Brief minister over de ontwikkeling van een Basis Bedrijvenregister (BBR) - Informatie- en communicatietechnologie - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 31 toegevoegd aan dossier 26643 - Informatie- en communicatietechnologie (ICT).
Inhoudsopgave
Officiële titel | Informatie- en communicatietechnologie; Brief minister over de ontwikkeling van een Basis Bedrijvenregister (BBR) |
---|---|
Documentdatum | 17-07-2001 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST54873 |
Kenmerk | 26643, nr. 31 |
Van | Economische Zaken (EZ) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2000–2001
26 643 26 387
Informatie- en communicatietechnologie (ICT) Actieprogramma Elektronische Overheid
Nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 17 juli 2001
1 Inleiding
Onder regie van het Ministerie van Economische Zaken wordt op dit moment gewerkt aan de ontwikkeling van een Basis Bedrijvenregister (afgekort: BBR). In dit traject wordt tevens geparticipeerd door een viertal zogenaamde «taakregisters», te weten de Belastingdienst, de (Vereniging van) Kamers van Koophandel en Fabrieken, het Landelijk instituut sociale verzekeringen en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Zij hebben uitgesproken de realisatie van het BBR te willen ondersteunen en dragen daaraan ook actief bij. De Ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn in de afgelopen maanden nauw betrokken geweest. Dit beoogt hen in staat te stellen om nog deze zomer te kunnen besluiten over daadwerkelijke participatie. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid streeft ernaar om in het najaar van 2001 tot een soortgelijk besluit te komen.
De ontwikkeling van een BBR is een van de speerpunten van het programma Stroomlijning Basisgegevens, dat wordt uitgevoerd als onderdeel van het actieprogramma Elektronische Overheid onder verantwoordelijkheid van de Minister van Grote Steden en Integratiebeleid.
De ontwikkeling van een BBR is vorig jaar aangekondigd in mijn brief van 30 juni 2000 over ICT en administratieve lasten aan de Tweede Kamer1. De voorliggende brief beoogt de Tweede Kamer te informeren over de inmiddels bereikte voortgang en de geformuleerde beleidsuitgangspunten ten aanzien van de doelstelling en de taakstelling van een BBR, alsmede ten aanzien van de gekozen aanpak, de privacy en wetgevingsaspecten, de bestuurlijke ophanging en de financiële consequenties.
Bij de voorbereiding van deze brief is overleg gevoerd met de Registratiekamer.
Kamerstukken II, 1999–2000, 26 643, nr.7
2 Beperking van een versnipperde registratie van bedrijven
1 Te denken valt bijvoorbeeld aan omzet-gegevens voor de Belastingdienst en werknemergegevens voor de Uitvoeringsinstellingen: ofwel gegevens die in direct verband staan met de taak van de Register-houder.
2 Kamerstukken II, 1999/2000, 24 036, nr. 138
3 Regels zonder overlast, Eindrapport van de Commissie Administratieve lasten
4 Kamerstukken II, 1999/2000, 26 387, nr. 8
5 Kamerstukken II, 1999/2000, 26 387, nr. 1 en 1999/2000, 26 387, nr. 4
Een groot aantal registerhouders verzamelt op dit moment elk voor zichzelf en elk op zijn eigen wijze de voor de eigen taakuitvoering van belang zijnde gegevens over in Nederland gevestigde bedrijven. Het betreft hierbij zowel taakgebonden inhoudelijke gegevens1, als ook meer algemene identificerende informatie over bedrijven en instellingen. Zij doen dat alle binnen de voorschriften van de voor hun eigen taak van toepassing zijnde wetgeving en zij doen dat uitsluitend voor dát deel van de bedrijven en instellingen, dat in het kader van de eigen taakuitvoering van belang is.
De houders van deze taakregisters kunnen geen gebruik maken van een centraal register dat van alle in Nederland gevestigde bedrijven op uniforme wijze de identificerende gegevens beheert: een dergelijk register bestaat in Nederland niet. Ook het Handelsregister kan niet als zodanig worden beschouwd, omdat voor eenmanszaken in de landbouwsector, vrije beroepen maatschappen en overheidsinstellingen geen verplichting tot inschrijving bestaat. Daarmee ontbreekt in het Handelsregister ongeveer 20% van de totale bedrijvigheid.
Deze situatie heeft belangrijke tekortkomingen:
– De uitvraag van dezelfde gegevens heeft meervoudig plaats. Dit is daarmee een van de oorzaken van te hoge administratieve lasten.
– De uitwisselbaarheid en onderlinge afstemming van gegevens tussen de registerhouders is moeilijk en (soms) onmogelijk. Dat belemmert een effectieve fraudebestrijding, opsporing van criminele feiten en crisisbestrijding.
– Een betrouwbaar overzicht van (selecties van) de in Nederland gevestigde bedrijven en instellingen met de bijbehorende individuele identificerende gegevens is moeilijk te verkrijgen. Dit vormt een ernstige belemmering voor adequate beleidsvorming, -monitoring en -verantwoording op velerlei gebied. Het maakt het tijdrovend en staat een goede aansluiting bij de werkelijkheid in de weg. Ook wordt een zorgvuldige wetsuitvoering met afdoende waarborgen voor het toepassen van rechtsgelijkheid erdoor belemmerd.
– Het vastleggen en beheren van dezelfde identificerende gegevens heeft in meerdere registers plaats. Dit plaatst de interne efficiëntie van de registerhouders onder druk, wat leidt tot een permanent lastige afweging tegen de hoge inspanning die nodig is voor het behouden van een acceptabele betrouwbaarheid (actualiteit, juistheid, volledigheid) van de geregistreerde gegevens.
Met het bovenstaande wil niet gezegd zijn dat de registerhouders, met de op dit moment aan hen ter beschikking staande middelen, hun taak onvoldoende zouden uitvoeren. Maar, de voortgang van ICT-technologie schept nieuwe mogelijkheden om aanzienlijk meer te bereiken tegen soms geringere inspanning.
De urgentie hiervan wordt versterkt door het beleid dat in gang is gezet op het punt van de noodzakelijke verlaging van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De reactie van het kabinet op het tussenrapport van de Commissie Slechte2, die heeft geadviseerd over de vermindering van de administratieve lastendruk en het eindrapport van deze Commissie3 spelen daarop in. Tegelijkertijd ontplooit de overheid ook ambitieuze initiatieven om met gebruikmaking van ICT een koploper positie binnen Europa in te nemen. In de nota Contract met de Toekomst4 en het actieprogramma Elektronische Overheid5 wordt aan deze ambitie invulling gegeven.
Het ontbreken van een centraal register, waarin de identificerende gegevens zijn bijeengebracht, van de in Nederland gevestigde bedrijven1 blokkeert het realiseren van belangrijke doelstellingen op het gebied van zowel de administratieve lastenverlichting als van de actieplannen in het kader van de Elektronische Overheid. Daarbij kan worden gedacht aan projecten als het Bedrijvenloket, Elektronische Heerendiensten en Public Key Infrastructure (PKI). Deze en andere in ontwikkeling zijnde projecten zullen in hun basis gekoppeld moeten zijn aan één, landelijk en authentiek, Basis Bedrijvenregister (BBR) om de beoogde effecten volledig te kunnen uitbaten. De realisatie van één Basis Bedrijvenregister is dan ook een sleutelvoorwaarde voor het realiseren van deze ambities.
De ontwikkeling van het Basis Bedrijvenregister wordt door het programma Stroomlijning Basisgegevens, dat onder verantwoordelijkheid van de Minister van GSI wordt uitgevoerd, als speerpunt gezien. Het is in dat programma één van de drie clusters van authentieke kernidentificatie registers, te weten die voor bedrijven en instellingen.
3 Bijdrage van één Basis Bedrijvenregister
1 Waar in deze brief gesproken wordt van bedrijven worden tevens bedoeld: overheids-en semi-overheidsinstellingen, maatschappen, vrije beroepsbeoefenaren en eenmanszaken
2 Dit begrip wordt in het kader van het Programma Stroomlijning Basisgegevens als volgt gedefinieerd: Een authentieke registratie is een kwalitatief hoogwaardig en met expliciete garanties voor de borging van die kwaliteit omkleed bestand van, gezien het geheel van wettelijke taken, vitale en/of veelvuldig en om uiteenlopende redenen benodigde gegevens over personen, instellingen, zaken, verrichtingen of gebeurtenissen, dat bij wet als de enig officieel erkende registratie voor de betreffende gegevens is aangemerkt en dat in het gehele land verplicht wordt gebruikt door alle overheidsinstanties, alsook zo mogelijk door private organisaties, tenzij het gebruik om zwaarwegende redenen van privacybescherming is uitgesloten.
De hiervoor geschetste beperkingen onderbouwen de noodzaak om de ontwikkeling van één Basis Bedrijvenregister ter hand te nemen. Dit authentieke, landelijk dekkende, identificatieregister van bedrijven kan worden gezien als een voorwaarde, voor het verbeteren van de (informatie)positie van de overheid. Cruciaal is in dat verband dat sprake zal zijn van een authentiek2register.
Een BBR levert een belangrijk fundament voor het realiseren van reducties van administratieve lasten, hierbij kan worden gedacht aan: – De één loket benadering, die binnen het project Bedrijvenloket wordt ontwikkeld als onderdeel van het programma Overheidsloket 2000. Een BBR vormt hiervoor een essentieel uniform en landelijk fundament voor de identificatie van bedrijven en instellingen, maar kan ook dienen als de verbindende schakel naar de op één BBR aangesloten taakregisters waarmee het via het Bedrijvenloket eenvoudiger wordt om een ondernemer met door hem gewenste informatie van dienst te zijn. – De elektronische gegevensaanlevering uit te werken in bijvoorbeeld het project Electronische Heerendiensten. Een BBR draagt ertoe bij dat met maximale zekerheid is vast te stellen dat bij de elektronische aanlevering van de gegevens deze binnen de taakregisters aan het juiste bedrijf worden gekoppeld. – Het meervoudig gebruik van gegevens. Bij bedrijven en instellingen worden de gegevens slechts één keer opgevraagd. Een BBR is toegankelijk voor elk register dat de identificerende gegevens hergebruikt bij de eigen taakuitvoering.
Een BBR levert een directe bijdrage aan de interne efficiëntievan de overheid: – Het concentreren van het beheer van de identificerende gegevens. De
taakregisters worden sterk ontlast bij het beheren van de in een BBR
geregistreerde kerngegevens. – Het stroomlijnen, automatiseren en harmoniseren van administratieve processen en van de onderliggende wetgeving bij de taakregisters.
Een BBR zal de voordelen van het gebruik van geharmoniseerde gegevensdefinities voor een efficiënte en effectieve taakuitvoering tastbaar maken.
Een BBR bevordert de kwaliteit van dedienstverleningvan de overheid: – De rechtszekerheid en rechtsgelijkheid bij de toepassing van beleids- instrumenten en uitvoering van wetten. Een BBR biedt hiervoor waarborgen met de uniforme en betrouwbare vastlegging van identificatiegegevens van bedrijven en instellingen en met de vereenvoudigde uitwisselbaarheid tussen taakregisters en de verbeterde mogelijkheden voor onderlinge afstemming daarvan.
– De rechtshandhaving, fraudebestrijding en opsporing van criminele feiten. Deze effecten liggen in het verlengde van de bovenvermelde.
– Een alert en doelgericht optreden bij crisisbestrijding. Met een BBR, in combinatie met de eraan gekoppelde taakregisters, ontstaat een verbeterd inzicht in de voor een crisis relevante risicobronnen, waarmee het treffen van preventieve en curatieve maatregelen wordt ondersteund.
– De beleidsvorming, -monitoring en -verantwoording. Een BBR biedt aan de overheid een onmisbaar fundament in zijn informatiehuishouding voor de uitvoering van haar taak als beleidsverantwoordelijke.
– Een gericht en pro-actief informeren van bedrijven en instellingen over van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Het BBR kan daarvoor de benodigde selecties van bedrijven en instellingen aanleveren.
De betekenis van een BBR voor de economische ontwikkelingvan ons land is als volgt:
– Openbaarheid en elektronische toegankelijkheid van de bij de overheid geregistreerde identificerende gegevens van bedrijven en instellingen. De authentieke informatie in een BBR heeft een potentieel groot economisch nut dat op deze manier maatschappelijk, ook buiten de overheid, kan worden ingezet voor de ontwikkeling van producten en diensten.
– Rechtszekerheid en identiteitsvaststelling bij elektronisch communicatie- en transactieverkeer. Een BBR levert cruciale identificerende gegevens voor zowel publieke als private Public Key infrastructuren en op die manier een bijdrage aan het ontwikkelen van deze infrastructuren.
Het BBR zal zijn bijdrage aan het realiseren van de bovengenoemde doelstellingen gaan leveren binnen randvoorwaarden die gelden in het kader van de bescherming van persoonsgegevens en randvoorwaarden die voortvloeien uit de afbakening inzake markt en overheid. Deze zullen begrenzingen opleggen aan de reikwijdte van de met een BBR te realiseren bijdrage.
4 Ontwikkelingsstrategie
De ontwikkeling van een BBR is in de afgelopen jaren bijzonder complex gebleken. Het op elkaar afstemmen van de doelstellingen van de hierbij betrokken partijen heeft de nodige tijd gevergd. De complexiteit van de inhoud, het samenspel van participanten met elk hun eigen prioriteiten en wisselende bestuurlijke urgentie lagen hieraan ten grondslag. Nadat in 2000 vier registerhouders, te weten de Belastingdienst, de (Vereniging van) Kamers van Koophandel en Fabrieken, het Landelijk instituut sociale verzekeringen en het Centraal Bureau voor de Statistiek onder de regie van het Ministerie van Economische Zaken reeds belangrijke inhoudelijke stappen hebben gezet voor de ontwikkeling van een BBR, is vanaf het begin van 2001 een en ander tot concrete actie gekomen. Dit heeft geleid tot een ontwikkelingsstrategie, waarin sprake is van een op betrekkelijk korte termijn te realiseren startversie, alsmede een aanduiding van de verder reikende ambitie.
De Ministeries van LNV en VWS zijn sinds het begin van dit jaar betrokken en willen nog deze zomer besluiten over daadwerkelijke participatie. Het Ministerie van SZW streeft ernaar om in het najaar van 2001 tot een soortgelijk besluit te komen.
1 Aangetekend dient te worden dat vanuit het CBS geen mutaties zullen worden terug-geleverd aan het BBR. Dit in verband met de positie van het CBS als gesloten instelling, die wel gegevens op individueel niveau van andere instellingen mag ontvangen, maar op haar beurt deze niet, anders dan in geaggregeerde vorm, aan andere instellingen mag leveren.
In het kader van de ontwikkelingsstrategie wordt beoogd om in 2002 een startversie van het BBR operationeel te hebben. In deze startversie zullen de identificerende gegevens van bedrijven worden opgenomen, zodat de deelnemende taakregisters op het punt van de identificatie van bedrijven van dezelfde set van gegevens kunnen uitgaan. Doordat het BBR in deze startversie gevoed zal worden met mutaties zoals die bij de taakregisters1 binnenkomen, mag worden verwacht dat de kwaliteit van de in het BBR geregistreerde identificerende gegevens hoger is dan in elk van de deelnemende taakregisters afzonderlijk het geval zou zijn. Een zogenaamde Definitiestudie waarin het concept voor deze startversie wordt beschreven wordt op dit moment afgerond. In paragraaf 6 van deze brief wordt op dit concept nader ingegaan.
De ambitie voor een BBR reikt evenwel verder. Omstreeks 2005 dient het BBR zich ontwikkeld te hebben tot een als authentiek register erkende, basisregistratie van in Nederland gevestigde bedrijven en instellingen. Hiermee wordt de hiervoor aangeduide belangrijke stap gezet op weg naar de realisering van de kabinetsdoeleinden op het gebied van verlaging van administratieve lasten en Elektronische Overheid. De activiteiten die nodig zijn om dit doel te bereiken worden thans in gang gezet. Het gaat hierbij om:
– het ontwikkelen van de noodzakelijke wetgeving voor het BBR waarin privacy aspecten worden geborgd en garanties worden geboden voor de kwaliteit, die vanwege de authenticiteit van het register vereist is; – het actief bevorderen van het toetreden van andere registerhouders; – het vanuit een werkende praktijk verwerven van de beoogde status als authentiek register.
De ontwikkelingen van het BBR zullen overigens na 2005 niet stilstaan. Verwacht mag worden dat een BBR, als authentiek register, een verdere meerwaarde kan leveren als identificerende kern temidden van een wijd vertakt complex van taakregisters. Zo ontstaat de mogelijkheid om aan het BBR een «wegwijzer» functie toe te voegen. Met deze functie wordt in een BBR vastgelegd in welke van de deelnemende taakregisters bepaalde informatie gevonden kan worden en worden hier de toegangsrechten tot deze informatie geregeld. Dit vormt een voorwaarde voor verdergaande vereenvoudiging van onderlinge elektronische gegevensuitwisseling entransacties tussen overheid, bedrijfsleven en burgers. Het maakt daarnaast een zorgvuldig gecontroleerde toegankelijkheid van de bij de overheid beschikbare informatie over bedrijven en instellingen voor private benutting mogelijk.
Dit tweede ambitieniveau voor de periode vanaf 2005, dat in zijn perspectief ook andere functionaliteiten kan omvatten, vereist overigens nog omvangrijk nader onderzoek. De kansen, de neveneffecten en de risico’s alsmede de in het geding zijnde afwegingen in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn op dit moment nog niet voldoende in kaart gebracht.
Ook de keuze om de beoogde functionaliteiten vanuit een BBR zelf te organiseren, of om andere publieke of private partijen hierbij te betrekken, is nog niet gemaakt. Het BBR en de daarin participerende deelnemers willen, ten aanzien van deze verdergaande ambities, vooral de conditionerende voorwaarden scheppen om deze dichterbij te brengen en de realisatie ervan mogelijk te maken. Het BBR wil daarbij de samenwerking met andere partijen binnen de overheid en daarbuiten, zoals het bedrijfsleven en private belangenorganisaties, opzoeken en versterken in de overtuiging dat hiermee een sneller, en tegelijkertijd beter, resultaat zal worden bereikt.
5 Gekozen route
De complexiteit van een volwaardig authentiek Basis Bedrijvenregister is zodanig dat het praktisch niet uitvoerbaar is om deze in één grote sprong voorwaarts te realiseren. Die aanpak zou vereisen dat direct bij de start van het BBR de volgende zaken zijn gerealiseerd:
– Het kwaliteitsniveau van de geregistreerde gegevens dat de positionering als authentiek register rechtvaardigt.
– Een nieuwe wet, waarin regelingen zijn opgenomen voor de bestuurlijke ophanging van het BBR, de randvoorwaarden voor de vertrouwelijkheid van de geregistreerde gegevens en de garantie voor de borging van de voor authenticiteit verlangde kwaliteit.
– De aanpassingen in de wetgeving van de participerende taakregisters om te regelen, dat de levering van gegevens naar het BBR mogelijk is, dat de mutaties vanuit het BBR in de eigen registers kunnen worden overgenomen, dat het gebruik van de aan het BBR geleverde gegevens door derden, overheid en eventueel ook particulieren, mogelijk wordt en dat de noodzakelijke harmonisatie in gegevensdefinities kan worden doorgevoerd.
De gevolgen hiervan voor de doorlooptijd van de ontwikkeling van het BBR staan op zeer gespannen voet met de ambitie om de exploitatie van het BBR in 2002 een feit te laten zijn.
Voor de korte termijn is daarom gekozen voor een zodanige uitwerking, dat een start van het BBR in 2002 mogelijk wordt. Zoals hiervoor aangegeven, gaat het er in deze startversie om de gegevens die bedrijven identificeren in het BBR gemeenschappelijk te beheren. Niet worden opgenomen de taakgebonden inhoudelijke gegevens, en evenmin worden verwijzingen naar andere dan de deelnemende registers opgenomen. Een uitzondering hierop vormt het GBA. Het ligt in de bedoeling voor nadere informatie over personen die in het BBR voorkomen te verwijzen naar het GBA. Dit vanzelfsprekend uitsluitend voor zover gebruikers van de deelnemende taakregisters een toegangsrecht tot deze informatie in het GBA hebben.
Parallel aan de verdere uitwerking van deze startversie worden de activiteiten inganggezet gericht op de verder reikende doelstellingen, welke omstreeks 2005 gerealiseerd moeten zijn:
– De voorbereiding van de voor het BBR noodzakelijke wet- en regelgeving. – De voorbereiding van noodzakelijke aanpassingen in de wetgeving van de participerende registerhouders. – Het bevorderen van het toetreden van andere registerhouders. – Het ontwikkelen en implementeren van de noodzakelijke functionaliteit in systeem en organisatie om de status van authentiek kernregister te kunnen verwerven. – Het onderzoeken van de realiseerbaarheid van de gewenste andere functionaliteiten op het hiervoor genoemde tweede ambitieniveau. – Het opstarten van samenwerkingsverbanden met andere partijen binnen de overheid en daarbuiten.
Een belangrijk voordeel van de gekozen aanpak is, dat tijdens de exploitatie van de startversie ervaring wordt opgedaan, waarmee de verdere ontwikkeling effectiever ter hand kan worden genomen, de wetgeving doelgerichter kan worden uitgewerkt en waarmee de prioriteitsstelling en urgentie in de te realiseren ambities vanuit de praktijk van een werkend BBR kan worden gevoed.
6 Startversie
De eigenschappen van het BBR zullen zich vanuit de startversie ontwikkelen in de richting van de door de participanten beoogde en uiteindelijk te realiseren functionaliteiten. De belangrijkste kenmerken van de, op dit moment in ontwikkeling zijnde, startversie worden hierna op hoofdlijnen beschreven.
1 Doordat het register op de beperkte dataset van de identificerende gegevens een unie vormt van de registers van de Belastingdienst, UVI’s/UWV en het Handelsregister mag er van worden uitgegaan dat nagenoeg alle bedrijven, instellingen, maatschappen en zelfstandigen hierin zijn opgenomen.
Met de startversie van het BBR zullen in beginsel alle bedrijven1 in Nederland ten behoeve van de deelnemende taakregisters eenduidig geïdentificeerd kunnen worden. Daartoe wordt van deze bedrijven en instellingen een beperkte set van identificerende gegevens in het BBR opgenomen. Daarbij moet gedacht worden aan gegevens aangaande de aspecten van eigendom, organisatie en vestiging.
De startversie van het BBR zal gevoed worden met mutaties vanuit de aangesloten taakregisters, met – zoals hiervoor reeds aangegeven – uitzondering van het CBS. Voor de bedrijven en instellingen betekent dit dat het BBR vooralsnog onzichtbaar zal blijven: eventuele mutaties blijven zij naar dezelfde aanleverpunten van de taakregisters sturen. Wel wordt ervoor gezorgd, dat eenmaal gemelde mutaties, voor zover deze betrekking hebben op de gegevens die in het BBR geregistreerd zijn, via het BBR aan alle registerhouders worden beschikbaar gesteld. Het gebruik van deze «som» van de kwaliteiten van de afzonderlijke registers leidt er ook toe dat het BBR de, op dit moment, best mogelijke afbeelding van de werkelijkheid zal worden en dat alle deelnemende taakregisters diezelfde hogere kwaliteit als basis van de eigen taakuitvoering zullen hanteren.
Vanaf het begin zal het BBR een register zijn dat zelf beschikt over het vermogen om de door de taakregisters aangeleverde mutaties te valideren en om voor eventuele verschillen de kwalitatief beste oplossing aan te reiken en in het BBR te verwerken. Het BBR heeft zo zijn eigen verantwoordelijkheid om ertoe te kunnen leiden dat het de best mogelijke afbeelding van de werkelijkheid wordt. Het BBR levert de aldus gevalideerde gegevens aan de taakregisters, zonder overigens te treden in de eigen verantwoordelijkheid van de taakregisters tot verificatie van hun gegevens.
Bij de door de taakregisters aangeleverde mutaties zullen ook hieraan ten grondslag liggende gebeurtenissen (zoals fusies, splitsing, opheffing) worden bijgevoegd en door het BBR bijgehouden. Dit ontslaat de deelnemende taakregisters vooralsnog overigens niet van de verplichting om de voor de uitvoering van hun taak relevante historie zelf te bewaren. Daardoor kunnen de participanten zicht houden op de oorzaak achter de vanuit het BBR doorgeleverde mutaties en daarmee direct de vanuit de eigen taak noodzakelijke vervolgacties in gang kunnen zetten. Dit zal een pro-actief optreden naar de bedrijven en instellingen bevorderen.
In het BBR zijn gegevens opgenomen die betrekking hebben op personen, dan wel daartoe herleidbaar zijn. Mede daarom zullen stringente beveiligingseisen van toepassing zijn. De toegankelijkheid van de gegevens zal in de startversie beperkt zijn tot de deelnemende taakregisters. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de beperkingen die vanuit de geldende regelgeving zijn opgelegd aan de deelnemende registerhouders ten aanzien van gegevens(door)levering.
Het BBR-project legt overigens de begrenzing van zijn verantwoordelijkheid bij de «eigen» zijde van de koppeling met de taakregisters. Dat wil zeggen dat in het kader van het project wordt gedefinieerd op welke wijze de deelnemende taakregisters op het BBR kunnen aansluiten. De organi- saties van de deelnemende taakregisters zullen zelf echter zorgdragen voor de daadwerkelijke aansluiting van de binnen de desbetreffende taak-registers gehanteerde interne systemen en processen op het BBR. De participanten hebben zich erover uitgesproken deze aansluiting tegelijk met de start van het BBR te hebben gerealiseerd om zo de beoogde bijdrage van de startversie van het BBR te waarborgen.
Bij de start van het BBR zal vanuit de deelnemende registers een initiële vulling plaatsvinden. Met deze eerste vulling wordt de synchronisatie van de afzonderlijke bestanden van de deelnemende registerhouders uitgevoerd. Na deze synchronisatie kan de operationele fase van het BBR worden aangevangen en het mutatie- en berichtenverkeer op gang worden gebracht.
De startversie van het BBR zal in 2002 operationeel kunnen zijn. Op dat moment zullen in elk geval de Belastingdienst, de (Vereniging van) Kamers van Koophandel en Fabrieken, het Landelijk instituut sociale verzekeringen en het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn aangesloten. Naar verwachting zullen ook, voorzover dit binnen de huidige regelgeving mogelijk is, de registers die vallen binnen het domein van de Ministeries van LNV en VWS worden aangesloten.
7 Persoonsgegevens
Hoewel het BBR een registratie van bedrijven is, is in het kader van het BBR de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wel degelijk aan de orde. Het BBR omvat gegevens die betrekking hebben op personen, dan wel die herleid kunnen worden tot personen. Immers de verantwoordelijkheid voor bedrijven is (uiteindelijk) altijd belegd bij natuurlijke personen. In het geval van eenmanszaken en maatschappen is dikwijls zelfs geen verschil te maken tussen de natuurlijke persoon en het bedrijf.
1 Hierbij dient overigens te worden aangetekend dat er in bestuursrechtelijke zin nog geen consensus bestaat over de rechtsgevolgen die zouden kunnen worden verbonden aan de omstandigheid dat een bepaald gegeven in een authentieke registratie is opgenomen.
Bij de voorbereiding van deze brief is overleg gevoerd met de Registratiekamer. Als uitvloeisel daarvan is de conclusie getrokken dat, binnen de termen van de nog in te voeren Wet bescherming persoonsgegevens, de Minister van Economische Zaken als de verantwoordelijke voor het Basis Bedrijvenregister dient te worden gezien. Deze kan derhalve worden aangesproken op het functioneren van het BBR, op het vlak van de bescherming van persoonsgegevens.
Vanuit het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft de Registratiekamer een aantal randvoorwaarden aangeduid waaraan bij de ontwikkeling van authentieke registraties, zoals het BBR, dient te worden voldaan. Deze betreffen in hoofdzaak de volgende onderwerpen:
– doelbinding en rechtmatigheid
– transparantie, gegevenskwaliteit en rechten van de burger – identiteitsmanagement – openbaarheid en beschikbaarheid – techniek en beveiliging
Bij de verdere ontwikkeling van het BBR zullen de relevante onderdelen verder worden uitgewerkt. Het ligt in het voornemen een en ander in wetgeving te verankeren. Hierover zal afstemming met de Registratiekamer blijven plaatsvinden.
8 Wettelijke verankering
Naast de noodzaak vanwege de bescherming van persoonsgegevens is een eigen wettelijke verankering van het BBR ook een voorwaarde voor de beoogde erkenning als authentiek kernidentificatie register.1 De startversie van het BBR zal aansluiten bij de huidige wet- en regelgeving. Om hieraan invulling te geven dient een ontheffing te worden verleend krachtens het Voorschrift Informatieverstrekking 1993 dat terzake van de gegevensuitwisseling geldt voor de Belastingdienst. Ook moet de opstelling van de Algemene maatregel van Bestuur op grond van artikel 44 en 45 van de SUWI-wet, die de levering van gegevens met betrekking tot de sociale zekerheid regardeert, ten behoeve van het BBR worden getoetst.
Zoals in het voorgaande aangegeven wordt er vanuit gegaan dat het vanuit de nog in te voeren Wet bescherming persoonsgegevens de voorkeur verdient om het BBR in zijn uiteindelijke functioneren een wettelijke basis te geven. Hiervoor is temeer reden in het licht van nagestreefde status van authentiek register, de ambitie om daarenboven aan het BBR additionele functionaliteiten toe te voegen en de consequenties daarvan voor de deelnemende registers. Ik ben dan ook voornemens om in het komend najaar een aanvang te maken met de voorbereiding van een ontwerp van wet terzake.
Voor de uitwerking van deze wetgeving zal worden samengewerkt de participanten, maar ook met het programma Stroomlijning Basisgegevens en de Registratiekamer.
In de wet worden naar verwachting de volgende aspecten opgenomen:
– Het doel van het BBR.
– De verantwoordelijke voor het BBR en de organisatie van onderhoud, beheer en ontwikkeling.
– De voorwaarden voor toetreding van registerhouders.
– De in het register opgenomen gegevens.
– Het toegangsrecht tot de gegevens, inclusief de mate van openbaarheid.
– De titel voor opname in het register.
– Het recht op inzage en correctie.
– De maatregelen ter bescherming van de persoonsgegevens.
– De regelingen voor de (verdeling van de) ontwikkelings- en exploitatiekosten.
– De kwaliteit van de gegevens en de aansprakelijkheid in geval van onjuistheden.
De werkzaamheden zullen erop gericht zijn om de wet ingaande 2005 van kracht te laten zijn.
9 Bestuurlijke ophanging
1 Hierbij dient overigens te worden aangetekend dat de Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken een organisatie op privaatrechtelijke grondslag is (een Vereniging), waarin de Kamers die de status van een zelfstandig bestuursorgaan hebben en derhalve een publiekrechtelijke grondslag hebben, samenwerken.
De ontwikkeling van het BBR vindt plaats in een samenwerkingsverband van taakregisters met een publiekrechtelijke grondslag, dat wil zeggen: die bestaan ter uitvoering van een in wet- en regelgeving neergelegde taak1. De organisaties die deze taakregisters beheren hebben zich jegens elkaar gecommitteerd aan het tot stand brengen van het BBR. Het Ministerie van Economische Zaken voert hierbij een regisserende rol. Toetreding tot dit samenwerkingsverband staat vrij aan alle taakregisters binnen het publieke domein. Toetreding van taakregisters buiten het publieke domein is op termijn ten principale niet uitgesloten. Hiervoor dient echter een wettelijke grondslag te bestaan, zodat dit eerst mogelijk wordt met de inwerkingtreding van de nog te ontwikkelen specifieke wetgeving voor het BBR.
Over de ontwikkeling van het BBR heeft afstemming plaats met het programma Stroomlijning Basisgegevens. In het kader van dit programma worden een drietal clusters van kernidentificatie registraties ontwikkeld. Het BBR wordt in dit kader gezien als de registratie voor bedrijven en instellingen.
Na ingebruikneming van de startversie van het BBR zal de exploitatie, het beheer en de verdere ontwikkeling als volgt worden gestructureerd: – De Minister van Economische Zaken treedt op als de houder en de verantwoordelijke in de zin van de nog in te voeren Wet bescherming persoonsgegevens voor het Basis Bedrijvenregister. – Het Ministerie van Economische Zaken zal de verdere ontwikkeling van het BBR organiseren in de vorm van een daartoe in te stellen Beheer-raad. In dit orgaan zullen de deelnemende taakregisters, als afnemer en tevens opdrachtgever, verbeteringsvoorstellen aanreiken voor het functioneren van het BBR. Zij zullen hiermee waarborgen, dat de ambities van de participanten ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. De precieze structuur en het mandaat van deze raad wordt nader uitgewerkt. De «dagelijkse» zorg voor het systeem, de exploitatie en het beheer, wordt in handen gelegd van een nog te selecteren publiekrechtelijk orgaan.
De hierboven aangegeven besturingsstructuur zal van toepassing zijn voor de startversie van het BBR. In wetgeving voor het BBR zal de definitieve structuur worden uitgewerkt.
10 Financiële aspecten
Vastgesteld moet worden dat de in het voorgaande door de participanten neergelegde ambitie ten aanzien van het te bereiken einddoel nog niet voldoende is geconcretiseerd om op zinvolle wijze een schatting van de te maken kosten voor het realiseren van dat einddoel te kunnen maken. De ervaring met projecten van een complexiteit en ambitieniveau als het BBR, leert dat het geven van een schatting van de totale kosten ervan in de praktijk niet normerend is als plafond, maar veeleer normerend blijkt te zijn als bodem.
Vanuit een oogpunt van verantwoord financieel projectbeheer wordt ervoor gekozen om te werken met:
– Het steeds stapsgewijs uitwerken en voorleggen van de processtappen voor de kortere termijn inclusief de bijbehorende kostenraming.
– Het als een verplichting accepteren, dat voorafgaande aan elke volgende processtap goedkeuring dient te worden verkregen op de gewenste processtap en de bijbehorende kostenraming.
– Het consequent vermijden dat ingezette processtappen onontkoombaar leiden tot vervolgstappen en dat bijgevolg de eerder goedgekeurde kostenramingen achteraf onlosmakelijk gekoppeld blijken van de kosten die aan deze vervolgstappen verbonden zijn.
Hiermee rekening houdend wordt in het navolgende ingegaan op de kosten en baten die gemoeid zijn met de nu voorliggende eerste processtap, te weten de ontwikkeling van de eerste versie van het BBR, welke in het jaar 2002 in exploitatie wordt genomen.
Het Ministerie van Economische Zaken en de vier participerende register-houders hebben ingestemd met de voor de ontwikkeling van de start-versie van het BBR uitgewerkte kostenraming, welke Euro 3,5 miljoen bedraagt. Daarnaast hebben zij zich gecommitteerd aan een raming voor de jaarlijkse exploitatielast ter grootte van Euro 2,2 miljoen1 voor de periode tot de inwerkingtreding van de wetgeving voor het BBR, te weten 2005.
Op deze kosten zal in de komende jaren worden inverdiend vanwege de bijdrage die het BBR levert aan de interne efficiëntie van de processen bij de deelnemende registerhouders. Daarnaast heeft het BBR belangrijke Prijspeil 2001. kwalitatieve effecten die zich niet eenvoudig financieel laten kwantificeren.
En overigens geldt ook hier de eerder gemaakte kanttekening, dat de implementatie van het BBR een sleutelvoorwaarde is om de beoogde effecten te kunnen incasseren op gerelateerde projecten die in het kader van de programma’s voor de reductie van de administratieve lasten en voor de Elektronische Overheid worden ontwikkeld.
Voor de langere termijn hebben de participanten zich ervoor uitgesproken om voor de verdeling van de kosten, zoveel als mogelijk is, te kiezen voor het profijtbeginsel. Maar voor de ontwikkeling van de startversie en de exploitatie gedurende de periode tot aan de inwerkingtreding van de wetgeving voor het BBR zijn de participanten als uitgangspunt overeengekomen dat de bovenvermelde kosten door participanten, inclusief de toekomstige zullen worden gedragen.
Tegelijkertijd kan worden aangetekend, dat via het programma Stroomlijning Basisgegevens en het actieprogramma Elektronische Overheid aan de ontwikkeling van het BBR bijdragen zijn toegezegd vanuit het Nationaal Actie Programma Elektronische Snelwegen.
Om de inverdieneffecten van het BBR te kunnen incasseren zullen de deelnemende registers ook intern maatregelen moeten nemen om tot een goede aansluiting van de eigen processen en systemen te komen. De kosten van deze aanpassingen komen voor rekening van de deelnemende registerhouders zelf. Zij zullen zelf de daarvoor benodigde dekking verzorgen.
11 Slot
In het voorgaande heb ik inzicht gegeven in de bereikte voortgang met de ontwikkeling van het BBR. Daarbij heb ik willen aangeven dat de complexiteit van het project omvangrijk is. Het is mij gebleken dat de participanten niettemin volledig vasthouden aan hun ambitie om de mogelijkheden van het concept van één Basis Bedrijvenregister volledig te willen realiseren. De gekozen aanpak resulteert erin dat op korte termijn een werkend resultaat geboekt kan worden, terwijl parallel daaraan door-gebouwd zal worden aan de mogelijkheden die het BBR als concept in zich draagt.
Ik stel mij voor, dat ik met de participanten langs de hiervoor beschreven weg de verdere ontwikkeling van het BBR ter hand neem. Ik reken daarbij op de medewerking van de participanten en van overige relevante onderdelen binnen de (rijks)overheid, zoals ik deze in de achterliggende periode ook heb mogen ervaren.
Het is mijn voornemen om in 2002, rond het moment waarop de start-versie van het BBR in uitvoering wordt genomen, opnieuw over de voortgang te rapporteren en uw Kamer nader te informeren over het verdere ontwikkelpad in de richting van het beoogde authentieke, in eigen wetgeving verankerde, Basis Bedrijvenregister.
De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.