/ kwaliteitsverbetering

  • 18 721

0

18 721 100%

Totale uitgaven

  • 18 721

0

18 721 100%

Ondanks vele pogingen om de opgelegde taakstelling door middel van concrete maatregelen te effectueren, is dit ook dit jaar wederom niet gelukt. De taakstelling is dan ook omgeslagen over de beleidsterreinen op basis van het beschikbare budget.

08.06 EVDB-fonds

 

Bedragen x € 1000,-

Artikelonderdeel

   

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil In%

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

08.06 EVDB-fonds

0

53 670

53 670

0

45 379

45 379

 

Totaal

0

53 670

53 670

0

45 379

45 379

 

Toelichting op de verschillen

De ten laste van dit begrotingsjaar verantwoorde uitgaven en verplichtingen worden voor ruim 45 miljoen veroorzaakt door de bijdrage die is betaald aan Duitsland in verband met de uitbreiding van de Europese luchttransportcapaciteit. Daarnaast zijn de eerste verplichtingen aangegaan voor de oprichting van het HRF (L)HQ 1 (GE/NL) Corps.

  • 09. 
    Beleidsterrein Defensie Interservice Commando

Algemeen

– Het Defensie Interservice Commando (Dico) is er ook in 2001 in geslaagd haar doelstelling, het op een doelmatige wijze ondersteunen van de krijgsmachtdelen en de Centrale organisatie, voor een belangrijk deel te realiseren.

Samenstelling en ontwikkelingen Dico

Per 1 januari 2001 is het Koninklijk Tehuis voor Oud-militairen en Museum (KTOMM) Bronbeek door de Koninklijke Landmacht aan het Dico overgedragen. Het KTOMM Bronbeek is als resultaatverantwoordelijke eenheid binnen de Overige Interservice Diensten opgenomen. De in het Protocol van Overdracht overeengekomen fondsen zijn door de Koninklijke Landmacht aan het Dico overgeheveld, waarbij moet worden aangetekend dat in 2002 een evaluatie door het Dico zal worden uitgevoerd. Hieruit kunnen nog aanvullende (terug)ontvlechtingen volgen.

Per 1 juni 2001 is de Dienst Militaire Pensioenen (DMP), inclusief het onder de Defensie Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum (DARIC) ressorterende Team Gegevensbeheer Verzekerdenadminstratie (TGV), opgegaan in de organisatie van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). De hiermee samenhangende budgetten zijn – daar waar het het Dico regardeert – per 1 juni 2001 overgedragen aan het Kerndepartement ten behoeve van de financiering van de kapitaaldekking militaire pensioenen.

Op 14 mei 2001 is besloten om de krijgsmachtdelen keten-verantwoordelijk te maken voor de gehele personeelsvoorzieningketen (in-, door- en uitstroom). Defensie Werving en Selectie is per 12 november 2001 omgevormd tot de werkorganisatie Instituut voor Keuring en Selectie (IKS) Defensie, onder gelijktijdige terugontvlechting van de wervingsonderdelen naar de krijgsmachtdelen. De ontvlechting van budgetten zal eerst in 2002 plaatsvinden. Inmiddels is het concept Realisatiememorandum van de Omvorming geaccordeerd en aangeboden aan het SOD/

Werkgroep Algemeen personeelsbeleid. Per 28 februari 2002 is IKS Defensie geformaliseerd. Vooralsnog is met de krijgsmachtdelen overeengekomen dat de facilitaire ondersteuning zal worden gecontinueerd door IKS Defensie zoals bij DWS reeds gebruikelijk was. Evaluatie van de reorganisatie zal plaatsvinden per april 2003.

In 2001 is een tweetal verzoeken bij het Dico binnengekomen voor overname van kleinere organisatie-elementen van het Kerndepartement in het DARIC. Het betreft de overname van het uitvoerende element van de Directie Dienstplichtzaken van het DGP en de overname van het Bureau Documentaire Informatie en de Nato-mailroom van de CDS. De betreffende nulmetingen zijn in 2001 uitgevoerd en in 2002 zal worden besloten onder welke voorwaarden deze organisatie-elementen door Dico zullen worden overgenomen.

Besturing

Behoudens de baten-lastendiensten hebben alle eenheden de status van resultaatverantwoordelijke eenheid. Zij beschikken over decentrale uitgavenbudgetten voor personeel en materieel. Alle eenheden hebben een zodanige mate van zelfstandigheid, dat zij zelf een zakelijke relatie met de klanten bij Defensie kunnen onderhouden. Voor een goede afstemming van de dienstverlening met de klanten zijn bij de grotere eenheden afzonderlijke klantenraden ingesteld.

De besturing van het Dico is primair gericht op het op een doelmatige wijze leveren van een breed scala aan ondersteunende diensten. Het besturingsmodel van het Dico berust op integrale verantwoordelijkheid en gaat uit van de volgende principes. Integraal verantwoordelijke ondercommandanten sturen de productie en levering van diensten en managen het beoogde eindresultaat. Deze integrale verantwoordelijkheid geldt binnen de strategische en financiële kaders voor de kwaliteit van het eindproduct en de daarvoor ingezette middelen (personeel, materieel en budget). Het producten- en dienstenpakket wordt door de ondercommandanten afgestemd in de klantenraad. In het politiek Beraad van 17 december 2001 is besloten het College van Bevelhebbers op te heffen en het Comité Chef Defensiestaf en Bevelhebbers (CoCB) te belasten met de adviserende rol in onder andere de behandeling van plannen en toprapportages.

Daarnaast wordt de Commandant Dico ambtelijk aangestuurd door de Secretaris-Generaal en heeft hij op ad-hoc basis zitting in het Politiek Beraad en het CoCB, daar waar het Dico- aangelegenheden regardeert.

Voortgangherstructurering

Het jaar 2001 heeft voor diverse diensten en bedrijven van Dico belangrijke gevolgen gehad voor de organisatie en de bedrijfsvoering. Met de herstructurering van de Dico-eenheden worden de noodzakelijke randvoorwaarden ingevuld voor een klantgericht en doelmatig Dico.

Op 21 mei 2001 heeft het Politiek Beraad positief besloten over de wijze waarop de ICT-activiteiten, die thans door DTO worden uitgevoerd, kunnen worden uitbesteed. Door de thans gekozen oplossingsrichting wordt invulling gegeven aan een versnelde professionalisering van de DTO-organisatie door DTO. Begin 2001 is door het Politiek Beraad een onderzoek geïnitieerd naar de mogelijke uitbesteding van ICT-diensten. Aanbevolen is om de Defensie Telematica Organisatie gefaseerd over te dragen aan een strategische partner. De uitbesteding van het beheer van het Netherlands Armed Forces Integrated Network(NAFIN) is op dit moment nog punt van discussie.

Voor DGW&T heeft 2001 in belangrijke mate in het teken gestaan van de reorganisatie. De reorganisatie van de DGW&T omvat in hoofdlijn de paarsgewijze fusie van de zes Nederlandse regionale directies. Ook de Centrale Directie van de DGW&T wordt in de reorganisatie betrokken. Voor deze laatste geldt dat zij afgeslankt zal worden waarbij alle uitvoerende activiteiten zullen worden ondergebracht in een op te richten Directie Interne Diensten DGW&T. De nieuwe hoofdstructuur van DGW&T wordt gerealiseerd vóór 31 december 2002.

In 2001 is een traject gestart om de bedrijfsvoering binnen de Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) verder te optimaliseren. Voorts is in 2001 de Klankbordgroep «Introductie van pandits in de Krijgsmacht» ingesteld.

Deze Klankbordgroep heeft onder andere tot taak het voeren van voorbereidende gesprekken met het bestuur van de Hindoeraad en het opstellen van een Plan van Aanpak.

Het Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB) is nog doende zich te reorganiseren in het kader van verbeterde afstemming met klantenbehoeftes. Hiertoe heeft een reorganisatie plaatsgevonden van de Staf van het MGFB. Tevens is het opleidingenpakket van het OCMGD aangepast aan de huidige wet- en regelgeving (onder andere de Wet Beroepen in de Gezondheidszorg (BIG). Het hiermee samenhangende realisatiememorandum is door C-Dico op 7 februari 2002 vastgesteld.

In het kader van de bestuurlijke integratie van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM), het Instituut Defensie Leergangen (IDL) en de Koninklijke Militaire Academie (KMA) is in het najaar van 2001 door het College van Bestuur besloten om de juridische zetel van de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) op het IDL te vestigen. Een eerste stap in de bestuurlijke integratie van de drie opleidingsinstituten is hiermee gezet. De omvorming van de huidige gesegmenteerde («krijgsmachtdeelgerichte») organisatie van het IDL naar een geïntegreerde organisatie, gericht op opleiding en onderzoek (het faculteitsmodel), is hiermee ook in gang gezet.

Doelmatigheidskengetallen (voorhoedeproject)

De ontwikkelde doelmatigheidskengetallen in het kader van het Voorhoedetraject en de prestatiegegevens zijn opgenomen in de Defensiebegroting 2002.

In het kader van VBTB zullen de prestatiegegevens en doelmatigheidskengetallen nader worden geconcretiseerd. De prestatiegegevens dienen beter aan te sluiten bij de wijze waarop het Dico intern kan worden gestuurd en bij de eisen van de afnemers. Voor een aantal doelmatigheidskengetallen die op dit moment worden gehanteerd, geldt dat deze meer worden beïnvloed door de krijgsmachtdelen (bijvoorbeeld de bezettingsgraad van cursussen) dan dat zij inzicht geven in de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van de Dico-eenheden zelf. Een groeipad wordt gevolgd teneinde de te hanteren prestatiegegevens beter te laten aansluiten op de behoefte.

Het totale realisatiebeeld

De totaal begrote en gerealiseerde uitgaven van het beleidsterrein Dico voor het jaar 2001 zijn als volgt te specificeren:

 

Uitgaven (bedragen x1000,-)

Omschrijving

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

09.02 Personeel en materieel

– Staf Dico

– Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO)

– Defensie Werving en Selectie (DWS)

– Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB)

– Instituut Defensie Leergangen (IDL)

– Overige Interservice Diensten (OID)

– Wachtgelden en inactiviteitswedden

5 647 53 695

50 075

51 859 8 484

34 291 3 226

17 581 56 443 68 140 55 423 10 309 40 270 5 076

11 934

2 748 18 065

3 564 1 825 5 979 1 850

211% 5% 36% 7% 22% 17% 57%

Totaal Personeel en materieel

207 277

253 242

45 965

22%

09.03 Investeringen groot materieel en infrastructuur

17 626

16 486

  • 1 140
  • 6%

Totale uitgaven Defensie Interservice Commando

224 903

269 728

44 825

20%

De verschillen worden naar oorzaak bij de realisatiecijfers van de uitgavenbegrotingsartikelen en -artikelonderdelen toegelicht. Dit betreft zowel de verplichtingen- als de uitgavenmutaties.

De mutaties die grotendeels de begroting van Dico hebben beïnvloed gedurende het begrotingsjaar 2001 zijn: – de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling;

– de budgettoevoeging ter dekking van de exploitatie-uitgaven LAN2000; – de ophoging van het budget voor de programma-uitgaven werving en – de ophoging van het budget voor de programma-uitgaven inhuur vervoerscapaciteit.

Artikel 09.02 Personeel en materieel

Ten laste van dit artikel zijn de verplichtingen en uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van de tot het Dico behorende diensten en bedrijven. Hieronder vallen salarissen, andere personele en materiële uitgaven, alsmede kleine bedrijfsmatige investeringen, automatisering, telecommunicatie en activiteitgebonden uitgaven voor inhuur transportcapaciteit, werving en geneeskundige verzorging.

Ressort Staf Dico

De Staf Dico ondersteunt de Commandant Dico bij de aansturing van de onder het Dico ressorterende eenheden. Ook verzorgt de Staf ondersteuning op het gebied van personeel- en financieel beheer voor Dico-eenheden die deze taken om doelmatigheidsredenen niet uitvoeren.

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1000,-)

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

09.02.01 Ambtelijk burgerpersoneel

09.02.02 Militair personeel

09.02.03 Overige personele uitgaven

09.02.04 Materiële uitgaven

1  898 971 484

2  294

2 910

885

1 870

11916

1 012

-86

1 386

9 622

53% -9% 286% 419%

Totaal

5 647

17 581

11 934

211%

Toelichting op de verschillen

09.02.01 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en hetaandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de Staf Dicoverantwoord.

De meeruitgaven op dit artikelonderdeel zijn met name het gevolg van het abusievelijk niet ramen van de in het begrotingsjaar 2000 door Dico overgenomen Bureau Vorderingen, Inhoudingen en Kortingen (VIK) vanuit de Centrale organisatie.

09.02.02 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van de Staf Dico verantwoord.

09.02.03 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. Deze hebben betrekking op burger-en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, inhuur tijdelijk personeel, onderwijs en opleidingen.

De overschrijding op de personele uitgaven is voornamelijk het gevolg van de uitgaven voor de employee benefits voor het totale beleidsterrein Dico, die een niet voorziene overloop vertoont van 2000 naar 2001 voor met name het fietsenplan ( 0,9 miljoen) en de uitgaven van transitie-kosten ( 0,5 miljoen) in verband met de overgang van het DMP naar het ABP.

09.02.04 Materiële uitgaven

Onder dit artikelonderdeel zijn de materiële uitgaven verantwoord anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, onderhoud en herstel en inhuur van O-, I-en A-deskundigheid. Tevens worden aanloopkosten voor nieuwe diensten die zijn opgenomen in het Dico, ten laste van dit budget verantwoord.

De overschrijding op de materiële uitgaven is met name het gevolg van de exploitatie-uitgaven voor het LAN-2000 (het gestandariseerde ICT netwerk Defensie). Ten tijde van het opstellen van de ontwerpbegroting 2001 waren nog geen fondsen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van het ICT-plan Dico. De dekking voor deze uitgaven is geregeld met de tweede suppletore begroting 2001.

Ressort Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie

De taak van de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) is het op ieder gewenst moment voorbereiden en (doen) leveren van vervoers-en verkeersdiensten voor het gehele ministerie van Defensie. De DVVO verzorgt alle niet-operationele verkeers- en vervoersdiensten, voor zover deze betrekking hebben op de algemene verdedigingstaak, taken in het kader van crisisbeheersingsoperaties, humanitaire operaties en overige vredestaken (vredesoperaties).

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1000,-)

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

09.02.05 Ambtelijk burgerpersoneel

09.02.06 Militair personeel

09.02.07 Overige personele uitgaven

09.02.08 Materiële uitgaven apparaatsuitgaven 09.02.08 Materiële uitgaven programma-uitgaven

7 316

14 592

2 397

6 793

22 597

7 748

13 029

2 809

6 939

25 918

432

  • 1 563

412

146

3 321

6%

  • 11% 17%
  • 2%
  • 15%

Totaal

53 695

56 443

2 748

5%

Toelichting op de verschillen

09.02.05 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de DVVO verantwoord.

09.02.06 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van de DVVO verantwoord.

09.02.07 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. Deze hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, inhuur tijdelijk personeel, onderwijs en opleidingen.

09.02.08 Materiële uitgaven (apparaatsuitgaven enprogramma-uitgaven)

Onder dit artikelonderdeel zijn de materiële uitgaven verantwoord anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, onderhoud en herstel aan voertuigen en gebouwen, inhuur van O-, I- en A-deskundigheid en overige zaken van operationele aard.

De vervoersbehoefte (productie) van de klanten (RVE’n) van DVVO blijft jaarlijks stijgen hetgeen zich vertaalt in een stijging van de uitgaven voor de daaraan gerelateerde inhuur van transport. Zie verder de toelichting onder de tabel «Het productieplan».

Activiteiten en prestatiegegevens

De onderstaande realisatiecijfers zijn exclusief de realisatiecijfers voor vredesoperaties. Deze worden op artikel 08.02 Vredesoperaties verantwoord.

 

Het productieplan (exclusief vredesoperaties):

Omschrijving

Eenheid

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

Wegvervoer

       

Diepladervervoer

dagen

6 520

4 512

  • 2 008

Lijndienstvervoer (geregeld)

pallets

188 625

209 535

20 910

Munitievervoer

dagen

1 217

2 332

1 115

Containervervoer

dagen

2 714

4 265

1 551

Overige goederenvervoer

pallets

59 451

99 159

39 708

Personenvervoer met chauffeur

uren

89 032

105 351

16 319

Personenauto zonder chauffeur

dagen

96 207

209 927

113 720

Busvervoer

dagen

16 894

15 610

  • 1 284

Luchtvervoer

       

Goederenvervoer

tonvlieguren

4 956

3 893

  • 1 063

Personenvervoer

personen/vlieguren

92 199

58 489

  • 33 710

Spoorvervoer

       

Goederenvervoer

tonkilometers

31 138 000

48 514 747

17 376 747

Zeevervoer

       

Goederenvervoer

lanemetervaardagen

145 735

92 410

  • 53 325

Ferryvervoer

personenovertochten

4 516

4 081

  • 435

Ferryvervoer

voertuigovertochten

1 146

1 278

132

Toelichting

Het vervoersproductieplan wordt in een laat stadium (bij het begin van het productiejaar) definitief vastgesteld. Daarom zijn de plannen van de ontwerpbegroting die veelal op basis van realisatiecijfers van twee achtereenvolgende jaren zijn berekend, snel verouderd. Derhalve ondergaat de planning van de ontwerpbegroting ultimo ieder jaar voorafgaand aan de uitvoering van het gepland transport nog significante bijstellingen. Gebleken is dat de jaarlijkse vraag van de klanten blijft toenemen, waarbij gemeld dient te worden dat de klant de vraag en de afname van hoeveelheden bepaalt.

DVVO is verantwoordelijk voor een zo doelmatig mogelijke wijze van vervoer, waarbij in eerste instantie de eigen middelen worden ingezet. In tweede instantie wordt gebruik gemaakt van de virtuele pool en als laatste optie blijft de civiele inhuur van transportcapaciteit over.

Enkele belangrijke oorzaken die geresulteerd hebben in een afwijkende vraag van de klanten, zijn:

– mede door de verdergaande samenwerking met de MOE-landen wordt er steeds verder weg van eigen land geoefend hetgeen met name effect heeft op toename van onder andere spoor- en wegvervoer;

– de toename van het inhuren van dienstauto’s zonder chauffeur is te wijten aan het steeds meer regionaliseren van taken, waardoor er een steeds grotere vervoersbehoefte is ontstaan. Bij een gelijkblijvend dienstreizenbesluit leidt dit tot het vaker inzetten van dienstauto’s en het daarmee verminderen van de druk op de eigen gelijkblijvende dienstreisbudgetten;

– doordat DTO-werkzaamheden veelvuldig op (vaak moeilijk te bereiken) Defensielocaties plaatsvinden is er een toename van langdurige inhuur van dienstauto’s zonder chauffeur.

– het afzien van deelname aan de oefening Roving Sands in de USA vanwege de MKZ-crisis heeft bij de Koninklijke Luchtmacht geleid tot een lagere realisatie bij goederenvervoer door middel van zee-, spoor-en luchttransport en tevens bij personen luchttransport;

– het afzien van deelname van de oefeningen Falcon Varpalota (Hongarije), Spanish Falcon (Spanje), Griffin Diversion (Polen) vanwege de MKZ-crisis, Rien ne va Plus IV (Canada) en Falcon USA (USA) vanwege de 11 september gebeurtenissen, heeft bij de Koninklijke Landmacht geleid tot een gewijzigde realisatie;

– bij de Koninklijke Marine is door de GOEM niet deelgenomen aan de volgende oefeningen vanwege de UNMEE uitzendingen: Dynamic Response (Bosnië), Adventure Express (Albanië), Ardent Ground (Polen) en Tesex (UK). Vanwege de MKZ-crisis is de oefening Rolling Deep (UK) vervallen voor de GOEM.

Het in januari 2001 bijgestelde productieplan heeft begin 2001 geleid tot een extra claim bij de verschillende beleidsterreinen met uitzondering van de Koninklijke Luchtmacht, die aan heeft gegeven het niveau van het jaar 2000 te willen handhaven.

De beschikbaarheid van de belangrijkste virtuele pool middelen is in 2001 procentueel hoger geweest, te weten luchttransport personen, dieplader en luchttransport goederen, waardoor er binnen het bijgesteld budget is gerealiseerd. Daarnaast is de civiele inhuur significant procentueel hoger geweest bij het geconditioneerd vervoer (koel-vrieswagens) en in mindere mate bij het containervervoer en de goederen over water. De vraagtoename van de klanten is zichtbaar bij munitie-, geconditioneerd en containervervoer en deze is spectaculair hoger bij personenauto’s en vrachtauto’s zonder chauffeur. Bij het principe «de klant is koning» blijft de vraagtoename en de mogelijkheid van overschrijding mogelijk; er is hierbij nog geen sprake van vraagregulatie.

Toekomst

De vervoersbehoefte (productie) van de klanten (RVE’n) van DVVO heeft een jaarlijks stijgende trend hetgeen zich vertaalt in een stijging van de uitgaven voor de daaraan gerelateerde inhuur van transport. In de nabije toekomst zal er een verbetering optreden door de uitkomsten van de werkgroepen WOIT (Werkgroep Operationele Inzet Transport) en WTMD (Werkgroep Toerekeningsmethodiek DVVO) waarbij er sprake is van een verbeterde vraagregulering en plansynchronisatie door tijdige beschikbaarheid van de oefenprogramma’s van de krijgsmachtdelen. De afstemming van de activiteiten en capaciteiten leidt tot een effectiever gebruik van de virtuele pool. De Commandant DVVO krijgt vanaf 2002 een signaalfunctie binnen het planproces voor wat betreft ondoelmatige inzet van beschikbare middelen.

Verder zal het budget voor de civiele inhuur van dienstauto’s, minibussen en vrachtauto’s zonder chauffeur worden ontvlochten en op RVE-niveau worden teruggegeven waardoor de sturing en controle op het laagste niveau kunnen plaatsvinden. De trekkingsrechten worden vanaf 2002 per RVE en per product financieel gemaakt.

Tot slot zal het bovenstaande leiden tot het weglaten van de prestatiegegevenstabel (het productieplan DVVO) zoals deze thans in de begroting wordt gepresenteerd.

Ressort Defensie Werving en Selectie

Het ressort Defensie Werving en Selectie (DWS) is als interservice eenheid belast met de werving en selectie van het door de krijgsmachtdelen en de Centrale organisatie benodigde burger- en militair personeel. Door DWS wordt personeel geworven, geselecteerd en voorgedragen voor aanstelling op functies binnen de krijgsmacht.

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1000,-)

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

09.02.09 Ambtelijk burgerpersoneel

09.02.10 Militair personeel

09.02.11 Overige personele uitgaven

09.02.12 Materiële uitgaven apparaatsuitgaven 09.02.12 Materiële uitgaven programma-uitgaven

5 779 9 190

1  203

2 819 31 084

7 483 10 239

2  255

3 891 44 272

1 704 1 049 1 052 1 072 13 188

29% 11% 87% 38% 42%

Totaal

50 075

68 140

18 065

36%

Toelichting op de verschillen

09.02.09 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het DWS verantwoord.

De formatie van DWS is in het afgelopen jaar aan hevige veranderingen blootgesteld. Door geweldige druk op de wervingsinspanningen en versnellen van het keuringsproces is reeds in het verleden op verschillende momenten de organisatie al dan niet tijdelijk uitgebreid zonder dat verdere finalisering van het formele traject werd afgesloten. Na inventarisatie en met de randvoorwaarde dat het proces moest doorlopen, is vastgesteld dat bij DWS 36 vte’n niet financieel waren afgedekt.

09.02.10 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het DWS verantwoord.

09.02.11 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. Deze hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, inhuur tijdelijk personeel, onderwijs en opleidingen.

De overschrijding van dit artikelonderdeel is met name het gevolg van het inhuren van personeel voor de sectie Geneeskundig onderzoek teneinde de piekbelasting en de onderbezetting van hoog gekwalificeerde functies op te vangen. Daarnaast zijn door een hoog verloop van militair personeel de verplaatsingskosten hoger uitgevallen dan geraamd.

09.02.12 Materiële uitgaven (apparaatsuitgaven enprogramma-uitgaven) Onder dit artikelonderdeel zijn de materiële uitgaven verantwoord anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, onderhoud en herstel aan voertuigen en gebouwen, inhuur van O-, I- en A-deskundigheid en overige zaken van operationele aard.

De overschrijding op de apparaatsuitgaven zijn met name het gevolg van de aanschaf van noodzakelijke computerapparatuur en extra dienstvoertuigen ten behoeve van de extra wervingsvoorlichters. De overschrijding op de programma-uitgaven is voornamelijk het gevolg van de wervingsactiviteiten. De behoeftestellende beleidsterreinen hebben additionele budgetten beschikbaar gesteld.

Ressort Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf

Het Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB) levert en ondersteunt de gezondheidszorg wanneer het optreden van de Nederlandse krijgsmacht dit vereist. Daarnaast bevordert het MGFB de samenhang in de militaire gezondheidszorg.

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1000,-)

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

09.02.13 Ambtelijk burgerpersoneel

09.02.14 Militair personeel

09.02.15 Overige personele uitgaven

09.02.16 Materiële uitgaven

12 796

18 048

5 010

16 005

14 485

17 007

4 479

19 452

1 689

  • 1 041
  • 531

3 447

13%

  • 6%
  • 11%

22%

Totaal

51 859

55 423

3 564

7%

Toelichting op de verschillen

09.02.13 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het MGFB verantwoord.

09.02.14 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het MGFB verantwoord.

09.02.15 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. Deze hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, inhuur tijdelijk personeel, onderwijs en opleidingen.

09.02.16 Materiële uitgaven

Onder dit artikelonderdeel zijn de materiële uitgaven verantwoord anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, onderhoud en herstel aan voertuigen en gebouwen, inhuur van O-, I- en A-deskundigheid en overige zaken van operationele aard.

De meeruitgaven voor de materiële uitgaven zijn het gevolg van:

  • a. 
    tot en met de begroting 2001 was (een deel) van de uitgaven voor de uitbesteding van de opleidingen Algemeen Militair Arts (AMA) en Algemeen Militair Verpleegkundige (AMV) bij het Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Diensten (OCMGD) verantwoord op Overige personele uitgaven. Het uit te besteden pakket is thans opgenomen als Materiële uitgaven ( 1,4 miljoen);
  • b. 
    de orthopedische werkplaats van het Militair Revalidatie Centrum (MRC) heeft meer geproduceerd en geleverd dan begroot; de ontvangsten zijn daardoor toegenomen alsmede de uitgaven ten behoeve van de benodigde materialen ( 0,1 miljoen);
  • c. 
    voorraadaanvulling binnen het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum (MGLC) en Apotheek: met betrekking tot farmacie is meer ontvangen dan begroot als gevolg van verhoogde vraag en afname in combinatie met tariefstijgingen (€0,1 miljoen);
  • d. 
    het MGLC heeft in 2001 retourgoederen met zowel de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Marine als de Koninklijke Luchtmacht verrekend ( 3,8 miljoen).

Prestatiegegevens

 

Prestatiegegevens MGFB (in aantallen)

Omschrijving

Begroting

Realisatie

Verschil

 

2001

2001

 

Hospitaaldiensten

     

Bedcapaciteit

45

45

0

Bedcapaciteit calamiteitenhospitaal (maximaal)

300

300

0

1e consulten polikliniek

18 000

14 976

-3 024

Verpleegdagen

9 200

9 527

327

Verrichtingen polikliniek

18 000

15 030

  • 2 970

Verrichtingen OK

3 000

3 429

429

Functie-onderzoeken

15 700

14 649

  • 1 051

Revalidatie

     

Bedcapaciteit

80

80

0

Revalidatie behandeluren

43 000

40 989

  • 2 011

Verpleegdagen

24 500

21 733

  • 2 767

Geneeskundige opleidingen

     

Cursistdagen Algemeen Militair Arts

4 000

8 702

4 702

Cursistdagen Algemeen Militair Verpleegkundige

49 000

52 846

3 846

Cursistdagen Management en Specialisten

13 500

8 797

  • 4 703

Cursistdagen Militairen met Geneeskundige neventaak

32 000

16 992

  • 15 008

Cursistdagen Geneeskundig hulppersoneel

36 000

11 800

  • 24 200

Levering geneeskundig materieel

     

Aantal orderregels bevoorrading

70 000

62 721

-7 279

Aantal receptregels apotheek

55 000

52 997

  • 2003

Aantal bloedverstrekkingen (vers + diepvries)

950

1 140

190

Aantal assemblages optiek

12 000

8 663

-3 337

Toelichting

Hospitaaldiensten

De primaire productie van de hospitaaldienst (Centraal Militair Hospitaal) toont vrijwel over de gehele lijn al jarenlang een daling. Niet duidelijk is wanneer een stabilisatie van de daling zal optreden. De daling is waarschijnlijk grotendeels te herleiden op de afname van de patiëntenpopulatie. Defensie heeft immers een groot aantal vacatures. Dit heeft tot gevolg dat het aantal potentiële patiënten ook beduidend minder is. Daarnaast is sprake van «weglek» van productie naar andere ziekenhuizen. Niet duidelijk is hoe groot deze «weglek» is. Dit wordt momenteel in samenwerking met de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) onderzocht.

Revalidatie

De klinische productie is klein vanwege een patiëntenpopulatie die relatief jong en gezond is. Ook hier is de «weglek» een mogelijke reden voor de afname van het aanbod patiënten. Het aantal totaal consulten blijft achter bij de plangegevens van 2001, terwijl het aantal eerste consulten redelijk in de pas loopt. Mogelijke oorzaken zijn hiervoor reeds aangegeven.

Geneeskundige opleidingen

Algemeen Militair Arts

De overproductie wordt met name veroorzaakt door de meer dan begrote belangstelling voor korte opleidingen op het gebied van buitenlandse infectieziekten (BIUPAMA) en hygiëne preventieve geneeskunde (HPGAMA).

Algemeen Militair Verpleegkundige

Extra klantvraag is gerealiseerd door het onttrekken van instructiecapaciteit aan de opleidingsrichtingen «Militairen met geneeskundige neventaak» en «Geneeskundig hulppersoneel». Verder zijn instructeurs met neventaken (combifuncties) zoveel mogelijk als instructeur ingezet.

Militairen met geneeskundige neventaak

De op de klantvraag gebaseerde planning bij deze cursussen was aanzienlijk hoger dan de capaciteit van de militair met geneeskundige neventaak (MGN). Daarnaast zijn klassen vervallen door vacatures van instructeurs (zie AMV).

Geneeskundig hulppersoneel

Realisatie is lager dan begroot vanwege het feit dat bij deze opleidingsrichting de klantvraag aanzienlijk hoger lag dan de aanwezige capaciteit. Ook hier zijn er klassen vervallen door vacatures van instructeurs (zie AMV).

Levering geneeskundig materieel

De verwachte verhoging van het aantal orderregels bevoorrading is uitgebleven doordat uitleveringen in het kader van het Horizontaal Plan zijn doorgeschoven naar 2002.

Door onderzoek naar virussen in bloed is de aanmaak van diepvriesbloed achtergebleven op de planning en zijn de verstrekkingen van vloeibaar bloed toegenomen. Per saldo is hierdoor meer bloed verstrekt dan was begroot.

Ressort Instituut Defensie Leergangen

Het Instituut Defensie Leergangen (IDL) is het geïntegreerde opleidingscentrum voor loopbaanopleidingen en militaire aspectcursussen ten behoeve van Defensie-managers en staffunctionarissen bestemd voor midden-, hoger- en topniveau. Tevens worden internationale opleidingen voor officieren uit Midden- en Oost-Europa verzorgd.

 

Artikelonderdeel (bedragen x f 1000,–)

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

09.02.17 Ambtelijk burgerpersoneel

09.02.18 Militair personeel

09.02.19 Overige personele uitgaven

09.02.20 Materiële uitgaven

1  667

2  253 892

3 672

1  970

2 769 1 075 4 495

303 516 183 823

18% 23% 21% 22%

Totaal

8 484

10 309

1 825

22%

Toelichting op de verschillen:

09.02.17 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van de IDL verantwoord.

09.02.18 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van de IDL verantwoord.

Als gevolg van een uitbreiding van taken is een vijftal functies in de rang van luitenant-kolonel aan de organisatie van het IDL toegevoegd (twee vte’n bij de opleidingen Koninklijke Landmacht voor het aspect OTEF (Opleiding- en Trainingsfunctie), twee vte’n bij opleidingen Koninklijke Landmacht in verband met uitbreiding van de HMV-opleiding (Hogere Militaire Vorming) van 12 naar 17 maanden en één vte als projectofficier KIK) (KIK=KIM-IDL-KMA).

09.02.19 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. Deze hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeels- sterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, inhuur tijdelijk personeel, onderwijs en opleidingen.

09.02.20 Materiële uitgaven

Onder dit artikelonderdeel zijn de materiële uitgaven verantwoord anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, onderhoud en herstel aan voertuigen en gebouwen, inhuur van O-, I- en A-deskundigheid en overige zaken van operationele aard.

De meeruitgaven zijn met name het gevolg van het eerder vervangen van het meubilair en aankleding van de hotelkamers teneinde het service niveau op een acceptabel niveau te houden alsmede de vervanging van verouderde laptops als onderwijs- en leermiddel, zodat aan de eisen van hoogwaardig onderwijs kan blijven worden voldaan.

Activiteiten en prestatiegegevens

 

Omschrijving (aantal in cursistweken)

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

Opleidingen KM, KL en Klu Interservice opleidingen (niet ISOOC) ISOOC

5 629

762

1 068

4 950 595 787

  • 679
  • 167
  • 281

Toelichting

Het aanbod van de cursisten is door het IDL niet te beïnvloeden. Het krijgsmachtdeel bepaalt het instromend aantal cursisten, waarbij verschillende factoren van invloed zijn, zoals eigen prioriteitsstelling, uitzending en vullingsgraad.

Ter illustratie hieronder de realisatiecijfers van de afgelopen vier jaar:

Totaal aantal cursistweken

Begroting

Realisatie

In %

1998 1999 2000 2001

 

7 533

4 830

64%

7 333

6 111

83%

7 349

5 879

80%

7 459

6 332

85%

Toelichting

Het beoogde bezettingspercentage van 85% van de loopbaanopleidingen is bereikt.

De resterende capaciteit aan lokalen wordt, eventueel in combinatie met vrije hotelkamers, aan Defensie-onderdelen aangeboden voor de organisatie van trainingen, seminars, enzovoorts.

Ressort Overige Interservice Diensten

De verplichtingen en uitgaven van de organisatie-eenheden Dienst Militaire Pensioenen (DMP), Defensie Archieven, Registratie- en Informatie- centrum (DARIC), Bureau Internationale Militaire Sport (BIMS), Dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA), Dienst Materieel Codificatiecentrum (DMC), Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) en Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD) zijn in de hierna volgende toelichting op het ressort «Overige Interservice Diensten (OID)» betrokken.

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1000,-)

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

09.02.21 Ambtelijk burgerpersoneel

09.02.22 Militair personeel

09.02.23 Overige personele uitgaven

09.02.24 Materiële uitgaven

12 805

10 896

2 283

8 307

15 047

12 749

2 615

9 859

2 242

1 853

332

1 552

18% 17% 15% 19%

Totaal

34 291

40 270

5 979

17%

Toelichting op de verschillen

09.02.21 Ambtelijk burgerpersoneel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen en het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het burgerpersoneel van het OID verantwoord.

09.02.22 Militair personeel

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor salarissen, overwerk, toelagen alsmede het aandeel in de sociale lasten betrekking hebbende op het militair personeel van het OID verantwoord.

09.02.23 Overige personele uitgaven

Ten laste van dit artikelonderdeel zijn de personele uitgaven anders dan salarissen verantwoord. Deze hebben betrekking op burger- en militair personeel en zijn in sterke mate afhankelijk van zowel de personeelssterkte als de activiteitenplanning. De uitgaven hebben betrekking op voeding, reizen, inhuur tijdelijk personeel, onderwijs en opleidingen.

09.02.24 Materiële uitgaven

Onder dit artikelonderdeel zijn de materiële uitgaven verantwoord anders dan personele uitgaven. Het betreft hier uitgaven voor huisvesting, bureauzaken, automatisering, onderhoud en herstel aan voertuigen en gebouwen, inhuur van O-, I- en A-deskundigheid en overige zaken van operationele aard.

Activiteiten en prestatie-indicatoren

DMC

De Dienst Materieel Codificatiecentrum (DMC) voert codificatie-werkzaamheden uit in het kader van de functie van Nationaal Codificatie Bureau en stelt codificatie-informatie beschikbaar aan rechthebbenden. Tevens beheert het DMC het Defensie Materieel Codificatie Informatiesysteem (DEMCIS).

Omschrijving

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

DMC

– performance DEMCIS (beschikbaarheid van 07.00 uur – 19.30 uur) – responsietijden DEMCIS (90% van de transacties binnen 3 sec) – aantal codificatie-aanvragen – aantal artikelen in onderhoud

97%

90%

2 000

40 500

99,25%

94,63%

2 251

43 235

2,25%

4,63%

251

2 735

PSA

De Dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA) verzorgt de salarisbetalingen aan het burgerpersoneel van Defensie en voorziet in personeels- en financiële informatie.

Omschrijving

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

DMP

De DMP was belast met het uitvoeren van wetten en regelingen voor nabestaanden- en ouderdomspensioenen van militairen en met het uitvoeren van waarde-overdrachten en -overnames. Als gevolg van het van kracht worden van de Kaderwet Militaire Pensioenen is de DMP op 1 juni 2001 overgedragen aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). De medewerkers van DMP zijn in dienst overgegaan naar het ABP en de pensioenen van ongeveer 250 000 (oud-)militairen zijn daar ondergebracht. De overdracht van de militaire pensioenen aan het ABP zal op langere termijn leiden tot volledige kapitaaldekking van de militaire pensioenen.

DARIC

De Defensie Archieven, Registratie- en Informatiecentrum (DARIC) verzorgt de centrale documentaire informatievoorziening en voert de algemene secretarie alsmede de postregistratie van het ministerie.

 

Omschrijving

Begroting

Realisatie

Verschil

 

2001

2001

 

DARIC

     

– aantal strekkende meters in beheer

38 600

35 723

  • 2 877

– aantal strekkende meters vernietigd

1 300

1 164

  • 136

– aantal strekkende meters ontvangen

600

1 350

750

– aantal informatieverstrekkingen

60 000

-

n.v.t.

– aantal handelingen

-

701 857

n.v.t.

BIMS

Het Bureau Internationale Militaire Sport (BIMS) zorgt voor de organisatie van internationale militaire sporttoernooien en voor de uitzending van militaire équipes. Tevens coördineert het de militaire sport op nationaal niveau. Daarnaast wordt gezorgd voor stimulering van (top)sport-beoefening en (individuele) begeleiding van topsporters binnen de Defensie-organisatie.

Omschrijving

 

Begroting

Realisatie

Verschil

2001*

2001

 

7

5

  • 2

40

46

6

15

15

0

BIMS

deelname internationale sporttoernooien in Nederland deelname aan internationale sporttoernooien in het buitenland deelname aan wereldkampioenschappen de aantallen zijn overgenomen uit de ontwerpbegroting 2002 in verband met de abusievelijk opgenomen cijfers in de ontwerpbegroting 2001.

DGV

De Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) zijn voortdurend beschikbaar om, mede in het kader van het streven van het ministerie van Defensie naar hoogwaardige personeelszorg, vanuit de verschillende godsdienstige en levensbeschouwelijke achtergronden, begeleiding en zorg te leveren bij ethische vragen en (geestelijke) nood.

MDD

De Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD) staat voor hulp en dienstverlening aan burger- en militair personeel, het thuisfront en veteranen. Dit bedrijfsmaatschappelijk werk is gericht op het welbevinden van deze groepen binnen de context van de Defensie-organisatie. De MDD draagt daardoor bij aan de motivatie en inzetbaarheid van het personeel.

KTOMM

Met ingang van 1 januari 2001 is het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek (KTOMM) door de Koninklijke Landmacht overgedragen aan het Dico. Het KTOMM Bronbeek dient als verzorgingstehuis voor oud-militairen van alle krijgsmachtdelen, beneden de categorie officieren. Het houdt een koloniaal museum in stand, dat in 1996 door de Traditiecommissie Krijgsmacht officieel als krijgsmachtdeelmuseum is aangemerkt. Daarnaast ondersteunt KTOMM Bronbeek het veteranenbeleid van de minister op een actieve wijze en dient het als plaats voor het houden van herdenkingen en reünies.

Artikelonderdeel 09.02.25 Wachtgelden en inactiviteitswedden

De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burgerpersoneel van het Dico.

Toelichting

De meeruitgaven van de wachtgelden is met name het gevolg van een te lage raming ten tijde van de ontwerpbegroting 2001. Ten tijde van de

tweede suppletore begroting 2001 zijn op grond van de realisatiestand en het vermoedelijke beloop budgetten aan dit artikelonderdeel toegevoegd.

Artikel 09.03 Investeringen groot materieel en infrastructuur

Ten laste van dit artikel zijn de verplichtingen en uitgaven verantwoord voor investeringen in groot materieel en infrastructuur die niet onder het begrotingsartikel 09.02 Personeel en materieel worden geraamd en verantwoord. Het beleid is gericht op het vervangen van verouderd materieel door modern, voor de bedrijfsvoering geschikt materieel.

 

Artikelonderdeel (bedragen

x 1000,-)

 

Verplichtingen

     

Uitgaven

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

09.03.01 Groot materieel

09.03.02 Infrastructuur

4 084 11 742

7 959

8  120

3 875 -3 622

95% -31%

5 869 11 757

7 426 9 060

1 557 - 2 697

27% - 23%

Totaal

15 826

16 079

253

2%

17 626

16 486

  • 1 140
  • 6%

Toelichting per artikelonderdeel

09.03.01 Groot materieel

De overrealisatie op dit artikelonderdeel heeft, voor zowel de uitgaven als de verplichtingen, met name betrekking op eerdere vervanging van voertuigen en op de invoering van het internet/intranet en ICT.

09.03.02 Infrastructuur

De onderrealisatie op artikelonderdeel Infrastructuur is, voor zowel de uitgaven als de verplichtingen, met name het gevolg van vertragingen in de bouw van infrastructuur en/of onvoorziene vertraging in de aanvraagprocedure van het project Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Dienst op de Korporaal van Oudheusden Kazerne (OCMGD, KvOK). Deze infrastructuurprojecten zijn doorgeschoven naar volgende jaren.

ONTVANGSTEN

  • 01. 
    Beleidsterrein Algemeen

01.20 Verrekenbare ontvangsten

De op dit artikel verantwoorde bedragen hebben betrekking op ontvangsten die gerelateerd zijn aan de personele en materiële uitgaven op artikel 01.20, de overige departementale uitgaven op artikel 01.29 en de ontvangsten die voortvloeien uit internationale verplichtingen in verband met Navo-infrastructuur op artikel 01.23 van de uitgavenbegroting.

 

Artikelonderdeel (bedragen x € 1 000,-)

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

01.20 Verrekenbare ontvangsten

01.20.01 Personele ontvangsten

01.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten

01.20.03 Ontvangsten uit internationale verplichtingen in verband met Navo-infrastructuur

470 4 696

14 430

660 1 015

4 951

190 -3 681

-9 479

40%

  • 78%
  • 66%

Totaal

19 596

6 626

  • 12 970
  • 66%

Toelichting op de verschillen

De onderrealisatie betreft het achterblijven van ontvangsten als gevolg van vertraging in het autorisatieproces bij de Navo en vertraging in de uitvoering van de Navo-projecten.

01.21 Niet-verrekenbare ontvangsten

Ten gunste van dit artikel zijn de ontvangsten verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau.

 

Artikelonderdeel (bedragen x € 1 000,-)

Omschrijving

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

01.21 Niet-verrekenbare ontvangsten

318

3 355

3 037

955%

Toelichting op de verschillen

De hogere niet-verrekenbare ontvangsten van 3,037 miljoen betreffen voornamelijk de eindafrekening 2000 van het Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging 0,336 miljoen, de afrekening advertentiekosten uit 2000 0,194 miljoen en minder ontvangsten betreffende royalties 1,195 miljoen.

  • 02. 
    Beleidsterrein Pensioenen en uitkeringen

02.01 Verrekenbare ontvangsten

De op dit artikel verantwoorde bedragen hebben betrekking op ontvangsten die gerelateerd zijn aan de uitgavenbegroting van Pensioenen en uitkeringen.

Artikelonderdeel (bedragen x 1 000,-)

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

02.01 Verrekenbare ontvangsten

681

1 509

828

122%

Toelichting op de verschillen

De hogere realisatie van de ontvangsten op dit artikel met 0,828 miljoen ten opzichte van de ontwerpbegroting is het gevolg van hogere ontvangsten AAW.

02.02 Niet-verrekenbare ontvangsten

Ten gunste van dit artikel zijn de ontvangsten verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau.

Artikelonderdeel (bedragen x 1 000,-)

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

02.02 Niet-verrekenbare ontvangsten

1 180

560

620

53%

Toelichting op de verschillen

De onderrealisatie van de ontvangsten wordt voornamelijk veroorzaakt doordat minder restitutie plaats vindt van uitkeringen op basis van het anti-cumulatiebeding.

  • 03. 
    Beleidsterrein Koninklijke Marine

03.20 Verrekenbare ontvangsten

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Op dit artikel worden de ontvangsten geboekt die met name gerelateerd zijn aan personele en materiële uitgaven van het uitgavenartikel 03.20 Personeel en materieel.

Realisatie

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1 000,-)

     

Ontvangsten

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.20.01 Personele ontvangsten

03.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten

11 794 34 368

15 788 31 659

3 994 - 2 709

34% -8%

Totale verrekenbare ontvangsten

46 162

47 447

1 285

3%

Toelichting op de mutaties

03.20.01 Personele ontvangsten

De per saldo hogere realisatie wordt met name veroorzaakt door een wijziging in de boekingssystematiek met betrekking tot de verrekening van voorschotten onderwijskosten voor militair personeel geplaatst in het buitenland.

03.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten

De lagere ontvangsten zijn het gevolg van tegenvallende BTW-ontvang-sten op de afstoting van voorraadartikelen door het Marinebedrijf. Deze lagere ontvangsten zijn deels gecompenseerd door het alsnog ontvangen van betalingen op case closures Foreign Military Sales, een aantal langdurig open staande vorderingen op de Verenigde Staten en de incidentele terugbetaling van een lening door de Dienst Gebouwen Werken en Terreinen.

03.21 Niet verrekenbare ontvangsten

De grondslag van het artikel en het te voeren beleid

Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten verantwoord in het kader van de restitutie van te veel genoten uitkeringen op grond van het anti-cumulatiebeding en ontvangsten die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau.

Realisatie

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1 000,-)

     

Ontvangsten

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

03.21 Niet-verrekenbare ontvangsten

953

2 660

1 707

179%

Toelichting op de mutaties

03.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten

De hogere realisatie van dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door een hogere renteboeking op de in de Verenigde Staten aan te houden trust-account voor het NATO Seasparrow project dan was voorzien.

  • 04. 
    Beleidsterrein Koninklijke Landmacht

04.20 Verrekenbare ontvangsten

Ten gunste van dit artikel zijn de ontvangsten verantwoord die met name betrekking hebben op verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen, inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding, huisvesting en verhuur van woningen. Daarnaast betreft het artikel de ontvangsten van terugvordering van BTW, de verkoop van topografische kaarten en drukwerk en de ontvangsten uit dienstverlening.

Deze ontvangsten zijn te relateren aan de geraamde personele en materiële uitgaven van het artikel 04.20 Personeel en materieel.

 

Artikelonderdelen (bedragen x 1000)

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

04.20 Verrekenbare ontvangsten

04.20.01 Personele ontvangsten

04.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten

35 835 16 740

46 766 30 302

10 931 13 562

31% 81%

Totaal verrekenbare ontvangsten

52 575

77 068

24 493

47%

Toelichting op de verschillen

04.20.01 Personele ontvangsten

De ontvangsten op dit artikelonderdeel zijn in belangrijke mate afhankelijk van de personeelssterkte en van de activiteiten. Het betreft onder meer ontvangsten voor het verstrekken van kleding en voeding, huren en geneeskundige verzorging.

De bijstelling van de ontvangsten is voornamelijk het gevolg geweest van een afkoop door de Verenigde Staten aan Defensie met betrekking tot POMS personeel dat na sluiting van de Sites ten laste komt van de Koninklijke Landmacht. Daarnaast zijn de ontvangsten hoger uitgekomen door een nacalculatie met DGWT voor geleverde diensten en huisvesting, afrekening holdingaccount( FMS-cases) en verrekening met Univé voor in eigen beheer uitgevoerde geneeskundige verzorging.

04.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten

De bijstelling van de materiële ontvangsten is voornamelijk het gevolg de verrekening met DTO met betrekking tot de overdracht van materieel. In het verlengde van de overdracht van de uitvoering van de telematica diensten en beheer door DTO is ook het materieel (hardware) overgedragen en verrekend.

04.21 Niet-verrekenbare ontvangsten

Op dit artikel worden ontvangsten verantwoord die geen directe relatie hebben met de uitgaven. Het betreft hier onder meer boetes in verband met te late leveringen, rente van voorschotten en afrekeningen welke betrekking hebben op vorige dienstjaren. Deze ontvangsten worden op basis van het realisatieverloop van de afgelopen jaren geraamd. Per saldo is dit jaar meer ontvangen.

Artikelonderdelen (bedragen x 1000)

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

Niet verrekenbare ontvangsten

3 353

5 394

2 041

61%

  • 05. 
    Beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht 05.20 Verrekenbare ontvangsten

Grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die in het bijzonder betrekking hebben op personele ontvangsten, materiële ontvangsten en specifieke ontvangsten. De geraamde ontvangsten zijn te relateren aan de geraamde uitgaven van het artikel 05.20 Personeel en materieel.

 

Artikelonderdelen (bedragen x 1000)

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

05.20.01 Personele ontvangsten

05.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten

11 390 20 148

11 582 26 101

192 5 953

2 % 29 %

Totaal verrekenbare ontvangsten

31 538

37 683

6 145

19 %

Toelichting op de verschillen

De verhoging op dit artikel vloeit voort uit teruggestorte restfondsen van in de Amerikaanse administratie afgedane LOA’s (case closure) en verlaging van LOA waarden (excess funds). In 2001 is aangedrongen op snellere administratieve afwikkeling van procedures. Het daadwerkelijke moment van terugstorting blijft echter nauwelijks te beïnvloeden. De omvang van de ontvangsten blijft daardoor moeilijk te ramen.

05.21 Niet-verrekenbare ontvangsten

Grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Het betreffen krijgstuchtelijke geldboetes, boetes voor te late levering en nalatigheid, alsmede rente op voorschotten en rentedragende rekeningen. Het betreft onder andere rente op het account bij de US Bankin Denver, waarop de betalingen met betrekking tot het F-16 project worden gestort.

Ontvangsten x 1000

Begroting

Realisatie

Verschil

In %

05.21 Niet-verrekenbare ontvangsten

3 494

5 421

1 927

55 %

Toelichting op de verschillen

De verhoging van de ontvangsten op dit artikel wordt met name veroorzaakt door een toename van F-16 gebruikers (landen) in de participatie van bepaalde (ontwikkel)programma’s waardoor meer gelden naar de reeds deelnemende landen terugvloeien. Analoog aan de verrekenbare ontvangsten is het moment van daadwerkelijke ontvangst en de exacte omvang van de ontvangsten moeilijk in te schatten.

  • 06. 
    Beleidsterrein Koninklijke Marechaussee

06.20 Verrekenbare ontvangsten

De grondslag van het artikel

Op dit artikel worden de ontvangsten verantwoord die verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. De ontvangsten hebben in het bijzonder betrekking op:

– verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen;

– inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding en huisvesting en dergelijke en – verrekeningen met derden in verband met dienstverlening.

 

Artikelonderdelen (bedragen x 1000)

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

06.20.01 Personele ontvangsten

06.20.02 Materiële en specifieke ontvangsten

1  707

2  608

1  642

2 763

  • 65 155
  • 4 6

Totaal verrekenbare ontvangsten

4 315

4 405

90

2

06.21 Niet verrekenbare ontvangsten

De grondslag van het artikel

Ten gunste van dit artikel zijn de ontvangsten verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau.

Ontvangsten x 1000

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

06.21 Niet verrekenbare ontvangsten

272

957

685

252

Mutatie als gevolg van hogere ontvangsten op dit artikel door de creditnota van DTO betreffende licenties LAN2000 over het voorgaande jaar.

  • 08. 
    Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten

08.02 Ontvangsten naar aanleiding van vredesoperaties

Op dit artikel worden met name de vergoedingen van de Verenigde Naties (VN) voor de Nederlandse deelname aan VN-vredesoperaties verantwoord. De hoogte van de vergoedingen is afhankelijk van de mate waarin Nederland aan deze VN-operaties deelneemt. Daarnaast speelt de financiële positie van de Verenigde Naties een belangrijke rol in het tijdstip van uitkeren van de bedragen.

Naast de VN-vergoedingen worden de kosten van door Defensie uitgevoerde humanitaire vluchten ten behoeve van Ontwikkelingssamenwerking via dit artikel verrekend.

Ontvangsten (bedragen x 1000,-)                                                                         Begroting            Realisatie               Verschil                       In %

2001                      2001

08.02 Ontvangsten naar aanleiding van vredesoperaties                                             1407                  54 953                  53 546                  3 805%

Toelichting op de verschillen

De afwijking ten opzichte van de ontwerpbegroting 2001 is ontstaan door van de VN ontvangen vergoedingen voor de Nederlandse deelname aan vredesoperaties. In 2001 beschikte de VN, vanwege vereffening van door de Verenigde Staten verschuldigde VN-contributies, over voldoende financiële middelen om een groot deel van de openstaande Nederlandse claims te betalen. Dit betrof met name claims voor UNPROFOR ( 40,1 miljoen) en UNMEE ( 10,8 miljoen). Ter compensatie voor het verlenen van humanitaire bijstand is van Ontwikkelingssamenwerking in 2001 0,1 miljoen ontvangen.

08.03 Overige ontvangsten Internationale Samenwerking

Op dit artikel worden verantwoord de overeengekomen bijdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba voor de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba en voorts de inhoudingen op salarissen/weddes van attachés.

 

Ontvangsten (bedragen x € 1 000,-)

 

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

08.03 Overige ontvangsten Internationale Samenwerking

5 309

6 905

1 596

30 %

Toelichting op de verschillen

In 2001 is de door de Nederlandse Antillen en Aruba verschuldigde bijdrage in de uitgaven voor de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (in totaal 6,8 miljoen) door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties overgenomen. Bijgevolg is dit bedrag als ontvangst in de Defensiebegroting verantwoord. Daarnaast is door inhouding c.q. verrekening van personele vergoedingen van attachés (afgerond 0,1 miljoen), als ontvangst op dit artikel opgenomen.

  • 09. 
    Beleidsterrein Defensie Interservice Commando

09.02 Verrekenbare ontvangsten

Ten gunste van dit artikel zijn de ontvangsten verantwoord die in het bijzonder betrekking hebben op geneeskundige verzorging, verhuur van wagons aan de Railion en verhuur van faciliteiten door het Instituut Defensie Leergangen.

 

Artikelonderdeel (bedragen x 1000,-)

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

09.02.01 Personele ontvangsten

09.02.02 Materiële en specifieke ontvangsten

18 909 2 250

22 208 4 533

3 299 2 283

17% 101%

Totaal verrekenbare ontvangsten

21 159

26 741

5 582

26%

Toelichting op de verschillen

09.02.02 Materiële en specifieke ontvangsten

De hogere meerontvangsten worden voornamelijk veroorzaakt door de overdracht van het KTOMM te Bronbeek aan het Defensie Interservice Commando. Daarnaast zijn door de DARIC meer activiteiten verricht die in rekening zijn gebracht bij derden.

09.03 Niet-verrekenbare ontvangsten

Ten gunste van dit artikel zijn de ontvangsten verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau.

Ontvangsten (bedragen x 1000,-)

Begroting 2001

Realisatie 2001

Verschil

In %

09.03 Niet-verrekenbare ontvangsten

134

134

Toelichting op de verschillen

Deze ontvangsten hebben betrekking op uitgaven die in voorgaande jaren zijn gedaan voor het VIVO.

0

BATEN-LASTENDIENSTEN

Defensie Telematica Organisatie

De Defensie Telematica Organisatie (DTO) is het facilitaire informatie- en communicatie technologie (ICT)-bedrijf van het ministerie van Defensie. De DTO is per 1 september 1997 opgericht en heeft per 1 januari 1998 de status van baten-lastendienst.

De producten en diensten die DTO aanbiedt waren in 2001 in een vijftal productgroepen ondergebracht. Het betreft:

Advies/ontwikkeling

De productgroep advies/ontwikkeling betreft enerzijds de levering van advies met betrekking tot specificatie, ontwikkeling, verwerving, invoering, beheer, exploitatie, mogelijkheden en toepassing van ICT-middelen, -systemen en -infrastructuren. Anderzijds bevat deze productgroep de feitelijke ontwikkeling, integratie en modificatie van ICT-infrastructuren, -systemen, -applicaties en gegevensbanken op nagenoeg alle soorten platforms.

Beheer/exploitatie

De productgroep beheer/exploitatie bevat het uitvoeren van het technisch, functioneel en applicatiebeheer van de eigen ICT-infrastructuur en systemen. Tevens wordt, op basis van te maken afspraken, het technisch beheer en exploitatie van ICT-infrastructuren en -systemen van afnemers uitgevoerd.

Elektronisch transportnetwerk

De productgroep elektronisch transportnetwerk bevat de communicatiefaciliteiten voor spraak, data en video, evenals de toegang tot externe netwerken.

Generieke diensten

De productgroep generieke diensten bevat de diensten en applicaties voor algemeen gebruik die op of via de telematica-infrastructuur geleverd kunnen worden, zoals kantoorautomatisering, «electronic mail» en informatiegidsen.

Overige producten en diensten

Naast voornoemde producten en diensten levert DTO producten en diensten in de sfeer van opleiding, installatie en verhuur/verkoop van telematicamiddelen. Deze producten en diensten worden niet zelfstandig doch uitsluitend in relatie met de in de overige productgroepen opgenomen producten en diensten geleverd.

De hoofdvestiging van DTO bevindt zich in Den Haag. Daarnaast zijn er DTO-vestigingen in Soesterberg, Den Helder, Maasland, Gouda, Oegst-geest en Rijswijk (ZH). Verder bevindt zich in Woensdrecht een uitwijk-centrum. De serviceline werkplekdiensten is verdeeld in een achttal regio’s in Nederland en Duitsland welke zo dicht mogelijk bij de klanten van DTO zijn geloceerd.

Het ministerie van Defensie is de markt van DTO. Binnen grenzen vast te stellen door de Commandant Dico kan DTO, onder bepaalde voorwaarden, ook producten en diensten leveren aan afnemers binnen de Rijksoverheid («tweeden») en de Navo.

De missie van DTO luidt:

«Wij realiseren op betrouwbare, slagvaardige en concurrerende wijze integrale oplossingen, waarbij ICT creatief kan worden ingezet, voor Defensie en andere klanten bij de overheid, die voor hun opereren groot belang hechten aan veiligheid, flexibiliteit en communicatie.»

I. GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING Grondslagen voor de waardering

Algemeen

De activa en passiva zijn, voorzover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde inclusief BTW. Een nadere toelichting op de algemene waarderingsgrondslagen wordt hieronder gegeven.

Immateriële vaste activa

Immateriële vaste activa bestaan uit gekochte software en licenties voor het gebruik van software. Deze activa worden geactiveerd voor zover de aanschafwaarde groter is dan 11 500,- (was 11 345) inclusief BTW. Waardering vindt plaats tegen aanschafwaarde of lagere opbrengstwaarde.

Materiële vaste activa

Deze activa zijn gewaardeerd tegen de aanschafwaarde, verminderd met de lineaire afschrijvingen. Er geldt een activeringsgrens voor vaste activa van 5 000,- (was 4 538) inclusief BTW.

Voorraden

De voorraden zijn gewaardeerd tegen de kostprijs of de eventueel lagere verwachte netto opbrengstwaarde.

Onderhanden werk

Het onderhanden werk wordt gewaardeerd tegen kostprijs in voorkomend geval verminderd met een afwaardering voor reeds per balansdatum bekende verliezen. Bij onderhanden projecten is sprake van winstneming bij oplevering respectievelijk voltooiing van het werk.

Vorderingen

De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. De voorziening voor het risico van oninbaarheid is gesaldeerd.

Overige activa en passiva

De overige activa en passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Voorzieningen

De voorzieningen zijn gevormd voor specifieke verplichtingen en risico’s die uitgaan boven het algemene risico dat aan het ondernemen als baten-lastendienst verbonden is.

Grondslagen voor de bepaling van het resultaat

Algemeen

De resultaten zijn berekend op basis van historische kostprijzen, waarbij de baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben (matching-principle). Transacties in vreemde valuta zijn omgerekend in euro’s op basis van administratiekoersen. Deze koersen worden gehanteerd bij betalingen via het ministerie van Financiën en worden periodiek door dit ministerie vastgesteld.

Buitengewone baten en lasten

De buitengewone baten en lasten zijn baten en lasten die niet voortvloeien uit de normale bedrijfsuitoefening.

Afschrijvingsmethode en -termijnen

Alle afschrijvingen vinden lineair plaats en worden berekend op basis van de aanschafwaarde, dan wel lagere opbrengstwaarde.

De afschrijvingstermijnen zijn:

 

immateriële vaste activa

– software/licenties

5 jaar

materiële vaste activa

– terreinen

10 jaar

 

– gebouwen en glasvezel

30 jaar

 

– machines en installaties

8 jaar

 

– kantoorinventaris

5 jaar

 

– transportmiddelen

4 jaar

 

– PC’s en printers

3 jaar

 

– overige computerapparatuur

3–10 jaar

Onder de categorie terreinen vallen naast grond ook werken. Op grond wordt niet afgeschreven terwijl op werken wel wordt afgeschreven. Om deze reden is bij terreinen – in tegenstelling tot wat daarover is vastgelegd in de handleiding agentschappen – een afschrijvingstermijn vermeld.

Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie (DTO)

Baten-lasten overzicht 2001: confrontatie oorspronkelijke begroting met de realisatie

Omschrijving Bedragen x 1000

 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

Oorspronkelijke

Realisatie

Verschil realisatie en

vastgestelde begro-

 

oorspronkelijk vast-

ting

 

gestelde begroting

217 406

259 456

42 050

3 857

5 512

1 655

0

0

0

00

 

0

0

0

0

5 549

5 549

0

0

0

Baten

opbrengst moederdepartement opbrengst overige departementen opbrengst derden rentebaten buitengewone baten vrijval voorzieningen exploitatiebijdrage

Totaal baten

221 263

270 517

49 254

Lasten

Apparaatskosten

  • personele kosten
  • materiële kosten Rentelasten Afschrijvingskosten
  • materieel
  • immaterieel dotaties voorzieningen buitengewone lasten
 

128 737

144 755

16 018

68 203

92 129

23 926

5 899

5 272

  • 627 0

13 160

14 306

1 146

1 724

3 872

2 148

545

745

200

0

0

0

Totaal lasten

218 268

261 079

42 811

Saldo van baten en lasten

2 995

9 438

6 443

TOELICHTING OP DE REKENING VAN BATEN EN LASTEN

KENGETALLEN

In de begroting DTO 2001 zijn, aanvullend op de begroting van baten en lasten, onderstaand enkele kengetallen opgenomen.

Kengetallen Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie

Ontwerp-           Realisatie 2001

begroting 2001

Omzet per werknemer (x 1000 euro) Resultaatmarge

95

4,3%

129

3,7%

Omzet per werknemer:Onder omzet per werknemer wordt verstaan de gefactureerde omzet per medewerker (inclusief ingehuurd personeel). De omzet per medewerker is sterk gestegen doordat de omvang van het personeelsbestand lager is dan geraamd, door het omzet-effect van het UTD contract en door de sterk toegenomen handelsgoederenomzet.

Resultaatmarge: De resultaatmarge is het saldo van baten en lasten, exclusief dotaties en vrijval voorzieningen en rentebaten en -lasten, ten opzichte van de omzet. De resultaatmarge is gedaald door een relatief grotere handelsgoederenomzet met een kleine marge.

BATEN

Omzet (opbrengsten Moederdepartement en Overige departementen)

De totale omzet van ongeveer 265 miljoen is ongeveer 44 miljoen hoger uitgekomen dan begroot ( 221 miljoen). Deze opbrengst wordt gevormd door een opbrengst Moederdepartement van ongeveer 260 miljoen en een opbrengst Overige departementen van ongeveer 5 miljoen.

De stijging van de omzet is deels het gevolg van een forse toename van de omzet handelsgoederen. De overname van de Krijgsmacht Telematica Organisatie van de Koninklijke Landmacht op 1 januari 2001 heeft eveneens geleid tot toename van de omzet (was reeds begroot). Daar staat evenwel een daling tegenover van de omzet in de productgroep advies en ontwikkeling.

In 2001 zijn de tarieven gemiddeld genomen gestegen als gevolg van de doorwerking van de generieke prijs- en loonstijgingen van ongeveer 3%.

Vrijval voorzieningen

In 2001 is sprake van het vrijvallen van voorzieningen tot een bedrag van 5,5 miljoen. Dat wordt nader toegelicht bij de balanspost voorzieningen.

LASTEN

Personeel

De realisatie van de personele lasten in 2001 bedraagt 145 miljoen, hetgeen 16 miljoen hoger is dan begroot. De realisatie van het vaste personeel is lager omdat in de begroting is uitgegaan van de overname van een volledig bezette Krijgsmacht Telematica Organisatie op 1 januari 2001. Het aantal vacatures bleek echter aanzienlijk groter dan verwacht.

De extra wervingsinspanningen hebben niet geleid tot het beoogde resultaat. Mede daardoor is sprake van hogere inhuurlasten dan begroot. Evenals in 2000 moest worden ingehuurd op zowel op projecten als vaste formatieplaatsen, teneinde aan de vraag naar DTO-producten en diensten te kunnen blijven voldoen. De gemiddelde bezetting in 2001 ten opzichte van de begroting is als volgt:

 

Personeel Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie (in volledige tijdsequivalenten (VTE’n))

 

Ontwerpbegroting 2001

Realisatie gemiddeld 2001

– Militairen – Burgers

165 1 921

 

180 1 519

Totaal DTO-medewerkers

2 086

 

1 699

– Inhuur

242

 

355

Totaal aantal VTE’n

Gemiddelde kosten pervte(x€ 1000)

  • DTO-medewerkers
  • Inhuur

2 328

 

2 054

50 168

Materieel

Deze post omvat alle (exploitatie)lasten van DTO.

Materiële kosten (bedragen x 1000)

Realisatie 2001

Directe kosten Huisvestingskosten Kantoorkosten Verkoopkosten Algemene kosten Kosten hard- en software

48 273

6 661

2 891

551

1 551

32 202

Totale materiële kosten

92 129

De gerealiseerde materiële kosten bedragen 92 miljoen, ongeveer 24 miljoen hoger dan begroot. De toename is voor ongeveer 18 miljoen het gevolg van de toename van de omzet handelsgoederen (inkoop verantwoord onder de directe kosten). Ongeveer 2 miljoen betreft de stijging van de huisvestingskosten, ondermeer als gevolg van het onderbrengen van de in 2001 nieuw gevormde serviceline ontwikkeldiensten in Rijswijk en de noodhuisvesting van delen van de serviceline beheerdiensten in Den Helder en Soesterberg.

Afschrijvingen

De afschrijvingskosten zijn bijgesteld na herijking van de waarde van de actieve infrastructuur die is overgenomen van de Krijgsmacht Telematica Organisatie. Daarnaast is vervroegd afgeschreven op licenties. Onderstaand een overzicht van de afschrijvingen per afschrijvingscategorie.

 

Afschrijvingen (bedragen x 1000)

Realisatie 2001

Licenties

Gebouwen en terreinen

Machines en installaties

Computer-. netwerkapparatuur en -infrastructuur

Overige bedrijfsmiddelen

3 872

1 050

714

11 891

651

Totale afschrijvingskosten

18 178

Dotaties aan voorzieningen

De dotatie voorzieningen wordt verder toegelicht in hoofdstuk IV «Toelichting op de balans».

 

Opbouw van het kasstroomoverzicht van de baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie (DTO)

 

Omschrijving Bedragen x 1000

(1)

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)–(1) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito)

22 300

12 857

9 443-

2a. 2b. 2c. 2d.

Saldo van baten en lasten (na winstverdeling) Gecorrigeerd voor afschrijvingen Gecorrigeerd voor mutaties voorzieningen Gecorrigeerd voor mutaties in het werkkapitaal

 

5 394 18 178 5 980-14 747

 

2.

Totaal operationele kasstroom

17 900

32 339

14 439

3a. 3b.

Totaal investeringen

Gecorrigeerd voor desinvesteringen

18 200-

19 756-353

 

3.

Totaal investeringskasstroom

18 200-

19 403-

1 203-

4a. 4b. 4c. 4d.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement Eenmalige storting door het moederdepartement Aflossingen op leningen Beroep op leenfaciliteit

2 600-

14 900-18 200

12 851-19 000

 

4.

Totaal financieringskasstroom

700

6 149

5 449

5.

Rekening courant RHB 31 december (incl. Deposito)

22 700

31 942

9 242

III. TOELICHTING OP HET KASSTROOMOVERZICHT

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten voor winstverdeling is ongeveer 6 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd (raming bedroeg ongeveer 3 miljoen) ondanks de aanvankelijk grote kostenstijgingen die werden geconstateerd in het begin van het verslagjaar. Dit heeft vanaf april geresulteerd in een besparingsoperatie, waardoor het jaar toch nog met positief resultaat kon worden afgesloten. Het resultaat is verder toegenomen door de vrijval van voorzieningen. Van het resultaat wordt ongeveer 5,4 miljoen toegevoegd aan het eigen vermogen.

Mutaties voorzieningen

Voor een nadere toelichting: zie de toelichting op de balans.

Mutaties uit werkkapitaal

In de begroting waren geen mutaties voorzien. Waar in 2000 nog sprake was van een afname van het werkkapitaal is in 2001 sprake van een forse afname. De in april 2001 ingezette kostenreductie-actie, alsmede het stroomlijnen van een groot aantal besturings- en financiële processen hebben geleid tot een forse afname van het onderhanden werk (ongeveer 8 miljoen) en de debiteurenstand (ongeveer 7 miljoen).

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

De investeringsuitgaven komen ongeveer uit op de hoogte zoals is begroot.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De post Aflossingen op leningen omvat de jaarlijkse aflossing van de vermogensconversielening ten bedrage van ongeveer 11 miljoen en de aflossing van de in 2000 opgenomen investeringslening ten bedrage van ongeveer 2 miljoen. Het Beroep op leenfaciliteit betreft de investeringslening 2001 bij het ministerie van Financiën.

 

Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie

   

Balans per 31 december (bedragen x € 1000)

     

Omschrijving

 

2001

2000

Activa

     

Immateriële activa

 

3 029

6 373

Materiële activa

     

– grond en gebouwen

 

16 681

16 509

– installaties en inventarissen

 

8 310

2 674

– overige materiële vaste activa

 

67 917

69 157

Voorraden

 

7 521

15 552

Debiteuren

 

30 779

37 233

Nog te ontvangen/overlopende activa

 

7 310

9 092

Liquide middelen

 

31 942

12 857

Totaal activa

 

173 489

169 447

Passiva

     

Eigen vermogen

     

– exploitatiereserve

 

3 077

3 259

– verplichte reserves

 

3 029

6 373

– onverdeeld resultaat

9 438

-3 526

– uit te keren aan moederdepartement – toevoeging eigen vermogen Subtotaal eigen vermogen

  • 4 044
   
 

5 394

-3 526

11 500

6 106

Leningen bij het ministerie van Financiën1

 

88 057

81 909

Voorzieningen

 

6 595

12 575

Crediteuren

 

23 493

20 234

Nog te betalen/overlopende passiva 1

 

43 844

48 623

Totaal passiva

 

173 489

169 447

bedragen 2000 zijn gecorrigeerd voor het kortlopende deel leningen ministerie van Financiën

IV. TOELICHTING OP DE BALANS

 

Immateriële Activa (bedragen x € 1000)

Aanschafwaarde t/m 31 december 2000 Investeringen 2001 Desinvesteringen 2001

14 472 528

Aanschafwaarde t/m 31 december 2001

Afschrijvingen t/m 31 december 2000 Afschrijvingen 2001

15 000

8 099 3 872

Afschrijvingen t/m 31 december 2001

11 971

Boekwaarde per 31 december 2001

3 029

Materiële Activa

(bedragen x 1000)

Gebouwen en terreinen

Machines en installaties

Computernetwerk & infra

Overige bedrijfsmiddelen

Totaal materiële vaste activa

Aanschafwaarde t/m 1 januari 2001 Investeringen 2001 Desinvesteringen 2001

24 571 1 223

10 607 3 335

115 222

12 817

269-

4 582

1 853

84-

154 982

19 228

353-

Aanschafwaarde t/m 31 december 2001

25 794

13 942

127 770

6 351

173 857

Afschrijvingen t/m 1 januari 2001 Afschrijvingen 2001

8 063 1 050

7 933 714

47 962 11 891

2 685 651

66 643 14 306

Afschrijvingen t/m 31 december 2001

9 113

8 647

59 853

3 336

80 949

Boekwaarde per 31 december 2001

16 681

5 295

67 917

3 015

92 908

Vaste activa

De afschrijvingen op de vaste activa worden berekend op basis van de aanschafwaarde dan wel lagere opbrengstwaarde. Voor de afschrijvingspercentages zie «Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling».

Voorraden

De balanspost Voorraden bestaat per 31 december 2001 uit magazijn-voorraden ten bedrage van ongeveer 1,0 miljoen en onderhanden werk van ongeveer 6,5 miljoen (2000: 15,5 miljoen).

Debiteuren

De afname van de debiteurenstand ten opzichte van 2000 is mede het gevolg van een defensiebrede verscherpte aandacht voor het facturerings-en betalingsproces.

Liquide middelen

Deze post betreft met name de rekening-courant bij het ministerie van Financiën. De liquiditeitspositie is aanzienlijk verbeterd ten opzichte van de situatie in dezelfde periode in 2000. Deels is dit het gevolg van het sneller betalen door afnemers. De crediteurenpositie is toegenomen ten opzichte van de stand in dezelfde periode in 2000.

Eigen vermogen

 

Overzicht vermogensontwikkeling 2000 – 2001 Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie

Bedragen x 1 000

1998

1999

2000

2001 begroot

2001 realisatie

  • 1. 
    Eigen vermogen per 1/1
  • 2. 
    saldo van baten en lasten 3a. uitkering aan moederdepartement 3b. bijdrage moederdepartement ter versterking EV 3c. directe mutaties in het EV 3d. overige mutaties

120 149           122 039               9 632               6 106                6 106

1890                  255            -3 526               2 995                9 438

0                      0                      0                      0-4 044

0000                        0

0000                        0

0000                        0

  • 4. 
    Eigen vermogen per 31/12

122 039

122 294

6 106

9 101

11 500

Leningen bij het ministerie van Financiën (lang lopend)

Per 31 december 1999 zijn de vaste activa van de baten-lastendiensten geconverteerd naar een zogenaamde vermogensconversielening bij het ministerie van Financiën. Voorts zijn de leningen opgenomen ter financiering van investeringen. Het aflossingsschema is gebaseerd op de afschrijvingen van de daarmee gefinancierde vaste activa.

 

Leningen bij ministerie van Financiën

(bedragen x 1000)

 

Balans 31-12-2001

Balans 31-12-2000

Leningen bij het ministerie van Financien – Vermogensconversielening – Investeringslening

 

66 423 21 634

70 564 11 345

Totaal leningen ministerie van Financiën. termijn)

(lange

88 057

81 909

Saldo baten en lasten

Vanuit het saldo baten en lasten zal een uitkering plaatsvinden aan het moederdepartement in verband met de 5% norm eigen vermogen. Het resterende saldo wordt toegevoegd aan het eigen vermogen.

Voorzieningen

 

(bedragen x 1000)

Balans

Onttrek-

Vrijval 2001

Dotaties

Balans

 

31-12-2000

kingen

2001

 

2001

31-12-2001

Voorziening:

           

Garantie aanspraken

4 039

   

1 889

 

2 150

Assurantie-fonds eigen risico

2 696

   

1 346

 

1 350

Reorganisatievoorziening

           

– Streamline

1 135

 

735

400

 

0

– Integratie telematica-organisatie

1 815

   

1 065

 

750

– Sociaal plan Berdis

340

   

340

 

0

– Om-/bijscholing ontwikkelaars

       

600

600

  • Ontwikkelstraten

2 042

 

154

288

 

1 600

Overige voorzieningen

           

– Euro

508

 

287

221

 

0

– Verlieslatende contracten

       

145

145

Totaal aan voorzieningen

12 575

 

1 176

5 549

745

6 595

Onttrekkingen

In 2001 is een deel van de voorzieningen die in 2000 zijn gevormd voor Streamline aangewend. Van de Euro-voorziening is een deel aangewend voor uitgaven die betrekking hebben op de euro-conversie van de eigen DTO-systemen. De voorziening voor de reorganisatiekosten van de ontwikkelstraten wordt in fasen benut.

Vrijval

Van dié voorzieningen waarvan projectkosten niet éénduidig aan die voorziening konden worden toegerekend, dan wel waarvan wordt aangenomen dat het risico niet meer van dusdanige omvang is, is het betreffende deel van de voorziening vrijgevallen. De voorziening «Assurantie eigen risico» wordt opgenomen ter dekking van risico’s die DTO loopt in situaties waarbij DTO geen verzekering heeft afgesloten. Op basis van regelgeving met betrekking tot de jaarverslaggeving , waarin de vorming van een dergelijke voorziening niet meer geoorloofd wordt geacht, is besloten deze voorziening in twee jaar af te bouwen.

Dotaties

Nieuwe voorzieningen zijn met name getroffen voor de verdere integratie van serviceline application services.

Crediteuren

De stand crediteuren is toegenomen vergeleken met 2000 door de hoge handelsgoederenomzet, met name in de laatste maanden van 2001.

Overlopende passiva

De overlopende passiva bestaat uit obligo’s, termijnfacturering in de logistieke goederenstroom, vooruitgefactureerde omzet op onderhanden werken, aflossing op vreemd vermogen en uitkering moederdepartement.

Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T)

De Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen is een baten-lastendienst van het ministerie van Defensie.

De baten-lastendienst DGW&T behartigt alle vastgoed belangen en – verplichtingen ten behoeve van de krijgsmachtdelen, Dico en de Centrale organisatie en levert daarvoor een compleet en samenhangend producten- en dienstenpakket dat bestaat uit:

A.  Vastgoedbeheer

  • Algemeen en technisch beheer
  • Groot onderhoud
  • Klein onderhoud
  • Kleine aanpassingen (commandantenvoorzieningen)
  • Storingsdienst
  • Milieu-advies

B.  Ingenieursdiensten

  • Onderzoek & Advies
  • Nieuwbouw – voorbereiding en begeleiding van de uitvoering
  • Bodemsanering – begeleiding vooronderzoeken voor het bodemsaneringsprogramma

– voorbereiding en begeleiding van de uitvoering

  • Geluidsisolatie – begeleiding van de uitbesteding

C.  Beleidsvoorbereiding Specialistisch Onderzoek&Advies

  • Beleidsvoorbereiding
  • Specialistisch onderzoek & advies
  • Belangenbehartiging
  • Advies aan departements- en politieke leiding

D.  Out of Area optreden

  • Ondersteuning
  • Toezicht houden

De baten-lastendienst DGW&T bestaat uit regionale directies in Nederland en één directie in Duitsland. Hierboven staat de Centrale Directie DGW&T.

De door de baten-lastendienst DGW&T opgestelde bedrijfsmissie luidt:

«Wij willen als vastgoedbeheerder voor Defensie de deskundige adviseur en intermediair zijn die de ruimtelijke belangen van de klanten zeker stelt en hun onroerend goed effectief en op maatschappelijk verantwoorde wijze inricht en beheert. Wij willen de klanten altijd en overal bijstaan in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed. Wij doen dit op een wijze die voor de Defensie-organisatie als geheel zo efficiënt mogelijk is en aan de klanten een zo hoog mogelijke kwaliteit biedt».

I. GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING

Grondslagen voor de waardering

De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde inclusief BTW. Hier worden de algemene waarderingsgrondslagen nader toegelicht.

Immateriële vaste activa

Immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs.

Materiële vaste activa

Materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs verminderd met afschrijvingen. Afschrijvingen worden berekend volgens de lineaire methode op basis van verwachte levensduur, waarbij rekening gehouden wordt met eventuele restwaarde. De activeringsgrens bedraagt 454 inclusief BTW.

Voorraden

Het karakter van de dienstverlening van de DGW&T is zodanig dat geen voorraden worden aangehouden, anders dan onderhanden werk. Het onderhanden werk wordt gewaardeerd op basis van directe uren maal kostprijs, vermeerderd met uitbestedingskosten. De kostprijzen per uur zijn gebaseerd op directe salariskosten, uitgaande van een normale bezetting op jaarbasis.

Debiteuren

De waardering van de post «debiteuren» vindt plaats tegen nominale waarde, rekening houdend met het vermoedelijke oninbare gedeelte hiervan.

Overige activa en passiva

De waardering van de overige activa en passiva vindt plaats tegen nominale waarde.

Voorzieningen

De voorzieningen zijn gevormd voor specifieke verplichtingen en risico’s die uitgaan boven het algemene risico dat aan het ondernemerschap als baten-lastendienst is verbonden of ter egalisatie van kosten.

Grondslagen voor de bepaling van het resultaat

Algemeen

De DGW&T hanteert voor haar resultaatsbepaling de methode van variabele kostencalculatie.

Opbrengsten

De diensten van Vastgoedbeheerworden gefactureerd op basis van aan het begin van het jaar overeengekomen vaste maandtermijnen.

De grondslag voor de diensten van Algemeenen Technisch Beheerwordt gevormd door de waarde van het vastgoed van de krijgsmachtdelen, Dico en de Centrale organisatie. Het honorarium dat de DGW&T voor de genoemde diensten ontvangt, is een hiervan overeengekomen promillage.

De grondslag van de diensten Klein Onderhoud, Groot Onderhoud en Commandantenvoorzieningenwordt gevormd door het financieel volume van de in het verslagjaar aan de krijgsmachtdelen, Dico en de Centrale organisatie aangeboden gecertificeerde programmafacturen. Het honorarium voor DGW&T is hiervan een bepaald overeengekomen percentage.

De Storingsdienstwordt verrekend op basis van het aantal uren vermenigvuldigd met een vast tarief.

De dienst Milieuadvieswordt gefactureerd op basis van een overeengekomen percentage van geraamde projectkosten.

De omzet uit Ingenieursdienstenwordt gerealiseerd na verkregen goedkeuring voor geleverde diensten van de betreffende krijgsmachtdelen. Zolang een fase niet is afgerond, vormt deze een onderdeel van de post onderhanden werk. Met de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Landmacht is een nieuwbouw-programma overeengekomen dat in 12 maandelijkse termijnen wordt gefactureerd met een eindafrekening na verloop van het jaar. De hieruit voortvloeiende omzet wordt genomen bij gunning en bij oplevering van het werk (Koninklijke Luchtmacht), dan wel bij afronden van een fase (Koninklijke Landmacht).

De diensten samenhangend met Beleidsvoorbereiding, Specialistisch Onderzoek en Adviesworden uitgevoerd op basis van een regiecontract, doorgaans met een maximale richtprijs.

In het kader van de dienst Out of Area optredenlevert de DGW&T ondersteuning en toezicht bij het optreden van de krijgsmacht in met name voormalig Joegoslavië. De bestede uren worden gefactureerd tegen het overeengekomen tarief.

Directe kosten

De directe kosten bestaan uitsluitend uit met de gefactureerde omzet samenhangende productieve uren, vermenigvuldigd met het kostprijstarief en vermeerderd met de kosten van uitbestede werkzaamheden; deze vormen tezamen de variabele kosten. Het kostprijstarief is gebaseerd op de directe salariskosten en een normale uurbezetting op jaarbasis.

Indirecte kosten

Alle overige kosten worden gerekend tot de indirecte kosten.

Afschrijvingsmethode en -termijnen

De DGW&T past in haar administratie de lineaire afschrijvingsmethode tot een bepaalde restwaarde toe.

 

Baten-lastendienst Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen

Baten-lasten overzicht 2001: confrontatie oorspronkelijke begroting met de realisatie

(bedragen x 1000)

(1)

(2)

(3) =(2)-(1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

BATEN

Opbrengst moederdepartement Opbrengst overige departementen Opbrengst derden

71 924 182 454

81 867 138 732

9 942 43-279

Netto-omzet

72 559

82 737

10 178

Mutatie onderhanden werk

-

823

823

Som der bedrijfsopbrengsten

72 559

83 560

11 000

Rentebaten Bijzondere baten Buitengewone baten

 

922

922

Totaal baten

72 559

84 482

11 923

LASTEN

Apparaatskosten

  • personele kosten
  • materiële kosten Rentelasten Afschrijvingskosten
  • materieel Dotaties voorzieningen Bijzondere lasten Buitengewone lasten

58 719

9 121

953

2 768 726

67 486 13 614

1  431

2  632 771 905

0

8 766

4 493

478

136-

45

905

0

Totaal lasten

72 287

86 838

14 551

Saldo van baten en lasten

272

2 356-

2 628-

II. TOELICHTING OP DE REKENING VAN BATEN EN LASTEN

ALGEMEEN

In 2001 zijn door de baten-lastendienst DGW&T producten en diensten verleend op het gebied van vastgoedbeheer, ingenieursdiensten, beleidsvoorbereiding en specialistische onderzoeken en adviezen (BSOA) en out of area optreden.

De afwijking tussen de in de begroting geraamde en de gerealiseerde baten 2001 wordt in deze toelichting op de rekening van baten en lasten getoond. De stijging van de omzet bedraagt ongeveer 10 miljoen. Voor ongeveer 7 miljoen is dit een gevolg van de verhoging van de tarieven voor ingenieursdiensten met drie procentpunt. Voor het overige is deze omzetstijging een gevolg van toename van het aantal en omvang van de opdrachten Op meerjarentermijn wordt echter rekening gehouden met een omzetdaling als gevolg van verminderde behoeftestelling van de krijgsmachtdelen.

De stijging van de totale lasten (ongeveer 14,6 miljoen) ten opzichte van de begroting hield geen gelijke tred met de stijging van de omzet. De personele kosten zijn gestegen met ongeveer 8,8 miljoen, voornamelijk als gevolg van gestegen kosten van uitbesteding en inhuur, hetgeen samenhangt met de toename van de omzet van de DGW&T. De stijging van de materiële kosten (ongeveer 4,5 miljoen) is voornamelijk veroorzaakt door de reorganisatie en door bevordering van de uniformiteit binnen de DGW&T.

Het resultaat over 2001 is ongeveer 2,6 miljoen lager dan begroot. Als gevolg van de dreiging dat een negatief eigen vermogen zou ontstaan, is door het moederdepartement een openstaande lening kwijtgescholden. Inmiddels zijn maatregelen genomen met betrekking tot een betere beheersing van projecten die ertoe moeten leiden dat in 2002 een beter resultaat wordt gerealiseerd.

KENGETALLEN

In de begroting 2001 van de baten-lastendienst DGW&T zijn, in lijn met het statuut DGW&T, drie kengetallen opgenomen die niet direct gerelateerd kunnen worden aan de begroting van baten en lasten. In onderstaand schema zijn de ramings- en realisatiegegevens opgenomen.

Bedragen x 1000 Begroting            Realisatie              Realisatie

2001                     2001                       2000

Productiviteit (som der bedrijfsopbrengsten/directe medewerkers) €75                     €81                       €79

Flexibiliteit (incl. uitbestedingsequivalent) 18%                      23%                       26%

Verhouding indirect/totaal 27%                      26%                       27%

Productiviteit

Het kengetal voor de productiviteit is het quotiënt van de som der bedrijfsopbrengsten en het aantal directe medewerkers uitgedrukt in vte’n. De som der bedrijfsopbrengsten bestaat uit de gefactureerde omzet, vermeerderd met de mutatie van het onderhanden werk per ultimo 2001. Het aantal directe medewerkers wordt gevormd door het aantal vaste directe medewerkers, inhuurkrachten, tijdelijke medewerkers en het zogenaamde uitbestedingsequivalent. De berekening is gebaseerd op de som der bedrijfsopbrengsten (ongeveer 83,56 miljoen) over het verslagjaar 2001 en het aantal directe medewerkers uitgedrukt in vte’n (1039), gemiddeld over 2001. De productiviteit is in lijn met de realisatie over 2000 en hoger dan in de begroting opgenomen. De berekening wordt beïnvloed door wijzigingen in de verkooptarieven van de DGW&T. In reële termen is de productiviteit iets lager dan gepland en dan in 2000. Dat wordt vooral toegeschreven aan de voorbereiding en implementatie van de reorganisatie.

Flexibiliteit

Het kengetal van de flexibiliteit is gedefinieerd als het quotiënt van het aantal inhuurkrachten, uitzendkrachten, tijdelijk contractanten, het uitbestedingsequivalent en het totaal aantal directe medewerkers. De hogere flexibiliteit dan begroot heeft met name te maken met de gestegen omzet, waardoor het aantrekken van extra capaciteit noodzakelijk bleek.

Die capaciteit wordt met name op flexibele basis aangetrokken. Voorts wordt ook zichtbaar dat de productiviteit in reële termen gemeten, beperkt lager is.

Verhouding indirect/totaal personeel

Dit kengetal geeft de verhouding weer van het aantal indirecte medewerkers ten opzichte van het totaal personeel, beide uitgedrukt in vte’n, gemiddeld over 2001. Het percentage indirect/totaal is over 2001 iets lager dan de begroting 2001.

BATEN

Opbrengst moederdepartement

Bij het opstellen van de begroting is een meerjarige daling in de omzet voorzien als gevolg van dalende infrastructuurbudgetten van de krijgsmacht. De reorganisaties binnen de krijgsmacht en de daarmee samenhangende wijzigingen in infrastructuur hebben echter in het verslagjaar geleid tot een toename van de vraag naar de diensten van de DGW&T, voornamelijk op het gebied van nieuwbouw. Dat resulteerde in een omzetstijging van ongeveer 3 miljoen. In 2001 is een tariefswijziging geëffectueerd in de productgroep ingenieursdiensten (nieuwbouw) van 3 procentpunten, hetgeen leidde tot een omzetstijging van ongeveer 7 miljoen.

De verdeling van de opbrengst moederdepartement (ongeveer 81,9 miljoen) naar krijgsmachtdelen en Dico cq belangrijkste productcategorieën is als volgt:

(in procenten)

Vastgoeddiensten

Ingenieursdiensten

Overige dienstverlening

Totaal

Real.

Begr.

Real.

Begr.

Real.

Begr.

Real.

Begr.

Koninklijke Marine

Koninklijke Landmacht

Koninklijke Luchtmacht

Koninklijke Marechaussee

Dico

Overige klanten

6767 26                   28                    19                    19

16                    17                    11                    10

2111

1                                             2

12                     14

46                     50

27                     27

32

30

122263                         9                           7

Totaal

52

55

41

39

100

100

Opbrengst derden

De DGW&T vraagt aan aannemers een vergoeding voor geleverde bestekken. Dat heeft in 2001 geresulteerd in een omzet van 0,32 miljoen. Daarnaast is voor 0,412 miljoen werk verricht voor derden zoals de Centrale Opvang Asielzoekers (COA) en werkzaamheden in Budel, gefactureerd aan de Duitse overheid.

Mutatie onderhanden werk

In de begroting werd deze post als nihil verondersteld. Het onderhanden werk omvat het nog niet gefactureerde deel van de op projecten geboekte kosten. Het onderhanden werk wordt gewaardeerd tegen directe kosten

3

7

6

tot een maximum van de te verwachten opbrengsten per fase. De toename van het onderhanden werk (een positieve mutatie onderhanden werk) wordt met name veroorzaakt door een aantal grote projecten.

Bijzondere baten

De bijzondere baten bedragen ongeveer 0,9 miljoen. De bijzondere baten bevatten de opbrengsten, voortvloeiend uit de normale bedrijfsuitoefening van voorgaande boekjaren, voortkomend uit de eindafrekening van vastgoeddiensten. Deze zijn, na afsluiting van het voorgaande boekjaar, in overleg met de beleidsterreinen vastgesteld.

LASTEN

Personele lasten

De realisatie van de bezetting in 2001 ten opzichte van geraamd is als volgt:

 

Personeel

 

Begroting 2001 (vte’n)

Realisatie per

31-12-2001

(vte’n)

Bezetting militair personeel Bezetting Burgerpersoneel

Overige categorieën

– Tijdelijk contract. *)

– Herplaatsers/personeel BDOS

52 1 003

219 0

46 957

292 5

Totaal

1 274

1 300

Gem. kosten per vte (x€ 1000)

  • Ambtenaren
  • Inhuurkrachten

42 59

42 62

tijdelijke ambtenaren, inhuurkrachten en uitzendkrachten

De personele lasten bedroegen in 2001 ongeveer 67,5 miljoen. Deze bestonden uit ongeveer 61,5 miljoen aan «vast, tijdelijk en ingehuurd personeel» en voor ongeveer 5,9 miljoen uit uitbesteding; dit zijn uitbestede werkzaamheden. De toename van de personele kosten ten opzichte van de begroting bedraagt ongeveer 8,8 miljoen. De toename van de uitbesteding bedraagt ongeveer 2,9 miljoen en van de overige personeelskosten ongeveer 5,8 miljoen. Gedeeltelijk heeft dit te maken met de uitkomsten van het arbeidsvoorwaardenoverleg, gedeeltelijk ook met de gestegen omzet en de voorbereiding en uitvoering van de reorganisatie.

Materiële lasten

De materiële lasten bedroegen in 2001 ongeveer 13,6 miljoen en omvatten alle lopende exploitatielasten van de DGW&T. Enkele hoofdcomponenten daarin zijn huisvesting (ongeveer 2,6 miljoen), transport (ongeveer 0,8 miljoen) en automatisering (ongeveer 4,0 miljoen). De stijging ten opzichte van de begroting bedraagt ongeveer 4,5 miljoen en

wordt voor ongeveer 3 miljoen veroorzaakt door reorganisatie- en advieskosten. De resterende stijging wordt toegeschreven aan een aantal nieuwe ontwikkelingen in ICT (ongeveer 1 miljoen) en prijsstijgingen.

Rentelasten

De rentelasten bedroegen in 2001 ongeveer 1,43 miljoen, waarvan ongeveer 0,16 miljoen werd veroorzaakt door het tijdelijk rood staan op de rekening-courant. De overige rentekosten zijn veroorzaakt door de afgesloten leningen uit hoofde van investeringen.

Afschrijvingen

Ten opzichte van de begroting hebben zich in de afschrijvingskosten geen materiële wijzigingen voorgedaan. De afschrijvingen bedragen totaal ongeveer 2,63 miljoen en zijn als volgt te specificeren:

 

(bedragen x 1000)

 

2001

 

2000

Grond & gebouwen

  • Automatiseringsmiddelen
  • Transportmiddelen

Inventaris & installaties Overige bedrijfsmiddelen

1 362 632

430

1 994 208

1 371 529

422

1 900 239

   

Totaal van de afschrijvingen

 

2 632

 

2 561

Dotaties aan voorzieningen

De post dotaties aan voorzieningen (saldo van vrijval en dotaties) kan als volgt worden gespecificeerd:

 

(bedragen x € 1000)

2001

Netto dotatie dubieuze debiteuren Dotatie voorzieningen Af: Vrijval voorzieningen

1 027

922

1 178

TOTAAL

771

Voor de verdere specificatie wordt verwezen naar de toelichting bij de balans.

Bijzondere lasten

Dit zijn lasten die voortvloeien uit normale bedrijfsuitoefening uit voorgaande boekjaren. Onder deze post zijn voornamelijk verantwoord de door de DGW&T met de beleidsterreinen verrekende bedragen. Dit zijn hoofdzakelijk correcties op honoraria van in 2000 geleverde diensten.

Bestemming saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten zal overeenkomstig de besluitvorming in de bestuursraad van de baten-lastendienst DGW&T ten laste van het eigen vermogen van de baten-lastendienst worden gebracht.

 

Opbouw van het kasstroomoverzicht voor de baten-lastendienst Dienst Gebouwen, Werken en (bedragen * € 1 000,-)

Terreinen

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

Liquide middelen 1 januari

4 084

3 147

-937

saldo van baten en lasten afschrijvingen/mutaties voorzieningen mutaties in het werkkapitaal

272

3 040

0

  • 2 356 2 232 1 618
  • 2 628 -809 1 618
  • 1. 
    Kasstroom uit operationele activiteiten

3 313

1 494

  • 1 819

totaal investeringen totaal boekwaarde desinvesteringen

  • 2 950 681
  • 4 246 809
  • 1 296 128

2 Kasstroom uit investeringsactiviteiten

-2 269

-3 437

  • 1 168

aflossing lening moederdepartement eenmalige storting door moederdepartement aflossing op leningen beroep op leenfaciliteit

  • 4 538

0

  • 2 768 2 950
  • 4 538 4 538
  • 2 295 2 042

0

4 538

473

-908

3 Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten

-4 356

-253

4 103

Liquide middelen 31 december

771

951

180

III. TOELICHTING OP HET KASSTROOMOVERZICHT

Kasstroom uit operationele activiteiten

De operationele kasstroom is lager dan bij de begroting werd verwacht. De belangrijkste oorzaak daarvan is het lager dan verwachte bedrijfsresultaat. Dat is toegelicht bij de staat van baten en lasten. Daarnaast heeft de afname van het werkkapitaal nog een positieve rol gespeeld; er zullen na afsluiting van het boekjaar nog eindafrekeningen met krijgsmachtdelen plaatsvinden. Die eindafrekeningen hebben geen resultaatseffecten.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

De kasstroom uit investeringsactiviteiten is met name gewijzigd door de eigendomsverwerving en activering van grond in Zwolle ten behoeve van de nieuwbouw van het directiegebouw van de nieuwe directie Noord van de DGW&T. De lening daarvoor is reeds in 2000 opgenomen en toen verantwoord bij liquide middelen als «Gelden in depot» (ongeveer 1,6 miljoen). Daarnaast werd in de begroting nog uitgegaan van een extra desinvestering van ongeveer 0,454 miljoen als gevolg van de geplande afstoting van een pand van de DGW&T. Die afstoting is niet in 2001 gerea- liseerd. Wel is een nog af te stoten object in Leiden inmiddels gedeacti-veerd. Het betreft het directiegebouw van de voormalige directie Zuid-Holland.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De mutaties in de kasstroom uit financieringsactiviteiten zijn met name het gevolg van een lager beroep op de leenfaciliteit dan gepland aan investeringsvolume en de lager dan geplande aflossingen. Dat laatste hangt samen met de extra aflossing die in 2000 heeft plaatsgevonden als gevolg van de overdracht van het object «De Jagersborgh» te Roermond aan de Koninklijke Landmacht. In het verslagjaar heeft het moederdepartement de lening van 4 534 miljoen DGW&T kwijtgescholden.

 

De balans van de baten-lastendienst Dienst Gebouwen, Werken en december 2001

Terreinen

per 31

Bedragen x 1000

 

31 december 2001

31 december 2000

ACTIVA

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

  • Grond en gebouwen
  • Automatiseringsmiddelen
  • Transportmiddelen
  • Overige

Vlottende activa

  • Onderhanden werk
  • Debiteuren
  • Overlopende activa
  • Liquide middelen
 

17 368

2 311

3 392 792

0

23 863

24 143

16 539

2  676

3 024 819

0

23 057 26 813

7 315

13 224

2 654

951

6 492 14 817

2 357

3  147

   

TOTAAL ACTIVA

   

48 006

 

49 870

PASSIVA Eigen vermogen

  • Exploitatiereserve
  • Verplichte reserve
  • Onverdeeld resultaat

Aflossings- en rentedragend vermogen

  • Lening moederdepartement
  • Leningen bij het Ministerie van Financiën

Voorzieningen

Kort vreemd vermogen

  • Crediteuren
  • Overlopende passiva

3 371

0

  • 2 356

1 015

24 582 3 449

18 959

642

0

  • 1 809

-1 167

29 372 3 850

17 815

0 24 582

4 538 24 834

472 18 487

2 854 14 961

   

TOTAAL PASSIVA

   

48 006

 

49 870

IV TOELICHTING BIJ DE BALANS Activa

Immateriële vaste activa

Niet van toepassing voor DGW&T.

Materiële vaste activa

Materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs verminderd met afschrijvingen. Afschrijvingen worden berekend volgens de lineaire methode op basis van verwachte levensduur, waarbij rekening gehouden wordt met eventuele restwaarde. De activeringsgrens bedraagt 454 incl. BTW.

De volgende afschrijvingstermijnen worden gehanteerd:

Gebouwen                                                                      50 jaar

Houten opslagloodsen                                                  25 jaar

Verhardingen                                                                  25 jaar

Inventaris                                                                        10 jaar

Transportmiddelen                                                        4à6jaar

Automatiseringsmiddelen                                            5 jaar

Overige activa                                                                5 jaar

Op terreinen wordt niet afgeschreven.

 

VERLOOPSTAAT MATERIËLE VASTE ACTIVA

Bedragen x 1000

GROND EN GEBOUWEN

AUTOMATI-SERINGS-MIDDELEN

TRANSPORTMIDDELEN

OVERIGE

MATER. VASTE

ACTIVA

TOTAAL

Boekwaarde 31-12-00

Investeringen 2001 Boekwaarde desinvesteringen Afschrijvingen 2001

16 539

1 837 578 430

2 676

997

0

1 362

3 024

1 207 207 632

819

205

24

208

23 057

4 246

809

2 632

Boekwaarde 31–12–01

17 369

2 311

3 392

791

23 862

GROND EN GEBOUWEN

Waardering van de gebouwen en verhardingen heeft plaatsgevonden op basis van uitgevoerde taxaties door beëdigde taxateurs, waarbij de herbouwwaarde is vastgesteld. Deze (actuele) herbouwwaarde is door middel van indexering aan de hand van bouwkostenindexcijfers herleid tot waarden op basis van historische kostprijzen in het stichtingsjaar van elk van de gebouwen.

De waardering van de terreinen heeft plaatsgevonden tegen de verkoopwaarde op 1 januari 1996, gelet op het feit dat de historische uitgaaf-prijzen in veel gevallen niet te achterhalen zijn.

AUTOMATISERINGSMIDDELEN

De post «automatiseringsmiddelen» bestaat uit de hardware en randapparatuur die bij de DGW&T in gebruik is, alsmede uit de standaard bijgeleverde (besturings) software. Activering van gekochte en ontwikkelde software ten behoeve van de dienstverlening van de DGW&T vindt niet plaats.

TRANSPORTMIDDELEN

De post transportmiddelen bestaat uit dienstpersonenauto’s, service-wagens en terreinwagens.

OVERIGE MATERIËLE VASTE ACTIVA

De post «overige materiële vaste activa» bestaat uit de categorieën: communicatiemiddelen, inventaris en ondersteunende middelen.

Vlottende activa

ONDERHANDEN WERK

Het onderhanden werk omvat de lopende projecten binnen de productgroep Ingenieursdiensten. Het onderhanden werk wordt gewaardeerd tegen directe kosten met als maximum de te verwachten opbrengsten van betreffende fase. Het onderhanden werk is in 2001 licht gestegen. Dit is een gevolg van een aantal grote projecten.

DEBITEUREN

De post «debiteuren» wordt gewaardeerd tegen nominale waarde, rekening houdend met vermoedelijke oninbaarheid. Voor 2001 is het bedrag van de vermoedelijke oninbaarheid berekend op ongeveer 1,464 miljoen waarbij vorderingen met een looptijd langer dan één jaar volledig worden voorzien en vorderingen korter dan één jaar, maar ouder dan zes maanden, voor vijftig procent worden voorzien. In 2001 is ongeveer 1,027 miljoen aan de voorziening dubieuze debiteuren gedoteerd.

OVERLOPENDE ACTIVA

De post overlopende activa omvat de volgende posten:

 

Bedragen x 1000

31 december 2001

31 december 2000

Vooruitbetaalde bedragen

Nog te ontvangen bedragen

Te ontvangen goederen/diensten

362

2 284

8

336

1 979

41

TOTAAL

2 654

2 357

Op de post «nog te ontvangen bedragen» zijn onder andere verantwoord de nog van de beleidsterreinen te ontvangen bedragen van de eindafrekeningen over de vastgoeddiensten van 2001, alsmede een bedrag ( 0,453 miljoen) dat, in afwachting van de uitslag van een arbitragezaak, onder ontvangst van een bankgarantie, betaald is op een lopend project.

LIQUIDEMIDDELEN

De post liquide middelen omvat de volgende posten:

 

Bedragen x 1000

31 december 2001

31 december 2000

Gelden in rekening courant bij ministerie van Financiën

Gelden te verrekenen met departement Kruisposten Depot Gelden in kas

1 328

-381

0

0

4

1 621 - 114

0 1 634

7

TOTAAL

951

3 147

Depot

Het bedrag dat per ultimo 2000 bij een notaris in depot was gestort ten behoeve van aankoop bouwterrein te Zwolle voor een nieuwe kantoorlocatie van de toekomstige regionale directie Noord, is inmiddels aangewend voor de eigendomsverkrijging van het perceel.

Passiva

Eigen vermogen

De post «eigen vermogen» geeft in totaliteit het saldo weer van de bezittingen en schulden van de DGW&T. Het vermogen van de baten-lasten-dienst bedroeg per 31 december 2000 1,167 miljoen negatief. Dat bedrag staat als exploitatiereserve op de balans. De DGW&T kent geen verplichte reserves.

De lening van het moederdepartement is ten gunste van het eigen vermogen ultimo het verslagjaar kwijtgescholden. Het eigen vermogen neemt hiermee toe met ongeveer 4,54 miljoen. Per 31 december 2001 bedraagt het eigen vermogen ongeveer 1,015 miljoen. De navolgende tabel toont het verloop van het vermogen van de baten-lastendienst vanaf 1997.

 

Overzicht vermogensontwikkeling baten-lastendienst DGWT 1997–2001

Bedragen x 1000

1997 1998

1999

2000

2001 begroot

2001 realisatie

Eigen vermogen per 1/1

  • saldo van baten en lasten
  • directe mutaties in het eigen vermogen – uitkering aan moederdepartement

– exploitatiebijdrage door moederdepartement – overige mutaties

25 191 24 501 25 053 642 -1167 - 690 552 455 -1 809 272

00000 00000 00000

  • 1 167
  • 2 356

0

0

4 538

Eigen vermogen per 31/12

24 501 25 053

25 508

  • 1 167
  • 895

1 015

Aflossings- en rentedragend vermogen

Specificatie van de balanspost «Leningen het ministerie van Financiën» (bedragen x 1 000,-):

  • 1. 
    Lening in verband met conversie van het vermogen van de baten-lastendienst: (oorspronkelijke hoofdsom) (looptijd 50 jaar, rente 5%) Aflossingen 2000 Aflossing 2001

Schuldrest

4 614 1 718

24 865

18 534

  • 2. 
    Opgenomen lening in verband met investeringen 2000
  • oorspronkelijke hoofdsom = schuldrest (looptijd varieert van 5 tot 50 jaar) (rente 5,5% voor langlopend, resp. 5,27% en 5,46% voor overige looptijden). Aflossing in 2001
  • 3. 
    Opgenomen lening in verband met investeringen 2001

Totaal

4 583

-/- 576 2 042

24 582

Voorzieningen

Deze post bestaat uit de volgende voorzieningen:

 

Bedragen x € 1000

 

STAND DOTATIE 2001 ONTTREKKING VRIJVAL 2001 31-12-2000 2001

STAND 31-12-2001

Groot onderhoud

Garantieverplichtingen

Contractrisico’s

Millenniumproblematiek

Wachtgelduitkeringen

Productiemiddelen

Assurantie eigen risico

381 253 34 287 292 306 0 0 227 363 111 0

0000 2 723 0 0 777

0000 227 0 0 114

313 598 479

0 1 946

0 113

TOTAAL

3 850 922 145 1 178

3 449

VOORZIENING«GROOT ONDERHOUD»

Deze voorzieningen worden gevormd ter egalisatie van kosten voor het planmatig onderhoud aan gebouwen in economisch eigendom. De jaarlijkse mutaties zijn gebaseerd op een onderhoudsplan.

VOORZIENING«GARANTIEVERPLICHTINGEN»

De voorziening «Garantieverplichtingen» betreft een voorziening ter dekking van aansprakelijkheidsrisico’s met inbegrip van beroeps- aansprakelijkheid. Krachtens de RVOI is de DGW&T in bepaalde gevallen aansprakelijk te stellen tot de hoogte van het honorarium. Tot 2001 vonden dotaties plaats op basis van een bepaald percentage van de omzet. In 2001 is er gedoteerd in verband met een te voorziene claim van de Koninklijke Luchtmacht als gevolg van uitspraken van een arbitragecommissie inzake het geschil rondom de met asbest verontreinigde grond te Woensdrecht.

VOORZIENING«CONTRACTRISICO’S»

De voorziening «contractrisico’s» wordt opgenomen ter dekking van risico’s die de DGW&T loopt in situaties waarbij de DGW&T contracten afsluit ten behoeve van derden. Voor dergelijke risico’s heeft de DGW&T geen verzekering afgesloten. De dotatie in 2001 houdt verband met een te verwachten claim van derden rondom het project Joint Air Defence Commando in De Peel.

VOORZIENING«WACHTGELDUITKERINGEN»

De voorziening voor wachtgelduitkeringen dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. (Buitengewone) lasten, zoals kosten wachtgeld, VUT en herplaatsers, die zijn ontstaan vanaf 1998 en voortvloeien uit maatregelen genomen na de totstandkoming van de baten-lastendienst, komen voor rekening van de DGW&T. Op grond van ontwikkelingen in het verslagjaar en nieuwe inzichten omtrent de noodzakelijke omvang van de benodigde voorziening, is besloten een gedeelte van de voorziening te laten vrijvallen.

VOORZIENING«ASSURANTIEEIGENRISICO»

De voorziening «Assurantie eigen risico» wordt opgenomen ter dekking van risico’s die de DGW&T loopt in situaties waarbij de DGW&T geen verzekering heeft afgesloten, zoals de opstallen. Dotaties aan de voorziening vinden binnen de DGW&T centraal plaats op basis van de geschatte premies. Op basis van regelgeving met betrekking tot de jaar-verslaggeving, waarin de vorming van een dergelijke voorziening niet meer geoorloofd wordt geacht, is besloten deze voorziening in twee jaar af te bouwen.

Kort vreemd vermogen

OVERLOPENDEPASSIVA

De post «overlopende passiva» omvat de volgende posten:

 

Bedragen x 1000

31 december 2001

31 december 2000

– met betrekking tot huidig boekjaar te

   

betalen bedragen

6 241

7 160

– te betalen vakantiegelden

1 915

1 844

– te betalen gelden in het kader van

   

interimuitkering ziektekosten

545

545

– te betalen bindingspremies

0

12

– diverse betalingen onderweg*)

3 420

0

– vooruit ontvangen bedragen

86

47

– overlopende termijnen **)

6 277

5 429

– verschillenrekening ***)

3

-76

TOTAAL

18 487

14 961

  • Het saldo op de rekening diverse betalingen onderweg wordt verklaard door de overgang van guldens naar euro’s, waardoor betalingen aan leveranciers in de eerste week van januari 2002 nog in guldens konden worden aangeleverd.

** Het saldo van de rekeningen «termijnen ingenieursdiensten»en «gerealiseerde omzet termijnen ingenieursdiensten»is gelijk aan het bedrag dat door de DGW&T aan de krijgsmachtdelen als voorschot op de omzet uit ingenieursdiensten is gefactureerd en waarover nog geen opleveringsverklaring cq. eindafrekening van de zijde van de krijgsmachtdelen is ontvangen. *** Het bedrag bestaat voornamelijk uit vorderingen uit hoofde van ten onrechte doorbelaste kosten.

SALDIBALANS

Financiële verantwoording van het ministerie van Defensie (X) over 2001.

Saldibalans per 31 december 2001 (EUR1000)

 

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

7 192 176

2)

3)

Liquide middelen

48 919

 

4)

Rekening-courant RHB

0

4a)

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband

54 376

6)

  • 7) 
    Openstaande rechten                                                         0
  • 8) 
    Extra-comptabele vorderingen                             103 673 9a)        Tegenrekening extra-comptabele schulden                  0 10)        Voorschotten                                                        2115 399 11a)     Tegenrekening garantieverplichtingen                           0 12a)     Tegenrekening openstaande verplichtingen  4 232 586 13)        Deelnemingen                                                              2420

Ontvangsten ten gunste van de begroting                281 818

Rekening-courant RHB                                               6892 128

Ontvangsten buiten begrotingsverband                    121 526

7a)         Tegenrekening openstaande rechten                                     0

8a)         Tegenrekening extra-comptabele vorderingen 103 673

  • 9) 
    Extra-comptabele schulden                                                     0

10a)       Tegenrekening voorschotten                                    2115 399

  • 11) 
    Garantieverplichtingen                                                             0
  • 12) 
    Openstaande verplichtingen                                     4232 586 13a)       Tegenrekening deelnemingen                                          2420

Totaal

13 749 550

Totaal

13 749 550

Toelichting behorende bij de saldibalans van het ministerie van Defensie per 31 december 2001 (alle bedragen x EUR1000, tenzij anders vermeld).

ad 3. Liquide middelen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt EUR 48 919 en bestaat uit de volgende saldi:

Kasbeheerders

Concernrekeningen

Valutarekeningen

41 665

507

6 747

Totaal

48 919

De verdeling is als volgt:

Kas Bank

7 515 41 404

Totaal

48 919

ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).

Het saldo op de saldibalans bedraagt EUR 54 376.

Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een grensbedrag van > EUR 2 500. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per beleidsterrein een specificatie.

Beleidsterrein Koninklijke Marine (KM)

Door de KM zijn vorderingen ingesteld op de Raad van Ministers van de Nederlandse Antillen en de Directeur Financiën van Aruba met betrekking tot de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Een aantal van deze vorderingen is door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voldaan aan de KM en is daarmee voor de KM afgedaan. Echter, overeengekomen is dat de KM de schuldpositie van de Nederlandse Antillen en Aruba volledig blijft registreren. Een en ander betekent dat voor het bedrag van de afgedane vorderingen de KM dit opneemt onder zowel de balanspost «uitgaven buiten begrotings-verband» als vordering op de Raad van Ministers van de Nederlandse Antillen en de Directeur Financiën van Aruba, als onder de balanspost «ontvangsten buiten begrotingsverband » als schuld aan BZK. Het gaat om de volgende vorderingen met een totaalbedrag van EUR 10 557: + Een vordering uit 2000 op de Raad van Ministers van de Nederlandse

Antillen van EUR 3 709. + Een vordering uit 2001 op de Raad van Ministers van de Nederlandse

Antillen van EUR 4 609. + Een vordering uit 2001 op de Directeur Financiën van Aruba van EUR

2 239.

Beleidsterrein Koninklijke Landmacht (KL)

Twee vorderingen van resp. EUR 5 800 en EUR 4 500 betreffen reeds met de Amerikanen afgestemde bedragen inzake de POMS-organisatie (gevorderde ICL’s, Fiscal Year 2001). De bedragen zijn als gevolg van functiewisseling binnen de KL (Afdeling Financieel Beheer) met 3 maanden vertraging gevorderd. De bedragen zullen in het eerste kwartaal 2002 ontvangen worden.

Een bedrag van EUR 7 500 betreft reguliere salariskosten van de POMS-organisatie. De achterstanden vanuit 2000 zijn inmiddels ingelopen. Echter, door oorzaken bij enerzijds de Amerikanen als gevolg van functiewisseling en anderzijds de POMS-organisatie als gevolg van software-problemen, is wederom achterstand in instemming en afdoening van afrekeningen ontstaan. Het betreft de periode augustus 2001 t/m december 2001. Genoemd bedrag van EUR 7 500 zal in het eerste kwartaal 2002 daadwerkelijk gevorderd worden en zal naar verwachting in het tweede kwartaal 2002 ontvangen worden.

Een bedrag van EUR 4 900 betreft een vordering op 254th BSB Schinnen inzake verrekening van salarissen. Het bedrag is inmiddels volledig gevorderd en de ontvangst wordt grotendeels (EUR 4 300) verwacht in het eerste kwartaal 2002. Voor een deel (EUR 600) is er een dispuut met de Amerikanen. Een doorbraak inzake dit dispuut wordt verwacht in 2002.

Uitgaven buiten begrotingsverband gedaan in 2000 of eerder welke in 2001 nog niet werden terugontvangen

Beleidsterrein Algemeen

Het betreft hier twee vorderingen met een totaalwaarde van EUR 8. De redenen waarom ontvangst van deze vorderingen nog niet heeft plaatsgevonden zijn enerzijds een trage afhandeling bij de debiteur (laatste rappel volgt in 2002) en anderzijds is het betreffende project nagenoeg afgerond en wordt verwacht dat het restant van de vordering in 2002 ontvangen wordt.

Beleidsterrein Koninklijke Marine (KM)

Een bedrag van EUR 145 te ontvangen van de Marine Onderofficieren Club (MOOC) te Den Helder vanwege renovatiewerkzaamheden. Jaarlijks wordt EUR 36 afgelost, voor het laatst in 2005.

Een vordering van EUR 165 op de Nederlandse Antillen (bureau militaire zaken Curac¸ao). Het betreft een bijdrage in het bouwkundig onderhoud bij het detachement Suffisant over 1996. De vordering is ingesteld in juni

1997. Gelet op de liquiditeitspositie van de Nederlandse Antillen ondervindt de afwikkeling van de vordering vertraging.

Een vordering van EUR 156 op de Nederlandse Antillen (bureau militaire zaken Curac¸ao). Het betreft een bijdrage in het bouwkundig onderhoud bij het detachement Suffisant over 1997. De vordering is ingesteld in januari

1998. Gelet op de liquiditeitspositie van de Nederlandse Antillen ondervindt de afwikkeling van de vordering vertraging.

Een vordering van EUR 97 op de Nederlandse Antillen (bureau militaire zaken Curac¸ao). Het betreft een bijdrage in het bouwkundig onderhoud bij het detachement Suffisant over 1998. De vordering is ingesteld in juni

1999. Gelet op de liquiditeitspositie van de Nederlandse Antillen ondervindt de afwikkeling van de vordering vertraging.

Een vordering van EUR 122 op de Raad van Ministers van Aruba. Het betreft een bijdrage in het bouwkundig onderhoud bij de marinierskazerne Savaneta over 1998. De vordering is ingesteld in mei 1999. Een vordering van EUR 110 op de Raad van Ministers van Aruba. Het betreft een bijdrage in het bouwkundig onderhoud bij de marinierskazerne Savaneta over 1999. De vordering is ingesteld in februari 2000.

Naast bovenvermelde vorderingen worden de volgende, relatief kleine, vorderingen die zijn ingesteld vóór 2001 per instellingsjaar gespecificeerd:

 

vordering ingesteld in:

aantal vorderingen:

Totaal

bedrag in EUR (x 1000)

1993

1

 

49

1995

1

 

13

1997

1

 

1

1998

4

 

4

1999

2

 

1

2000

2

 

3

totaal:

11

 

71

De vordering die is ingesteld in 1993, heeft als debiteur de DAF Trucks BV. Het bedrijf is failliet, doch de KM staat op de lijst van concurrente crediteuren. De vordering is in behandeling bij de Directie Juridische Zaken, wanneer afdoening plaatsvindt is nog niet bekend. De overige posten zijn onder meer ingesteld op de Raad van Ministers van de Nederlandse Antillen, de Colombiaanse ambassade en de Griekse marine.

Beleidsterrein Koninklijke Landmacht (KL)

Een bedrag van EUR 600 te ontvangen van 254th BSB Schinnen. Dit betreft salariskosten waarbij een diplomatiek conflict met de Amerikanen is ontstaan over het functioneren van een aantal werknemers. Plaatsvervangend directeur Dienst Personeel en Organisatie voert overleg met de Amerikaanse legerleiding in Europa.

Een bedrag van EUR 1 300 te ontvangen van AFCENT/SHAPE inzake het Navo project Mobil War Headquarters. De langdurige onenigheid over afrekening en beschikbaarheid van fondsen is in januari 2002 ten einde gekomen. De ontvangst van de vordering is in het eerste kwartaal van 2002 te verwachten.

Een drietal vorderingen op de belastingdienst van resp. EUR 1000, EUR 400 en EUR 500. Het betreft hier te veel aangegeven en betaalde BTW (buiten EU) dat alsnog met volgende aangiftes gecorrigeerd dient te worden. Het intern overleg bij de KL omtrent deze materie verliep erg moeizaam maar inmiddels zijn de betrokken instanties het unaniem eens over de interne afhandeling. De verwachting is dat de vorderingen in 2002 afgedaan zullen worden.

Een vordering van EUR 100 op Rijkswaterstaat. Het betreft hier meeruitgaven voor de dijkverzwaring van Fort Everdingen. Voor dit project ligt de verantwoordelijkheid van de uitvoering bij het Polderdistrict Tieler- en Culemborgerwaarden. De KL zou maximaal EUR 900 miljoen bijdragen en eventuele uitgaven boven dit bedrag zouden te claimen zijn bij Rijkswaterstaat. Dit moet dan blijken uit een accountantsverklaring voor het gehele project en die wordt in 2002 verwacht.

Een vordering van EUR 700 te ontvangen van het ministerie van Algemene Zaken betreft geheime uitgaven.

Beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht (KLu)

Een vordering uit 1998 van EUR 380 te ontvangen van de gemeente Eindhoven. Het gaat om een deel van de reconstructie van de hoofdbaan van de vliegbasis Eindhoven waaraan Eindhoven Airport de extra kosten zou bijdragen vanwege de nachtelijke uitvoering van de werkzaamheden. De discussie hieromtrent loopt nog steeds met de gemeente Eindhoven. Een vordering van EUR 540 is een restant van onderzoek in EPAF-verband van het Helmet Mounted Cueing Display. Ultimo 2001 is actie intern de KLu genomen om te rappelleren en tot afdoening van de vordering te komen.

ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld).

Het saldo op de saldibalans bedraagt EUR 121 526.

Dit bedrag bestaat voornamelijk uit af te dragen loonheffing en sociale lasten. Een klein bedrag(< EUR 10) staat als waarborgsom geregistreerd van schietverenigingen die gebruik maken van de schietterreinen van de Koninklijke Landmacht en een ander klein bedrag (ongeveer EUR 11) staat open met betrekking tot af te dragen BTW inzake de dienstverlening van het Explosieven Opruimingscommando (EODKL).

Daarnaast is in deze balanspost een bedrag opgenomen van EUR 105 zijnde het per 31–12–2001 beschikbare saldo voor de invulling van pseudo-waivers. Het mutatieoverzicht van deze pseudo-waivers over 2001 is als volgt:

Saldo Pseudo-waivers per 1-1-2001:                                                                                       661

Betalingen 2001 t.b.v. projecten:

Railgun                                                                                                                       246

Tip Vortex CavitationKL                                                                                         160

Dynamisch gedrag van composiet scheepsconstructies(DYCOSS)               150

Totaal betalingenin2001                                                                                                          556

Saldo pseudo-waivers per 31–12–2001:                                                                                 105

Door de KM zijn vorderingen ingesteld op de Raad van Ministers van de Nederlandse Antillen en de Directeur Financiën van Aruba met betrekking tot de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Een aantal van deze vorderingen is door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voldaan aan de KM en is daarmee voor de KM afgedaan. Echter, overeengekomen is dat de KM de schuldpositie van de Nederlandse Antillen en Aruba volledig blijft registreren. Een en ander betekent dat voor het bedrag van de afgedane vorderingen de KM dit opneemt onder zowel de balanspost «uitgaven buiten begrotings-verband» als vordering op de Raad van Ministers van de Nederlandse Antillen en de Directeur Financiën van Aruba, als onder de balanspost «ontvangsten buiten begrotingsverband» als schuld aan BZK. Het gaat om de volgende vorderingen met een totaalbedrag van EUR 10 557: + Een vordering uit 2000 op de Raad van Ministers van de Nederlandse

Antillen van EUR 3 709. + Een vordering uit 2001 op de Raad van Ministers van de Nederlandse

Antillen van EUR 4 609. + Een vordering uit 2001 op de Directeur Financiën van Aruba van

EUR 2 239.

ad 7. Openstaande rechten.

Het saldo op de saldibalans bedraagt EUR 0.

Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.

ad 8. Extra comptabele vorderingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt EUR 103 673.

Opgave van vorderingen per 31 december 2001:

 

Aard van de vordering

 

Bedrag

Vorderingen op de Verenigde Naties

 

24 836

Vorderingen NSK marine

 

5 575

Vorderingen NSK landmacht

 

3 414

Vorderingen NSK luchtmacht

 

2 426

Vorderingen NSK marechaussee

 

440

Pensioenen

 

186

Schadeverhaal

 

1 080

Aanrijdingen/aanvaringen

 

495

Km diversen

 

38 243

Materiële aanschaffingen KL

 

5 767

Materiële aanschaffingen KLu

 

5 405

Salarissen SHAPE/54th ASG & MTMC Europe

1 705

Infrastructuur KL

 

29 640

Overige gemeenschappelijke zaken

 

3 029

DICO CMH/MRC

 

2 747

Diversen Subtotaal

 

3 006

127 994

Af: openstaand op rekeningen buiten

begrotingsverband, zg. derden-

 

rekeningen

 

-24 321

Balanssaldo extracomptabele vorderingen

103 673

Opmerkingen:

Bij het beleidsterrein Algemeen zijn, voornamelijk op grond van het ontbreken van verhaalsmogelijkheden en mede op advies van de Directie Juridische Zaken (DJZ) en de landsadvocaat, tien vorderingen met een totaalwaarde van EUR 759 definitief buiten invordering gesteld. Eén vordering omvat 98% van dit bedrag. Het ministerie van Financiën heeft inmiddels toestemming gegeven om deze vordering buiteninvordering te stellen. Twee vorderingen met een totaalwaarde van EUR 13 zijn kwijtgescholden.

Bij het beleidsterrein Koninklijke Marine zijn mede gelet op het geringe financiële beslag zevenenveertig kleine vorderingen voor een totaalbedrag van 1 definitief buiten invordering gesteld. De vorderingen hadden voornamelijk betrekking op leveringen van kaarten en foto’s.

Daarnaast zijn definitief buiten invordering gesteld:

Een vordering ingesteld in 1996 op Poseidon van EUR 2. Het faillissement is opgeheven bij gebrek aan baten. Een vordering ingesteld in 1988 op de

Amsterdamse Droogdok Maatschappij (ADM) van EUR 30.

Tevens zijn drie vorderingen op de Amerikaanse marine kwijtgescholden voor een totaalbedrag van EUR 7. In deze gevallen kon niet duidelijk gemaakt worden voor welk onderdeel van de Amerikaanse marine brandstofleveringen hadden plaatsgevonden.

Tenslotte is een vordering van EUR 1 225 op het agentschap DGW&T

kwijtgescholden ten behoeve van het opheffen negatief eigen vermogen

DGW&T.

Bij het beleidsterrein Koninklijke Landmacht werden in 2001 drie vorderingen definitief buiten invordering gesteld. Het gaat om een vordering van EUR 42 waarop geen verhaalsmogelijkheid meer is en twee vorderingen van een zeer geringe omvang die diverse malen zijn gerappelleerd,

maar te gering van omvang zijn om verder actie op te nemen. Tenslotte is een vordering van EUR 2 269 op het agentschap DGW&T kwijtgescholden ten behoeve van het opheffen negatief eigen vermogen DGW&T.

Bij het beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht werd in 2001 een vordering op de belastingdienst van EUR 740 definitief buiten invordering gesteld omdat volgens de belastingdienst verrekening heeft plaatsgevonden met vorderingen van de belastingdienst op de KLu. Tenslotte is een vordering van EUR 1 044 op het agentschap DGW&T kwijtgescholden ten behoeve van het opheffen negatief eigen vermogen DGW&T.

Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een grensbedrag van > EUR 2 500. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per beleidsterrein een specificatie.

Beleidsterrein Koninklijke Marine

Een vordering, ingesteld in 2001, op België van EUR 6 200 vanwege de bijdrage in de BENECUP Mijnenvegers. Verwacht wordt dat deze vordering in 2002 afgedaan wordt.

Beleidsterrein Koninklijke Landmacht

Een vordering van EUR 7 200 betreft een schulderkenning van november 2001 van de Defensie baten-lastendienst DGW&T aan de KL welke als overgangsmaatregel is overeengekomen bij de totstandkoming van de nieuwe verrekensystematiek inzake de dienstverlening voor «Ingenieursdiensten». De vordering zal zo spoedig mogelijk, in overleg met de contractpartners en de Defensie accountantsdienst, worden afgelost.

Een vordering van EUR 3 200 betreft het restant van de afkoopsom die in 2000 overeengekomen is tussen de Verenigde Staten en Nederland inzake de sluiting van de POMS SITES Coevorden en Eygelshoven. In 2001 is EUR 6 000 ontvangen en over het restant wordt wederom onderhandeld.

Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten (Musp)

Een vordering, ingesteld in 1998, op de Raad van Ministers van de Nederlandse Antillen van EUR 3 850 vanwege het aandeel in de exploitatiekosten van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba 1998. Gelet op de liquiditeitspositie van de Nederlandse Antillen wordt verwacht dat de afwikkeling van deze vordering verdere vertraging zal ondervinden.

Een vordering, ingesteld in 1999, op de Raad van Ministers Nederlandse Antillen van EUR 4 889 vanwege het aandeel in de exploitatie/investeringskosten van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba 1999. Gelet op de liquiditeitspositie van de Nederlandse Antillen wordt verwacht dat de afwikkeling van deze vordering verdere vertraging zal ondervinden.

Een vordering, ingesteld in 2000, op de Directeur van Financiën van Aruba van EUR 2 918 vanwege het aandeel in de exploitatie/investeringskosten van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Twee vorderingen op de VN ingesteld in 2001 met een totaalwaarde van EUR 10 100 betreffen materiële- en personele kosten welke door Nederland gemaakt zijn in het kader van de UNMEE-operatie.

Een vordering op de VN ingesteld in 1995 voor een bedrag van EUR 6 100 betreft de operatie UNTAC in Cambodja.

Verdeling vorderingennaar ouderdom

De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven.

Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo 2001)

57%

D 2 26%

■    2 17%

■    2 1 57%

17%

Vorderingen groter dan EUR 50 die zijn ingesteld vóór 2000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per beleidsterrein een specificatie.

Beleidsterrein Algemeen

Een vordering van EUR 68 op de Koninklijke Nederlandse militaire bond «Pro Rege». Het betreft hier een lening die is afgesloten in april 1991 door de KL. Vanaf 1997 wordt in jaarlijkse termijnen van EUR 14 afgelost, waardoor in 2006 de lening volledig is afbetaald.

Een vordering uit 1994 op de firma Verhoeven & Zn c.q. Van den Bogaard van EUR 112. In september 2000 is vonnis gewezen, doch de wederpartij is in hoger beroep gegaan. De kwestie is bij het Gerechtshof Den Bosch aanhangig gemaakt. De landsadvocaat verwacht het arrest niet op korte termijn.

Een vordering uit 1997 op Simon Engineering van EUR 589 (£ 360). Een procedure tegen de Lloyds Bank omtrent betaling van de bankgarantie heeft geen resultaat gehad. Een verhaalsmogelijkheid op Simon Engineering is onderzocht, maar het verhaalsrecht wordt minimaal geacht. In samenwerking met de KLu, die ook een procedure tegen Simon Engineering heeft lopen, wordt geprobeerd alsnog een deel te verhalen.

Een vordering uit 1997 op Centraal Beheer van EUR 48. De wederpartij eist van Defensie een medische onderbouwing. De medisch adviseur van Defensie moet deze nog opleveren.

Een vordering uit 1997 op een natuurlijk persoon van EUR 225. Inmiddels heeft beslaglegging via het G.A.K. plaatsgevonden. Regelmatig worden kleine bedragen via een deurwaarder afgelost.

Een vordering uit 1998 op Arbeidsmarkt en Scholing Defensie (ASD) van EUR 133. Afhankelijk van de uitkomst van een rechtszaak die de uitvoerende instantie (IVIO) tegen Defensie heeft lopen, wordt bepaald of inning van de vordering wordt doorgezet.

Een vordering uit 1998 op Unipol Assicurazioni van EUR 56. De wederpartij eist van Defensie een medische onderbouwing. De afdeling Claims van de DJZ heeft deze zaak in behandeling.

Een vordering uit 1999 op v.o.f. Regionaal Informatiecentrum Noord (RICNON) van EUR 58 wegens geleverde diensten door de Topografische Dienst Nederland (TDN). De landsadvocaat heeft deze zaak in behandeling, maar ziet de verhaalsmogelijkheden somber in. Een aanbod van Essent Nederland B.V., die betrokkenheid heeft bij RICNON, om 15% van de vordering tegen finale kwijting te voldoen is in beraad genomen.

Beleidsterrein Koninklijke Marine

Een vordering van EUR 143 is in 1998 ingesteld op de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). Het gaat hier om een vordering die betrekking heeft op de opleiding die VAE-personeel heeft genoten aan het KIM. Volgens de VAE is de vordering betaald. De ambassade van de VAE in Bonn is verzocht nader onderzoek te verrichten. Dit onderzoek is nog niet afgerond.

Een vordering van EUR 208 is in 1998 ingesteld op de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). Het gaat hier om een vordering die betrekking heeft op de officierstraining die VAE-personeel heeft genoten aan het KIM. Volgens de VAE is de vordering betaald. De ambassade van de VAE in Bonn is verzocht nader onderzoek te verrichten. Dit onderzoek is nog niet afgerond.

Beleidsterrein Koninklijke Landmacht

Een vordering op een natuurlijk persoon van EUR 70 in verband met teruggaaf opleidingskosten. Inmiddels is na uitspraak Raad van Beroep in augustus 2001 een nieuwe beschikking op het bezwaar gemaakt welke in december 2001 verstuurd is.

Een vordering op de Duitse overheid van EUR 500. Volgens het Duitse Bauamt is dit bedrag verrekend met andere projecten. Dit blijkt echter niet uit de KL-informatie. De oplossing in deze zaak duurt langer dan eerder was aangenomen; in 2002 wordt gestreefd naar afdoening.

Een vordering op de firma Siemens van EUR 326 inzake een boete voor te late levering van SST/PVT-systemen. Deze vordering wordt voldaan door het verrichten van onderhoud aan de betreffende systemen gedurende een aantal jaren. In 2001 is voor EUR 467 onderhoud verricht en voor het restant van de vordering zal in 2002 onderhoud worden verricht.

Een vordering van EUR 320 op een natuurlijk persoon die de vordering tot aan zijn pensioen met een maandelijks vast bedrag gaat voldoen. Het dan resterende bedrag van EUR 109 zal, indien volledig is voldaan aan de betalingsverplichtingen, in november 2026 buiten invordering gesteld worden.

Beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht

Een vordering van EUR 390 uit 1998 op de gemeente Eindhoven inzake het grondverzet op de vliegbasis Eindhoven. Vanwege diverse discussies met gemeentelijke instanties zijn juridische stappen genomen. Hierdoor is niet te voorspellen is op welke termijn de vordering wordt ontvangen.

Een vordering van EUR 90 uit 1997 op Lloyds Bank PLC. De vordering is overgedragen aan de Directie Juridische Zaken van het ministerie van Defensie.

Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten (Musp)

Een vordering van EUR 1 255 op de Raad van Ministers van Curac¸ao betreft het aandeel in de exploitatielasten van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De vordering is ingesteld in oktober 1997. Gelet op de liquiditeitspositie van de Nederlandse Antillen wordt verwacht dat de afwikkeling van deze vordering vertraging zal ondervinden.

Een vordering van EUR 785 op de Directeur van Financiën van Aruba. Betreft het aandeel in de exploitatielasten van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba over 1999. De vordering is ingesteld in oktober 1999.

Zeven vorderingen met een totaalwaarde van EUR 11 500 hebben betrekking op de inzet van UNTAC Cambodja. De vordering is door de VN erkend, doch wanneer ontvangst plaatsvindt is onbekend, dit is afhankelijk van de liquiditeit van de VN.

Twee vorderingen met een totaalwaarde van EUR 300 hebben betrekking op de inzet van UNAMIR in Ruanda. De vordering is door de VN erkend, doch wanneer ontvangst plaatsvindt is onbekend; dit is afhankelijk van de liquiditeit van de VN.

Een restant van een openstaande vordering van EUR 200 heeft betrekking op Unprofor. Eind 2001 is EUR 41 700 ontvangen van de VN. Onderzocht wordt waarom het resterende bedrag niet voldaan is.

ad 9. Extra-comptabele schulden.

Het saldo op de saldibalans bedraagt EUR 0.

ad 10. Voorschotten.

Het saldo op de saldibalans bedraagt EUR 2 115 399. De voorschotten zijn gewaardeerd tegen de in het jaar van verstrekking geldende plankoers. Voorschotten waarbij voor de verstrekking termijnvaluta is aangewend, zijn gewaardeerd tegen de betreffende termijnkoers.

Voorschotten naar ouderdom:

De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.

 

(bedragen x EUR 1,0 miljoen)

Jaar van ontstaan

Alge-

P&U

KM

KL

KLu

Musp

Overigen

Totaal

   

meen

             

< 1997

 

2,4

0,0

59,8

14,3

101,3

3,1

0,0

180,9

1998

 

0,6

0,0

32,6

5,7

68,2

5,2

0,2

112,5

1999

 

2,1

0,2

76,3

12,1

121,6

5,2

0,1

217,6

2000

 

28,8

0,0

94,5

14,1

99,5

112,3

1,4

350,6

2001

 

51,8

711,7

132,7

98,2

155,2

95,9

8,3

1 253,8

Totaal

 

85,7

711,9

395,9

144,4

545,8

221,7

10,0

2 115,4

De post Overigen bestaat uit de beleidsterreinen Dico (EUR 6,6) en de KMar (EUR 3,4).

Ten opzichte van de stand t/m 31–12–2000 is een bedrag verrekend van EUR 1 169,8 miljoen. In 2001 zijn voorschotten verstrekt voor totaal EUR 1 323,3 miljoen waarvan in 2001 reeds werd verrekend EUR 69,8 mln. De totale mutatie in de voorschottenstand ten opzichte van 2000 komt daardoor uit op + EUR 84,0.

Toelichting beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht verrekend voorschot 2001 inzake aanschaf F-16.

In 1977 heeft de Koninklijke Luchtmacht op basis van het wapenexport-programma van de Amerikaanse Overheid 102 stuks F-16 gevechtsvliegtuigen gekocht. Met deze initiële investering was een bedrag van 1 500 miljoen US dollar gemoeid. De betalingen voor deze vliegtuigen werden in de KLu-administratie als voorschot vastgelegd. Op basis van de door de Amerikaanse Overheid aangeleverde informatie werden deze voorschotten in de loop van de tijd verrekend. Deze aangeleverde informatie voldeed niet aan de informatiebehoefte van de KLu. Ten eerste was de verstrekte informatie anders ingericht dan wenselijk voor verwerking in de naar de normen van de Comptabiliteitswet ingerichte KLu-administratie. Ten tweede was de door de Amerikaanse Overheid verstrekte informatie onvolledig omdat commercieel gevoelige informatie conform de Amerikaanse wetgeving niet aan de KLu mocht worden verstrekt. In 1985 is het laatste F-16 gevechtsvliegtuig afgeleverd. In 1997 heeft de Amerikaanse Overheid – nadat de KLu hierop had aangedrongen – besloten tot een spoedige afsluiting van de overeenkomst zodat de aankoop financieel kon worden afgewikkeld. Ultimo 1998 is deze overeenkomst administratief afgesloten; de laatste financiële informatie is in 1999 ontvangen. Uiteindelijk bleek er een verschil tussen de Amerikaanse en Nederlandse administratie te bestaan van EUR 43,1 miljoen. Ondanks uitgebreide inspanningen is de KLu er niet in geslaagd om dit verschil te herleiden naar individuele facturen van geleverde prestaties. Teneinde de inmiddels afgeronde overeenkomst volledig te kunnen afwikkelen, is het verschil van EUR 43,1 miljoen in 2001 afgeboekt.

Inmiddels zijn, mede op basis van het voorgaande, verbeteringen in de administratie van de KLu aangebracht met het doel verrekeningen van aan de Amerikaanse Overheid verstrekte voorschotten beter en vollediger te kunnen herleiden naar individuele facturen van geleverde prestaties. Daarnaast slaagt de KLu er in toenemende mate in, in overleg met de Amerikaanse Overheid, de aanlevering van de informatie uit de admini- stratie van de Amerikaanse Overheid meer in overeenstemming te brengen met de informatiebehoefte van de KLu.

Desondanks bestaat de verwachting dat de nu af te ronden cases, zoals momenteel de case KDC-10, nog niet volledig kunnen profiteren van deze verbeterde aanlevering van informatie en dat ook hier wellicht in de toekomst nog een saldo zal open blijven dat niet direct te herleiden is naar individuele facturen van geleverde prestaties.

Als criterium voor de toelichting naar grootte van voorschotten geldt een grensbedrag van > EUR 25 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per beleidsterrein een specificatie.

USZO-voorschotten.

De declaraties van de USZO met betrekking tot de post-actieven zijn voor een bedrag van EUR 793 985 als voorschot betaald en in de financiële verantwoording 2001 als extracomptabele voorschotten over de beleidsterreinen als volgt verdeeld:

Beleidsterrein Alg.                                                         EUR     4043

Beleidsterrein P&U                                                        EUR 711 648

BeleidsterreinKM                                                          EUR   16517

BeleidsterreinKL                                                           EUR   44064

Beleidsterrein KLu                                                         EUR   12021

Beleidsterrein KMar                                                      EUR        967

Beleidsterrein Dico                                                        EUR     4725

Beleidsterrein Algemeen

De declaraties met betrekking tot de ziektekostenverzekering die betaald zijn aan de Dienst Ziektekostenvoorziening Defensie (ZVD) en de Stichting Ziektekosten Verzekering Krijgsmacht (SZVK) zijn in de saldibalans verwerkt als extra-comptabele voorschotten voor een totaal bedrag van resp. EUR 44 080 en EUR 7 260. De definitieve vaststelling van het te verrekenen bedrag zal plaatsvinden in 2002.

Beleidsterrein Koninklijke Marine

Een voorschot van EUR 26 600 staat open in verband met de verwerving van Active Phased Array Radars (APAR) voor de Luchtverdedigings- en Commandofregatten.

Een voorschot van EUR 36 700 staat open in verband met de verwerving van het Combat Direction System voor de Luchtverdedigings- en Commandofregatten.

Leveringen en verrekening van bovenstaande voorschotten is conform de schema’s die opgenomen zijn in de contracten.

Beleidsterrein Koninklijke Landmacht

Een voorschot van EUR 41 300 staat open ten behoeve van de Gill Antitankwapen-systemen van de firma Rafael uit Israël. De leveringen en verrekeningen vinden plaats t/m 2005, hetgeen conform het oorspronkelijk leverschema is.

Beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht

Een voorschot van EUR 103 100 staat open ten behoeve van de Midlife Update (MLU) Productiefase F-16. Dit bestaat voor het grootste gedeelte uit progress payments, die door de USAF aan leveranciers zijn verstrekt plus administratieve kosten. Op basis van opleveringsverklaringen vinden regelmatig verrekeningen plaats.

Een nog openstaand voorschot van EUR 40 100 voor de modificatie SD5/PDP5 van patriot radarsystemen. De eerste twee patriot radarsystemen zijn in oktober 2001 van de productielijn in de Verenigde Staten naar Nederland teruggekomen. De afrekening hiervan wordt medio 2002 verwacht. Dit betekent dat wellicht ongeveer 50% van het openstaande voorschot verrekend kan worden.

Een nog openstaand voorschot van EUR 31 000 inzake vervolgbestelling F-16, vanwege de complexiteit en omvang van de destijds afgesloten contracten is de verwachting dat de afdoening van deze voorschotten nog enige jaren op zich zal laten wachten.

Een nog openstaand voorschot van EUR 26 500 voor de Follow-on-Support voor het F-16 wapensysteem. Hier dienen door USAF nog veel activiteiten in rekening te worden gebracht (delivery listings) waardoor in combinatie met de opleveringsverklaringen het saldo van het openstaand voorschot zal afnemen. Daarnaast zal verzocht worden het huidige betaal-schema te wijzigen zodat betalingen voorzien in de jaren 2002 en volgende jaren naar achteren zullen schuiven.

Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten (Musp)

Een openstaand voorschot van EUR 193 200, verstrekt aan MD Douglas via de FMS-procedure ten behoeve van de aanschaf van Apache gevechtshelikopters. Na aflevering van een gevechtshelikopter vindt verrekening met de Amerikaanse Luchtmacht plaats. De levering van de laatste helikopter is medio 2002 voorzien.

ad 11. Garantieverplichtingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt EUR 0.

Voor de garantieverplichtingen wordt geen separate administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost openstaande verplichtingen.

ad 12. Openstaande verplichtingen

Het saldo op de saldibalans bedraagt EUR 4 232 586. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers.

De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen de door het ministerie van Financiën voor 2001 voorgeschreven koers van EUR 0,998 (f 2,20).

Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen op oude verplichtingen. Daar waar nieuw aangegaan negatief zou uitlopen is deze stand op nihil gesteld waardoor voor die artikelen wel een negatieve bijstelling is opgenomen.

 

Verplichtingen 1/1/2001

3106153

Aangegane verplichtingen in verslagjaar

8 573 758

Subtotaal

11 679 911

Tot betaling gekomen in verslagjaar

Negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

7 446 455 870

Subtotaal

7 447 325

Openstaande verplichtingen per 31/12/2001

4 232 586

Als bijlage is gevoegd een blad met de opbouw van de garantieverplichtingen.

Als criterium voor de toelichting naar grootte van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van > EUR 50 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per beleidsterrein een specificatie.

Beleidsterrein Koninklijke Marine

Een verplichting van EUR 142 700 inzake het Bouwmeestercontract voor Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF). De overeenkomst is gesloten met de Koninklijke Schelde Groep. Het project eindigt in 2005. Te leveren zijn vier schepen LCF.

Een verplichting van EUR 486 400 inzake het opstarten van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De leverancier is NAHEMA en de levering vindt plaats in 2007 t/m 2012.

Een verplichting van EUR 138 100 inzake de modernisering van 10 P3C Orion maritieme patrouillevliegtuigen. De overeenkomst is via de FMS-procedure met de Amerikaanse overheid gesloten. De oplevering vindt plaats van 2004 t/m 2008.

Een verplichting van EUR 124 300 inzake de verwerving van sonar-C2 systemen ten behoeve van de mijnenbestrijdingsvaartuigen (IMCMS). De leverancier is Atlas Elektronik GmbH in Duitsland. Het betreft een samenwerkingsverband met België. Daarom is van het totale bedrag van de openstaande verplichting een bedrag van EUR 45 400 miljoen buiten begrotingsverband geregistreerd.

Beleidsterrein Koninklijke Landmacht

Een verplichting van EUR 380 300 inzake het Fenek-contract voor levering van 410 stuks lichte verkennings- en bewakingsvoertuigen. De overeenkomst is gesloten met het speciaal hiervoor opgerichte consortium Arbeitsgemeinschaft/Kraus-Maffei Wegmann/SP aerospace & vehicle systems in Duitsland. Deze overeenkomst is van december 2001 en de laatste levering is in 2007 gepland.

Een verplichting van EUR 135 800 inzake het Gill-contract voor levering van 2433 Antitankwapen-systemen. De overeenkomst is gesloten met de firma Rafael in Israël. Deze overeenkomst is in juli 2001 ondertekend en de laatste levering is in 2005 gepland.

Een verplichting van EUR 51 400 inzake de levering van 16 000 stuks pantsergranaatpatronen voor de Leopard-tanks. De overeenkomst is gesloten met de firma Rheinmetall Waffen und Munition GmbH in Duitsland. Deze overeenkomst is van februari 2001 en de laatste levering is gepland in 2003.

Een verplichting van EUR 247 800 inzake de dienstverlening van de voormalige telematica groepen welke overgegaan zijn naar de Defensie baten-lastendienst DTO. De overeenkomst dateert uit 2000 maar is pas in 2001 geadministreerd. Deze overeenkomst loopt tot 2009.

Een verplichting van EUR 56 700 inzake de ontwikkeling van een nieuw pantserwielvoertuig (GTK/MRAV/PWV), welke samen met de Duitse en de Engelse overheid gesloten is met het consortium ARTEC. Dit consortium bestaat uit de Britse firma Alvis Vehicles Ltd., de Duitse firma’s Krauss-Maffei Wegmann en Rheinmetall Landsystems en het Nederlandse Stork PWV. De overeenkomst is in februari 2001 ondertekend en de ontwikkelingsopdracht moet volgens planning afgerond zijn in oktober 2004.

Beleidsterrein Koninklijke Luchtmacht

Een verplichting van EUR 106 800 met betrekking tot follow-on support F-16 (FMS case NE-D-QBK) Het gaat hier om uiteenlopende activiteiten ter ondersteuning van de instandhouding van de F-16. Het betalingsschema loopt tot en met 2008.

Een verplichting met een totaalwaarde van EUR 52 600 inzake de follow-on-support Apache gevechtshelikopters (inclusief bijkomende kosten). Het betalingsschema loopt tot en met 2004.

Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten (Musp)

Een drietal openstaande verplichtingen met een totaalwaarde van EUR 130 400 heeft betrekking op de aanschaf van de Apache gevechtshelikopters (inclusief een tweede amendment en bijkomende kosten, leverancier MD Douglas via FMS-procedure). De leveringen geschieden tot en met 2002.

ad 13. Deelnemingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt EUR 2 420.

Naam van de onderneming: Eurometaal N.V.

Wijze van deelneming: aandelen.

Het ministerie van Defensie was tot 2001 in het bezit van 33 1/3 % van de aandelen. De waarde bedroeg, uitgedrukt in de oorspronkelijke aankoopprijs, 33 1/3 % van EUR 18 151 = EUR 6 050. Na verkoop in 2001 van 4000 aandelen bedraagt het aandeel van Defensie in Eurometaal per 31 december 2001 13,3%. Uitgedrukt in de oorspronkelijke aankoopprijs bedraagt de waarde thans EUR 2 420.

BIJLAGEN

BIJLAGE 1                                              Voorbeeldmededeling over de bedrijfsvoering

Algemeen

De eerste belangrijke stap in het ontwikkeltraject van de Mededeling Bedrijfsvoering binnen Defensie betrof de mededeling over de bedrijfsvoering zoals deze in de verantwoording 2000 is opgenomen. Deze mededeling werd opgenomen als onderdeel van de Defensiepilot die weer deel uitmaakte van een rijksbrede pilot. Op basis van de pilot-uitkomsten en de uitgangspunten van het Beleid Bedrijfsvoering Defensie is besloten om bij het opstellen en onderbouwen van de Mededeling over de Bedrijfsvoering van de Minister gebruik te maken van de deelmededelingen van de bevelhebbers en de resultaten van uitgevoerde Defensiebrede audits en de onderzoeken van de Defensie Accountantsdienst.

De Mededeling 2000 kwam tot stand op basis van de bij het management beschikbare informatie over de bedrijfsvoering. Hierbij werd het ontbreken van Defensiebrede normen voor de toetsing van de bedrijfsvoering als gemis ervaren. Hoewel een Mededeling over de bedrijfsvoering voor de verantwoording

2001 nog niet is voorgeschreven is in aansluiting op de ervaringen in 2000 en als onderdeel van het totale ontwikkeltraject in deze bijlage een voorbeeldtekst inzake de mededeling over de bedrijfsvoering opgenomen. Voor het opstellen en onderbouwen van de mededeling over de bedrijfsvoering 2001 zijn zogenaamde baselines opgesteld. Deze baselines vormen het normenkader voor toetsing van en verantwoording over de bedrijfsvoering bij Defensie. Omdat het gebruik van de baselines voor de totstandkoming van de mededeling bedrijfsvoering 2001 nog niet verplicht was gesteld, zijn de baselines niet eenduidig gehanteerd. De baselines 2001 zullen zowel qua inhoud als gebruik worden geëvalueerd en verder verbeterd. Daarnaast worden, indien wenselijk, gedurende

2002 baselines ontwikkeld voor de overige te onderkennen elementen van bedrijfsvoering. Voor de mededeling over de bedrijfsvoering 2002, zoals die met ingang van het jaarverslag 2002 in het departementale jaarverslag moet worden opgenomen, wordt gebruik gemaakt van de dan beschikbare baselines waarbij tegelijkertijd de baselines worden toegepast tot op het niveau van zelfstandige organisatie-onderdelen. In 2003 vindt wederom een evaluatie en een verdere verbetering van de beschikbare baselines plaats. Het streven is om uiteindelijk bij de totstandkoming van de mededeling over de bedrijfsvoering 2004 te kunnen beschikken over een volledige en uitgekristalliseerde set van baselines waarin de kwaliteitseisen, die aan de gehele bedrijfsvoering worden gesteld, zijn vastgelegd.

Met de Mededeling over de bedrijfsvoering 2004 zal de gewenste eindsituatie met betrekking tot de mededeling over de bedrijfsvoering binnen Defensie zijn bereikt. Defensie heeft door participatie in de rijksbrede pilot en het opnemen van voorbeeldmededelingen met ingang van de verantwoording 2000 een ontwikkelingstraject doorlopen met verschillende evaluatiemomenten en verbeteracties.

De onderstaande voorbeeldtekst inzake de mededeling over de bedrijfsvoering dient tegen de achtergrond van het hiervoor opgenomen ontwikkeltraject te worden bezien.

1 Door middel van de binnen het ministerie van Defensie opgezette Toprapportage-struc-tuur wordt periodiek informatie verstrekt aan het Politiek Beraad inzake doelstellingen/ doelbereiking, bedrijfsvoering alsmede de aanwending van middelen. Met deze systematiek is een belangrijk fundament gelegd voor vergroting van de transparantie.

Voorbeeldtekst: Mededeling over de bedrijfsvoering

Reikwijdte

De mededeling over de bedrijfsvoering 2001 omvat de bedrijfsvoeringaspecten financieel beheer, materieelbeheer, personeelsbeheer, informatiebeveiliging en milieu.

Onderbouwing

De mededeling over de bedrijfsvoering is met name gebaseerd op de in de managementrapportages1 van de (P)SG, CDS, Bevelhebbers en C-Dico opgenomen deelmededelingen inzake de kwaliteit van de vijf genoemde bedrijfsvoeringaspecten. Analyse en beoordeling van de kwaliteit is uitgevoerd aan de hand van de gedurende 2001 opgestelde normenkaders (baselines). Deze baselines betreffen een, aan de hand van de bestaande wet- en regelgeving, aanwijzingen en procedures, concrete invulling van het generiek toepasbare analyse- en beoordelingsinstrument interne beheersing (ABIB).

Naast de deelmededelingen zijn de bevindingen tijdens werkbezoeken, van Defensiebrede audits en van de onderzoeken van de Defensie Accountantsdienst als onderbouwing gebruikt.

Mededeling

In het begrotingsjaar 2001 is op een gestructureerde wijze aandacht besteed aan de bedrijfsvoering van het ministerie van Defensie. Op basis van een risicoanalyse is een systematische afweging gemaakt inzake de in te zetten instrumenten van sturing en beheersing. Daarbij werd naar aanleiding van de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde «ernstige tekortkomingen» op het gebied van Financieel beheer en Materieelbeheer een Task Force ingesteld waarbinnen de verbeteracties werden geïnitieerd, gecoördineerd, gemonitord alsmede verantwoording over de resultaten werd afgelegd.

In 2001 zijn als onderdeel van de kwaliteitsverbetering van de bedrijfsvoering Defensiebrede normenkaders opgesteld, in aansluiting op de Rijksbrede normenkaders en het Beleid Bedrijfsvoering Defensie 2000. Deze normenkaders zijn vastgelegd in de baselines Defensie 2001 voor de bedrijfsvoeringaspecten Financieel beheer, Materieelbeheer, Personeelsbeheer, Informatiebeveiliging en Milieu. Door analyse en beoordeling van de bedrijfsvoeringaspecten met behulp van de baselines is inzicht verkregen in de kwaliteit van de bedrijfsvoering en nog te realiseren verbetermaatregelen.

Een en ander heeft in het begrotingsjaar 2001 geresulteerd in beheerste bedrijfsprocessen, aanvaardbare rest-risico’s en inzicht in de resterende verbeterpunten.

Voor verdere verbetering van de bedrijfsvoering binnen het ministerie van

Defensie is een verbeterplan opgesteld waarin acties zijn opgenomen ten aanzien van:

– Verbetering van het financieel beheer op de aspecten:

– Administratieve discipline

– Europese aanbestedingsregels – Verbetering van het materieelbeheer op de aspecten:

– Analyse van voorraadverschillen

– Beheers- en bruikleenadministraties

Verbetering van het Milieuzorgsysteem op het aspect: – Betrouwbaarheid van de informatievoorziening Verbetering materieelbeheer bij de KL Verbetering financieel beheer bij de KM.

BIJLAGE 2

De wijze en de mate van inzet bij vredesoperaties

In het onderstaande wordt een nadere uiteenzetting gegeven van de wijze en mate van inzet van militaire middelen bij de verschillende operaties.

Ingezette middelen en uitgevoerde taken (SFOR)

Het Nederlandse bataljon opereert in de operatie SFOR in Bosnië-Herzegovina vanaf de locaties Bugonjo en Novi Travnik. Samen met eenheden van Groot-Brittannië en Canada vormt het Nederlandse bataljon de Multinational Division South/West (MNDSW). Sinds oktober 2001 voert Nederland het commando over MNDSW. Het tot 1 (NL) Mechbat. behorende mortierpeloton, dat in Duitsland is gelegerd, is aangemerkt als tactische reserve en staat op zeven dagen notice to move.

Nederland neemt aan deze operatie deel met de volgende middelen:

 

Eenheid

Organieke Personele sterkte

Inzet Groot Materieel

Gemechaniseerd bataljon (inclusief

6101

8 Leopard A5-tanks, 63 YPR-

logistiek, genie)

 

rupsvoertuigen en 195 overige voertuigen

Nationaal Support Element

3062

65 voertuigen

Verbindingsondersteunings-

105

32 voertuigen

compagnie

   

Helikopterdetachement

1253

5 Cougar-helikopters 54 voertuigen

Contingentscommando

434

23 voertuigen

KMAR

22

9 voertuigen

EOV-detachement

5

3 voertuigen

Geneeskundig detachement Sipovo

17

 

Personeel HQ MND(SW) en SFOR

125

 

Staf/Wacht-peloton HQ MND(SW)

30

Op roulatiebasis

Tactische reservet.b.v. mechbat:

30

Op 7 dagen notice to move

Mortierpeloton

 

(NTM)

Strategische reserve:1e Mariniers-

500

 

bataljon

   

1 niet inbegrepen 36 Bulgaarse militairen

 

2 niet inbegrepen 26 Roemeense militairen

 

3 niet inbegrepen 16 Roemeense militairen

 

4 niet ingegrepen 2 Bulgaarse en 2 Roemeense militairen

 

Eenheid

Activiteiten

 

Gemechaniseerd bataljon (inclusief logistiek, genie)

Nationaal Support Element

Verbindingsondersteuningscom-pagnie

Helikopterdetachement Contingentscommando

KMAR EOV-detachement

Geneeskundig detachement Sipovo Personeel MND(SW) en SFOR-hoofdkwartieren Tactische reservet.b.v. mechbat: Mortierpeloton

Patrouilles en inspecties conform operatie-order mechbat:

Innemen en onschadelijk maken munitie en explosieven (mijnen en diverse soorten granaten). Logistieke ondersteuning van alle Nederlandse eenheden Handhaven van de verbindingen t.b.v. MND(SW)

Helikoptersteun t.b.v. MND(SW) en inzet IRT-helikopter

Dagelijkse informatievoorziening ten behoeve van de

CDS

Politiedienst t.b.v. de NL-militairen

Interceptie en plaatsbepaling berichtenverkeer op continu basis binnen MND(SW)

Geneeskundige ondersteuning t.b.v. MND(SW)

Ondersteuning van de staven

Aanvullende vuursteun op 7 dagen NTM in Nederland

Eenheid                                                         Activiteiten

Strategische reserve:Mariniers-                  Aanvullende capaciteit t.b.v. COMSFOR

bataljon

UNITED NATIONS MISSION IN ETHIOPIA AND ERITREA (UNMEE)

Met de aanname door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van de Resoluties 1312 en 1320 op resp. 31 juli jl. en 15 september jl. werd de weg vrijgemaakt voor de inzet van UNMEE. Deze resoluties verschaffen op basis van Hoofdstuk VI van het VN-Handvest het mandaat voor de ontplooiing van een internationale vredesmacht (UNMEE), bestaande uit maximaal 4200 militairen.

De vredesmacht is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

– een UNMEE-Force hoofdkwartier

– drie infanteriebataljons

– 220 militaire waarnemers (UNMO’s)

– een mobiele reservecompagnie (Force mobile reserve)

– twee genie-ontmijningscompagnieën en en genieconstructie compagnie – een hoofdkwartiercompagnie – een rol 2 veldhospitaal – een luchttransporteenheid.

UNMEE is een zogenoemde «Monitoring mission», welke door middel van waarnemers en de daadwerkelijke fysieke aanwezigheid van militairen op de grond toeziet op de uitvoering van de wapenstilstand, waarvan het akkoord is ondertekend op 18 juli 2000. Dit akkoord voorziet in de vorming van een gedemilitariseerde bufferzone, de «Temporary Security Zone» (TSZ) langs de ongeveer 1000 km lange grens tussen Ethiopië en Eritrea. In deze 25 km brede TSZ heeft UNMEE haar troepen ontplooid ter voorkoming van de hervatting van de vijandelijkheden tussen beide landen, met als doel de omzetting van het wapenstilstandsakkoord in een omvattend vredesakkoord. Eind maart 2002 presenteert de Verenigde Naties de definitieve vaststelling van de grens tussen Eritrea en Ethiopië.

Ingezette middellen en uitgevoerde taken (UNMEE)

In de periode vanaf medio december 2000 tot juli 2001 heeft Nederland deelgenomen aan de operaties in UNMEE met de onderstaande middelen:

 

Eenheid

Organieke Personele Sterkte

Inzet Groot Materieel

Hr. Ms. Rotterdam

210

 

KMAR Detachement

10 + 8 tijdens deployment/ redeployment

9 jeeps

Contingentscommando

29

8 jeeps

Verkennings Peloton

22

6 jeeps

KM Genie Peloton

26

8 jeeps, diverse vrachtwagens.

NECBAT Staf Coy

106

16 jeeps, 6 vrachtwagen-trailer combinaties t.b.v. vervoer en opslag, mobiele keuken, sanitaire combinaties.

Eenheid

 

Organieke Personele Sterkte

A-Coy

 

153

B- Coy

 

153

C-Coy

 

153

H-Coy

 

1 (lso)

LogBase

 

183

Field Dressing

Station

45

Helikopterdetachement

150

Inzet Groot Materieel

Genie-eenheid (KL)

EOD/DDG

71

6 Patria’s, 17 jeeps, 9 vrachtwagens, generatoren, organieke bewapening. 6 Patria’s, 17 jeeps, 9 vrachtwagens, generatoren, organieke bewapening. 6 Patria’s, 17 jeeps, 9 vrachtwagens, generatoren, organieke bewapening. (Canadees materieel) 3 Patria’s, 22 jeeps, 34 vrachtwagens, 7 forklifts, mobiele keuken en sanitaire voertuigen

3 jeeps, ambulance 16 jeeps, 1 Crashtender, generatoren, ongeveer 20 diverse vrachtauto’s t.b.v. transport en opslag, mobiele keuken en sanitaire voertuigen.

4 YKZ’s (kiepauto), 4 universele bouwmachines met aanhangwagen, 4 YTH’s met broshuis (trekker met oplegger), 2 YAZ’s (tankauto), 2 constructiesets.

Eenheid

Activiteiten

Hr.Ms. Rotterdam

NECBAT Stafcompagnie KMAR detachement Contingentscommando

Verkenningspeloton KM Geniepeloton

A-Coy B-Coy C-Coy

H-Coy

LogBase

Field Dressing Station

Helikopterdetachement

Genie-eenheid (KL)

Transporteren van materieel naar SPOD Massawa, aldaar logistiek platform en ondersteuning konvooitransporten, medische ondersteuning in de AOR, verzorgen retourtransport van geniematerieel naar NL. Hoofdkwartiertaken voor NECBAT. Politiediensten t.b.v. de NL-militairen. Dagelijkse informatievoorziening ten behoeve van de CDS.

Route- en gebiedsverkenningen t.b.v. NECBAT. Ondersteuning opbouw compounds. Routeverkenning. Ruimen UXO’s.

Inrichten en beheren check-point; bij toerbeurten QRF taken uitvoeren.

Instandhouding grensposten en uitvoeren dag- en nachtpatrouilles.

Door dagelijkse voet- en gemotoriseerde patrouilles wordt de AOR geobserveerd, bij toerbeurten QRF taken uitvoeren.

Initieel werd deze locatie door personeel van de B-coy bemand; deze locatie wordt door de Canadese eenheid bemand.

Ontvangst en doorvoer van al het naar het missiegebied ingebrachte materieel. Ondersteuning instandhoudingsactiviteiten.

Uitvoeren van Role 2 + medische ondersteuning voor het NECBAT en, op verzoek van FC UNMEE, voor alle militairen in UNMEE. Medio februari werd het Jordaanse veldhospitaal operationeel inzetbaar, waarna de medische ondersteuning in principe werd beperkt tot het NECBAT.

Uitvoeren van medevac en ondersteunende vluchten. (uitgevoerd ongeveer 990 vlieguren); in rapportageperiode rond de 6600 pax vervoerd en zo’n 180 000 kg cargo.

Verzetten grondwerk en inrichting compounds. De KL genie-eenheid is per 26 januari naar NL teruggekeerd.

7

Eenheid                                                         Activiteiten

Redeploymentdetachement                         Voor het afbreken en/of administratief afhandelen van de overdracht van de verschillende compounds. Het zorgdragen van het transport van goederen en personeel naar Nederland.

Eind juni 2001 zijn de Nederlandse eenheden teruggetrokken uit UNMEE.

Vanaf 23 november 2001 zijn ook de vijf Nederlandse stafofficieren werkzaam op het hoofdkwartier UNMEE teruggekeerd naar Nederland. Momenteel neemt Nederland nog deel met de Force Commander en zijn Militaire Assistent.

UNMEE Mine Action Centre (UNMEE MAC).

Op verzoek van de UN Office for Project Services (UNOPS) heeft Nederland vanaf 23 mei 2001 deelgenomen aan het UNMEE MAC. De taak van de instructeurs is het opleiden van Eritrese deminers. Deze deminers werden ingezet voor «humanitaire mijnenruiming». De Nederlandse onderofficieren waren voor een half jaar ter beschikking gesteld van de Verenigde Naties en zijn november 2001 teruggekeerd naar Nederland. Onlangs heeft Nederland positief gereageerd op een verzoek om wederom mijnruiminstructeurs beschikbaar te stellen. De twee mijnruim-instructeurs zijn vanaf 1 februari 2002, onder een zelfde mandaat als de vorige Nederlandse deelname aan UNMEE MAC, aangevangen met de missie.

Overzicht Nederlands Apache Detachement Djibouti (NAD)

Teneinde in voorkomend geval een mogelijke extractie van Nederlandse militairen uit Ethiopië/Eritrea te kunnen ondersteunen, waren vier Apache helikopters in Djibouti gestationeerd. Door middel van training en het houden van oefeningen bereidde het detachement zich op haar taken voor. Waar mogelijk werden gecombineerde oefeningen gehouden met het in Djibouti aanwezige Franse detachement. Met name de hoge temperaturen hadden een nadelige invloed op het functioneren van het NAD. Door een aantal maatregelen, waaronder aangepaste werktijden, werd het ongemak voor het personeel zoveel mogelijk beperkt. Ondanks de extreme omstandigheden, waren de (vlieg)oefenmogelijkheden zodanig ruim vertegenwoordigd, dat het NAD een aantal maanden voorliep op het oefen- en trainingsprogramma dat anders in Nederland zou worden gerealiseerd. Nadat de laatste Nederlandse UNMEE-militair uit de TSZ was vertrokken, is de missie van het NAD eind juni 2001 beëindigd.

Ingezette middelen en uitgevoerde taken

Vanaf februari tot en met juni 2001 zijn ten behoeve van het NAD de volgende middelen ingezet.

Organieke Personele Sterkte                            Inzet Groot Materieel

128 personen                                                      64diverse voertuigen

30 diverse containers

De vier Apache’s hebben totaal 242 missies (450 uur) gevlogen ter voorbereiding van een mogelijke inzet

Overzicht United nations Peace-keeping Force in Cyprus (UNFICYP).

UNFICYP ziet sedert 1974 toe op de handhaving van de overeengekomen bufferzone tussen de Griekse en Turkse partijen in het conflict. Het mandaat van de Verenigde Naties werd wederom met een half jaar verlengd tot 15 juni 2001. Nederland droeg bij met 100 militairen aan het Britse contingent in sector 2 van de Bufferzone, de Mobile Force Reserve (MFR), de Force MP en staf UNFICYP. De Nederlandse bijdrage, samen met een onder bevel gesteld UK-peloton, was geconcentreerd in sector 2-west. In dit eigen vak van verantwoordelijkheid in de Britse sector leverden de Nederlandse militairen hun bijdrage aan het welslagen van de missie en droegen bij aan het voorkomen van een hervatting van de vijandelijkheden tussen die beide gemeenschappen. De Nederlandse bijdrage aan UNFICYP is beëindigd in juni 2001. De Nederlandse eenheid is afgelost door een Engelse eenheid.

Ingezette middelen en uitgevoerde taken.

De Nederlandse bijdrage bestond uit een detachement van 97 militairen van de Koninklijke Landmacht en 3 militairen van de Koninklijke Marechaussee alsmede één functionaris in het hoofdkwartier van UNFICYP.

Eenheid                                                Activiteiten (24-uurs dienst)

«Bengal»-peloton en «Falcon»-          Beveiligen bufferzone (cease fire line)

peloton                                                 – postenopwaarnemingstoren,

– patrouillegang, – optreden als «snelle-reactie eenheid»

«MFR»-peloton                                    – bewaking/beveiligingopdeUNPA

– uitvoeren van patrouilleversterkingsopdrachten – evt. optreden als crowd control unit

Overzicht Task Force Harvest

Na een gewapende strijd tussen het Macedonische leger de «Army of the Republic of Macedonia» (ARM) en de Albanese extremisten van het «Ushtria Clirimtare e Kosova – Macedonia» waren vertegenwoordigers van de entiteiten een politiek akkoord overeengekomen. Goedkeuring door het Macedonische parlement was mede afhankelijk van onder meer het inleveren van wapens door de UCK-M. De Macedonische president heeft indertijd de Navo verzocht de wapens van de UCK-M in te zamelen. Met de operatie «Essential Harvest» werd door de NATO hier invulling aan gegeven met als doel hervatting van vijandelijkheden tussen beide enti-

 

Patria (pantservoertuig)

14

Jeep (MB’S)

29

Overig

33

teiten te voorkomen en de stabiliteit in de regio te bewerkstelligen. De «Task Force Harvest» (TFH) gaf uitvoering aan de operatie Essential Harvest en bestond uit een multinationale brigade onder Engels commando. De duur van de operatie bedroeg in beginsel dertig dagen.

Ingezette middelen en uitgevoerde taken

De Nederlandse bijdrage aan Task Force Harvest bestond uit een versterkte compagnie luchtmobiele infanterie met een verkenningseen-heid van het KCT en aanvullend uitgerust met Patria, een Senior National Representative met een staf en ondersteunend-, liaison- en stafpersoneel voor HQTFH. De compagnie was ingebed in het 2 (UK) Para Bataljon dat deel uitmaakte van de Brigade Task Force Harvest. Nederland heeft van 26 augustus 2001 tot 2 oktober 2001 aan deze operatie deelgenomen. De hoofdtaak van de compagnie was het beveiligen van routes en wapencollectionpoints

Organieke Personele Sterkte                             Inzet Groot Materieel

250 miltairen in de Compagnie en het Detachementscommando.

3 functionarissen in het hoofdkwartier

ENDURING FREEDOM

In het kader van de door de Verenigde Staten geleide coalitie tegen het internationale terrorisme heeft Nederland drie fregatten, vier maritieme patrouillevliegtuigen, één KDC-10 tankervliegtuig, één C-130 transportvliegtuig, één onderzeeboot en zes F-16 gevechtsvliegtuigen ter beschikking gesteld.

Twee van de drie fregatten opereren thans in het verantwoordelijkheids-gebied van CENTCOM. Hr. Ms. Philips van Almonde (165 opvarenden) en Hr. Ms. van Amstel (155 opvarenden) werden op respectievelijk 20 december en 27 januari onder operationele controle gesteld van de «Combined Joint Forces Maritime Component Commander» (CJFMCC) van «US Central Command. De schepen worden ingezet voor inlichtingenverzameling en voeren tevens escort- en beveiligingstaken uit.

Het derde fregat, Hr. Ms. Abraham van der Hulst (155 opvarenden) wordt thans ingezet in het verantwoordelijkheidsgebied van SOUTHCOM (Cari-bisch gebied) ter aanvulling van de Amerikaanse eenheden aldaar. («back-fill»). Deze eenheid wordt vooral met anti-drugsoperaties belast. Ter aanvulling van de Amerikaanse eenheden in het Caribische gebied worden tevens twee maritieme patrouillevliegtuigen ingezet. Deze eenheden zijn belast met waarnemingstaken en inlichtingenverzameling. Het vliegtuigdetachement bestaat uit 40 functionarissen.

De Nederlandse onderzeeboot wordt thans ingezet voor inlichtingenverzameling. De bemanning bestaat uit 70 personen. Om militair-operationele redenen worden, zoals gebruikelijk geen openbare mededelingen gedaan.

Bovengenoemde eenheden zijn voor een periode van een jaar ter beschikking gesteld.

Volgens planning zal de KDC-10 op 03 april vanaf vliegveld Al Udeid in Qatar opereren. Dit toestel zal ter aflossing van een Amerikaanse tanker worden opgenomen in de daar opererende tankervloot. De KDC-10 wordt voor een periode van één jaar ingezet ter ondersteuning van de coalitieluchtstrijdkrachten. Het detachement bestaat uit 31 personen.

De C-130 wordt vanaf 08 april ingezet vanaf het vliegveld Manas in Kirgizië. Het toestel wordt belast met tactisch luchttransport ter ondersteuning van de operatie Enduring Freedom. De inzet is voorzien voor een half jaar. Het detachement bestaat uit 45 personen.

De inzet van twee F-16s´ is voorzien eind juni/begin juli. De vliegtuigen zullen deel uit maken van een gezamenlijk Noors, Deens en Nederlands contingent (elk met twee toestellen) De inzet is voorzien voor een half jaar. De eenheden worden ingezet ten behoeve van «Close Air Support» en «Air interdiction».

Nederland is thans in onderhandeling omtrent de stationering van één maritiem patrouille vliegtuig in de VAE. Een datum van ontplooiing is thans nog niet bekend. Het Nederlandse detachement, bestaande uit ongeveer 50 personen, zal gaan samenwerken met het reeds aanwezige Canadese detachement.

Active Endeavour. Voorts heeft de Koninklijke Marine in het kader van de internationale strijd tegen het terrorisme in de periode van 3 december 2001 t/m 14 januari 2002 op verzoek van SACLANT deel uitgemaakt van STANAVFORLANT, welke in het kader van de Navo-operatie ACTIVE ENDEAVOUR in het oostelijk deel van de Middellandse Zee opereerde. De Nederlandse bijdrage betrof Hr.Ms. Amsterdam en Hr.Ms. Jacob van Heemskerk.

Eagle Assist. Sinds 9 oktober 2001 ondersteunt de NATO de Verenigde Staten met eenheden van de «Nato Airborne Early Warning & Control (NAEW&C) Force». De ondersteuning betreft 5 zogenaamde «Airborne Warning And Control Station» (AWACS) vliegtuigen en 6 crews. De AWACS-toestellen worden ingezet voor (VS) nationale luchtbeveiligings-taken tegen terrorisme, zodat de VS eigen vliegtuigen vrij heeft kunnen maken voor taken elders. De duur van de operatie is vooralsnog gesteld op maximaal 6 maanden. Nederland participeert in deze operatie met gemiddeld 15 augmentees (burgers en militairen).

International Security and Assistance Force (ISAF). Het mandaat voor de International Security Assistance Force (ISAF) is vastgelegd in de Veiligheidsresolutie 1386. Het houdt in dat ISAF de Afghaanse interim autoriteit (IA) zal assisteren bij het handhaven van de veiligheid in Kabul en omstreken, opdat de IA alsmede het VN-personeel in een veilige omgeving kunnen opereren. Het mandaat loopt tot medio juni 2002.

In het kader van de ISAF worden 5000 militairen ontplooid waaronder ± 200 Nederlandse militairen die deel uit gaan maken van een Duits bataljon. Ter voorbereiding van de ontplooiing van het voordetachement en de hoofdmacht is de Nederlandse Compagniecommandant medio december afgereisd naar Kabul.

OVERIGE OPERATIES

Multinational Advisory Police Element (MAPE). De taak van het MAPE was het opzetten en toezien op de wederopbouw van het politieapparaat in Albanië. De Koninklijke Marechaussee droeg aan deze operatie bij met personeel (9 personen) dat adviseert en instructie geeft. De training van het lagere politiekader door MAPE instructeurs (waaronder de NL-instructeurs) lijkt succesvol te zijn verlopen. De operationele taken van het Multinational Advisory Police Element (MAPE) in Albanië zijn per 1 juni van de WEU overgedragen aan de EU. Als gevolg van deze overdracht en de voorgenomen omvorming van de MAPE medio 2002, is ingestemd met een voorstel voor een overbruggingsproject onder de EU tot het moment dat de nieuwe MAPE-missie aanvangt. Eind juni heeft MAPE de werkzaamheden in Albanië beëindigd en is al het Nederlandse personeel naar Nederland teruggekeerd.

EC Police Assistance Project in Albania (ECPA). De overgangsfase «ECPA», die zal lopen van oktober 2000 tot medio 2002, dient de noodzakelijke continuïteit in de werkzaamheden van de MAPE te verzekeren. De werkzaamheden van de MAPE zullen in de toekomst met name worden gericht op het geven van strategisch advies aan de Albanese politieautoriteiten en het trainen van het hogere politiekader. Voornoemde werkzaamheden zullen worden uitgevoerd door een managementteam en vier technische teams, die zich richten op Strategic development and institution building, High level/special techniques training, Information systems

6 infrastructure en Organisational development. Tijdens interdepartementaal overleg tussen de ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is besloten dat de Nederlandse bijdrage aan de MAPE wordt voortgezet, mede met civiele politiefunctionarissen. Voor de overgangsmissie ECPA hebben zowel de politie als de Koninklijke Marechaussee één kandidaat beschikbaar gesteld.

Ingezette middelen

T.b.v. MAPE 2x VW bus T.b.v. ECPA 1x MB Jeep

United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO). Sinds 1948 houden militaire waarnemers toezicht op de bestandslijnen tussen Israël en haar buurlanden. Ten behoeve van UNTSO leveren de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Marine in totaal 11 militaire waarnemers en tot eind mei 2001 één staffunctionaris in Libanon. De strijd tussen de Palestijnen en Israël heeft nog niet geleid tot enige significante dreiging tegen de Nederlandse militairen en hun gezinsleden in Israël. Ook de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten hebben slechts tijdelijk geleid tot een verhoogde waakzaamheid, zonder dat dit leidde tot een aanpassing van de VN Alert State.

Kosovo Force (KFOR). Ondanks dat Nederland geen militaire eenheden meer levert ten behoeve van KFOR, blijven Nederlandse militairen werkzaam in Kosovo. Op het KFOR-hoofdkwartier te Pristina werken gemiddeld

7 Nederlandse militairen. Het betreft zogenoemde «international augmen-tees», dat wil zeggen personeel dat vanuit een internationale Navo-staf voor een bepaalde periode is uitgezonden naar Kosovo.

Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

  • a. 
    OVSE Moldavië Het doel van de OVSE-missie in Moldavië is het assisteren bij het totstandkomen van een allesomvattende politieke oplossing voor het conflict tussen Moldavië en Rusland over het terugtrekken van het materiaal van 14e Russische Leger uit Moldavië en het geschil over de speciale status van het gebied Transdjnestrië. Sinds 1993 neemt Nederland deel aan de missie met één officier.
  • b. 
    OVSE Macedonië Sedert oktober 2001 wordt met één officier deelgenomen aan de «OSCE Spillover Monitor Mission to Skopje». De missie heeft als doel het monitoren van de ontwikkelingen langs de grens tussen Macedonië en Servië (Kosovo) en de ontwikkelingen in andere gebieden die risico lopen betrokken te raken bij het conflict in voormalig Joegoslavië (Kosovo). Dit wordt bewerkstelligd door: het bewaken van de territoriale integriteit van Macedonië, het ondersteunen en uitbouwen van stabiliteit, vrede en veiligheid en het voorkomen van mogelijke conflicten in de regio. Het huidige mandaat voor deze operatie loopt eind maart 2002 af. Vooralsnog heeft de OSCE Spillover Monitor Mission to Skopje een redelijk succesvol verloop. De aanwezigheid van monitors heeft geleid tot onder andere de terugkeer van gemengde Albanese en Macedonische politie-eenheden naar een aantal risicogebieden en tot betrekkelijke rust in die gebieden.
  • c. 
    OVSE Albanië De taak van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE)-missie in Albanië is het adviseren van de Albanese autoriteiten op het gebied van humanitaire, economische en politieke zaken en veiligheidsaangelegenheden. Daarnaast zien OVSE-waarnemers toe op de ontwikkelingen in het grensgebied met Kosovo. Sinds mei 1998 neemt Nederland deel aan de OVSE-missie met twee officieren, waarvan één is ingezet als waarnemer en één werkzaam is in het hoofdkwartier in Tirana.

UNIPTF (United Nations Police Task Force). Het UNIPTF-personeel, waaronder 55 Nederlandse marechaussees, heeft tot taak het observeren, inspecteren, begeleiden en rapporteren over alle activiteiten op het gebied van wetshandhaving, alsmede het observeren, adviseren en trainen van Bosnisch politiepersoneel.

EUMM (European Union Monitor Mission). Nederland draagt momenteel bij met 3 militairen en 2 medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De missie blijft zich richten op overleg met lokale civiele, kerkelijke en militaire autoriteiten over gevangenenruil, uitwisseling van gesneuvelde militairen, gezinsherenigingen, voedseldistributie, terugkeer vluchtelingen, ontheemden en evacués en huisvesting.

FEDMAC (Federation Mine Action Center). Sinds 1 september 1998 draagt Nederland bij met één Technical Advisor (KL) in de staf van het Federation MAC in Sarajevo. Sinds een recente reorganisatie brengt de Nederlandse militair rechtstreeks advies uit aan de (Bosnische) directeur van het Federation MAC. De advisering betreft operationele, orgranisatori-sche en bedrijfsvoeringsaangelegenheden.

UNMIBH (UN Mission in Bosnia and Herzegovina). In het kader van de implementatie van het «Dayton Peace Agreement» participeerde

Nederland tot juni 2001 met één militair in UNMIBH. Deze missie is door de Verenigde Naties per oktober 2001 beëindigd.

Ingezette middelen

Hieronder volgt een overzicht van de personele middelen ten behoeve van de kleinere operaties. Gezien de – relatief – geringe uitgaven behorende bij deze operaties, zijn deze niet verbijzonderd. Bij de onderstaande operaties is geen sprake van de inzet van groot materieel.

Operatie                                                              Personele bijdrage

UNIPTF                                                                55

UNTSO                                                                12

MAPE                                                                    9

UNMEE                                                                 9

KFOR                                                                     7(gemiddeld over het gehele jaar)

EUMM                                                                   3

OVSE                                                                     4

FEDMAC                                                               1

ECPA                                                                     1

UNMIBH                                                                1

BIJLAGE 3

Ramingskengetallen en overige volumegegevens

Toelichting op verschillen:

De verschillen bij de artikelonderdelen Ambtelijk burgerpersoneel, Militair personeel en Wachtgelden en uitkeringen worden over het algemeen veroorzaakt door de verwerking, met terugwerkende kracht, van het arbeidsvoorwaardenaccoord dat begin 2001 is afgesloten en dat terugwerkt tot september 2000.

De overschrijdingen bij de overige artikelonderdelen worden voor een groot deel veroorzaakt door de reguliere prijsontwikkeling alsmede de verhoging van de BTW van 17,5% naar 19%.

Een nadere toelichting wordt gegeven in het overeenkomstige deel van de artikelsgewijze toelichting.

Kengetallen en volumegegevens Algemeen Ambtelijk burgerpersoneel

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Totaal personeelsaantal waarvan: actief burgerpersoneel – personele sterkte – gemiddeld salaris – totale uitgaven

Totaal personeelsaantal waarvan: – beroeps onbepaalde tijd – gemiddel salaris – totale uitgaven aantal vte’n

aantal vte’n x 1,-x 1000,-

1 006

973

33

aantal vte’n aantal vte’n x 1,-x 1000,-

 

980

946

  • 34

46 143

49 606

3 464

45 220

46 928

1 708

– niet-actief personeel – gemiddeld salaris – totale uitgaven

aantal vte’n x 1,-x 1000,-

26

24 714

643

27

33 765

912

1

9 051

269

– TRIP

– gemiddeld salaris

– totale uitgaven

aantal vte’n x 1,-x 1000,-

29

31 295

908

36

38 534

1 387

7

7 238

480

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

46 770

49 227

2 457

Militair personeel

Omschrijving

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

616

514

  • 102

590

477

  • 113

44 447

54 278

9 831

26 224

25 890

  • 333

– beroeps bepaalde tijd – gemiddeld salaris – totale uitgaven

aantal vte’n x 1,-x 1000,-

26

27 628

718

37

38 314

1 418

11

10 686

699

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

26 942

27 308

366

Overige personele uitgaven

Omschrijving

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

– inhuur tijdelijk personeel

– gemiddele uitgaven per mensjaar

– totale uitgaven

mensjaren x 1,-x 1000,-

15,7

25 117

394

59

41 094

2 425

43,3

15 977

2 030

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil overige persoonsgebonden personele uitgaven                 aantal vte’n

gemiddeld per vte                                                                  x 1,-

totale uitgaven                                                                       x 1000,-

 

1 596

1 454

  • 142

4 080

4 531

451

6 511

6 588

77

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

6 906

9 013

2 107

Andere volumegegevens:

– representatie bijzondere projecten

– georganiseerd overleg

– raden en commissies

– overige personele zaken

– TRIP

– employee benefits

x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-

 

0

149

149

1 455

2 197

742

869

691

  • 178

1 125

1 474

349

0

175

175

113

353

241

Sub-totaal

x 1000,-

3 562

5 040

1 478

Totale uitgaven

x 1000,-

10 467

14 053

3 586

Materiële uitgaven

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

O-, I- en A-deskundigheid gemiddele uitgaven per uur totale uitgaven aantal uren x 1,-x 1000,-

 

46 284

222 372

176 088

51,48

51,48

0

5 251

25 227

19 976

1 570

1 423

  • 147

7 280

15 501

8 221

11 430

22 058

10 628

overige persoonsgebonden materiële uitgaven gemiddeld per vte totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp) x 1,-x 1000,-

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

16 681

47 285

30 604

Andere volumegegevens:

– kleine bedrijfsmatige investeringen

– informatiesystemen

– voertuigen

– overige materiële zaken

x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-

 

18 958

9 649

  • 9 309

12 420

22 540

10 119

361

688

327

829

1 493

665

Sub-totaal

x 1000,-

32 568

34 371

1 802

Totaal materiële uitgaven

x 1000,-

49 249

81 656

32 407

Wachtgelden en inactiviteitswedden

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

 

122

136

14

16 563

19 075

2 512

2 021

2 594

574

27

18

  • 9

7 227

7 739

513

195

139

  • 56

22

19

  • 3

18 976

18 915

  • 61

WBDP burgerpersoneel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

WAO burgerpersoneel

– aantallen in uitkeringsjaren

– bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

417

359

58

Overige wachtgelden burgerpersoneel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

 

22

23

1

16 584

32 633

16 049

365

751

386

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

2 998

3 844

845

Uitvoeringskosten

x 1000,-

530

330

  • 200

Totale uitgaven wachtgelden en inactiviteitswedden

x 1000,-

3 528

4 173

645

Kengetallen Pensioenen

Militaire Nabestaandenpensioenen

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

– aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar

aantal x 1,-

4 382 6 213

4 318 7 011

  • 65 798

– toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

27 227

30 272

3 045

 

Militaire Diensttijdpensioenen

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

– aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar

aantal x 1,-

24 778 11 589

25 862 12 082

1 084 492

– toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

287 164

312 460

25 296

Andere volumegegevens

– kapitaaldekking nominale bijdrage

x 1000,-

31 499

35 622

4 123

Totaal militaire diensttijdpensioenen

x 1000,-

318 664

348 082

29 418

 

Militaire Invaliditeitspensioenen

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Invaliditeitspensioenen ex-dienstplichtigen < 65 jaar – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar

aantal x 1,-

6 649 4 463

6 743 4 930

94 467

– toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

29 675

33 241

3 566

Invaliditeitspensioenen beroeps < 65 jaar – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar

aantal x 1,-

863 4 779

921 5 500

58 721

– toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

4 124

5 063

939

Invaliditeitspensioenen ex-dienstplichtigen >= 65 jaar – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar

aantal x 1,-

5 183 4 977

4 466 4 868

  • 717
  • 109

– toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

25 794

21 741

  • 4 053

Militaire Invaliditeitspensioenen eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Invaliditeitspensioenen beroeps >= 65 jaar – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

2 084 6 722

1 793 6 413

291 309

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

14 010

11 501

2 509

Arbeidsongeschiktheidspensioenen < 15% – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

2 593 1 047

2 563 806

  • 30 241

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

2 715

2 065

650

Bovenwettelijke Arbeidsongeschiktheid – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

939 3 353

1 397 3 894

458

541

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

3 149

5 440

2 292

Suppletieregeling

– aantallen in uitkeringsjaren

– bedrag per uitkeringsjaar

Overige artikelonderdelen

Sociale zorg

Overige uitkeringen

Reserve-overdracht

Veteranenbeleid

Sub-totaal aantal x 1,-

x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-

148 7 448

535 6 165

387 1 283

 

– toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

1 102

3 295

2 193

Andere volumegegevens

– bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid

x 1000,-

92

3

  • 89

Totaal militaire invaliditeitspensioenen

x 1000,-

80 660

82 350

1 689

 

Uitkeringswet gewezen militairen

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

– aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar

aantal x 1,-

10 468 33 439

10 604 35 738

136 2 299

– toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

350 036

378 962

28 926

5 720

5 978

258

7 201

6 099

  • 1 102

7 624

8 778

1 155

519

373

  • 146

21 063

21 228

165

Totaal uitgaven

x 1000,-

797 650

860 893

63 244

Kengetallen en volumegegevens Koninklijke Marine Ambtelijk burgerpersoneel

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Sterkte begroting 2001 waarvan : – actief personeel – gemiddeld salaris – totale uitgaven aantal vte’n

aantal vte’n x 1,-x 1000,-

4 265

4 350

85

 

4 170

4 242

72

35 644

39 640

3 996

148 638

168 155

19 517

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil niet-actief personeel gemiddeld salaris totale uitgaven

Sterkte begroting 2001

waarvan :

– beroeps onbepaalde tijd

– gemiddeld salaris

– totale uitgaven aantal vte’en x 1,-x 1000,-

aantal vte’en aantal vte’en x 1,-x 1000,-

 

95

108

13

30 986

36 668

5 682

2 944

3 960

1 016

Totaal ambtelijk burgerpersoneel

 

151 582

172 115

20 534

Militair personeel

Omschrijving

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

Verschil

12 288

7 318

39 610

289 866

11 812

7 584

45 901

348 115

  • 476

266

6 291

58 249

beroeps bepaalde tijd gemiddeld salaris totale uitgaven aantal vte’en x 1,-x 1000,-

4 811

27 184

130 785

4 123

31 223

128 733

  • 688 4 039 2 052

ANT-/ARUMIL gemiddeld salaris totale uitgaven aantal vte’en x 1,-x 1000,-

159

19 592

3 115

105

19 592

3 080

54

0

35

Totaal militair personeel

423 766

479 928

56 162

Overige personele uitgaven

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil inhuur tijdelijk personeel gemiddelde uitgaven per mensjaar totale uitgaven aantal vte’en x 1,-x 1000,-

320 33 318 10 645

540 33 318 17 986

220

0

7 341

kleding en uitrusting gemiddeld per vte totale uitgaven aantal vte’en x 1,-x 1000,-

16 299

76

1 239

15 949

81

1 292

350

5 53

voeding gemiddeld per vte totale uitgaven aantal vte’en x 1,-x 1000,-

16 299

625

10 183

15 949

329

10 226

350

296

43

overige persoonsgebonden uitgaven voor de admiraliteit gemiddeld per vte totale uitgaven aantal vte’en x 1,-x 1000,-

1 647

1  775

2 924

1 838 1 822 3 349

191

47

425

overige persoonsgebonden uitgaven overige KM-ressorts gemiddeld per vte totale uitgaven aantal vte’en x 1,-x 1000,-

14 652

2 030

29 743

14 111

2 675

37 751

  • 541

645

8 008

vliegopleidingen gemiddelde uitgaven per mensjaar totale uitgaven vliegopleiding afkomstig uit materiële exploitatie aantal vliegers in opleiding x 1,-x 1000,-

10

123 201

1 232

10

123 201

1 232

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil overige persoonsgebonden personele uitgaven voor de gehele KM                                                                         aantal vte’en gemiddeld per vte                                                                  x 1,-

totale uitgaven                                                                       x 1000,-

 

16 299

15 949

  • 350

935

1 126

192

15 233

17 965

2 732

Totaal overige personele uitgaven

69 967

89 801

19 834

Materiële uitgaven

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Uitbesteding O-, I- en A-deskundigheid gemiddelde uitgaven per mensjaar totale uitgaven aantal vte’en x 1,-x 1000,-

3

120 168

324

2

120 168

255

  • 1

0

69

overige persoonsgebonden materiële uitgaven voor de KM ressorts                                                                       aantal vte’en gemiddeld per vte                                                                  x 1,-

totale uitgaven                                                                       x 1000,-

14 652

3 460

50 698

14 652

4 726

69 246

0

1 266

18 548

Overige persoonsgebonden materiële uitgaven voor de gehele KM                                                                         aantal vte’en gemiddeld per vte                                                                  x 1,-

totale uitgaven                                                                       x 1000,-

16 299

1 889

30 788

15 949

1 924

30 682

350

35

106

brandstoffen, oliën en smeermiddelen gasolie schepen kerosine patrouillevliegtuigen helikopterbrandstof totale uitgaven

x 1 000 m3 x 1 000 m3 x 1 000 m3 x 1000,-

75,8

8,7

1,7

13 495

75,8

8,7

1,7

25 040

0

0

0

11 545

– Vliegers in opleiding

– gemiddeld salaris

– totale uitgaven

Vliegopl naar overige personele exploitatie

Wachtgelden en uitkeringen

aantal vte’en x 1,-x 1000,-

17

93 986

1 598

  • 17 93 986 - 1 598
 

Totaal toegelicht

x 1000,-

96 904

125 223

28 319

Andere volumegegevens – overige materiële uitgaven

x 1000,-

152 324

157 162

4 838

Totaal materiële uitgaven

 

249 227

282 385

16 383

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Wachtgelden sbk/ubmo burgerpersoneel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

 

346

268

  • 78

24 090

25 842

1 752

8 335

6 926

  • 1 409

71

56

  • 15

17 116

20 728

3 612

1 215

1 161

  • 54

WBDP burgerpersoneel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal vte’en x 1,-x 1000,-

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

WAO burgerpersoneel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal vte’en x 1,-x 1000,-

48

14 086

676

36

30 378

1 094

  • 12

16 292

417

Overige uitkeringen burgerpersoneel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

50

21 745

1 087

50

25 502

1 275

0

3 757

188

Wachtgelden SBK/UBMO militair personeel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal vte’en x 1,-x 1000,-

22

7 467

164

17

8 195

139

  • 5 728 - 25

Werkeloosheidsbesluit BBT-militairen – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal vte’en x 1,-x 1000,-

220

12 328

2 712

74

13 055

966

  • 146

727

1 746

WAO en BW AO – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal vte’en x 1,-x 1000,-

52

8 360

435

38

20 014

761

  • 14

11 654

326

WBDP BOT militairen – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal vte’en x 1,-x 1000,-

Kengetallen en volumegegevens Koninklijke Landmacht Burgerpersoneel

8

12 933

103

20

10 913

218

12

2 019

115

 

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

14 728

12 539

  • 2 189

Uitvoeringkosten

x 1000,-

2 478

4 413

1 935

Totaal wachtgelden en inactiviteitswedden

x 1000,-

17 207

16 953

  • 254

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Totale sterkte waarvan: actief personeel gemiddeld salaris Totaal uitgaven aantal vte’n

aantal vte’n x 1,-x 1000,-

9 139

8 854

285

 

8 890

8 573

  • 317

34 421

37 425

3 003

306 007

320 841

14 834

249

281

33

22 747

33 462

10 714

5 653

9 403

3 750

niet-actief personeel gemiddeld salaris Totaal uitgaven aantal vte’n x 1,-x 1000,-

Totaal burgerpersoneel

x 1000,-

311 659

330 244

18 584

Militair personeel

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Totale sterkte waarvan:

beroeps onbepaalde tijd gemiddeld salaris totaal uitgaven aantal vte’n

aantal vte’n x 1,-x 1000,-

23 099

21 390

1 709

 

10 747

10 310

  • 437

39 062

44 805

5 743

419 802

461 940

42 138

12 352

11 080

  • 1 272

22 980

25 069

2 089

283 848

277 764

  • 6 084

beroeps bepaalde tijd gemiddeld salaris totaal uitgaven

Overige personele uitgaven

aantal vte’n x 1,-x 1000,-

 

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

703 650

739 704

36 054

Uitgaven inzake de Nationale reserve

x 1,-x 1000,-

6 823

8 952

2 129

Totaal militair personeel

x 1000,-

710 473

748 656

38 183

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil overige persoonsgebonden personele uitgaven ressort Overige BLS gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp)

x 1,-x 1000,-

3 152

4 080 12 860

3 445

3 845 13 248

293

234 388

overige persoonsgebonden personele uitgaven overige ressorts gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp)

x 1,-x 1000,-

29 052

1 588 46 146

26 758

2 012 53 849

2 294

424 7 703

overige persoonsgebonden personele uitgaven KL-breed gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp)

x 1,-x 1000,-

31 989

366 11 699

29 963

390 11 699

2 026

25

0

kleding en uitrusting van mil personeel KL-breed gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n (mp) x 1,-x 1000,-

23 099

1 135 26 221

21 390

0

519

11 104

1 709

  • 616 15 117

voeding KL-breed gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp) x 1,-x 1000,-

31 989

869

27 813

29 963 1 029

30 838

2 026 160

3 026

inhuur tijdelijk personeel gemiddeld salaris totale uitgaven mensjaren x 1,-x 1000,-

506,8 44 329 22 464

905,35 44 329 40 134

398,60

0

17 670

onderwijs en opleiding t.b.v. BBT-personeel gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n x 1,-x 1000,-

12 352

790

9 764

11 078

728

8 062

1 274

  • 63

1 702

Totaal toegelicht bedrag Overige personele uitgaven

x 1000,-x 1000,-

156 967 16 459

168 934 13 079

11 967 - 3 380

Totaal overige personele uitgaven

x 1000,-

173 426

182 013

8 587

Materiële uitgaven

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil persoonsgebonden materiële uitgaven gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp) x 1,-x 1000,-

32 204

1 169

37 644

29 963

1 323

39 654

2 241

154

2 009

inhuur O-,I-& A deskundigheid gemiddeld salaris totaal uitgaven mensjaren x 1,-x 1000,-

42,2

127 136

5 361

45,6

127 136

5 794

3,41

0

433

huisvesting kl-breed gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp) x 1,-x 1000,-

31 989

1 560

49 911

29 963

1 853

55 510

2 026

292

5 599

inventarisgoederen en klein materieel KL-breed gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp) x 1,-x 1000,-

31 989

1 144

36 595

29 963

726

21 765

  • 2 026
  • 418

14 830

data/telecommunicatie kl-breed gemiddelde per vte totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp) x 1,-x 1000,-

31 989

1 124

35 959

29 963

2 651

79 436

  • 2 026

1 527

43 477

onderhoud van gebouwen en terreinen kl-breed gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp) x 1,-x 1000,-

31 989

666 21 315

29 963

1 031 30 882

2 026

364 9 568

groot onderhoud van gebouwen en terreinen kl-breed gemiddelde uitgaven totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp) x 1,-x 1000,-

31 989

864 27 639

29 963

970 29 054

2 026

106 1 415

Totaal toegelicht bedrag brandstoffen, olie, smeermiddelen Overige materiële uitgaven

x 1000,-x 1000,-

214 424

16 902

175 369

262 094

20 238

236 797

47 671

3 335

61 428

Totaal materiële uitgaven

x 1000,-

406 695

519 129

112 434

Wachtgelden en inactiviteitswedden

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

555 16 113

805 18 389

250 2 276

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

8 943

14 803

5 861

WBDP burgerpersoneel + WW/BW/BZW aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

156 11 493

118 10 383

  • 38 1110

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

1 793

1 225

568

overige wachtgelden burgerpersoneel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

128 17 687

126 19 113

  • 2 1 426

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

2 264

2 408

144

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

WAO eigen risico/suppletiereg. niet-burgerpers.

aantallen in uitkeringsjaren                                                      aantal bedrag per uitkeringsjaar                                                         x 1,-

199 15 007

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

1 052

2 986

1 934

Wachtgelden SBK/UBMO militair personeel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

860 8 495

669 7 117

  • 191 1 378

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

7 305

4 761

2 544

Werkloosheidsbesluit BBT/WW BZW mil pers. aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

297 11 826

355 6 288

58 5 538

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

3 512

2 232

1 280

WBDP BOT militairen aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

5 40 840

7 26 903

2 13 938

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

204

188

16

overige wachtgelden militair personeel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar aantal x 1,-

35 8 194

43 8 390

8 196

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

287

361

74

WAO eigen risico militair personeel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar

x 1,-

277 14 378

 

toegelicht begrotingsbedrag

x 1000,-

919

3 983

3 063

Bij: uitvoeringskosten USZO

x 1000,-

10 576

16 020

5 444

Totale uitgaven

x 1000,-

36 856

48 968

12 112

Kengetallen en volumegegevens Koninklijke Luchtmacht Ambtelijk burgerpersoneel

 

Omschrijving

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

totaal burgerpersoneel

aantal VTE’en

1 705

1 786

81

waarvan:

       

actief personeel gemiddeld salaris totale uitgaven aantal VTE’en x 1,-x 1000,-

 

1 669

1 750

81

32 501

36 047

3 546

54 244

63 082

8 838

36

36

0

25 333

25 889

556

912

932

20

niet-actief personeel gemiddeld salaris totale uitgaven aantal VTE’en x 1,-x 1000,-

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

55 156

64 014

8 858

Militair personeel

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Sterkte begroting 2000

waarvan:

beroeps onbepaalde tijd gemiddeld salaris totale uitgaven aantal VTE’en aantal VTE’en x 1,-x 1000,-

 

11 633

10 888

  • 745

7 320

7 160

  • 160

37 995

43 843

5 848

278 125

313 916

35 791

4 313

3 728

  • 585

27 714

29 608

1 894

119 530

110 379

  • 9 151

beroeps bepaalde tijd gemiddeld salaris totale uitgaven aantal VTE’en x 1,-x 1000,-

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

397 656

424 295

26 639

Overige personele uitgaven

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil inhuur tijdelijk personeel gemiddeld salaris totale uitgaven mensjaren x 1,-x 1000,-

133

72 500

9 666

233 79 847 18 555

99

7 347

8 889

overige persoonsgebonden pers. uitgaven gemiddeld per VTE totale uitgaven aantal VTE’en x 1,-x 1000,-

13 302

2 620

34 853

12 638

4 071

51 451

  • 664

1 451

16 598

kleding en uitrusting t.b.v. vliegers gemiddelde totale uitgaven aantal vliegers

x 1,-

x 1 000,-

568 5 945 3 377

564 6 881 3 881

  • 4 936 504

kleding en uitrusting voor militair personeel gemiddeld per VTE totale uitgaven aantal VTE’en (MP) x 1,-x 1000,-

11 633

388

4 519

10 888

713

7 767

  • 745

325

3 248

voeding voor militair personeel gemiddeld per VTE totale uitgaven aantal VTE’en (MP) x 1,-x 1000,-

11 633

735

8 548

10 888

778

8 471

745

43

  • 77

vliegopleidingen (initieel) gemiddeld per vlieger in opleiding totale uitgaven

Materiële uitgaven

vliegers in opleiding x 1,-x 1000,-

111

172 477

19 145

96

126 302

12 125

  • 15 46 175 - 7 020
 

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

80 108

102 250

22 142

Overige uitgaven

x 1000,-

23 759

20 955

  • 2 804

Totaal overige personele uitgaven

x 1000,-

103 867

123 205

19 338

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil inhuur O-, I- & A deskundigheid gemiddeld salaris totale uitgaven mensjaren x 1,-x 1000,-

 

31,2

36,1

5

240 000

240 000

0

7 480

8 669

1 189

overige persoonsgebonden mat. uitgaven gemiddeld per vte aantal VTE’en x 1,-

13 000 5 671

12 638 7 433

  • 362 1 762
 

Omschrijving

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

totale uitgaven

x 1000,-

73 726

93 936

20 210

vliegtuigbrandstoffen gemiddeld per m3 totale uitgaven

Wachtgelden en uitkeringen

aantal m3’s x 1,-x 1000,-

 

147 178

171 586

24 408

212

253

41

31 189

43 449

12 260

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

112 395

146 054

33 659

Overige materiële uitgaven

x 1000,-

210 938

231 693

20 755

Totaal materiële uitgaven

x 1000,-

323 333

377 747

54 414

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal

x 1

x 1000,-

130

16 792

2 183

168

16 964

2 850

38 172 667

reguliere Wachtgelden burgerpersoneel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal

x 1

x 1000,-

128

11 695

1 497

128

11 875

1 520

0

180

23

Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal

x 1

x 1000,-

27

13 074

353

29

13 241

384

2 167

31

overige wachtgelden burgerpersoneel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal

x 1

x 1000,-

6

34 833

209

6

34 833

209

Wachtgelden SBK/UBMO militair personeel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal

x 1

x 1000,-

73

19 973

1 458

108

20 120

2 173

35 148 715

Werkloosheidsbesluit BBT-militairen aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal

x 1

x 1000,-

165

12 382

2 043

165

12 503

2 063

0

121

20

WAO militair personeel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal

x 1

x 1000,-

15

14 867

223

15

15 000

225

0

133

2

WAO bovenwettelijk militair personeel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal

x 1

x 1000,-

27

4 741

128

27

4 852

131

0

111

3

overige wachtgelden militair personeel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal

x 1

x 1000,-

45

18 333

825

45

18 422

829

0

89

4

Totaal toegelicht met ramingskengetallen

8 919

10 384

1 465

 

Omschrijving

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Bij: uitvoeringskosten USZO

X 1000,-

1 940

2 667

727

Totaal wachtgelden en inact. wedden

X 1000,-

10 859

13 051

2 192

Kengetallen en volumegegevens Koninklijke Marechaussee Ambtelijk Burgerpersoneel

 

Omschrijving

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Totaal personeelsaantal

aantal vte’n

316

309

  • 7

waarvan:

       

actief personeel gemiddeld salaris totale uitgaven aantal vte’n x 1,-x 1000,-

312 32 330 10 087

301 38 312 11 532

  • 11 5 982 1 445

niet-actief personeel gemiddeld salaris totale uitgaven aantal vte’n x 1,-x 1000,-

4

28 134

113

8

39 285

314

4

11 150

202

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

10 200

11 846

1 646

Militair personeel

 

Omschrijving

eenheid

begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Totaal personeelsaantal

aantal vte’n

5 233

5 212

  • 21

waarvan:

       

beroeps onbepaalde tijd gemiddeld salaris totale uitgaven aantal vte’n x 1,-x 1000,-

 

3 095

3 117

22

34 758

40 048

5 290

107 574

124 829

17 255

2 138

2 095

  • 43

22 825

26 010

3 185

48 800

54 491

5 691

beroeps bepaalde tijd gemiddeld salaris totale uitgaven aantal vte’n x 1,-x 1000,-

Totaal toegelicht bedrag

x 1 000

156 374

179 320

22 946

Overige personele uitgaven

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Inhuur tijdelijk personeel gemiddelde uitgaven per mensjaar totale uitgaven aantal uren x 1,-x 1000,-

 

55

107

52

32 883

33 540

658

1 815

3 588

1 773

5 545

5 513

  • 32

3 608

4 282

674

20 005

23 605

3 600

overige persoonsgebonden uitgaven gemiddeld salaris totale uitgaven aantal vte’n x 1,-x 1000,-

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

21 820

27 193

5 373

Materiële uitgaven

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil inhuur O,I & A-deskundigheid gemiddeld per mensjaar totale uitgaven aantal mensjaren x 1,-x 1000,-

 

18

50

33

124 250

127 356

3 106

2 178

6 395

4 217

5 545

5 513

  • 32

5 005

4 674

  • 331

27 754

25 770

  • 1 984

2 525

2 668

143

703

774

70

1 776

2 064

288

persoonsgebonden materiële uitgaven gemiddeld per vte totale uitgaven aantal vte’n x 1,-x 1000,-

brandstoffen, olie en smeermiddelen gemiddeld per m3 totale uitgaven aantal m3 x 1,-x 1000,-

 

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

31 708

34 229

2 521

Overige materiële uitgaven

x 1000,-

14 393

12 273

  • 2 120

Totaal materiële uitgaven

x 1000,-

46 102

46 502

400

Wachtgelden en uitkeringen

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

WAO Burgerpersoneel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

3

13 916

42

2

24 422

49

10 506 7

overige wachtgelden burgerpersoneel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

5

18 333

92

6

26 077

156

1

7 744

65

Werkloosheidsbesluit BBT-militairen aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

22

11 613

255

10

12 299

123

  • 12 686 132

WAO militair personeel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

8

19 286

154

11

29 567

325

3

10 281

171

overige wachtgelden militair personeel aantallen in uitkeringsjaren bedrag per uitkeringsjaar toegelicht bedgrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

2

55 134

110

4

8 094

32

2

47 041

  • 78
 

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

654

686

32

Uitvoeringskosten USZO

x 1000,-

159

287

127

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

813

972

160

Kengetallen en volumegegevens Defensie Interservice Commando Ambtelijk burgerpersoneel

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Sterkte begroting 2001

waarvan:

– actief personeel

– gemiddeld salaris

– totale uitgaven aantal vte’n

aantal vte’n x 1,-x 1000,-

1 211

1 283

72

 

1 203

1 250

47

34 895

38 555

3 660

41 979

48 186

6 207

8

33

25

35 224

43 874

8 650

282

1 456

1 174

niet-actief personeel gemiddeld salaris totale uitgaven aantal vte’n x 1,-x 1000,-

Totaal ambtelijk burgerpersoneel

x 1000,-

42 261

49 642

7 381

Militair personeel

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Sterkte begroting 2001

waarvan:

– beroeps onbepaalde tijd

– gemiddeld salaris

– totale uitgaven aantal vte’n

aantal vte’n x 1,-x 1000,-

1 411

1 334

77

 

994

958

  • 36

44 584

46 705

2 121

44 317

44 763

446

417

376

  • 41

27 895

31 706

3 811

11 633

11 916

283

beroeps bepaalde tijd gemiddeld salaris totale uitgaven aantal vte’n x 1,-x 1000,-

Totaal militair personeel

x 1000,-

55 950

56 679

729

Overige personele uitgaven

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil inhuur tijdelijk personeel gemiddelde uitgaven per mensjaar totale uitgaven aantal mensjaren x 1,-x 1000,-

 

49

97

48

52 138

45 275

  • 6 863

2 555

4 391

1 836

2 622

2 617

  • 5

3 611

3 706

95

9 468

9 700

232

overige persoonsgebonden personele uitgaven gemiddeld per vte totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp) x 1,-x 1000,-

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

12 023

14 091

2 068

Andere volumegegevens:

– overige personele uitgaven

– overige onderwijs gerelateerde pers. uitg.

Sub-totaal:

x 1000,-x 1000,-x 1000,-

 

0

1 012

1 012

245

0

  • 245

245

1 012

767

Totaal overige personele uitgaven

x 1000,-

12 268

15 103

2 835

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil uitbesteding O-, I- en A-deskundigheid gemiddeld per mensjaar totale uitgaven aantal mensjaren x 1,-x 1000,-

1,28

123 882

158

9,15

123 882

1 133

7,87

0

975

onderhoud voertuigen gemiddeld per kenteken totale uitgaven aantal kentekens x 1,-x 1000,-

522 3 736 1 950

618 3 461 2 139

96 275 189

onderhoud spoorwagons gemiddeld per wagon totale uitgaven aantal wagons x 1,-x 1000,-

403

1 689

681

403 2 641 1 065

0 952 384

brandstoffen, oliën en smeermiddelen (diesel)                   aantal x 1000 km gemiddeld per 1000 km                                                         x 1,-

totale uitgaven                                                                       x 1000,-

17 000

9,29

1 830

16 229

7,22

2 249

  • 771 2,07 419

overige persoonsgebonden materiële uitgaven gemiddeld per vte totale uitgaven aantal vte’n (bp en mp) x 1,-x 1000,-

2 621

5 976

15 664

2 617

3 679 9 630

  • 4 2 297 6 034

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

20 283

16 216

4 067

Andere volumegegevens:

– inhuur vervoerscapaciteit

– budget werving

– budget selectie

– overige onderwijs gerelateerde uitgaven

– uitgaven geneeskundige zorg

– onderhoud gebouwen

– Dico-brede uitgaven

– automatisering/informatievoorziening

– uitgaven Euro-conversie

– overige materiële uitgaven

x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-x 1000,-

 

22 597

25 919

3 322

29 950

42 973

13 023

1 134

1 299

165

2 154

1 870

  • 284

6 979

8 076

1 097

0

480

480

0

781

781

5 334

14 942

9 608

0

37

37

5 141

14 208

9 067

Sub-totaal:

x 1000,-

73 289

110 585

37 296

Totaal materiële uitgaven

x 1000,-

93 572

126 801

33 229

Wachtgelden en uitkeringen

Omschrijving eenheid begroting 2001

realisatie 2001

verschil

Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

 

119

150

31

15 707

20 941

5 234

1 869

3 141

1 272

44

48

4

14 047

20 326

6 279

618

976

358

22

38

16

13 284

13 506

222

292

513

221

Reguliere wachtgelden burgerpersoneel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

WAO burgerpersoneel – aantallen in uitkeringsjaren – bedrag per uitkeringsjaar – toegelicht begrotingsbedrag aantal x 1,-x 1000,-

 

Overige uitkeringen burgerpersoneel

x 1000,-

130

7

  • 123

Totaal toegelicht bedrag

x 1000,-

2 909

4 637

1 728

Uitvoeringskosten USZO

x 1000,-

317

439

122

Totaal wachtgelden en uitkeringen

x 1000,-

3 226

5 076

1 850

BIJLAGE 4

Nederlandse Navo-rapportage met een overzicht van de Nederlandse bijdrage aan het Defence Capabilities Initiative (DCI) in 2001

AI:

DM:

SL:

EE:

SF:

CC:

Action Item

Deployability and Mibility

Sustainability and Logistics

Effective Engagement

Survivability of Forces and Infrastructure

NATO Consultation, Command and Control

DCIAI

Description

NL Statement

DM1             NATO nations will continue to review and should where necessary improve arrangements, including legal aspects, for military use of commercial rail, sea and airlift assets, as well as specialised air and sea port reception handling equipment and material.

In the Netherlands the emergency legislation was changed two years ago in order to meet new requirements. It gives the Government sufficient tools to obtain commercial assets at short notice, also in a peacetime environment. National arrangements with commercial carriers are subject of further study.

DM2             The Alliance and nations should further develop arrangements for cooperative or shared use of sea and airlift in order to use these limited resources as efficiently and effectively as possible.

Arrangements for cooperative or shared use of sealift and airlift assets exist (e.g. sealift and airtransport MOUs with several nations). In addition, the Netherlands is participating in the European Air Group (EAG) and the European Air Transport Co-ordination Cell (EACC) is established in Eindhoven. The Netherlands has joined the Multinational Sealift Group and are considering to host the Sealift Co-ordination Cell as well.

DM3             NATO nations should improve their sea and airlift capabilities including through specialised deploya-ble transport and reception capabilities in order to meet the deployment requirements of their forces and of NATO multinational headquarters.

The RNLN operates 1 LPD and plans to procure a second LPD. This LPD provides strategic and tactical amphibious lift capacity for a reinforced battalion. In addition, the LPD can be used in a transport role. The second LPD will increase the tactical and strategic amphibious capacity and transport capability.

The strategic air transport consists of two KDC-10 (also for AAR) and two C-130–30H. Furthermore, the Defence Staff is currently studying further strategic transport requirements

DM4             NATO nations should enhance transportability of equipment by paying increased attention to standardised transportability design criteria.

The NATO standardised transportable design criteria are always taken into consideration and financial consequences and possibilities permitting, implemented.

DM5             The Alliance and nations should explore the feasibility of options for acquiring multinationally owned or leased sea and airlift assets for rapidly deploying forces.

The Netherlands endorses the results of the DM 5 study and the decision to ask the High Level Meetings on Sealift and Air Transport to elaborate the conclusions of this study. MOD NL participates in both HLMs.

SL1               NATO nations should, in accordance with the agreed principle of collective responsibility for logistics, put in place measures or enablers to enhance co-operation and multinationality in logistics.

The principal aim of the logistics policy is to support all armed forces during their continuous peacetime and crisis tasks. In general, operations will always be conducted in a multinational and joint environment, for which the various MC documents provide the guiding principles and policies upon which the logistic support of the armed forces is based.

The Defence Staff has conducted the study «Operational logistic concept 2006», in which new logistic concepts are developed which cover, amongst others, the possibilities for involving the industry for supply, storage and maintenance in general terms. The Netherlands embraces the Multinational Joint Logistic Centre (MJLC) Concept. In addition, the Netherlands, together with Germany, is increasing the logistic co-operation as an element of the overall co-operation between both armies and forces within 1(GE/NL)Corps through implementation of the «deeper integration programme».

The OLC 2006 study is approved by the Minister. Now a follow-on study is conducted to look for concrete implementation. This implementation is foreseen before 2006.

Focus of interest for the Netherlands.

DCIAI

Description

NL Statement

SL2               The Alliance should immediately determine the resource and manpower implications of the Multinational Joint Logistic Centre concept (MJLC) which is essential to the Combined Joint Task Force (CJTF) concept, with a view to beginning the implementation of the MJLC concept by the end of 1999.

The Netherlands embraces the Multinational Joint Logistic Centre (MJLC) Concept and supports the development of the concept and related doctrine.

SL3               The Alliance should examine, by mid 2000, the requirement for and the feasibility of establishing dedicated, multinational, military logistic formations.

This examination should be incorporated within the ongoing development of the MJLC doctrine in general and the related concept of «Multinational Integrated Logistic Units (MILUs) or Theatre Logistic Units» (TLUs).

SL4               The Alliance should install the Logistics Functional

Area Sub-System (LOGFASS) as the logistic component of the Alliance’s Command and Control Information System in all NATO commands, including the headquarters of deployable forces, as soon as possible, complementing national systems.

An operational link of the Allied Deployment And Movement System (ADAMS) has been established between MoDNL and HQ SHAPE. The national ADAMS policy has been implemented and is in accordance with NATO policy. The Netherlands notes, however, that LOGFASS implementation may be affected by the results of the newly created AHWG «LOGIS (Logistics Information System Architecture)». The AHWG LOGIS will presumably show a top-down approach, where LOGFASS is basically a bottom-up development.

SL5a             NATO nations should enhance interoperability through increased standardization of materiel and procedures and the implementation of common standards.

The Netherlands is a strong advocate of standardization and supports this by active participation in the NATO Standardization Agency (NSA) and by tailoring all units within the armed forces to its standards.

In order to facilitate Article V operations, an agreement with GE has been made concerning medical treatment, evacuation and supplies for all units allocated to 1(GE/NL)Corps.

SL5b            NATO nations should enhance medical interopera- bility through increased standardization of medical support and medical evacuation, while taking all necessary measures to ensure a high quality of care.

The Netherlands is a strong advocate of standardization and supports this by active participation in the NSA and by tailoring all units within the armed forces to its standards.

In accordance with FG 2000 – EG4000 and EG 4232 the Netherlands will fill all assigned posts in the MJLC/Medical Co-ordination Cell and Theatre Surgeon Group.

For the various peace support operations in the Balkan AoO, ad-hoc multinational agreements with BE, CZ, GE and the UK have been made concerning medical treatment, evacuation and medical supplies. This has evolved in the establishment of a «Multinational Integrated Medical Unit (MIMU)» role 3 facility in Sipovo.

In order to facilitate closer co-operation an agreement with GE is being made concerning peacetime medical treatment, evacuation and supplies for all units allocated to 1(GE/NL)Corps both in barracks and during exercises. Both nations will use a NATO derived combined binational medical concept during combined operations.

In accordance with FG 2000 – EG4243 the Netherlands is willing to contribute to a FWD, TAC and STRA MN AE System.

The medical facilities on board both LPDs in its PCRS role comply with the NATO Medical Standardization Requirements to act as an echelon 2 medical facility.

SL6               The Alliance should study and develop arrange- ments for third party logistic support to NATO forces.

The Netherlands supports this principle and is participating in the relevant NATO Working Groups. Furthermore, in the Netherlands study «Operational logistic concept 2006» amongst other subjects, co-operation with and employment of civil companies in support of operational logistics for both peacetime employment as well as the support of the armed forces during the conduct of non-Article 5 Crisis Response Operations is being considered. (See also SL1).

DCIAI

Description

NL Statement

SL7               The Alliance and nations should attach high priority to logistics support capability requirements, including shore-based facilities, to sustain NATO forces effectively.

The study «Operational logistic concept 2006» addresses this issue. (See also SL1).

SL8               The NMAs and nations should examine the force structure requirements necessary to sustain a range of different, long-running operations, some of which may occur concurrently across the full spectrum of Alliance missions, with a view to ameliorating any shortfalls.

After the NATO Force Structure Review, this item can be completed. In order to sustain long-running (crisis response) operations, the Netherlands armed forces are being restructured. This restructuring is characterised by a threefold structure, thereby facilitating mission preparation, mission execution and recuperation, and will be fully implemented in 2004. Logistic forces and assets have followed this reorganisation and thus meet the requirement to sustain long-running operations.

SL9               In order to further enhance efficient use of logistic resources, the Alliance should improve its structures and procedures for co-operative logistics planning and management and enhance co-ordination between the relevant planning disciplines.

The Netherlands is participating in the relevant NATO Working Groups.

SL10             The Alliance and nations should examine, and put in place or expand where appropriate, arrangements for co-operative acquisition and management of certain logistics stocks.

Co-operative acquisition is considered as a matter of policy as an option for all major investment programmes. Efficiency of stock management is pursued through bi- and multinational (EG NAMSO) arrangements. In addition, through the mechanisms of multinational and joint funding as instigated through the discussions based on the IS document within the High Level Steering Group, the Netherlands is investigating which specific, high value stocks are worthwhile for co-operative acquisition and management.

Focus of interest for the Netherlands.

SL11             NATO nations should examine, initiate decisions,

and put in place where appropriate, shared industrial based contracts in order to provide a standby capacity for certain special items critical to sustainment.

In order to guarantee the fuel supply of the armed forces in crisis situations, a standing agreement with oil companies exists in the Netherlands, should normal supply be hampered. The study «Operational logistic concept 2006» covers this issue by researching the possibilities to involve the industry for storage and maintenance of these items. (See also SL1). Awaiting the SC list of mission critical items, the Netherlands has already put in place numerous industrial based contracts for various types of equipment such as PGMs and propulsion systems for large surface combatants.

SL12             NATO nations should identify readiness and training requirements for units and/or personnel to enable them to be rotated in operations of long duration, bearing in mind that the balance of different military tasks to be performed may change during the currency of an operation.

Measures are being implemented to meet the readiness and training requirements as described in MC 55/4, in order to align national standards to this document. The ongoing reorganisation of the Armed Forces in a threefold structure also facilitates these requirements. Furthermore, when deployed on any mission, the minimum training requirement of the unit and military personnel equals that for the full range of missions, thereby guaranteeing that the unit has the capability to shift focus during a non-Article 5 Crisis Response Operation if the situation so requires.

SL13             The Alliance and nations should give priority to increasing the proportion of forces, especially logistics and other support units, that are available for the full range of Alliance missions.

As a matter of principle, all Dutch forces are trained and equipped to fulfil all missions throughout the entire spectrum. In order to sustain long running (crisis response) operations, the Netherlands armed forces are adopted. This restructuring is characterised by a threefold structure, thereby facilitating mission preparation, mission execution and recuperation. Logistic forces and assets follow this reorganisation and thus will meet the requirement to sustain long-running operations.

SL14             The Alliance should develop and implement an integrated interoperable logistic information system architecture as part of the consultation, command and control process, which is also interoperable with national information systems, to facilitate the co-ordinated assessment, planning and management of logistic resources, including the continuous tracking of critical assets for NATO commands, agencies and nations.

The Netherlands supports this principle and is participating in the relevant NATO Working Groups.

DCIAI

Description

NL Statement

EE1               NATO nations should pursue, and accelerate where this is feasible, their efforts to field capabilities needed to address the risks and potential threats posed by the proliferation of weapons of mass destruction and their means of delivery.

MCCIS and LOCE/BICES are currently available for collection and dissemination of NBC-related data. All three Services have acquired or will acquire new warning systems to be used for NBC analysis.

The incorporation of a lower-tier ATBM capability in the new Air Defence and Command Frigates is under investigation. Funds have been allocated in order to implement this possible capability in the 2010 – 2015 timeframe. All major units of the RNLN are equipped with a nuclear warning system. HNLMS Rotterdam and the Marine Corps units are equipped with a chemical detection system which will also be incorporated in all major units.

The PDB-5/SD-5 upgrade of the PATRIOT missile systems, together with the delivery of PAC-3 missiles and additional launchers will give the RNLAF a lower layer defence capability against TBMs.

Focus of interest for the Netherlands.

EE2               The Alliance should complete work to ensure that

NATO has a sufficient range of capabilities for the full spectrum of crisis response operations, including:

– work on a policy for the development and use of non-lethal weapons technology in accordance with national and international law; – adapting weapons technologies for use in operations that have a particular emphasis on the requirement to minimise collateral damage.

Studies for non-lethal weapons are ongoing. Procurement of non-lethal weapons is foreseen beyond 2010. The RNLAF has a variety of PGMs in its inventory. Furthermore an additional need for PGMs has been identified. Within the timeframe 2002–2006 additional laser and GPS guided munitions will be procured.

EE3               The Alliance should encourage the continued development and acquisition by nations, on a co-operative basis where appropriate, of sufficient quantities of all-weather precision guided munitions to permit all Allies to contribute to operations where such munitions are required.

The Netherlands considers this issue to be of high importance and is in the process of procuring PGMs.

The RNLA plans to acquire Sensor Fused Munition (SFM) and Fibre Optic Guided Weapons (FOGW), both could be seen as ground delivered PGM.

The RNLN is currently investigating the possibilities of equipping naval forces with a (tactical) Land Attack capability with this kind of ammunition.

Focus of interest for the Netherlands.

EE4               More NATO nations should provide capabilities for suppression of enemy air defences and support jamming, particularly in the field of electronic counter-measures.

The Netherlands supports this requirement. The RNLAF has this capability as a plan-alternative because it goes beyond the national budget. Furthermore the Netherlands is of the opinion that these capabilities should be acquired through multinational or joint funding mechanisms as instigated in the High Level Steering Group.

The RNLAF participates in a EAG SEAD/SOJ study.

EE5               In order to strengthen Alliance capability in the field of combat identification, NATO nations should investigate and agree upon a suitable interoperable interim solution to the provision of an Alliance Combat Identification capability.

The RNLA has started a Soldier Modernisation Programme. One of the projects is CIDDS, Combat Identification Dismounted Soldier System. The RNLA is planning Combat ID systems from 2004 onwards, also depending on the STANAG on Combat ID, to which the systems will comply.

The RNLAF supports the NATO Air Force Armaments Group in the Air-to-Surface Identification Working Group (ASCID WG). Link 16 will be introduced in the RNLAF. Currently IFF Mode 4 is being used. Technical feasibility of the Joint Combat identification System is being questioned, however.

The RNLN is using MCCIS, link 16 and in due time link 22, and IFF mode 4, which facilitate this objective. Furthermore the RNLN is studying the possible impact of the civil Automated Identification System (developed and expected to be prescribed by the IMO).

All aircraft and helicopters (except AL-III and Lynx) will be equipped with mode-s.

Focus of interest for the Netherlands.

DCIAI

Description

NL Statement

EE6               NATO nations should pursue the development of surveillance and reconnaissance systems, particularly unmanned and stand-off systems, capable of rapidly processing and disseminating data and imagery in an interoperable manner with a view to fielding such systems. As part of this work the NATO owned and operated core capability of an Alliance Ground Surveillance system should be defined with priority as well as its financial aspects.

The acquisition of long-range drones and UAVs has been anticipated in the navy and air force plans, the equipment is expected to enter service beyond 2004. In addition, the Netherlands has procured a short range UAV (Sperwer) and is co-operating with France and Sweden for further development of this system.

The RNLN participates in NATO PG 35 (development of maritime shipborne UAV) and is investigating the possibilities for a UAV system on board the Air Defence and Command frigates.

For the RNLAF it is planned that the current tactical air reconnaissance system will be replaced.

In the future the capability upkeep programme of MPAs will enhance surveillance and reconnaissance capabilities, which can be used to support and conduct both sea and land operations.

Affordability of a NATO core ground surveillance capability is of great concern to the Netherlands. A precise estimate of the costs of this capability should be available before the Netherlands decides on participation.

In this respect, the Netherlands is currently participating in the EU satellite centre and in the SOSTAR project.

Focus of interest for the Netherlands.

EE7               NATO nations should strengthen their multinational exercise programmes in order to improve their ability to act together in a theatre of operations.

In 1998, the British and the Netherlands Chiefs of Defence Staff signed an «Exchange of Letters», the main purpose of which was to enhance the interoperability between both armies in the field of Crisis Management Operations. This co-operation includes aspects such as harmonisation of doctrine and training programmes.

Within 1(GE/NL)Corps, the «deeper integration programme» describes and develops opportunities for closer co-operation in the field of exercises and training. As part of this «deeper integration», units and personnel of both the GE and NL division take part in each other’s exercises. The RNLA has a considerable multinational exercise programme with units participating in major NATO exercises (RC-North and MND-(C)) and in PfP-exercises, as well as «own-exercises» with multinational participation.

The RNLAF provides an annual (F-16) Fighter Weapons Instructor Course at Leeuwarden AFB, which is open for NATO participation. In order to improve the ability to act together in a theatre of operations, the RNLAF also participates in a Deployable Air Task Force (DATF) with Belgium and Luxembourg, and in the European Air Group (EAG). Furthermore, the RNLAF participates in a trilateral EAD Task Force in Burbach (GE), together with the United States and Germany. The RNLAF acts as the lead organisation in an annual Combined and Joint Theatre Missile Defence (TMD) exercise (Joint Project Optic Windmill).

The RNLN participates in the Flag Officer Sea Training in Plymouth. The Submarine Command Officers Course at Naval Base Den Helder is open for (non) NATO participation. The same is applicable for the Naval Task Force training programmes.

As part of the UK/NL amphibious force and its participation in a number of NATO and multinational exercises, the RNLN actively participates in enhancing mutual understanding of doctrine and tactics with other nations for co-operation in future theatres of operation. Also, as part of a bilateral agreement with the US, the RNLN participates, together with a number of other nations, in US Joint Task Force exercises. These exercises support mutual understanding of procedures, tactics and interoperability.

Focus of interest for the Netherlands.

DCIAI

Description

NL Statement

EE8               The Alliance should examine the implications of long-term non-Article 5 operations for interoperability of forces.

The results of this examination are incorporated within the Force Structure Review as NATO is currently conducting it. The lessons learned from the recent operations in the Balkans should also be reflected within this Review.

EE9               NATO nations should support the development and implementation of operational simulation devices in order to enhance interoperability in training and the decision-making process.

Within the RNLA, the new KIBOWI 3.1 war gaming facility, which facilitates CAXs up to and including brigade level, is fully operational. For war gaming at corps and divisional level, the RNLA co-operates with the GEA in the use of the GUPPIS system. The RNLA participates in the modernisation and upgrading of the GUPPIS Training Centre at Wildflecken in Germany.

The RNLAF TMD exercise «Joint Project Optic Windmill (JPOW)» also facilitates this capability. JPOW has also been submitted to SACLANT as a CDE «Nation Centred Activity (NCA)», thereby opening the possibility of further enhancing the lessons learned from this exercise.

The RNLN approaches this topic as by-products from studies on future Command & Control and Combat Management Systems and C4I within the maritime (and joint) environment. These studies are being conducted under a RNLN R&D programme with the Netherlands’ Organisation for Applied Scientific Research (TNO). Where opportune, information exchange on this topic takes place in the appropriate national joint fora and in the appropriate groups under the NNAG and/or NC3O.

Focus of interest for the Netherlands.

EE10             NATO nations should examine and modify if needed, the drawing up of STANAGs, notably speeding up the ratification process.

The Netherlands participates actively in the NSA and NSP. The ratification process as such facilitates the possibility for adequate ratification, but it is up to the nations to comply in an appropriate manner.

EE11             The Military Committee, in playing its role with regard to the development of Concept Development and Experimentation (CDE), should facilitate information flow about CDE activities led by different nations and facilitate Allied military participation in such activities.

The Netherlands monitors all activities concerning CDE.

EE12             The Military Committee should consider the terms of reference and working practices of the Military Agency for Standardization with a view to accelerate and co-ordinate effort in the development of policies and doctrine, including those related to non-Article 5 missions and the role of Partners.

The Netherlands participates actively in the NSA and contributes to the development of policies and doctrine.

EE13             The Alliance should examine the feasibility of developing an agreed NATO policy on training, evaluation and exercises, including the issues of related funding and the involvement of Partners, in order to better harmonise training effort and so improve operational effectiveness. An improved contribution by the NATO Training Group and the ACE Command and Staff Training Programme should also be considered in this context.

The Netherlands participates actively in the NTG.

EE14             The Alliance should examine the feasibility of applying the Bi-MNC approach to the prioritisation of Standardization Requirements to other relevant planning disciplines.

The Netherlands fully supports the ongoing work by the Strategic Commanders on this issue and deems it of the utmost importance that an integral prioritisation tool, applicable throughout the entire NATO Defence Planning Process, will be developed.

DCIAI

Description

NL Statement

EE15             The High Level Steering Group should develop detailed proposals for Clearing House mechanisms within NATO which would fully involve the NMAs, to facilitate and co-ordinate information exchange amongst Allies and where appropriate between Ally and Partner nations contributing to multinational forces; such mechanisms could cover the composition and structure of these forces, lessons learned particularly on interoperability, and could focus on facilitating and exchanging information on training and exercises and future plans, including a long-term exercise programme, and issues related to force rotation. The proposals should make provision for full WEU involvement as appropriate. This work should be carried out with the aim of permitting implementation before the end of 1999.

Nothing to report (NTR).

EE16             The NMAs should, within the existing exercise structure, take every opportunity to exercise multinational forces within NATO, and, as appropriate, Partner and Allied/Partner formations in order to promote inter alia robust C2 procedures and common doctrine while fully maintaining the value and training capacity of exercises for Allies. Such exercises should where possible invite appropriate multinational HQs that are not assigned to NATO to participate in or observe these exercises. Where WEU operations making use of NATO assets and capabilities are being exercised, this will be done with WEU involvement. A report on such exercises should be presented to Defence Ministers by December 1999.

NTR

EE17             The Alliance will consider, by June 1999, how, for the Allies and Partners concerned, the relevant mechanisms of Alliance force planning and PARP can best be applied to multinational formations formed by Allies (consisting only of forces declared to NATO), Partners and between Allies and Partners.

NTR

EE18             NATO nations should continue to develop and field,

on a co-operative basis where appropriate, day/night, all-weather air weapons systems.

The F-16 Midlife Update is completed. Navigation and targeting pots have been introduced, establishing an all-weather, night/under the weather air-defence and precision bombing capability. The Apache AH-64 is also equipped with the Hellfire missile system.

The RNLN will introduce the all-weather capable NH90 helicopter which will have provisions for air-to-surface guided missiles.

EE19             NATO nations should develop, with a view to fielding, interoperable joint Combat Identification systems covering all aspects of the air/land/ maritime battlespace.

The RNLA participates in the Combat ID WG under the authority of the NAAG (see also FG EG3021). The RNLN is participating in various NATO working groups under the authority of the NNAG. The RNLAF participates in the ASCID WG under the authority of the NAFAG.

From a joint perspective NL participates in the Identification Subcommittee and working groups under the NATO C3 Board.

EE20             The Alliance and nations should acquire an airborne ground surveillance system consisting of a minimum essential NATO-owned and operated core capability, which would be supplemented by interoperable national assets as part of a system of systems.

The Netherlands supports this requirement in principle, but affordability of a NATO core ground surveillance capability is of great concern to the Netherlands. A precise estimate of the costs of this capability should be available before the Netherlands decides on participation.

DCIAI

Description

NL Statement

EE21             The Alliance should explore the need to improve

NATO’s early warning capability, in particular through the continued implementation of the Air Command and Control System.

The Netherlands fully supports the ACCS concept. However, the Netherlands is of the opinion that the ACCS-program should be based on a realistic and feasible Minimum Military Requirement. In order to avoid any misinterpretation the minimum required number of static ACCS entities with regard to the ARSs, should be 16. The Netherlands contributes to the NATO DARS program. A site survey will be conducted for the location of a DARS at Nieuw Milligen.

Early development of a Maritime-Land-ACCS interface and inclusion of ACCS as part of the Bi-SC AIS Air FAS should be given high priority.

Focus of interest for the Netherlands.

EE22             NATO nations should ensure that their forces have the flexibility to address a wide range of missions including conventional battlefield functions as well as specialised capabilities, for example, to promote civil-military co-operation and to support the implementation of civil aspects of peacekeeping and crisis management.

In order to increase the availability of combat effective forces, able to conduct all missions in the full spectrum of operations (from Crisis Response to Collective Defence) all active forces have to meet the respective requirements. In order to meet these requirements, all forces are currently given basic training in all battlefield functions, placing emphasis on the specific capabilities if the Crisis Response – or Collective Defence – mission so requires. One of those specific capabilities is for example the Crowd & Riot Control training in preparation for a Crisis Response Operation.

The Netherlands has developed a national Defence CIMIC Policy and a CIMIC Policy on the Operational CIMIC Staff Capacity. The nucleus text of these two policies is an integral element of the Defence White Paper 2000.

The Netherlands accepted the CIMIC Force Proposals and provides roughly 50 % of the Framework for the CIMIC Group North, one General CIMIC Support Company and some 120 functional specialists. This CIMIC Group, formed by nations from the northern NATO region, is a multinational CIMIC Group in which the Netherlands co-operates with Germany, Norway, Czech republic, Poland and Denmark within RC-N.

These NATO nations, and especially Germany, provides the other 50 % personnel in the Peacetime Establishment, the Crisis Establishment and the Emergency Establishment. The Peacetime Establishment of this CIMIC Group numbers approximately 20 Dutch personnel and additionally, at least, some 20 personnel from other NATO nations from the northern region. The organisation includes some equipment to support this Peacetime Establishment.

It is planned that the CIMIC Group North will become fully operational by the 1st of September of 2002. Furthermore, the Netherlands has submitted this project to SACLANT to be incorporated as «Nation Centred Activity» within the CDE programme.

Finally, the Netherlands has provided CIMIC Staffs to the headquarters of their national brigades and the division. Headquarters 1 (GE/NL) Corps has already been supplemented with a CIMIC Staff. If necessary the Netherlands can also provide CIMIC Staffs to the headquarters of battalions if deployed in a Crisis Response Operation.

Focus of interest for the Netherlands.

SF1               The Alliance should review the vulnerability of its communication and information systems to identify deficiencies in their resistance to interference and unauthorised access and subsequently to identify or develop remedial measures.

All operational systems in the Netherlands are subjected to accreditation before being connected to a trusted secure network. A secure network for defence-wide information systems is being introduced using commercial-off-the-shelf and special designed soft- and hardware. Interim solutions, be they procedural or using hardware/software, have been taken to minimise the risks. Similarly a secure Tetra network is being developed for emergency services. In view of the emerging terrorist threat some of the already planned security measures have been accelerated.

In order to keep abreast of new NATO (and foreign) CIS vulnerabilities and to contribute to solutions to counter vulnerabilities the Netherlands participates in the Information Security Subcommittee, the Communications Network Subcommittee and working groups under the NATO C3 Board.

DCIAI

Description

NL Statement

SF2               In accordance with the agreed policy on Extended

Integrated Air Defence, the Alliance and NATO nations should explore the scope for further improving their air defence systems with a view to giving them a more effective capability against Theatre Ballistic Missiles and cruise missiles and other air breathing aerial vehicles.

The PDB-5/SD-5 upgrade of the PATRIOT missile systems, together with the delivery of PAC-3 missiles and additional launchers, will give the RNLAF a lower layer defence capability against TBMs and air targets with a small radar cross section within the lower and very low layers i.e. cruise missiles and ATMs.

All frigates, AORs and the LPD have a self-defence capability against aircraft and missiles and the incorporation of a lower-tier ATBM capability in the new Air Defence and Command Frigates is being investigated. Funds have already been allocated to implement this capability. Furthermore, the new ADCF as well as the Heemskerck class frigates have an area AD capability.

The Defence Staff has conducted an overarching study on the organisation and capabilities of the Netherlands Short Range Air Defence including integrated Air Defence Command and Control and capabilities, to address the emerging TMD threats in order to enhance the overall Extended Integrated Air Defence. Funds have been allocated for the implementation of the outcome of this study.

Focus of interest for the Netherlands.

SF3               Alliance ground-based air defence capabilities,

shortfalls and requirements should also be addressed with a view to achieving an overall effective defence.

The RNLAF takes part in the Extended Air Defence Task Force (EADTF), which was established in 1999 in Burbach (GE), together with Germany and the United States. This EADTF will address ground-based air defence capabilities, shortfalls and requirements including TMD and ABT, including CMs and ATMs.

RNLA and RNLAF will establish a Joint Air Defence School and in the future a Joint Air Defence Centre. This concentration of Air Defence is intended to improve the national joint GBAD capabilities. The fielding of new SHORAD systems, including C2 equipment, is planned, albeit that the replacement of old systems will not be executed on a «like for like» basis. Also interoperability with NATINADS and the RNLAF Patriots is planned.

The area-AD capabilities of the ADCF may provide a significant coverage of seaports and airports which are located in the vicinity of shorelines.

SF4               NATO nations should complete the development of

NBC personal protection equipment that is more operationally effective and have sufficient stocks to equip deployed forces where the threat so requires.

In all Services, individual NBC protection gear (respirators and IPE suits) is available, new NBC protective suits are being evaluated. Replacement is planned around 2008. Treatment is provided for victims of an attack with chemical agents. A new type has replaced the current type of atropine injectors. The RNLA is examining the improvement of medical treatment of personnel in an NBC environment. Personal decontamination equipment is available for all Services in sufficient quantities.

The Netherlands regards the development, storage and use of a vaccine against respiratory anthrax infections as being of high importance, and is therefore participating in both the international working groups which conduct research in this field and is conducting its own national R&D programme at the Netherlands’ Organisation for Applied Scientific Research (TNO). However, the effectiveness of these vaccines has not yet been proven in a B/C warfare environment with high doses of anthrax bacillus. Furthermore, the Netherlands’ national health regulations comprise, among other things, a list of legally approved medication. The above mentioned vaccine is not included on this list and therefore cannot be stored or used by the Netherlands armed forces.

Focus of interest for the Netherlands.

DCIAI

Description

NL Statement

SF5               NATO nations should pursue, on a co-operative basis where appropriate, further work on the development of stand-off detection equipment against chemical and biological agents with a view to possible acquisition and to ensure that appropriate headquarters, base facilities and medical facilities have collective protection against these.

The RNLA is testing a rapid alarm and identification detector (RAID) and an electronic precision detector for chemical gases (NEUS).

In the RNLAF and RNLN, the upgrading of existing CAM/FAM equipment is planned to start in 2003.

Furthermore, the Netherlands is conducting a national R&D programme at the Netherlands’ Organisation for Applied Scientific Research (TNO), which covers this issue.

Focus of interest for the Netherlands.

SF6               As a part of efforts to protect NATO forces, NATO

nations should accelerate research and development of capabilities to improve avoidance of and protection against modern sea mines and torpedoes.

With reference to the avoidance of and protection against torpedoes: Presently the Netherlands are developing a staff requirement for the acquisition of a Torpedo Test Bed in co-operation with the UK. This test bed should be operational in 2003. Within NG2/SG22, the Netherlands and the UK have offered other NATO nations to participate in this project. This test bed will be utilised, amongst other, for research into the avoidance and protection against torpedoes.

With reference to the avoidance of and protection against sea mines: The current 7 year R&D programme (2001–2007) is based on existing national requirements. No changes were made to accommodate DCI SF6c or MO 2015 goals, but several issues of the existing program support a number of the goals. Furthermore, a staff requirement for a mobile MCM ranging system has been approved and budgets allocated. This system should fulfil national requirements for the routine ranging of the Alkmaar class MCMV’s but especially the Out Of Area ranging of all naval units and the support of the emerging technique of Target Simulation (TSM) minesweeping.

SF7               NATO nations should develop the means to better share their views, experiences and lessons learned in such areas as NBC capabilities and training, and also in the development of the broader concepts regarding force protection, including capabilities to address terrorist action against forces and infrastructure.

The Netherlands participates in the relevant NATO Working Groups and is furthermore developing a national, overarching policy on NBC Protection.

Within the NATO Special Forces community, the RNLA Commando Corps and specific elements of the RNLMC co-operate with NATO partners in order to improve capabilities for addressing terrorist action against forces and infrastructure, both on national territory and in an operational environment.

SF8               The Alliance should work on the development of upper layer capabilities and, should the threat evolve, explore the scope for extending the Extended Integrated Air Defence in depth to the upper layer and/or to the boost phase.

NTR

SF9               NATO nations should adopt a modular approach to the provision of air defence assets to allow the tailoring of forces to meet the demands of a wide range of missions.

The RNLAF, in co-operation with the RNLA, has already adopted the modular approach to meet the demands of a wide range of missions (F-16 flights instead of squadrons, TRIADS etc.).

CC1              The Alliance will accelerate the deployment of a

single foundation, or core capability for ACE and ACLANT command and control information systems.

The Netherlands will aim for implementation of or at least interoperability with the Bi-SC AIS. Concerning existing (legacy) systems and systems currently under development, the Netherlands will assist in realising a gateway. RNLAF uses ICC, ACCS and a nationally developed management information system (OMIS-2). RNLA uses the ATCCIS based ISIS for Brigade level and above and BMS for lower echelons.

RNLN uses MCCIS and aims for further (improved) interoperability with the Air and Land environment at the tactical/operational level on widespread datalink (L-11, L16, L22 + appropriate gateways) capabilities.

DCIAI

Description

NL Statement

CC2              NATO nations should give a high priority to the development of interoperability between current generation tactical communications systems.

The Netherlands participates in international (NATO and multinational) interoperability exercises, focusing on communications systems (such as COMBINED ENDEAVOUR), or exercises which rely heavily on these communications systems (such as Joint Project Optic Windmill TBMD exercise and the Joint Warfare Interoperability Demonstrator). The Netherlands also actively participates in the NATO Interoperability Environment Testing Infrastructure (NIETI) project.

The problem with current systems was a lack of standards and this prevents interoperability. The development of new Dutch tactical communication systems always includes the development into gateways of other systems, based on NATO standards or NATO approved civil standards. To encourage the development, use and testing of these standards, the Netherlands actively participates in NATO bodies such as the NATO C3 Board and its substructure.

The Netherlands fully supports the development of software programmable digital radios that will enable waveform- and algorithm standardization, exchange and accessibility and therefore interoperability. The new generation combat net radio for the Marines will use this technology. An upgrade of currently used Army radio’s is considered to improve interoperability.

Although maritime tactical communications (ship-ship and ship-air) are already highly interoperable, improvement of voice and data connectivity with amphibious (and land) forces remains necessary.

Focus of interest for the Netherlands.

CC3              The Alliance should give priority, within NATO

commonly funded budgets and programmes, to the acquisition of an initial capability for deployable and augmentation command and control, in support of the full range of CJTF operations (which will become a full capability starting in 2004).

The Netherlands supports the NATO DCM project and agrees to the revision of the current requirement. Nationally the MOD has agreed to the inclusion of CJTF afloat C4I capability on the second LPD that will be commissioned in 2007.

CC4              NATO nations and the NMAs will assess the need for a Wide Area Network (WAN), accessible to Allies and Partners to encourage common approaches to developing interoperable communication and information systems.

The requirement for connectivity to capitals of the NATO WAN for both allies and partners has been recognized. Therefore CC4 has been completed with this confirmation. However security regulations prevent seamless integration of networks. The Netherlands supports the need for this connectivity but the technical details are the challenge.

CC5              The Alliance will conduct a review of information security requirements to facilitate the development of interoperable solutions; including appropriate measures to permit secure communications between Allies and Partners in NATO-led PfP operations.

The Netherlands participates in NATO security working groups that address this issue. Public Key Infrastructure (PKI) is regarded as being a possible solution to the security issue together with IP-encryption.

CC6              NATO nations will collectively develop a common view on military requirements for access to the radio frequency spectrum and should ensure this access is protected.

The Netherlands recognizes the territorial exclusiveness of the radio frequency spectrum. As stated in the DCI action item, there is a need for developing a common view on NATO military requirements, which should be undertaken in the NATO Frequency Management Sub Committee (FMSC). Nationally, the use of the spectrum is the result of close co-operation between military and civil authorities, where the ultimate decision lies with the Ministry of Transport. Military access to the wide radio spectrum within the NL cannot be guaranteed unconditionally, this being the result of a Frequency Management process, weighing the interest of all involved parties as directed by national law. NL will do its utmost to accommodate the military requirements of own and visiting forces. Civil participation in a high-level NATO frequency body is presently the subject of discussion within the NL.

DCIAI

Description

NL Statement

CC7              The Alliance should develop a NATO Consultation,

Command and Control System architecture by 2002 to form a basis for an integrated Alliance core capability allowing interoperability with national systems.

The Netherlands fully supports the NATO project to establish the core capabilty at an early stage. The RNLAF participates in ACCS. Furthermore the Netherlands encourages the migration of this core element to BI-SC AIS (CC1).

The Netherlands aims for interoperability nationally and within NATO with an emphasis on the core capability. This view is incorporated in the Netherlands IT/IV programme, «Programma Management».

Focus of interest for the Netherlands.

CC8              A revised consultation, command and control planning process should be implemented by 2002 in order to provide a framework in which NATO, Allies and Partners can develop interoperable communication and information systems.

The Netherlands supports the BI-SC C2 plan approach proposed in the NC3O to use an architecture model that describes the operational, systems and technical view for each requirement. This new approach no longer uses the MOR as starting point.

Focus of interest for the Netherlands.

BIJLAGE 5

LIJST MET AFKORTINGEN

ABP AD AIH AMO/AKO

ANTARUMIL

AO

AO

AO

AOCS

AR(K)

ARBO

ARES

AWACS

BBD

BBE

BBKMAR

BBT

BBDIV

BDL

BDM

BDM

BDZ

BERDIS

BID

BIMS

BISO

BLS

BLS

BOCO

BOT

BP

BS

BSOA

BTW

CDI

CDPO

CDS

CDV

CEPMA

CIE

CIMIC

CIS

CIVIC

CJTF

CKMARNS

CMH

CNR

CO

CODEMA

COKL

Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds Audiovisuele Dienst Afdeling Individuele Hulpverlening Algemene militaire opleidingen/kader opleidingen

Antilliaanse en Arubaanse milities Administratieve Organisatie Aanstellingsopdracht Arbeidsongeschiktheid Air Operations Control Station (KLu) Algemene Rekenkamer Arbeidsomstandigheden(wet) Adaptive Radar Environment Simulator Airborne Early Warning and Control System Beleid Bedrijfsvoering Defensie Bijzondere Bijstandseenheid Beleid en Bedrijfsvoering KMAR Beroepspersoneel-Bepaalde-Tijd Beleids- en Behoeftestellingsdocument voor de Informatievoorziening Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten Bevelhebber der Marechaussee Brandstof Distributiemiddel Bevelhebber der Zeestrijdkrachten Berichtendistributiesysteem Beleidsmatige Inrichting Defensiebegroting Bureau Internationale Militaire Sportwedstrijden BLS Interne Staven en Overige eenheden Baten-lastenstelsel Bevelhebber der Landstrijdkrachten Begeleidingsorganisatie Civiel Onderwijs Beroepspersoneel-Onbepaalde-Tijd Burgerpersoneel Begrotingssterkte

Beleidsvoorbereiding, Specialistische Onderzoeken en Adviezen Belasting Toegevoegde Waarde Centrale Documentatie Informatievoorziening Centrale Dienst Personeel en Organisatie (KL) Chef Defensiestaf Competitieve Dienstverlening Central Europe Pipeline Management Agency Compagnie

Civil-Military Co-operation Commando- en Informatiesystemen Contra-Inlichtingen- en Veiligheidsinformatie- en Communicatiesystemen Combined Joint Task Force Commandant van het Korps Mariniers Centraal Militair Hospitaal Combat Net Radio Centrale organisatie

Commissie Ontwikkeling Defensiematerieel Commando Opleidingen Koninklijke Landmacht

CTG CTL CUP CVH

CZMCARIB

CZMNED DARIC

DATF

DC

DCBC

DCI

DDI

DEB

DEEC

DEFAC

DELM

DEMCIS

DFEZ

DFZ

DGFC

DGV

DGWT

Dico

DM

DMC

DMP

DMVS

DOE

DP

DPM

DPO

DRAMIDOL

DRAMIDOZ

DS

DS/IOT

DTO

DVN

DVVO

DWO

DWS

ECMM

ECW

EEZ

EMC

EMD

EOCKL

ERP

ESSM

EUMM

EVDB

Commander Task Group Commando Tactische Luchtmacht Capability Upkeep Programme Crisisbeheersings-, vredes- en humanitaire operaties

Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied

Commandant der Zeemacht in Nederland Defensie Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum

Deployable Air Task Force Directie Control

Defensiecrisisbeheersingscentrum Defence Capabilities Initiative Developing Defence Industries Directie Economisch Beheer Digital Electronic Engine Control Defensie Accountantsdienst Depot Elektronisch Materieel Defensie Materieel Codificatie Informatiesysteem Directie/Directeur Financieel-Economische Zaken Directie Facilitaire Zaken Directoraat-Generaal Financiën en Control (voorheen DG Economie en Financiën) Diensten voor Geestelijke Verzorging Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen Defensie Interservice Commando Directie Materieel

Defensie Materieel Codificatiecentrum Dienst Militaire Pensioenen Depot Mechanisch Vliegtuigmaterieel en Straalmotoren

Decentrale Ondersteunende Eenheden Directie Personeel DefensiePlanningsmemorandum Dienst Personeel en Organisatie Draagbaar Mijndoorbraaksysteem Licht Draagbaar Mijndoorbraaksysteem Zwaar Defensiestaf

Duelsimulatoren Geïnstrumenteerd Oefenterrein Defensie Telematica Organisatie Defensie Vrouwen Netwerk Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie Divisie Wapensysteem Ondersteuning Defensie Werving en Selectie European Community Monitor Mission Elektronische Centrale Werkplaats Economische Exclusieve Zone Europese Richtlijn Electromagnetische Compata-biliteit

Engineering and Manufacturing Development Explosieven Opruimingscommando KL Enteprised Resource Planning Evolved Seasparrow Missile (onderdeel LAMS) European Union Monitor Mission Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

FEDMAC

FEZ

FMS

FPU

GES

GLGW

GOEM

GTK

HGIS

HKKLu

HOM

HOV

HRFLHQ

HRM

HVO

IAR

IBO

ICODO

ICT IDL IGK IKS ILM IMPD

INK

IP

ISIS

IV

JSF

KD

KEC

KFOR

KL

KLS

KLU

KM

KMA

KMAR

KMARIM

KNLWM

KTOMM

Bronbeek

KWC

LAMS

LAN

LAS

LBBKL

LCF

LCG

LCKLU

LCU

LMG

Federation Mine Action Center Financieel-Economische Zaken Foreign Military Sales Flexibel Pensioen en Uittreden Groep Escorte Schepen Grond-Lucht Geleide Wapens Groep Operationele Eenheden Mariniers Gepantzertes Transport Kraftfahrzeug Homogene Groep Internationale Samenwerking Hoofdkwartier Koninklijke Luchtmacht Humanitair Ontmijnen Hydrografische Opnemingsvaartuigen High Readiness Forces Land Headquarters Human Resource Management Helikoptervliegopleiding Individuele Arbeidsrelaties Interdepartementaal Beleidsonderzoek Informatie- en Coö rdinatie-orgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen Informatie- en Communicatietechnologie Instituut Defensie Leergangen Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht Instituut voor Keuring en Selectie Interim Landelijk Mobilofoonnet Integrale Monitor Personeelsvoorziening Defensie

Instituut Nederlandse Kwaliteit Invaliditeitspensioen Geïntegreerd Staf-informatiesysteem Informatievoorziening Joint Strike Fighter Kerndepartement Kennis- en Expertisecentrum Kosovo Force Koninklijke Landmacht Korps Luchtmachtstaven Koninklijke Luchtmacht Koninklijke Marine Koninklijke Militaire Academie Koninklijke Marechaussee Koninklijke Marechaussee Implementatie Middenlaag

Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum Koninklijk Tehuis voor Oud-militairen en Museum Bronbeek Kustwachtcentrum

Local Area Missile System (luchtverdediging) Local Area Network Landmachtstaf

Landelijk Bevoorradings Bedrijf KL Luchtverdedigings- en Commandofregat Luchtmacht commando- en Informatiesysteem Groep

Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht Landing Craft Utilities Luchtmacht Verbindingsgroep

LOA

LO/S

LPD

LSV

LVB

M&O

MAPE

MB

MBS

MBV

MCMFORNORTH

MDD

MDI

MEOB-O

MGFB

MID

MIF

MIF

MILSATCOM

MJO

MLRS

MLU

MoU

MRAT

MRC

MTBS

MTV

NAMSA

NASAG

NATCO

NATRES

NAVO

NBC

NECBAT

NIM

NLR

NRT

NSSM

NVC

OC

OCCAR

OCKMAR OCMGD

OID

O,I&A

OKM

OLVD

OMW

OS

OVBLS

Letter of Offer and Acceptance Lichamelijke Oefening en Sportorganisatie Landing Platform Dock Luchtmobiel Speciaal Voertuig Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig Misbruik en Oneigenlijk gebruik Multinational Advisory Police Element Marinebedrijf

Materieelbeheersingssysteem (KM) Mijnenbestrijdingsvaartuigen Mine Counter Measure Force North Maatschappelijke Dienst Defensie Mobiele Drinkwater Installatie Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf Oegst-geest

Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf Militaire Inlichtingendienst Maritime Interdiction Force Multinational Interception Force Militaire Satelliet Communicatie Meerjaarlijks Onderhoud Multiple Launched Rocket System Midlife Update Memorandum of Agreement Middle-range anti-tank Militair Revalidatie Centrum Maximaal Toegestane Begrotingssterkte Mobiel Toezicht Vreemdelingen NATO Maintenance and Supply Agency Netherlands Armed Forces Support Agency Germany

Nationaal Commando Nationale Reserve

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie Nucleair, biologisch en chemisch (materieel) Nederlands/Canadees Bataljon Nederlands Instituut voor Maritieme Ontwikkeling

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium Nationale Ruimtevaart Technologie Nato Sea Sparrow Missiles Nationaal Verzorgingscommando Opleidingscentrum

Organisme Conjoint de Coopération en Matière d’Armement

Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Diensten

Overige Interservice Diensten Organisatie, Informatie en Automatisering Opleidingen Koninklijke Marine Objectluchtverdediging Oplegger met werkruimte Ontwikkelingssamenwerking Overige Eenheden Bevelhebber der Landstrijdkrachten

OVSE

PAC PAM PBID

PCC

PE

PE

PIA

POMSS

PSA

PSG

PSO

PWV

RGD

RMC

RPV

RVE

RWT

SAPP

SBK

SEWACO

SFOR

SLA

SM

SMART-L

SMD SRAT

STANAVFOR-LANT

STANAVFORMED TBMD TDN TGVPBK

THG/Klu

TL TNO

TRIP

TSZ

TTO

UAV

UBMO

UKW

UNFICYP

UNIPTF

UNMEE

UNMIBH

UNMIK UNMO UNTSO

Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

Patriot Advanced Capability Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit Projectgroep Beleidsmatige Inrichting Defensiebegroting

Planning en Controlcyclus (sub-)Planningseenheid Peace Enforcement

Professioneel Inkopen en Aanbesteden Prepositional Organizational Material Sites Personeels- en Salarisadministratie Plaatsvervangend Secretaris-Generaal Peace Support Operations Pantserwielvoertuig Regionaal Geneeskundige Dienst Regionaal Militair Commando Remotely Piloted Vehicles Resultaat Verantwoordelijke Eenheid Rechtspersonen met een wettelijke taak Sector Approach Sociaal Beleidskader Sensor-, wapen- en commandosysteem Stabilization Force Service Level Agreements Standard Missiles

Signaal Multibeam Radar for Acquisition and Targeting L-band Sociaal Medische Dienst Short Range Antitank wapens Standing Naval Forces Atlantic

Standing Naval Forces Mediterranean Theatre Ballistic Misile Defence System Topografische Dienst Nederland Taakgroep Verbetering Personele Bezetting Krijgsmacht

Tactische Helikopter Groep Koninklijke Luchtmacht

Tactische Luchtmacht (Nederlandse organisatie voor) Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek Trainee Interservice Projectenpool Temporary Security Zone Tussentijds Onderhoud Unmanned Aerial Vehicles Uitstroombevorderende Maatregel Ouderen Uitkeringswet gewezen militairen United Nations Peacekeeping Force in Cyprus United Nations International Police Task Force United Nations Mission in Ethiopia/Eritrea United Nations Mission in Bosnia and Herzegovina

United Nations Mission in Kosovo United Nations Military Observer United Nations Truce Supervisory Organisation

USArmy USZO

VBTB

VEB

VIK

VIR

VN

VPN

VTE

VUIST

WEU

WOKS

WS YPR ZVD

United States Army

Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording Verbeterd Economisch Beheer Bureau Vorderingen, Inhoudingen en Kortingen Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid Verenigde Naties Virtual Private Network Volle tijds equivalent Vuursteun-informatie-systeem West-Europese Unie

Werkgroep Optimalisatie Keurings- en Selectieproces

Werkelijke Sterkte Pantser-rupsvoertuig, type Y Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.