Memorie van toelichting - Wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers houdende regels tot aanwijzing van bijzondere categorieën vreemdelingen ten behoeve van inburgering - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 27000 - Wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers houdende regels tot aanwijzing van bijzondere categorieën vreemdelingen ten behoeve van inburgering i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers houdende regels tot aanwijzing van bijzondere categorieën vreemdelingen ten behoeve van inburgering; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 05-02-2000 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST43746 |
Kenmerk | 27000, nr. 3 |
Van | Grote Steden- en Integratiebeleid |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1999–2000
27 000
Wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers houdende regels tot aanwijzing van bijzondere categorieën vreemdelingen ten behoeve van inburgering
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Doel van de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) is dat nieuwkomers die met het oog op een permanent verblijf in Nederland aanwezig zijn, zo snel mogelijk het vermogen verwerven om zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.
Een van de uitgangspunten van de wet is dat de regeling niet van toepassing is op nieuwkomers die in Nederland verblijven voor een tijdelijk doel. Deze personen zijn er op gericht om na enige tijd weer naar het land van herkomst terug te keren. Dit geldt eveneens voor de met deze nieuwkomers meegekomen gezinsleden.
In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de WIN zijn de nieuwkomers die hier voor een tijdelijk doel verblijven uitgezonderd. In het tweede lid van artikel 1 is omschreven wat onder verblijf voor een tijdelijk doel wordt verstaan. Onder zo’n verblijf wordt, voor zover hier relevant, het verblijf verstaan van de vreemdeling die als werknemer of als zelfstandige in Nederland arbeid gaat verrichten. Voor deze vreemdelingen en hun gezinsleden is een tewerkstellingsvergunning vereist als bedoeld in artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen. Onder de categorie werknemers ten behoeve van wie over een geldige tewerkstellingsvergunning dient te worden beschikt vallen de geestelijke bedienaren die naar Nederland komen. Zij ontvangen bij hun toelating een vergunning tot verblijf onder de beperking (tijdelijk doel) arbeid en zijn op grond van het genoemde tweede lid van artikel 1 niet verplicht tot inburgering.
Doel van het onderhavige voorstel tot wijziging van de WIN is om bijzondere categorieën vreemdelingen te kunnen aanwijzen waarvan het om redenen van groot maatschappelijk belang wenselijk is dat deze vreemdelingen, ondanks hun in principe tijdelijk verblijf, toch tot inburgering worden verplicht. Hiertoe wordt voorgesteld artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, in die zin te wijzigen.
Bij deze bijzondere categorieën vreemdelingen wordt gedacht aan vreemdelingen die functies gaan bekleden of beroepen gaan uitoefenen die van zodanig maatschappelijk belang zijn dat inzicht in de sociaal-economische en sociaal-culturele integratie in de Nederlandse samenleving en kennis van de Nederlandse taal nodig geacht worden, ook indien deze vreemdelingen zelf slechts enkele jaren hier werkzaam zullen zijn.
Een dergelijke bijzondere categorie vreemdelingen zijn de geestelijke bedienaren. Gezien het maatschappelijk belang van de functie van geestelijke bedienaar in het algemeen en vanwege de doelstellingen van het integratiebeleid etnische minderheden in het bijzonder ligt het in de rede, voor de introductie van geestelijke bedienaren in de Nederlandse samenleving en het aanleren van de Nederlandse taal hun de voorzieningen van de WIN te bieden. Ik heb dan ook het voornemen in de ministeriële regeling op basis van de voorgestelde wijziging van de WIN, de geestelijke bedienaren aan te wijzen als categorie vreemdelingen die om redenen van groot maatschappelijk belang onder de werking van de WIN worden gebracht.
Hierbij verwijs ik naar de nota van de Minister van Binnenlandse Zaken en de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen: «Het integratiebeleid betreffende etnische minderheden in relatie tot hun geestelijke bedienaren» (kamerstukken II 1997/98, 25 919, nr. 2). In deze nota is reeds uiteengezet dat het van belang is te bevorderen dat geestelijke bedienaren goed zijn voorbereid op hun maatschappelijke taken met betrekking tot hun positiebepaling ten opzichte van het integratieproces van etnische minderheden. In deze nota heeft het kabinet het voornemen meegedeeld de onderhavige wijziging van de WIN voor te bereiden.
Het is mogelijk dat op termijn, afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen, het nodig zou kunnen blijken te zijn ook andere categorieën aan te wijzen als categorieën vreemdelingen die om redenen van groot maatschappelijk belang onder de werking van de WIN worden gebracht. Hierbij zou kunnen worden gedacht aan beroepen op het terrein van de gezondheidszorg; bijvoorbeeld verpleegkundigen. Ook zou gedacht kunnen worden aan personen uit het onderwijs.
De aanwijzing in de ministeriële regeling betreft alle geestelijke bedienaren, ongeacht de godsdienstige of levensbeschouwelijke richting waartoe zij behoren. Omdat islamitische richtingen, hoewel niet uitsluitend, vooral in meerderheid vertegenwoordigd zijn onder de etnische minderheden, zal de grootste groep onder de geestelijke bedienaren de inburgering van de imams betreffen. Op deze wijze kan van elke imam, c.q. van elke geestelijk bedienaar, zoals bijvoorbeeld ook een rabbijn en een priester, gevergd worden dat hij gedurende het eerste jaar van zijn verblijf in Nederland een inburgeringsprogramma als voorzien in de WIN doorloopt. Over dit voornemen is inmiddels overleg gepleegd met organisaties uit islamitische (en hindoeïstische) kring die met instemming kennis hebben genomen van het voornemen, zoals geformuleerd in dit wetsvoorstel.
De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, R. H. L. M. van Boxtel