Verslag - Vaststelling van het Nederlandse muntstelsel in verband met de invoering van de chartale euro (Muntwet 2002) - Hoofdinhoud
Dit verslag is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 27629 - Muntwet 2002 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van het Nederlandse muntstelsel in verband met de invoering van de chartale euro (Muntwet 2002); Verslag |
---|---|
Documentdatum | 20-09-2001 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST55514 |
Kenmerk | 27629, nr. 2 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2001–2002 Nr. 2*
27 629
Vaststelling van het Nederlandse muntstelsel in verband met de invoering van de chartale euro (Muntwet 2002)
-
*Het eerder verschenen stuk inzake dit wetsvoorstel is gedrukt onder EK nr. 334, vergaderjaar 2000–2001. 1 Samenstelling: Boorsma (CDA), Stevens (CDA), voorzitter, Schuyer (D66), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Varekamp (VVD), Wöltgens (PvdA), (plv. voorzitter), Ter Veld (PvdA), Ruers (SP), De Vries (ChristenUnie), Dupuis (VVD), Bemelmans-Videc (CDA) en Platvoet (GL).
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1
Vastgesteld 20 september 2001
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgen opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie stelden de volgende vragen. Waarom is er niet voor gekozen in de Muntwet 2000 ook bij het uitgeven van bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel een pauze van enkele jaren in acht te nemen om zo te voorkomen dat het publiek, naast de nieuwe reguliere euro’s, ook nog met deze nieuwe munten wordt geconfronteerd? Welke bijzondere munten kunnen de komende jaren worden verwacht?
In artikel 8 van het wetsvoorstel wordt gesteld dat niemand is gehouden valse of vervalste munten aan te nemen. Is het tegenovergestelde daarmee ook van kracht, namelijk dat iedereen wel gehouden is «goede» munten als wettig betaalmiddel aan te nemen? Met betrekking tot bankbiljetten wordt nu al vaak in winkels te kennen gegeven dat bankbiljetten van 250 en 1000 gulden niet worden geaccepteerd. Is dat wettelijk toegestaan? Wat is de verwachting met betrekking tot biljetten van 100, 200 en 500 euro? Is het waar dat sommige Eurolanden (Portugal, Griekenland) niet over zullen gaan tot het zelf drukken van biljetten van 500 euro? Hoe staat het dan met de praktische mogelijkheid om te betalen met deze biljetten in deze landen?
Welke landen hebben ervoor gekozen een randschrift te plaatsen op het muntstuk van twee euro? Wanneer en wie heeft besloten dat op de Nederlandse twee-eurostukken het randschrift «god zij met ons» komt? Waarom is hiertoe besloten? Is de staatssecretaris met ons van mening dat dit randschrift anno 2002, in een geseculariseerd land, met een scheiding tussen kerk en staat en een bevolking die in toenemende mate ontkerkelijkt een anachronisme is?
Is er voorts een bindende afspraak gemaakt over de schrijfwijze van de euro: gebruik van het euroteken dan wel van het woord «euro»? Bestaat inmiddels voortschrijdend inzicht in de mate waarin zwart of grijs geld wordt witgewassen door contante betaling van dure gebruiksgoederen? Vervolgens vroegen deze leden op grond van welke criteria de regering bereid is om de termijn waarin het duale geldsysteem geldt te verlengen. Komt er na verloop van tijd een evaluatie over de introductie van de euro,
inclusief een schatting van niet ingewisselde munten en bankbiljetten?
Tenslotte vroegen de leden van de GroenLinks-fractie of de regering heeft kennisgenomen van het artikel in het Algemeen Dagblad van 28 augustus jl. met als strekking dat veel bejaarden absoluut niet klaar zijn voor de euro. Ziet zij nog kans in samenspraak met ouderenbonden extrainitiatieven te ontplooien?
Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Stevens
De griffier van de commissie, Janssen