Brief ministers met reactie op het eindrapport van landelijk politieproject Aanpak illegale vuurwapens - Aanpak illegaal wapenbezit en -geweld - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 26494 - Aanpak illegaal wapenbezit en -geweld.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Aanpak illegaal wapenbezit en -geweld; Brief ministers met reactie op het eindrapport van landelijk politieproject Aanpak illegale vuurwapens |
---|---|
Documentdatum | 06-10-1999 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST41193 |
Kenmerk | 26494, nr. 2 |
Van | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Justitie |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1999–2000
26 494
Aanpak illegaal wapenbezit en -geweld
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.
Den Haag, 6 oktober 1999
-
1.Inleiding
In deze brief geven wij een reactie op het eindrapport van het landelijke (politie)project Aanpak illegale vuurwapens. Daarbij wordt de relatie aangegeven tussen het onderhavige eindrapport1 enerzijds en anderzijds het kabinetsstandpunt inzake de aanpak van illegaal vuurwapenbezit en -geweld en de relevante passages uit het Integraal Veiligheidsprogramma (IVP), het Beleidsplan Nederlandse Politie (BNP) en de prioriteitstelling terzake van het Openbaar Ministerie (OM), welke is vastgelegd in het vigerende jaarplan. Daarnaast gaan wij in op het actieprogramma Geweld op straat van de VNG. U wordt tevens geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de in deze plannen genoemde actiepunten. Een en ander wordt voorafgegaan door een korte beschrijving van de vuurwapenproblematiek en de bijbehorende aanpak.
-
2.Aanpak; algemeen
Hieronder volgt een korte beschrijving van de vuurwapenproblematiek in Nederland. Vervolgens wordt aangegeven welke methoden worden toegepast om deze problematiek terug te dringen. Door een krachtige aanpak willen wij levensbedreigende situaties en gevoelens van onveiligheid terugdringen.
2.1 Vuurwapenproblematiek; aard en omvang
Uit analyses van de CRI, van het landelijk politieproject Aanpak van illegale vuurwapens en van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie van de politie Rotterdam-Rijnmond blijkt dat de omvang van de vuurwapencriminaliteit/het illegale wapenbezit in het algemeen in de afgelopen vijf jaar niet significant is toegenomen. Wel is een toename te bespeuren in het aantal gewapende overvallen. Er lijkt voorts sprake te zijn van een toename van (de ernst van) het vuurwapengebruik. Met name het gebruik van vuur- en daarop gelijkende wapens bij overvallen en straatroven is de laatste jaren toegenomen. Een reeds gestart onderzoek moet een beter beeld geven van de aard en omvang van vuurwapenbezit en -gebruik in gebieden met een bijzondere gevaarzetting, zoals horecaconcentratie-gebieden en bepaalde problematische wijken. Op dit onderzoek wordt in paragraaf 4 teruggekomen.
2.2 Wijze van aanpak
De methoden die worden ingezet om het gebruik van vuurwapens te beïnvloeden liggen hoofdzakelijk op het gebied van de bestrijding van wapenbezit. Deze aanpak concentreert zich rondom een aantal problematische gebieden/plaatsen. Dit zijn: risicovolle wijken, horecaconcentratie-gebieden en scholen.
De (logische) vooronderstelling die van deze aanpak uitgaat is dat aan elke vorm van wapengeweld, bezit voorafgaat. Door het bezit te verminderen kan mogelijkerwijs ook het aantal maal dat de wapens worden gebruikt worden teruggebracht.
Deze aanpak heeft echter geen invloed op de ernst van (de gevolgen van) het vuurwapengebruik. Hiertegen kunnen alleen maatregelen genomen worden ten aanzien van vormen van vuurwapengeweld die een stelselmatig en voorspelbaar karakter hebben. Als voorbeeld hiervan kan dienen de horeca. Er zijn (horeca)gebieden bekend waar bepaalde etablissementen geregeld worden beschoten of waar de kans daarop in elk geval groot is. Hier kunnen (fysieke) maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld in de sfeer van kogelwerend glas en dito deuren. Bij dit laatste gaat het echter om symptoombestrijding. Deze vorm van aanpak is flankerend noodzakelijk, maar mag niet in de plaats komen van de bestrijding van wapenbezit. In paragraaf 4 wordt hierop teruggekomen.
Het terugdringen van vuurwapengeweld is een zaak van alle betrokken organisaties: openbaar bestuur, openbaar ministerie, politie en niet in de laatste plaats betrokkenen van buiten de overheid. De horecabranche en directies van scholen zijn hiervan de meest voor de hand liggende voorbeelden. Daarnaast hecht het kabinet bijzonder aan particulier initiatief. Diverse stichtingen tegen geweld op straat hebben in de afgelopen jaren veel goed werk verricht met landelijke en lokale initiatieven, het onder de aandacht brengen van hun verontrusting en van het belang van een goede aanpak van de problematiek. Ook het geven van voorlichting door deze organisaties draagt in belangrijke mate bij aan de bewustwording van daders en slachtoffers. Wij wijzen tevens op het Landelijke Platform tegen Geweld op Straat dat in 1999 is opgericht. Dit platform heeft op 15 september jl. het stimuleringsplan «Terugdringen van wapenbezit» uitgebracht, waarop in het onderstaande wordt ingegaan.
-
3.Diverse beleidsvoornemens
3.1 Integraal Veiligheidsprogramma
In het Integraal Veiligheidsprogramma (IVP) is aangegeven dat de horeca primair verantwoordelijk is voor de gang van zaken in de horeca zelf. Afspraken over verantwoord drank verstrekken, adequate toegangscontrole, het hanteren van huisregels, alertheid op drugs en wapens en over het schoonhouden van de directe omgeving van horecagelegenheden kunnen daar uit voortvloeien.
Tevens wordt melding gemaakt van de voornemens van het kabinet op het gebied van de verhogen van de strafmaat voor het bezit en de handel in illegale wapens en uitbreiding van het bevoegdhedenarsenaal.
3.2 Beleidsplan Nederlandse Politie
In het Beleidsplan Nederlandse Politie (BNP) zijn met betrekking tot de aanpak van wapenbezit de volgende actiepunten opgenomen:
– Voorstellen tot uitbreiding mogelijkheden te bieden ter bestrijding van wapenbezit; – Standaardisering informatie-uitwisseling wapencriminaliteit; – Bezien welke aanpassingen in wetgeving en vervolgingsbeleid nodig zijn om te bewerkstelligen dat illegaal wapenbezit niet meer langer als bijzaak wordt gezien.
3.3 Het jaarplan van het Openbaar Ministerie
In het jaarplan 1999 van het OM is veiligheid, met speciale aandacht voor jeugd, geweld en stelselmatige daders, een benoemde prioriteit. Geweld is bij uitstek een onderwerp waarbij het OM met de inzet van het strafrecht als sluitstuk het lokale preventieve beleid kan ondersteunen. Hoewel het accent bij voorkoming van geweld vooral bij bestuur en politie ligt, zal het OM de totstandkoming van plaatselijke afspraken ter beteugeling van geweld zo veel mogelijk bevorderen. De specifieke inbreng van het OM kan vooral gezocht worden in de vorm van lik-op-stuk beleid, toegespitst op wapenbezit in de uitgaans- en voetbalwereld. Daarnaast blijft het OM veel aandacht besteden aan gewapende overvallen.
3.4 Actieprogramma Geweld op straat
In het actieprogramma van de VNG is aangegeven dat het noodzakelijk is dat de burgemeester de bevoegdheid krijgt om bepaalde veiligheidsrisico-gebieden aan te wijzen, waarin de politie meer mogelijkheden heeft om preventief op te treden. In dat kader wordt de mogelijkheid genoemd om in die gebieden preventief te kunnen onderzoeken op het dragen van wapens.
3.5 Stimuleringsplan «Terugdringen van wapenbezit»
Het Landelijke Platform tegen Geweld op Straat geeft in het stimuleringsplan aan de volgende acties te zullen uitvoeren:
– verbeteren van de begripsomschrijving van wapentuig;
– nadere precisering van de bevoegdheden van portiers en onderwijspersoneel en ontwikkelen protocol bij constatering wapenbezit (en overdracht aan politie);
– oriënteren op wapenverkoop via Internet;
– stimuleren discussie over wenselijkheid onderscheid tussen offensieve en defensieve wapens;
– analyse omgang van gemeenten met wapenverkoop en gedragscode voor detailhandel;
– inventariseren voorlichtingsmateriaal;
– invoeren spreekuur wijkagenten op school;
– ontwikkelen controlemethodiek veiligheidseisen en verbeteren technische beveiliging in uitgaansgelegenheden.
3.6 Kabinetsstandpunt aanpak van illegaal wapenbezit en vuurwapengeweld
Op 22 april jl. is door ons een kabinetsstandpunt aan u toegezonden ten aanzien van de aanpak van illegaal wapenbezit en -geweld. Op hoofdlijnen bevat deze kabinetsnotitie de volgende standpunten:
Thema Prioriteit
– Er moet meer prioriteit worden toegekend aan bestrijding van vuurwapencriminaliteit.
Thema Informatiepositie
– De informatiepositie met betrekking tot de aanpak van vuurwapenbezit en -gebruik wordt geoptimaliseerd en de aanpak dient beter gecoördineerd plaats te vinden. In dit kader is een regiefunctie weggelegd voor de lokale driehoek en voor de CRI.
ThemaBevoegdheden
– De strafmaat voor vuurwapenbezit en handel in illegale vuurwapens wordt verhoogd.
– Er kan intensiever gebruik worden gemaakt van bestaande wettelijke mogelijkheden. Om hiermee ervaring op te doen worden één of meerdere proefprojecten gestart, waarbij binnen een aangewezen gebied (met bijzondere gevaarzetting) alle huidige middelen gecoördineerd worden ingezet.
– Het belang van adequate fouillering wordt onderschreven. De vraag is echter of preventieve fouillering nodig is gezien ruime mogelijkheden die de Wet wapens en munitie op dit punt biedt. Om een beter beeld te krijgen van de aard en omvang van vuurwapenbezit en -gebruik in gebieden met een bijzondere gevaarzetting (horecaconcentratie-gebieden) wordt cijfermatig onderzoek aangekondigd. Tevens wordt een expertmeeting gehouden. Doel hiervan is af te tasten welke toegevoegde waarde aanvullende bevoegdheden op het gebied van preventieve fouillering hebben ten opzichte van bestaande fouillerings-mogelijkheden.
3.7 Landelijk politieproject «Aanpak illegaal vuurwapenbezit»
Het eindrapport van het landelijke politieproject «Aanpak illegaal vuurwapenbezit» bevat een groot aantal voornemens en activiteiten. Het rapport doet aanbevelingen op de volgende gebieden: – Instellen van coördinerende regionale bureaus Wapens en Munitie bij alle politiekorpsen; – Bevorderen deskundigheid, onder meer door het ontwikkelen van een interactief studiepakket (CD-ROM) en verbetering van de twee-daagse
LSOP-opleiding; – Operationaliseren (CID) informatie, onder meer door middel van verhoging strafmaat en ontwikkelen standaard-gebruiksrichtlijn
CID-informatie; – In samenspraak met het openbaar bestuur en branche-organisaties wordt een pro-actieve aanpak ontwikkeld gericht op met name wapenbezit in scholen en horecagebieden; – Monitoren legale handel, onder meer door verbeteren aandacht bestuurlijke handhaving Wet wapens en munitie en bevorderen deskundigheid bij de politie; – Ontwikkelen internationale samenwerking en uitwisseling van informatie; – Jaarlijks wordt een landelijke thematische actie gevoerd; – Verbeteren en vernieuwen registratie-, vuurwapenherkennings- en vergunningensystemen. – Bij elk in beslag genomen of aangetroffen vuurwapen dient standaard een vergelijkend hulsbodemonderzoek (drugfire) te worden uitgevoerd.
In paragraaf 4 wordt een reactie gegeven op de voornemens en actiepunten uit het rapport.
-
4.Reactie op het rapport van het landelijke politieproject «Aanpak illegaal vuurwapenbezit»
Het eindrapport van de landelijke projectgroep «Aanpak illegaal vuurwapenbezit» bevat een aantal voornemens, actiepunten en aanbevelingen die in het licht van het kabinetsstandpunt en het BNP van groot belang zijn en daarop aansluiten. In die zin ondersteunen wij dan ook de in het rapport voorgestelde activiteiten. Wij zijn verheugd dat aan de door het kabinet aan de aanpak van illegaal vuurwapenbezit en van vuurwapengeweld toegekend belang in het rapport invulling is gegeven. Hoofdzakelijk betreft het actiepunten die «des politie» zijn en die onder verantwoordelijkheid van het lokale gezag worden uitgevoerd. Het rapport treft u bijgaand aan. In het onderstaande geven wij – gecategoriseerd naar thema’s – voor zover nodig een nadere reactie op de aanbevelingen. Daarbij dient te worden bedacht dat de (vuur)wapen-problematiek niet in iedere regio identiek is. Bij de aanpak van deze problematiek moet dan ook worden gestreefd naar maatwerk. Wij verlangen van de politiekorpsen dat zij in het kader van de beleids- en beheerscyclus aangeven welke activiteiten zij regionaal ontplooien om het wapenbezit terug te dringen. Daarbij zullen wij aandacht vragen voor de implementatie door de korpsen van de actiepunten uit het eindrapport, voor zover deze op de korpsen betrekking hebben.
4.1 Thema Prioriteit
Organisatorische aspecten
Wij ondersteunen de aanbevelingen om te komen tot een meer herkenbare structuur binnen de politiekorpsen en een landelijke afstemmingsstructuur binnen de Nederlandse politie onverkort. Op het punt van een efficiënte informatiehuishouding zullen wij bevorderen dat de informatie-uitwisseling tussen de regio’s en de CRI op het punt van de vuurwapencriminaliteit verder wordt gestandaardiseerd en verbeterd, zodat de CRI terzake een herkenbaar aanspreekpunt voor de korpsen vormt.
Pro-actieve aanpak
De aanbevelingen met betrekking tot een pro-actieve aanpak juichen wij toe. Bij de implementatie van die aanpak ware aansluiting te zoeken bij het jaarplan van het OM en het stimuleringsplan «Terugdringen Wapenbezit» van het Landelijk Platform Tegen Geweld op Straat. Ook de intensivering van de bestuurlijke handhaving en de controles ten aanzien van vuurwapenhandelaren en andere WWM-vergunninghouders krijgt onze steun.
Internationale samenwerking
Internationale samenwerking binnen de Europese Unie en met er voor in aanmerking komende landen daarbuiten is een dringende noodzaak, met name omdat Nederland zelf geen wapenproducerende natie is. Wij juichen de desbetreffende initiatieven om te komen tot een operationeel, pragmatisch getint samenwerkingsverband tussen verschillende Europese landen dan ook toe. Een dergelijke Europese politionele samenwerking op het gebied van (illegale) vuurwapens kan behulpzaam zijn bij de bestrijding van de illegale wapenhandel tussen de verschillende landen. Wij verwachten dat in het verlengde daarvan, door of namens de Raad van Hoofdcommissarissen contact wordt gelegd met het Nationaal Overleg ter voorkoming en bestrijding van de illegale handel in conventionele wapens, dat onder leiding staat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Landelijke thematische acties
Het houden van een of meer landelijke thematische acties kan een nuttig instrument zijn om de aanpak van (vuur)wapengeweld op bepaalde gebieden te intensiveren. In dit verband beraden wij ons over de mogelijkheid om nog dit jaar, in de maand december, een landelijke inleveractie te houden van slagen steekwapens. Deze actie kan in het jaar 2000 worden gevolgd door een landelijke generaal-pardon-actie ter zake van vuurwapens. Deze actie sluit een actie of controle van een selectie van legale bezitters van vuurwapens op naleving van de voorwaarden in de vergunning of het verlof, verderop in het jaar 2000, niet uit. Wij bevelen aan een dergelijke actie te houden.
4.2 Thema Informatiepositie
Wij zijn voorstanders van moderne en eigentijdse systemen voor vuurwapendata zoals het Vuurwapen-Data-Systeem, het Edison-vuurwapenherkenningssysteem en het Vergunningen- en ontheffingensysteem, teneinde zowel het illegale als het legale circuit te monitoren. Om die reden ondersteunen wij de aanbevelingen op het punt van informatisering en automatisering. Wij zijn dan ook bereid om bij te dragen aan de kosten voor de ontwikkeling en de implementatie van het Vuurwapen-Data-Systeem.
4.3 ThemaBevoegdheden
Monitoren legale handel
In de aanbeveling met betrekking tot het monitoren van de legale handel wordt gesteld dat een nadere bestudering van de mogelijkheden om de complexiteit, mazen en contradicties in de regelgeving te reduceren gewenst is.
Met betrekking tot deze aanbeveling kan worden gemeld dat de eerste ondertekenaar de noodzaak en mogelijkheden zal bezien om het bestaande beleid te evalueren op naleefbaarheid en handhaving. In een dergelijke evaluatie zullen eventuele structurele knelpunten op het gebied van de regelgeving worden geanalyseerd en zullen mogelijke oplossingen hiervoor worden aangedragen.
Verder kan in dit kader worden gemeld dat op dit moment de Regeling
Wapens en Munitie (RWM), welke in 1997 tot stand is gekomen, wordt herzien. Dit betekent dat bestaande praktische knelpunten met betrekking tot de RWM zullen worden weggenomen.
Drugfire
Wij zijn verheugd dat de introductie van de elektronische vergelijkende apparatuur voor hulsbodemonderzoek, de zogenoemde drugfire, voorspoedig is verlopen, het bedienend personeel is opgeleid en al zoveel goede resultaten zijn geboekt.
Overige bevoegdheden
Wij merken op dat de uitkomsten van enkele proefprojecten zullen moeten uitwijzen of de WMM op het punt van het preventief uitoefenen van dwangmiddelen moet worden uitgebreid. Voor een nadere bespreking van deze proefprojecten wordt verwezen naar paragraaf 5.
4.4 Thema Deskundigheid
Permanente deskundigheidsbevordering zodat de kennis en vaardigheden van de betrokken functionarissen actueel blijven, achten wij van groot belang. Adequate opleidingen zal ook de kwaliteit van de processen-verbaal, en daarmee de hele rechtsgang van vuurwapenzaken ten goede komen. De voorgestelde aanpassingen van de ter zake relevante cursussen en opleidingen zullen worden bezien in het licht van de herziening van de politieopleiding. Wij achten de ontwikkeling van een interactief zelfstudiepakket een eigentijds initiatief. Aan de ontwikkel-kosten daarvan zullen wij een bijdrage leveren.
-
5.Stand van zaken met betrekking tot uitvoering van de beleidsvoornemens
In deze paragraaf wordt aangegeven hoe het staat met de uitvoering van de in paragraaf 2 verwoorde beleidsvoornemens. Op diverse onderdelen wordt daarbij tevens ingegaan op het actieprogramma van de VNG en op het stimuleringsplan van het Landelijke Platform tegen Geweld op Straat.
5.1 Algemeen
5.1.1 Thema Prioriteit
Beleids- en beheerscyclus Nederlandse politie
De aanpak van wapenbezit is in het kader van het thema «Geweld op straat» geformuleerd als een van de landelijke beleidsthema’s. De politiekorpsen dienen deze thema’s zichtbaar, herkenbaar en vergelijkbaar op te nemen in hun beleids- en beheerscyclus. Met het oog hierop is de korpsen gevraagd in hun meerjarige beleidsplannen en in het jaarplan aan te geven welke activiteiten zij regionaal ontplooien om het wapenbezit terug te dringen.
Beleidsintensivering Openbaar Ministerie
De minister van Justitie heeft in de overlegvergadering met het College van Procureurs-Generaal bijzondere aandacht gevraagd voor de bestrijding van het bezit van verboden wapens en vuurwapencriminaliteit.
Landelijke stuurgroep
Wij zijn voornemens om een landelijke stuurgroep in het leven te roepen die als opdracht krijgt de ontwikkeling en uitvoering van enkele landelijke initiatieven te bevorderen en te monitoren. Het gaat hierbij om de genoemde inleveracties. Aan de stuurgroep wordt, naast vertegenwoordigers van beide ministeries, in elk geval deelgenomen door het OM, de politie en de VNG.
5.1.2 Thema Informatiepositie
Zoals al aangegeven zullen wij bevorderen dat de informatie-uitwisseling tussen de regio’s en de CRI op het punt van de vuurwapencriminaliteit verder wordt gestandaardiseerd en verbeterd, zodat de CRI terzake een herkenbaar aanspreekpunt voor de korpsen vormt. Eveneens gaven wij al aan met instemming kennis te hebben genomen van de ontwikkeling van een Vuurwapen-Data-Systeem, als modern en kwalitatief hoogstaand registratiesysteem voor optimale onderlinge communicatie tussen de korpsen.
5.1.3 Thema Bevoegdheden
Proefprojecten
In het genoemde kabinetsstandpunt is onder meer aangegeven dat één of meerdere proefprojecten worden gestart, waarbij binnen een aangewezen gebied (met bijzondere gevaarzetting) alle huidige middelen om vuurwapengeweld tegen te gaan, gecoördineerd worden ingezet. Doel van deze proefprojecten is te bezien of door middel van intensiever gebruik van het huidige (bestuurlijk-juridische en strafrechtelijke) instrumentarium een impuls kan worden gegeven aan het voorkomen van vuurwapengeweld, of dat er behoefte blijft bestaan aan ruimere bevoegdheden op het gebied van het fouilleren op (vuur)wapenbezit en de controle van vervoermiddelen. De gedachte hierachter is ingegeven door het gegeven dat de WWM reeds nu verregaande bevoegdheden kent op het gebied van onderzoek aan kleding, verpakkingen (bagage) en vervoermiddelen. Zo kan op last van de officier van justitie de bevoegdheid vervoermiddelen en bagage te doorzoeken worden uitgeoefend jegens iedereen en jegens elk voertuig. Een dergelijke bevoegdheid bestaat er niet op het gebied van het fouilleren. In ieder geval zal een dergelijk proefproject worden gehouden in Rotterdam. Inmiddels is hier een aanvang mee gemaakt. Ook de politieregio’s Amsterdam-Amstelland en Brabant-Noord hebben interesse getoond om aan een dergelijk project mee te werken. In Brabant-Noord zal in elk geval een tweede proefproject starten. Met Amsterdam-Amstelland zijn gesprekken gaande.
Het bij een proefproject behorende onderzoek dient om een beter beeld te krijgen van de aard en omvang van vuurwapenbezit en -gebruik in gebieden met een bijzondere gevaarzetting, zoals horecaconcentratie-gebieden en bepaalde problematische wijken. Ter afronding van de proefprojecten wordt een expertmeeting gehouden, waarin de behoefte aan aanvullende bevoegdheden nader wordt afgetast. Na afloop van de proefprojecten – naar verwachting januari 2000 – kan een standpunt hierover aan de Tweede Kamer worden gezonden.
Verhogingstrafmaat
Een wetswijziging van de WWM tot verhoging van de strafmaat voor wapenbezit en handel in verboden wapens is op 28 juni jl. bij de Tweede Kamer ingediend. Voorgesteld wordt de maximumstraf voor verboden wapenbezit te verhogen van 9 maanden naar vier jaar. Voor verboden wapenhandel wordt de strafmaat verhoogd van vier naar acht jaar.
Inleveractie van wapens
Zoals wij al aangaven beraden wij ons op de mogelijkheid om in de maand december tijdens een grote landelijke actie een ieder die in het bezit is van verboden slag- of steekwapens de gelegenheid te geven deze bij de politie in te leveren. Dit gebeurt anoniem en zonder strafvervolging. Een dergelijke inleveractie kan bijdragen aan het beteugelen van geweld; van de maatregel zal een belangrijk signaal uitgaan tegen bezit van verboden wapens. De schooljeugd is daarbij een belangrijke aandachts-groep. Overigens biedt deze actie geen vrijwaring voor vervolging van misdrijven die met behulp van de ingeleverde slag- of steekwapens zijn gepleegd.
Daarnaast wordt overwogen in de loop van het eerste kwartaal van het volgend jaar een vergelijkbaar generaal pardon voor vuurwapens af te kondigen. Deze actie kan vooraf gaan aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel waarin de verhoging van de strafmaat voor verboden wapenbezit en -handel is geregeld.
De landelijke actie, die tot doel heeft zoveel mogelijk verboden slag- en steekwapens uit de roulatie te halen, zal worden voorbereid in samenwerking met het Openbaar Ministerie, de VNG, de politie en het Landelijk Platform tegen Geweld op Straat.
5.1.4 Thema Deskundigheid
Om te bevorderen dat de huidige wettelijke mogelijkheden ten aanzien van de bestrijding van vuurwapencriminaliteit beter worden benut, ligt een duidelijke taak weggelegd voor de opleiding van politiefunctionarissen. Zoals reeds aangegeven zijn in het kader van het landelijke politieproject hiertoe de nodige initiatieven ontplooid.
5.2 Bijzondere aandachtsgebieden
5.2.1 Wapenbezit op scholen
Scholen kunnen zelf veel doen aan wapenbezit in de vorm van (controle op) duidelijke reglementen en het geven van voorlichting. In veel plaatsen is er in het kader hiervan goede samenwerking tot stand gekomen tussen scholen en de politie. Deze aanpak sluit aan bij de in 1995 gestarte campagne «De veilige school». Een voorbeeld hiervan is de in november 1998 in Rotterdam gestarte campagne onder de slogan: «Op onze school zijn alle wapens verboden». De campagne richt zich op de uniformering van de regels op scholen en op de kwaliteit van het veiligheidsbeleid in scholen.
De hierboven genoemde inleveractie voor slag- en steekwapens biedt scholen opnieuw de gelegenheid om stil te staan bij de gevaren van verboden wapenbezit en de scholieren en studenten hierover voor te lichten.
5.2.2 Wapenbezit in uitgaansgebieden
Eigenaren van voor publiek toegankelijke (uitgaans)gelegenheden en andere «gevoelige locaties» moeten primair verantwoordelijk worden gehouden voor hetgeen zich in hun etablissement of gelegenheid afspeelt. Op basis van huisreglementen die deze personen of instanties als rechthebbenden kunnen uitvaardigen, kan verboden worden gesteld de gelegenheid te betreden indien men op dat moment daadwerkelijk in het bezit is van een (vuur)wapen. De rechthebbende kan hierop toezicht uitoefenen. Een veel voorkomend voorbeeld hiervan is het fouilleren door portiers. In (de grotere) discotheken wordt doorgaans controle uitgeoefend met behulp van detectiepoorten. Van een stringent, consequent toegepast en waterdicht toelatingsbeleid door eigenaren van particuliere gelegenheden of organisatoren van evenementen mag worden verwacht dat dit de veiligheid in de betreffende gelegenheid vergroot. Ook lijkt de veronderstelling gerechtvaardigd dat toegangscontrole in de particuliere sector tevens een bijdrage levert aan de veiligheid in de (omringende) openbare ruimte. Indien wapenbezitters immers niet in de gelegenheid zijn om hun wapen mee te nemen in de door hen bezochte gelegenheid en er een grote «pakkans» bestaat waar het betreft de constatering van wapenbezit, zullen zij er eerder voor kiezen het wapen niet bij zich te dragen.
Bij het aantreffen van wapens in horecagelegenheden moeten deze door of namens de eigenaar van de gelegenheid tijdelijk in bewaring worden genomen, wegens overtreding van het huisreglement. Wapens in de zin van de WWM dienen vervolgens te worden overgedragen aan de politie, die deze in beslag neemt. Tussen politie en horeca zullen hierover goede afspraken moeten worden gemaakt.
Op lokaal niveau kunnen convenanten worden afgesloten tussen bestuur, politie en horeca om het wapenbezit onder jongeren tijdens het uitgaan drastisch te beperken.
Ook kunnen bij horecagelegenheden fysieke maatregelen worden genomen die de veiligheid verbeteren, bijvoorbeeld in de sfeer van kogelwerend glas en dito deuren.
Uitgangspunten voor een gestructureerde samenwerking tussen de betrokken partijen – horeca-branche, gemeenten, openbaar ministerie en politie – zijn opgenomen in de Handreiking Veilig Uitgaan. In deze handreiking worden tevens concrete suggesties en voorbeelden genoemd om de veiligheid van uitgaansgebieden te bevorderen. Aan de hand hiervan kunnen lokaal afspraken worden gemaakt.
-
6.Internationale politiesamenwerking
Het Finse voorzitterschap heeft het onderwerp illegale vuurwapenhandel hoog op de agenda staan in de derde pijler. Op dit moment wordt met bijdragen van de afzonderlijke lidstaten informatie ingezameld over in beslag genomen wapens in de Unie en over het herleiden van de geografische afkomst van aangetroffen wapens. Dit vindt plaats met het voornemen om in 2000 tussen lidstaten een gezamenlijke actie uit te voeren op operationeel niveau. De actie kan ook in een beperkt aantal lidstaten tegelijk plaatsvinden, bijvoorbeeld om tegemoet te komen aan specifieke regionale behoeften.
Europol is gevraagd ondersteuning te verlenen bij de analyse van de door de lidstaten verstrekte informatie.
Het Verdrag van Amsterdam biedt een kader voor het opzetten van concrete politieoperaties, zowel ter bescherming van de onderdanen van de lidstaten als ter bescherming van het algemeen belang.
De lidstaten hebben zich in het actieplan van Wenen ertoe verbonden de illegale wapenhandel door middel van doeltreffende maatregelen te bestrijden.
De uitvoering van de beoogde samenwerking in het kader van de samenwerking binnen de Unie is mogelijk geworden nu de Raad tijdens zijn zitting van mei jl. zijn goedkeuring heeft gehecht aan de resolutie ter bestrijding van de internationale criminaliteit die zich via routes verspreidt.
Nederland steunt waar mogelijk het Finse initiatief. Op 15 september jl. heeft de portefeuillehouder van de Raad van Hoofdcommissarissen een Finse delegatie ontvangen en deze delegatie geïnformeerd over de aanpak in ons land en de prioritering die aan dit onderwerp door de politie in de toekomst zal worden gegeven.
Het Finse voorzitterschap zal nog deze maand een expertmeeting organiseren voor vertegenwoordigers van alle lidstaten. Hierin zal een eerste verkenning plaatsvinden voor een operationeel project voor meerdere lidstaten. De verwachting bestaat dat met het afsluiten van het Fins voorzitterschap een projectplan bestrijding vuurwapenbezit over routes voor handen is.
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Peper
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.