Brief minister - Vuurwerkramp Enschede

Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 27157 - Vuurwerkramp Enschede.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vuurwerkramp Enschede; Brief minister  
Document­datum 16-05-2000
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST45743
Kenmerk 27157, nr. 1
Van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1999–2000

27 157

Vuurwerkramp Enschede

Nr. 1

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 16 mei 2000

  • 1. 
    De ramp in Enschede

Op zaterdagmiddag 13 mei 2000 is kort na 15.00 uur brand uitgebroken op of bij de vuurwerkopslagplaats S.E. Fireworks aan de Tollensstraat te Enschede. De brand is gevolgd door een aantal hevige explosies. Deze hebben aan tenminste 15 mensen het leven gekost, waaronder 4 brandweerlieden. Volgens de gegevens van 16 mei zijn ruim 600 mensen gewond geraakt. Er zijn nog 36 mensen opgenomen in het ziekenhuis, van wie 5 op de intensive care. Volgens de door de gemeente Enschede aangeleverde gegevens hebben nog ongeveer 200 mensen, die volgens het bevolkingsregister wel in het getroffen gebied wonen, zich (nog) niet gemeld bij een van de hulpverleningscentra. Op grond van verschillende bronnen wordt thans onderzocht of hier sprake is van daadwerkelijke vermissing. Overigens dient te worden aangetekend dat – ook onder verwijzing naar eerdere ervaringen – het in tempo terugbrengen van het aantal vermisten een weerbarstige en arbeidsintensieve opgave is. Immers, niet alleen dient de GBA-administratie van de gemeente vergeleken te worden met de personen die zich bij de gemeentelijke hulpcentra gemeld hebben, maar ook dient vastgesteld te worden of er, niet opgenomen in de GBA-administratie, andere – niet geregistreerde – inwo-nenden waren of toeschouwers en passanten die als vermist op het rampterrein dienen te worden aangemerkt. Van de gemeente Enschede is vernomen dat wellicht nog heden een update van het aantal vermisten beschikbaar zou kunnen komen.

Tenminste 400 woningen zijn verwoest en circa 1000 woningen beschadigd. Voor degenen die als gevolg hiervan dakloos zijn geworden is tijdelijke huisvesting geregeld. Ongeveer 80 mensen verblijven nog in de noodopvang in de Diekmanhallen.

Bewoners van de buitenste ring zijn vanaf maandag 15 mei in de gelegenheid gesteld terug te keren naar hun woning, voor zover de toestand van de woning dat toelaat.

Vanwege de ernst van het ongeval zijn zowel op operationeel als op bestuurlijk niveau onverwijld maatregelen getroffen die nodig zijn voor de bestrijding van de gevolgen van de ramp en voor de nazorg. Het kabinet heeft grote waardering voor de getoonde inzet van de hulpverleners. Deze erkentelijkheid geldt ook de hulpverleners vanuit de Bondsrepubliek Duitsland en België.

  • 2. 
    Verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding

Eerstverantwoordelijke voor de rampenbestrijding is de burgemeester van de gemeente waar de ramp zich voordoet. Hij voert het opperbevel over de daadwerkelijke rampenbestrijding (artikel 11, eerste lid, Wet rampen en zware ongevallen, (Wrzo)). Dat betekent dat alle daarbij betrokken diensten, zoals de (regionale) brandweer, de politie en de geneeskundige hulpverleningsdiensten, onder zijn gezag staan en dat hij voor het gevoerde beleid terzake de bestrijding van de ramp verantwoordelijkheid aflegt aan de gemeenteraad.

Deze centrale verantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding van de burgemeester sluit aan bij de taken en bevoegdheden die de burgemeester op grond van de Gemeentewet heeft terzake de openbare orde en veiligheid. Zo kan hij voor de handhaving van de openbare orde alle bevelen geven die noodzakelijk zijn (artikel 172 Gemeentewet). Tevens heeft hij het opperbevel bij brand en andere ongevallen, voorzover de brandweer daarbij een taak heeft, en kan hij hiertoe alle noodzakelijk bevelen geven (artikel 173 Gemeentewet). In geval van een (dreigende) ramp of zwaar ongeval kan hij noodbevelen en noodverordeningen uitvaardigen (resp. artikelen 175 en 176 Gemeentewet).

De brandweercommandant van de gemeente waarin de ramp of het zware ongeval zich heeft voltrokken, heeft de operationele leiding over de inzet van alle betrokken diensten en organisaties, tenzij daar andere afspraken over zijn gemaakt. Deze operationele leiding doet overigens niet af aan de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke diensten voor hun eigen optreden. Zo heeft de directeur van de gemeentelijke geneeskundige dienst de leiding over de geneeskundige hulpverlening bij rampen en zware ongevallen en kan hij aanwijzingen geven aan de leiding van de centrale post ambulancevervoer (artikel 2, tweede lid, Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, Wghr).

Indien de ramp of het zware ongeval in een of meer gemeenten meer dan plaatselijke betekenis heeft of dreigt te krijgen, kan de commissaris van de Koningin de betrokken burgemeester(s) de nodige aanwijzingen geven over het te voeren beleid bij de bestrijding van de ramp of het zware ongeval en zonodig in de operationele leiding daarvan voorzien (artikel 12 Wrzo). Voor de wijze waarop deze aanwijzingen worden uitgevoerd blijft de burgemeester die het opperbevel voert verantwoordelijk.

Indien het algemeen belang zulks dringend eist kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de commissaris van de Koningin de nodige aanwijzingen geven over het te voeren beleid inzake de bestrijding van de ramp of het zware ongeval (artikel 13 Wrzo). Ook hier geldt dat de commissaris van de Koningin verantwoordelijk is voor de wijze waarop hij deze aanwijzingen terzake het beleid uitvoert. Indien de commissaris van de Koningin – naar aanleiding van deze aanwijzingen van de minister – de burgemeester aanwijzingen terzake het te voeren beleid geeft, blijft de burgemeester verantwoordelijk voor de wijze waarop hij die aanwijzingen uitvoert.

  • 3. 
    Lopende acties

Communicatie

Vanaf de avond van de ramp zijn zeer frequent persbriefings gegeven onder leiding van de burgemeester dan wel loco-burgemeester. Later is de noodzaak van die hoge frequentie niet langer aanwezig geweest en is de frequentie teruggebracht.

Voorts heeft de gemeente op zaterdag 13 mei een informatienummer opengesteld.

RTV Oost, omroep voor Overijssel, fungeert als rampenzender. De uitgezonden programma’s staan geheel in het teken van de ramp. De regionale omroep wordt buitengewoon goed bekeken. Informatie wordt – behalve in het Nederlands – zowel in het Arabisch, Turks als Marokkaans verstrekt. Tevens zijn in de hulpverleningscentra tolken aanwezig.

Op nationaal niveau heeft het ministerie van VWS, door middel van het beschikbaar stellen van een gratis informatienummer voor verwanten van degenen die (mogelijk) bij de ramp betrokken zijn geweest, een bijdrage geleverd aan de start van de nazorg. Het informatienummer zal voorlopig geopend blijven.

Nazorg

De nazorg zal in beginsel zijn basis moeten vinden in de reguliere hulpverlening op lokaal niveau. Adequate nazorg heeft een grote invloed op het verwerkingsproces van diegenen die een dergelijke traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt. Er zal veel aandacht moeten zijn voor de gevolgen van deze traumatische ervaringen bij zowel de getroffenen en hun directe omgeving als ook de hulpverleners. Bij de nazorg aan de bewoners speelt de eigen huisarts, ondersteund door met name de geestelijke gezondheidszorg, een sleutelrol. Met het oog op een goede interpretatie van gezondheidsklachten die de komende periode bij betrokkenen kunnen optreden, is het gewenst dat huisartsen en bedrijfsartsen de gezondheidstoestand van betrokken burgers en hulpverleners vanaf nu monitoren. VWS zal de komende weken alle hulp bieden die voor de opzet van een goede medische en psychosociale nazorg nodig is.

Op dit moment wordt een inloop- en informatiecentrum ingericht. De gemeente Enschede wordt hierbij ondersteund door het ministerie van VWS. Een inloop- en informatiecentrum is een plek waar de getroffenen, nabestaanden en verwanten terecht kunnen voor hulp, informatie, ondersteuning en lotgenotencontact. Het zal, zo leert de ervaring ook, noodzakelijk zijn zo’n centrum een langere periode open te houden.

De wijze waarop nazorg precies moet worden ingevuld, is afhankelijk van verschillende factoren. Bovendien is de kennis hierover versnipperd. Er bestaat behoefte om deze kennis op een centraal punt bijeen te brengen. Daarom heeft het kabinet naar aanleiding van de Herculesramp besloten tot het oprichten van een expertisecentrum voor nazorg. Aan het expertisecentrum zal, onder verantwoordelijkheid van de minister van VWS en in overleg met de staatssecretaris van BZK, invulling worden gegeven in samenwerking met andere kenniscentra op het terrein van medische hulpverlening en zorg, zoals de leerstoel rampengeneeskunde,

het Nederlands Instituut voor Psychotrauma, het Nederlands Instituut voor Urgentiegeneeskunde, het calamiteitenhospitaal en de afdeling psychiatrie van het AMC.

Naar aanleiding van de rapportage die is opgesteld na de Bijlmerramp heeft het kabinet nazorg opgenomen als expliciet onderdeel van crisisbeheersing.

Daarnaast zal de staatssecretaris van BZK het Landelijk Beraad Rampenbestrijding i.o. vragen voorstellen te doen over de mogelijkheden om de nazorg beter te organiseren.

Herhuisvesting

Na de eerste opvang is een aanvang gemaakt met herhuisvesting van diegenen, die hun huis hebben verloren. Hieraan wordt door de woningcorporaties de hoogste prioriteit gegeven. Door leegstaande woningen opnieuw geschikt voor bewoning te maken, door opschorting van de woonruimteverdeling, waardoor alle vrijkomende woningen beschikbaar komen voor de herhuisvesting en door aanbiedingen van corporaties uit de regio, verwacht men 600 woningen in de sociale huursector aan te kunnen bieden in de regio Twente. De corporaties trachten deze woningen binnen een week geschikt voor bewoning te maken. Door particulieren zijn 200 woningen aangeboden in Enschede en omgeving. Verwacht wordt dat voor de urgente woningzoekenden voldoende huisvesting-smogelijkheden gecreëerd kunnen worden.

Mochten er voor corporaties financiële problemen ontstaan, dan zal het kabinet in overleg met de corporaties naar een oplossing zoeken.

Financiële aspecten van materiële schade

In het rampgebied is sprake van enorme schade voor zowel individuen, aan goederen, voor bedrijven en voor de gemeente Enschede. Velen zijn in financieel opzicht ernstig getroffen. Het kabinet gaat na hoe de getroffenen financieel tegemoet worden gekomen.

In een overleg van het kabinet met het Verbond van Verzekeraars is vastgesteld dat de schade ten gevolge van deze ramp in beginsel verzekerbaar is. De schade aan opstallen en inboedels wordt door de gebruikelijke particuliere brandpolissen gedekt. Dit geldt ook voor ruitbreuk in de (verdere) omgeving. Ook zogeheten secundaire kosten (bv. de kosten van tijdelijke onderbrenging elders) zijn veelal gedekt waarbij meestal een vergoeding van 10% boven de verzekerde som van toepassing is. Brandschade aan auto’s wordt gedekt op volledige en beperkte cascopolissen. Ook schade geleden door bedrijven is gedekt via de inventarisgoederen-verzekering en de opstalverzekering. De bedrijfsschadeverzekering, indien van toepassing, dekt voor een periode van een of twee jaar de derving van de brutowinst. De ziektekostenverzekeringen – particulier dan wel ziekenfonds – en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen kunnen worden aangesproken voor letselschade.

De verzekeraars coördineren hun werkzaamheden met betrekking tot de inventarisatie van de omvang van de schades. Schade-experts nemen op verzoek van het kabinet in het getroffen gebied de schades op ongeacht of betrokkenen verzekerd zijn. Om een beroep te doen op schadevergoeding moeten de getroffenen met hun verzekeringsadviseur of verzekeringsmaatschappij in contact treden. Het Verbond van Verzekeraars heeft een helpdesk ingesteld.

Een belangrijke rol is ook weggelegd voor het particulier initiatief. In dit vlak speelt de Stichting Nationaal Rampenfonds een belangrijke rol. Ook bij rampen die eerder plaatsvonden boden de doelstelling van dit fonds en haar activiteiten uitkomst voor gedupeerden. De Stichting Nationaal Rampenfonds heeft inmiddels een gironummer opengesteld om geld in te zamelen ten behoeve van gedupeerden bij deze ramp.

De Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen sluit, indien de schade verzekerbaar is, een tegemoetkoming uit. Van verzekerbaarheid is in de onderhavige situatie sprake. De genoemde wet is derhalve niet van toepassing.

Het kan voorkomen dat gedupeerden zich niet of niet voldoende hebben verzekerd. Voor deze gedupeerden heeft de ramp in financieel opzicht ernstige gevolgen. In deze situaties kan het Nationaal Rampenfonds ondersteuning bieden. Ook in het geval dat niet verzekerde en niet verzekerbaar gebleken schade uiteindelijk verhaalbaar is op de veroorzaker van de ramp of een eventueel andere aansprakelijke partij, kan een voorschotverlening hangende het onderzoek noodzakelijk zijn. De gemeente Enschede heeft daartoe stappen gezet.

Ter leniging van de acute financiële nood van personen die door de ramp zijn getroffen, kan de gemeente Enschede gebruik maken van haar bestaande bevoegdheden tot het verlenen van bijzondere bijstand. Het kabinet is bereid om, in overleg met de gemeente Enschede, een extra bijdrage voor bijzondere bijstand beschikbaar te stellen, additioneel op de regulier beschikbare middelen voor bijzondere bijstand.

Daarnaast voorziet het kabinet op basis van bestaande regelgeving in een tegemoetkoming in de excessieve kosten die instellingen en diensten moeten maken in het kader van de bestrijding van de ramp.

Monstername

Zaterdag 13 mei 2000, ongeveer één uur na aanvang van het incident in Enschede werd de meetwagen van het RIVM in opdracht van VROM naar Enschede gestuurd. Door de meetploeg zijn verschillende veegmonsters genomen en nabij de GROLSCH fabriek werd ’s avonds om 23 uur een rookmonster genomen. Zondagmorgen is de meetploeg van het RIVM ververst. De metingen worden de komende tijd voortgezet.

Zware metalen

Uit analyse van de genomen monsters blijkt dat het stof en de rook een verontreinigingskarateristiek vertonen die overeenstemt met emissies van afgestoken vuurwerk. Gevonden zware metalen vertonen een lichte verhoging, die geen gevaar voor de volksgezondheid vormt. Deze lichte verhoging is in de loop van zondag is verdwenen.

Asbest

Het is op basis van de huidige inzichten onwaarschijnlijk dat slachtoffers, overige burgers en hulpverleners hebben blootgestaan aan normoverschrijdende asbestconcentraties.

Zaterdag direct na de ramp is de neerslag die tot Delden is gevallen op millieu-aspecten onderzocht. Op zondagmorgen is, onder regie van het ministerie van VROM, gericht onderzoek verricht naar het vrijkomen van asbestdeeltjes. Deskundigen van het RIVM hebben samen met de zogenaamde Detectieteams asbest (DTA-teams) van de brandweer het gebied geïnspecteerd. Het onderzochte gebied kan worden onderverdeeld in een binnenste ring, een buitenste ring en een derde gebied waarboven de rookpluim zich bevond.

Op 14 mei is door een asbestexpert van TNO vastgesteld dat in de binnenste ring van het rampterrein aanzienlijke hoeveelheden cement- gebonden asbesthoudende delen aanwezig zijn. In de gebieden daarbuiten werden wel veel verbrandingsresten, maar geen asbestresten aangetroffen.

Bij de eerste explosie is de aanwezige asbest uit de bunker in brokken vrijgekomen. De asbestcementplaten die als dakbedekking voor omliggende schuurtjes en bedrijfsgebouwen zijn gebruikt, is in stukjes uiteengeslagen. De vorming van dunne – en lichte – flinters is daarbij niet opgetreden, zodat het verspreidingsgebied is beperkt gebleven tot de binnenste ring. Tijdens de daarop volgende brand is naar alle waarschijnlijkheid de dakbedekking van de nog intakte schuurtjes wel door vuur vernietigd. Het is niet uit te sluiten dat hierbij vrije asbest vezels zijn vrijgekomen.

Verondersteld wordt en door analyse na monstername bevestigd dat als gevolg van de grote hitte tijdens de brand/explosie een sterke pluim-stijging is opgetreden, waardoor de rookwolk, met daarin stof en vrije asbestvezels, tot grote hoogte is opgestuwd. Wanneer de pluim elders op leefniveau terechtkomt, is de concentratie asbest zo laag dat het zgn verwaarloosbaar risiconiveau niet word overschreden.

Onderwijs

Diverse schoolgebouwen in Enschede zijn beschadigd. Leerlingen in Enschede die komende weken niet in staat zijn geheel of gedeeltelijk het centraal schriftelijk eindexamen te doen, krijgen de mogelijkheid in een extra periode het examen te maken. Deze extra periode is van 5 juni tot en met 9 juni. De betrokken bewindslieden van OC&W hebben dit besluit genomen, nadat de scholen in Enschede de Inspectie voor het Onderwijs hebben laten weten dat tientallen leerlingen niet in staat zijn het examen te maken.

  • 4. 
    Wettelijk kader met betrekking tot vuurwerk

Het is van belang een duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende wettelijke verplichtingen die gelden voor het produceren, opslaan, invoeren, verhandelen, vervoeren en afsteken (bezigen) van vuurwerk en hoog explosieve stoffen. Bovendien zijn de beleidsverantwoordelijkheden voor deze regelgeving verspreid over verschillende departementen. Onderstaand volgt een kort overzicht van de verschillende vormen van regelgeving en de daarbij behorende verantwoordelijkheden.

Milieuwetgeving

Wet milieubeheer

Voor het opslaan van hoeveelheden groter dan 1000 kilo vuurwerk in een inrichting geldt een vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Voor de Wm is de minister van VROM eerstverantwoordelijk. De vergunningverlening voor bedrijven en het toezicht op de naleving daarvan is primair de bevoegdheid van gemeenten of, indien van toepassing, provincies. Ook voor het vervaardigen of assembleren van vuurwerk of vuurwerkartikelen is een vergunning op grond van de Wet milieubeheer vereist. Het hoofd van het Bureau Adviseur Milieuvergunningen van de directie Materieel van de Koninklijke Landmacht, alsmede de onder zijn bevelen werkzame ambtenaren met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen zijn op grond van artikel 7.1, eerste lid onder a, van het inrichtingen- en vergunningenbesluit aangewezen als adviseur bij vergunningverlening voor zover het de externe veiligheid betreft. Tevens zijn zij op grond van artikel 4 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren milieuwetgeving aangewezen als toezichthouders.

Defensie is dus wettelijk bevoegd om te adviseren en meestal gebeurt dit ook. De Inspectie Milieuhygiëne adviseert in de praktijk niet over dit type bedrijven.

Besluit opslag vuurwerk

Voor een inrichting waarin minder dan 1000 kilo vuurwerk wordt opgeslagen geldt het Besluit opslag vuurwerk op grond van artikel 8:40 van de Wm. Dit Besluit bevat uitsluitend algemene regels voor het opslaan van vuurwerk (dus niet voor hoog explosieve stoffen) en stelt eisen aan de opslag en de opslagfaciliteiten (zoals de opslagbunkers) met het oog op de (interne en externe) veiligheid.

Besluit risico’s zware ongevallen Wet milieubeheer 1999

Het Besluit risico’s zware ongevallen Wet milieubeheer 1999 is van toepassing op opslag of vervaardiging van vuurwerk binnen een inrichting. Dit besluit is op 19 juli 1999 in werking getreden en gelijktijdig is het voorheen geldende besluit ingetrokken. Het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 vormt de implementatie van de Seveso II richtlijn. Het besluit beoogt het belang van de interne veiligheid en externe veiligheid te beschermen, alsmede informatie te (doen) verschaffen ten behoeve van de rampenbestrijding.

Bepalend voor de toepasbaarheid van dit besluit zijn de drempelwaarden voor Seveso-inrichtingen. Het besluit is slechts van toepassing indien bepaalde drempelwaarden worden overschreden. Met betrekking tot vuurwerk zijn van belang de drempelwaarde van 50 ton voor pyrotechni-sche stoffen (= vuurwerk en dan exclusief de verpakking) en eventueel 10 ton bij aanwezigheid van zogenaamde hoog explosieve stoffen. Naast deze aanwijsdrempels gelden ook hogere aanwijsdrempels van 200 ton voor pyrotechnische stoffen en 50 ton bij aanwezigheid van hoog explosieve stoffen. Bij overschrijding van deze hoge drempelwaarden zou het bedrijf verplicht zijn geweest om een Veiligheidsrapport in te dienen (voor februari 2001). Er zijn momenteel echter geen aanwijzingen dat overschrijding van de hoge drempelwaarde hier aan de orde zou zijn. Bij overschrijding van de lage drempelwaarde gelden de lichtere verplichtingen van het Besluit, zoals de verplichting om uiterlijk per 19 juli 2000, dat wil zeggen een jaar na de inwerkingtreding van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999, een kennisgeving in te dienen bij het bevoegd gezag. Een andere verplichting uit het besluit is het voeren van een preventiebeleid zware ongevallen en het invoeren van een Veiligheidsbeheerssysteem. Ook dit zou bij een bedrijf dat onder het Besluit valt, uiterlijk per 19 juli 2000 operationeel moeten zijn. Tenslotte zou er bij een bedrijf dat de (lage) drempelwaarden overschrijdt vanaf 19 oktober 1999 een lijst met de aanwezige gevaarlijke stoffen en de hoeveelheden beschikbaar moeten zijn voor de rampenbestrijding.

Als geen sprake is van een «Seveso-inrichting» is de beoordeling van de risico’s aan het bevoegd gezag ter zake van de verlening van een Wet milieubeheer vergunning. Daarbij dient het betreffende bevoegde gezag deze afweging te maken en zij kan daarbij autonoom een kwantitatieve risicobeoordeling laten opstellen om de veiligheidsrisico’s, waaronder de relatie tussen de opgeslagen hoeveelheid vuurwerk en de mogelijke risico’s voor de omgeving, beter te kunnen afwegen. Een dergelijke risicobeoordeling is verplicht voor zogenaamde «Seveso-inrichtingen» die een verplichting hebben tot het opstellen van een veiligheidsrapport, echter niet voor inrichtingen die niet als zodanig worden gekwalificeerd.

Overige wetten

Wet explosieven voor civiel gebruik

De Wet explosieven voor civiel (Wecg) gebruik stelt eisen aan de overbrenging en het in de handel brengen van explosieve stoffen zoals zwart buskruit, vuurkoord e.d. maar regelt niet de opslag van vuurwerk. Wel verplicht de wet voor overbrenging van deze stoffen naar plaats waar de overbrenging eindigt in al dan niet tijdelijke opslag, voorafgaand aan die overbrenging een vergunning vereist is van burgemeester en wethouders zodat ter plaatse bekend is welke explosieve stoffen binnen een inrichting aanwezig zijn en in welke hoeveelheden. De Wecg valt onder de verantwoordelijkheid van meerdere departementen, echter de minister van VROM is eerstverantwoordelijk voor de wet.

Reglement gevaarlijke stoffen

Voor het afleveren, het ter aflevering aanwezig houden en het bezigen (afsteken) van professioneel vuurwerk is een vergunning van de Minister van Verkeer en Waterstaat vereist op grond van de artikelen 33, eerste lid, en 41, eerste lid, van het Reglement Gevaarlijke Stoffen (RGS). In Nederland beschikken 71 bedrijven over een dergelijke vergunning. Aan de vergunning worden voorschriften verbonden inzake de vakbekwaamheid van de betrokken personen, de melding van de plaats, de datum en het tijdstip van bezigen van het vuurwerk aan de toezichthoudende instantie. Andere voorschriften betreffen de registratie van de aan- en afvoer en het gebruik van het vuurwerk en de betrokken ontplofbare voorwerpen per soort en artikel, het treffen van maatregelen ten behoeve van de veiligheid van het publiek en de brandveiligheid. Voorts is voor het bezigen een verklaring van de burgemeester vereist, waaruit bleek dat deze tegen het bezigen in zijn gemeente geen bezwaar had.

Wet vervoer gevaarlijke stoffen

Het vervoeren van gevaarlijke of explosieve stoffen, waaronder vuurwerk is geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Deze wet valt onder verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat en stelt regels ten aanzien van vervoershandelingen.

Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen

Het huidige Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen (verantwoordelijkheid Minister van VROM en VWS) stelt algemene regels ten aanzien van de invoer, de handel, het ontsteken en het voorhanden hebben van consumentenvuurwerk.

De feitelijke situatie bij S.E. Fireworks te Enschede zal worden getoetst aan het hierboven beschreven wettelijk kader. Uiteraard zal hier de komende tijd veel aandacht aan worden besteed. Dit geldt ook voor andere bedrijven die vuurwerk hebben opgeslagen.

Vergunningverlening en toezicht op bedrijven die vuurwerk opslaan is een taak van de gemeente waar het bedrijf is gevestigd. Naar aanleiding van de ramp wordt thans door de Inspectie Milieuhygiëne, in samenwerking met de Inspectie Ruimtelijke Ordening, bij alle gemeenten geïnventariseerd welke bedrijven in Nederland vuurwerk hebben opgeslagen. Daarbij worden de volgende aspecten gedetailleerd onderzocht:

  • • 
    welke hoeveelheden en welke soorten ontplofbare stoffen mogen in de betreffende inrichtingen maximaal aanwezig zijn?
  • • 
    bestaan adequate vergunningen?
  • • 
    door wie is over vergunningverlening geadviseerd en hoe luidde het advies?
  • • 
    bevinden de inrichtingen zich in de bebouwde/bewoonde omgeving en zo ja op welke afstand?
  • • 
    welke activiteiten vinden binnen de inrichting plaats?
  • • 
    zijn er resultaten van eerdere controles?

Op 15 mei jl. zijn de regio’s van de Inspectie Milieuhygiëne geïnformeerd over dit onderzoek en op 16 mei is het onderzoek van start gegaan. Tot de te onderzoeken bedrijven behoren in ieder geval de 71 bedrijven waarvan bekend is dat zij beschikken over een door de Minister van Verkeer en Waterstaat verleende vergunning voor het afleveren, ter aflevering voorhanden houden en/of bezigen van professioneel vuurwerk. Zodra de bevindingen zijn vastgesteld zal de Tweede Kamer daarover worden geïnformeerd.

Arbeidsomstandighedenwet

Zowel bij «magazijn-» als bij «montagewerkzaamheden» is de Arbowet c.a. van toepassing. De Arbeidsinspectie ziet toe op de naleving van de arbo-bepalingen. Op grond van artikel 6 van de Arbowet 1998 moeten bepaalde bedrijven een ArbeidsVeiligheidsRapport opstellen. Hierbij is uitgangspunt de hoeveelheid stof die in een bepaald containment aanwezig is. Voor explosieven e.d. geldt een hoeveelheid van 1000 kg TNT equivalent. In het onderhavige geval betekent dit dat gekeken wordt naar de totale hoeveelheid actieve stof in een bunker. Overigens vallen in Nederland geen vuurwerkopslagplaatsen onder de AVR-regeling.

  • 5. 
    Justitieel onderzoek

Het Openbaar Ministerie in Almelo stelt een strafrechtelijk onderzoek in naar de mogelijke oorzaken van de ramp in Enschede. In dat kader zijn dinsdagmorgen bij de rechter-commissaris in strafzaken in het arrondissement Almelo twee gerechtelijke vooronderzoeken gevorderd. Enerzijds is er een gerechtelijk vooronderzoek gevorderd tegen het bedrijf S.E. Fireworks. Dit onderzoek houdt verband met mogelijke overtreding van een of meer in de milieuvergunning opgenomen milieuvoorschriften door het bedrijf (artikel 18.18 Wet milieubeheer). Omdat anderzijds niet uitgesloten kan worden dat onbekenden betrokken zijn geweest bij het ontstaan van de ramp, is er tevens een gerechtelijk vooronderzoek gevorderd dat zich richt op het opzettelijk brand stichten of opzettelijk een ontploffing teweeg brengen (artikel 157 Wetboek van Strafrecht), danwel het aan de schuld van een of meer personen te wijten zijn van een brand of ontploffing (artikel 158 Wetboek van Strafrecht). Dit gerechtelijk vooronderzoek richt zich op een onbekende persoon of personen.

Een gerechtelijk vooronderzoek houdt in dat bij het strafrechtelijk onderzoek een rechter-commissaris betrokken wordt, die bepaalde onderzoekshandelingen kan of kan laten verrichten, zoals het horen van getuigen of het doen van technisch onderzoek.

Op basis van de ervaringen uit het verleden is op 14 mei op het ministerie van Defensie de relevante documentatie ten aanzien van de advisering door het Bureau Adviseur Milieuvergunningen bij de vergunningverlening door het gemeentebestuur van Enschede zeker gesteld. Bij het bijeenbrengen van de desbetreffende gegevens kwam toen naar voren dat het hoofd van het Bureau Adviseur Milieuvergunningen eind 1999 van zijn functie is ontheven, wegens met zijn hoofdfunctie onverenigbare nevenactiviteiten. In dezelfde periode heeft het Openbaar Minis- terie te Arnhem aan de Koninklijke Marechaussee verzocht een onderzoek te doen. Het Openbaar Ministerie heeft deze zaak nog niet afgesloten. Hoewel nu niet is gebleken van een verband met de advisering aan het gemeentebestuur van Enschede, is het dossier daaromtrent ter meerdere zekerheid overgedragen aan de Hoofdofficier van Justitie te Almelo.

  • 6. 
    Vervolgaanpak

Gezien de primaire verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur in het kader van de bestrijding van de ramp, ligt ook het zwaartepunt bij de vervolgaanpak op lokaal niveau.

In verband met de omvang van de problematiek wordt de inzet op rijksniveau gecoördineerd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het betreft hier niet alleen de coördinatie van de inzet tijdens de eerste dagen na de ramp, maar ook de inzet gedurende de periode die daarop volgt.

Gelet op het grote aantal uit te voeren werkzaamheden en het belang dat wordt gehecht aan een adequate uitvoering daarvan heb ik besloten om binnen het directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid van mijn ministerie een projectorganisatie op te zetten. Deze projectorganisatie wordt ingesteld op het moment dat er geen directe noodzaak meer is om in de crisisstructuur te werken en de coördinatie vanuit het NCC derhalve kan worden stopgezet. De projectorganisatie voorziet op rijksniveau in de afstemming tussen de meest betrokken ministeries, te weten BZK, Justitie, VWS, VROM, Defensie, SZW, Financien en AZ. Zonodig zullen andere ministeries bij de werkzaamheden worden betrokken. Voorts vindt afstemming plaats met de gemeente Enschede, de provincie Overijssel, alsmede met andere betrokken partijen, zoals het Verbond van Verzekeraars.

Cruciaal is een onafhankelijk onderzoek naar de toedracht en gevolgen van de ramp, het zogenaamde ongevallenonderzoek. Gelet op de ervaringen in het verleden hebben de drie bestuurslagen besloten de ramp te Enschede integraal te laten onderzoeken door een gezaghebbende onafhankelijke commissie.

De komende dagen zal door de burgemeester van Enschede, de commissaris van de Koningin in de provincie Overijssel en mijzelf, als coördinerend en eerst verantwoordelijk bewindspersoon voor de nazorgfase van de ramp, het onderzoek worden opgestart. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede geeft hiermee tevens inhoud aan de verplichting uit de Wet rampen en zware ongevallen om zorg te dragen voor een volledige analyse van de ramp en het zonodig doen van aanbevelingen om een soortgelijke ramp in de toekomst te voorkomen en de gevolgen ervan te beperken. De commissie zal haar onderzoek ook richten op het optreden van de betrokken overheden.

Voor de goede orde zij vermeld dat dit onderzoek los staat van het justitieel onderzoek dat eerder in deze brief is beschreven.

In overleg met de voorzitter, dr.mr. M. Oosting, zal de opdracht van de commissie worden geformuleerd, de samenstelling van de commissie worden uitgewerkt en de wijze en het tijdpad van rapporteren worden vastgesteld. Als coördinerend bewindspersoon zal ik er op toezien dat er sprake zal zijn van een integraal onderzoek waarbij de commissie gebruik kan maken van o.a. de expertise van de diverse overheidsinspecties, die op basis van de bestaande wet- en regelgeving binnen hun eigen discipline tevens onderzoek zullen verrichten.

Vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek concentreert het kabinet zich de komende tijd op beleidsconsequenties die thans reeds te trekken zijn. Na ommekomst van de rapportage van de onafhankelijke commissie zal een finale afweging plaatsvinden.

Ik zal uw Kamer in de komende periode regelmatig informeren over de voortgang van alle relevante ontwikkelingen bij de afwikkeling van de ramp.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. G. de Vries

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.