Memorie van toelichting - Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2000 - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 26800 VI - Vaststelling begroting Justitie 2000.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2000; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 21-09-1999 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST36523_2 |
Kenmerk | 26800 VI, nr. 2 |
Van | Justitie |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1999–2000
26 800 VI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2000
Nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING
INHOUDSOPGAVE
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING I ALGEMEEN: EEN LEVENDE RECHTSSTAAT
1.1 De rol van het recht
1.2 De grenzen
Rechtsstatelijke uitgangspunten
1.3 Dienend recht
Kwaliteit van wetgeving Toegankelijk recht Rechtspraak op orde Handhaving naar behoefte
1.4 Recht doen
Toekomstgericht Attent op Europa Oriëntatie op kwaliteit Oriëntatie op de samenleving
2
SECTORAAL BELEID EN WETGEVINGSPROGRAMMA
2.1 Rechtsordening door Justitie
2.1.1 Justitie en Europa
2.1.2 Wetgevingskwaliteit
2.1.3 Staats- en bestuursrecht
2.1.4 Privaatrecht
2.1.5 Straf- en sanctierecht
2.1.6 Wetgeving elektronische snelweg
2.2 Preventie en handhaving
2.2.1 Jeugd en preventie Jeugdcriminaliteit
Criminaliteit in relatie tot integratie van etnische minderheden (CRIEM)
4 2.2.2
6
9
10
10 13 14 15
17
17 18 19
21
23
23
23 24 24 25 27 28
28
28 29
30
2.2.3
2.3
2.3.1 2.3.2
2.3.3 2.3.4 2.3.5
2.3.6 2.3.7 2.3.8 2.3.9
2.4
2.4.1 2.4.2
Individuele trajectbegeleiding |
32 |
Grote stedenbeleid |
32 |
Bestuurlijke handhaving |
33 |
Handhaven op niveau |
33 |
Strafrechtelijke handhaving |
33 |
Het Openbaar Ministerie |
33 |
Georganiseerde criminaliteit |
34 |
Financieel economische criminaliteit |
36 |
Kinderpornografie en zedenzorg |
38 |
Vermiste personen |
38 |
Verkeershandhaving |
38 |
Terugdringen illegaal wapenbezit |
39 |
EK 2000 |
39 |
Aftappen |
39 |
Forensisch onderzoek |
40 |
Internationale rechtshulp |
41 |
Beheersovergang Korps Landelijke Politiediensten |
41 |
Centraal beheer politie – wijzigingen van de Politiewet |
|
1993 |
42 |
Politieonderwijs |
42 |
Project Bijzondere Opsporingsdiensten |
43 |
Rechtspleging |
43 |
Modernisering organisatie rechtsprekende macht |
43 |
Raad voor de rechtspraak en de beheersorganisatie van |
|
de rechterlijke colleges |
43 |
Strafrechtketen |
44 |
Overheveling Mulderzaken |
44 |
College van beroep studiefinanciering en Tarief- |
|
commissie |
44 |
Afschaffen verplicht procuraat |
45 |
Gefinancierde rechtsbijstand |
45 |
No cure no pay |
46 |
Juridische vrije beroepen |
47 |
Sanctiebeleid |
47 |
Heroriëntatie sanctiestelsel |
47 |
De tbs-maatregel |
48 |
3
4
4
2.4.3 Gratie 48
2.4.4 Nieuwe sanctievormen 49
2.5 Asiel-envreemdelingenbeleid 49
2.5.1 Denieuwe Vreemdelingenwet 50
2.5.2 Mensensmokkel 50
2.5.3 Sturingindeketen 51
2.5.4 Terugkeerbeleid 51
2.5.5 Uitbreiding INDenvreemdelingenkamers 52
2.5.6 Opvang 52
2.6 Jeugdzorg 53
2.6.1 RegieindeJeugdzorg 53
2.6.2 Positionering vandejeugdbescherming 54
2.6.3 Raad voordeKinderbescherming 54
2.6.4 Instellingen voor voogdijengezinsvoogdij 55
2.6.5 Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA’s) 56
-
3.SAMENVATTING BEGROTINGSCIJFERS EN FINANCIEEL
BEHEER 58
3.1 Samenvatting begrotingscijfers 58
Euro 58
Boetenentransacties 58
Sociale advocatuur 58
Korps Landelijke Politiediensten 58 Jeugd en geweld (bestrijding jeugdcriminaliteit en voortijdig schoolverlatenenJIB) 59
Asiel 61
Sanctiecapaciteit 61
Indexering griffierechten 61
Rentecompensatie ev/vv 62
3.2 Het financiële beheer 62
3.2.1 Ontwikkeling begroting 62
3.2.2 Besturingsconcept 62
3.2.3 Verzelfstandiging dienstonderdelen 63
3.2.4 Evaluatie agentschapsconstructie Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) 63
3.2.5 Modernisering van de rechterlijke organisatie 63
3.2.6 Administratieve organisatie en accountantscontrole 63
3.2.7 Financiële informatiesystemen 64
3.2.8 Het geïntegreerde subsidiebeleid 64
3.2.9 Deinvoering vandeEuro 64
C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL 65
UITGAVEN 70
01 Algemeen 70
01 Personeelenmaterieel Ministerie 70
03 Bijdragenencontributies 78
04 Post-actieven 80
05 Geheime uitgaven 81
06 Onvoorzien 82
07 Loonbijstelling 83
08 Prijsbijstelling 84
09 Diversen 86 11 Internationale samenwerking 90
13 Wetenschappelijk Onderzoek- en documentatiecentrum 91
14 Adviescolleges 93
01 Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming 102
02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering 104
03 Schadefonds geweldsmisdrijven 112
04 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau 114
05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen 117
06 Bestuurszaken 118
07 College van toezichtopdekansspelen 121
09 Wetgeving, RechtsplegingenRechtsbijstand 123
02 Bijzondere uitgaven politie 125
03 Personeel en materieel overige documnten 127
04 Bijdrage korps landelijk politiediensten 128
05 Dienst Rechtspleging / Openbaar Ministerie / Rijksrecherche 130
06 Gerechtskosten 146
07 Gefinancierde Rechtsbijstand 147
08 Schuldsanering 153
10 Rechtshandhaving 156
01 Nederlands Forensisch Instituut 156
02 Bijzondere uitgaven Rechtshandhaving 159
03 Personeelenmaterieel overige diensten 161
04 Bijdrage Korps landelijke politiediensten 162
05 Geheime uitgaven 162
ONTVANGSTEN 164
01 Algemeen 164
01 Diverse ontvangsten Ministerie 164
07 Internationale aangelegenheden en vreemdelingenzaken 165
01 Diverse ontvangsten vreemdelingenzaken 165
08 Preventie, jeugdensancties 167
01 Diverse ontvangsten Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering 167
02 Ontvangsten DBZ 168
09 Wetgeving, RechtsplegingenRechtsbijstand 171
01 Diverse ontvangsten politie 171
02 Boetenentransacties 172
03 Griffierechten 173
04 Diverse ontvangsten Rechtspraak 174
05 Diverse ontvangsten Rechtsbijstand 175
10 Rechtshandhaving 176
01 Diverse ontvangsten politie 176
02 Geheime ontvangsten 177
D. TOELICHTING BIJ DE AGENTSCHAPSBEGROTINGEN 179
01 ImmigratieenNaturalisatiedienst 179
02 Dienst Justitiële Inrichtingen 189
03 Centraal Justitieel Incassobureau 215
04 Korps landelijke politiediensten 225 Trefwoordenregister 233
07 Internationale aangelegenheden en vreemdelingenzaken 94
01 Bijdrage Immigratie- en naturalisatiedienst 94
02 Opvang asielzoekers 96
08 Preventie, jeugd en sancties
100
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
Wetsartikelen 1 en 2 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)
De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het ministerie van Justitie voor het jaar 2000 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2000. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2000.
Met de vaststelling van deze wetsartikelen wordt de inde begrotingsstaat opgenomen begroting van begroting van de uitgaven en de ontvangstenvoor het jaar 2000 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden door middel van een algemene toelichting en een toelichting per begrotingsartikel toegelicht in de onderdelen B en C van deze memorie van toelichting.
Wetsartikel 3 (agentschapsbegrotingen)
Onder het ministerie van Justitie ressorteren de agentschappen Immigratie- en Naturalisatiedienst, Dienst Justitiële Inrichtingen, Centraal Justitieel Incassobureau en het Korps Landelijke Politiediensten.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de in de begrotingsstaat opgenomen begrotingen van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de bovengenoemde agentschappen voor het jaar 2000 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden door middel van een algemene toelichting en een toelichting per begrotingsartikel toegelicht in onderdeel D van deze memorie van toelichting.
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING
1 Een levende rechtsstaat
Een kerntaak van het Ministerie van Justitie is, te voorzien in een adequate juridische infrastructuur. Dat wil zeggen: de basis van een rechtssysteem – een samenstel van regels, een justitiële organisatie en een feitelijke toepassing van die regels – dat is toegesneden op de behoeften van de samenleving. Die behoeften zijn divers en dynamisch. Justitie dient dus sterk georiënteerd te zijn op de samenleving en op ontwikkelingen daarin te anticiperen.
In onze samenleving ligt het accent op dynamiek en op vrijheid voor eenieder om zichzelf als persoon en als economisch actor te ontplooien. De overheid kiest ervoor die dynamiek en vrijheid te ondersteunen. Ook Justitie doet dat, zowel door middel van regelgeving die ruimte biedt als door het voorzien in conflictoplossing indien binnen die ruimte belangen botsen. Tegelijkertijd heeft de samenleving behoefte aan stabiliteit, zekerheid en veiligheid. Om die te bieden stelt de wetgever grenzen. Samen met andere departementen, die verantwoordelijkheid dragen voor de wetgeving op hun terrein, draagt Justitie zorg voor het formuleren en handhaven van deze grenzen.
Justitie levert al doende de bouwstenen en het cement voor een levende rechtsstaat. Rechtsstaat in de zin dat fundamentele rechten en basale waarden worden gewaarborgd, levend in de zin dat er daarbinnen ruimte is voor verandering en ontwikkeling. Dat vergt evenwichtskunst, dat vergt inspanning. En het vergt een gedeelde en toekomstgerichte visie op hoe die rechtsstaat eruit ziet. Op de rol van het recht in de samenleving. Op waar de grenzen liggen. Op hoe het recht dienstbaar gemaakt kan worden aan de wensen van de samenleving. Op de manier waarop Justitie haar werk hoort te doen.
1.1 De rol van het recht
Het recht schept orde. Het recht beschermt. Dat is vooral zichtbaar waar het mis gaat. Maar het is in feite van veel groter belang waar het recht zijn functie goed vervult. Waar mensen in vrijheid kunnen leven, omdat het recht machten inperkt. Waar ze persoonlijke en zakelijke relaties kunnen aangaan, omdat het recht daar de kaders voor schept. Waar ze zich veilig kunnen voelen, omdat er regels zijn waar het merendeel van de mensen zich aan houdt. En waar mensen rechtvaardigheid ervaren, omdat gelijke gevallen gelijk behandeld worden en tegen regelovertredingen wordt opgetreden.
Het recht biedt als het ware een ruimte en een structuur voor menselijke activiteit. Een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Binnen die ruimte ontplooien mensen hun activiteiten. Daarbij ervaren ze het recht soms ook als beknellend. Omdat het ook grenzen stelt aan hun activiteiten. Teneinde anderen, of belangen van de gemeenschap of het milieu te beschermen. Met name bij de ontplooiing van economische activiteiten en bij de (ruimtelijke) inrichting van de samenleving wordt deze beperkende werking van het recht – in de zin van wetten en de uitleg die de rechter daaraan geeft – frequent gevoeld. Te frequent, op sommige terreinen – en dat is reden voor dit kabinet om zowel waar het gaat om de regelgeving als om het beroep op de rechter te streven naar vermindering. Vermindering van regelgeving wordt nagestreefd in het bijzonder in het kader van het programma Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW). Vermindering van het beroep op de rechter wordt onder meer bevorderd door verbetering van de voorwaarden voor alternatieve geschillenbeslechtiging.
We dienen ons wel te realiseren dat er zonder het recht überhaupt geen democratisch bestuur mogelijk is, en dat de marktorde bestaat bij de gratie van en ondergeschikt is aan de rechtsorde. Hoezeer dat het geval is, kunnen we – duidelijker dan in ons eigen land – zien in landen waar de rechtsorde te wensen overlaat. Het is niet voor niets dat de landen van Middenen Oost-Europa zich grote inspanningen getroosten om een goed functionerend rechtssysteem op te bouwen. Ze doen dat niet slechts omdat het een voorwaarde is voor toetreding tot de Europese Unie, maar vooral omdat ze in de praktijk ondervonden hebben en nog ondervinden hoe essentieel het is.
Het besef van samenhang tussen rechtsorde en marktorde komt al enkele jaren zeer concreet naar voren in het streven van de regering om het functioneren van de markt te verbeteren middels het programma Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteitsbeleid. In deze naamgeving wordt tot uitdrukking gebracht dat de markt niet gedijt bij het alleen maar afschaffen van onnodig knellende regels, maar tevens «juist» kwalitatief goede wetgeving behoeft. En voor de samenleving in bredere zin geldt zeker dat het recht ook grenzen aan de markt moet stellen: «the market isagood servant, butabad master».
Economische inzichten in de relatie tussen markt en recht
In de economische wetenschap neemt de aandacht sterk toe voor het recht en de handhaving daarvan als bepalende factor van de omstandigheden waaronder marktpartijen functioneren. Het recht maakt complexe productieve activiteiten, investeringen in fysiek en menselijk kapitaal, innovatie en de verspreiding van technologie mogelijk, maar kan deze ook belemmeren. Het gaat hierbij vooral om de bescherming van eigendomsrechten tegen aantasting door private partijen (diefstal, inbreuk op intellectueel eigendom), maar ook door publieke partijen (onteigening, eenzijdig opzeggen van contracten door de overheid). Andere cruciale aspecten zijn contractvrijheid in combinatie met aansprakelijkheid voor eigen handelen, waardoor derden beschermd worden tegen aantasting van hun rechten, en vrije toetreding tot markten. De notie van de Wereldbank van de geloofwaardigheid van de staat is illustratief voor het huidige denken. Geloofwaardigheid wordt gezien als optelsom van maatstaven voor de stabiliteit van de regering, de voorspelbaarheid van veranderingen van wetten en beleid, veiligheid van bezit, betrouwbaarheid van de rechtspraak en afwezigheid van corruptie. In recent internationaal vergelijkend onderzoek wordt het wederkerige verband onderzocht tussen de economische prestaties van landen en de bescherming van bovengenoemde rechten. Een aantal belangrijke studies toont aan dat de mate waarin deze rechten gewaarborgd zijn grote invloed heeft op zowel het welvaartsniveau (output per werker) als op de welvaartsontwikkeling (economische groei). Deze factoren bepalen in hoofdzaak het economisch succes van landen.
Justitie voelt zich verantwoordelijk voor wetgeving, preventie, handhaving, rechtspleging en de realisering van de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen. Dit zijn onmisbare elementen van een veilige en rechtvaardige samenleving. Een kwalitatief hoogwaardige samenleving ook, waarbinnen ondanks vaak ingrijpende sociale, economische en technische veranderingen bij mensen een gevoel van onderlinge samenhang en betrokkenheid bij het geheel kan blijven bestaan. Die betrokkenheid is voor de samenleving in zijn geheel, maar ook voor Justitie in het bijzonder, van groot belang. Immers, een veilige en rechtvaardige samenleving bestaat uiteindelijk bij de gratie van het feit dat burgers en bedrijven haar zelf opbouwen en in stand houden. Door zich aan de regels te houden. Door, zoveel mogelijk, meningsverschillen en conflicten zelf op te lossen binnen de door de wet gestelde grenzen, eventueel met hulp van derden. Door geen beroep te doen op het recht en niet om regels te vragen waar zelfbeheersing de oplossing is. Door zichzelf te beschermen tegen de (gevolgen van) risico’s die nu eenmaal horen bij een open, hoogontwikkelde maatschappij. Kortom, door zich mede verantwoordelijk te voelen en zich daarnaar te gedragen. Als zij dat doen, kunnen ze rekenen op de steun van een betrokken Justitie. Zoals degenen die zich niet verantwoordelijk gedragen erop kunnen rekenen met de corrigerende functie van Justitie geconfronteerd te zullen worden.
Een veilige markt
Behalve via wetgeving en rechtspleging levert Justitie een directe bijdrage aan het goed functioneren van de markt door deelname van malafide partijen tegen te gaan. Dit gebeurt onder andere door het verschaffen van concrete informatie over de aard van marktpartijen. Ook op dit terrein zien we dat de inzet van Justitie reageert op ontwikkelingen in de markt. Zaken als de verklaring van geen bezwaar bij oprichting en statutenwijziging van BV’s, het meldpunt ongebruikelijke transacties en de vergunningenprocedures rond particuliere beveiligingsorganisaties zijn antwoorden op problemen die in de afgelopen jaren geconstateerd werden. Met het wetsvoorstel Bevordering Integere Besluitvorming Openbaar Bestuur wordt beoogd een recenter geconstateerd probleem te lijf te gaan, door kaders te scheppen waarbinnen overheidsorganen informatie kunnen ontvangen die het hen mogelijk moet maken te voorkomen dat zij ongewild criminelen of criminele organisaties faciliteren door het verlenen van vergunningen, subsidies of overheidsaanbestedingen. Hiermee worden oneerlijke concurrentie en witwaspraktijken voorkomen, en wordt de integriteit van de overheid bevorderd. Inmiddels wordt nagegaan of Justitie een vergelijkbare rol kan spelen in het verkeer tussen bedrijven onderling. In Rotterdam is daartoe een pilot in voorbereiding die het bedrijven mogelijk moet maken om, op vrijwillige basis, van Justitie een verklaring omtrent de integriteit te verkrijgen.
Kijkend naar de Nederlandse samenleving van dit moment, durven we, ondanks begrijpelijke kritiek van burgers op voor hen belangrijke onderdelen, de stelling aan dat ons rechtssysteem het in de kern en in grote lijnen goed doet. De collectieve en individuele welvaart en vrijheid zijn groot – zo groot dat velen erdoor aangetrokken worden. Het leven in ons land is betrekkelijk veilig – zij het niet veilig genoeg. Kwetsbare belangen worden beschermd – al zullen sommige zeggen dat het beter kan. Het is belangrijk om ons dit te realiseren, omdat het de achtergrond is waartegen zowel de bestaande justitiële praktijk als de in deze begroting gepresenteerde nieuwe beleidsvoornemens moeten worden gezien. In algemene zin voldoet ons rechtssysteem. Dat sluit niet uit dat op vitale onderdelen soms ingrijpend groot onderhoud noodzakelijk is.
1.2 De grenzen
Bescherming van kwetsbare belangen houdt in veel gevallen in dat grenzen moeten worden gesteld, en dat dus vrijheden moeten worden ingeperkt of dat verplichtingen moeten worden opgelegd. Waar deze grenzen precies moeten worden gelegd, of hoe zwaar de verplichtingen kunnen zijn, is telkens een kwestie van afweging van alle kanten van het concrete geval. Enkele algemene uitgangspunten zijn er wel. In de eerste plaats natuurlijk de bescherming van klassieke grondrechten als vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, integriteit van de persoon en eigendom. In de tweede plaats geldt dat naarmate de negatieve consequenties van een inbreuk op rechten groter zijn – al is dat maar voor een enkeling – de mate van bescherming ook groter dient te zijn. En vervolgens geldt nog de overweging dat de door de overheid te bieden bescherming sterker dient te zijn, naarmate de bedreigde belanghebbende minder in staat is zelf voor die bescherming zorg te dragen. Immers, het recht moet wel gelijkelijk voor eenieder geëffectueerd kunnen worden.
Grenzen aan een markt
Het is niet gebruikelijk, maar bepaald ook niet te ver gezocht, het vreemdelingenbeleid in termen van vraag en aanbod te bezien. In dit verband moet verwezen worden naar het onderzoek naar pushen pull-factoren in het asielbeleid dat naar aanleiding van de motie Rijpstra wordt uitgevoerd en waarvan de resultaten eind 1999 beschikbaar zullen zijn. In het algemeen kan ook zonder dat onderzoek geconstateerd worden dat ons land, mede door de grote mate van welvaart en vrijheid, een grote aantrekkingskracht uitoefent op mensen die beide, of een van beide, moeten ontberen. Er is daarom vraag naar toelating in ons land, naar participatie in onze markt- en rechtsorde. Er is ook sprake van een, in elk geval ten opzichte van de potentiële vraag, beperkt aanbod. Ons land kan niet iedereen opnemen die het minder heeft. Er is dus wetgeving, en toepassing daarvan, nodig om te bepalen wie wel wordt toegelaten en wie niet, en welke rechten die toelating oplevert. Justitie doet dat ook en gaat daarbij zeer zorgvuldig te werk, teneinde zowel humaan te zijn als aan de vereisten van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te voldoen. Voor de komende jaren zal de opgave vooral zijn, op dit terrein tot nadere afstemming op Europees gebied te komen. De concrete stappen die daartoe worden gezet, komen in hoofdstuk 2 aan de orde.
Bij belangrijke technologische en maatschappelijke ontwikkelingen zal de behoefte aan nieuwe normstelling of nieuwe interpretatie van bestaande normen vaak voortkomen uit de markt of, in bredere zin, de samenleving. Daarbij is het mogelijk, dat het recht overvraagd wordt – niet alleen in de zin dat meer vragen aan de rechter worden voorgelegd dan hij aankan (in dat geval zal de norm waarschijnlijk het best via wetgeving bijgesteld kunnen worden) maar ook in de zin dat van de overheid een mate van rechtshandhaving gevraagd wordt die met de huidige middelen niet te leveren is. In dat geval wordt de fundamentele vraag: willen we de huidige wet handhaven, en het vermogen van de overheid om naleving af te dwingen aanpassen aan de behoefte, zelfs als dat een sterke stijging van de kosten met zich mee zou brengen, of willen we de wet zodanig aanpassen dat slechts gehandhaafd hoeft te worden wat qua uitvoering normaal mogelijk en qua kosten redelijk is. Vragen van deze orde doen zich voor bij nieuwe onderwerpen, maar ook bij onderwerpen waar de maatschappelijke opvattingen rond goed en kwaad in de loop van de jaren geleidelijk verschuiven. Het zijn vragen van fundamentele aard, zodat het antwoord niet op zuiver instrumentele gronden gegeven kan worden. Het gaat er immers juist bij fundamentele vragen om een oplossingsrichting aan te geven waarin mensen zich herkennen en die dus bijdraagt aan de sociale cohesie. Een consequentie daarvan kan zijn, dat het geven van een definitief antwoord tijd kost, en dat er in de tussentijd minder zekerheid geboden kan worden dan gewenst is.
Marktmechanismen in een justitieveld
In een aantal beleidsvelden wordt Justitie bij de uitvoering van haar taken direct geconfronteerd met marktmechanismen. Zo is bekend dat veel asielzoekers ons land bereiken door gebruik te maken van mensensmokkelaars, die hun diensten tegen hoge prijzen aanbieden. Dit betekent dat deels slechts degenen die het economisch relatief goed hebben ons land bereiken. Daarmee is niet gezegd dat zij geen bonafide asielzoekers zouden zijn; velen van hen vallen wel degelijk binnen de criteria. Wel compliceert het de besluitvorming, omdat het moeilijk is hen te onderscheiden van de economische vluchtelingen die verwachten door deel te nemen aan de Nederlandse economie betrekkelijk snel hun investeringen te kunnen terugverdienen. Het is duidelijk dat die laatsten niet degenen zijn die volgens de beginselen van ons asielbeleid de eersten zijn om opgenomen te worden.
Soms is er ook de mogelijkheid om gebruik te maken van marktwerking bij het realiseren van doelstellingen. Dat is bijvoorbeeld het geval in het terugkeerbeleid. Veel vreemdelingen hebben zich «legaal, op grond van uiteenlopende diverse regelingen, of illegaal» in Nederland gevestigd vanwege de gunstige economische situatie. Voor veel illegale vreemdelingen (en dat zijn overigens meestal geen afgewezen asielzoekers) geldt dat zelfs een verblijf in de marges van onze samenleving aantrekkelijker is dan terugkeer naar hun land van herkomst. De koppelingswet is erop gericht, de aantrekkelijkheid van illegaal verblijf hier te verminderen. Op vergelijkbare wijze kan het verlenen van steun bij terugkeer helpen om de aantrekkelijkheid van het leven elders te vergroten. Ook dit middel zal dus onverminderd door justitie worden ingezet, uiteraard in samenwerking met de ministeries van Buitenlandse Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het belang van een gedegen handhaving van de regels voor toelating en verblijf is overigens mede in het belang van betrokkenen. Te veel illegale vreemdelingen in de Nederlandse samenleving worden simpelweg uitgebuit. Dat geldt voor degenen die, zonder over de juiste papieren te beschikken, naar ons land komen om seizoenarbeid te verrichten en die daarvoor onderbetaald worden en voor degenen die gedurende langere tijd in ons land verblijven en die door hun werkgevers buiten de sociale voorzieningen gehouden worden (hetgeen overigens ook een verstorend effect op de markt heeft, doordat het ertoe leidt dat legale arbeid wordt verdrongen door illegale). Het geldt ook voor degenen die als zelfstandige beneden de normaal geldende prijzen moeten werken (hetgeen natuurlijk ook een marktverstorende werking heeft). Maar het geldt a fortiori voor die slachtoffers van mensenhandel die gedwongen worden zich te prostitueren. Het blijft dan ook een prioriteit van justitie om juist aan dit soort praktijken een einde te maken. Daarnaast wordt, uiteraard samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, door optreden op basis van de Vreemdelingenwet gepoogd de verdringing van legale arbeid door illegale tegen te gaan.
In de afgelopen jaren is vaak het instrument van zelfregulering naar voren geschoven als alternatief voor regelgeving en handhaving door de overheid. Een belangrijk argument daarvoor was dat zelfregulering doelmatiger zou zijn of dat regelgeving en handhaving door de overheid op teveel problemen zouden stuiten. De ervaringen die inmiddels met zelfregulering zijn opgedaan (onder andere op het terrein van de milieubescherming, van reclame-uitingen en van beroepsgroepen als advocatuur, accountancy en informatici) laten zien dat het middel inderdaad effectief kan zijn. Dat geldt echter alleen, indien de betrokken maatschappelijke sector inderdaad bereid is om de met zelfregulering te realiseren doelen te accepteren en om ook daadwerkelijk tot daarop gerichte regulering te komen. Gedragscodes en eigen sectorale handhavingarrangementen zijn onmisbare elementen in een stelsel van zelfregulering. Zelfregulering vergt dus veel inspanning van een sector. Dat wordt soms onvoldoende beseft. Daarom is het van belang de afweging tussen overheidsregulering en zelfregulering in open onderling overleg te maken, teneinde tot werkbare regelingen te komen. In de nabije toekomst zal deze afweging bijvoorbeeld met betrekking tot elektronische communicatie veel aandacht en zorg vragen. Onder meer vanwege de eis dat met betrekking tot dit onderwerp ook zelfregulering binnen de kaders van de Mededingingswet moet blijven. Of zelfregulering in de huidige opzet zal voldoen staat niet a-priori vast, maar overheidsregulering is wellicht aan nog veel meer beperkingen onderhevig. Waar zelfregulering niet of onvoldoende van de grond komt zal toch overheidsingrijpen nodig zijn – zelfregulering mag niet verworden tot terugtreden van de overheid zonder meer. Hieruit vloeit tevens voort dat zelfregulering nooit kan betekenen dat de overheid ook geen toezicht meer houdt. Het zal echter van de gevoeligheid van de door regulering te beschermen belangen en de aard van de zelfreguleringconstructie afhangen of dat toezicht intensief is, of volstrekt reactief op signalen uit de samenleving.
Strafrecht waar nodig, zelfregulering waar mogelijk
Met de opkomst van videocamera’s is de productie en verspreiding van kinderpornografie de laatste decennia toegenomen. In 1996 is een wetswijziging in werking getreden waardoor het verspreiden, openlijk tentoonstellen, vervoeren en het in voorraad hebben van kinderpornografie kan worden bestraft met een gevangenisstraf van 4 jaar (was 3 maanden). Wordt van dit misdrijf een beroep of gewoonte gemaakt, dan is de maximumstraf 6 jaar.
Internet als medium om kinderpornografie te verspreiden levert een relatief nieuw probleem op. Het juridisch kader voor toezicht, opsporing en handhaving op dit terrein is nog niet toereikend. Voorlopig wordt uitgegaan van zelfregulering door de branche.
Rechtsstatelijke uitgangspunten
Los van politieke keuzen is er een aantal rechtsstatelijke uitgangspunten en rechtsbeginselen die grenzen stellen aan de mate waarin wetgever en rechter tegemoet kunnen komen aan wensen uit markt en maatschappij. Zo vereist het beginsel van bescherming van de zwakke burger tegen de overheid dat besluiten van de overheid (ook als werkgever) getoetst kunnen worden door de rechter. En vanuit dat beginsel dient de wetgever ook terughoudend te zijn met de mogelijkheid om als reactie op onwelgevallige uitspraken van de rechter de regels aan te passen. De rechter mag bij de beoordeling van de belangenafweging die het bestuur binnen de grenzen van zijn discretionaire bevoegdheid dient te plegen, dan uiteraard niet zo ver gaan, dat hij zich een zelfstandig oordeel vormt over de redelijkheid van de belangenafweging. De taak van de rechter bij deze beoordeling gaat niet verder dan een toets aan de wet en het verbod van kennelijke onredelijkheid (ook wel aangeduid als willekeur). Bij overschrijding van die grens overtreedt de rechter de staatsrechtelijke grenzen van zijn taak.
Hetzelfde beginsel van rechtsbescherming beperkt in een aantal opzichten de overheid bij het voorkomen van en reageren op criminaliteit. Juist waar de overheid via het strafrecht zeer vergaand kan ingrijpen in het leven van individuele burgers, moeten de voorwaarden waaronder dat kan gebeuren zeer scherp zijn. Die terughoudendheid mag echter niet leiden tot verlamming: op veranderende omstandigheden moet adequaat gereageerd worden. Daarbij dient echter wel steeds bedacht te worden dat wetgeving niet slechts voor nu gemaakt wordt, maar ook voor een ongewisse toekomst. Het feit dat in de persoonlijke geschiedenis van steeds meer mensen de overheid niet gekend is als bedreiger van eigendom, vrijheid of leven maar juist als beschermer tegen de criminaliteit die wel die bedreiging vormt, kan geen reden zijn de ogen te sluiten voor het feit dat ook een overheidsorgaan zijn bevoegdheden kan misbruiken. Het recht dient dan tegenwicht te bieden.
Grenzen aan straffen
Zeker waar wetenschappelijk onderzoek al jaren aantoont dat gewenste effecten van de straf niet bereikt worden door deze zwaarder (in soort of lengte) te maken en dat ongewenste effecten er juist door worden versterkt, moet bij de straftoemeting telkens gestreefd worden naar het al door Beccaria geformuleerde optimum: op een misdrijf moet met zo groot mogelijke zekerheid en met zo groot mogelijke snelheid de minst strenge (maar wel passende) straf volgen. En, zo kan daaraan worden toegevoegd, nadat die straf is ondergaan dient in beginsel een normale terugkeer in de maatschappij bevorderd te worden.
Op punten waar het maatschappelijk belang in botsing komt met fundamentele rechten, dienen die laatste uiteraard gerespecteerd te worden. Daar waar een afweging mogelijk is, dient steeds uitgegaan te worden van het rechtsbeginsel van de proportionaliteit. Dat geldt ook in de feitelijke toepassing van het strafrecht, zowel waar het gaat om de inzet van opsporingsbevoegdheden als bij de straftoemeting. Hoewel het zeker wenselijk is bij het in de wet of in richtlijnen vastleggen en in concreto vorderen van strafsoort en – maat rekening te houden met de gevoelens die daarover in de samenleving bestaan »de toepassing van de taakstraf is daarvan een duidelijk voorbeeld – zou het volstrekt onjuist zijn om daar te zeer aan toe te geven. Straffen is weliswaar in de eerste plaats vergelden, maar wel met mate. En daarom zou het ook onjuist zijn om degenen tussen wie een eenmaal veroordeelde zich vestigt, het recht te geven om zijn of haar strafrechtelijk verleden te kennen. Dat zou onrecht doen aan het beginsel dat na het ondergaan van de straf de schuld aan de samenleving is ingelost. Maar daar staat weer wel tegenover dat de overheid extra waakzaam is in die gevallen waarin een grote kans bestaat op recidive of waar kwetsbare belangen (jeugdigen, patiënten) in het geding zijn. Zie ook in dit verband de nota «Bestrijding seksueel misbruik van en seksueel geweld tegen kinderen» dat 19 juli jl naar de Tweede Kamer is gezonden.
1.3 Dienend recht
Wil het recht zijn functie in de samenleving goed vervullen, dan moet aan een aantal eisen voldaan zijn. Ze opsommen betekent noodzakelijkerwijs ze in een volgorde plaatsen, maar aangezien ze alle vervuld dienen te zijn,
geeft dat geen hiërarchie aan. In willekeurige volgorde dus:
+ er moet kwalitatief goede wetgeving zijn;
+ de toegang tot het recht moet gegarandeerd zijn;
+ de rechtspraak moet zorgvuldig en binnen redelijke termijnen plaatsvinden; + waar de overheid bij uitstek verantwoordelijk is voor de rechtshandhaving, dient dat in voldoende mate te gebeuren.
Kwaliteit van wetgeving
Kwalitatief goede wetgeving is adequaaten duurzaam, dat wil zeggen toegesneden op de maatschappelijke werkelijkheid maar ook robuust onder maatschappelijke veranderingen, en ze is helderen consistent, dat wil zeggen eenduidig, in zichzelf samenhangend en passend binnen de Nederlandse rechtscultuur. Kwalitatief goede wetgeving is ook effectiefen handhaafbaar, dat wil zeggen dat de beoogde resultaten worden bereikt en dat de naleving kan worden afgedwongen c.q. dat eventuele conflicten tussen private partijen ook kunnen worden opgelost.
De eis van adequaatheid kan goed geïllustreerd worden aan de hand van technologische ontwikkelingen. De informatie- en communicatietechnologie (ICT) heeft op vele terreinen van het maatschappelijk leven en de economie grote gevolgen. Te denken valt daarbij aan het auteursrecht, handel via het internet en misbruik van moderne communicatietechnieken voor criminele doeleinden of juist de bestrijding van criminaliteit. Op al deze terreinen is de vraag aan de orde, of de huidige wetgeving nog wel is toegesneden op de nieuwe omstandigheden. In een aantal gevallen is op deze vraag vooralsnog een positief antwoord gegeven. Rond de elektronische snelweg, bijvoorbeeld, is vastgesteld dat het recht dat geldt in de reële wereld, ook toepasselijk is op de virtuele. Met andere woorden, voor zover zich in de virtuele wereld nieuwe rechtsvragen voordien, kunnen die door de rechter worden beantwoord met gebruikmaking van het klassieke recht. Slechts op beperkte onderdelen is aanvulling nodig.
Adequaat auteursrecht
Door de ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie ontstaan nieuwe vragen rond het auteursrecht, die vooral verband houden met de mogelijkheden die nieuwe media bieden. Voorbeelden hiervan zijn de eenvoudige kopieerbaarheid van hoge kwaliteit geluidsdragers door de opkomst van goedkope writeable CD’s, de mogelijkheid dat op internet-sites auteursrechtelijk beschermde informatie openbaar wordt gemaakt of dat naar dergelijke sites wordt verwezen en de openbaarmaking via nieuwe media van door freelancers voor kranten geschreven bijdragen. Door belanghebbenden wordt het geldende auteursrecht niet meer als adequaat gezien, in de zin dat hun belangen onvoldoende beschermd worden. De wetgever dient hun belangen af te wegen tegen andere. Daarbij komt, dat als gevolg van de ICT (internet) de betekenis van landsgrenzen op dit punt vrijwel nihil is. Nieuwe wetgeving wordt daarom op Europees niveau voorbereid, in goede samenwerking overigens met in het bijzonder de Verenigde Staten.
Ontwikkelingen, technologisch en sociaal, gaan snel in onze samenleving en kunnen leiden tot een heroverweging van oude regels. Het is dus zaak om voortdurend na te gaan of specifieke wetgeving aanvulling of wijziging behoeft. Gebeurt dat niet, dan is er een gerede kans dat de wet teveel – of juist te weinig – beperkingen oplegt. En inadequate wetgeving is inefficiënt. Hij belemmert de markt en leidt er toe dat de rechter geconfronteerd wordt met teveel of onoplosbare vragen om recht.
Tegelijkertijd moet recht ook duurzaam zijn, dat wil zeggen bestand tegen technologische of maatschappelijke vernieuwing. Niet alleen omdat het aanpassen van wetten veel tijd en energie kost, maar vooral omdat de intrinsieke waarden van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid vereisen dat de wet (en de uitleg daarvan) niet aan elke wens van markt of publieke opinie worden aangepast. En als het gaat om ingrijpende veranderingen, geldt dat a fortiori. Als de rechtsorde al verbouwd moet worden, dient dat zeer weloverwogen en geleidelijk te gebeuren. Dat betekent dus dat nieuwe of herziene wetgeving een tijd mee moet kunnen. Om te voorkomen dat dit spanning oplevert met de eis van adequaatheid – bijvoorbeeld omdat fundamentele veranderingen in de maatschappij zich met steeds korter tussenpozen voltrekken, of omdat de snelle veranderingen in de maatschappij steeds meer als fundamenteel worden gezien – moet dit worden opgelost door wetten en regels niet te gedetailleerd te maken. Beter is het om algemene, duurzame rechtsnormen vast te leggen die naar de omstandigheden dat vereisen geïnterpreteerd kunnen worden. Opdat dat niet leidt tot een overbelasting van de rechter, dienen dergelijke algemene rechtsnormen natuurlijk zo helder te zijn dat over de interpretatie in concrete gevallen weinig verschil van mening kan bestaan.
Dat kwalitatief goede wetgeving helder en consistent moet zijn, is zowel een kwestie van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid als van praktische werkbaarheid. Het kan niet zo zijn dat bepaalde rechten of plichten op het ene terrein of voor de een wel gelden en op het andere of voor de ander niet -tenzij daar een duidelijke reden voor is en er door de wetgever een bewuste en expliciete keuze wordt gemaakt. En het kan al helemaal niet zo zijn dat onduidelijk is welke regel nu precies van toepassing is. Vanuit het oogpunt van praktische werkbaarheid is het wenselijk dat wetgeving doorzichtig en samenhangend is omdat anders burgers en bedrijven zwaar belast zouden worden met de noodzaak om allerlei uitzonderingen op en afwijkingen van algemene regels te kennen.
De eis van consistentie houdt ook in dat nieuwe regelgeving moet passen in onze rechtscultuur. Vaak, en zeker als het gaat om belangrijke maatschappelijke onderwerpen als marktwerking en criminaliteitsbestrijding, wordt gekeken naar de wijze waarop in het buitenland zaken zijn geregeld. Soms lijken daar dan aantrekkelijke oplossingen aanwezig voor problemen die wij hier ondervinden. Soms ook worden die oplossingen als het ware door rechtzoekenden «geïmporteerd». Een voorbeeld daarvan is het verlenen van rechtsbijstand op basis van no cure, no pay, waarbij een advocaat zich bereid verklaart om een zaak (veelal betreffende een schadeclaim) voor eigen risico op zich te nemen: als zijn cliënt verliest, betaalt deze niets, als hij wint betaalt hij de advocaat een deel van het hem toegekende bedrag. Dit lijkt een interessante mogelijkheid om de toegang tot het recht te vergroten, maar er zijn zodanige schadelijke neveneffecten aan verbonden dat excessieve vormen van resultaat-afhankelijke beloning, zoals die in de VS worden gepraktiseerd, niet moet worden toegestaan. Voor het overige zal op resultaatafhankelijke beloning afzonderlijk worden teruggekomen. Om dezelfde reden moet ook invoering van punitive damages, waarbij de schadevergoeding civiel-rechterlijk wordt verhoogd met een als sanctie bedoelde geldsom, worden afgewezen. In dit verband wordt verwezen naar de brief van de minister van Justitie over claimcultuur van 17 juni 1999 (1998–1999, TK 26 630).
Consistentie: no cure, no pay
Het systeem van no cure, no paypast in een rechtspraktijk waarin elke partij de eigen proceskosten draagt (dus ook de kosten van rechtsbijstand) en in zaken waarin de voorspelbaarheid van de rechterlijke uitspraak gering is. In de Nederlandse rechtspraktijk is grosso modogeen van beide het geval. In ons land is sprake van gedeeltelijke kostentoedeling aan de partij die in het ongelijk wordt gesteld (een ander deel wordt door de samenleving gedragen) en van een relatief grote mate van voorspelbaarheid van uitspraken. Excessieve vormen van resultaatafhankelijke beloning, zoals in de VS worden gepraktiseerd, passen niet in een dergelijke rechtspraktijk.
Een zeer belangrijke eis die aan regelgeving gesteld moet worden, is dat deze handhaafbaaris, dat wil zeggen dat nakoming afgedwongen moet kunnen worden. Daarbij is de overheid degene die dat moet kunnen doen als het gaat om strafrecht en ordeningsrecht, maar minstens even belangrijk is dat private partijen zich tot de rechter moeten kunnen wenden en voldoende snel een uitspraak kunnen krijgen als het gaat om overeenkomsten en verplichtingen die gestoeld zijn op privaatrechtelijke regelgeving. Voor de kwaliteit van de regelgeving betekent dit dat deze helder moet zijn, en de rechter voldoende houvast moet bieden om er in concrete situaties mee te werken. Voor de rechtspraak is de consequentie van de eis van handhaafbaarheid dat er voldoende capaciteit moet zijn.
Toegankelijk recht
Recht is geen ijdel woord. Eenieder moet in de gelegenheid zijn om zijn of haar rechten te kennen en te realiseren. Door een optimale inzet van informatie en communicatietechnologie (ICT) is het mogelijk om niet slechts wetten, maar ook rechterlijke uitspraken en andere informatie die voor de uitleg daarvan van belang is, breder en tegen geringere kosten toegankelijk te maken. Voor het kabinet staat het buiten kijf dat dat moet gebeuren. De ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie zullen daarom gezamenlijk de officiële publicaties (Staatsblad, Staatscourant) via www.overheid.nl toegankelijk maken. Het voornemen is om op termijn ook de jurisprudentie en de geconsolideerde wetgeving – in principe kostenloos – elektronisch te ontsluiten. Naar wat daarvoor nodig is in termen van ICT en organisatie wordt onderzoek gedaan. Daarbij zal de rol die commerciële uitgevers op dit terrein spelen, niet veronachtzaamd worden. Juist door het feit dat zij commercieel opereren, kunnen ze bij het toegankelijk maken waarde toevoegen. Daarom zal onderzoek worden gedaan naar de wenselijkheid en mogelijkheid om hier een project in het kader van publiek-private samenwerking (PPS) van te maken.
Indien rechten geschonden worden, maar ook indien de wet verschillende interpretaties van het recht toelaat, moeten burgers en bedrijven zich «als er zich geen andere mogelijkheid van conflictbeslechting voordoet» tot de rechter kunnen wenden om hun recht werkelijkheid te laten zijn. Een adequaat systeem van gefinancierde rechtshulp en een voldoende omvangrijke rechterlijke macht zijn daarom noodzakelijk. Voor een groot deel van de bevolking moet de overheid imperfecties van de markt opvangen. De prijs van rechtsbijstand is immers hoog en de toegankelijkheid zou zonder van overheidswege gefinancierde rechtsbijstand voor daarvoor in aanmerking komende burgers niet optimaal zijn. De toegankelijkheid van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand is daarom een voortdurend punt van aandacht. Toch kan hier niet zonder meer aan alle vraag uit de samenleving tegemoetgekomen worden. Hoewel de gefinancierde rechtshulp per definitie een «open einde regeling» is, zijn er grenzen aan de beschikbare financiën.
Risico-afwenteling
Een met het oog op de vraag naar recht belangrijke trend is dat er enerzijds sprake is van een ten opzichte van twintig jaar geleden toegenomen (en wellicht nog toenemend) geloof in de markt (vs. collectieve arrangementen), maar anderzijds van een sterke neiging risico’s af te wentelen op collectiviteit. Enigszins gechargeerd zou men kunnen zeggen dat het bedrijfsleven vraagt om zoveel mogelijk deregulering, zo min mogelijk overheidbemoeienis (en ook zo gering mogelijke lasten), maar tegelijkertijd direct klaar staat om allerlei ondernemersrisico af te wentelen op diezelfde overheid (gevolgen van droogte / regenval, varkenspest, BSE; industrie ingeval van inzakkende afzet). Maar ook bij individuele burgers (en collectiviteiten) is er sprake van een tendens de eigen verantwoordelijkheid voor welzijn en veiligheid te ontkennen (zie de Volkskrant van 27 maart jl., waar als voorbeelden gegeven worden: mist en gladheid, lawines, veteranenziekte en terugkeer van ontuchtplegers in de maatschappij).
Voor wat betreft de omvang van de rechterlijke macht zij verwezen naar de al eerder aangekondigde initiatieven om een versnelde uitbreiding te realiseren. In dit verband moet echter wel gewezen worden op het belang voor de hele samenleving dat burgers en bedrijven het recht niet overvragen. In het bijzonder moeten zij het niet gebruiken om normale risico’s op elkaar of op de overheid af te wentelen. Weliswaar is het middel van aansprakelijkheidstelling nuttig bij het bevorderen van maatschappelijk verantwoord handelen, maar aan een te uitbundig gebruik van het recht op dit terrein zijn behalve hoge kosten voor de overheid ook negatieve gevolgen voor de samenleving verbonden, zoals risicomijdend gedrag en de neiging tot risico-afwenteling.
In het streven om overbelasting van de rechter te voorkomen, spelen vormen van buitengerechtelijke conflictbeslechting een belangrijke rol. Een van die vormen is mediation,een vorm van conflictbeslechting die in de Nederlandse samenleving grotendeels dor de markt zelf ontwikkeld wordt. In toenemende mate bieden mediatorshun diensten aan. Zij zijn afkomstig uit de sfeer van de juridische vrije beroepen, maar ook uit de gedragswetenschappelijke hoek, het maatschappelijk werk en het bedrijfsleven. Het aanbod van mediation overstijgt vooralsnog de vraag, onder meer omdat mediationnog steeds relatief onbekend is en omdat de beeldvorming niet overeenstemt met de werkelijkheid. Mediationwordt soms beschouwd als «soft», of alleen geschikt voor grote commerciële geschillen. Een andere oorzaak van de nog geringe populariteit van mediation ligt in het gegeven dat de overheid wel financieel bijdraagt aan de juridische oplossing van geschillen (door gefinancierde rechtsbijstand en gedeeltelijke indebetstelling van griffierechten), maar mediation volledig voor rekening van partijen zelf laat.
Omdat mediationbijdraagt aan de dejuridisering van conflicten en in sommige gevallen een duurzame oplossing kan bieden die beter aansluit bij de belangen en behoeften van partijen, stimuleert Justitie in 2000 deze vorm van geschillenbeslechting in een aantal projecten. Tevens wordt de evaluatie voorbereid van de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken in het jaar daarop.
Rechtspraak op orde
Een onafhankelijk, integere en vakbekwame rechterlijke macht is een basisvoorwaarde om te kunnen spreken van een rechtsstaat. Wij kunnen ons wat dat betreft in Nederland gelukkig prijzen. Maar in de praktijk worden aan de rechterlijke macht meer eisen gesteld. Met name de snelheid waarmee vonnissen worden gewezen is – op alle rechtsterreinen – een bron van zorg. Een en ander heeft geleid tot de in de Contourennota (TK 1998/99, 26 352, nr. 2) uiteengezette moderniseringsoperatie die deels gestalte zal krijgen via het Programma Versterking Rechterlijke Organisatie (een geheel van door de rechterlijke organisatie zelf geëntameerde en uit te voeren projecten). Belangrijke elementen van de moderniseringsoperatie zijn het invoeren van integraal management bij gerechten, het op termijn instellen van een Raad voor de rechtspraak en het bekorten van doorlooptijden door verbetering van werkprocessen en door herziening van procedures. In randvoorwaardelijke zin zal bij dit alles vorm worden gegeven aan een adequate bestuurlijke informatievoorziening. Voorts richt de moderniseringsoperatie zich op het bieden van «rechtspraak op maat» hetgeen onder meer betekent dat geschillen zoveel mogelijk door partijen zelf tot een oplossing worden gebracht (alternatieve geschillenbeslechting en bemiddeling), dat er meer maatvoering komt in de procespraktijk (herziening procesrecht) en dat de toegankelijkheid van de rechtspraak (fysiek zowel als financieel) opnieuw wordt gewaarborgd in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen. Andere elementen van de moderniseringsoperatie zijn: het verbeteren van de bereikbaarheid van rechterlijke colleges via moderne communicatiemiddelen; het meer accent geven aan rechtsgelijkheid en rechtseenheid door gebruikmaking van informatietechnologie (expertsystemen en elektronische ontsluiting van rechtsbronnen), uniforme rolreglementen en van kwaliteitsborging; en het verbeteren van de externe oriëntatie door klantwaarderingsonderzoeken en herziene klachtprocedures.
Versnelling procedures
In de strafrechtelijke keten zijn in enkele schakels belangrijke versnellingen gerealiseerd. Voor een aantal delicten zijn snelrechtprocedures ontworpen, die het mogelijk maken dat overtreders binnen enkele weken voor de rechter staan. Het onderbrengen van de (organisatie rond de) tenuitvoerlegging van straffen bij het Centraal Justitieel Incassobureau heeft tot een enorme versnelling geleid van de executie van geldboeten en gevangenisstraffen die niet direct aansluiten op de voorlopige hechtenis. In de civiele rechtspraak hanteren de rechtbanken diverse vormen van versneld regiem. De resultaten hiervan zijn in zoverre positief, dat de zaken die binnen dat regiem worden aangebracht, ook sneller worden afgedaan. Over het geheel wordt echter geen versnelling geconstateerd, hetgeen erop wijst dat andere zaken langer blijven liggen. Ook blijkt dat bij die rechtbanken waar de langste doorlooptijden worden gemeten, sprake is van in het verleden opgelopen achterstanden die tot dusver met de ter beschikking staande middelen nog niet konden worden ingelopen. Deze ervaringen suggereren dat de sleutel tot het terugdringen van lange doorlooptijden allereerst gezocht moet worden in verbetering van de organisatie en aanpassing van procedures en werkwijze (ook van de advocatuur). Daarnaast is echter uitbreiding van de capaciteit geïndiceerd en – waar mogelijk – beperking van de instroom waarvoor bij Regeerakkoord extra middelen zijn toegekend.
Handhavingnaar behoefte
In een samenleving als de onze, die is gebaseerd op de vrijheid en autonomie van haar leden, kan het geen exclusieve overheidstaak zijn om de veiligheid van have en goed te garanderen. Juist vrijheid en autonomie brengen een eigen verantwoordelijkheid van burgers en organisaties met zich mee, naast die van de overheid. Sterker nog: burgers en organisaties dienen in de eerste plaats zelf preventieve maatregelen te nemen, waarbij de overheid ze hooguit dient te steunen. Maar waar burgers en organisaties het niet zelf kunnen – omdat de bedreiging te groot is, omdat de oorzaken in de inrichting van de samenleving zelf liggen of omdat niet individuele burgers of bedrijven slachtoffer worden maar de hele samenleving – dient de overheid ze te beschermen. Justitie zal zich daarom samen met de andere betrokken departementen inzetten om met de haar ten dienste staande middelen het niveau van de criminaliteit ook in een snel veranderende samenleving terug te dringen. Met name waar het gaat om de georganiseerde misdaad en de harde kern van «veelplegers» ligt daar in de eerste plaats een taak voor Justitie. Maar ook waar het gaat om zaken die in eerste instantie te maken hebben met het gedrag van «gewone burgers» denk aan geweld op straat, veel voorkomende criminaliteit zoals fietsdiefstallen of de overlast die veroorzaakt wordt door allerlei «kleine» overtredingen als wildplassen – zal het ministerie van Justitie in overleg met de minister van BZK bezien welke nieuwe bestuurlijke handhavingsmogelijkheden voor het lokale bestuur gewenst zijn naast de inzet van politie en justitie. Het kan simpelweg niet zo zijn dat oppassende burgers zich door politie en justitie in de steek gelaten voelen omdat agenten niet kunnen of durven in te grijpen als strafbare feiten zich voor hun ogen afspelen, of omdat Justitie een geconstateerde overtreding niet met een effectieve sanctie weet te bestraffen. En waar het gaat om maatregelen die de burger zelf kan treffen – bijvoorbeeld in de vorm van technische preventie of in zijn rol van opvoeder – zal Justitie niet nalaten om initiatieven te nemen en te ondersteunen.
Nieuwe vormen, adequate reactie
Het tegengaan van financieel economische criminaliteit heeft sinds begin jaren ’90 meer prioriteit gekregen. Met name de aandacht voor de financiële kant van de georganiseerde criminaliteit, zowel op nationaal als internationaal niveau, heeft daaraan bijgedragen. Maar ook andere ontwikkelingen vormen aanleiding om de aanpak van financieel economische criminaliteit hoog op de agenda te plaatsen. Niet miskend kan immers worden dat het aantal financiële transacties, en daarmee de omvang van de geldstromen, beduidend is toegenomen door de groei van de economie, de toename van de mobiliteit en de voortschrijdende liberalisering van het kapitaal- en personen-verkeer. Hieraan toegevoegd de snelheid waarmee financiële transacties kunnen worden verricht met behulp van de moderne technologie, maakt dat het plegen van bepaalde financieel economische delicten aantrekkelijker wordt. Gedacht moet in het bijzonder worden aan verschillende vormen van fraude en witwassen. Deze delicten leveren snel financieel gewin op zonder dat er direct sprake is van een aantoonbaar slachtoffer. Ook corruptie is een verschijnsel dat in het kader van financieel economische criminaliteit aandacht behoeft. Binnen het ministerie van Justitie is de voorbereiding gestart van de tweede mondiale conferentie over corruptie, die naar verwachting in het voorjaar van 2001 plaats zal vinden. Het betreft het vervolg op de in februari 1999 gehouden conferentie hierover in Washington.
Deze vormen van financieel economische criminaliteit wijken af van de meer traditionele vormen van criminaliteit. De omvang van het financieel gewin en de ontwrichtende werking die ze (kunnen) hebben op de pijlers van de verzorgingsstaat (verdelingen van lasten en publieke middelen) en het financiële bestel (vertrouwen in het maatschappelijk/ economisch verkeer), vereisen een verhoogde aandacht van Justitie.
In het Integraal Veiligheidsprogramma (IVP) heeft het kabinet aangegeven welke opgaven er voor politie en justitie liggen op het terrein van het veiligheidsbeleid. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties coördineert de uitvoering van het IVP. Het ministerie van Justitie is bij de uitwerking van diverse actiepunten uit het IVP nauw betrokken.
Richtinggevend voor het niveau en de inzet van de handhavingcapaciteit dient een goede analyse van de situatie te zijn, zowel op nationaal als regionaal niveau. Daarbij vergen bijzondere aandacht de opkomst van nieuwe vormen van criminaliteit en veranderingen in de opvattingen over de aanvaardbaarheid van gedragingen. Op het eerste dient Justitie uiteraard voorbereid te zijn. Waar het gaat om veranderende opvattingen dient wel steeds sprake te zijn van een zorgvuldige afweging van de inbreuk die door het inzetten van effectieve handhavingsinstrumenten gemaakt wordt op de vrijheid van burgers. Er moet sprake zijn van proportionaliteit met de inbreuk die het delict zelf op de rechtsorde maakt.
Bij de handhaving zal, waar mogelijk, gebruik gemaakt worden van andere middelen dan het strafrecht. Als bekend wordt hard gewerkt aan het in ruimere mate inzetten van bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke middelen bij de handhaving van ordeningswetgeving. Daarnaast blijft het streven om via vormen van zelfregulering, public private partnershipsen convenanten de betrokkenheid van met name het bedrijfsleven bij de criminaliteitsbeheersing te vergroten – en dan niet alleen waar het gaat om ordeningswetgeving, maar ook om de strafwet. Dat zelfregulering daarbij niet opgevat zal kunnen worden als laissez faire, is hiervoor al aan de orde gesteld.
1.4 Recht doen
Recht en regelgeving moeten van hoge, toekomstgerichte kwaliteit zijn. Wensen vanuit de samenleving en eisen van rechtsstatelijkheid moeten er evenwichtig in tot uitdrukking worden gebracht. Het recht moet door eenieder binnen redelijke termijnen gerealiseerd kunnen worden. Handhaving en rechtspleging moeten van hoog niveau zijn. Deze ambities van Justitie zowel als de omstandigheden waaronder ze worden nagestreefd stellen zware eisen aan de organisatie. In het onderstaande zal kort worden samengevat wat het voor Justitie betekent aan haar taken recht te doen.
Toekomstgericht
We sluiten een eeuw af waarvan in het bijzonder de laatste decennia worden gekenmerkt door een zeer hoog collectief ambitieniveau. We wensen tegelijkertijd persoonlijke vrijheid, welvaart, veiligheid, garantie van the rule of law, en een verantwoordelijke opstelling in internationale verhoudingen. We willen dat niet alleen, we zijn ook relatief ver gevorderd in het realiseren van deze ambities – althans in West-Europa. Dat is, zeker in historisch perspectief, een uitzonderlijke situatie. Een situatie die extra hoge eisen stelt aan de overheid. Wat bereikt is moet behouden worden, maar daartoe moet het vaak wel vernieuwd worden.
Identiteitsfraude
Twee ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie zullen grote invloed hebben op identiteitsvraagstukken in onze informatiesamenleving: multifunctionele smartcardsen biometrie. Grootschalig chipcardgebruik zal in de toekomst elektronische identiteiten en identiteitsbewijzen mogelijk maken. Daarmee komt identiteitsfraude in een nieuw licht te staan, omdat multifunctionele smartcardsde mogelijkheid bieden zich een valse identiteit of pseudo-identiteit te verschaffen die later bij transacties moeilijk kan worden ontdekt. Dit is ernstig, omdat identiteitsfraude vaak onderdeel vormt van andere (zware of georganiseerde) criminaliteit.
De nieuwe informatietechnologie biedt niet alleen nieuwe bedreigingen, maar ook nieuwe instrumenten bij het tegengaan van identiteitsfraude. Herkenning van persoonlijke lichaamskenmerken (biometrie) maakt beveiliging pas werkelijk persoonsgebonden en kan identiteitsfraude voorkomen. De huidige verificatietechnieken voor het vaststellen van iemands identiteit zijn niet persoonsgebonden. Passwordsen pincodes kunnen aan anderen worden overgedragen, zodat kennis van zo’n getal eigenlijk niet meer dan een vermoeden van betrokkenheid oplevert. In een informatiesamenleving zal een dergelijke zwakke vorm van identiteitsvaststelling steeds vaker tekortschieten, wanneer het recht vereist dat persoonlijke betrokkenheid onomstotelijk wordt vastgesteld. Denk bijvoorbeeld aan een dagvaarding, een vonnis, een contract, een overheidsbeschikking: zij zijn niet rechtsgeldig of hebben niet het gewenste rechtsgevolg als niet met zekerheid kan worden vastgesteld wie de betrokken personen zijn.
Verijdelen van identiteitsfraude vormt een uitdaging voor overheid en particuliere organisaties samen. Het vindt immers niet alleen aan het «overheidsloket» plaats, ook de markt heeft er last van. De overheid moet private organisaties daarom in staat stellen om in publiek-private samenwerking een effectieve bijdrage te leveren. Daartoe zal in de komende jaren het overheidsbeleid op een aantal punten zo worden bijgesteld dat op termijn identiteitsfraude in de informatiesamenleving kan worden beteugeld. Biometrie en chipcardskunnen in een strategische alliantie een sterk instrument vormen voor overheid, kaarthouders en -uitgevers in het tegengaan van identiteitsfraude en ander kaartmisbruik.
Juist het vele dat we bereikt hebben blijkt nieuwe, ongekende, zowel positieve als negatieve, ontwikkelingen met zich mee te brengen. De turbulent voortschrijdende informatisering lijkt veel op zijn kop te zetten en het einde is nog niet in zicht. Velen maken zich zorgen over waar we eigenlijk naar toe gaan als het gaat om gebruik van geweld, zowel op straat als bij internationale conflicten. Het min of meer toevallige gegeven dat we op het punt staan om een nieuw millennium te betreden bepaalt ons extra indringend bij de dynamiek van onze toekomst.
Vragen, vragen, vragen...
Die te maken hebben met de mogelijkheid om te sturen in een samenleving waarin burgers en bedrijven een grote mate van autonomie hebben. Omtrent de (juridische) verhouding tussen enerzijds de virtuele samenleving die aan het ontstaan is door de opkomst van de nieuwe media als het internet en anderzijds de fysieke samenleving zoals we die tot nu toe kenden. Over de rol van de overheid (of preciezer, de onderscheiden actoren wetgever, bestuur en rechter) binnen een samenleving die zowel een fysieke als een virtuele component heeft, en binnen een samenleving waarin tegelijkertijd tendensen naar regionalisering en naar globalisering te onderkennen zijn.
Voor alle departementen, en dus ook voor Justitie, betekent dat steeds nagegaan moet worden welke ontwikkelingen zich voordoen en wat de consequenties daarvan voor Justitie kunnen zijn. Om dat verantwoord te doen, dient de analyse grondig te zijn, gericht op de onderliggende processen en achterliggende vragen. Justitie heeft niet de pretentie pasklare antwoorden te hebben, maar gaat daarom deze vragen nog niet uit de weg. Met ingang van het jaar 2000 zal Justitie jaarlijks een Trendrapport publiceren dat primair ten doel heeft om de voor de toekomst van onze rechtsstaat werkelijk relevante onderwerpen op de agenda te zetten, zowel binnen Justitie als in het publieke debat.
Attent op Europa
In de Memorie van Toelichting bij de begroting van 1999 is uitgebreid ingegaan op wat Europa voor Justitie betekent. In het voorgaande is dat daarom nauwelijks gedaan. Maar dat wil niet zeggen dat de aandacht verminderd is of zou kunnen verminderen. Integendeel. Een groot deel van de in Nederland geldende regels vloeit voort uit Europese regelgeving. Het is dan ook van groot belang dat die Europese regelgeving voldoet aan dezelfde kwaliteitseisen als de nationale, en dat bij het opstellen ervan ook dezelfde zorgvuldige afwegingen worden gemaakt tussen de betrokken belangen. Bij het realiseren hiervan doen zich twee verschillende problemen voor. Het eerste is, dat de Europese Unie geen eigen wetgevingstraditie heeft, en dat rekening gehouden moet worden met het feit dat overkoepelende regels werking moeten hebben in de zeer uiteenlopende rechtssystemen van de landen van de Unie. Dit leidt tot een aansluitingsproblematiek, die soms een grote creativiteit vergt bij de vertaling van Europese regelgeving in regels die in ons rechtssysteem passen. Het tweede probleem is, dat op Europees niveau sprake is van een grotere mate van verkokering en gerichtheid op domeinbelangen, terwijl in de uiteindelijke politieke besluitvorming ook nog eens uiteenlopende nationale belangen een rol kunnen spelen. Dit leidt in gevallen tot compromissen, die niet geheel voldoen aan de hoogste eisen van wetgevingskwaliteit.
Op basis van een verklaring bij het Verdrag van Amsterdam inzake de kwaliteit van de Europese regelgeving is een interinstitutioneel akkoord gesloten tussen Parlement, Raad en Commissie, waarbij een aantal richtlijnen voor de redactionele kwaliteit van de regelgeving zijn vastge- legd en de instellingen zich hebben verbonden maatregelen te nemen om deze te handhaven. Met de uitvoering ervan is echter al voortvarend een begin gemaakt. Hetzelfde geldt voor het (vooraf) toetsen van regelgeving op zijn bedoelde en onbedoelde effecten. Verwacht mag worden dat dit uiteindelijk tevens zal bijdragen aan de kwaliteit van de nationale regelgeving.
Justitie besteedt uiteraard ook grote aandacht aan de gevolgen voor de Nederlandse rechtsorde van de internationale rechtspraak. Met name is het streven om zaken die bij een van de Europese Hoven aanhangig worden gemaakt (ook indien Nederland niet rechtstreeks partij is) goed te bezien op mogelijk verstrekkende gevolgen voor onze rechtsorde en om, indien die gevolgen ongewenst worden geacht, dat ook ter plaatse gemotiveerd tot uitdrukking te brengen. Daarnaast zet Nederland zich in om te bewerkstelligen dat ook bij de Europese hoven de doorlooptijden bekort worden. Het zou immers onwenselijk zijn als een versnelling in onze nationale rechtspraak zou stagneren door de lange duur van beroepsprocedures bij Europese instanties. Een situatie die met name door de communautarisering van het asielen vreemdelingenbeleid niet ondenkbaar is.
Europese rechtspraak en de Nederlandse rechtsorde
Uitspraken van het Europese Hof voor de rechten van de mens hebben in de afgelopen jaren geleid tot het oprekken van het begrip «family life». Op de overheid rust onder meer de positieve verplichting het ontstaan en voortbestaan van gezinsleven mogelijk te maken. Aanvankelijk gold die verplichting vooral ten aanzien van personen die in de traditionele zin een gezin vormden. In toenemende mate geldt deze verplichting ook tussen personen die een relatie onderhouden die vroeger niet als «gezin» werd aangemerkt zoals de relatie tussen de biologische vader en het kind dat geboren is terwijl de moeder nog met een ander getrouwd was. Voor deze situatie heeft de Nederlandse wetgever het mogelijk gemaakt dat een kind erkend wordt door een ander dan de echtgenoot van de moeder.
Oriëntatie op kwaliteit
Niet alleen met betrekking tot de toekomst en Europa, maar ook waar het gaat om het hier en nu heeft Justitie hoge ambities. In alle onderdelen van het Justitie-apparaat dient een hoge uitvoeringskwaliteit gerealiseerd te worden. Daarbij is een belangrijk gegeven dat Justitie niet alleen een groot aantal uiteenlopende taken heeft, maar dat dat ook taken zijn waarin Justitie de burger in vele gedaanten tegen komt. Op het moment dat Justitie vergunningen afgeeft of informatie verstrekt, is de burger vooral een klantdie snel en efficiënt het gevraagde product wenst te ontvangen. Bij de toepassing van – in het bijzonder – het straf- en vreemdelingenrecht is betrokkene in de eerste plaats rechtssubject, overgeleverd aan de zorg van Justitie. Bij de beslechting van geschillen in het civiel- en bestuursrecht, bij de bejegening van slachtoffers en in een aantal andere gevallen waarin burgers Justitie aanspreken op haar professionele kwaliteiten, is de burger cliënt, die in het bijzonder geïnteresseerd is in maatwerk. Waar het gaat om de ordening van de samenleving, het trekken van grenzen via wet- en regelgeving is de burger burgerin de volle zin van het woord, dat wil zeggen lid van de samenleving met het recht gehoord te worden en mee te beslissen. Bij elk van die rollen van de burger hoort een specifieke rol voor justitie: die van klantgericht bedrijf, die van integere uitoefenaar van de zwaardmacht (in het bijzonder in de uitvoeringsorganisaties), die van professionele organisatie en die van responsieve overheid. Van
Justitie mag verwacht worden dat ze elk van deze rollen optimaal vervult, dat ze kwaliteit levert en dat ze dat ook zo efficiënt mogelijk doet. Elk van deze rollen vergt echter een andere oriëntatie op wat kwaliteit inhoudt en welke rol bedrijfsmatige principes kunnen spelen. Het ingezette kwaliteitstraject zal voor alle onderdelen helpen dit helder te krijgen. Maar zeker is nu al dat voor alle rollen ook en vooral geldt dat het succes van Justitie in belangrijke mate wordt bepaald door de samenwerking en inzet van haar medewerkers, die daarbij integer, betrokken en zorgvuldig dienen te zijn.
Kwaliteitszorg
In de voorgaande memorie van Toelichting is reeds aangegeven dat binnen Justitie een systeem van integrale kwaliteitszorg is ingezet. In dit kader vinden periodieke zelfevaluaties en audits plaats. Bovendien worden periodieke metingen onder personeel, klanten en strategische partners verricht teneinde hun ervaringen en meningen te peilen. Het model dat hierbij gebruikt wordt is dat van het Instituut Nederlandse Kwaliteit. Inmiddels wordt dit model ook ingezet bij de realisatie van onze visie. In de kern komt deze erop neer dat Justitie staat voor een rechtvaardige en veilige samenleving. Dat kan – en moet – Justitie niet alleen doen. Er zal worden samengewerkt met strategische partners in binnen- en buitenland. Het apparaat zal daadwerkelijk keten-georiënteerd gaan functioneren. De komende jaren zal veel energie worden besteed aan het bereiken van een dergelijke oriëntatie. Om de voortgang van een en ander te kunnen meten, worden momenteel indicatoren ontwikkeld die deze voortgang zichtbaar zullen maken. Binnen de visie van Justitie neemt integriteit, zowel van het apparaat als de individuele medewerker een vooraanstaande plaats is. Bijgevolg heeft integriteit ook een belangrijke plaats gekregen in het systeem van integrale kwaliteitszorg. Op alle cruciale punten zal worden nagegaan of codering in de rede ligt. Voor medewerkers wordt inmiddels een gedragscode ontwikkeld.
Kwaliteit is niet slechts de dingen goed doen, het is ook de goede dingen doen. En dat betekent, telkens opnieuw, keuzen maken. Een rechtsorde die bijdraagt aan een goed functionerende marktorde kent – dat is in het voorgaande wel duidelijk geworden – vele aspecten. Op elk van die aspecten vraagt de samenleving – terecht – veel van Justitie. Justitie wil daaraan voldoen. Maar dat brengt wel het risico met zich, dat ze te veel op de schouders neemt, vooral waar de indruk zou bestaan dat anderen verantwoordelijkheden laten liggen. Een optimale taakuitoefening van Justitie is alleen mogelijk als ze zich op haar kern oriënteert: het realiseren van een adequate juridische infrastructuur. Dit vergt, naast grote inzet, ook zelfbeheersing.
Strategisch personeelsbeleid
Justitie heeft nu en in de toekomst hoogwaardig personeel nodig. Bij het werven van medewerkers is in de afgelopen jaren geconstateerd dat zich in enkele sectoren knelpunten voordoen. Zo kon in de vacatures als gevolg van de grote uitbreiding van het gevangeniswezen soms maar met moeite worden voorzien. Maar ook in andere segmenten van de arbeidsmarkt deden en doen zich knelpunten voor, terwijl ze voor de toekomst worden verwacht. Mede met het oog daarop neemt Justitie deel aan het project waarbij jonge academici als «rijkstrainee» worden geworven; daarnaast heeft Justitie een eigen traject van «visietrainees». Door in hun begeleiding extra te investeren, beoogt Justitie zich als aantrekkelijker partij op de arbeidsmarkt te positioneren.
Dit alles vergt veel van de medewerkers. Ze moeten zich telkens afvragen wat de achterliggende factoren zijn in de problematiek waarmee zij te maken krijgen, en wat de consequenties daarvan voor Justitie zijn. Ze moeten een hoge kwaliteit leveren in de uitvoering van hun werk. En het is belangrijk dat ze daarover open communiceren – in elk geval binnen, maar – met in achtneming van de grenzen van hun positie – ook buiten de organisatie. Een belangrijk deel van het werk – in het bijzonder wetgeving en beleidsontwikkeling – kan immers niet meer plaatsvinden vanuit een intern ontwikkelde visie, maar vindt zijn inhoud in het maatschappelijk debat. Politieke en professionele visie hebben onder die omstandigheden vooral betrekking op de wijze waarop de inhoud tot stand komt, zij het dat – als betoogd – zowel interne eisen van het recht als politieke keuzen op hoofdlijnen de kaders stellen.
Om dit alles te bevorderen, wordt gewerkt aan voortdurende ontwikkeling van de organisatie en de daarin werkzame personen, alsmede de inzet van geschikte sturingsinstrumenten. Door de inzet van informatie- en communicatietechnologie zal zowel een /meer efficiënte uitvoering van de bedrijfsprocessen als de sturing daarop gerealiseerd kunnen worden. De elektronische informatie-uitwisseling tussen de verschillende Justitie-sectoren via het nieuwe JustitieNet zal naar verwachting een belangrijke bijdrage leveren aan de efficiency en de kwaliteit van de dienstverlening aan de burger in al zijn rollen. Naast voortgaande verbetering op het terrein van de uitvoering en het beheer – waar al veel gerealiseerd is – wordt veel energie gestoken in de versterking van de beleidscyclus en verbetering van de koppeling daarvan aan de beheercyclus. Trefwoorden daarbij zijn de reeds genoemde strategische beleidsagenda, het jaarlijkse trendrapport en het project «van beleidsbegroting naar beleidsverantwoording».
Oriëntatie op de samenleving
Onze rechtsorde vormt een belangrijk onderdeel van de voor maatschappelijke samenhang noodzakelijke infrastructuur. Zonder de ordening die het recht aanbrengt, zonder de bijdrage aan een veilige samenleving die rechtshandhaving en preventie bieden, zou het slecht leven zijn in ons land. Op het in stand houden en in overeenstemming met de eisen van de samenleving houden van die rechtsorde mag Justitie aangesproken worden.
Maar haar eigen verantwoordelijkheid voor de rechtsorde brengt met zich mee dat Justitie bereid is aan partners in de samenleving en aan degenen die een beroep op haar doen, eisen te stellen. Dat Justitie door wetten en rechtspleging een basis legt voor een goed functionerende markt en een vrije samenleving, betekent immers niet dat Justitie die twee belangrijke zaken ook zelf tot stand brengt. In tegendeel, voor de feitelijke gang van zaken is vooral van belang hoe anderen er gebruik van maken. Dat dient op een verantwoorde manier te gebeuren, zowel om het Justitie-apparaat niet te overbelasten als om maatschappelijke kosten te voorkomen. Maar ook waar Justitie direct (mede)verantwoordelijk is voor het tot stand brengen van maatschappelijke consequenties van het recht – in de strafrechtelijke handhaving, bijvoorbeeld – is Justitie meestal aangewezen op de medewerking van partners en op het nemen van de eigen verantwoordelijkheid door burgers en die partners. Een veilige maatschappij met een gering criminaliteitsniveau komt niet alleen tot stand doordat Justitie daders opspoort en bestraft, maar ook doordat mensen zich aan de wet houden en hun kinderen in die geest opvoeden. En daar moeten ze dan ook op aangesproken worden.
Aanspreken
Mensen – overigens in het overgrote deel van de gevallen mannen – die geweld plegen komen niet uit een of andere donkere hoek van de samenleving. De voetbalfan die zijn frustratie over een verloren of zijn vreugde over een gewonnen wedstrijd uit door vernielingen te plegen of een aanhanger van de tegenpartij een paar klappen te verkopen, kan onze collega zijn. Of buurman. Of zoon, echtgenoot, vader, broer. En ook die normale, nette, oppassende burgers die elke week, of eens per jaar, de behoefte hebben om eens stevig uit de band te springen, zijn zonen, vrienden, echtgenoten, vaders. Misschien moeten we hen – en onszelf – maar eens confronteren met de vraag of dat eigenlijk wel normaal is. Dat ze hun ontspanning (of spanning) zoeken in een avondje stappen «met de jongens». Dat ze zich daarbij zo vol gieten dat hun remmen wat losser gaan zitten, en vervolgens, bij de minste of geringste aanleiding, hun handen. Immers, als we geweld zo afwijzen, hoe kan het dan dat zovelen zich ongewild in een situatie begeven waarin ze niet alleen het risico lopen slachtoffer te worden, maar ook het risico hun hele verdere leven te moeten leven met de gedachte dat ze ongewild dader werden?
Elkaar aanspreken, een dialoog aangaan, betekent niet slechts spreken, maar vooral luisteren. Tot de maatschappelijke oriëntatie van Justitie behoort het actief signaleren van knelpunten in de samenleving. Justitie bevindt zich, omdat ze geconfronteerd wordt met conflicten in de samenleving die niet meer door betrokkenen zelf opgelost kunnen worden, in een uitstekende positie om onderliggende spanningen en ontwikkelingen te signaleren. Maar daar blijft het natuurlijk niet bij. In veel gevallen is het in eerste instantie de taak van Justitie om zelf te reageren. Dat gebeurt ook. In het voorgaande is geschetst wat daarbij ambities zijn. In de volgende hoofdstukken wordt concreet uiteengezet op welke wijze ze gerealiseerd zullen worden.
-
2.SECTORAAL BELEID EN WETGEVINGSPROGRAMMA 2.1 Rechtsordening door Justitie
2.1.1 Justitie en Europa (artikel 07.02, 10.02 en 10.03)
De samenwerking binnen de EU op het gebied van justitie en binnenlandse zaken komt aan de orde tijdens de speciale Europese Raad in Tampere (Finland) op 15 en 16 oktober 1999. Daar worden de lijnen voor de komende jaren uitgezet. De Nederlandse regering wil bij deze bijzondere Europese Raad in elk geval drie onderwerpen aan de orde stellen:
+ asiel- en migratievraagstukken; + bestrijding van internationale criminaliteit, en + versterking van de Europese rechtsorde.
Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam (1 mei jl.) is het perspectief op de totstandkoming van een Europees asiel- en migratiebeleid aanzienlijk gewijzigd. De komende vijf jaar dient de EU op het gebied van asiel en migratie een reeks van maatregelen te nemen. Onder meer moeten de komende vijf jaar minimumnormen worden aangenomen voor de opvang van asielzoekers, voor de kwalificatie als vluchteling en voor het verlenen van tijdelijke bescherming aan ontheemden. De Nederlandse regering heeft voor ogen in Tampere onder meer nadere afspraken te maken over een pijleroverstijgende aanpak van het asiel- en migratievraagstuk en een aanzet te geven tot verdere toenadering tussen verschillende asielprocedures met als uiteindelijk doel één Europese asielprocedure. Voor de Nederlandse inzet wordt verder verwezen naar de brief van de staatsecretaris van Buitenlandse zaken dd. 28 juni 1999 (1998–1999, 21 501–20, nr. 94).
Bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, met name op het gebied van mensenhandel en de illegale wapenhandel, zal volgens de regering het accent moeten liggen op de daadwerkelijke toepassing van bestaande rechtsinstrumenten en op verbetering van de huidige vormen van praktische samenwerking. De tenuitvoerlegging van het Actieplan ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit, dat onder het Nederlandse voorzitterschap is aangenomen, moet worden voltooid en de basis moet worden gelegd voor een vervolg daarop. De regering richt zich bij de Europese aanpak van georganiseerde criminaliteit op drie aspecten: politiële samenwerking, justitiële samenwerking en criminaliteitspreventie.
Europol kan per 1 juli 1999 gebruik maken van zijn bevoegdheden, die de komende twee jaar nog moeten worden uitgebreid. Daarbij gelden voor de regering wel twee randvoorwaarden, te weten: activiteiten die Europol-functionarissen ter plekke verrichten, zijn altijd zuiver ondersteunend en niet executief van aard. Daarnaast worden dergelijke activiteiten verricht onder de verantwoordelijkheid van de locale justitiële autoriteiten. De regering zal er bij de justitiële samenwerking voor pleiten dat juist die vormen van ernstige criminaliteit prioriteit krijgen die vanwege hun grensoverschrijdende karakter alleen met een Europese aanpak bestreden kunnen worden, zoals mensenhandel en illegale wapenhandel. Verder dient er betere afstemming en benutting van bestaande rechtshulpinstrumenten plaats te vinden met het oog op de coördinatie en concentratie van strafvervolging tussen de autoriteiten in de lidstaten in concrete strafzaken.
Bij de versterking van de Europese rechtsorde zijn twee aspecten voor Justitie in het bijzonder van belang: de bevestiging van de beginselen van de rechtsstaat en de harmonisatie van het burgerlijk (proces) recht. Voor de legitimiteit van het Europese handelen is het van groot belang dat de rechtsorde op sommige gebieden nog wordt versterkt. Er moet daarom een samenhangend beleid op het punt van de «Rule of Law» ofwel de rechtsstaat worden geformuleerd, mede met het oog op de positie van de kandidaat-lidstaten van de EU. Justitie werkt samen met Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije op het gebied van de inrichting van de rechtsstaat aldaar en staat, binnen beschikbare mogelijkheden, open voor twinning in het kader van EU pre-accessiesteun Bij het nemen van maatregelen op het terrein van de samenwerking in civielrechtelijke samenwerking zal de burger volgens de regering het meest baat hebben bij verdere harmonisering en vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht, met name op terreinen als termijnen, kosten en voorlopige maatregelen.
2.1.2 Wetgevingskwaliteit
Zoals in het regeerakkoord aangegeven, verdient de wetgevingskwaliteit bijzondere aandacht. Dat vergt activiteiten op verschillende terreinen. Dit betreft in de eerste plaats de toetsing van regelgeving (wetten, algemene maatregelen van bestuur) in de ontwerpfase. Deze toets kan worden versterkt en in overleg met de betrokken departementen zal worden bezien welke onderwerpen bijzondere aandacht vragen. Daarnaast is ook het ontwikkelen en onderhouden van instrumenten voor het wetgevings-kwaliteitsbeleid van belang. Op dat gebied wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een computerprogramma ter ondersteuning van het werk van de wetgevingsjurist. Het programma, dat naar verwachting begin 2000 gereed zal zijn, helpt de wetgevingsjurist de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht te nemen. Een bijzondere verantwoordelijkheid bestaat ook ten aanzien van de behandeling van rijksbrede vraagstukken van wetgeving. Op dat gebied liggen bijvoorbeeld de werkzaamheden van de Visitatiecommissie Wetgeving en de uitvoering van de nota Wetgeving voor de elektronische snelweg, die elders in dit hoofdstuk aan de orde komt. Tenslotte vormt wetgevingskwaliteit een wezenlijk element in het programma Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW). In dat kader worden bestaande complexen van regelgeving doorgelicht.
Evenals in de vorige kabinetsperiode voeren Justitie en Economische Zaken (EZ) het MDW-programma gezamenlijk uit. Uit de vorige MDW-tranche is thans een wetsvoorstel in voorbereiding tot wijziging van de Faillissementswet (zie privaatrecht). Het huidige kabinet heeft de volgende onderwerpen uitgekozen die vooral of mede liggen op het terrein van Justitie en tot nieuwe wetgeving kunnen leiden: kansspelen, harmonisatie in de wetgeving van het begrip ondernemer, de ketenaansprakelijkheid, verhandelbare rechten, onteigeningswet, openbare inrichtingen (zoals horeca-inrichtingen, speelhallen, casino’s, pensions, bioscopen, musea, schouwburgen, theaters en sportaccommodaties) en harmonisatie planprocedures.
2.1.3 Staats- en bestuursrecht (artikel 07.01, 09.05 en 10.04)
Voortvloeiend uit het regeerakkoord zijn een aantal wetsvoorstellen en uitvoeringsbesluiten in voorbereiding ter zake van de modernisering van de rechterlijke organisatie. Deze bevinden zich nog in de concept-fase.
Over deze voorstellen vindt intensief overleg plaats met de zittende magistratuur in het kader van het project Versterking Rechterlijke Organisatie.
Het wetsvoorstel Herziening Vreemdelingenwet zal in de tweede helft van 1999 ingediend worden bij de Tweede Kamer.
De Wet bescherming persoonsgegevens (1997–1998, 25 892, nr. 2) is gereed voor mondelinge behandeling door de Tweede Kamer. Op het terrein van de politie is een nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel overdracht beheer van het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (1998–1999, 26 461, nr. 2 en 5) onlangs uitgebracht Het wetsvoorstel betreffende de concentratie van beheersbevoegdheden op rijksniveau met betrekking tot de regionale politiekorpsen bij de minister van Binnenlandse zaken is inmiddels aanhangig bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel Gerechtsdeurwaarderswet is met het uitbrengen van de nota naar aanleiding van het verslag gereed voor mondelinge behandeling door de Tweede Kamer (1991–1992, 22 775, nr.2 en 1998–1999, 22 775, nr.15).
Inzake het wetsvoorstel wijziging Luchtvaartwet (1998–1999, 26 607, nrs. 1–3) (beveiligingsheffing) en wijziging Wet wapens en munitie (1998–1999, 26 586 nrs.1–3) (verhoging strafmaat illegaal wapenbezit) wordt de nota naar aanleiding van het verslag naar verwachting in oktober aangeboden aan de Tweede Kamer.
Als voortvloeisel van de evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)(1998–1999, 26 523, nr. 2) is thans in procedure bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel Evaluatie Awb/aanpassingen bestuursprocesrecht. De nota naar aanleiding van het verslag wordt in oktober aangeboden. Ingediend is een wetsvoorstel tot het ineenschuiven van de afdelingen 3.4 en 3.5 Awb. Andere voorstellen op het terrein van de Awb die nog in de conceptuele fase verkeren zijn: het wetsvoorstel vierde tranche Awb, waarvan het voorontwerp begin september 1999 is verschenen en dat inmiddels om commentaar aan betrokkenen is voorgelegd, alsmede het wetsvoorstel gelijkstelling elektronische besluitvorming aan schriftelijke besluitvorming. Het wetsvoorstel kosten voorprocedures is om advies aanhangig bij de Raad van State. Onlangs is het wetsvoorstel toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding bij de Tweede Kamer ingediend (1998–1999, 26 691). Mijn ambtgenote van Volksgezondheid Welzijn en Sport en ik zijn in afwachting van het verslag van de zijde van de Kamer.
Wat betreft de Wet justitiële documentatie (1995–1996, 24 797, nr. 2) is een omvangrijke nota van wijziging opgesteld die voor advies aan de Raad van State is voorgelegd. Ik verwacht deze nota en de nota naar aanleiding van het verslag dit kalenderjaar aan de Tweede Kamer te hebben gezonden. Op dit moment worden een aantal afgiftevarianten omtrent het gedrag uitgewerkt en uitgerekend. Op basis van deze gegevens kan een onderbouwde afgiftevariant worden gekozen.
2.1.4 Privaatrecht
Voortvloeiend uit het regeerakkoord is in juli 1999 een tweetal familierechtelijke wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer aangeboden. Het betreft de openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht (1998–1999, 26 672, nr. 1–2) en de invoering van de mogelijkheid van adoptie door personen van hetzelfde geslacht (1998–1999, 26 673, nrs.1–2). Enerzijds wordt hiermee gestalte gegeven aan het uitgangspunt van gelijke behandeling van homoseksuele paren ten opzichte van heteroseksuelen paren. Het voorstel omtrent de adoptie beoogt met name een verdergaande bescherming in juridisch opzicht van het kind dat in een duurzame relatie van twee vrouwen of twee mannen wordt verzorgd en opgevoed.
Op 1 juni 1999 werd voor het erfrecht een belangrijke mijlpaal bereikt: de Eerste Kamer aanvaardde toen het wetsvoorstel voor de invoering van het nieuwe Boek 4 ((1981–1982, 17 191, nr. 2, Stb. 300–1999). In voorbereiding is een wetsvoorstel waarin, naast de aan de Eerste Kamer toegezegde wijzigingen van Boek 4, ook een aantal wijzigingen van meer technische aard zal zijn opgenomen. Het nieuwe erfrecht zal in werking treden een jaar na plaatsing in het Staatsblad van deze wet.
Ter uitvoering van het regeerakkoord is in december 1998 een voorstel voor een Wet aanpassing arbeidsduur (Waa) (1998–1999, 26 358, nr. 2)bij de Tweede Kamer ingediend. De schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel, waarvan de minister van Justitie tweede ondertekenaar is, is inmiddels afgerond. Het wetsvoorstel beoogt aan werknemers in de markten overheidssector een wettelijke aanspraak te bieden op aanpassing van de arbeidsduur. Het kan daarbij gaan om vermeerdering of vermindering van de arbeidsduur. De werkgever dient een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur in te willigen tenzij dit op grond van zwaarwegende bedrijfs- en dienstbelangen niet van hem kan worden gevergd.
Het wetsvoorstel tot wijziging van titel 7.10 BW met betrekking tot vakantie- en ouderschapsverlof (1997–1998, 26 079, nr. 2) wacht op een verslag van de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel strekt ertoe de wettelijke regeling inzake vakantie te flexibiliseren, voor wat betreft de bovenwettelijke vakantiedagen. Daarnaast voorziet het wetsvoorstel in een verruiming van de regeling van het ouderschapsverlof voor werknemers die door geboorte of adoptie (erkenning) de zorg voor meerdere kinderen tegelijk krijgen.
Omtrent het wetsvoorstel Koop onroerende zaken en aanneming van werk (1992–1993, 23 095, nr. 2) is in april 1999 een 34-tal schriftelijke vragen gesteld door de vaste commissie voor Justitie uit de Tweede Kamer. Deze vragen hebben aanleiding gegeven om bij organisaties van belanghebbenden te peilen hoe, vooral op het punt van de bescherming van de consument-koper van een woning, moet worden verder gegaan. Het wetsvoorstel, zoals dit bij de Tweede Kamer voorligt, bevat daartoe een postcontractuele bedenktijd van drie dagen. Er wordt naar gestreefd de vragen vervolgens nog dit kalenderjaar te beantwoorden. Het wetsvoorstel tot modernisering van het burgerlijk procesrecht, waarbij een moderner, minder formeel en efficiënt ingericht procesrecht voor de eerste aanleg wordt beoogd, zal naar verwacht najaar 1999 bij de Tweede Kamer kunnen worden ingediend.
Er is voorts nog een groot aantal privaatrechtelijke wetsvoorstellen in voorbereiding. Zo zal binnenkort aan de Raad van State kunnen worden voorgelegd een uitgebreide nota van wijziging van het wetsvoorstel voor een nieuwe titel 7.17 inzake de verzekeringsovereenkomst (1985–1986, 19 529, nr. 4). Met name is hier van belang de nieuwe regeling van de verzwijging; het huidige alles of niets-karakter daarvan wordt vervangen door een afgewogen stelsel van mededelingsplichten en daarbij behorende sancties.
Een wetsvoorstel tot wijziging van de verjaringsregeling van aansprakelijkheid voor schade door gevaarlijke stoffen ligt voor advies bij de Raad van State en kan hopelijk spoedig worden ingediend. Ook zal de behandeling door de Tweede Kamer van twee wetsvoorstellen op het terrein van het internationaal privaatrecht (wetsvoorstel conflictenrecht onrechtmatige daad en wetsvoorstel conflictenrecht afstamming)
een aanvang kunnen nemen. Hetzelfde geldt voor het wetsvoorstel over de schenking (1981–1982, 17 213, nr. 2) waarover onlangs een nota van wijziging is ingediend.
Gestreefd wordt naar spoedige indiening van een wetsvoorstel tot wijziging van de Faillissementswet, in het bijzonder om te komen tot een efficiëntere inrichting van de surséanceregeling.
Vrijwel gereed voor indiening is het wetsvoorstel uitvoering EG-richtlijn verkoop op afstand.
2.1.5 Straf- en sanctierecht
Strafprocesrecht
De wetsvoorstellen, die voortvloeiden uit de parlementaire enquête opsporingsmethoden, over bijzondere opsporingsbevoegdheden, de herziening van het gerechtelijk vooronderzoek en de bijzondere politieregisters hebben het Staatsblad bereikt. Zij treden op 1 februari 2000 in werking. Een aantal hiermee verband houdende uitvoeringsbesluiten, alsmede ministeriële regelingen is in concept gereed gemaakt. Met deze regelgeving wordt voorzien in een nieuw normatief kader voor de opsporing.
Dezer dagen zal de nota naar aanleiding van het verslag over het wetsvoorstel toezeggingen aan getuigen in strafzaken (voorheen: deals met criminelen) bij uw Kamer worden ingediend. Hierbij zullen tevens enkele aspecten uit het rapport van de Tijdelijke Commissie Evaluatie Opsporingsmethoden aan de orde komen.
Op het terrein van de strafvordering is verder van belang het wetsvoorstel DNA (1998–1999, 26 671, nr. 2) in strafzaken. De mogelijkheid van uitbreiding van de toepassing van DNA-onderzoek zal bezien worden tegen de achtergrond van de financiële gevolgen en mogelijkheden. Daarnaast zullen de waarborgen ten aanzien van bewaring en vernietiging van de gegevens alleen maar belangrijker worden. De nota naar aanleiding van het verslag zal u dit najaar bereiken.
Dit najaar zal een wetsvoorstel tot wijziging van de rechterlijke bevelen inzake de openbare orde (artikelen 540 e.v. Sv) bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden ingediend. Het wetsvoorstel vormt het strafrechtelijke complement van de bestuurlijke ophouding. Naar ik hoop zal dit wetsvoorstel per 1 mei 2000 in werking kunnen treden. In dit verband is ook van belang het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 141 Sr (openlijke geweldpleging 1998–1999, 26 519, nr. 2). Ik hoop dat ook van dit wetsvoorstel de parlementaire behandeling voor 1 mei 2000 afgerond kan zijn. Deze wetgeving zal bijdragen aan een doeltreffender overheidsoptreden bij voetbalrellen en andere grootschalige ordeverstoringen is daarom mede relevant voor de voorbereidingen voor het EK 2000.
Materieel strafrecht
Van belang is het eerste deel van de herziening van de corruptiewetgeving (1998–1999, 26 468, nr. 2), die geschiedt in het kader van de implementatie van verdragen, waarover onlangs een verslag van de Tweede Kamer is ontvangen. Mijn streven is erop gericht deze wetgeving per 1 januari 2001 in werking te kunnen laten treden. Een tweede deel dat ook betrekking heeft op de implementatie van een aantal verdragen is inmiddels in voorbereiding genomen.
Over het wetsvoorstel inzake de taakstraffen (1997–1998, 26 114, nr. 2) is begin juni 1999 de nota naar aanleiding van het verslag bij de Tweede Kamer ingediend. Hiermee wordt de laatste hand gelegd aan de erkenning van de taakstraf als volledige sanctiemodaliteit. Het bevat voorts het zogenoemde officiersmodel voor taakstraffen, waarmee sneller een justitiële reactie op het plegen van een strafbaar feit kan worden gegeven. Deze regeling heeft werklastverlichtende gevolgen voor de zittende magistratuur.
Penitentiair recht en gezondheidsrecht
Over de strafrechtelijke maatregel opvang drugsverslaafden is half juni 1999 een nader verslag ontvangen. Het antwoord is dit najaar te verwachten. Het voorstel voor een beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen ligt gereed voor mondelinge behandeling bij de Tweede Kamer (1997–1998, 26 016, nr. 2). Als resultaat van de evaluatie van Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) is bij de Tweede Kamer een eerste wetsvoorstel tot wijziging ingediend. Een volgend wijzigingsvoorstel is in voorbereiding.
Internationaal strafrecht
In het kader van het Verdrag van Amsterdam is het streven naar intensivering van de internationale justitiële samenwerking bevestigd en nader uitgewerkt. Mede ter uitvoering van verschillende, reeds tot stand gekomen, verdragen is een wijziging van de Uitleveringswet en het Wetboek van Strafvordering – mede ter uitvoering van verschillende verdragen – voor advies aan de Raad van State aangeboden. Samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken worden veelomvattende voorbereidingen getroffen in verband met de oprichting van het Internationale Strafhof.
2.1.6 Wetgeving elektronische snelweg
Het tempo van veranderingen op de elektronische snelweg ligt hoog. Daarom wordt de kabinetsnota «Wetgeving voor de elektronische snelweg» uit 1998 in 2000 geactualiseerd. De nadruk bij de invulling van het actieprogramma uit 1998 ligt nu op aanpassing van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet bestuursrecht, alsmede de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Computercriminaliteit II (1998–1999, 26 671, nrs.1 en 2).
Om te kunnen inspelen op de ontwikkelingen op het terrein van de informatiesamenleving zijn kennisontwikkeling en internationale kennisuitwisseling van groot belang. Het subsidieprogramma Informatietechnologie en recht (ITeR) vervult daarin op het terrein van het recht een wezenlijke rol. Voor de internationale aanpak is daarin een belangrijke plaats ingeruimd. Ter uitvoering van de motie Wagenaar c.s. (1997–1998, 25 880, nr. 4) zal in nauwe samenhang met ITeR worden gewerkt aan een virtueel internationaal juridisch kennisnetwerk. Voorstudies zijn nodig om te kunnen bezien hoe een dergelijk netwerk kan bijdragen aan kennisontwikkeling en -verspreiding.
2.2 Preventie en handhaving
2.2.1 Jeugd en preventie
Over het algemeen wordt onderkend dat een louter strafrechtelijke aanpak van probleemgedrag van jongeren tekort schiet. Toch is een strafrechtelijk sluitstuk onontbeerlijk voor het terugdringen van de problemen. Justitie streeft naar samenhangend beleid om de omvang en de ernst van jeugdcriminaliteit terug te dringen.
Jeugdcriminaliteit (artikel 08.01 en 08.02)
De aanpak van jeugdcriminaliteit blijft een van de speerpunten van het criminaliteitsbeleid. Juist voor de categorie jeugd is een evenwichtige aanpak van preventie en repressie aangewezen. In de preventieve sfeer is aansluiting bij anderen, zoals instanties uit het onderwijs, de jeugdhulpverlening en de gemeente als regisseur van het lokale preventieve jeugdbeleid onontbeerlijk. Aan de repressieve kant dient snel en consequent maatwerk te worden geleverd. Extra inspanningen zijn te verwachten vanwege drie nieuwe zwaartepunten in de problematiek: verjonging, verharding en de blijvende oververtegenwoordiging van jongeren uit allochtone groeperingen. Het laatste zwaartepunt wordt in het kader van het justitiële Criem-beleid apart behandeld.
Hoewel een landelijk beeld momenteel niet beschikbaar is, lijkt er op sommige plaatsen sprake van een toename van het aantal kinderen onder de twaalf jaar dat met de politie in aanraking komt. In dit verband experimenteren de Halt-bureaus momenteel met de zogenoemde Stop-reactie. Deze reactie volgt op een licht delict. Het is een aanbod aan ouders, om hen te ondersteunen bij hun verantwoordelijkheid tot correctie van hun kinderen. Nu reeds blijkt een aantal ouders behoefte te hebben aan verdergaande ondersteuning. In het evaluatie-onderzoek naar «Stop», dat tot mei 2000 duurt, zal ook de aard en omvang van deze hulpvraag aan de orde komen.
In het algemeen is de rol van opvoeders en ouders van groot belang. In dit verband werd de wijkgerichte strategie Communities that Care, waarin die rol ook benadrukt wordt, naar Nederland gehaald. Daarnaast zijn in het kader van preventie initiatieven genomen om door gerichte samenwerking van instanties probleemgezinnen vroegtijdig te signaleren en op vrijwillige basis te begeleiden. Ook de preventiewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming en die van de Vedivo zullen hierbij een nadrukkelijke rol kunnen spelen.
Het aantal door de politie gehoorde jongeren in verband met geweldsdelicten neemt, in verhouding tot het aantal jongeren dat zich schuldig maakt aan lichtere delicten, sterker toe. Volgens de Politiemonitor 1998 neemt ook het aantal slachtoffers en de onveiligheidsgevoelens onder jongeren meer toe dan onder de rest van de bevolking. Dit werpt ook een ander licht op het verontrustende verschijnsel van wapenbezit onder scholieren. Deze wapens worden wellicht vanuit een gevoel van onveiligheid gedragen. Deze heilloze spiraal van geweld en angst voor geweld moet stoppen. De projecten voor een veilige school kunnen daar een belangrijke rol bij spelen.
Het aantal taakstraffen voor minderjarigen is afgelopen jaren toegenomen. Voor 2000 wordt een voortzetting van die groei nagestreefd, want taakstraffen hebben in vergelijking met vrijheidsstraffen grote voordelen. Zij verminderen de druk op het aantal beschikbare plaatsen in de inrichtingen en bieden veel meer mogelijkheden tot resocialisatie van de minderjarigen.
Ook het aantal jeugdige cliënten van de jeugdreclassering is gestegen. De jeugdreclassering begeleidt een minderjarige vanaf de melding bij de Raad voor de Kinderbescherming tot aan het uitvoeren van de opgelegde sanctie, om het ontstaan van een criminele carrière te voorkomen of bij te sturen. Voor 2000 wordt een lichte verdere toeneming van het aantal cliënten verwacht.
Jongeren die voor een licht misdrijf in aanraking komen met de politie, kunnen een alternatief voor een strafrechtelijke vervolging aangeboden krijgen: de Halt-afdoening. De afgelopen jaren heeft een toenemend aantal jongeren van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
Figuur 1: Ontwikkeling van het aantal Halt-afdoeningen, taakstraffen voor minderjarigen en jeugdreclasseringscliënten, 1991–2000
BB
J
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
B Haltafdoeningen H Jeugdreclasseringsclienten
J Taakstraffen minderjarigen
Bron: Halt Nederland, Raad voor de Kinderbescherming, ministerie van Justitie, 1999.
Criminaliteit in relatie tot integratie van etnische minderheden (CRIEM) (artikel 08.02)
De problematiek onder jongeren uit etnische minderheidsgroepen, zoals beschreven in de CRIEM-nota (1998–1999, 25 726, nr. 1), is vanuit een justitieel perspectief niet verbeterd. Zie figuur 2 over de relatieve aandelen naar etniciteit. Justitie hecht aan een onverkorte doorzetting van het Criem-beleid. Via de in de nota geschetste lijnen zullen de Justitiediensten dit verder uitbouwen. Voor intensivering van CRIEM is uit het cluster «Jeugd en Geweld» van de Regeerakkoordgelden voor 2000 f 7,1 mln. gereserveerd. Justitie richt zich sterk op het, in de CRIEM-nota beleids-spoor 1 genoemd, creëren van een sluitende, gestructureerde aanpak van risico-jongeren uit minderheidsgroepen: de «individuele trajectbegeleiding» (itb). Daarbij wordt een jongere individueel en volgens een bepaald traject begeleid om te proberen een vooraf geformuleerd doel te bereiken dat betrekking heeft op school, werk, vrije tijd of, bij minderjarigen, het gezin.
30000
25000
20000
15000
10000
5000
0
Figuur 2: Aantal verdachten per 1000 jongeren naar geboorteland (HKS-bestand), 1996
overig |
||||||||
vrmlg. Joegoslavië |
||||||||
Ned. Antillen |
||||||||
Suriname |
||||||||
Turkije |
||||||||
Marokko |
||||||||
Nederland |
||||||||
~ |
Bron: Integrale Veiligheidsrapportage 1998.
Met intensieve begeleiding wordt geprobeerd de jongeren weer perspectief te bieden. Die begeleiding is in soort en intensiteit afhankelijk van het justitieel verleden. De etnische achtergrond kan aanleiding zijn voor de inzet van bepaalde deskundigen of allochtone medewerkers. Voor de zogenoemde «harde kern»-jongeren is de voorbereiding van de itb al vergevorderd in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming, de Stichting Reclassering Nederland en de Stichting Vedivo. De begeleiding van de zogenaamde risicojongeren is een kwestie van vrijwilligheid. Lokale en regionale hulpverleningsinstanties, allochtonenorganisaties en de lokale overheid zullen in dit verband moeten samenwerken. In het kader van het derde beleidsspoor van de CRIEM-nota, gericht op de voorschoolse jeugd, hebben VWS en Justitie het initiatief genomen om de wijkprogramma’s Opvoedingsondersteuning en ontwikkeling/ Communities that Care (O&O/CtC) te starten. CtC wil met een integrale aanpak op buurt/wijkniveau ouders en kinderen met veel opvoedingsrisico’s en kans op maatschappelijke uitval via bestaande buurtvoorzieningen behoeden voor probleem- en crimineel gedrag. In de periode 1999 tot en met 2002 zal CtC op een viertal locaties worden uitgevoerd en geëvalueerd. O&O zal op drie locaties worden gestart. Voor de uitvoering van O&O/CtC is in het jaar 2000 f 1 mln. beschikbaar. In aansluiting op het advies van de commissie Marokkaanse jeugd, welke commissie bestaat uit vertegenwoordigers uit de Marokkaanse gemeenschap, heeft Justitie in nauw overleg met de departementen van BZK, VWS, Onderwijs Cultuur en Wetenschappen, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën een kabinetsstandpunt opgesteld dat in juli 1999 naar de Tweede Kamer is gezonden. De commissie onderschrijft de uitgangspunten van de CRIEM-nota. Ze constateert dat de opeenstapeling van problemen in de gezinssituatie, onderwijs en arbeidsmarkt leidt tot een marginaliseringproces en mogelijk tot criminaliteit. Ook werd vastgesteld dat de expertise van (justitiële) instellingen niet toereikend is om Marokkaanse jongeren effectief te helpen en dat het potentieel van Marokkaanse individuen en organisaties onvoldoende wordt benut. Justitie hecht veel belang aan samenwerking met de Marokkaanse gemeenschap. In het najaar 1999 zal door Justitie en BZK, in overleg met de andere betrokken departementen en Marokkaanse organisaties, een eerste werkconferentie worden georganiseerd met als onderliggend thema «participatie van Marokkaanse burgers». Doel ervan is te komen tot
0
concrete samenwerkingsrelaties tussen (lokale) overheden en veldorganisaties in samenspraak met de Marokkaanse gemeenschap. Daarnaast ondersteunt Justitie het netwerk Marokkanen voor Ontwikkeling en Verandering (MOVE), dat de relatie tussen politie, justitie en de Marokkaanse gemeenschap wil versterken.
Individuele trajectbegeleiding (artikel 08.02)
Een deel van de jeugdige criminelen, de zogenoemde harde kern, pleegt veel en ernstige delicten en is verantwoordelijk voor een verhoudingsgewijs groot deel van de gepleegde criminaliteit.
Plannen om deze doelgroep aan te pakken door middel van de methodiek van individuele trajectbegeleiding (itb) zijn inmiddels in een vergevorderd stadium. Itb kenmerkt zich door een individuele, intensieve en ambulante begeleiding van de jongere. Bij deze begeleiding staan duidelijk geformuleerde doelen, afspraken, controle en perspectief op onder meer scholing of werk centraal. De itb voor de harde kern vindt plaats in een justitieel kader waarbij de begeleiding in plaats van een vrijheidsstraf door de rechter wordt opgelegd. Bijvoorbeeld in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke jeugddetentie. Gedurende een periode variërend van 6 tot 12 maanden wordt getracht de jongere weer «op de rails» te zetten. Wanneer de jongere de afspraken niet nakomt of zich aan de begeleiding onttrekt dan heeft dit tot gevolg dat alsnog een vrijheidsbenemende sanctie wordt geëffectueerd.
Itb kan worden beschouwd als een methodiek met bepaalde kenmerken (intensief, praktisch, outreachend). Vanwege de individuele invulling die aan de begeleiding wordt gegeven, kan deze methode ook worden ingezet ten behoeve van andere doelgroepen. Zo is bijvoorbeeld in het kader van CRIEM een aanpak van licht criminele allochtone jongeren door middel van itb in voorbereiding. Omdat dit een minder zware doelgroep betreft dan de harde kern, zal de invulling van de itb worden aangepast en naar verwachting minder lang en minder sanctionerend van aard zijn.
Grote stedenbeleid (artikel 08.02 en 08.05)
Eind 1999 zal het Rijk met alle 25 grote steden (G25) stadsconvenanten afsluiten. De 25 convenanten worden afgesloten op basis van stedelijke visies en daarop gebaseerde (meerjarige) stedelijke ontwikkelingsprogramma’s. Deze ontwikkelingsprogramma’s bevatten meetbare doelstellingen en prestaties en gaan in op de inhoudelijke ontwikkeling, de te bereiken resultaten en de benodigde geldmiddelen. Deze programma’s zijn te herleiden naar een drietal «pijlers» binnen het grote stedenbeleid, namelijk de pijler «economie & werkgelegenheid», de pijler «fysieke infrastructuur» en de pijler «sociale infrastructuur». Bij de pijler «fysieke infrastructuur» heeft Justitie een belang bij het bevorderen van maatregelen ter verbetering van de verkeers- en sociale veiligheid. De belangrijkste pijler voor Justitie is echter de «sociale infrastructuur». Op basis van toetsing van de bovengenoemde ontwikkelingsprogramma’s vindt uiteindelijk de toedeling van rijksbudgetten richting de steden plaats.
Voor wat betreft Justitie in relatie tot het grote stedenbeleid kan worden opgemerkt, dat geen budgetten rechtstreeks richting de steden beschikbaar worden gesteld. Justitie stelt namelijk middelen beschikbaar aan de justitie-onderdelen binnen een stad. Zo worden binnen de pijler «sociale infrastructuur» middelen beschikbaar gesteld voor «individuele traject begeleiding» (ook in een strafrechtelijk kader), «wijkgerichte programma’s preventieve opvoedingsondersteuning» en «Community that care»
(samen met VWS), de projecten «strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV)» en een verdere uitbouw van het project «Justitie in de buurt (Jib)» met drie tot vier Jib’s per jaar tot een 15 in 2002. Vervolgens kunnen vanaf 2002 nog eens 8 extra Jib’s met de vrijvallende middelen uit de besparing uitvoeringskosten inning omroepbijdragen worden gefinancierd. Justitie streeft ernaar om op lokaal en regionaal (arrondissement)niveau werkafspraken te maken tussen de steden en de justitiële diensten. De hoofdofficier van Justitie gaat daarin een coördinerende en sturende rol vervullen.
2.2.2 Bestuurlijke handhaving
Handhaven opniveau
Op vrijwel alle beleidsterreinen van de overheid werken verschillende handhavers van Rijk en gedecentraliseerde overheid samen om bij te dragen aan een adequaat niveau van regelnaleving. Justitie start op decentraal niveau stimuleringstrajecten met het doel «best practices» te ontwikkelen en uit te dragen. Hiermee wordt gestreefd naar verdere professionalisering en verbetering van de samenwerking tussen de betrokken handhavers. De «best practices» zijn bedoeld als leidraad en inspiratiebron voor handhavers op het beleidsterrein van het betreffende stimuleringstraject. Daarnaast beoogt Justitie ook in meer algemene zin impulsen te geven aan de doeltreffendheid, doelmatigheid en kwaliteit van de rechtshandhaving voor de ordeningswetgeving. Een eerste project rond de handhaving van de leerplicht is inmiddels in Breda van start gegaan. Op verschillende andere terreinen zullen dergelijke stimuleringstrajecten van start gaan, zoals rond de afschaffing van het bordeelverbod, de uitvoering bestuursovereenkomsten handhaving milieuwetgeving en veiligheid in en rond het openbaar vervoer. Deze trajecten zijn een vervolg op het kabinetsstandpunt «Handhaven op niveau», dat naar verwachting kort na het verschijnen van deze begroting aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.
Voor zover nodig zal het kabinetsstandpunt «Handhaven op niveau» ook de beleidsvisie zoals neergelegd in het kabinetsstandpunt «Handhaving door bestuurlijke boeten» van 1 juli 1994 (1993–1994, 23 400, nr. 48) actualiseren. Daarbij gaat het er vooral om een algemene oriëntatie voor het gebruik van de verschillende sanctieinstrumenten te presenteren als houvast voor beslissingen over het sanctieinstrumentarium op specifieke beleidsterreinen.
2.2.3 Strafrechtelijke handhaving
Het Openbaar Ministerie (artikel 09.05)
De beleidsprioriteiten van het Openbaar Ministerie (OM) voor 2000 vloeien voort uit het meerjarig plan van het OM «Perspectief op 2002», waarbij een drietal uitgangspunten centraal staan. Het eerste punt richt zich op het realiseren van een evenwichtige rechtshandhaving. Dat betekent voorrang bij de aanpak van ernstige normschendingen, en concentratie op – de dreiging van – stelselmatige overtredingen en op situaties waarin het strafrecht effectief is omdat ook anderen hun verantwoordelijkheid nemen. Ten tweede wordt de aandacht gelegd bij een afgewogen zaaksaanpak, extra inspanningen in zeer gevoelige/ kwetsbare zaken, streven om zaken waar mogelijk snel af te doen en bevorderen dat mogelijkheden worden benut om in het voortraject bevredigende oplossingen te vinden. Als laatste wordt het belang onderkend van het verzorgen van een organisatie die zowel tegemoet komt aan de tot gebiedsgericht werken als aan de noodzaak om specialistische deskundigheid te bundelen. Een organisatie waarin de logistieke planning ook met de ketenpartners goed is gerealiseerd, en van waar uit burgers correct bejegend worden. Voorts is een nadrukkelijke koppeling gelegd met de landelijke thema’s die de komende jaren de aandacht vergen van de politie, zoals beschreven in het «Beleidsplan Nederlandse Politie». Vanuit genoemde uitgangspunten zijn de beleidsprioriteiten voor het jaar 2000 voortgekomen. Deze prioriteiten zijn enerzijds een voortzetting van de in 1999 geformuleerde prioriteiten en anderzijds een nadere invulling van het in eerdere jaren ingezette beleid van het OM.
Tijdens de behandeling van het Wetsvoorstel reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket in de Tweede Kamer op 25 maart 1998 is toegezegd dat jaarlijks in de begroting zou worden vermeld of in een concreet geval gedurende het afgelopen jaar door de minister een bijzondere aanwijzing ex. Art. 127/128 is gegeven. De Wet reorganisatie OM is op 1 juni 1999 van kracht geworden. Er zijn tot op heden door mij geen bijzondere aanwijzingen gegeven. Volledigheidshalve merk ik op dat sinds de installatie van het huidige kabinet ook geen bevelen ex. Art 5 RO (oud) zijn gegeven die betrekking hadden op concrete zaken.
Georganiseerde criminaliteit (artikel 10.02)
De bestrijding van de georganiseerde criminaliteit blijft aandacht op zowel internationaal als nationaal niveau behouden. Het vereist creatieve en ingrijpende opsporingsmethoden die niettemin duidelijk genormeerd zijn.
Op internationaal niveau wordt, onder meer, binnen het kader van de Raad van Europa en de Europese Unie gesproken over de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Binnen de Multi Disciplinaire Werkgroep van de Europese Unie wordt aandacht besteed aan de tenuitvoerlegging van het Actieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, zoals aangenomen onder het Nederlandse voorzitterschap – en het vervolg daarop. Het voornoemde Actieplan bevat 15 politieke richtsnoeren en 30 specifieke aanbevelingen De werkgroep Politiële Samenwerking – binnen de Europese Unie – richt zich meer op het verbeteren van de praktische samenwerking zoals, de legale interceptie van telecommunicatie, de aanpak van voetbalvandalisme, het gebruik van DNA-technieken en de problematiek rond vermiste personen en niet-geïdentificeerde lijken.
Daarnaast is nationale aandacht van belang omdat de schaal waarop georganiseerde criminaliteit zich afspeelt een louter lokale of regionale aanpak overstijgt.
Het WODC-rapport «Georganiseerde criminaliteit in Nederland» zal op basis van adviezen van politie en OM leiden tot aanpassing van de prioriteitenstelling. Het streven is om naast de «traditionele» georganiseerde misdaad, veelal drugshandel, oog te krijgen op andere vormen, zoals de mensensmokkel en -handel, de zware milieucriminaliteit en de georganiseerde grootschalige fraude.
Twee actuele ontwikkelingen zijn op dit terrein in 2000 van speciaal belang. In de eerste plaats de verschijning van het rapport van de Tijdelijke commissie evaluatie opsporingsmethoden. Deze commissie komt tot de conclusie dat sinds het uitkomen van het enquêterapport in 1996 veel werk is verzet om de organisatie van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit te herordenen. De door de enquêtecommissie geconstateerde crisis is voorbij, het gezag is hersteld. De regering beschouwt het rapport allerminst als een aanmoediging om een pas op de plaats te maken. Daarvoor bevat het rapport ook te veel waardevolle aanbevelingen om tot (verdere) verbeteringen te komen. Op 22, 23 en 24 juni 1999 is het rapport van de commissie voorwerp geweest van een debat tussen commissie en Tweede Kamer. Op 29 juni debatteerde de Kamer met mij over Hoofdstuk 5 van het rapport, dat handelt over Bijzondere bevindingen van de commissie. Onlangs heb ik de Tweede Kamer bij brief laten weten op welke wijze het nadere onderzoek naar de bijzondere bevindingen zal worden ingericht. Voorts heb ik inmiddels samen met mijn ambtgenoot van BZK de Tweede Kamer de kabinetsreactie op de overige hoofdstukken van het rapport aangeboden. In deze reactie wordt, op basis van het rapport, gesteld dat op onderdelen nadere regelgeving geboden is. De regering zal daarbij uit blijven gaan van het formeel wettelijk kader dat met de aanvaarding van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden tot stand is gekomen. Gekozen wordt dan ook voor verfijning van het formeel wettelijk kader door middel van OM-regelingen. Uiteraard zal na de inwerkingtreding van de wet op 1 februari 2000 verdere verfijning plaatsvinden door middel van jurisprudentie. Ten aanzien van de organisatie van de opsporing wordt geschetst dat, binnen de uitgangspunten van ons gedeconcentreerde politiebestel, gewerkt zal worden aan een verdere stroomlijning van de opsporing op bovenregionaal en nationaal niveau. Aangegeven is dat dit in de eerste plaats vraagt om een strakkere regeling van de informatiehuishouding bij de politie en een duidelijker inbedding in het politiebestel van bovenregionaal en nationaal werkende eenheden. Ten aanzien van het gezag over de opsporing, die door het OM wordt uitgeoefend, stelt het kabinet vast dat de commissie belangrijke verbeteringen heeft aangetroffen ten opzichte van de periode waarop het onderzoek van de parlementaire enquêtecommissie betrekking had. De betrokkenheid van het OM bij de opsporing is sterk verbeterd. Dat geeft, in combinatie met de afronding van de reorganisatie van het OM, de gelegenheid om het accent het komende jaar te gaan leggen op een grotere uniformering in de gezagsuitoefening, een verdere invulling van de prioritering van onderzoeken en een verdere invulling van de sturende en toetsende rol van het College van procureurs-generaal (PG’s).
De tweede actuele ontwikkeling is de inwerkingtreding van de Wetsvoorstellen Bijzondere opsporingsbevoegdheden, Herziening gerechtelijk vooronderzoek en Politieregisters op 1 februari 2000. Deze inwerkingtreding markeert het einde aan de crisis in de normering die door de enquêtecommissie werd geconstateerd. Om deze belofte daadwerkelijk in te lossen, wordt de opsporings- en rechtspraktijk goed op de inwerkingtreding voorbereid. Hiertoe is op 22 oktober 1998 een implementatietraject gestart, dat zich toespitst op opleiding en voorlichting (van politiemensen, leden van het openbaar ministerie en rechters), op het ontwerpen van uitvoeringsregelingen en op aanpassingen van de bedrijfsorganisatie. In december 1998 is in de overlegvergadering van de minister van Justitie en het College van PG’s besloten dat daarnaast een handleiding zal worden opgesteld voor de toepassing van de bijzondere opsporingsbevoegdheden. De eerste aanzet hiertoe, de notitie «de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden in de praktijk» is op 15 april 1999 in de Overlegvergadering met het College van PG’s geaccordeerd. Op basis daarvan wordt nu gewerkt aan de volgende thema’s: werkwijze CID en tactische recherche, gevolgen van de wijziging voor het vastleggen en bewaken van de gegevens in de registers, verfijning van het begrippenkader en een andere uitwerking van het verbod op doorlaten, administratieve organisatie en afscherming op basis van art. 187d Sv. Uit deze opsomming blijkt dat een belangrijk deel van de aanbevelingen van de
Tijdelijke Commissie Evaluatie Opsporingsmethoden in dit traject worden meegenomen. Alle genoemde activiteiten zullen voor 1 februari 2000 hun beslag hebben gekregen.
Financieel economische criminaliteit (artikel 01.01 en 09.05) Financieel economische criminaliteit wijkt af van de meer traditionele vormen van criminaliteit. Fraude en witwassen leveren voor daders snel winst op zonder dat direct sprake is van een aantoonbare slachtoffer. De omvang van het financieel gewin en de ontwrichtende werking die deze vormen van criminaliteit (kunnen) hebben op de pijlers van de verzorgingsstaat (verdelingen van lasten en publieke middelen) en het financiële bestel (vertrouwen in het maatschappelijk/economisch verkeer), vereisen een verhoogde aandacht van Justitie.
De strafrechtelijke handhaving van het recht in het financieel-economisch verkeer behoort tot de kerntaken van Justitie. De aanpak van financieel economische criminaliteit vergt een kwalitatief hoogstaand opsporings-en vervolgingsapparaat, maar dat niet alleen. Voortzetting van de goede samenwerking op dit terrein met het ministerie van Financiën is van belang. Ook dient nauw te worden samengewerkt met de bijzondere opsporingsdiensten en met de betrokken private partners (o.a. financiële instellingen) die op dit terrein een taak en verantwoordelijkheid hebben om financieel economische criminaliteit doeltreffend en doelmatig te bestrijden.
Naar aanleiding van het eindrapport van de Stuurgroep Financieel Rechercheren zijn in 1998 en 1999 vier regio- en arrondissementsoverschrijdende samenwerkingsverbanden tussen politie en openbaar ministerie tot stand gebracht om fraude te bestrijden. Daarnaast wordt nog dit jaar een begin gemaakt met het opzetten van vergelijkbare samenwerkingsverbanden in Rotterdam en Den Haag. In het jaar 2000 volgt Amsterdam.
Een belangrijk instrument bij de aanpak van de financieel-economische criminaliteit zijn de meldingen ongebruikelijke transacties. Voor 2000 worden 32000 meldingen van de financiële instellingen verwacht. Naar verwachting zullen 4 500 zaken (productie doormeldingen) met een doormelddatum in 2000 aan de politie kenbaar worden gemaakt. Verwacht wordt dat 3 200 zaken met een transactiedatum in 2000 worden doorgemeld.
Figuur 3: Meldpunt ongebruikelijke transacties
35000
32500
30000
27500
25000
22500
20000
17500
15000
12500
10000
7500
5000
2500
0
1995
1996
1997
realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
Ontvangen meldingen ongebruikelijke transacties Verdachte doormeldingen aan FINPOL
Productie doormeldingen
Bron: MOT.
Ook op het terrein van de wetgeving staan de ontwikkelingen voor de bestrijding van financieel economische criminaliteit niet stil. Bij de Eerste Kamer is thans aanhangig het wetsvoorstel «concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen» (1994–1995, 239 993, nr. 178). Mede onder invloed van internationale regelgeving is voorts een wetsvoorstel inzake aparte strafbaarstelling van het witwassen voorbereid. Dit is begin 1999 aan een aantal instanties voor advies rondgezonden. Na verwerking van de commentaren hoopt de regering in het najaar van 1999 een wetsvoorstel aan de ministerraad aan te bieden.
Op 10 april 1999 is het wetsvoorstel tot goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie (1998–1999, 26 468, nrs. 1–3) alsmede het wetsvoorstel herziening corruptiewetgeving (1998–1999, 26 469, nrs. 1–3) bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend. Tezamen met de betrokken partners wordt gewerkt aan de realisatie van een adequate aanpak van nationale en internationale corruptiebestrijding. Met betrekking tot de invoering van de Euro is door de bewindslieden van Justitie en van Financiën bij de Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend ter bescherming van de Euro (1998–1999, 26 492) zolang de Euro nog geen wettig betaalmiddel is. Tevens wordt bescherming geboden aan de gulden (in verband met het inwisselen daarvan) zodra de gulden geen wettig betaalmiddel meer is. Ook zal in EU-verband gewerkt worden aan een instrument voor een betere bescherming van de Euro op EU-niveau. Een ander onderwerp dat momenteel in EU-kader wordt besproken is «fraude met niet-contante betaalmiddelen». Nationaal wordt in het kader van de wet Computercriminaliteit ten aanzien van een aantal van deze betaalmiddelen een wijziging van artikel 232 van het wetboek van Strafrecht voorgesteld.
In vervolg op de WODC-evaluatie van de ontnemingswetgeving, zullen in de uitvoering en de wetgeving initiatieven worden ontplooid (zie brieven aan TK van 29 oktober 1998 (1998–1999, 26 268, nr. 1) en 26 maart 1999 (1998–1999, 26 268, nr. 2)).
Kinderpornografie en zedenzorg
Met de opkomst van videocamera’s is de productie en verspreiding van kinderpornografie de laatste decennia toegenomen. In 1996 is een wetswijziging in werking getreden. De maximumstraf op het verspreiden, openlijk tentoonstellen, vervoeren en het in voorraad hebben van kinderpornografie is toen verhoogd naar een gevangenisstraf van 4 jaar (was 3 maanden). Wordt van dit misdrijf een beroep of gewoonte gemaakt, dan is de maximumstraf 6 jaar.
Het verspreiden van kinderpornografie via Internet is een relatief nieuw probleem. Aan het juridisch kader voor toezicht, opsporing en handhaving op dit terrein wordt gewerkt. Het door de Internet service providers ingestelde Meldpunt Kinderporno speelt een belangrijke rol bij het signaleren van kinderporno op Internet.
Het in 1999 ingediende wetsvoorstel Computercriminaliteit II bevat een reeks aanpassingen van de Wetboeken van Strafrecht en van Strafvordering aan nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie. Onderdeel van het wetsvoorstel is een nadere regeling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van tussenpersonen zoals Internet Service Providers. In 2000 moet een landelijke voorziening de regionale politiekorpsen en de arrondissementsparketten ondersteunen in de aanpak van kinderpornografie. Dit jaar is al begonnen met een project bij het regionale politiekorps Utrecht. De departementen van Justitie en BZK hebben hiervoor eenmalig een miljoen gulden beschikbaar gesteld. De activiteiten bestaan uit het verder ontwikkelen van een gemeenschappelijke databank, het realiseren van een netwerk van aanspreekpunten, het verrichten van operationele onderzoeken en het voortzetten en intensiveren van pro-actieve internetsurveillance en digitaal rechercheren. Deze initiatieven maken onderdeel uit van een kabinetsnota, van juli 1999, die alle lopende en voorgenomen activiteiten ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen beschrijft.
In mei 1999 zijn de aanpak van de verbeteringen van de zedenzorg bij de politie en het OM in gang gezet. Dit is gebeurd naar aanleiding van een rapportage van de Inspectie voor de politie met daarin een twaalftal aanbevelingen van zowel inhoudelijke als organisatorische aard. Met mijn ambtsgenoot van BZK heb ik een stuurgroep gevormd om deze aanbevelingen te implementeren. Inmiddels ligt er een plan van aanpak met daarin vijf deelprojecten. Het plan van aanpak is afgelopen zomer naar de Tweede Kamer gestuurd.
Vermiste personen
De registratie en opsporing van vermiste personen is verbeterd. Inmiddels zijn in 24 van de 26 korpsen regionale coördinatoren voor vermiste personen aangesteld, waarvan een landelijk coördinator bij de CRI. Daarnaast wordt gewerkt met een standaardprocedure om bij eerste aangifte te kunnen vaststellen of het hier mogelijk gaat om een serieuze vermissing. Onderzocht wordt of het haalbaar is een DNA-databank voor vermiste personen op te zetten.
Verkeershandhaving (artikel 08.04, 09.05 en 10.04) Ter uitvoering van het kabinetsstandpunt IBO-Verkeershandhaving van december 1997 (1997–1998, 25 846, nrs. 1–3) is een forse intensivering van de verkeershandhaving gestart in de vorm van regioplannen. De regioplannen vormen een verdere ontwikkeling van de succesvolle gebiedsprojecten, die zich richten op handhaving van de maximumsnelheid. In de vijf regio’s waar gebiedsprojecten draaien is een afname van het aantal dodelijke verkeersslachtoffers met 10% geconstateerd, terwijl het aantal snelheidsovertredingen vaak met meer dan 10% is teruggelopen. In de regioplannen wordt op een integrale wijze aan de verkeershandhaving gewerkt op basis van ongevalanalyses, waarbij nauwgezet de resultaten van de inspanningen worden gevolg. De plannen richten zich niet alleen op snelheid, maar ook op de overige speerpunten van het verkeersveiligheidsbeleid (rijden onder invloed, rood licht, en verplichting tot dragen van bromfietshelm en gordel). Per saldo is voor een periode van vier jaar een extra investering in de verkeershandhaving beschikbaar van jaarlijks ca. f 75 mln. Uitgaande van de positieve effecten van de huidige regioplannen is besloten deze aanpak te intensiveren. Inmiddels zijn 8 regioplannen gestart c.q. in voorbereiding.
Het in het kabinetsstandpunt IBO-V aangekondigde onderzoek naar de kansen en risico’s van (varianten van) verkeershandhaving door het bestuur zal volgens de huidige planning eind 1999 gereed zijn. Verwacht wordt dat in het eerste trimester 2000 het kabinetsstandpunt in reactie op het onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer zal worden verzonden.
Terugdringen illegaal wapenbezit
Het toenemend bezit en gebruik van wapens draagt bij aan het ontstaan en de cumulatie van geweld. In het Beleidsplan Nederlandse Politie 1999 – 2002 heeft het Kabinet een aantal maatregelen aangekondigd die het wapenbezit moeten voorkomen en ontmoedigen. Verboden wapens moeten in beslag genomen worden en de straffen op illegaal (vuur)wapenbezit moeten omhoog. Het Kabinet zal voorstellen doen om de politie meer mogelijkheden te bieden ter bestrijding van het (verkrijgen van) wapenbezit.
Een landelijke aanpak in de bestrijding van de im- en export van vuurwapens is wenselijk. De aandacht concentreert zich hierbij met name op de Oost-Europese landen. De informatie-uitwisseling tussen de korpsen en met de Divisie Centrale Recherche Informatie dient verbeterd en verder gestandaardiseerd te worden. Ook zal de politie scherper moeten toezien op de legale wapenhandel. Voorkomen moet worden dat via de legale handel wapens weglekken in het criminele circuit.
EK2000
De eerste weken van juni 2000 staan in het teken van de Europese kampioenschappen (EK) voetbal. Baanbrekend is dat dit toernooi door Nederland én België gezamenlijk wordt georganiseerd. Om de EK feestelijk te kunnen laten verlopen is veiligheid een essentiële voorwaarde. Voor Justitie betekent dit onder meer dat vermoedelijke relschoppers uit andere landen zoveel mogelijk zullen worden geweerd, vooral door internationale gegevensuitwisseling en door tickets op naam te verkopen. Ook wordt gewerkt aan het maken van internationale afspraken op het terrein van de stadionverboden. Als vermoedelijke vandalen toch richting België of Nederland reizen zal getracht worden hen aan de grens te onderscheppen en terug te sturen. Dat geldt evenzeer bezoekers, bij wie van strafbare gedragingen sprake is.
Het OM heeft een op de EK2000 toegesneden plan van aanpak ontwikkeld waarin «naast preventieve maatregelen- ook de noodzakelijke repressieve maatregelen worden vormgegeven. Zo investeert het OM onder meer in snelrecht.
Aftappen (artikel 09.03)
Sinds 15 december 1998 zijn de aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken verplicht om de diensten en netwerken die zij exploiteren aftapbaar te maken. De lagere regelgeving onder de Telecommunicatiewet zal naar verwachting in 2000 worden afgerond. Het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) wordt in het eerste kwartaal van 2000 operationeel. Ook Internet Service Providers (ISP’s) zullen na 15 augustus 2000 moeten voldoen aan alle aftapbepalingen van de Telecommunicatiewet. Dit vergt ook aanpassingen in de tapkamers van de politie. Justitie richt een bureau op ter ondersteuning van de interdepartementale samenwerking op het terrein van het intercepteren van telecommunicatie.
Forensisch onderzoek (artikel 10.01)
Het Gerechtelijk Laboratorium en het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie zijn in 1999 gefuseerd onder de naam Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het werkterrein van het NFI is verdeeld over drie vakdirecties: Medisch Biologisch Onderzoek, Chemisch Onderzoek en Fysisch- en Elektronisch onderzoek.
De betekenis van DNA-onderzoek als opsporingsinstrument neemt toe door technologische ontwikkelingen op dat terrein, het wetsvoorstel tot verruimde toepassing van DNA-onderzoek en recente jurisprudentie van de Hoge Raad.
Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gerealiseerde laboratoriumonderzoeken en secties in 1998 en het vermoedelijk aantal onderzoeken en secties in 1999 en 2000. De lichte daling van het aantal laboratoriumonderzoeken is een gevolg van het sinds 1996 meer prioriteit geven aan de meer complexe zaken. Dit vraagt gemiddeld meer onderzoekscapaciteit per zaak, waardoor bij gelijk blijvende capaciteit het totaal aantal onderzochte zaken daalt. Het aantal secties is de afgelopen jaren een redelijke constante.
Figuur 4: Aantal laboratoriumonderzoeken
20000 |
|||||||||||||
realisatie 1998 verm.uitk. 1999 begroot 2000
Bron: Gerechtelijke Laboratorium.
1995
996
1997
Figuur 5: Aantal secties
600 590
520
1995 1996 1997 realisatie 1998 verm.uitk. 1999 begroot 2000
Bron: Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie.
Internationale rechtshulp
Criminaliteitsbestrijding is inmiddels een internationale aangelegenheid geworden. Het vrije personen- en goederenverkeer in de EU maakt een intensievere aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit noodzakelijk. De rechtshulpverzoeken aan en van Nederland nemen toe en worden bovendien ingewikkelder.
De basis voor de internationaal strafrechtelijke samenwerking zijn de verdragen van de Raad van Europa, Europese Unie en de Verenigde Naties. Hoewel deze verdragen al ruime mogelijkheden geven tot strafrechtelijke samenwerking maken onder meer technologische ontwikkelingen aanpassingen noodzakelijk.
Internationale criminaliteit kan alleen worden aangepakt als de verdragen ook in de praktijk werken. Om deze uitvoering te toetsen worden binnen de EU de lidstaten door middel van een zogenaamde «peer evaluation» geëvalueerd op onder meer de praktische uitvoering en toepassing op nationaal niveau van de internationale verbintenissen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. De aanbevelingen aan de JBZ-Raad die uit deze evaluaties zullen voortvloeien dienen de verbetering van de praktijk van de internationale samenwerking en meer in het bijzonder van de verlening van rechtshulp in strafzaken. Een andere weg waarlangs naar verbetering van de samenwerking gestreefd wordt is de bundeling van krachten in het Europees Justitieel Netwerk. Dat netwerk bestaat uit de centrale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de internationale juridische samenwerking in de praktijk.
In 2000 zal de landelijke implementatie worden afgerond van een geautomatiseerd systeem, het zogenaamde LURIS, waarin alle bij rechtshulp betrokken instanties (parketten, politie, ministerie) de inkomende rechtshulpverzoeken gaan registreren. Dit systeem kan eraan bijdragen dat Nederland zijn internationale verplichtingen op het gebied van de uitvoering van de rechtshulp gestand kan doen.
Beheersovergang Korps Landelijke Politiediensten (artikel 10.04) In het kader van de voorgenomen beheersovergang van het KLPD naar BZK is bij de Tweede Kamer eind 1998 een daartoe noodzakelijk voorstel tot wijziging van de Politiewet (1998–1998, 26 461, nr. 2) ingediend.
580
570
560
550
540
530
Daarbij werd toen nog een materiële overgang van het KLPD per 1-1-1999 beoogd, gevolgd door een formele overgang bij het van kracht worden van de wetswijziging. In reactie op één en ander heeft de Tweede Kamer in 1998 de motie Halsema aangenomen, waarin het kabinet werd uitgenodigd aan de feitelijke uitoefening van de beheersverantwoordelijkheid van de minister van Justitie niets te veranderen zolang wetswijziging niet heeft plaatsgevonden.. De motie is door het kabinet overgenomen en de ministers van Justitie en BZK hebben de TK laten weten nu te streven naar een overgang van het KLPD per 1-1-2000. Alle lopende voorbereidingen zijn daarop inmiddels gericht.
Centraal beheer politie–wijzigingen van de Politiewet 1993 In het Regeerakkoord is afgesproken dat een grootscheepse herziening van de Politiewet 1993 in de komende periode achterwege blijft. Wel wordt op een aantal terreinen de wet aangepast om aan het licht getreden gebreken te herstellen en duidelijkheid te scheppen over verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Zo komt de verantwoordelijkheid voor het centrale beheer van de politie in handen te liggen van één minister, te weten de minister van BZK. Verzekerd dient te worden dat de minister van Justitie diens verantwoordelijkheid voor de nationale en de internationale strafrechtshandhaving optimaal kan blijven uitoefenen. De Politiewet 1993 zal daartoe waarborgen moeten bevatten.
De uitwerking van de afspraken uit het regeerakkoord vinden plaats langs drie tranches.
De eerste tranche betreft de overgang van het beheer van het KLPD van de minister van Justitie naar de minister van BZK. Dit wetsvoorstel is bij koninklijke boodschap van 27 maart 1999 ingediend bij uw Kamer en de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel is in volle gang (1998–99, 26 461, nr. 2).
De tweede tranche betreft de concentratie van beheersbevoegdheden ten aanzien van de politie op rijksniveau bij de minister van BZK. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de concentratie van beheersbevoegdheden op rijksniveau met betrekking tot de regionale politiekorpsen bij de Minister van BZK zal binnenkort bij uw Kamer worden ingediend.
De derde tranche betreft de wijzigingen in de verhoudingen binnen de politieregio’s, waarbij de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de korpsbeheerder, de hoofdofficier van justitie, de beheersdriehoek en het regionale college in ogenschouw worden genomen. Deze wijzigingen zijn nog niet neergelegd in een wetsvoorstel, maar zijn op hoofdlijnen beschreven in een notitie Regionaal politiebestel. Bij brief van 1 juli 1999 bent u over de hoofdlijnen van het regionale politiebestel geïnformeerd. Ik streef naar een voorspoedige behandeling van de wetsvoorstellen en de hoofdlijnennotitie «Bestel in Balans» (TK 1998–1999, 26 661) door de Tweede Kamer, zodat in deze kabinetsperiode de politie volgens de afspraken uit het regeerakkoord kan worden beheerd en aangestuurd.
Politieonderwijs (artikel 10.02)
Het politieonderwijs verandert. In 2000 worden met het project «Toekomstig onderwijs voor de Politie (TOP) belangrijke stappen gezet naar een nieuw politie-onderwijsmodel dat vanaf 2002 in werking treedt. Dit model wordt gekarakteriseerd door actuele, op de huidige beroepspraktijk toegesneden beroepsprofielen en eindtermen, door een inzichtelijk kwalificatiestelsel dat in- en uitstroom naar andere types van onderwijs mogelijk maakt, door een grotere betrokkenheid van de beroepsgroep bij de inhoud van het onderwijs, door onafhankelijke examinering en door een meer adequaat financieringsstelsel.
Enkele specifieke opleidingstrajecten die voor Justitie van groot belang zijn worden in 2000 afgerond. Dit betreft onder meer de opleidingen voor de kernteams en divisies zware criminaliteit, de implementatie voor het wetsvoorstel-BOB en het wetsvoorstel-GVO, voor financieel rechercheren en voor jeugd en zeden.
Project BijzondereOpsporingsdiensten
Het regeerakkoord stelt dat ten aanzien van de Bijzondere Opsporingsdiensten moet worden gekomen tot versterking van de samenhang in de rechtshandhaving, versterking van de democratische controle, integratie van onderdelen in de politie-organisatie op landelijk niveau. Waarbij bovendien fusiemogelijkheden van bijzondere opsporingsdiensten moeten worden bezien. Momenteel werkt Justitie samen met de zeven betrokken departementen en politie en openbaar ministerie aan de voorbereiding van een Kabinetsstandpunt, dat naar verwachting eind 1999 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
2.3 Rechtspleging
2.3.1 Modernisering organisatie rechtsprekende macht (artikel 09.05)
Met de Contourennota (kamerstukken II 1998/99, 26 352, nr. 2) is de start gemaakt van een ingrijpende moderniseringsoperatie van de rechtsprekende macht. Het oogmerk hiervan is rechtspraak op maat te bieden, doorlooptijden te versnellen, de toegankelijkheid van de rechterlijke organisatie te vergroten door de inzet van moderne communicatiemiddelen, de oriëntatie op de omgeving te vergroten, kortom, de kwaliteit van de dienstverlening te verhogen. Een belangrijk deel van de activiteiten neemt de rechterlijke organisatie zelf ter hand via het Programma Versterking Rechterlijke Organisatie (PVRO). Het departement werkt aan wetgeving betreffende de reorganisatie en een groot aantal ondersteunde projecten. Over de voortgang van dit grote project wordt de Tweede Kamer minstens twee keer per jaar geïnformeerd. De eerste voortgangsrapportage verschijnt in november 1999.
Tijdens de reorganisatie gaat het reguliere werk gewoon door en moeten lopende activiteiten tot een goed einde worden gebracht. Het betreft met name activiteiten op het gebied van de afstemming in de strafrechtsketen, de werving, selectie en opleiding van rechters, de derde fase van de herziening van de rechterlijke organisatie, de bestuurlijke onderbrenging van de Tariefcommissie bij het gerechtshof in Amsterdam, de overheveling van Mulderzaken naar de bestuurssectoren van de rechtbanken, de beheersmatige overheveling van de tuchtcolleges op grond van de Wet BIG en de opheffing van het College van Beroep Studiefinanciering.
2.3.2 Raad voor de rechtspraak en de beheersorganisatie van de rechterlijke colleges (artikel 09.05)
In de aanloop naar de voorbereidingen voor de instelling van de Raad voor de rechtspraak verscheen een aantal belangrijke rapporten. De werkgroep Van den Haak kwam in april 1999 met een deskundigen-oordeel. Aan het eind van het afgelopen parlementaire jaar is aan de Tweede Kamer een internationaal rechtsvergelijkend onderzoek gezonden over de positie van een Raad voor de rechtspraak. Daarnaast is een ambtelijke rapportage over de vormgeving en de prestatiegerichte bekostiging van rechterlijke organisaties deze zomer aan de Tweede Kamer aangeboden. Over de inrichting van het gemeenschappelijke beheer van rechtspraak en OM zal dit najaar na consultatie van de rechterlijke organisatie een afzonderlijk rapport verschijnen. Over de inrichting van het gemeenschappelijk beheer wordt zo mogelijk eind 1999 een beleidsnota aan de Tweede Kamer toegezonden. Daarin wordt ook aandacht besteed aan de relatie tussen de Raad voor de rechtspraak en landelijke diensten voor het gemeenschappelijk beheer en andere voorzieningen als de SSR, de Rechter Ambtenaar In Opleiding (RAIO)-selectiecommissie en de Commissie Aantrekken Leden Rechterlijke Macht. Ook geeft de nota aan hoe de Registratiekamer en de Commissie Gelijke Behandeling aan zullen sluiten bij de beheersstructuur van de rechterlijke organisatie.
2.3.3 Strafrechtketen (artikel 09.05)
Ook het komend jaar besteedt Justitie aandacht aan het adequaat functioneren van de strafrechtketen. Een belangrijk element daarin is de afstemming van het aantal strafzaken dat het OM ter zitting brengt en de capaciteit van de rechtsprekende macht voor de berechting van deze zaken. Uitgangspunt is dat moet worden voorkomen dat zaken zo lang blijven liggen dat de redelijke termijn in de afdoening daarvan wordt overschreden. Door het afsluiten van convenanten tussen het OM en de gerechten wordt zichtbaar welke zaken het komende jaar kunnen worden afgedaan.
Mede met het oog op capaciteitstekorten in de strafrechtspraak heb ik juni van dit jaar een beleidsbrief naar de Tweede Kamer gezonden met daarin opgenomen een pakket aan maatregelen om op korte termijn aankomende rechters actiever te werven, sneller te selecteren en ruimere opleidingsmogelijkheden te bieden.
2.3.4 Overheveling Mulderzaken (artikel 09.05)
In de Contourennota is bevestigd dat de zogenoemde Mulderzaken per 1 januari 2002 worden overgeheveld van de kantongerechten naar de sectoren bestuursrecht van de rechtbanken. Achtergrond van deze overheveling is het bestuursrechtelijke karakter van deze zaken. Thans worden voorbereidingen getroffen voor de start van dit project.
2.3.5 College van beroep studiefinanciering en Tariefcommissie (artikel 09.05)
Het College van beroep studiefinanciering blijft niet zelfstandig voortbestaan. De studiefinancieringszaken in eerste aanleg worden bij de rechtbanken ondergebracht. De streefdatum hiervoor is 1 januari 2001. Beroep wordt dan mogelijk bij alle negentien rechtbanken. In verband met de noodzakelijk geachte expertisevorming worden de personele middelen aan vijf rechtbanken (één per ressort) toegewezen. Vanuit de aangewezen rechtbanken (Alkmaar, Assen, Dordrecht, Roermond en Zutphen) zullen de overige rechtbanken in het ressort worden bezocht voor het houden van zittingen. Verder wordt de mogelijkheid van hoger beroep ingevoerd. Daartoe wordt de Centrale Raad van Beroep aangewezen. De Tariefcommissie zal bestuurlijk worden ondergebracht bij het gerechtshof in Amsterdam. Dit project is deze zomer gestart.
2.3.6 Afschaffen verplicht procuraat
Eind 1998 is het project Organisatorische Gevolgen Afschaffen Procuraat (OGAP) van start gegaan. In dit project worden achtereenvolgens de verschillende activiteiten van de procureur onderscheiden, kwantitatieve gegevens verzameld, inzicht verkregen in de meerwaarde van hun activiteiten en tenslotte alternatieve mogelijkheden van inrichting voor administratieve afwikkeling bij het civiel proces zonder verplicht procuraat geschetst. Inmiddels zijn de eerste twee fasen van het project afgerond. Naar verwachting zal eind 1999 definitieve besluitvorming plaatsvinden waarna kan worden aangevangen met de implementatie van het project.
2.3.7 Gefinancierde rechtsbijstand (artikel 09.07)
Het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand is er om ook degenen met een smalle beurs toegang tot het recht te bieden. Uit de evaluatie van de Wet op de rechtsbijstand, welke in december 1998 aan de Tweede Kamer is gezonden, blijkt dat de toegankelijkheid van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand over het algemeen toereikend is. Desondanks dient zich geregeld de vraag of dat ook in de toekomst zo zal blijven. Uit de voorlopige resultaten van het onderzoek naar het aanbod van gefinancierde rechtsbijstand, dat in de loop van 1999 wordt afgerond, blijkt dat enerzijds de aanwas van nieuwe advocaten voor het stelsel onvoldoende is, terwijl anderzijds de advocaten die al langer aan het stelsel deelnemen in toenemende mate het stelsel de rug toe willen keren. In verhouding tot betalende zaken blijken zaken voor minvermogende rechtzoekenden steeds minder aantrekkelijk voor advocaten. Hierdoor neemt het risico toe dat rechtzoekenden niet altijd een advocaat zullen kunnen vinden. Om dit tegen te gaan moet concurrentiepositie van toegevoegde zaken verder worden verbeterd, onder andere door de bureaucratische last te verminderen. Voorts is een betere financiële regeling voor startende advocaten gewenst en moet het imago van de gefinancierde praktijk worden verbeterd. Per 1 januari 2000 zal het vergoedingenniveau in de sociale advocatuur worden verhoogd. Inclusief de indexering van 1 juli 1999 impliceert dit een verhoging naar f 154,- per uur.
Figuur 6: aantal afgegeven toevoegingen inzake rechtsbijstand
1995 1996 1997 realisatie 1998 verm.uitk. 1999 begroot 2000
■ civiel en bestuursrecht (excl. asiel) D ambtshalve straftoevoeging
■ toelating tot vluchteling (asiel) El overige straftoevoeging
Bron: DRJB.
Met betrekking tot het beroep op gefinancierde rechtsbijstand zijn figuur 6 de ontwikkelingen van het aantal afgegeven toevoegingen onderscheiden naar de, qua omvang, belangrijkste rechtsterreinen weergegeven. In civiel- en bestuursrechtelijke zaken was tot en met 1998 sprake van een lichte daling in het aantal toevoegingen. Deze daling is vooral toe te schrijven aan de gunstige economische ontwikkelingen. Voor 1999 wordt rekening gehouden met een stijging van het beroep op de voorziening in verband met de (aangekondigde) maatregelen ter versterking en verruiming van de voorziening. Naast deze groei is sprake van toename van toevoegingen op het terrein reguliere vreemdelingenzaken (niet asiel: verblijf en gezinshereniging). De toevoegingen op het terrein van asiel worden met name beïnvloed door het aantal ingediende asielverzoeken. Gelet op de plaats van de rechtsbijstand in de asielketen, namelijk na behandeling in eerste fase door de IND, werkt een toename van de instroom van asielzoekers (zoals in 1998 het geval was) eerst na enige tijd door. De toename bij ambtshalve toevoegingen wordt veroorzaakt door de effecten van intensiveringen in de strafrechtketen.
De langdurige discussie over de vraag of het stichtingen rechtsbijstand kan worden toegestaan naast hun publieke functie ook betalende zaken te laten behandelen, werd in 1998 afgerond met het verzoek aan de raden voor rechtbijstand zorg te dragen voor de afbouw van de betalende praktijk. De betrokken raden voor rechtsbijstand hebben de stichtingen rechtsbijstand aangekondigd dat per 1 januari 2000 de betalende praktijk moet zijn ontvlochten uit de stichtingen. Wordt daaraan niet voldaan, dan zal dit gevolgen kunnen hebben voor de financiering van de stichtingen in 2000.
2.3.8 No cure no pay (artikel 09.07)
Vanwege de schadelijke neveneffecten is het niet wenselijk dat excessieve beloningsvormen voor het door de advocaat te behalen resultaat in ons land ingang vinden. Het verlenen van rechtsbijstand moet niet afhangen
200000
180000
60000
140000
120000
100000
80000
60000
40000
20000
0
van het feit of een zaak al dan niet kansloos is. Als dat wel het geval is dreigt immers al snel gunstige risicoselectie: slechts cliënten met een zo voordelig mogelijke zaak worden in behandeling genomen. Dit zou ertoe kunnen leiden dat voor grensgevallen geen advocaat meer te vinden is en hen de toegang tot de rechter in feite wordt ontzegd.
2.3.9 Juridische vrije beroepen (artikel 09.07)
Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op het notarisambt per 1 oktober 1999 wordt een belangrijke stap gezet in de richting van een versterking van de marktwerking binnen deze beroepsgroep. De mogelijkheden tot toetreding van nieuwe notarissen worden daarmee verbeterd en over een periode van 3 jaar zullen de tarieven steeds vrijer worden. Verwacht wordt dat de dynamiek binnen het notariaat zal toenemen doordat men meer dan voorheen zal inspelen op de behoeften van de consument.
Ook van een nieuwe wet met betrekking tot de gerechtsdeurwaarders moet een verbetering van de marktwerking uitgaan, waardoor de kwaliteit van de dienstverlening verbetert. Door het in 1999 gewijzigde standplaatsenbeleid wordt reeds bewerkstelligd dat toetreding van nieuwe gerechtsdeurwaarders gemakkelijker wordt.
Ten aanzien van de advocatuur moet de lopende evaluatie van de Verordening op de advocaat in dienstbetrekking uitwijzen of de toetredingsmogelijkheid van niet zelfstandig gevestigde advocaten inderdaad is gecreëerd zoals beoogd.
2.4 Sanctiebeleid
2.4.1 Heroriëntatie sanctiestelsel (artikel 08.05)
In de begroting voor 1999 werd al aangekondigd dat het wenselijk is het gehele sanctiestelsel nader te bezien op onderlinge samenhang en consistentie, en op de mogelijkheden om nieuwe sanctiemodaliteiten, zoals elektronisch toezicht en penitentiaire programma’s, in grotere mate in te zetten, binnen een solide en duidelijk wettelijk kader. Dat wordt nu gedaan. Aan de hand van strafrechtstheoretische noties worden zogeheten ontwerpcriteria voor het sanctiestelsel geformuleerd. De bestaande sanctie- en executiemodaliteiten worden aan die criteria getoetst. Tevens worden omgevingsfactoren en de beschikbare middelen hiermee in samenhang gebracht. Op basis van deze analyse zullen voorstellen ter verbetering worden geformuleerd.
Onder meer wordt ingegaan op de voorwaardelijke veroordelingen, de wettelijke fundering van elektronisch toezicht en de gevolgen van de recente wetgeving op het sanctieterrein, zoals de Penitentiaire beginselenwet en het wetsvoorstel Taakstraffen. Gestreefd wordt om de Kamer nog in 1999 de beleidsnotitie aan te kunnen bieden.
Voor wat betreft de nieuwe prognoses van de intra- en extramurale capaciteitsbehoefte bij het gevangeniswezen, de jeugdinrichtingen en de tbs-sector verwijs ik naar de brief van 27 mei jl. aan de Tweede Kamer (1998–1999, 26 200, nr. 49).
Het aantal heenzendingen wegens plaatsgebrek is de afgelopen jaren sterk gedaald. Het streven is dat lage niveau te handhaven.
Figuur 7: Totaal aantal heenzendingen meerderjarige verdachten, 1990–1998
L3.
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998
Bron: DJI.
2.4.2 De tbs-maatregel (artikel 08.05)
In het verlengde van het rapport «Overstromen in-, door-, en uitstroom bij TBS» van het interdepartementaal beleidsonderzoek TBS (IBO-TBS) zullen doeltreffendheid en doelmatigheid van de maatregel worden verbeterd. De doeltreffendheid van TBS behandelingen gaat omhoog door behandelwijzen beter wetenschappelijk te funderen. Daarvoor wordt een expertisecentrum opgericht. De doelmatigheid van TBS maatregelen wordt verbeterd door een nieuwe financieringsvorm, een andere wijze van selectie en plaatsing van ter beschikking gestelden en het leggen van verantwoordelijkheid bij de tbs-klinieken zodra TBS van kracht wordt. Het omvangrijke pakket aan maatregelen van het IBO-TBS zal verder worden uitgewerkt en geïmplementeerd, waar nodig door middel van wetswijziging. In de komende justitiebegrotingen wordt verslag gedaan van de voortgang.
2.4.3 Gratie
In de praktijk blijkt op een andere wijze van de Gratiewet gebruik te worden gemaakt dan door de wetgever werd beoogd. Een aanwijzing hiervoor vormt het toenemende aantal gratieverzoeken. Dit heeft zijn weerslag op doorlooptijden, wachttijden, informatiestromen, coördinatie, en kwaliteit van de gevalsbehandeling.
In 1999 is een project gestart dat in nauwe samenwerking met de ketenpartners (Kabinet der Koningin, Openbaar Ministerie, Zittende Magistratuur, Politie, Centraal Justitieel Incasso Bureau) de knelpunten in kaart brengt en waaruit voorstellen zullen komen voor herinrichting van de keten. De definitieve keuzes daaromtrent zullen naar verwachting in het eerste kwartaal 2000 worden gemaakt. In 2000 zal vervolgens een landelijk implementatietraject worden gestart. Medio 2001 zal het project afgerond zijn. In de tussentijd worden maatregelen uitgevoerd waarmee evidente onvolkomenheden worden aangepakt.
6000
5000
4000
3000
2000
1000
0
Figuur 8: Beslissingen naar aanleiding van gratieverzoeken
0
1995 1996 1997 realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
buiten behandeling afwijzingen gratie gratieverleningen
Bron: Bestuurszaken.
2.4.4 Nieuwe sanctievormen (artikel 08.02 en 08.05)
De gefaseerde invoering van elektronisch toezicht (ET) zal in 2000 voortgaan, de verwachting is dan in het hele land ET beschikbaar te hebben. In 1999 is het zogenaamde penitentiaire programma geïntroduceerd. In 2000 is begroot dat het aantal penitentiaire programma’s 250 detentiejaren zal vervangen, afhankelijk van de te vervangen straffen zullen dit circa 800 penitentiaire programma’s zijn. Beide sanctiemodaliteiten vergen inspanningen van gevangeniswezen en reclassering. Het wetsvoorstel taakstraffen zal mogelijk in 2000 worden ingevoerd. In ieder geval zullen voorbereidingen worden getroffen om de voorstellen uit de wet na aanname zo snel mogelijk te implementeren. In het bijzonder zijn dat de invoering van het officiersmodel «taakstraffen» en de invoering van de leerstraf voor volwassenen. De reclassering zorgt ervoor voldoende capaciteit beschikbaar te hebben om het aantal taakstraffen snel uit te kunnen voeren.
2.5 Asiel- en vreemdelingenbeleid
Het aantal ingediende asielverzoeken is de afgelopen jaren gestegen. Om hieraan het hoofd te bieden zijn bij Regeerakkoord een groot aantal maatregelen gepresenteerd.
7000
6000
5000
4000
3000
2000
1000
Figuur 9: Aantal ingediende asielverzoeken
55000 50000
realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
Bron: IND.
Het doel van voornoemde maatregelen is het asiel- en migratievraagstuk beter beheersbaar te maken. Belangrijk onderdeel vormt de nota Terugkeerbeleid, een nieuw opvangmodel voor asielzoekers en een nieuwe Vreemdelingenwet. De inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam zal merkbaar zijn bij de internationale aanpak van het asielvraagstuk.
2.5.1 De nieuwe Vreemdelingenwet (artikel 07.01, 07.02, 09.05 en 09.07)
Er ligt een wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet dat, mede gezien de ingrijpende organisatorische consequenties voor de organisaties in de vreemdelingenketen, in een apart project is voorbereid met uitgebreide consultaties van de betrokken instanties. Verder wordt in samenwerking van de meest betrokken departementen een invoeringswet voorbereid die de aanspraken van toegelaten vreemdelingen op voorzieningen regelt. Het wetsvoorstel nieuwe Vreemdelingenwet levert een bijdrage aan de oplossing van de knelpunten in de asielprocedure door wettelijke waarborgen voor de kwaliteit van de beslissing, het voorkomen van procedures en het bevorderen van vertrek van degenen die niet in Nederland mogen blijven. De belangrijkste veranderingen zijn de beperking van het aantal asielstatussen, het vervallen van de bezwaarfase in de asielprocedure, de verbetering van de kwaliteit van de beslissing op de asielaanvraag en de introductie van hoger beroep in vreemdelingenzaken. De regering streeft naar inwerkingtreding van de wet begin 2001.
2.5.2 Mensensmokkel (artikel 07.01)
Het komende jaar wordt de samenwerking tussen verschillende departementen om mensensmokkel tegen te gaan voortgezet en geïntensiveerd. In 1998 werden de opsporings- en vervolgingsinspanningen bekrachtigd met de oprichting van de «taskforce mensensmokkel». In 1999 is de organisatie achter de bestrijding van de mensensmokkel voltooid, het komende jaar moeten de eerste resultaten zichtbaar worden.
45000
40000
35000
30000
25000
20000
15000
10000
5000
0
995
1996
997
2.5.3 Sturing in de keten
Als gevolg van de hoge instroom van asielzoekers, die zich sinds de zomer van 1997 heeft voorgedaan, is een groot aantal beleidsmatige en beheersmatige maatregelen getroffen. Het tegelijkertijd doorvoeren van beleidsintensiveringen en het uitbreiden van de uitvoerende organisaties in capacitaire zin, vereist een hoge mate van regie tussen de verschillende direct bij de asielketen betrokken departementen en organisaties (Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de Immigratie en Naturalisatiedienst, de Vreemdelingendiensten, de Koninklijke Marechaussee, de Stichtingen rechtsbijstand asiel, de Vreemdelingenkamer en de tolken en vertalers).
Sturing in de asielketen is belangrijk omdat maatregelen van de ene organisatie gevolgen kunnen hebben voor het functioneren van de andere organisaties, zowel in negatieve als in positieve zin. Bovendien toonde de hoge instroom in de afgelopen jaren dat de diverse ketenpartners op verschillende momenten de gevolgen daarvan ervaren.
In de eerste helft van 1999 is onderzocht hoe de sturing en afstemming verbeterd kan worden. De aanbevelingen uit dat onderzoek richten zich op meer resultaatgerichte afspraken op strategisch niveau en controle op de naleving daarvan. In de toekomst wordt de organisatie en de kwaliteit van de informatievoorziening binnen de asielketen verbeterd. Hiertoe wordt een aantal acties voor de korte-, de middellange- en de lange termijn ondernomen. Het einddoel op lange termijn is het opzetten van een structureel informatiesysteem ten behoeve van de ketensturing. Voor de korte- en middellange termijn ligt de nadruk op verbetering van de afstemming en het vergroten van de vergelijkbaarheid en standaardisatie van de gegevens.
Nadat, in overeenstemming met andere betrokken departementen, een plan van aanpak is opgesteld, wordt vanaf de tweede helft van 1999 een aanvang gemaakt met het invoeren van de aanbevelingen.
2.5.4 Terugkeerbeleid (artikel 07.01)
Op 25 juni 1999 is een notitie inzake het terugkeerbeleid aan de Tweede Kamer gezonden. Het centrale uitgangspunt is en blijft dat een beslissing tot het niet toelaten betekent dat degene ten aanzien van wie een dergelijke beslissing is genomen Nederland weer dient te verlaten. De primaire verantwoordelijkheid voor de terugkeer ligt dan bij de betreffende vreemdeling. Zelfstandige terugkeer is daarbij de meest wenselijke optie; de gedwongen terugkeer blijft daarvan het noodzakelijke complement.
Het onderwerp terugkeer komt in elke fase van de toelatingsprocedure nadrukkelijk aan de orde.
Na een onherroepelijke afwijzing van het toelatingsverzoek wordt de vreemdeling – conform het regeerakkoord – een periode van vier weken gegund om de zelfstandige terugkeer daadwerkelijk te realiseren. In beginsel kan de vreemdeling vanaf het begin verblijven in hetzelfde asielzoekerscentrum. Voor clusters van opvangcentra komen er units voor de begeleiding van de vreemdeling bij het realiseren van zijn zelfstandige terugkeer. Verder zal de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) door Justitie in staat worden gesteld haar activiteiten, onder andere op het terrein van doormigratie – op regionaal niveau te verrichten.
Als na vier weken de vreemdeling niet vertrokken is, zullen alle voorzieningen worden beëindigd. Dat geldt niet voor de vreemdelingen die buiten hun schuld niet kunnen vertrekken. Ter voorkoming van illegaal verblijf in Nederland wordt op het gebied van de vreemdelingenbewaring en de ongewenstverklaring in de Terugkeernotitie een aantal beleidsintensiveringen voorgesteld.
Er komt een Project terugkeer en – op regionaal niveau integrale terugkeerteams om een adequate uitvoering van het beleid te verzekeren. Het nieuwe terugkeerbeleid is van kracht vanaf het moment, naar verwachting per 1 januari 2000, waarop het herziene stappenplan opvangvoorzieningen is gepubliceerd.
2.5.5 Uitbreiding IND en vreemdelingenkamers (artikel 07.01 en 09.05)
De afgelopen jaren, vooral in 1998, is het aantal asielzoekers in Nederland enorm toegenomen en dat heeft grote organisatorische gevolgen voor de IND gehad. Het programma Groei IND anticipeert op een structurele toename van de asielaanvragen en beoogt de organisatie hiervoor gereed te maken. Randvoorwaarde bij de uitvoering daarvan is dat de huidige organisatie zo min mogelijk wordt belast en verstoord. Hoofddoelstellingen zijn het realiseren van extra verwerkingscapaciteit en tegelijkertijd het borgen van een kwalitatief goed werkende organisatie.
Om de programmadoelen te realiseren worden in 2000 de volgende projecten uitgevoerd:
+ Vestiging van een nieuw aanmeldcentrum (AC) in Regio Noord Oost;
+ Uitbreiding van de verwerkingscapaciteit van Regio Midden;
+ Vestiging van een nieuw Kennis en Leer Centrum (KLC);
+ Verbetering van het «voorraadbeheer» op landelijk en regionaal niveau; Daarnaast zal de IND zich in het komende jaar moeten voorbereiden op de inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet. Naar verwachting zal deze wet grote gevolgen hebben voor de werkprocessen van de IND en zullen er maatregelen moeten komen om de overgangsproblematiek te beperken.
In 1999 zijn maatregelen voor kwaliteitsverbetering in gang gezet, waaronder een klachtenprocedure die voldoet aan de eisen van de Algemene Wet Bestuursrecht.
Ook worden maatregelen genomen om rechters adequaat toe te rusten voor de behandeling van de toegenomen aantallen beroepszaken op grond van de Vreemdelingenwet. Vreemdelingrechtspraak zal in de toekomst op meer locaties plaatsvinden dan de huidige vijf over het land verspreide vreemdelingkamers.
2.5.6 Opvang (artikel 07.02)
In 1999 is gestart met de voorbereiding van de overgang naar een nieuw opvangmodel voor asielzoekers. Over het nieuwe opvangmodel zal nog nader overleg plaatsvinden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg waarna besluitvorming in het kabinet aan de orde is. Het model zal in de loop van 2000 geleidelijk worden ingevoerd. In dat model worden naast (grootschalige) centra ook woningen gebruikt voor de opvang. Op deze manier zullen schommelingen in aantallen asielzoekers beter op te vangen zijn en kunnen de totale kosten van de opvang met 5% worden teruggebracht. Met deze maatregel wordt de helft van de versoberingstaakstelling die aan de opvang is opgelegd, ingevuld. Over de invulling van de andere helft van de taakstelling wordt op dit moment met het COA overlegd.
Daarnaast wordt het aantal centra uitgebreid. Het streven is er op gericht om ook buffercapaciteit te verwerven. In de begroting zijn middelen gereserveerd voor de instandhouding van 10 000 bufferplaatsen. Of dit aantal al in het komend jaar haalbaar is, hangt af van de feitelijke ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte.
Figuur 10: Bezetting en capaciteit in de opvang voor asielzoekers
30000 20000 10000
0
capaciteit centrale opvang
1997 realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
bezetting centrale opvang decentrale opvang
Bron: COA.
In de jaren na 2001 zal de capaciteitsbehoefte geleidelijk afnemen door het wegwerken van de achterstanden bij de asielaanvragen en door de intensivering van het verwijderingbeleid.
2.6 Jeugdzorg
2.6.1 Regie in de Jeugdzorg (artikel 08.01 en 08.02)
Het programma Regie in de jeugdzorg is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS en het ministerie van Justitie. In het regeerakkoord is afgesproken dat de resultaten van dit programma worden verankerd in een nieuwe Wet op de jeugdzorg. Daarbij geldt als uitgangspunt afstemming van het aanbod op de vraag en één toegang tot de jeugdzorg per regio. Een integrale aanpak van problemen biedt op lokaal en regionaal niveau veel voordelen. De jeugdzorg werkt daar samen met lokale voorzieningen waaronder het onderwijs, politie, justitie en de Raad voor de Kinderbescherming. Voor verdere invoering van de regie in de jeugdzorg komt er een Landelijk Programma-management Jeugdzorg. In het najaar van 1999 brengt de commissie Günther (Adviescommissie Wet op de jeugdzorg) haar advies uit over de reikwijdte van wet, de financieringssystematiek en de verantwoordelijkheidsverdeling. Eerder is het eindadvies Toegang tot de jeugdzorg (onder voorzitterschap van de heer Lankhorst) aan de Tweede Kamer aangeboden. Eind 1999 zullen de diverse adviezen uitmonden in een opzet voor de Wet op de
80000
70000
60000
50000
40000
1995
996
jeugdzorg. Hierbij zal tevens aandacht worden besteed aan de positionering van de jeugdbescherming binnen de jeugdzorg.
Voor de implementatie van de structuur van de bureaus jeugdzorg, de implementatie van de Advies- en meldpunten kindermishandeling, de vernieuwing van het zorgaanbod en de vermindering van de wachtlijsten zijn intensiveringsmiddelen beschikbaar. In 1999 zijn voor het eerst meerjaren-resultaatsafspraken gemaakt tussen het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de ondernemingsorganisaties. In het najaar van 1999 worden resultaatsafspraken gemaakt voor de jaren 2000 tot en met 2002. De intensiverings-middelen worden per jaar beschikbaar gesteld op basis van implementatieplannen per individuele provincie en grootstedelijke regio.
2.6.2 Positionering van de jeugdbescherming (artikel 08.01 en 08.02)
Het belang van de rol van de overheid bij het voorkomen en verhelpen van ernstige problematiek bij kinderen is in de laatste jaren toegenomen. De positionering van de jeugdbescherming, de Raad voor de Kinderbescherming, de instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij en de justitiële jeugdinrichtingen, binnen het geheel van de jeugdzorg is daarbij aan de orde.
De jeugdbescherming maakt onderdeel uit van zowel de strafrechtelijke als de civiele jeugdketen. Met name ten aanzien van de strafrechtelijke functie van jeugdbescherming is een nadere positiebepaling gewenst. De Raad voor de Kinderbescherming onderzoekt, onder meer in samenspraak met de ketenpartners, de justitiële rol binnen de jeugdzorg. Daarenboven wordt vanuit de doelstellingen van de Raad een meer pro-actieve opstelling verder ontwikkeld. De jeugdbescherming dient een grotere rol te spelen in het voorkomen van justitiële maatregelen, van welke aard dan ook. Ook de voogdij en gezinsvoogdij-instellingen bezinnen zich op hun positionering binnen de jeugdzorg. Juist binnen een steeds betere organisatie van de jeugdzorg is een geprofileerde functie van de bescherming van de belangen van kinderen noodzakelijk. Een duidelijke rechtsgrond voor de interventie vanuit de Raad voor de Kinderbescherming is immers onontbeerlijk daar waar dwangmatig optreden van de overheid is aangewezen.
2.6.3 Raad voor de Kinderbescherming (artikel 08.01)
In het kader van het regeerakkoord zijn extra middelen ter beschikking gesteld voor het terugdringen van de doorlooptijden en wachtstapels in civiele zaken, de opvang van de verhoogde werklast als gevolg van de allochtonenproblematiek, voor forensische diagnostiek (onder meer ontwikkeling screeningsinstrument) en rapportage alsmede de opvang van de groei van het aantal strafzaken. Als gevolg hiervan is de capaciteit voor zowel de civiele taken als de straftaken (inclusief taakstraffen) in belangrijke mate opgehoogd.
Figuur 11: Aantal zaken van de Raad voor de Kinderbescherming naar type zaak, 1991–2000
F
H^"^H
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
B Beschermingszaken H Overig civiel
J Scheiding en omgang F Strafzaken
Bron: Raad voor de Kinderbescherming (1999).
De toekenning van de zogenaamde Kalsbeekgelden heeft de raad een impuls gegeven voor de ontwikkeling van de preventie-taak van de raad.
Veel minderjarige Antilliaanse jongeren komen om verschillende redenen naar Nederland. Gebleken is dat in Nederland soms geen enkele begeleiding geregeld is en dat een deel van de jongeren dreigt te marginaliseren. Om beter en sneller in het gezag te kunnen voorzien is tussen de Nederlandse Antillen en Nederland een protocol afgesloten om de voogdij voor deze minderjarigen te regelen. Dit protocol is vanaf 1 augustus 1999 van kracht. De regeling geldt voor jongeren tot 18 jaar die alleen en onbegeleid de Antillen verlaten zonder dat sprake is van gezinshereniging. De regeling komt er op neer dat alvorens de minderjarige van de Nederlandse Antillen vertrekt een verklaring van geen bezwaar wordt afgegeven door de Voogdijraad. De uitoefening van de regeling is in Nederland in handen van de Raad voor de Kinderbescherming.
2.6.4 Instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij (artikel 08.02)
Er zijn voorbereidingen in gang gezet om de op 1 november 1995 ingevoerde wetswijziging Onder Toezicht Stelling (OTS) te evalueren. Hoofdvraag is of de huidige uitvoeringspraktijk van de OTS-maatregel voldoet aan de bedoelingen van de wetgever. Conform de toezegging aan de Kamer zullen de resultaten van de evaluatie eind 2000 beschikbaar komen. De Inspectie Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming heeft in het kader van thematisch toezicht een eerste fase van een onderzoek afgerond naar het primaire proces van de instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij. De hieruit voortvloeiende aanbevelingen van de Inspectie worden betrokken bij de in gang gezette veranderingsprocessen. Eind 1999 start de Inspectie met het tweede deel van dit onderzoek, namelijk de uitvoering van de uithuisplaatsing in het kader van een OTS-maatregel.
35000
30000
25000
20000
15000
10000
5000
0
1991
Figuur 12: Aantal ondertoezichtgestelde minderjarigen, 1991–2000
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
Bron: Pupillenregistratie, ministerie van Justitie/DPJS, 1999.
Sinds het begin van de jaren negentig doet zich een trendmatige toename voor van het aantal ondertoezichtgestelde minderjarigen. De voor de uitvoering van de OTS-maatregel extra toegekende middelen zijn ingezet voor de opvang van deze groei.
In het kader van de jeugdreclassering hebben de gezinsvoogdijinstellingen tot taak toezicht op en begeleiding bij de uitvoering van jeugdreclassering te bieden.
Door de jeugdreclasseringsafdelingen van een aantal (gezins)voogdij-instellingen zijn – op uitnodiging van Justitie en met extra subsidie – zogenaamde «harde kernprojecten» opgezet. De preventieve aspecten van de jeugdreclassering in de sfeer van doelgroepenbeleid en het toegeleiden van jongeren naar de juiste hulp in een vroeg stadium, zullen de komende jaren verder ontwikkeld worden.
2.6.5 Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA’s) (artikel 08.02)
Minderjarigen die zonder begeleidende ouder of voogd naar Nederland komen en asiel aanvragen komen in principe onder voogdij van de Stichting de Opbouw. De Opbouw is één van de vijf landelijk werkende instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij. De Opbouw heeft twee kerntaken:
– uitvoering van de voogdij over de AMA’s;
– zorg voor de opvang (in vervolg op de zogenoemde eerste opvang die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van het COA). Het huidig Beleidskader Toelating Voogdij en opvang AMA’s dateert uit 1995. De Inspectie Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming voert momenteel onderzoek uit naar de voogdij over alleenstaande minderjarige asielzoekers en het beleid inzake de opvang. De resultaten zullen een rol spelen bij de herijking van het Beleidskader Toelating Voogdij en Opvang AMA’s. Naar verwachting is de herijking eind dit jaar gereed.
Het aantal AMA’s dat de afgelopen jaren onder voogdij is geplaatst en de raming voor 2000 is aangegeven in de onderstaande figuur.
25000
20000
5000
10000
5000
0
Figuur 13: Aantal alleenstaande minderjarige asielzoekers onder voogdij versus overige minderjarigen onder voogdij, 1991–2000
8000
7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 JM^^J
B™^^B
1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
B voogdij Bron: Pupillenregistratie, ministerie van Justitie/DPJS, 1999.
AMA's
J
-
3.SAMENVATTING BEGROTINGSCIJFERS EN FINANCIEEL BEHEER
3.1 Samenvatting begrotingscijfers
De afgelopen jaren is veel vooruitgang geboekt in het streven naar een solide Justitiebegroting, waarbinnen de kabinetsafspraken doelmatig en effectief uitvoerbaar zijn. Naast het minimaliseren van de ramingsrisico’s in de begroting is belangrijk dat de begroting uiteindelijk zoveel mogelijk op kostprijzen en prestaties wordt gebaseerd, waardoor sturen op prestaties (beter) mogelijk wordt. Meetbaarheid en resultaatgerichtheid staan daarbij voorop.
In onderstaande tabel zijn de belangrijkste budgettaire mutaties op hoofdlijnen gerangschikt. Het betreft hier de mutaties vanaf de begroting 1999. In hoofdstuk 2 is bij de betreffende onderdelen hier inhoudelijk op ingegaan. Hieronder volgt een korte budgettaire toelichting. Voor de verdere financiële detailuitwerking wordt verwezen naar de artikelsge-wijze toelichting.
Euro
Voor de implementatie van de Euro zal in totaal f 58,1 mln. verdeeld over de jaren 1999 t/m 2002 aan de begroting van Justitie worden toegevoegd (1). De kosten die boven de toevoeging uitgaan worden binnen de Justitie-begroting opgevangen.
Boeten en transacties
Door uitbreiding van het aantal regioplannen met 8 vanaf 2000 zal een krachtige intensivering van de verkeershandhaving plaatsvinden. Naast extra ontvangsten (8) van structureel f 120 mln. zijn hier ook extra uitgaven (2) van f 72 mln. in 2000 en structureel f 52 mln. vanaf 2003 aan verbonden. Het totaal aantal regioplannen komt hiermee op 16. Zoals voorgenomen in de begroting 1999 zijn de eerste 8 plannen vanaf 1 juli 1999 van start gegaan c.q. in voorbereiding. Voorts zullen tariefaanpassing in 2001, 2002 en 2004 plaatsvinden (12). Tenslotte is de raming met structureel f 20 mln. bijgesteld als gevolg van de hogere opbrengsten (15) in de eerste helft van 1999.
Sociale advocatuur
Bij diverse gelegenheden is in de Eerste en Tweede Kamer aandacht gevraagd voor verhoging van de normvergoeding voor advocaten in het kader van de rechtsbijstand. Bij Kaderbrief is besloten de uurvergoeding te verhogen van f 125,– naar f 131,– per uur. Op 30 juni 1999 is de motie Kalsbeek-Jasperse c.s. ingediend en kamerbreed aangenomen. De motie spreekt zich uit voor een verdere verhoging naar f 150,– per uur. Ter uitvoering van deze motie is een extra budget gemoeid oplopend tot f 62 mln. structureel (3). De dekking hiervoor is gevonden door een capaciteitsbijstelling van het gevangeniswezen (9), een verhoging van de opbrengstenraming voor boeten en transacties (zie eerder), indexering van de eigen bijdragen in rechtsbijstand en besparingen als gevolg van het structureel lagere niveau van civiel- en bestuursrechtelijke toevoegingen (14). Inclusief de reeds voorgenomen indexering van 1 juli 1999 zal de uurvergoeding per 1 januari 2000 dan f 154,– bedragen.
Korps Landelijke Politiediensten
De vorming van het agentschap KLPD met ingang van 1998 heeft onder meer geleid tot een nadere analyse van de relatie tussen de taken en de duurzaam beschikbare middelen. Dit heeft geleid tot het inzicht dat o.a. voor de uitvoering van een goed investeringsplan de middelen op de begroting niet toereikend zijn. Teneinde de financiële problematiek van het KLPD substantieel te reduceren, wordt f 20 mln. in 2000 en f 30 mln. structureel aan het uitgavenkader toegevoegd (4). Daarnaast zullen de kosten voor de inkoopfunctie integraal worden doorbelast aan de regiokorpsen. Tenslotte zal f 10 mln. worden gerealiseerd door uit te voeren efficiencymaatregelen.
Jeugd en geweld (bestrijding jeugdcriminaliteit en voortijdig schoolverlaten en JIB)
In het Regeerakkoord is afgesproken dat besparingen in de uitvoeringskosten voor de inning van de omroepbijdragen beschikbaar zullen komen voor de Jeugdzorg. Voor preventie en repressie jeugdcriminaliteit en het verbeteren van de samenhang tussen lokaal preventief en curatief jeugdbeleid wordt vanaf 2000 structureel f 15 mln. extra gereserveerd (5). Daarnaast zullen vanaf 2000 8 extra vestigingen van Justitie in de Buurt worden gerealiseerd bovenop de reeds geplande 15 vestigingen. Hiervoor is vanaf 2000 structureel f 5 mln. extra uitgetrokken (6). Dit budget is aanvullend op het budget dat bij regeerakkoord voor dit doel beschikbaar is gesteld.
Tabel III.1a Samenvatting van de budgettaire mutaties tussen begroting 1999 en begroting 2000
(een«–» teken betekenteen uitgavenverlaging of inkomstenverhoging)
(bedragen xf1 mln)
1999
2000
2001
2002
2003
Beleidsintensiveringen
-
*versterking Rechterlijke Organisatie
-
*kosten uitvoering taakstelling boeten en transacties
1 euro
2 Boeten en Transacties; kosten 8 extra regioplannen
3 vergoedingen sociale advocatuur
4 problematiek KLPD
5 bestrijding jeugdcriminaliteit en schoolverlaten
6 Justitie in de buurt (JIB)
-
*diverse maatregelen < f 5 mln.
subtotaal
Ombuigingen
-
*asielzoekers
7 asielzoekers; beleidsmaatregelen
-
*taakstelling boeten en transacties
-
*taakstelling gerechtskosten
8 Boeten en Transacties; opbrengsten 8 regioplannen
9 sanctiecapaciteit
subtotaal
Ramingsbijstellingen
-
*asielzoekers
10 asielzoekers
11 asielzoekers ten laste van ODA
-
*onderuitputting Dienst Justitiële Inrichtingen
-
*achterblijvend aanbod taakstraffen
-
*groei OTS-pupillen
-
*oude gebouwen voorraad
12 indexering boeten en transacties
13 indexering griffierechten
14 indexering rechtsbijstand en afname toevoegingen
15 ramingsbijstelling boeten en transacties
16 afroming eigen vermogen
17 rentecompensatie ev/vv
-
*diverse bijstellingen < f 5 mln. 6,0
18 diverse bijstellingen < f 5 mln. 0,0
Subtotaal
Technische mutaties
interdepartementale overboekingen interdepartementale overboekingen
-
*intertemporele compensaties intertemporele compensaties loonbijstelling 1999
-
*prijsbijstelling 1999 1e tranche
-
*prijsbijstelling 1999 2e tranche
-
*doorgeschoven betalingen ’98 uit eindejaarsmarge
-
*eindejaarsmarge HGIS
34,4
11,0
0,0
0,0
0,0
54,6 |
49,4 |
53,6 |
50,1 |
50,1 |
13,1 |
24,8 |
17,6 |
2,7 |
0,0 |
0,0 |
72,3 |
51,9 |
55,0 |
52,5 |
0,0 |
29,5 |
52,0 |
60,0 |
62,0 |
0,0 |
20,0 |
30,0 |
30,0 |
30,0 |
0,0 |
15,0 |
15,0 |
15,0 |
15,0 |
0,0 |
5,0 |
5,0 |
5,0 |
5,0 |
3,8 |
6,9 |
9,5 |
12,1 |
12,1 |
105,9
258,6
1 114,0 0,0 0,0
-
-15,0
-
-15,0 10,4
6,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0 6,9 0,5
1 106,4
234,0
782,2
0,0 1 931,0
-
-120,0
-
-5,0
-
-10,0 10,4 11,3
0,0 0,0
-
-5,0
-
-35,0
-
-454,1
18,1 7,3 0,9
1 349,1
234,6
1 041,5
0,0
2 391,0
-
-110,0
0,0
0,0
10,4
11,3
-
-15,0
0,0
-
-8,0
-
-20,0
0,0
18,1
7,3
1,0
2 286,0
229,8
1 26 1,1
0,0
2 551,0
-
-100,0
0,0
0,0
10,4
11,3
-
-46,0
0,0
-
-9,0
-
-20,0
0,0
18,1
6,9
1,0
2 424,1
226,7
194,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,0 |
|
|
|
|
0,0 |
|
|
|
|
1 583,6
0,0 2 636,0
-
-90,0
0,0
0,0
10,4
11,3
-
-46,0
-
-11,0
-
-9,0
-
-20,0
0,0 18,1
2 507,7
|
|
|
|
|
54,0 |
75,3 |
93,5 |
103,2 |
103,2 |
|
|
|
4,0 |
4,0 |
0,0 |
|
5,2 |
2,1 |
2,1 |
161,3 |
194,9 |
183,0 |
182,8 |
183,1 |
10,1 |
9,3 |
9,0 |
9,0 |
8,9 |
47,4 |
43,7 |
42,2 |
42,0 |
42,0 |
32,3 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,7 |
0,4 |
0,4 |
0,0 |
0,0 |
Subtotaal |
301,8 |
286,3 |
313,6 |
338,3 |
338,4 |
TOTAAL |
1 255,4 |
1 087,2 |
1 792,7 |
1 731,1 |
1 489,2 |
reeds opgenomen in eerste suppletore begroting 1999
1–18) in de tekst staan nummers bij de onderwerpen. Deze corresponderen met de tabel.
Asiel
De asielraming voor 1999 en latere jaren is bijgesteld. Aanpassingen hebben plaatsgevonden voor zowel de instroom als de uitstroom van asielzoekers. In de nieuwe raming ligt de effectuering van een aantal beleidsmaatregelen besloten, zoals de intensivering van het terugkeerbeleid, het niet meer opvangen van uitgeprocedeerde asielzoekers, de versnelde uitplaatsing van statushouders, goedkopere opvang-modaliteiten en een door te voeren ombuiging van 5% op de opvangkosten. Deze zullen vanaf 2003 structureel f 1 388 mln. moeten opleveren (7). Voor de raming van de kosten van de behandelorganisaties (de IND, vreemdelingenkamers, de SRN en tolkencentra) wordt uitgegaan van een structurele behandelcapaciteit gerelateerd aan de instroom van 60 000 asielzoekers per jaar, onafhankelijk van de werkelijke instroom. Voor de opvang (het COA) wordt uitgegaan van de geschatte aantallen in- en uitstroom van asielzoekers. De hieruit resulterende ophoging van de raming bedraagt structureel f 2 636 mln. vanaf 2003 (10). In totaal resulteert het volgende beeld aan instroom en uitstroomcijfers met budgettaire consequenties in relatie tot de stand van de begroting 1999:
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
|
Instroomcijfers |
|||||
Begroting 1999 |
35 000 |
32 500 |
32 500 |
32 500 |
32 500 |
Begroting 2000 |
50 000 |
47 000 |
44 000 |
42 000 |
42 000 |
Bijstelling |
15 000 |
14 500 |
11 500 |
9 500 |
9 500 |
Uitstroomcijfers |
|||||
Begroting 1999 |
46 000 |
38 000 |
34 000 |
29 000 |
29 000 |
VJN99/Kaderbrief 2000 |
33 000 |
37 000 |
38 500 |
42 000 |
44 500 |
Bijstelling |
|
|
4 500 |
13 000 |
15 500 |
Budgettaire bijstelling |
|||||
x f 1 mln. (saldo |
|||||
ramingsbijstelling en |
|||||
ombuiging) |
920 |
1 341 |
1 555 |
1 488 |
1 248 |
De verwachte hogere instroom van asielzoekers heeft ook gevolgen voor het bedrag dat wordt doorbelast aan de minister van Buitenlandse Zaken (HGIS). (11)
Sanctiecapaciteit
De invulling van de extra middelen voor sanctiecapaciteit uit het Regeerakkoord (f 170 mln. structureel vanaf 2002) wordt onder meer gebaseerd op de uitkomsten van het onderzoek naar de prognoses. In het licht van de wat lagere bezettingsgraad van het gevangeniswezen in 1998 en de eerste helft van 1999 is een deel van de intensiveringmiddelen (oplopend tot f 20 mln. structureel) ingezet als bijdrage in de oplossing van de problematiek van de sociale advocatuur (9). Voor wat betreft de invulling van de ombuiging van het gevangeniswezen is de Tweede Kamer (TK 1998–1999, 26 200 VI, nr. 49) geïnformeerd over de voorgenomen invulling van de taakstelling van f 115 mln. Nog voor de begrotingsbehandeling zullen de resultaten van de uitvoeringstoets aan uw Kamer worden gepresenteerd.
Indexering griffierechten
In 2003 zullen de griffierechten worden geïndexeerd (13).
Rentecompensatie ev/vv
Bij de agentschappen wordt het eigen vermogen voor f 454,1 mln. afgeroomd en omgezet in vreemd vermogen (16). Hiertoe is een leen-faciliteit gecreëerd waarover rente moet worden betaald. De agentschappen krijgen een rentecompensatie voor de leningen over de huidige bezittingen (17).
3.2 Het financiële beheer
3.2.1 Ontwikkeling begroting
Een kernthema in 2000 vormt het herontwerp van de begroting en de verantwoording. Met de presentatie van de regeringsnota «Van beleids-begroting tot beleidsverantwoording» is een nieuwe stijl van begroten en verantwoorden beschreven, waarin meer samenhang tussen beleid, prestaties en daarmee samenhangende middelen centraal staat. Dit zal moeten leiden tot een verbetering van de informatiewaarde en de toegankelijkheid van de begrotings- en verantwoordingsstukken.
Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording
In het kader van het project «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording» zullen de instrumentele inspanningen worden vertaald naar een begroting en verantwoording nieuwe stijl, die naar beleidsthema’s is geordend, prestatiegericht is geformuleerd, waarbij samenhang met de middelen is gelegd en waarvan de leesbaarheid en toegankelijkheid is vergroot. Gedurende enige jaren zal gestaag moeten worden gewerkt om dit resultaat te bereiken.
3.2.2 Besturingsconcept
De Tweede Kamer heeft de uitdrukkelijke wens geuit om de begroting toegankelijker en inzichtelijker te maken. In dit kader past het al enige tijd geleden bij Justitie in gang gezette traject van verdere versterking en professionalisering van resultaatgerichte sturing. Kwaliteitsverbetering volgens het zogenoemde INK-model en een daarop afgestemde planningen controlcyclus zijn daarbij de basisinstrumenten.
Voor wat betreft verdere instrumentering hiertoe zal het gebruik van kostprijzen verder worden vormgegeven en zal een eerste stap worden gezet in het ontwikkelen van geprogrammeerde audits. Daarbij is elementair dat het besef wordt vergroot dat niet de kosten maar de prestaties centraal staan. Ook is de verdere uitbouw van de planning- en controlcyclus en integratie met de begrotingscyclus aan de orde. Onderdeel hiervan is het gebruik van doeltreffendheidskengetallen.
Justitie kenmerkt zich door een in omvang en verscheidenheid groot aantal uitvoerende diensten. Dit stelt de nodige eisen aan de wijze van sturing. In het kader van het project «Government Governance» wordt voor de zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) en de gesubsidieerde organisaties onderzocht hoe deze in het concept van resultaatgerichte sturing worden ingepast. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de ministeriële verantwoordelijkheid. Binnen de rechterlijke organisatie zullen de resultaten van het interdepartementale beleidsonderzoek voor de bedrijfsvoering bij de Zittende magistratuur (IBO Rechtspraak) invulling moeten geven aan de gewenste sturingsrelaties.
3.2.3 Verzelfstandiging dienstonderdelen
In 2000 zal na onderzoek besloten worden of de Raad voor de Kinderbescherming, de Directie Bestuurszaken en het Nederlands Forensisch Instituut in oprichting verzelfstandigd kunnen worden. Indien verzelfstandiging gewenst is, wordt per dienstonderdeel nagegaan welke vorm het meest geëigend is, onder welke voorwaarden verzelfstandiging plaats kan vinden en welk implementatietraject gevolgd moet worden. Daarbij wordt bijzondere aandacht geschonken aan de eventuele invoering van het baten lasten stelsel.
3.2.4 Evaluatie agentschapsconstructie Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)
In 1996 is het CJIB intern verzelfstandigd tot een agentschap. Drie jaar na de instelling is nagegaan in hoeverre is voldaan aan de verwachtingen die tot de vorming van de agentschapsconstructie hebben geleid. De rapportage van het onderzoek zal parallel aan de begroting aan de Tweede Kamer worden toegezonden. De conclusies laten zich als volgt samenvatten. Het CJIB voldoet aan de voorwaarden voor oprichting die destijds door het Ministerie van Financiën zijn geformuleerd. Het beginsel van sturen op afstand, scheiding van beleidsvorming en beleidsuitvoering worden voldoende consequent toegepast.
Uit de evaluatiegegevens volgt een aantal aandachtspunten. In het eindrapport worden op grond van de aandachtspunten aanbevelingen gedaan. Inmiddels is een begin gemaakt met de uitvoering van deze aanbevelingen.
3.2.5 Modernisering van de rechterlijke organisatie
In het Regeerakkoord is structureel f 130 mln. vanaf 2002 gereserveerd voor de modernisering van de rechterlijke organisatie. De voornemens uit het rapport «Rechtspraak bij de Tijd» (TK 1997–1998, 25 600 VI, nr. 45) zijn nader uitgewerkt in de Contourennota. In 2000 zal als uitvloeisel daarvan inhoud worden gegeven aan het Project Versterking Rechterlijke Organisatie (PVRO), een samenhangend pakket van wetsvoorstellen en flankerend beleid van de kant van het kerndepartement. Te starten in oktober 1999 en vervolgens ieder half jaar zal de Tweede Kamer over de voortgang worden geïnformeerd in het kader van de regeling Grote Projecten. Tevens wordt uitvoering gegeven aan het rapport van de IBO Rechtspraak.
3.2.6 Administratieve organisatie en accountantscontrole
Alle noodzakelijke beheersinstrumenten zijn geïmplementeerd en de rol van de departementale accountantsdienst in de reguliere planning- en controlcyclus is versterkt. Op een drietal punten behoeft de administratieve organisatie bijzondere aandacht:
+ Naleving van de regels ten aanzien van de Europese aanbesteding; + Het verplichtingenbeheer bij het kerndepartement; + Stichting Reclassering Nederland.
Ook de veranderingen in de rechterlijke organisatie zullen extra inspanning vergen op het vlak van de beheersing van de administratieve organisatie.
Op grond van analyses zal een begin worden gemaakt met een auditpro-gramma op dit terrein.
3.2.7 Financiële informatiesystemen
In het begrotingsjaar 2000 gaat de aandacht uit naar de verdere voorbereiding van de invoering van de euro en de uitwerking van het rapport «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording.
3.2.8 Het geïntegreerde subsidiebeleid
De derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (AwB) en de Wet Justitiesubsidies (WJS) zijn per 1 januari 1998 in werking getreden. De huidige Algemene subsidievoorschriften Justitie (AJS) is inmiddels ingetrokken door publicatie in de Staatscourant van voornoemde AwB en WJS. Thans wordt bezien of het noodzakelijk is een herziene ASJ op te stellen.
In bijlage 6 is nadere informatie verwerkt over de door Justitie verstrekte subsidies.
3.2.9 De invoering van de Euro
De voorbereidingen op de invoering van de euro bij Justitie hebben, in lijn met de interdepartementale afspraken, in 2000 vooral het karakter van aanpassing van administraties en automatiseringssystemen. Het is de bedoeling medio 2000 de wetgevingsvoorstellen in te dienen bij de Staten-Generaal, waarin de nieuwe bedragen in wetten en regelingen worden vastgelegd.
C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL
Begrote uitgaven naar sector
Algemeen
1. De uitgaven en ontvangsten naar sector en soort
Begrote uitgaven naar soort
DRJB (5,9%)
DRP (19,2%)
Algemeen(4,2%)
Politie (1,7%) GL/LGP (0,4%) KLPD (47%)
PJR (12,0%) Explotaties (7,8%)
CJIB (0,9%)
DBZ (0,5%)
Subsidies (18,1%)
Aanschaffingen (1,1%)
Overige (0,0%) Personeel (17,0%)
CvtK (0,0%)
Opvang Asiel (21,6%)
DJI (23,2%)
Opvang asiel (21,6%)
Agentschappen (34,5%)
IND (5,7%)
Begrote ontvangsten naar sector
Algemeen (0,6%)
Politie (11,0%)
VreZa (19,9%)
Begrote ontvangsten naar soort
overige (47,5%)
DPJ&R (12,9%)
Rechtspleging en Rechtshulp (54,8%)
DBZ (0,8%)
griffierechten (10,1%)
boeten & transacties (42,4%)
2. Verticale en horizontale toelichting
Tabel 1 Verticale toelichting
(bedragen x f 1 mln)
1999
2000
2001
2002
2003
2004
-
a.Uitgaven
Stand uitgaven begroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999 Stand 1e suppletore begroting 1999
7 646
1 192
8 838
7 434
301
7 734
7 276
304
7 580
7 284
299
7 583
7 285
299
7 584
-3
Nog niet eerder in een begrotingshoofdstuk opgenomen mutaties:
beleidsintensiveringen
euro vergoedingen sociale advocatuur kosten 8 extra regioplannen problematiek KLPD
bestrijding jeugdcriminaliteit en voortijdig schoolverlaten
Justitie in de buurt (JIB)
ombuigingen
asielzoekers sanctiecapaciteit
ramingsbijstellingen
indexering rechtsbijstand en afname toewijzigingen asielzoekers rentecompensatie ev/vv
Interdepartementale overboekingen overboeking huisvestingsbudgetten prijsbijstelling ’99 2e tranche eindejaarsmarge HGIS overige interdepartementale overboekingen
Desalderingen
Intertemporele compensaties huisvesting tolkencentra huisvesting SRN
Totaal aan mutaties
Stand uitgaven begroting 2000
-
b.Ontvangsten
Stand ontvangsten begroting 1999
Mutaties 1e suppletore wet 1999
Stand 1e suppletore begroting 1999
mee/tegenvallers/ombuigingen opbrengsten 8 regioplannen
ramingsbijstellingen
asielzoekers ten laste van ODA
indexering griffierechten indexering boeten en transacties ramingsbijstelling boeten en transacties huisvesting SRN
Conversie eigen naar vreemd vermogen agentschappen
Desalderingen
Totaal aan mutaties
Stand begroting 2000
13 |
157 |
166 |
168 |
165 |
13 |
25 |
18 |
3 |
0 |
0 |
30 |
52 |
60 |
62 |
0 |
72 |
52 |
55 |
53 |
0 |
20 |
30 |
30 |
30 |
0 |
15 |
15 |
15 |
15 |
05555 |
||||
0 |
|
-846 |
|
|
0 |
|
-836 |
|
|
0 |
|
|
|
|
0 |
1 944 |
2 401 |
2 560 |
2 645 |
0 |
|
-8 |
-9 |
-9 |
0 |
1 931 |
2 391 |
2 551 |
2 636 |
0 |
18 |
18 |
18 |
18 |
102 |
119 |
136 |
145 |
145 |
48 |
72 |
89 |
99 |
99 |
47 |
44 |
42 |
42 |
42 |
1 |
0 |
0 |
63444
-3
-3
-3
-3
03522 0 3 3 -1 -1
00333
113 |
1 630 |
1 865 |
1 790 |
1 546 |
8 951 |
9 364 |
9 445 |
9 372 |
9 130 |
1 278 |
1 297 |
1 304 |
1 307 |
1 311 |
52 |
88 |
98 |
72 |
72 |
1 330 |
1 385 |
1 402 |
1 379 |
1 382 |
0 |
123 |
137 |
123 |
121 |
0 |
123 |
137 |
123 |
121 |
0 |
636 |
145 |
166 |
167 |
0 |
120 |
110 |
100 |
90 |
0 |
0 |
0 |
0 |
11 |
0 |
0 |
15 |
46 |
46 |
0 |
35 |
20 |
20 |
20 |
0 |
27 0 0 0 |
|||
0 |
454 0 0 0 |
|||
-3 |
-3 |
-3 |
-3 |
-3 |
-3 |
756 |
279 |
286 |
285 |
1 327 |
2 141 |
1 681 |
1 666 |
1 667 |
9 134
1 698
Tabel 2 Horizontale toelichting
(bedragen x f 1 mln.)
Hoofdbeleidsterrein |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
||||||
– Algemeen |
417 |
395 |
399 |
371 |
368 |
366 |
– Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingen- |
||||||
zaken |
2 445 |
2 556 |
2 508 |
2 427 |
2 188 |
2 188 |
– Preventie, Jeugd en Sancties |
3 246 |
3 426 |
3 511 |
3 511 |
3 510 |
3 511 |
*– Wetgeving, Rechtspraak en Rechtspleging |
2 237 |
2 351 |
2 380 |
2 409 |
2 407 |
2 409 |
– Rechtshandhaving |
606 |
637 |
647 |
655 |
657 |
659 |
Totaal uitgaven |
8 951 |
9 364 |
9 445 |
9 372 |
9 130 |
9 134 |
|
||||||
– Algemeen |
14 |
14 |
19 |
10 |
10 |
10 |
– Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingen- |
||||||
zaken |
245 |
426 |
355 |
345 |
335 |
335 |
– Preventie, Jeugd en Sancties |
28 |
293 |
28 |
28 |
29 |
29 |
*– Wetgeving, Rechtspraak en Rechtspleging |
960 |
1 172 |
1 197 |
1 201 |
1 212 |
1 243 |
– Rechtshandhaving |
80 |
235 |
81 |
81 |
81 |
81 |
Totaal ontvangsten |
1 327 |
2 141 |
1 681 |
1 666 |
1 667 |
1 698 |
Bij MR-besluit van 8-5-1998 sinds 15-6-1998 gesplitst in het DG Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand en het DG Rechtshandhaving.
Toelichting
In onderstaande toelichting worden verschillen van minder dan 25 mln. niet toegelicht.
Hoofdbeleidsterrein Algemeen
De voornaamste oorzaken van de daling van het budget in 2002 ten opzichte van 2001 zijn de daling in de budgetten voor de invoering van de Euro (van f 17,7 mln. in 2001 naar f 2,6 mln. in 2002) en omdat in 2001 eenmalig een bedrag is gereserveerd voor de inrichting van de nieuwbouw van het Nederlands Forensisch Instituut (f 16 mln.).
Hoofdbeleidsterrein Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken
Hoewel de instroom van asielzoekers volgens de raming al vanaf 2000 daalt, lopen de uitgavenbudgetten nog tot en met 2000 op. Dit hangt samen met het feit dat de bezetting van de centrale opvang naar verwachting nog tot en met 2000 zal stijgen. Eerst in de jaren daarna wordt een daling van de bezetting in de opvang verwacht. De stijging in de ontvangstenraming voor 2000 ten opzichte van 1999 wordt veroorzaakt doordat de bijdrage aan de kosten van asielzoekers uit het ODA-budget (Official Development Assistance) stijgt in 2000 ten opzichte van 1999 met 120 miljoen.
Hoofdbeleidsterrein Preventie, Jeugd en Sancties
De oploop in de uitgavenbudgetten in 2000 en 2001 is voornamelijk het gevolg van de oploop van de gelden die beschikbaar zijn gesteld voor de veiligheidsparagraaf (sanctiecapaciteit en Jeugd en Geweld). In 2000 zijn deze budgetten ca f 70 mln hoger dan in 1999. In 2002 stijgen de budgetten verder met f 65 mln. De overige fluctuaties in de uitgaven worden met name verklaard door de overige capaciteitsuitbreidingen bij de justitiële
inrichtingen en de ombuigingen op het gevangeniswezen waartoe in het regeerakkoord is besloten (f 25 mln. in 1999 oplopend tot 115 mln. in 2002).
Hoofdbeleidsterrein Wetgeving,Rechtspleging en Rechtspraak
De stijging in de uitgavenbudgetten voor 2000 ten opzichte van 1999 met ca f 110 mln. worden voornamelijk verklaard door de uitvoeringskosten van de 8 extra regioplannen voor het verkeerstoezicht die in 2000 starten (circa f 70 mln.), de verhoging van de vergoedingen voor de sociale advocatuur (f 30 mln.), de oploop in de gelden die beschikbaar zijn gesteld voor de veiligheidsparagraaf (Leemhuis, circa f 30 mln.) en de daling in de beschikbare budgetten voor de versterking van de Rechterlijke organisatie (f 23 mln.).
De stijgingen in 2001 en 2002 worden voornamelijk veroorzaakt door de oploop in de gelden die beschikbaar zijn gesteld voor de veiligheidspara-graaf (Leemhuis, 2001: + f 65 mln., 2002 : + f 40 mln.) De verhoging op de middelen vanaf 2000 doet zich voor op boeten en transacties en hangt samen met de intensivering van het verkeerstoezicht (8 extra regioplannen), tariefsverhoging en een ramingsbijstelling.
Hoofdbeleidsterrein Rechtshandhaving
De stijging van de uitgaven vanaf 2000 wordt voornamelijk verklaard door de gelden die zijn toegevoegd voor de oplossing van de (investerings)-problematiek van het KLPD.
3. Wijziging begrotingsindeling
In de begroting ’98 is de reorganisatie van het ministerie aanleiding geweest tot een herindeling van de begroting. Daarbij zijn de volgende beleidsterreinen opgenomen:
07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (DG-IAV)
08 Preventie, Jeugd en Sancties (DG-PJS)
09 Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging (DG-WRR).
Inmiddels is aan deze drie beleidsterreinen een vierde toegevoegd: het DG Rechtshandhaving. Deze is ontstaan uit het DG-WRR. De reden hiervan is in een afzonderlijke brief aan de TK meegedeeld (TK 26 200 VI, nr. 62).
Het nieuwe beleidsterrein wordt als beleidsterrein 10 opgenomen in de begroting. Hieronder vallen 5 uitgaven-artikelen en 2 ontvangstenartikelen, die voorheen in hoofdzaak deel uitmaakten van het DG-WRR. Daarnaast zijn ook de artikelen 01.05 Geheime uitgaven en 01.02 Geheime ontvangsten toegevoegd aan het nieuwe beleidsterrein. Tegelijkertijd is het beleidsterrein 09 DG-WRR opgenomen onder de nieuwe naam DG Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand.
De wijzigingen van de begrotingsindeling zijn hieronder in een tabel weergegeven. De mutaties sinds de Voorjaarsnota ’99 worden – inclusief toelichting – aangegeven bij de oude artikelen. Bij de nieuwe artikelen worden behalve de stand Miljoenennota ’00 (meerjarig) ook de specificatie naar artikelonderdelen en de kengetallen gepresenteerd. Ten behoeve van een goede vergelijking worden deze laatste cijfers ook gepresenteerd voor het afgelopen jaar ’98 en het lopende jaar ’99.
Ter verduidelijking is in onderstaande tabel de oude en de nieuwe situatie weergegeven.
Oude situatie
Nieuwe situatie
Artikelnummer
UITGAVEN 01
Algemeen
05 Geheime uitgaven
09 DG Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging
01 Personeel en materieel Gerechtelijke Laboratoria
02 Bijzondere uitgaven politie
03 Personeel en materieel overige diensten
04 Bijdrage KLPD
05 Personeel en materieel rechtspleging/OM/Rijksrecherche
06 Gerechtskosten
07 Gefinancierde rechtsbijstand
08 Schuldsanering
ONTVANGSTEN
01 Algemeen
02 Geheime ontvangsten
09 DG Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging
01 Diverse ontvangsten politie
02 Boeten en transacties
03 Griffierechten
04 Diverse ontvangsten rechtspraak
05 Diverse ontvangsten rechtsbijstand
10 DG Rechtshandhaving
05 Geheime uitgaven
01 Personeel en materieel Nederlands Forensisch Instituut
02 Bijzondere uitgaven Rechtshandhaving
03 Personeel en materieel overige diensten
04 Bijdrage KLPD
09 DG Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand
05 Personeel en materieel rechtspleging/OM/Rijksrecherche
06 Gerechtskosten
07 Gefinancierde rechtsbijstand
08 Schuldsanering
10 DG Rechtshandhaving
02 Geheime ontvangsten
01 Diverse ontvangsten Rechtshandhaving
09 DG Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand
02 Boeten en transacties
03 Griffierechten
04 Diverse ontvangsten rechtspraak
05 Diverse ontvangsten rechtsbijstand
4. Grote Steden Beleid (GSB)
Voor wat betreft Justitie in relatie tot het grote stedenbeleid kan worden opgemerkt, dat geen budgetten rechtstreeks richting de steden beschikbaar worden gesteld. Justitie stelt namelijk middelen beschikbaar aan de «eigen justitie-onderdelen» binnen een stad. In het onderstaande overzicht wordt een overzicht gegeven van de bijbehorende budgetten. Deze worden ook vermeld in het extracomptabel overzicht GSB dat BZK maakt.
Grote Steden Beleid |
(x f 1 mln.) |
|||||
omschrijving |
artikel |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
Justitieindebuurt 08.02 1,5 8,2 10,0 12,2 12,2 12,2
CRIEM: individuele trajectbegeleiding criminele jongeren
Strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV) CRIEM: wijkgerichte preventieve opvoedingsondersteuning 08.02 0,5 1,0 2,1 3,1 3,1 3,1
08.02 |
3,6 |
7,3 |
10,3 |
15,5 |
15,5 |
15,5 |
08.05 |
11,2 |
39,4 |
38,6 |
38,6 |
38,6 |
38,6 |
Totaal
16,9
56,0
60,9
69,4
69,4
69,4
-
*loon- en prijspeil 1999
WETSARTIKEL 1 (UITGAVEN/VERPLICHTINGEN) 01 ALGEMEEN
Algemeen (4,2%)
Onder het hoofdbeleidsterrein Algemeen zijn naast de apparaatskosten voor personeel en materieel begrotingsartikelen opgenomen die niet specifiek tot een van de overige hoofdbeleidsterreinen behoren. Naast uitgaven voor personeel en materieel en de technische artikelen voor prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien, worden uitgaven geraamd voor de bijdragen aan (inter)nationale organisaties en voor overige bijdragen en uitgaven.
01.01 Personeel en materieel ministerie
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel worden de personele en materiële uitgaven geraamd van de politieke leiding en de ambtenaren werkzaam bij het kerndepartement. In de raming zijn onder andere begrepen de uitgaven voor actief en niet-actief personeel, alsmede de uitgaven voor automatisering, huisvesting en de personeelsgebonden materiële uitgaven. Daarnaast worden onder dit artikel de programma-uitgaven van het kerndepartement verantwoord.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting*
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
233 099 |
225 921 |
222 433 |
219 353 |
219 353 |
||
1e suppletore wet 1999 |
23 381 |
9 516 |
6 531 |
6 130 |
7 430 |
nog niet eerder in een begro- |
|
tingsstuk opgenomen mutaties |
|
interne overhevelingen |
|
– Loonbijstelling 1999 |
4 598 6 376 5 638 5 490 5 499 |
– Prijsbijstelling 1999 1e tranche |
322 303 295 293 293 |
– Toedeling doorgeschoven afw |
|
-premie ’1998’ |
92 0 0 0 0 |
– Formatieuitbreiding DISAD |
0 850 850 850 850 |
– Verdeling van huisvestings- |
|
gelden |
13 968 14 959 16 152 21878 21878 |
– DVB programma-budget |
|
– Correctie overheveling van |
|
formatie |
|
– Berbersysteem CRS |
|
– Overheveling van budget |
|
College van toezicht op de |
|
kansspelen |
0 - 1 000 - 1 000 - 1 000 - 1 000 |
– Overheveling BCNP |
430 430 430 430 430 |
– Kwaliteitsverbetering |
|
tolkencentra |
314 580 448 276 208 |
mee/tegenvallers |
|
– Justitiebrede problematiek |
0 3 350 3 350 3 350 3 350 |
– Bijdrage in justitiebrede |
|
problematiek |
0 -122 -121 -119 -119 |
– Uitbreiding van formatie bij |
|
DVB |
1 198 1 198 1 198 1 198 1 198 |
interdepartementale overboekin- |
|
gen |
|
– Van Buiza; pre-accessie |
|
Oost-Europa |
200 0 0 0 0 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
237 093 (242 854) |
276 744 |
262 153 |
255 996 |
257 921 |
259 162 (259 164) |
257 210 (257 212) |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
107 588 (110 202) |
125 581 |
118 960 |
116166 |
117 039 |
117 603 (117 603) |
116 717 (116 718) |
Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van de algemene prijsmaatregelen voor 1999.
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998.
Formatieuitbreiding DISAD
Ten behoeve van de financiering van formatieuitbreiding van de Directie Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid wordt vanuit artikel 01.03 Bijdragen en contributies f 850 000 overgeheveld.
Verdeling huisvestingsgelden
Bij de Miljoenennota 1999 zijn in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting huisvestingsbudgetten aan de justitiebegroting toegevoegd. Deze worden vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen verdeeld.
DVB programmabudget voor subsidieverstrekking
Vanuit dit artikel wordt f 350 000 ten behoeve van het verstrekken van subsidies door de directie Vreemdelingenbeleid overgeheveld naar het 01.03 Bijdragen en contributies.
Correctie op de overheveling van formatie
Het betreft een correctie op de overheveling van een formatieplaats naar artikel 07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst die bij de 1e suppletore wet 1999 heeft plaatsgevonden.
Aanpassing Berber systeem CRS
De Facilitaire dienst Rechterlijke Organisatie (FDRO) past het Berbersysteem van de Centrale Raad voor de Strafrechttoepassing (CRS) aan. Ten behoeve hiervan wordtf 300 000 overgeheveld naar artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche.
Overheveling van budget van College van Toezicht op de Kansspelen De uitgaven voor het College van Toezicht op de kansspelen worden apart zichtbaar gemaakt in de begroting. In het kader van de ontvlechting wordt f 1 mln. overgemaakt naar artikel 08.07 College van Toezicht op de Kansspelen.
Overheveling BCNP
Het bureau communicatie Nederlandse Politie is ondergebracht bij het bureau Secretaris-generaal. Nadat eerder het personeelsbudget is overgeheveld, vindt thans de overheveling van de materiele component plaats uit artikel 09.03 Personeel en materieel overige diensten.
Kwaliteitszorg Tolkencentra
Vanuit artikel 07.02 Opvang asielzoekers wordt geld overgeheveld naar het bestuursdepartement in verband met investeringen in de kwaliteit van tolken en vertalers waarvan Justitie gebruik maakt.
Justitiebrede problematiek
De kosten voor intranet, visie-trainees en huisvesting zijn justitiebreed omgeslagen.
Bijdrage in de oplossing van de justitiebrede problematiek De bijdrage van het bestuursdepartement in de oplossing van de justitiebrede problematiek. De oplossing wordt gevonden door bezuiniging op de materiële uitgaven.
Uitbreiding van formatie bij DVB
Ten behoeve van een structurele uitbreiding van de formatie van de
Directie Vreemdelingenbeleid (DVB), die noodzakelijk is door de groei van het beleidsterrein in de afgelopen jaren, wordt f 1,2 mln. overgeheveld van artikel 07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Pré-accessie Oost Europa
Het ministerie van Buitenlandse Zaken maakt haar bijdrage over ten behoeve van kennisuitwisseling en kennismaking (pré-accessie) van West Europa met Oost-Europa.
De onderverdeling naar artikel onderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
economisch
Codering functioneel
Personele uitgaven – ambtelijk – overig – post-actief
Subtotaal personele uitgaven
Huisvesting
Exploitatie-uitgaven
Aanschaffingen
Subtotaal materiële uitgaven
Totaal
121 885 |
134 272 |
135 606 |
17 095 |
11 984 |
10 759 |
2 976 |
3 000 |
3 000 |
141 956 |
149 256 |
149 365 |
- |
14 181 |
16 422 |
63 122 |
95 807 |
85 366 |
(62 697) |
||
32 015 |
17 500 |
11 000 |
(38 201) |
||
95 137 |
127 488 |
112 788 |
(100 898) |
||
237 093 |
276 744 |
262 153 |
(242 854) |
11 11 11
12 12
52
03.0 03.0 03.0
03.0 03.0
03.0
-
*Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Kengetallen
Kengetallen personeel
Categorie |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
ambtelijk personeel |
|||||||
– gemiddelde prijs (f 1,–) |
99 742 |
101 185 |
106 191 |
105 910 |
106 022 |
106 022 |
106 022 |
– fte’s (aantal) |
1 222 |
1 327 |
1 277 |
1 235 |
1 212 |
1 212 |
1 212 |
post-actief personeel |
|||||||
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen) |
66 |
74 |
74 |
74 |
74 |
74 |
74 |
– functioneel leeftijdsontslag (FLO) (aantal natuurlijke |
|||||||
personen) |
1000000 |
Kengetallen personeel en materieel
Categorie |
Realisatie 1998 |
Vermoedelijke |
Ontwerp- |
uitkomst 1999 |
begroting 2000 |
||
|
|||
a. SG-cluster |
|||
ambtelijk personeel |
|||
– gemiddelde prijs (x f 1,–) |
113 956 |
114 108 |
117 734 |
– personeelsgebonden materiele |
|||
kosten (x f 1,–) |
5 374 |
5 440 |
5 327 |
– fte’s (aantal) |
107 |
121 |
125 |
b. Bedrijfsvoeringscluster |
|||
ambtelijk personeel |
|||
– gemiddelde prijs (x f 1,–) |
85 913 |
95 070 |
100 395 |
– personeelsgebonden materiele |
|||
kosten (x f 1,–) |
3 397 |
4 831 |
5 042 |
– fte’s (aantal) |
540 |
562 |
535 |
c. DG-IAV |
|||
ambtelijk personeel |
|||
– gemiddelde prijs (x f 1,–) |
102109 |
110 977 |
113 938 |
– personeelsgebonden materiele |
|||
kosten (x f 1,–) |
11 500 |
13 315 |
12 754 |
– fte’s (aantal) |
65 |
73 |
78 |
d. DG-PJS |
|||
ambtelijk personeel |
|||
– gemiddelde prijs (x f 1,–) |
95 300 |
101 505 |
102 401 |
– personeelsgebonden materiele |
|||
kosten (x f 1,–) |
8 188 |
8 671 |
8 114 |
– fte’s (aantal) |
225 |
233 |
233 |
e. DG-RH |
|||
ambtelijk personeel |
|||
– gemiddelde prijs (x f 1,–) |
p.m. |
129 858 |
135 995 |
– personeelsgebonden materiele |
|||
kosten (x f 1,–) |
p.m. |
7 011 |
6 204 |
– fte’s (aantal) |
p.m. |
62 |
70 |
f. DG-WRR |
|||
ambtelijk personeel |
|||
– gemiddelde prijs (x f 1,–) |
111 080 |
114 427 |
118 398 |
– personeelsgebonden materiele |
|||
kosten (x f 1,–) |
6 536 |
6 469 |
6 491 |
– fte’s (aantal) |
281 |
234 |
234 |
-
2.Centrale budgetten
Materieel
– huisvestingskosten incl. huur per fte (x f 1,–) – automatiseringsuitgaven per fte
(xf 1,–) – overige exploitatiekosten en aanschaffingen (x f 1,–) Totaal materieel centrale budgetten gemiddeld bedrag
Post-actieven
– aantal
– gemiddeld bedrag (x f 1,–)
3 636 |
13 754 |
16 261 |
10 902 |
10 996 |
8 531 |
10 051 |
10.22 |
114 795 |
24 589 |
38 950 |
39 587 |
67 |
74 |
74 |
40 541 |
40 541 |
40 541 |
Kengetallen overhead |
(in procenten) |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Overheid percentage (uitgaven kerndepartement t.o.v. totale uitgaven) |
3,22 |
3,10 |
3,34 |
3,31 |
3,26 |
3,28 3,28 |
Gegevens Bestuurszaken
Melding Ongebruikelijke Transacties
De gerapporteerde aantallen zijn geselecteerd op transactiedatum (ontvangen meldingen, doormeldingen aan politie) en doormelddatum (productie doormeldingen) naar de stand van 2 juli 1999.
De aantallen geselecteerd op transactiedatum geven inzicht in het aantal transacties per jaar waarvan door de financiële instellingen is vastgesteld dat deze ongebruikelijk waren en waarvan door het Meldpunt is vastgesteld dat deze verdacht waren. Deze aantallen zijn continu aan verandering onderhevig. Financiële instellingen kunnen op elk moment transacties melden waarvan de transactiedatum in een vorig jaar ligt. Bij sommige transacties kan namelijk pas na verloop van tijd worden vastgesteld of zij een patroon vormen waardoor zij als ongebruikelijk moeten worden beschouwd. In dergelijke gevallen kan het Meldpunt ook pas achteraf vaststellen of het deze transacties als verdacht kan doormelden.
Figuur 14: Meldpunt ongebruikelijke transacties
7500 5000 2500
0
1995 1996 1997 realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
Ontvangen meldingen ongebruikelijke transacties Productie doormeldingen
Verdachte doormeldingen aan FINPOL
Bron: MOT
Op het moment van meting zijn in totaal 95 978 transacties, met een transactiedatum in de periode van 1994 tot en met 1998, gemeld waarvan 20% (19 214 transacties) is doorgemeld. Naar verwachting zullen de aantallen doormeldingen (geselecteerd op transactiedatum) in 1999 en 2000 nog licht stijgen. De ervaring leert dat het aantal doormeldingen direct na afloop van een jaar ongeveer 13% bedraagt. Dit percentage stijgt vervolgens jaarlijks met circa 5 procentpunten. Zo is het doormeld-
35000
32500
30000
27500
25000
22500
20000
7500
5000
2500
10000
percentage van transacties met een transactiedatum in 1997 sinds de meting van februari 1998 met 6 procentpunten gestegen van 13% naar 19%. Het doormeldpercentage stabiliseert na een aantal jaren rond de 25%.
De aantallen geselecteerd op doormelddatum geven inzicht in het aantal transacties per jaar, dat door het Meldpunt wordt doorgemeld aan de politie. De productie van het Meldpunt hangt nauw samen met de beschikbare capaciteit.
In de periode van 1994 tot en met 1998 heeft het Meldpunt 16 541 transacties, met een doormelddatum gelegen in diezelfde periode, doorgemeld aan de politie. Dit aantal is lager dan het aantal doormeldingen geselecteerd op transactiedatum. Immers, het Meldpunt meldt in 1999 nog steeds transacties met een transactiedatum gelegen in een vorig jaar door aan de politie.
Gratie
De gratieprocedure staat ketenbreed onder druk. Zowel op het niveau van de wetgeving, het beleid als de bedrijfsvoering worden knelpunten gesignaleerd. In de praktijk blijkt op een ander wijze van de Gratiewet gebruik te worden gemaakt dan door de wetgever werd beoogd. Een aanwijzing hiervoor vormt het toenemende aantal gratieverzoeken. De bedrijfsvoering in de gratieketen is hier niet op berekend. Dit heeft zijn weerslag op doorlooptijden, wachttijden, informatiestromen, coördinatie en kwaliteit van de gevalsbehandeling. Daarbij komt de complexiteit van de regelgeving. Reden om hier aandacht voor te vragen.
In 1999 is een project van start gegaan dat in nauwe samenwerking met de ketenpartners (Kabinet der Koningin, Openbaar Ministerie, Zittende Magistratuur, Politie, Centraal Justitieel Incasso Bureau) overzicht en inzicht in de aard en omvang van de knelpunten in de gratieketen moet geven, om vervolgens voorstellen voor herinrichting van de keten te doen.
Momenteel vindt er een eerst oriëntatie plaats op voorstellen voor redesign om de verschillende knelpunten aan te pakken. De ontwikkeling van verschillende scenario’s zal naar verwachting eind 1999 afgerond worden. De definitieve keuzes zullen naar verwachting in het eerste kwartaal van 2000 worden gemaakt. Medio 2001 zal het project afgerond zijn.
In 1998 is het aantal ingekomen gratieverzoeken gestegen met 20%. De prognose van het aantal binnengekomen gratieverzoeken voor 1999 is daarom omhoog bijgesteld tot 6000 verzoeken. Bij ongewijzigd beleid neemt de werkvoorraad dan toe. In mei 1999 zijn daarom maatregelen genomen om dit aan te pakken.
Het aantal verzoeken waarop gunstig wordt beslist neemt toe. Hieraan liggen in ieder geval de volgende twee oorzaken ten grondslag. In de eerste plaats bestaat de werkvoorraad vrijwel volledig uit zaken waarop waarschijnlijk gunstig beslist zal worden. Bij de behandeling van de binnenkomende rechterlijke adviezen wordt voorrang verleend aan adviezen die strekken tot afwijzing. Aangezien op dit moment op de achterstand wordt ingelopen stijgt ook het aantal gunstige beslissingen. In de tweede plaats is het aantal bij verstek veroordeelden dat de opgelegde gevangenisstraf via voorwaardelijke gratie wenst om te zetten in een taakstraf toegenomen. In veel gevallen wordt op dergelijke verzoeken inderdaad positief beslist.
Particuliere beveiligingsorganisaties
Het aantal vergunningaanvragen en -verleningen geeft in 1999 een stijgende lijn te zien als gevolg van de invoering van een vergunningplicht voor horecaportiers. De adviestermijnen lopen sinds april 1999 terug nu de korpschef rechtstreeks adviseert over de vergunningverlening. Indien daar aanleiding toe bestaat zal het advies door tussenkomst van het openbaar ministerie worden gegeven.
Figuur 15: aantal verleende/verlengde en ingetrokken vergunningen en geconstateerde onregelmatigheden bij particuliere beveiligingsoperaties tn
1995
1996
verleend verlengd
Bron: Bestuurszaken
7 realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
■ ingetrokken E onregelmatigheden
Wet Wapens en Munitie en Jachtwet
Het aantal beroepszaken dat wordt afgehandeld kent een stijgende lijn. De instroom van nieuwe zaken lijkt zich te consolideren. De instroom is sterk afhankelijk van de aandacht die in de politieregio’s wordt gegeven aan controle op naleving van de Wet Wapens en Munitie en de Jachtwet. Over het algemeen kan geconstateerd worden dat de beslissingen van de korpschefs meestal stand houden.
350
300
250
200
50
100
50
0
Figuur 16: aantal afgewikkelde beroepsprocedures Wet Wapens en Munitie en Jachtwet
1995
1996
1997
realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
■ W. Wapens en Munitie ■ wv. gegrond D Jachtwet H wv. gegrond Bron: Bestuurszaken
01.03 Bijdragen en subsidies
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel worden de uitgaven geraamd voor bijdragen en contributies aan zowel nationale als internationale instellingen. Een relatief groot deel hiervan (circa 95%) is structureel van aard en betreft onder meer de bijdrage aan de vereniging Bureau voor Muziek-Auteursrecht (BUMA) en de Stichting Reprorecht.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting*
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties
interne overhevelingen – Prijsbijstelling 1999 1e tranche – DVB programmabudget mee/tegenvallers – Formatieuitbreiding DISAD – Bijdrage aan oplossing in justitiebrede problematiek – Bijdrage SENA
12 12 12 12 11
350 0 0 0 0
850
850
850
850
0 |
-1 |
|
|
|
0 |
150 |
150 |
150 |
150 |
Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
2 878 2 879 2 879 2 879 2 729 |
||
1e suppletore wet 1999 |
00000 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
1 900 (2 658) |
3 240 (3 090) |
2 190 (2 040) |
2 190 (2 040) |
2 190 (2 040) |
2 039 |
2 039 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
862 (1 206) |
1 470 (1 402) |
994 (926) |
994 (926) |
994 (926) |
925 |
925 |
80
70
60
50
40
30
20
10
0
0
Toelichting
Prijsbijstelling 1999 1etranche
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van de algemene prijsmaatregelen voor 1999.
DVB programmabudget voor subsidieverstrekking
Uit het artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie, wordt f 350 000 ten behoeve van het programmabudget van de directie Vreemdelingenbeleid overgeheveld.
Formatieuitbreiding DISAD
Ten behoeve van de financiering van formatieuitbreiding van de Directie Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid wordt vanuit artikel 01.03 Bijdragen en contributies f 850 000 overgeheveld.
Bijdrage in de oplossing van de problematiek
Het betreft hier de bijdrage in de justitiebrede problematiek.
Bijdrage SENA
Met ingang van 1 januari 2000 is door middel van een Justitiebrede omslag structureel een bedrag van f 150 000, vrijgemaakt voor de wettelijk verplichte bijdrage aan de Stichting ter Exploitatie van de Naburige Rechten (SENA).
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Bijdragen nationaal Bijdragen internationaal
Totaal
1998 |
Verplichtingen en uitgaven* 1999 2000 |
1 873 (2 631) 27 |
2 710 2 160 530 30 |
1 900 (2 658) |
3 240 2190 |
Economisch
43 Z 43 G
Codering functioneel
03.0 03.0
bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven
Toelichting
Uit de bijdragen internationaal werd het Schengensecretariaat betaald. Het secretariaat wordt thans gefinancierd door de Europese Unie.
Specificatie
Overzicht bijdragen
1998
1999 2000
(Bedragen x f 1000)
Aard
– Vereniging Bureau voor Muziek-auteursrechten (BUMA)
– Stichting Reprorecht
– Centrum voor internationale juridische samenwerking
– Hulpprogramma Oost-Europa
– Internationale Commissie van Juristen
– Nederlands Juristen Comité van de Mensenrechten
– Vereniging voor Vergelijkende Studie van het Recht België en Nederland
– Commission Internationale de l’Etat Civil
– Centraal Bureau Fondsenwerving
– Schengensecretariaat
– Instituut Nederlandse Kwaliteit
– Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (SENA)
– Diverse bijdragen in het kader van vreemdelingenbeleid
– Overige bijdragen/contributies
Totaal
577 |
535 |
535 |
structureel |
240 |
240 |
240 |
structureel |
260 |
150 |
150 |
structureel |
0 |
100 |
100 |
structureel |
0 |
64 |
64 |
structureel |
128 |
40 |
40 |
structureel |
0 |
15 |
15 |
structureel |
27 |
30 |
30 |
structureel |
150 |
150 |
150 |
structureel |
1 000 |
0 |
structureel |
|
150 |
150 |
150 |
t/m 2002 |
- |
0 |
150 |
structureel |
0 |
350 |
0 |
incidenteel |
368 |
416 |
566 |
structureel |
1 900 |
3 240 |
2 190 |
01.04 Post-actieven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel worden de uitgaven in het kader van de wachtgelduitkeringen en de uitkeringen als gevolg van functioneel leeftijdsontslag geraamd van de post-actieven van de voormalige Rijkspolitie. In het onderdeel wachtgelden zijn ook de uitgaven op grond van de uitkeringsregeling ’66, de WWV-vervangende uitkeringen en de uitgaven in het kader van de 57+ regeling (pre-vut) begrepen.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
6 128 3 498 3 573 3 554 3 554 |
||
1e suppletore wet 1999 |
00000 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Toedeling loonbijstelling 1999 mee/tegenvallers – Bijdrage in justitiebrede problematiek
181 103 105 105
105
Stand ontwerp-begroting 2000 |
14 641 |
6 309 |
3 599 |
3 676 |
3 657 |
3 657 |
3 657 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
6 644 |
2 863 |
1 633 |
1 668 |
1 659 |
1 659 |
1 659 |
0
2
2
2
2
Specificatie per artikelonderdeel
Toelichting
Toedeling loonbijstelling
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Bijdrage in de oplossing van de problematiek
Het betreft hier de bijdrage in de oplossing van de justitiebrede problematiek.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
(x f 1 000)
Artikelonderdeel |
1998 |
Verplichtingen en uitgaven* 1999 2000 |
Economisch |
Codering functioneel |
|
Wachtgelden Functioneel leeftijdsontslag (FLO) Overige |
4 351 8 400 1 890 |
1 739 4 570 |
1 120 2 479 |
11 11 11 |
03.0 03.0 03.0 |
Totaal |
14 641 |
6 309 |
3 599 |
Toelichting
Aangezien deze post het voormalige personeel van de opgeheven Rijkspolitie betreft, stromen geen nieuwe post-actieven in. Er stromen wel post-actieven uit die een nieuwe baan vinden of de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Het benodigde budget daalt derhalve in de komende jaren.
Ramingskengetallen
Specificatie post-actieven
Categorie |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Wachtgelden |
|||||||
– aantal natuurlijke personen |
137 |
60 |
42 |
42 |
42 |
42 |
40 |
– gemiddeld bedrag (x f 1,–) |
31 759 |
27 361 |
26 353 |
26 353 |
26 353 |
26 471 |
26 353 |
Uitkeringen functioneel leeftijdsontslag (FLO) |
|||||||
– aantal natuurlijke personen |
65 |
36 |
36 |
36 |
35 |
35 |
35 |
– gemiddeld bedrag (x f 1,–) |
70 357 |
70 357 |
70 357 |
70 357 |
70 357 |
70 357 |
70 357 |
01.05 Geheime uitgaven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend een artikel voor geheime uitgaven op te nemen.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties mee/tegenvallers – Bijdrage aan oplossing van justitiebrede problematiek interne overhevelingen – Vorming nieuw artikel 10.05
0 - 3 498 - 3 498 - 3 498 - 3 498
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
3 980 |
4 000 |
4 000 |
4 000 |
4 000 |
||
1e suppletore wet 1999 |
|
|
|
|
|
Stand ontwerp-begroting 2000
3 480
0000
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000
1 579 0 0 0 0 0
Toelichting
Bijdrage in de oplossing van justitiebrede problematiek Het betreft hier de bijdrage in de justitiebrede problematiek
Vorming nieuwartikel 10.05
Artikel 01.05 Geheime uitgaven wordt met ingang van 2000 ondergebracht bij het nieuwe Directoraat-Generaal Rechtshandhaving.
01.06 Onvoorzien
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
500 500 500 500 500 |
||
1e suppletore wet 1999 |
00000 |
||
Stand ontwerp-begroting 2000 |
0 |
500 500 500 500 500 |
500 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
0 |
227 227 227 227 227 |
227 |
0
2
2
2
2
0
Economische en functionele codering
Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
Totaal
0
500
500
economisch
12
Codering functioneel
03.0
01.07 Loonbijstelling
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Onder dit artikel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van de algemene salarismaatregelen, de incidentele loonbijstelling en de overige specifieke loonbijstellingen.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Toedeling loonbijstelling interdepartementale overboekin-
gen
Financiering looneffecten CAO rijk 1999/2000
161297 -194 948 -183011 -182799 -183051
4 406 0 0 0 0
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
807 |
771 |
746 |
741 |
741 |
||
1e suppletore wet 1999 |
160 490 |
194 177 |
182 265 |
182 058 |
182 310 |
Stand ontwerp-begroting 2000
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000
0 4 406
0000
1999 0 0 0 0 0
Toelichting
Toedeling loonbijstelling
Van de toedeling van de loonbijstellingsbedragen 1999 over de artikelen kan het volgende overzicht worden gegeven.
Financiering looneffectenCAO Rijk 1999/2000
Van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties wordt een bedrag van f 4,4 mln. overgeboekt dat is vrijgevallen door een meevaller in de ziektekostenvoorziening Rijkspersoneel (ZVR). Dit bedrag wordt ingezet voor de financiering van de CAO-Rijk 1999–2000.
0
0
Verdeling loonbijstellingsbedragen
(x f 1 000)
1999
2000
2001
2002
2003
01.01 Personeel en materieel ministerie 01.04 Postactieven 01.09 Diversen
01.13 WODC
01.14 Adviescolleges
07.01 Bijdrage Immigratieen Naturalisatiedienst
07.02 Opvang asielzoekers
08.01 Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming
08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
08.03 Schadefonds geweldsmisdrijven
08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau
08.05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen
08.06 Bestuurszaken
09.01 Personeel en materieel Gerechtelijke Laboratoria
09.02 Bijzondere uitgaven politie
09.03 Personeel en materieel overige diensten
09.04 Bijdrage Korps landelijke politiediensten
09.05 Dienst Rechtspleging / Openbaar Ministerie / Rijksrecherche
09.07 Gefinancierde Rechtsbijstand
09.08 Schuldsanering 01.07 Loonbijstelling
4 598 |
6 376 |
5 638 |
5 490 |
5 499 |
181 |
103 |
105 |
105 |
105 |
-93 |
|
-858 |
|
|
285 |
389 |
340 |
333 |
334 |
22222 |
||||
5 938 |
7 888 |
5 641 |
5 592 |
5 601 |
11 615 |
9 618 |
8 141 |
8 063 |
8 063 |
4 482 |
6 823 |
6 292 |
6 432 |
6 442 |
21 046 |
22 119 |
22 275 |
22 712 |
22 705 |
85 |
118 |
105 |
104 |
104 |
718 |
1 003 |
899 |
891 |
892 |
45 300 |
60 136 |
56 694 |
55 968 |
56 072 |
1111 |
1 096 |
766 |
740 |
740 |
786 |
1 093 |
978 |
965 |
966 |
1 715 |
1 717 |
1 717 |
1 717 |
1 717 |
142 |
143 |
143 |
143 |
143 |
10 484 |
10 566 |
10 568 |
10 565 |
10 657 |
36 327 |
49 922 |
47 130 |
47 762 |
47 807 |
15 959 |
16 473 |
15 823 |
15 835 |
15 818 |
616 |
614 |
612 |
610 |
610 |
161 297 |
|
|
|
|
Totaal
00000
Economische en functionele codering
Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
Totaal
0
4 406
economisch
Codering functioneel
0
11
03.0
01.08 Prijsbijstelling
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel is het bedrag opgenomen dat beschikbaar is voor de verdeling over de diverse prijsgevoelige posten van de totale justitiebegroting.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000,-)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
6 769 |
6 730 |
6 600 |
6 611 |
6 611 |
||
1e suppletore wet 1999 |
3 339 |
2 585 |
2 402 |
2 341 |
2 338 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties Interne overhevelingen – Toedeling 1e tranche prijsbijstelling 1999 – Compensatie CIOT en WODC – 2e prijsbijstellingstranche 1999
10 108 |
-9 315 |
-9 002 |
-8 952 |
|
|
-3 500 |
-3 500 |
-3 600 |
|
47 440 |
43 709 |
42 239 |
41 998 |
41 984 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
0 |
44 790 |
40 209 |
38 739 |
38 398 |
37 884 |
37 784 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
0 |
20 325 |
18 246 |
17 579 |
17 424 |
17 191 |
17 146 |
Toelichting
Toedeling 1etranche prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling van de eerste tranche van de prijsbijstelling 1999. Het gaat om het deel van de prijsbijstelling dat bij 1e suppletore begroting is toegevoegd aan dit artikel (25 %).
Compensatie CIOT en WODC
De exploitatie van het op te richten Centraal Informatiepunt Onderzoek en Telecommunicatie (CIOT) zal door Justitie worden gefinancierd. Hiertoe worden gelden overgeheveld naar artikel 09.03 Personeel en materieel overige diensten. Tevens wordt structureel f 0,5 mln. overgeheveld naar het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum om de middelen in overeenstemming te brengen met de taken.
2eprijsbijstelling tranche 1999
De tweede prijsbijstellingstranche wordt toegevoegd aan de justitiebegroting.
Verdeling prijsbijstellingsbedragen ’99 (1e tranche)
(x f 1 000)
Artikel
1999
2000
2001
2002
2003
01.01 Personeel en materieel ministerie 01.03 Bijdragen en contributies 01.09 Diversen 01.13 WODC
07.01 Bijdrage Immigratieen Naturalisatiedienst
07.02 Opvang asielzoekers
08.01 Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming
08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
08.03 Schadefonds geweldsmisdrijven
08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau
08.05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen
08.06 Bestuurszaken
09.01 Personeel en materieel Gerechtelijke Laboratoria
09.02 Bijzondere uitgaven politie
09.03 Personeel en materieel overige diensten
09.04 Bijdrage Korps landelijke politiediensten
09.05 Dienst Rechtspleging / Openbaar Ministerie / Rijksrecherche
09.06 Gerechtskosten
09.07 Gefinancierde Rechtsbijstand
01.08 Prijsbijstelling
322 |
303 |
295 |
293 |
293 |
12 |
12 |
12 |
12 |
11 |
2 112 |
2 162 |
2 250 |
2 266 |
2 266 |
45 |
45 |
45 |
45 |
45 |
588 |
617 |
547 |
536 |
536 |
2 519 |
1 892 |
1 599 |
1 583 |
1 583 |
144 |
161 |
168 |
178 |
178 |
723 |
738 |
741 |
749 |
749 |
40 |
43 |
43 |
43 |
43 |
103 |
107 |
106 |
105 |
105 |
1 415 |
1 380 |
1 333 |
1 270 |
1 268 |
29 |
29 |
20 |
19 |
19 |
32 |
31 |
31 |
31 |
31 |
77 |
77 |
77 |
77 |
77 |
268 |
269 |
268 |
266 |
266 |
392 |
382 |
389 |
392 |
392 |
937 |
717 |
735 |
752 |
752 |
268 |
279 |
278 |
276 |
276 |
82 |
71 |
65 |
59 |
59 |
10 108 |
-9 315 |
-9 002 |
-8 952 |
-8 949 |
Totaal
00000
Economische en functionele codering
Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Totaal
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
economisch
Codering functioneel
0
44 790
40 209
11
03.0
01.09 Diversen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Onder dit artikel worden de uitgaven geraamd die betrekking hebben op schadeloosstellingen aan derden. Daarnaast worden onder dit artikel ook de bedragen opgenomen welke in afwachting van de integrale verdeling over de verschillende begrotingsartikelen voorlopig aan dit artikel zijn toegevoegd.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting*
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
634 776 |
737 515 |
846 477 |
959 948 |
959 948 |
||
1e suppletore wet 1999 |
851 913 |
|
|
|
|
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Prijsbijstelling 1999 1e tranche – Loonbijstelling 1999 – 2e compensatie KLM-facturen – Toedeling doorgeschoven
AFW-premie – Verdeling huisvestingsgelden – Verdeling asielmiddelen – Verkeerstoezicht (gebiedsprojecten) mee/tegenvaller – Bijdrage in de oplossing van justitiebrede problematiek interdepartementale overboeking – aanvulling op huisvestingsgelden – Bijdrage aan de adviescommissie duaal ontslagstelsel – Eurogelden
2 112 2 162 2 250 2 266 2 266
-93 -1 251 -858 -1 230 -1 226
2000 0 0 0 0
-
-590 0 0 0 0
560 877 -620 031 -637 137 -646 166 -646 137
920 000 0 0 0 0
15 743
15 653
30
15 577
38
15 477
32
1 5 477
32
49 084 73 701
91 280 101 195 101 195
-166 -133 0 0 0
13 057 24 816 17 551 2 683 0
Stand ontwerp-begroting 2000 |
59 124 (58 802) |
55 473 |
64 078 |
75 335 |
46 118 |
43 463 |
43 463 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
26 829 (26 683) |
25 173 |
29 077 |
34 186 |
20 927 |
19 723 |
19 723 |
-
*Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
Toelichting
Bijdrage in de oplossing van de problematiek
De bijdrage in de oplossing van de justitiebrede problematiek wordt gevonden in de post overig.
Toedeling loonbijstelling
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999 1etranche
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van de algemene prijsmaatregelen voor 1999.
2ecompensatie KLM facturen
Vanuit het artikel 09.06 Gerechtskosten, wordt f 2 mln. overgeheveld voor de centrale betaling van buitenlandse dienstreizen.
0
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling vanuit dit artikel van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998.
Verdeling huisvestingsgelden
De huisvestingsbudgetten in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting zijn bij Miljoenennota 1999 aan de justitiebegroting toegevoegd. Op dit bedrag zijn nadien nog enkele correcties doorgevoerd op basis van de bestaande voorraad en het onderhanden werk. Vanuit dit artikel worden deze budgetten thans verdeeld over de sectoren.
Verdeling asielmiddelen
De asielgelden die bij Voorjaarsnota 1999 aan de justitiebegroting zijn toegevoegd worden verdeeld over de sectoren.
Verkeerstoezicht gebiedsprojecten
Deze gelden stonden centraal gereserveerd voor de intensivering van het verkeerstoezicht en zijn toegedeeld aan artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/ Openbaar Ministerie/Rijksrechterche.
Aanvulling op huisvestingsgelden
Deze mutatie betreft een correctie op de bestaande voorraad en het onderhande werk ten opzichte van de eerdere toedeling van huisvestingsgelden als gevolg van de stelselwijziging Rijkshuisvesting.
Bijdrage aan de adviescommissie duaal ontslagstelsel
De bijdrage van Justitie aan de adviescommissie duaal ontslagstelsel is overgeboekt naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Euro-gelden
De kosten die verbonden zijn aan de invoering van de euro zijn aan de begroting van justitie toegevoegd.
Economische en functionele codering
Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000,-)
Artikelonderdeel
Schadeloosstellingen aan derden Wijziging betalingsverkeer** Schengen secretariaat*** Opleiding en vorming** Management Development** Automatiseringsuitgaven** Voorlichtingsactiviteit** Project 200 jaar Justitie
Buitenlandse dienstreizen Overige activiteiten
Niet-verdeelde posten: – huisvesting – Euro – GBA – Overig
Totaal
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
32 323 |
34 209 |
34 209 |
2 601 |
||
820 |
||
1 698 |
||
5 558 |
||
0 |
||
5 734 |
||
2 836 |
||
(3 310) |
4 000 |
|
7 554 |
1 234 |
1 267 |
(6 758) |
||
1 038 |
1 736 |
|
13 057 |
24 816 |
|
730 |
730 |
|
1 205 |
1 320 |
economisch
41 12 12 12 12 12 12 12
12 12
12 12 12 12
Codering functioneel
03.0 03.0 03.0 03.0 03.0 03.0 03.0 03.0
03.0 03.0
03.0 03.0 03.0 03.0
59 124 (58 802)
55 473
64 078
-
*Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven. ** Deze uitgaven worden vanaf 1999 geraamd op artikel 01.01. *** Deze uitgaven worden vanaf 1999 geraamd onder artikel 01.03.
Kengetallen
Specificatie schadeloosstellingen aan derden
(Bedragen x f 1 mln)
Realisatie 1998
Vermoedelijke uitkomsten 1999
Ontwerp-begroting 2000
Schadefonds geweldsmisdrijven Onrechtmatige detentie Overige
8,9
9,3
14,1
10,3
6,8
17,1
10,3
6,8
17,1
Totaal
32,3
34,2
34,2
Uitgekeerde bedragen Schadefonds Geweldsmisdrijven
Realisatie 1998
Vermoedelijke uitkomsten 1999
Ontwerp-begroting 2000
Aantal ingediende verzoeken
Aantal genomen positieve beslissingen
Totaal uitgekeerd (x f 1 000,–)* – materiële schade – immateriële schade
Totaal gemiddelde uitkering (x f 1,–) – materiële schade – immateriële schade
3 749 |
3 750 |
3 750 |
2 413 |
2 792 |
2 792 |
9 600 |
11 650 |
11 650 |
2 980 |
3 670 |
3 670 |
6 620 |
7 980 |
7 980 |
3 978 |
4 180 |
4 180 |
1 350 |
1 653 |
1 653 |
3 750 |
4 495 |
4 495 |
-
*Door een timelag tussen toekenning en daadwerkelijke uitbetaling tellen de posten materiële- en immateriële schadeniet op tot de door Justitiegeregistreerde post totaal uitgekeerd(zie vorige tabel)
01.11 Internationale samenwerking
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel worden de uitgaven geraamd die vallen onder de «Homogene Groep Internationale Samenwerking» (HGIS).
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting*
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
1 858 1 858 1 831 1 831 1 831 |
||
1e suppletore wet 1999 |
00000 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties Interdepartementale overboekingen – Eindejaarsmarge HGIS
713
357
357
Stand ontwerp-begroting 2000 |
1 976 (2 081) |
2 571 |
2 215 |
2 188 |
1 831 |
1 831 |
1 831 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
897 (944) |
1 167 |
1 005 |
993 |
831 |
831 |
831 |
-
*Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
Toelichting
EindejaarsmargeHGIS
Het budget wordt verhoogd met de eindejaarsmarge 1998 voor de
Homogene Groep Internationale Samenwerking.
Specificatie per artikelonderdeel
De onderverdeling naar artikelonderdelen
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Uitgaven attachés Samenwerking Indonesië
Bijdrage WIPO Bijdrage Schengen
Totaal
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
941 |
1 548 |
1 548 |
661 |
403 |
357 |
(766) |
||
0 |
620 |
310 |
374 |
- |
- |
1 976 |
2 571 |
2 215 |
(2 081) |
economisch
11 43 Z
43 G 43 G
Codering functioneel
03.0 03.0
03.0 03.0
Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
01.13 Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Onder dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven geraamd van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC), alsmede de uitgaven voor externe wetenschappelijke onderzoeken.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting*
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
19 587 (18 087) |
19 340 (17 840) |
19 163 (17 663) |
18 952 (17 452) |
18 952 (17 452) |
||
1e suppletore wet 1999 |
2 610 |
93 |
40 |
40 |
40 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overheveling – Toedeling loonbijstelling 1999 – Toedeling prijsbijstelling 1999 1e tranche – Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998 mee/tegenvallers – Bijdrage aan oplossing van justitiebrede problematiek – Toevoeging middelen
285 389 340 333 334
45 45 45 45 45
50000
0 |
-9 |
|
-9 |
-9 |
500 |
500 |
500 |
500 |
500 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
19 888 (29 309) |
23 032 (21 532) |
20 358 (18 858) |
20 078 (18 578) |
19 861 (18 361) |
19 862 (18 362) |
19 862 (18 362) |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
9 025 (13 300) |
10 451 (9 771) |
9 238 (8 557) |
9 111 (8 430) |
9 013 (8 332) |
9 013 (8 332) |
9 013 (8 332) |
Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
Toelichting
Toedeling loonbijstelling
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Toedeling prijsbijstelling 1999 1etranche
Deze mutatie betreft de toedeling van de bij voorjaarsnota toegekende prijsbijstelling.
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998.
Bijdrage in de oplossing van de justitiebrede problematiek
Het betreft de bijdrage in de oplossing van de justitiebrede problematiek.
Toevoeging middelen
Voor de uitvoering van het huidige takenpakket van het WODC is een extra budget toegevoegd van f 0.5 mln. Dit budget wordt overgeheveld vanuit artikel 01.08 Prijsbijstelling.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Totaal
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
19 888 (29 309)
23 032 (21 532)
20 358 (18 858)
economisch
12
Codering functioneel
03.01
-
*Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Kengetallen
Kwantitatieve gegevens wetenschappelijk onderzoek
Realisatie 1998
Vermoedelijke uitkomsten 1999
Ontwerp-begroting 2000
Input (x f 1 mln):
– personeel
– materieel
– onderzoekskosten intern
– onderzoekskosten extern
Totaal
– fte’s (aantallen)
– gemiddelde prijs (x f 1,–)
Output (aantallen):
– extern wetenschappelijke projecten
– intern wetenschappelijke projecten
– productie beleidsadviezen
– bijeenbrengen van kennis (periodieken/seminars)
– documentaire en statistische inform.-voorz.
8,0 |
8,3 |
8,3 |
0,7 |
0,5 |
0,5 |
1,7 |
1,5 |
1,5 |
9,5 |
12,2 |
9,6 |
19,9 |
22,5 |
19,9 |
69 |
72,1 |
72,1 |
115 000 |
115 000 |
115 000 |
35 |
43 |
43 |
15 |
15 |
15 |
79 |
85 |
85 |
21 |
20 |
20 |
1 480 |
1 525 |
1 525 |
01.14 Adviescolleges
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De grondslag van dit nieuwe artikel is artikel 6a van de Comptabiliteitswet, op grond waarvan de uitgaven verbonden aan de taakvervulling door een adviescollege op een afzonderlijk begrotingsartikel zichtbaar moeten worden gemaakt. Bij het Ministerie van Justitie vallen het adviescollege vennootschapsrecht en het adviescollege burgerlijk procesrecht binnen de in artikel 6a vastgestelde definitie.
De uitgaven voor deze colleges bestaan uit vacatiegelden, reisen verblijfkosten en zaalhuur.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
36 36 37 37 37 |
||
1e suppletore wet 1999 |
00000 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Toedeling loonbijstelling 1999
22222
Stand ontwerp-begroting 2000 |
3 |
38 |
38 |
39 |
39 |
39 |
39 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
1 |
17 |
17 |
18 |
18 |
18 |
18 |
Toedeling loonbijstelling
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
De economische en functionele codering
Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven * 1998 1999 2000
economisch
Codering functioneel
Totaal
3
38
38
11
03.0
07 INTERNATIONALE AANGELEGENHEDEN EN VREEMDELINGENZAKEN
Opvang Asiel (21,6%)
IND (5,7%)
Binnen de organisatie van het Ministerie van Justitie is het agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) belast met de behandeling van verzoeken om toelating en verblijf op grond van de Vreemdelingenwet en tevens met de behandeling van verzoeken om naturalisatie op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Tevens is het Ministerie van Justitie sinds het Koninklijk Besluit van 5-9-’94 (voorheen het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van de opvang van asielzoekers.
07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Onder dit artikel worden de bijdragen aan het agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) geraamd.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties
interne overhevelingen
– Loonbijstelling 1999
– Prijsbijstelling 1999 1e tranche
– Verdeling huisvesting
– Correctie op overheveling formatie
– Structurele formatieuitbreiding
– Directie Vreemdelingenbeleid
beleidsmatige mutaties
– Rentecompensatie conversie Eigen Vermogen/ Vreemd Vermogen
mee/tegenvallers
– Bijdrage in justitiebrede problematiek
– Verdeling van de asiel-middelen
5 938 |
7 888 |
5 641 |
5 592 |
5 601 |
588 |
617 |
547 |
536 |
536 |
5 774 |
5 774 |
5 774 |
5 774 |
5 774 |
208 |
208 |
208 |
208 |
208 |
1 198 |
|
|
|
|
2 447
2 447
2 447
2 447
0 -176 -152 -150 -150
176 400 163 300 163 400 163 400 163 400
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
353 854 |
354 341 |
299 796 |
296 279 |
296 279 |
||
1e suppletore wet 1999 |
460 |
467 |
459 |
459 |
459 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
438 112 |
542 024 |
533 668 |
476 922 |
473 347 |
473 356 |
473 565 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
198 807 |
245 960 |
242 168 |
216 418 |
214 796 |
214 800 |
214 894 |
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 19 991etranche
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van 1e tranche van de algemene prijsmaatregelen voor 1999.
Verdeling huisvesting
Bij de Miljoenennota 1999 zijn in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting huisvestingsbudgetten aan de justitiebegroting toegevoegd. Deze worden vanuit artikel 01.09 Diversen verdeeld.
Correctie op de overheveling van formatie
Het betreft een correctie op de overheveling van formatie naar artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie die bij de 1e suppletore wet 1999 heeft plaatsgevonden.
Structurele uitbreiding van formatie bij DVB
Ten behoeve van een structurele uitbreiding van de formatie van de Directie Vreemdelingenbeleid (DVB) wordt 1,2 mln. overgeheveld naar artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.
0
Bijdrage in de oplossing van de justitiebrede problematiek
Het betreft de bijdrage van de Immigratie- en Naturalisatiedienst in de oplossing van de justitiebrede problematiek.
Rentecompensatie conversie Eigen Vermogen/Vreemd Vermogen Besloten is om de materiële vaste activa van de agentschappen in de toekomst met vreemd vermogen te financieren. Dit deel van het eigen vermogen wordt vervangen door een lening bij het Ministerie van Financiën. Aangezien de agentschappen hiervoor rente betalen, wordt hiervoor compensatie geboden.
Verdeling van de asielmiddelen
De behandelcapaciteit van de IND wordt aangepast aan een instroom van 60 000 asielzoekers. Derhalve wordt voor 1999 f 176 mln. aan de begroting toegevoegd en voor 2000 en de jaren daarna f 163 mln.
Economische en functionele codering
Economische en functionele codering
x f 1 000)
Totaal
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
economisch
Codering Functioneel
438 112
542 024
533 668
03
03.2
07.02 Opvang asielzoekers
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De Minister van Justitie is belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van de opvang van asielzoekers. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Stb. ’94, 422) belast met de materiële en immateriële opvang van asielzoekers.
Centrale opvang asielzoekers
De op dit onderdeel geraamde uitgaven zijn bestemd voor de bekostiging van de materiële en immateriële centrale opvang van asielzoekers, alsmede voor het subsidiëren van organisaties die zorgdragen voor, dan wel ondersteuning geven aan de opvang van asielzoekers. De Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers en de Wet Justitie-subsidies (Stb. ’96, 334) dienen als basis voor de uitgaven. De wijze van bekostiging is geregeld in het Subsidiebesluit Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het Faciliteitenbesluit opvangcentra (Stb. ’94, 636), de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Stcrt. ’94, 140) en de Wet Justitie-subsidies.
Tijdelijke noodvoorziening Vreemdelingen
Op dit onderdeel worden de uitgaven geraamd voor de opvang tijdens de wachtperiode van vreemdelingen die niet direct de AC-procedure kunnen doorlopen.
Decentrale opvang asielzoekers
De op dit onderdeel geraamde uitgaven zijn bestemd voor de uitgaven voor de decentrale opvang van asielzoekers. De wijze van bekostiging is geregeld bij de Regeling Opvang Asielzoekers (ROA).
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting *
(x f 1 000,–)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
1 249 321 |
941 039 |
772 904 |
754 457 |
754 457 |
||
1e suppletore wet 1999 |
2005 |
1 806 |
1 650 |
1 649 |
1 649 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties
interne overboekingen
– Loonbijstelling 1999
– Prijsbijstelling 1999 1e tranche
beleidsmatige mutaties
– Kwaliteitsverbetering tolkencentra
mee/tegenvallers
– Bijdrage in justitiebrede-problematiek
– Verdeling van asielmiddelen
11615 9 618 8 141 8 063 8 063
2 519 1 892 1 599 1 583 1 583
1 514 - 1 780 - 1 648 - 1 476
1 408
0 -456 -381 -372 -372
638 700 1 070 400 1 248 400 1 189 400 950 400
Stand ontwerp-begroting 2000 1 526 324 1 902 646 2 022 519 2 030 665 1 953 304 1 714 372 1 714 372
(1 913 783)
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000
692616 863 383 917779 921476 886371 777 948 777 948 (868 437)
-
*Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999 1etranche
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 van de algemene prijsmaatregelen voor 1999.
Kwaliteitsverbetering tolkencentra
Ter ondersteuning van investeringen in de integriteit en kwaliteit van tolken en vertalers wordt geld overgeheveld naar de artikelen 01.01 Personeel en materieel ministerie en 08.06 Bestuurszaken (tolkencentra). De aanbevelingen uit het rapport «Met recht tolken en vertalen», dat in 1998 aan de TK is aangeboden, worden uitgevoerd. Deze zijn er op gericht de kwaliteit van de tolken en vertalers waarvan Justitie gebruik maakt te verbeteren, evenals de planning en coördinatie van de tolk- en vertaaldiensten.
Er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de opleiding en certificering van tolken en vertalers, en aan de ontwikkeling van een planningssysteem. De kosten daarvan worden door de afnemers gedragen, waaronder het COA. De bijdrage van het COA is geboekt naar 01.01, naar het budget van de directie die verantwoordelijk is voor het project (Directie Bestuurszaken).
In hetzelfde traject zijn de tarieven voor de tolkencentra vanaf 1999 met 8% verhoogd onder de voorwaarde dat de tolkencentra meewerken aan de kwaliteitsverbetering. De tariefsverhoging voor het «asieldeel» van de tolkencentra wordt gefinancierd door de afnemer, namelijk het COA. Dat is de budgetoverheveling naar 08.06, Tolkencentra.
Bijdrage aan de oplossing van Justitiebrede problematiek
Dit is de bijdrage aan de oplossing van de justitiebrede problematiek. De invulling is gevonden door besparingen op uitgaven voor materieel.
Verdeling asielmiddelen
In verband met de geraamde instroom- en uitstroomcijfers van asielzoekers worden budgetten voor de opvang van asielzoekers aan de justitiebegroting toegevoegd.
De onderverdeling naar artikel onderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
Centrale opvang asielzoekers |
1 400 255 (1 803 430) |
1 727 300 |
1 957 500 |
Decentrale opvang asielzoekers |
104 093 (88 211) |
91 500 |
50 250 |
Buffercapaciteit |
0 |
50 000 |
50 000 |
Tijdelijke noodopvang |
10 023 |
82 211 |
133 955 |
Subsidies |
11 953 |
15 635 |
15 814 |
Ombuigingsmaatregelen |
0 |
|
|
Investeringen COA |
0 |
50 000 |
30 000 |
Uitvoering regeling basisonderwijs- |
|||
voorzieningen |
0 |
4 000 |
4 000 |
Totaal |
1 526 324 (1 913 617) |
1 902 646 |
2 022 519 |
economisch
43 Z
43 C
43 Z
Codering functioneel
06.36
06.36
43 Z |
06.36 |
43 Z |
06.36 |
43 Z |
06.36 |
43 Z |
06.36 |
43 Z |
06.36 |
06.36
Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Kengetallen
Overzicht van het aantal onderzoekscentra, asielzoekerscentra en noodopvang*
Aantal centra |
Capaciteit ultimo |
|||
1998 |
1996 |
1997 |
1998 |
|
Onderzoekscentra (OC’s) Wachtlijsten OC’s Asielzoekerscentra (AZC’s) Zelfzorgarrangement Centrale Opvang Woningen (aant. COW-gemeenten) Aanvullende opvang (AVO) |
15 44 63 27 126 |
8 225 19 963 4 288 |
8 105 21 230 8 713 |
8 746 2 168 27 364 5 982 1 332 9 786 |
Totaal |
32 476 |
38 048 |
55 378 |
-
*exclusief tijdelijke noodopvang en decentrale opvang
Instroom en bezetting in de opvang
Realisatie 1998 |
Vermoedelijke |
Ontwerp-begroting |
|
uitkomsten 1999 |
2000 |
||
Instroom |
41 200 |
43 250 |
39 950 |
Uitstroom |
26 800 |
33 000 |
37 000 |
Centrale opvang |
|||
– gemiddelde bezetting |
42 920 |
57 500 |
65 250 |
– prijs (x f 1,–) |
32 625 |
30 040 |
30 000 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1 mln) |
1 400 |
1 727 |
1 958 |
Decentrale opvang |
|||
– gemiddelde bezetting |
8 500 |
6 100 |
3 350 |
– prijs (x f 1,–) |
12 246 |
15 000 |
15 000 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1 mln) |
104 |
92 |
50 |
Tijdelijke noodvoorziening |
|||
vreemdelingen |
|||
– gemiddelde bezetting |
* |
2 960 |
4 830 |
– prijs (f 1,–) |
* |
27 774 |
27 734 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag |
10 |
82 |
134 |
Buffercapaciteit |
|||
– gemiddelde bezetting |
10 000 |
10 000 |
|
– prijs (x f 1,–) |
5 000 |
5 000 |
5 000 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1 mln) |
50 |
50 |
|
Zelfzorgarrangement |
|
|
|
Taakstelling (conform |
|||
regeerakkoord) |
-4 |
-8 |
Versoberingstaakstelling
Investeringen COA
Alleenstaande minderjarige asielzoekers
Uitvoering regeling basisonderwijsvoorzieningen
Subsidies (x f 1 mln)
12
54 50
151
4 16
30
4 16
Toelichting
Naar verwachting zal in het jaar 2000 sprake zijn van een hogere instroom en een lagere uitstroom dan eerder in begroting 1999 werd geraamd. Daarnaast werken ook de effecten van de hoge instroom in 1998 door in de raming van de bezetting van de opvang. In 1999 en 2000 zal derhalve naar verwachting ook de bezetting van de centrale opvang boven de raming in de begroting 1999 liggen. Naar verwachting zal tot ultimo 2001 de bezetting van de centrale opvang oplopen.
De implementatie van de notitie Terugkeerbeleid, die ik u 25 juni 1999 heb toegezonden, zal tot gevolg hebben dat er meer aandacht zal zijn voor de vrijwillige en gedwongen terugkeer van (uitgeprocedeerde) asielzoekers naar het land van herkomst. De opvang van vreemdelingen op wier asielaanvraag onherroepelijk negatief is beslist, zal worden beëindigd.
Bij de bepaling van het aantal uitplaatsingen (17 000 in 1999; 17 500 in 2000 en 18 000 in 2001) is rekening gehouden met het terugbrengen van de uitplaatsingstermijn naar 3 maanden.
Bij de voorjaarsnotabegroting 1998 is een taakstellende bezuiniging van f 60 mln. opgelegd aan de COA, die wordt gerealiseerd door asielzoekers op vrijwillige basis in de gelegenheid te stellen elders onderdak te zoeken. Daarnaast zijn conform de afspraken uit het regeerakkoord taakstellingen opgelegd op arbeidsproductiviteit en de departementale inkoop. Vanaf 1999 is er een versoberingstaakstelling in de budgetten verwerkt die structureel ca. 10 % van het budget beslaat (1999: 54 mln., 2000: 151 mln., 2001: 168 mln., 2002: 186 mln., 2003: 195 mln.). Over de invulling van bovenstaande taakstelling vind overleg plaats met het bestuur van het COA. De helft van de taakstellingen zal naar verwachting kunnen worden ingevuld door meer gebruik te maken van woningen voor de opvang van asielzoekers in plaats van centra. Er wordt rekening gehouden met een uitbreiding van het aantal COW-plaatsen (Centrale Opvang Woningen) tot 5 100 in 1999 en tot 11 600 per ultimo 2000.
08 PREVENTIE, JEUGD EN SANCTIES
PJR (12,0%)
Cvtk (0,0%)
DJI (23,2%)
DBZ (0,5%)
CJIB (0,9%)
Dit hoofdbeleidsterrein betreft criminaliteitspreventie, de Vereniging Slachtofferhulp Nederland, de Raad voor de Kinderbescherming, de gezinsvoogdij- en voogdij-instellingen, het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, het Schadefonds Geweldsmisdrijven, de reclassering, de Dienst Justitiële Inrichtingen, het Centraal Justitieel Incassobureau en het College van Toezicht op de Kansspelen. De wettelijke grondslag voor de verplichtingen en uitgaven vloeit voornamelijk voort uit het Burgerlijk Wetboek, Boek 1, artikel 238, alsmede uit de Reclasserings-regeling ’95, de Wet op de jeugdhulpverlening en het bij de laatstgenoemde wet behorende uitvoeringsbesluit.
Intensiveringsgelden Jeugden Geweld
Over de intensiveringsgelden Jeugd en Geweld uit het Regeerakkoord op de Justitiebegroting is de Kamer in mijn brief van 3 november 1998 (26 200 VI, nr. 16) nader geïnformeerd. Daarbij werd het volgende overzicht gegeven van de inzet van de intensiveringsgelden:
Artikel 08.01 Raad voor de Kinderbescherming
bedragen in mln.
1999
2000
2001
2002
versnelling civiele zaken |
1,1 |
2,3 |
3,3 |
5,0 |
budget tbv forensische diagnostiek |
0,7 |
1,4 |
2,0 |
3,0 |
werklastverlichting tbv allochtonen |
1,1 |
2,3 |
3,3 |
5,0 |
bijdrage Aanmeldpunten kindermis- |
||||
handeling |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
toename aantal strafzaken |
1,8 |
3,6 |
5,4 |
8,0 |
Totaal Raad voor de Kinderbescherming
5,7
10,6
15,0
22,0
Artikel 08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
bedragen in mln. |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
– Gezinsvoogdij-instellingen; toename |
||||
aantal jeugd reclasseringzaken |
1,1 |
2,3 |
3,3 |
5,0 |
– gezinsvoogdij-instellingen; uitvoering |
||||
programma CRIEM |
3,5 |
7,1 |
10,0 |
15,0 |
– criminaliteitspreventie: CTC-projecten |
0,5 |
1,0 |
2,0 |
3,0 |
– criminaliteitspreventie; projecten |
||||
preventie geweld |
0,9 |
1,8 |
2,6 |
4,0 |
– Grote Steden Beleid: justitie in de buurt |
1,5 |
3,1 |
4,8 |
7,0 |
– Aanmeldpunten Kindermishandeling |
||||
(via VWS) |
1,3 |
2,3 |
4,0 |
|
– wachtlijsten jeugdhulpverlening (via |
||||
VWS) |
3,3 |
6,8 |
10,0 |
15,0 |
Totaal subsidies |
10,8 |
23,4 |
35,0 |
53,0 |
Noot:
Loon en prijspeil 1998.
Om subsidietechnische redenen zijn de bij artikel 08.01 vermelde budgetten voor de AMK’s
toegevoegd aan artikel 08.02 (overige instellingen en projecten)
Op 4 juni 1999 is de Kamer (26 200 VI, nr. 54) geïnformeerd op welke wijze de bestuurlijke informatievoorziening op het beleidsterrein jeugd zal worden verbeterd en de verantwoording van de intensiveringgelden Jeugd en Geweld gestalte zal worden gegeven. De eerste stap binnen het daarvoor gestarte project Verantwoording Intensiveringgelden Jeugd en Geweld is het benoemen van de benodigde gegevens, en de daarbij behorende gegevensbronnen. Vervolgens moeten met (externe) gegevensleveranciers afspraken worden gemaakt over de aanlevering van informatie. De rapportage over de eerste stap, de wijze waarop de informatie over de besteding van de intensiveringgelden Jeugd en Geweld is georganiseerd, zal voor 1 november 1999 gereed zijn.
De eerste rapportage over de besteding van de gelden zal worden gekoppeld aan de departementale verantwoording in mei 2000. Dan zal ook aan uw Kamer worden gemeld welke andere projecten zijn gestart in het kader van het programma ter verbetering van de bestuurlijke informatievoorziening op het beleidsterrein Jeugd.
Waar mogelijk is in de toelichting bij de artikelen 08.01 en 08.02 telkens aangegeven om welke extra intensiveringgelden ten opzichte van 1999 het gaat.
08.01 Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Het artikel heeft betrekking op de personele en materiële uitgaven van de Raad voor de Kinderbescherming.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft onder meer tot taak:
– het doen van onderzoek in situaties waarin het recht van kinderen op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling ernstig dreigt te worden geschonden; – het adviseren van de rechtbank aangaande gezagsvoorziening en omgangsregeling bij scheiding; – het verlenen van vroeghulp en het adviseren van de rechter in geval van strafrechtelijke interventies ten aanzien van jeugdigen; – het coördineren van de uitvoering van taakstraffen voor jeugdigen; – het rekwestreren van kinderbeschermingsmaatregelen; – het uitbouwen van de preventieve functie, als afgeleide van de kerntaken
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting *
nog niet eerder in een begro- |
|
tingsstuk opgenomen mutaties |
|
interne overhevelingen |
|
– Loonbijstelling 1999 |
4 482 6 823 6 292 6 432 6 442 |
– Prijsbijstelling 1999 1e tranche |
144 161 168 178 178 |
– Toedeling doorgeschoven |
|
AFW-premie |
75 0 0 0 0 |
– Verdeling huisvestingsgelden |
14 470 14 470 14 504 14 441 14 441 |
mee/tegenvallers |
|
– Bijdrage in de oplossing van |
|
justitiebrede problematiek |
0 -101 -106 -109 -109 |
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
171 336 |
181 096 |
181 940 |
181 121 |
181 121 |
||
1e suppletore wet 1999 |
4 802 |
9 702 |
14 102 |
21 102 |
21 102 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
155 249 (157 268) |
195 309 |
212 151 |
216 900 |
223 165 |
22 3 175 |
223 468 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
70 449 (71 365) |
88 627 |
96 270 |
98 425 |
101 268 |
101 272 |
101 405 |
-
*Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Het betreft hier de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van de prijsmaatregelen voor 1999.
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998
Verdeling huisvestingsgelden
Bij de Miljoenennota 1999 zijn in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting huisvestingsbudgetten aan de justitiebegroting toegevoegd. Deze worden vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen verdeeld.
Bijdrage in de oplossing van de justitiebrede problematiek
De bijdrage in de oplossing van de justitiebrede problematiek is gevonden door een besparing op de materiële uitgaven.
De onderverdeling naar artikel onderdelen
Specificatie per artikelonderdeel |
(x f 1 000) |
||||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen en uitgaven* |
Codering |
|||
1998 |
1999 |
2000 |
economisch |
Functioneel |
|
Personele uitgaven |
|||||
– ambtelijk |
106 168 |
127 757 |
145 223 |
11 |
06.32 |
– overig |
8 420 |
2 300 |
2 300 |
11 |
06.32 |
post-actief |
7 548 |
6 000 |
6 000 |
11 |
06.32 |
Subtotaal personele uitgaven |
122136 |
136 057 |
153 523 |
||
Exploitatie uitgaven |
18 665 |
37 828 |
33 104 |
12 |
06.32 |
Aanschaffingen |
14 448 (16 467) |
7 000 |
7 000 |
52 |
06.32 |
Huisvesting |
- |
14 424 |
18 524 |
12 |
06.32 |
Subtotaal materiële uitgaven |
33 113 |
59 252 |
58 628 |
||
(35 132) |
|||||
Totaal |
155 249 |
195 309 |
212 151 |
||
(157 268) |
bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven
Regeerakkoordgelden Jeugd en Geweld
De stijging van het begrotingsbedrag 2000 ten opzichte van het jaar 1999 houdt mede verband met extra gelden die aan de Raad voor de Kinderbescherming worden toegekend in het kader van de Regeerakkoordgelden Jeugd en Geweld. De budgetten worden ingezet voor de versnelling van het aantal civiele zaken, de toepassing van forensische diagnostiek, werklastverlichting in verband met allochtonen en de toename van het aantal strafzaken.
Kengetallen
Kengetallen personeel
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Ambtelijk personeel |
|||||||
– gemiddelde prijs (f 1,–) |
78 272 |
84 888 |
86 443 |
86 443 |
86 443 |
86 443 |
86 443 |
– fte’s (aantal) |
1 310 |
1 505 |
1 680 |
1 700 |
1 725 |
1 725 |
1 725 |
Post-actief personeel |
|||||||
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen) |
147 |
150 |
129 |
118 |
112 |
112 |
112 |
Raad voor de Kinderbescherming
(aantallen)
Doelmatigheids- |
||||
Ramingskengetallen |
kengetallen1 |
|||
1998 |
1999 |
2000 |
2000 |
|
beschermingszaken |
8 406 |
9 250 |
9 600 |
6 900 |
echtscheidingszaken |
3 576 |
4 275 |
4 275 |
6 000 |
overige civiele zaken |
2 710 |
2 275 |
2 275 |
2 600 |
strafzaken |
18 118 |
24 615 |
28 900 |
1 400 |
taakstraffen |
9 808 |
10 500 |
12000 |
3 100 |
1 In hoofdzaak zijn de prijzen per product verkregen door middel van deelcalculatiemethode. Bij alle onderdelen is onderzoek gaande om te komen tot integrale kostprijzen.
Toelichting
De toename in beschermingszaken wordt gefinancierd uit de Regeer-akkoordgelden voor Jeugd en Geweld.
Het aantal strafzaken van 1998 naar 1999 stijgt met 6497. Het aantal strafzaken stijgt van 1999 naar 2000 met 4285. Een deel van deze stijging (985) wordt gefinancierd uit de Regeerakkoordgelden Jeugd en Geweld. De overige groei komt voort uit de intensiveringsgelden in het kader van het programma «Van Montfrans».
08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Het artikel heeft betrekking op de preventie van criminaliteit, slachtofferzorg, de Vereniging Slachtofferhulp Nederland (SHN), de voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen, de Stichting Reclassering Nederland (SRN), het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en HALT.
A. Voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen
Een voogdij-instelling is het uitvoeringsorgaan van een rechtspersoon waaraan de voogdij over minderjarige kinderen kan worden opgedragen. Het uitvoeringsorgaan draagt in naam van het bestuur zorg voor de verzorging en opvoeding van deze kinderen. Het bepaalt de verblijfplaats van de jeugdige en ziet erop toe, dat er voldoende voorwaarden aanwezig zijn voor een zo evenwichtig mogelijke groei naar volwassenheid. De verantwoordelijkheid voor de minderjarige strekt zich ook uit tot het behartigen van financiële belangen.
Een gezinsvoogdij-instelling is het uitvoeringsorgaan van een rechtspersoon die de volgende doelstellingen nastreeft:
– het geven van leiding en het verlenen van bijstand aan gezinsvoogden; – het verlenen van hulp en steun aan voorwaardelijk veroordeelden en in vrijheid gestelde jeugdige personen; – het doen van nazorg.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling bij de gezinsvoogdij-instellingen. De instellingen voor (gezins-)voogdij worden gesubsidieerd op basis van de Wet op de jeugdhulpverlening en het Subsidiebesluit voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen, Staatsblad 1998,30, d.d. 23 december 1997.
B. Stichting Reclassering Nederland (SRN)
De reclassering heeft als taken de voorlichting aan bevoegde autoriteiten en instanties over en het verlenen van hulp en steun, rechtsbijstand uitgezonderd, aan personen die worden verdacht van of die zijn veroordeeld wegens een strafbaar feit. Tevens is zij belast met de voorbereiding en de begeleiding van de uitvoering van taakstraffen. De Reclasserings-regeling steunt op het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. Subsidie wordt verleend aan de SRN. De SRN draagt zorg voor de verdere verdeling van de subsidie naar de landelijke partners Geestelijke gezondheidszorg Nederland en het Leger des Heils.
C. Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) Het LBIO heeft de volgende taken: – het innen en doorbetalen van kinderalimentatie in situaties waarin de betaling problemen met zich meebrengt, alsmede het feitelijk innen van de kinderalimentatie; – het uitvoeren van de taken op grond van het verdrag van New York betreffende de procedurele behandeling en de inning en doorbetaling; – het vaststellen en innen van de onderhoudsbijdragen in het kader van de vrijwillige hulpverlening; – het vaststellen en innen van de onderhoudsbijdragen in het kader van de justitiële jeugdbescherming.
D. Criminaliteitspreventie/slachtofferzorg/slachtofferhulp Onder dit artikelonderdeel zijn opgenomen: – de programma-uitgaven met betrekking tot het beleid gericht op de preventie van criminaliteit en slachtofferzorg (het mobiliseren van anderen bij het voorkomen van strafbare feiten en het beperken van de gevolgen daarvan voor slachtoffers bij voorkeur met andere dan strafrechtelijke middelen); – personele en materiële uitgaven met betrekking tot het beleid gericht op hulp en voorlichting aan slachtoffers van strafbare feiten.
Preventie/slachtofferzorg:
– projecten deskundigheidsbevordering en experimenten op het gebied van criminaliteitspreventie en slachtofferzorg;
– projecten met het Openbaar Ministerie en de vier grote steden, waarbij in het bijzonder de integrale aanpak van de jeugdcriminaliteit (o.a. harde kern/stelselmatige daders, vermindering overlast drugsverslaafden en buurtbemiddeling) wordt gestimuleerd;
– het initiëren en stimuleren van het preventiebeleid bij verschillende instanties, zoals Openbaar Ministerie, andere maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven;
– voorlichting aan verschillende maatschappelijke geledingen en overheidsinstellingen. Het gaat hierbij om uitgaven voor het tijdschrift over Samenleving en Criminaliteitspreventie (SEC), de Hein Roethof-prijs, onderhoud documentatiebestand en andere voorlichtingsactiviteiten ter ondersteuning van het preventiebeleid;
– projectactiviteiten op het gebied van herhaald slachtofferschap, opvoedingsondersteuning, Justitie in de buurt, huiselijk/sexueel geweld en ouderen.
Slachtofferhulp:
– De Vereniging Slachtofferhulp Nederland (SHN).
– De Vereniging SHN is een rechtspersoon die belast is met de coördinatie van de activiteiten van de regionale en lokale instellingen voor slachtofferhulp, aangesloten bij deze rechtspersoon. Onder slachtofferhulp wordt verstaan de opvang van slachtoffers van strafbare feiten, voor zover bestaande uit:
– laagdrempelige eerste opvang van slachtoffers;
– praktische begeleiding en ondersteuning van slachtoffers;
– doorverwijzing van slachtoffers naar niet in het bijzonder voor slachtoffers bedoelde hulpverleningsinstellingen;
– begeleiding van slachtoffers tijdens het strafproces, onder meer in het kader van de wet Terwee.
– De subsidiëring van de vereniging geschiedt op basis van de «Wet Justitie-subsidies» (Stb. 20 juni 1996, nr. 334) en het «Besluit toezicht naleving subsidievoorschriften slachtofferhulp» kenmerk 690 626/ 98PJS.
– De subsidie wordt verleend aan het Landelijk Bureau Slachtofferhulp (LBS), dat zorg draagt voor verdere subsidiëring van de bij de vereniging aangesloten Bureaus slachtofferhulp. De feitelijke slachtofferopvang wordt uitgevoerd door circa 1700 vrijwilligers, terwijl betaalde krachten hun werk begeleiden en coördineren.
E. Halt
Bij de wet van 7 juli 1994, Stb. 528 betreffende de herziening van het strafrecht van jeugdigen, is een wettelijke regeling van de Halt-projecten opgenomen. In deze wettelijke regeling wordt voorzien in een aanwijzing bij algemene maatregel van bestuur van de strafbare feiten die via een Halt-afdoening kunnen worden afgedaan. Een Halt-afdoening is een aanpak van strafbare feiten ten aanzien van jeugdigen, onder de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie, gericht op voorkoming van toezending van een opgemaakt proces-verbaal aan de officier van Justitie. Strafbare feiten die in aanmerking komen voor een Halt-afdoening zijn onder andere openlijk geweld tegen goederen, kleine vormen van brandstichting met een maximale schade van f 1500,– per jeugdige, diefstal en verduistering, eenvoudige vormen van vernieling waaronder begrepen graffiti en het afsteken van vuurwerk op plaatsen waar dat niet is toegestaan. Een Halt-bureau is een door een of meer gemeente(n) onderhouden bureau dat voorziet in de coördinatie en uitvoering van Halt-afdoeningen door jeugdigen (algemene aanwijzingen met betrekking tot de Halt-afdoening, Stcrt, 1995, 157).
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting *
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
753 630 |
765 092 |
759 829 |
755 609 |
755 609 |
||
1e suppletore wet 1999 |
12 053 |
27 860 |
49 455 |
67 453 |
67 453 |
nog niet eerder in een begro- |
|||||
tingsstuk opgenomen mutaties |
|||||
intertemporele compensatie |
|||||
– Huisvesting Stichting |
|||||
Reclassering Nederland |
0 |
0 |
2 650 |
2 650 |
2 650 |
beleidsmatige mutaties |
|||||
– Bestrijding jeugdcriminaliteit |
|||||
en voortijdig schoolverlaten |
0 |
15 000 |
15 000 |
15 000 |
15 000 |
– Justitie in de buurt |
0 |
5 000 |
5 000 |
5 000 |
5 000 |
interne overhevelingen |
|||||
– Loonbijstelling 1999 |
21 046 |
22 119 |
22 275 |
22 712 |
22 705 |
– Prijsbijstelling 1e tranche |
723 |
738 |
741 |
749 |
749 |
– Toedeling doorgeschoven |
|||||
afw-premie |
50000 |
||||
– Correctie voor de verplichtin- |
|||||
gen |
(128 440) |
(29 375) |
(23 436) |
(7) |
0 |
mee/tegenvallers |
|||||
– Verdeling asielmiddelen |
50 100 |
68 100 |
68 100 |
68 100 |
68 100 |
– Bijdrage in de oplossing van |
|||||
justitiebrede problematiek |
0 |
-377 |
-406 |
-413 |
-413 |
interdepartementale overboekin- |
|||||
gen |
|||||
– Project technologie en |
|||||
samenleving |
-250 0 0 0 0 |
Stand ontwerp-begroting 2000
738 692 837 307 903 532 922 644 936 860 936 853
(871521) (965 747) (932 907) (946 080) (936 853)
936 853
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000
335 204 379 953 410 005 418 678 425 129 425 125 (395 479) (438 237) (423 335) (429 312) (425 125)
425 125
Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
Toelichting
Huisvesting Stichting Reclassering Nederland (SRN) Het huisvestingbeleid van de SRN is gewijzigd. Met ingang van 1999 wordt in de huisvesting voornamelijk voorzien door het huren van panden. Voorheen was de huisvesting voornamelijk gericht op de aankoop van panden. Door middel van een intertemporele financiering wordt voorzien in de huisvesting van de reclassering in de jaren na 2000. De Stichting Reclassering Nederland zal op het ontvangstenartikel 08.01 een bedrag van f 26,5 mln. van haar bevoorschotting ten behoeve van de aankoop van panden terugstorten. Vanaf 2001 zal structureel f 2,65 mln. aan de begroting worden toegevoegd.
Bestrijding jeugdcriminaliteit en voortijdig schoolverlaten Aan de justitiebegroting worden gelden toegevoegd voor lokaal preventief en curatief jeugdbeleid. Het gaat hier om de bestrijding van jeugd-
criminaliteit en de aanpak van voortijdig schoolverlaten. De kosten worden gedekt door de opbrengsten als gevolg van de fiscalisering van de omroepbijdrage.
Justitie in de buurt
Aan de justitiebegroting worden gelden toegevoegd voor het uitbreiden van Justitie in de buurt (Jib). De kosten worden gedekt door de opbrengsten als gevolg van de fiscalisering van de omroepbijdrage.
Loonbijstelling 1999
Het betreft hier de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van de prijsmaatregelen voor 1999.
Toedeling van doorgeschoven AFW-premie
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998.
Correctie verplichtingen
Voor de verplichtingen is eenmalig voor de mutaties na de stand van de Voorlopige Rekeningen gecorrigeerd, aangezien niet was meegenomen dat de kas ongelijk is aan de verplichtingen.
Verdeling asielmiddelen
Voor de uitvoering van het asielbeleid wordt budget toegevoegd aan de justitiebegroting. Bovenstaande reeks wordt toegedeeld vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen ten behoeve van de opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers. Het extra bedrag is gebaseerd op een gemiddelde toename van 1 970 ama’s voor 1999 (ultimo 1999, 7 750 ama’s).
Bijdrage in de justitiebrede problematiek
De bijdrage aan de oplossing van de justitiebrede problematiek wordt gefinancierd door een besparing op het artikelonderdeel «Overige instellingen en projecten».
Bijdrage project Technologie en Samenleving
De bijdrage van Justitie aan het project Technologie en Samenleving wordt overgeboekt naar het Ministerie van Economische Zaken.
De onderverdeling naar artikel onderdelen
Specificatie per artikelonderdeel |
(x f 1 000) |
||||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen en |
uitgaven* |
Codering |
||
1998 |
1999 |
2000 |
economisch |
Functioneel |
|
Voogdij |
453 509 (544 820) |
204 000 |
205 300 |
43 D |
06.32 |
Bijkomende kosten/diversen |
36 837 |
36 873 |
43 D |
06.32 |
|
Doeluitkering |
78 237 |
78 237 |
43 D |
06.32 |
|
Alleenstaande minderjarige asielzoekers |
218 408 |
236 408 |
43 D |
06.32 |
|
Overige instellingen en projecten |
23 055 (21 344) |
28 859 |
35 496 |
43 D |
06.32 |
Halt-bureau |
16 822 (33 171) |
18 390 |
18 390 |
43 D |
06.32 |
Overige uitgaven |
508 (6 725) |
1 800 |
1 800 |
43 D |
06.32 |
Reclasseringsinstellingen |
213 655 (231 112) |
214 324 |
231 312 |
43 D |
06.32 |
LBIO |
9 599 (10 230) |
8 498 |
8 496 |
43 D |
03.3 |
Criminaliteitspreventie/slachtofferhulp |
21 544 |
27 954 |
31 220 |
||
waarvan: |
(24 119) |
||||
Programma-uitg./projecten t.b.v. |
|||||
preventie van criminaliteit |
8 457 (9 815) |
15 154 |
18 420 |
43 D |
03.3 |
– Kosten slachtofferhulp |
13 087 (14 304) |
12 800 |
12 800 |
43 D |
03.3 |
Bestrijding jeugdcriminaliteit en voortijdig |
|||||
schoolverlaten (nader te verdelen) |
20 000 |
43 D |
03.3 |
||
Correctie voor de verplichtingen |
(128 440) |
(29 375) |
|||
Totaal |
738 692 |
837 057 |
903 532 |
||
(871 521) |
(965 746) |
(933 907) |
bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven
Toelichting
Regeerakkoordgelden Jeugd en Geweld
Overige instellingen en projecten
De stijging van het begrotingsbedrag 2000 ten opzichte van het jaar 1999 houdt mede verband met de extra gelden die zijn toegekend in het kader van het Regeerakkoord (Jeugd en Geweld). Deze gelden worden aangewend voor de financiering van de toename van jeugdreclasseringszaken (f 1,2 mln.) en de uitvoering van het programma CRIEM, waaronder individuele trajectbegeleiding van harde-kern-jongeren. (f 3,6 mln.). In het artikelonderdeel «Overige instellingen en projecten» zijn voorts begrepen de extra begrotingsbedragen voor de financiering van de Aanmeldpunten Kindermishandeling (f 2,3 mln.) in 2000 en de verkorting van de wachtlijsten in de jeugdhulpverlening (f 6,8 mln. in 2000). De extra gelden voor de wachtlijsten jeugdhulpverlening worden in overleg met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vooralsnog jaarlijks verdeeld over de provincies en de grootstedelijke regio’s en landelijke voorzieningen naar rato van de doeluitkeringen.
Criminaliteitspreventie/slachtofferhulp
De Regeerakkoordgelden Jeugd en Geweld voorzien voorts in een uitbreiding van het aantal projecten op het terrein van preventie van geweld, opvoedingsondersteuning (Communities that Care) en de uitbreiding van het aantal Jib’s (Justitie in de buurt). In 2000 is voorzien in de uitbreiding met 4 Jib’s. De extra begrotingsbedragen ten opzichte van 1999 voor preventieprojecten geweld, opvoedingsondersteuning en voor de uitbreiding van het aantal Jib’s bedragen resp. f 0,9 mln., f 0,5 mln. en f 1,6 mln. Deze bedragen zijn begrepen in het artikelonderdeel «programma-uitgaven/projecten ten behoeve van preventie».
Kengetallen
Aantallen pupillen (gezins) voogdij-instellingen
Volumegegevens
Ramingskengetallen
19981 1999
2000
Doelmatigheidskengetallen2 1998 1999 2000
Voorlopige voogdij
Alleenstaande minderjarige asielzoekers
Kinderrechterpupillen waarvan:
– korter dan 1 jaar
– langer dan 1 jaar
Voogdijpupillen
Jeugdreclassering
(prijs |
per product) |
||||
79 |
100 |
100 |
7 951 |
8 792* |
8 792 |
6 766 |
7 250 |
7 750 |
30 682 |
32 938 |
32 938 |
19 444 |
19 900 |
19 900 |
6 697 |
7 518* |
7 518 |
- |
5 500 |
5 500 |
|||
- |
14 400 |
14 400 |
|||
4 730 |
4 800 |
4 800 |
5 530 |
6 307* |
6 307 |
3 316 |
3 350 |
3 500 |
6 803 |
7 005 |
7 005 |
Ingaande per 1 januari 1999 zijn de leefgelden voor de jeugdigen die zelfstandig op kamers wonen gebudgetteerd en derhalve begrepen in de doelmatigheidskengetallen.
De voor 1998 gebruikte cijfers wijken af van de (tijdelijke) cijfers uit de Financiële verantwoording 1998.
In hoofdzaak zijn de prijzen per product verkregen d.m.v. deelcalculatiemethode.
Bij alle onderdelen is onderzoek gaande om te komen tot integrale kostprijzen.
Toelichting
De toename van het aantal jeugdreclasseringszaken met 150 wordt gefinancierd uit de Regeerakkoordgelden voor Jeugd en Geweld.
Reclassering
Doelmatigheids- |
||||
Ramingskengetallen |
kengetallen 1 |
|||
Volumegegevens |
1998 |
1999 |
2000 |
2000 |
(prijs per product) |
||||
Vroeghulpinterventie2 |
17 526 |
6 400 |
6 400 |
1 165 |
Voorlichtingsrapporten |
15 598 |
17 700 |
17 700 |
2 191 |
Adviesrapporten |
5 892 |
7 100 |
7 100 |
594 |
Werkstraffen |
16 142 |
19 000 |
22000 |
2 436 |
Begeleiding extramuraal |
- |
10 000 |
10 000 |
2 762 |
Begeleiding intramuraal |
- |
24 000 |
24 000 |
1 794 |
In hoofdzaak zijn de prijzen per product verkregen door middel van deelcalculatiemethode.
Bij alle onderdelen is onderzoek gaande om te komen tot integrale kostprijzen.
2Het ramingskengetal 1998 betreft het aantal vroeghulpbezoeken. Vanaf 1999 is weergegeven het aantal vroeghulpinterventies.
Het aantal vroeghulpbezoeken 1998 omgerekend naar vroeghulpinterventies komt neer op circa 4 400.
Slachtofferhulp Nederland
Volumegegevens
1998
Ramingskengetallen 1999 2000
Doelmatigheids-kengetallen1
2000
Aantal geholpen slachtoffers
85 000
90 000
85 000
(prijs per product) 151
1 In hoofdzaak zijn de prijzen per product verkregen door middel van deelcalculatiemethode. Onderzoek is gaande om te komen tot integrale kostprijzen.
Figuur 17: aantal geholpen slachtoffers
70000 60000 50000 40000
vroegere berekeningswijze realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
nieuwe berekeningswijze
Bron: DPJS
De daling van het ramingskengetal houdt verband met een gewijzigde registratiemethode. In 1999 is het aantal geholpen slachtoffers weergegeven. In 2000 gaat het om het aantal geregistreerde zaken.
Halt
Volumegegevens
1998
Ramingskengetallen 1999 2000
Doelmatigheids-kengetallen1
2000
Aantal afdoeningen
22 000
25 050
25 050
(prijs per product) 734
1 In hoofdzaak zijn de prijzen per product verkregen door middel van deelcalculatielatieme-thode. Onderzoek is gaande om te komen tot integrale kostprijzen.
100000
90000
80000
30000
20000
10000
0
1995
996
1997
Overzicht van inning en doorbetaling van onderhoudsbijdragen door het LBIO (f 1 000)
Realisatie 1998 |
Vermoedelijke uitkomsten 1999 |
Ontwerp-begroting 2000 |
|
Doorbetaling aan particulieren (incl. GSD) Doorbetaling aan Ministerie van VWS Ten behoeve van Justitie |
20 134 9 719 6 288 |
20 000 10 400 7 800 |
20 000 10 400 7 800 |
Totaal |
36 141 |
38 200 |
38 200 |
08.03 Schadefonds geweldsmisdrijven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit begrotingsartikel heeft betrekking op de personele en materiële uitgaven van het bureau van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM). Het bureau van het SGM ondersteunt (juridisch en administratief) de leden van meervoudige en enkelvoudige kamer van de Commissie bij hun wettelijke taak. Het bureau SGM is tevens belast met de uitvoering van de besluiten van de Commissie. Voorts is het bureau verantwoordelijk voor de voorlichting over de werkzaamheden van het SGM. De taken en bevoegdheden van het SGM zijn vastgelegd in de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven (Stb. 29, 1993 en de wijzigingen daarbij in resp. Stb. 167 en 690, 1993 en Stb. 250 en 375, 1995).
Het Schadefonds Geweldsmisdrijven is ingesteld bij de Wet Voorlopige Regeling Schadefonds Geweldsmisdrijven van 26 juni 1975 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 juli 1994. Het Schadefonds heeft als doel in bepaalde schrijnende gevallen op verzoek een uitkering te verstrekken aan slachtoffers van geweldsmisdrijven of aan nabestaanden. De Commissie beslist over een verzoek tot uitkering en over de hoogte ervan.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Loonbijstelling – Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998 – Prijsbijstelling 1999 1e tranche – Verdeling huisvesting mee/tegenvallers – Bijdrage in de oplossing van justitiebrede problematiek
85
118
105
104
104
20000
40 43 43 43 43
253 253 253 253 252
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
3 072 |
3 048 |
3 037 |
3 020 |
3 020 |
||
1e suppletore wet 1999 |
302 |
302 |
302 |
302 |
302 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
3 116 |
3 754 |
3 762 |
3 738 |
3 720 |
3 719 |
3 719 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
1 414 |
1 703 |
1 707 |
1 696 |
1 688 |
1 688 |
1 688 |
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Het betreft hier de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van de prijsmaatregelen voor 1999.
Verdeling huisvesting
Bij de Miljoenennota 1999 zijn in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting huisvestingsbudgetten aan de justitiebegroting toegevoegd. Deze worden vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen verdeeld.
Bijdrage in de oplossing van justitiebrede problematiek
Het betreft hier de bijdrage aan de oplossing van de justitiebrede problematiek.
0
2
2
2
2
De onderverdeling naar artikel onderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
x f 1 000,–)
Artikelonderdeel
Personele uitgaven – ambtelijk – overig – post-actief
Subtotaal personele uitgaven Exploitatie uitgaven Aanschaffingen Huisvesting
Subtotaal materiële uitgaven
Totaal
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
2 430 78 15
593
3 116
2 937
817
3 754
2 968
2 523 2 937 2 968
577 474 451
16 90 90
253 253
794
3 762
economisch
11 11 11
12 52 12
Codering Functioneel
06.32 06.32 06.32
06.32 06.32 06.32
Personeel
Kengetallen
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Ambtelijk personeel – gemiddelde prijs (f 1,–) – fte’s (aantal) |
89 143 28 |
94 750 31 |
95 750 31 |
95 750 31 |
95 750 31 |
95 750 31 |
95 750 31 |
Schadefonds geweldsmisdrijven
Doelmatigheids- |
||||
Ramingskengetallen |
kengetallen1 |
|||
Volumegegevens |
1998 |
1999 |
2000 |
2000 |
Aantal zaken |
3 079 |
3 579 |
3 579 |
1 051 |
waarvan: |
||||
– advies aan de commissie |
2 413 |
2 792 |
2 792 |
|
– afwijzing/intrekking |
666 |
787 |
787 |
1 In hoofdzaak zijn de prijzen per product verkregen door middel van deelcalculatiemethode. Onderzoek is gaande om te komen tot integrale kostprijzen.
08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Onder dit artikel de bijdrage aan het agentschap Centraal Justitieel Incasso Bureau geraamd.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen-, uitgaven en ontvangsten ramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
52 725 |
53 785 |
53 560 |
53 344 |
53 344 |
||
1e suppletore wet 1999 |
504 |
9 526 |
10 626 |
6 994 |
6 994 |
nog niet eerder in een begro- |
|||||
tingsstuk opgenomen mutaties |
|||||
interne overhevelingen |
|||||
– Loonbijstelling |
718 |
1 003 |
899 |
891 |
892 |
– Prijsbijstelling 1999 1e tranche |
103 |
107 |
106 |
105 |
105 |
– Toedeling doorgeschoven |
|||||
AFWpremie |
12 0 0 0 0 |
||||
– Verdeling van de huisvestings- |
|||||
gelden |
1 174 |
1 177 |
1 423 |
1 591 |
1 591 |
– Bureau ontnemingen OM/ |
|||||
gebiedsprojecten |
|
|
|
|
|
– exploitatie huisvesting |
225 |
450 |
450 |
||
beleidsmatige mutaties |
|||||
– 10 regioplannen |
8 099 |
17 039 |
17 036 |
17 036 |
17 036 |
– Rentecompensatie conversie |
0 |
292 |
292 |
292 |
292 |
mee/tegenvallers |
|||||
– Bijdrage in de oplossing van |
|||||
justitiebrede problematiek |
0 |
-31 |
-32 |
-31 |
-31 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
48 005 |
61 928 |
81 491 |
82 728 |
79 265 |
79 266 |
79 266 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
21 784 |
28 102 |
36 979 |
37 540 |
35 969 |
35 969 |
35 969 |
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Het betreft hier de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van de prijsmaatregelen voor 1999.
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998.
Verdeling huisvestingsgelden
In verband met de Stelselwijziging Rijkshuisvesting zijn huisvestingsbudgetten toegevoegd aan de begroting van Justitie. De gelden worden thans toegedeeld vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen.
Bureau Ontnemingen Openbaar Ministerie/ Gebiedsprojecten Het betreft een correctie op de eerdere verdeling van de intensiverings-gelden voor fraudebestrijding (f 0,5 mln.), en op een lager aantal WAHV-sancties i.v.m. met de gebiedsprojecten dan oorspronkelijk geraamd (f 0,9 mln.). Het CJIB hevelt hiervoor budget over naar het Openbaar Ministerie artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/ Openbaar Ministerie/ Rijksrecherche.
Exploitatie huisvesting
Deze overheveling van artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/ Openbaar Ministerie/ Rijksrecherche betreft de afwikkeling van de ontvlechting van het CJIB en de Directie Rechtspleging.
10 regioplannen
Als bijdrage voor de verwerking van de extra sancties in het kader van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeerssancties (WAHV) als gevolg van 10 nieuwe regioplannen (intensivering verkeerstoezicht) hevelt het Openbaar Ministerie vanuit artikel 09.02 een bijdrage over naar het Centraal Justitieel Incassobureau. Acht regioplannen zijn van start gegaan per 1 juli 1999, twee regioplannen zullen van start gaan per 1 januari 2000.
Rentecompensatie conversie Eigen Vermogen/Vreemd Vermogen Besloten is om de materiële vaste activa van de agentschappen in de toekomst met vreemd vermogen te financieren. Dit deel van het eigen vermogen wordt vervangen door een lening bij het Ministerie van Financiën. Aangezien de agentschappen hiervoor rente betalen, wordt hiervoor compensatie geboden.
Bijdrage in de oplossing van justitiebrede problematiek
Het betreft hier de bijdrage aan de oplossing van de justitiebrede problematiek.
Economische en functionele codering
Economische en functionele codes
(x f 1 000)
Totaal
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
48 005
economisch
Codering Functioneel
61 928
81 491
03
03.1
Evaluaties
Evaluatie agentschapconstructie Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)
In 1996 is het CJIB verzelfstandigd tot een agentschap. Drie jaar na de instelling is nagegaan in hoeverre is voldaan aan de verwachtingen die tot de vorming van het agentschap hebben geleid. De rapportage van het onderzoek is inmiddels aan de Tweede Kamer toegezonden. De conclusies laten zich als volgt samenvatten.
Het CJIB voldoet aan de voorwaarden voor oprichting die destijds door het Ministerie van Financiën zijn geformuleerd:
– er zijn meetbare producten;
– kwaliteit is geoperationaliseerd in meetbare kengetallen;
– er bestaan procedures om op kwaliteit en kwantiteit van de productie te kunnen sturen;
– de inrichting van de administratieve organisatie en de informatievoorziening voldoen aan de eisen van resultaatgericht sturen;
– er zijn goedkeurende accountantsverklaringen voor de jaren 1996 tot en met 1998.
Sinds 1996 is sprake van een aantoonbare doelmatigheidsverbetering.
Deze doelmatigheidswinst is enerzijds binnen het CJIB zelf tot stand gekomen, voornamelijk door het afsluiten van contracten met deurwaardersorganisaties. Anderzijds is elders in de justitiële keten winst gerealiseerd door snelle, doelmatige en doeltreffende overname door het CJIB van ketenprocessen, zoals de landelijke coördinatie van arrestatiebevelen. Het beginsel van sturen op afstand, scheiding van beleidsvorming en beleidsuitvoering wordt voldoende consequent toegepast. Uit de evaluatiegegevens volgt een aantal aandachtspunten. Enkele daarvan zijn: er dient voor gewaakt te worden dat de invloed van het CJIB op de beleidsontwikkeling in de toekomst te groot wordt; nog niet alle kosten die het CJIB maakt, zijn in kostprijzen verwerkt; er heeft nog geen eindejaarsafrekening op basis van geleverde productie en kostprijzen plaats gevonden; er is behoefte aan een algemeen meerjarig beleidskader. In het eindrapport worden op grond van de aandachtspunten aanbevelingen gedaan. Inmiddels is een begin gemaakt met de uitvoering van deze aanbevelingen.
08.05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Onder dit artikel wordt de bijdrage aan het agentschap Dienst Justitiële
Inrichtingen geraamd.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangsten ramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
1 745 006 |
1 702 239 |
1 704 809 |
1 646 263 |
1 646 263 |
||
1e suppletore wet 1999 |
|
53 226 |
108 332 |
172 358 |
170 647 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Loonbijstelling – Prijsbijstelling 1999 1e tranche – Verdeling van de huisvestingsgelden beleidsmatige mutaties – Capaciteitsbijstelling DJI – Rentecompensatie conversie Eigen Vermogen/Vreemd Vermogen mee/tegenvallers – Bijdrage in de oplossing van justitiebrede problematiek interdepartementale overboekingen – Overname defensiepersoneel
45 300 |
60 136 |
56 6 94 |
55 968 |
56 072 |
1 415 |
1 380 |
1 333 |
1 270 |
1 268 |
05 845 |
360 505 |
370 267 |
362 412 |
362 904 |
0 |
|
|
|
|
0 |
9 248 |
9 248 |
9 248 |
9 248 |
1 016
1 060
1 058
1 058
65 0 0 0 0
Stand ontwerp-begroting 2000
1669 596 2 091413 2 175 718 2 239 623 2 226 461 2 225 344 2 226 006
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000
757 630 949 042 987 298 1016 297 1010 324 1009 817 1010 117
0
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Het betreft hier de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van de prijsmaatregelen voor 1999.
Capaciteitsbijstelling DJI
Gezien de bezetting van het gevangeniswezen zullen de intensiveringen uit het Regeerakkoord niet volledig plaatsvinden. In de jaren 2000 en 2001 wordt f 10 mln. aangewend voor de ophoging van de tarieven in de sociale advocatuur en daarna f 20 mln..
Verdeling huisvestingsgelden
Bij de Miljoenennota 1999 zijn in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting huisvestingsbudgetten aan de justitiebegroting toegevoegd. Deze worden vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen verdeeld.
Rentecompensatie conversie Eigen Vermogen/Vreemd Vermogen Besloten is om de materiële vaste activa van de agentschappen in de toekomst met vreemd vermogen te financieren. Dit deel van het eigen vermogen wordt vervangen door een lening bij het Ministerie van Financiën. Aangezien de agentschappen hiervoor rente betalen, wordt hiervoor compensatie geboden.
Bijdrage aan de oplossing van de justitiebrede problematiek
De bijdrage aan de oplossing van de justitiebrede problematiek is gevonden door te korten op het centrale budget.
Overname defensiepersoneel
Defensie boekt f 65 000 over naar dit artikel in verband met de overname van defensiepersoneel.
Economische en functionele codering
Economische en functionele codes
(x f 1 000)
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
economisch
Codering Functioneel
Totaal
1 669 596
2 091 413
2 175 718
03
03.3
08.06 Bestuurszaken
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden de uitgaven geraamd van garantie voor procesrisico’s van faillissementscuratoren en de tolkencentra. In Nederland verrichten zes gesubsidieerde tolkencentra tolkdiensten ten behoeve van cliënten van overheids- en hulpverleningsinstellingen die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen. De tolkencentra vormen gezamenlijk een landelijk dekkend netwerk op het gebied van communicatie- ondersteuning en bieden overheids- en hulpverleningsinstellingen de mogelijkheid met niet-Nederlandstaligen te communiceren. Per 1 januari 1998 vindt de subsidiëring van de tolkencentra plaats op grond van artikel 48 a en 48 b van de Wet Justitiesubsidies en de Subsidieregeling Tolkencentra (Stb. 1997, nr. 247).
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting *
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
36 806 |
36 321 |
25 525 |
24 702 |
24 702 |
||
1e suppletore wet 1999 |
2 535 |
2 035 |
2 235 |
2 235 |
2 235 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties intertemporele compensatie – Kwaliteit tolkencentra interne overhevelingen – Loonbijstelling – Prijsbijstelling 1999 1e tranche – Verdeling asielmiddelen beleidsmatige mutaties – Tolkencentra mee/tegenvallers – Bijdrage in de oplossing van justitiebrede problematiek
2 700
2 500
520
520
1111 |
1 096 |
766 |
74 0 |
740 |
29 |
29 |
20 |
19 |
19 |
15 000 |
4 600 |
12 200 |
12 700 |
12 700 |
1 200
1 200
20
1 200
15
1 2 00
13
1 200
13
Stand ontwerp-begroting 2000 |
41 287 (49 419) |
56 681 |
47 961 |
44 431 |
41 063 |
41 063 |
41 063 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
18 735 (22 425) |
25 721 |
21 764 |
20 162 |
18 634 |
18 634 |
18 634 |
-
*Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
Toelichting
Kwaliteit tolkencentra
In de jaren 2000 en 2001 wordt f 2,7 mln. respectievelijk f 2,5 mln. in de kwaliteit van de tolkencentra geïnvesteerd. Uiteindelijk leidt dit in de jaren 2002 en verder tot een efficiencybesparing van f 0,5 mln.
Loonbijstelling 1999
Het betreft hier de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van de prijsmaatregelen voor 1999.
Verdeling asielmiddelen
In verband met de bijstelling van de ramingen voor instroom en uitstroom van asielzoekers worden gelden toegevoegd aan de begroting voor de kosten van tolken bij de tolkencentra.
0
0
Tolkencentra
De tarieven van tolken en vertalers bij de tolkencentra zijn per 1 januari
1999 met 8% verhoogd. De overheveling vanuit artikel 07.02 Opvang asielzoekers betreft de tolk- en vertaaldiensten van de tolkencentra in asielzaken.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Totaal
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
Tolkencentra
– asielzaken
– reguliere zaken
– overig
College voor de kansspelen
Garantie voor procesrisico’s van faillissementscuratoren
40 033 |
56 181 |
47 461 |
(47 433) |
||
30 906 |
46 590 |
36 446 |
9 006 |
9 591 |
10 615 |
121 |
- |
400 |
779 |
- |
- |
(740) |
||
475 |
500 |
500 |
(1 246) |
||
41 287 |
56 681 |
47 961 |
(49 419) |
economisch
43 G 43 G 43 G
12
43 D
Codering Functioneel
03.0 03.0 03.0
03.0
03.1
-
*bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven
Ramingskengetallen
Aantal diensten en tijdsbesteding Tolkencentra
Totaalasielzaken – tolkdiensten – vertaling (x 1000 woorden)
Totaal reguliere zaken
– tolkdiensten
– vertaling (x 1000 woorden)
Ramingskengetallen |
Vermoedelijke uitkomsten |
Begroting |
|||
1998 |
1999 |
2000 |
|||
productie |
uren |
productie |
uren |
productie |
uren |
357 191 |
541 744 |
423 788 |
|||
291 670 |
298 940 |
441 413 |
455 065 |
345 302 |
355 982 |
6 998 |
58 251 |
9 535 |
86 679 |
7 459 |
67 806 |
105 775 |
111 523 |
133 434 |
|||
100 016 |
92 208 |
103 494 |
35 687 |
114 546 |
39 499 |
1 644 |
13 567 |
2 275 |
75 836 |
2 518 |
93 935 |
Totaal
462 966
653 267
557 222
Gemiddelde kosten per uur |
(x f 1) |
|
Realisatie 1998 |
Vermoedelijke uitkomsten 1999 |
Ontwerp-begroting 2000 |
Asielzaken 86 Totaal reguliere zaken 86 |
86 86 |
86 86 |
08.07 College van toezicht op de kansspelen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Dit begrotingsartikel heeft betrekking op personele, materiële en programma-uitgaven van (het secretariaat van) het College van Toezicht op de Kansspelen. Dit College is ingesteld op 1 januari 1996 als een onafhankelijk toezicht- en adviesorgaan. Het is belast met het toezicht op de naleving van de Wet op de kansspelen door de vergunningshouders van de landelijke kansspelen en adviseert daarnaast over verlening,
wijziging en intrekking van die vergunningen. Het secretariaat is belast met de algemene ondersteuning van het College.
Het wettelijk statuut van het College is vastgelegd als Titel VIa van de Wet op de kansspelen.
De uitgaven van (het secretariaat van) het College zijn voor het jaar 1999 ondergebracht bij artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie. Besloten is deze uitgaven vanaf 2000 te verantwoorden op het nieuwe artikel 08.07.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting * (x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
- |
||
1e suppletore wet 1999 |
- |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Vorming nieuw artikel 1000 1000 1000 1000
Stand ontwerp-begroting 2000 |
- |
0 |
1 000 |
1 000 |
1 000 |
1 000 |
1 000 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
0 |
0 |
454 |
454 |
454 |
454 |
454 |
Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
Toelichting
Vorming nieuwartikel
In het kader van de ontvlechting van het College voor Toezicht op de kansspelen en het bestuursdepartement wordt een bedrag van f 1,0 mln. overgeheveld vanuit het artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
x f 1 000,–)
Artikelonderdeel
Personele uitgaven – ambtelijk – overig – post-actief
Subtotaal personele uitgaven Exploitatie uitgaven Aanschaffingen
Subtotaal materiële uitgaven
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
465 |
||
- |
- |
55 |
0 |
0 |
520 |
- |
- |
470 |
- |
- |
10 |
0 |
0 |
480 |
economisch
11 11 11
12 52
Codering Functioneel
03.2 03.2 03.2
03.2 03.2
Totaal
1 000
-
*bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven
0
0
09 WETGEVING, RECHTSPLEGING EN RECHTSBIJSTAND
DRP/OM/RR (18,4%)
Schuldsanering (0,2%)
Gerechtskosten (0,8%) Rechtsbijstand (5,7%)
Onder dit hoofdbeleidsterrein worden de uitgaven geraamd op het terrein van wetgeving, rechtshandhaving en rechtspleging. Het betreft de uitgaven bij het Gerechtelijk Laboratorium, het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie, de bijzondere uitgaven van de Politie en de overige diensten van de politie (onder meer Europol Drugs Unit en Bureau Communicatie Nederlandse Politie) en het Korps landelijke politiediensten (het voormalige hoofdbeleidsterrein «Politie en criminaliteitsbestrijding»). Daarnaast de uitgaven van de dienst Rechtspleging, het Openbaar Ministerie en de Rijksrecherche, de gerechtskosten en de uitgaven uit hoofde van gefinancierde rechtsbijstand (het voormalige hoofdbeleidsterrein «Rechtspleging»).
09.01 Personeel en materieel Gerechtelijke Laboratoria
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Onder dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven geraamd van de onderstaande diensten:
– Gerechtelijk Laboratorium (GL);
– Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie (LGP).
De gerechtelijke laboratoria verrichten forensisch onderzoek ten behoeve van Politie en Justitie in het kader van waarheidsvinding ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Momenteel worden voorbereidingen getroffen om de beide Gerechtelijke Laboratoria in één organisatie onder te brengen. Gestreefd wordt dit per 1-11-1999 te realiseren. De tenaamstelling van deze nieuwe organisatie is dan Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Het Gerechtelijk Laboratoriumstelt zich ten doel een bijdrage te leveren aan de waarheidsvinding in het strafproces. Het staat voor de ontwikkeling, toepassing en overdracht van (overwegend natuur)wetenschappe-lijke en/of technische methoden en technieken en de bijbehorende kennis. In dit verband worden drie kerntaken uitgevoerd:
– Forensisch zaakonderzoek – Research & Development – Kennis- en expertisecentrum
De onderzoeken worden verricht op 16 onderzoeksafdelingen: toxicologie, serologie (waaronder DNA-onderzoeken), haren en textiel, wapens en munitie, schotresten, explosieven, techniek, vingersporen, milieu- onderzoek, milieuanalyse, schrift en spraak, documenten, verdovende middelen, algemene chemie, verkeer en computeronderzoek (waaronder het crypto-project).
Om alle drie kerntaken adequaat uit te kunnen voeren moeten ze in een evenwichtige verhouding tot elkaar staan. Het Gerechtelijk Laboratorium streeft naar een verhouding tussen de kerntaken op personele inzet van 70/15/15. Uitgangspunt is dat de werkzaamheden zoveel mogelijk worden verricht «aan de bovenkant» van het forensisch onderzoek en dat doorlooptijden worden omgebogen tot levertijden.
Het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologiefungeert als het nationale centrum, waar of van waaruit in opdracht van Justitie gerechtelijke secties worden verricht. Voorts dient het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie Justitie en politie van advies inzake gerechtelijke pathologische vraagstukken. Tevens levert het laboratorium bijdragen op het gebied van onderwijs, voorlichting, research en ontwikkeling inzake gerechtelijke pathologie.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting *
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
32 745 |
32 469 |
32 289 |
32 101 |
32 101 |
||
1e suppletore wet 1999 |
1 479 |
645 |
645 |
645 |
645 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Loonbijstelling 1999 – Prijsbijstelling 1999 1e tranche – Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998 – Verdeling huisvesting – Bijdrage in justitiebrede problematiek interdepartementale overboekingen – Van VROM; handhaving besluit bouwstoffen – Vorming nieuw artikel 10.01
786 |
1 093 |
978 |
965 |
966 |
32 |
31 |
31 |
31 |
31 |
15 0 0 0 0
2 979 2 979 2 979 9 979 9 179
142
18
260 37 459
18
185 37 089
21
21
0 0
43 700 - 42 901
Stand ontwerp-begroting 2000 |
33 813 (32 960) |
38 178 |
00000 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
15 344 (14 957) |
17 324 |
00000 |
-
*Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
0
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Loonbijstelling van de algemene prijsmaatregelen 1999.
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998.
Verdeling huisvesting
Bij de Miljoenennota 1999 zijn in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting huisvestingsbudgetten aan de justitiebegroting toegevoegd. Deze worden vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen verdeeld.
Justitiebrede problematiek
Het gaat hier om de bijdrage in de justitiebrede problematiek.
Van VROM; handhaving besluit bouwkosten
De bijdrage van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor strafrechtelijke handhaving bouwstoffen besluit wordt overgeboekt naar dit artikel.
09.02 Bijzondere uitgaven politie
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel worden diverse uitgaven geraamd met betrekking tot de sector politie. Eén daarvan is het Landelijke Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP). Het LSOP is een dienstverlenende organisatie voor de Nederlandse politie op het gebied van werving, selectie, advisering, opleiding en ontwikkeling en onderzoek. Het LSOP is belast met de zorg voor: – de basisopleiding en andere door de ministers van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie aan te wijzen opleidingen; – de selectie en de uitvoering van de landelijke wervingsactiviteiten; – het beheer en de coördinatie van werkzaamheden voor het selectiecentrum, instellingen voor basisopleidingen en andere instellingen voor politie-onderwijs en – eventueel andere opleidingen.
Het LSOP wordt gefinancierd door bijdragen van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie. Onder dit artikel is het aandeel in de bijdrage van Justitie geraamd voor de personele en materiële uitgaven van het LSOP. Deze bijdrage wordt jaarlijks met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verrekend. In de praktijk is sprake van één financieringsstroom naar het LSOP.
Naast de bijdrage aan het LSOP worden op dit artikel de volgende uitgaven geraamd:
– de kosten voor de bestrijding van de georganiseerde zware criminaliteit waaronder het centrale budget voor de uitgaven in het kader van de Verbetering Recherchefunctie. Het betreft hier de volgende onderwerpen:
+ het verbeteren van de organisatie van de opsporing; + het verhogen van de kwaliteit van de recherche; + het optimaliseren van de informatiehuishouding als management-tool binnen het rechercheproces. Toedeling aan de uitvoerende diensten vindt plaats op basis van concreet uitgewerkte plannen;
– het centrale budget ten behoeve van uitvoering door de politie van het Schengen-akkoord. Het betreft hier de uitgaven voor de inzet van grensoverschrijdende observatieteams, welke met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden verrekend:
– automatiseringsuitgaven ten behoeve van automatiseringsprojecten in de sector Politie;
– de uitgaven algemeen beheer. Onder deze post zijn onder andere de uitgaven geraamd voor bijdragen en subsidies aan organisaties die werkzaam zijn op het terrein van de politie, zoals het Nederlands Politiemuseum en de Stichting Maatschappij en Politie.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
70 769 |
70 933 |
71 051 |
70 953 |
70 953 |
||
1e suppletore wet 1999 |
|
-3 641 |
-3 641 |
-3 641 |
|
nog niet eerder in een begro- |
|||||
tingsstuk opgenomen mutaties |
|||||
interne overhevelingen |
|||||
– Loonbijstelling |
1 715 |
1 717 |
1 717 |
1 717 |
1 717 |
– Prijsbijstelling 1999 1e tranche |
77 |
77 |
77 |
77 |
77 |
– Bijdrage in justitiebrede |
|||||
problematiek |
0 |
-33 |
-34 |
-34 |
-34 |
– Bijdrage novoteam klpd |
|
|
|
|
|
– Vorming nieuw artikel 10.02 |
- |
|
|
|
|
Stand ontwerp-begroting 2000
63 281 (63 744)
66 836
0000
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 28716
(28 926)
30 329
00000
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
0
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Loonbijstelling van de algemene prijsmaatregelen 1999.
Justitiebrede problematiek
Het betreft hier de bijdrage in de justitiebrede problematiek.
Bijdrage aan het NOVO team van het KLPD.
Vanuit dit artikel wordt de bijdrage aan het KLPD overgeheveld aan het
Nederlands opsporingsteam voor oorlogsmisdrijven (novo-team).
09.03 Personeel en materieel overige diensten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel worden de uitgaven geraamd voor: – Europol (officieel van start gegaan op 1 juli 1999); – de bewaking van luchthavens;
– de uitgaven met betrekking tot de voormalige Dienst Luchtvaart van het Korps Rijkspolitie.
De taken van Europol zijn, het uitwisselen van informatie tussen de lidstaten en het verrichten van misdaadanalyse. De uitgaven betreffen de kosten van beveiligingspersoneel en het Justitie-aandeel in de Nederlandse bijdrage aan het gezamenlijk budget van Europol.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
85 927 |
86 149 |
85 733 |
85 281 |
85 281 |
||
1e suppletore wet 1999 |
246 |
245 |
244 |
244 |
244 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Loonbijstelling – Prijsbijstelling 1999 1e tranche – Bijdrage in justitiebrede problematiek – Overheveling BCNP – Centraal informatiepunt onderzoek telecommunicatie – Vorming nieuw artikel 10.03
142 |
143 |
143 |
143 |
143 |
268 |
269 |
268 |
266 |
266 |
0 |
-41 |
-42 |
-42 |
-42 |
430 |
-430 |
-430 |
-430 |
-430 |
150 |
3 000 |
3 000 |
3 100 |
3 600 |
|
|
|
|
Stand ontwerp-begroting 2000
94 619 (94 700)
88 303
0000
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 42936
(42 973)
40 070
00000
0
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Prijsbijstelling van de algemene prijsmaatregelen 1999.
Justitiebrede problematiek
Het betreft hier de bijdrage aan de justitiebrede problematiek.
Overheveling BCNP
Het Bureau Communicatie Nederlandse Politie wordt ondergebracht bij het Bureau Secretaris-generaal. De budgetten worden overgeheveld naar artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie.
Centraal Informatiepunt Onderzoek en Telecommunicatie De exploitatie van het op te richten Centraal Informatiepunt Onderzoek en Telecommunicatie (CIOT) zal door Justitie worden gefinancierd. Hiertoe worden gelden overgeheveld vanuit artikel 01.08 Prijsbijstelling.
09.04 Bijdrage korps landelijke politiediensten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel wordt vanaf 1998 de bijdrage aan het agentschap Korps landelijke politiediensten geraamd. De begroting van het agentschap KLPD is weergegeven in wetsartikel 3 van deze begroting.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
373 057 |
372 175 |
374 112 |
375170 |
377 370 |
||
1e suppletore wet 1999 |
2 467 |
1 355 |
1 397 |
1 405 |
1 405 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Loonbijstelling – Prijsbijstelling 1999 1e tranche – Verdeling huisvesting – Bijdrage novoteam klpd – Financiële problematiek KLPD beleidsmatige mutaties – Rentecompensatie conversie – Vorming nieuw artikel 10.04
10 484 |
10 566 |
10 5 68 |
10 565 |
10 657 |
392 |
382 |
389 |
392 |
392 |
19 635 |
26 011 |
26 099 |
25 953 |
26 263 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
0 |
20 000 |
30 000 |
30 000 |
30 000 |
0 |
6 174 |
6 174 |
6 174 |
6 174 |
|
|
-452 259 |
|
Stand ontwerp-begroting 2000
438 611
408 635
0000
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000
199 033 185 430
00000
0
Toelichting
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 Loonbijstelling van de algemene prijsmaatregelen 1999.
Verdeling huisvestingsgelden
Bij de Miljoenennota 1999 zijn de huisvestingsbudgetten in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting toegevoegd aan de justitiebegroting. Vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen zijn deze thans toegedeeld.
Bijdrage aan het NOVO team van het KLPD.
Vanuit artikel 09.02 Bijzonder uitgaven politie wordt de bijdrage aan het
Nederlands opsporingsteam voor oorlogsmisdrijven van het KLPD
overgeheveld.
Problematiek KLPD
Bij het KLPD is sprake van omvangrijke tekorten door een onbalans tussen taken en middelen. Deze problematiek bedraagt f 40 mln. in 2000 en f 50 mln. vanaf het jaar 2001. Een deel hiervan wordt opgevangen via een verhoging van de bijdrage (f 20 mln. in 2000 en f 30 mln. vanaf 2001). Deze gelden worden gefinancierd uit het ontvangstenartikel 09.02 Boeten en Transacties.
Rentecompensatie conversie Eigen Vermogen/Vreemd Vermogen Besloten is om de materiële vaste activa van de agentschappen in de toekomst met vreemd vermogen te financieren. Dit deel van het eigen vermogen wordt vervangen door een lening bij het Ministerie van Financiën. Aangezien de agentschappen hiervoor rente betalen, wordt hiervoor compensatie geboden.
09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Binnen dit artikel worden de personele en materiële uitgaven geraamd van het rechtsgeleerd en het ondersteunend personeel bij de rechtsprekende colleges, het Openbaar Ministerie (OM), de Registratiekamer en het Centraal Bureau van Bijstand Notarisambt. Hierin zijn tevens begrepen de uitgaven voor de arrondissementale stafdiensten en een aantal landelijk opererende diensten.
Ontwikkelingen rechtspraak
Contourennota RO/Project Versterking Rechterlijke Organisatie De Zittende Magistratuur ondergaat op dit moment een grootschalige moderniseringsoperatie (Contourennota RO). Deze moderniseringsoperatie ligt onder meer besloten in het project Versterking Rechterlijke Organisatie (pVRO). Dit project zal belangrijke (organisatorische) veranderingen teweeg brengen. Het pVRO beoogt hiertoe onder meer: + de verbetering van het bestuur van de gerechten; + de ontwikkeling van een samenhangend personeels- en opleidingsbeleid; + de herinrichting van de werkprocessen.
Naast de activiteiten die in het kader van het pVRO door de rechterlijke macht zelf worden geïnitieerd, bevat de Contourennota RO flankerende maatregelen voor verbetering en versterking van de rechterlijke organisatie. De verwerkingscapaciteit bij de Zittende Magistratuur zal de komende jaren substantieel worden uitgebreid. Bovendien zal een Raad voor de Rechtspraak worden geïntroduceerd en de processuele en financiële toegankelijkheid van de rechtspraak (Rechtspraak op Maat) worden verbeterd. De Zittende Magistratuur zal na afloop van deze projecten gemoderniseerd en goed toegerust zijn.
Interdepartementaal BeleidsonderzoekBedrijfsvoering Rechtspraak (IBO
Rechtspraak)
Eind 1998 is een interdepartementaal beleidsonderzoek gestart naar de bedrijfsvoering van de rechtspraak. Het IBO-Rechtspraak beantwoordt twee centrale onderzoeksvragen uit de door de Ministerraad vastgestelde nota «Aansturen op resultaat», te weten:
-
1.Is voor de Rechtspraak een resultaatgerichte sturingswijze en bedrijfsvoering mogelijk?
-
2.Kan de invoering van een baten-lastenstelsel (voor zowel de rechtspraak als geheel als voor de gerechten) bijdragen aan een doelmatiger besteding van middelen respectievelijk doelmatiger bedrijfsvoering van de gerechten?
In het recent verschenen rapport «Recht van spreken» beantwoordt de IBO-commissie beide vragen bevestigend. Met betrekking tot de eerste vraag is de IBO-commissie van mening dat «een bekostiging van de gerechten die direct is gekoppeld aan prestaties tot een meer zakelijke verhouding leidt binnen de rechtspraak. De bekostiging van de rechtspraak als geheel op basis van prestaties draagt bij aan transparante verhoudingen tussen de rechtspraak en de politiek». De IBO-commissie adviseert om de bekostiging van de gerechten te koppelen aan het aantal afgehandelde zaken met per soort afdoening een normvergoeding. Voorts is de IBO-commissie van mening dat het baten/ lastenstelsel als financieel regime een meerwaarde heeft voor de rechtspraak. Een dergelijk stelsel kent betere mogelijkheden om kostprijzen zuiver te meten en grotere mogelijkheden om reserves te vormen. Daarnaast oordeelt de IBO-commissie dat het werklastmetingsysteem Lamicie een consistent systeem is om de prestaties van een gerecht te meten. Lamicie kan als basis dienen voor een prestatiegerichte bekostiging.
Het kabinetsstandpunt over de aanbevelingen en conclusies van het IBO-rapport is u tezamen met dit rapport eind juli aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar1998–1999, 26 689 nr. 1).
Ontwikkelingen Openbaar ministerie
Sinds 1 januari 1998 heeft het College van Procureurs-Generaal de integrale managementverantwoordelijkheid voor de totale OM-organisatie, waarbij het College van PG’s aan de Minister verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. Het beheersmandaat van het College van PG’s loopt via een Directeur-Generaal. Bij de beheersovergang in 1998 is gekozen voor een beheersmatige onderbrenging bij de Directeur-generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtshulp. Door de oprichting van het nieuwe Directoraat Generaal Rechtshandhaving en de hiermee samenhangende omvorming van het Directoraat Wetgeving Rechtspleging en Rechtshulp is de beheersmatige onderbrenging van het Openbaar Ministerie opnieuw aan de orde gesteld.
Met ingang van 1999 is het Openbaar Ministerie beheersmatig ondergebracht bij het Directoraat-generaal Rechtshandhaving. Gedurende 1999 zullen de consequenties hiervan verder worden uitgewerkt. Vooralsnog is besloten de huidige begrotingsstructuur, waarbij het Openbaar Ministerie onderdeel uitmaakt van het totale begrotingsartikel Dienst Rechtspleging/ Openbaar Ministerie/Rijksrecherche (09.05) te handhaven. Bij deze keuze is de gedeelde verantwoordelijkheid van de Directie Rechtspleging en het Openbaar Ministerie voor de gemeenschappelijk infrastructuur van de Rechterlijke Organisatie en de ketenrelatie op arrondissementaal niveau tussen Rechtspraak en het Openbaar Ministerie bepalend geweest.
Op 1 juni 1999 is de nieuwe wet RO in werking getreden waarmee diverse zaken, die in de afgelopen jaren in het reorganisatietraject van het OM zijn voorbereid en vormgegeven, nu ook wettelijk veranderd zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de nieuwe rol en positie van het College van Procureurs-generaal en de ressortsparketten en de oprichting van het Landelijk Parket en het Parket-Generaal.
De beleidsprioriteiten van het Openbaar Ministerie voor 2000 vloeien voort uit het meerjarig plan van het OM «Perspectief op 2002», waarbij een drietal uitgangspunten centraal staan.
Het eerste punt richt zich op het realiseren van een evenwichtige rechtshandhaving. Dat betekent voorrang bij de aanpak van ernstige normschendingen, en concentratie op – de dreiging van – stelselmatige overtredingen en op situaties waarin het strafrecht effectief is omdat ook anderen hun verantwoordelijkheid nemen.
Ten tweede wordt de aandacht gelegd bij een afgewogen zaaksaanpak,
extra investeringen in gevoelige zaken, streven om zaken waar mogelijk snel af te doen, en bevorderen dat mogelijkheden worden benut om in het voortraject bevredigende oplossingen te vinden.
Als laatste wordt het belang onderkend van het verzorgen van een organisatie die zowel tegemoet komt aan de behoefte tot gebiedsgericht werken als aan de noodzaak om specialistische deskundigheid te bundelen, een organisatie waarin de logistieke planning ook met de ketenpartners goed is gerealiseerd, en van waar uit burgers correct bejegend worden.
Voorts is een nadrukkelijke koppeling gelegd met de landelijke thema’s die de komende jaren de aandacht vergen van de politie, zoals beschreven in het «Beleidsplan Nederlandse Politie».
Vanuit genoemde uitgangspunten zijn de beleidsprioriteiten voor het jaar
2000 voortgekomen. Deze prioriteiten zijn enerzijds een voortzetting van de in 1999 geformuleerde prioriteiten en anderzijds een nadere invulling van het in eerdere jaren ingezette beleid van het Openbaar Ministerie.
Ontwikkelingen Beheerdienst
Met de beheersovergang per 1 januari 1998 is een belangrijke stap gezet op weg naar integraal management. Per 2002 zal de scheiding van bestuur en beheer verdwijnen en plaatsmaken voor een integrale verantwoordelijkheid van de gerechten. Een cruciaal punt is de toekomstige positie van de gemeenschappelijke beheersinfrastructuur van de rechterlijke organisatie. Het betreft de positionering van de arrondissementale stafdiensten (faciliteiten op het gebied van personeel, organisatie en financiën etc.) als ook de gemeenschappelijke uitgaven van het OM en de ZM voor huisvesting, automatisering enz. In april 1999 is een werkgroep ingesteld met de opdracht een visie op een beheersstructuur te vormen en de hoofdlijnen voor een invoertraject aan te geven.
Het betreft hier een vraagstuk met naar verwachting ingrijpende organisatorische en mogelijk begrotingstechnische gevolgen. De werkgroep zal in het najaar van 1999 haar eindrapportage uitbrengen.
Ontwikkelingen Landelijke diensten
Commissie Gelijke Behandeling
In 1998 is het evaluatierapport «Product en middelen Commissie Gelijke Behandeling» uitgebracht. Naar aanleiding van het voorstel van de Minister van Justitie in een Ministerraad van 1996 is geëvalueerd in hoeverre de «versoberde» commissie in staat is het zaakaanbod te verwerken. Het rapport constateert een autonome stijging van de instroom van zaken in 1997 en 1998 en daardoor een toename van de werklast. Omdat de commissie hierdoor niet toe kwam aan haar beleidsvormende en oordelende taak, is besloten de verwerkingscapaciteit bij de Commissie Gelijke Behandeling uit te breiden. Verschillende ministeries (Volksgezondheid, Welzijn & Sport, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onderwijs Cultuur & Wetenschappen, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie) dragen bij in de kosten.
In verband met de onzekerheid over de uitkomsten van de evaluatie in 1999 van de Algemene wet gelijke behandeling en het onderzoek naar het intern functioneren van de Commissie Gelijke Behandeling, zal de uitbreiding van de verwerkingscapaciteit (en de budgettaire compensatie) vooralsnog een tijdelijk karakter hebben.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting*
(x f 1 000,-)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerp-begroting 1999
1 248 721 1 258 908 1 249 915 1 236 413 1 236 413
1e suppletore wet 1999
141 341
131527 152 669 189 169 189 169
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties
-
a.Rechtspraak
interne overhevelingen – Loonbijstelling 1999 – Toedeling van doorgeschoven afw-premie – Regioplannen mee/tegenvallers – Toedeling van asielgelden interdepartementale overboekingen – Van LNV voor de wijziging van de meststoffenwet
-
b.Openbaar ministerie
interne overhevelingen
– Loonbijstelling 1999
– Toedeling van doorgeschoven afw-premie
– Bureau ontnemingen OM/ gebiedsprojecten
– Regioplannen
– Verdeling huisvestingsmiddelen
– Verkeerstoezicht (gebiedsprojecten)
– Intensiveren van het verkeerstoezicht (2 regioplannen)
– 6 regioplannen
-
c.Beheersdienst
interne overhevelingen
– Loonbijstelling
– Prijsbijstelling 1999 1e tranche
– Toedeling doorgeschoven afw-premie – Verdeling huisvesting – FDRO past voor CRS
berber-systeem aan – Exploitatie huisvesting – Regioplannen mee/tegenvallers – Bijdrage aan oplossing van justitiebrede problematiek
-
d.Landelijke diensten
interne overhevelingen
– Loonbijstelling
– Toedeling doorgeschoven afw-premie
interdepartementale overboekingen
– Correctie op heffing registratiekamer
21 214
27 927
26 719
27 610
27 632
197 0 0 0 0
2 296 2 047 2 048 1 856 1 856
18 700
500
16 200
1 500
22 100
2 000
11 500
2 000
11 600
2 000
10 221 12 753 11891 11752 11764
124 0 0 0 0
1 407 |
1 407 |
1 407 |
1 407 |
1 407 |
11 415 |
|
|
|
|
1 594 |
1 594 |
1 594 |
1 594 |
1 594 |
15 743 |
15 653 |
15 577 |
15 477 |
15 477 |
0 |
19 800 |
12 900 |
13 000 |
12 500 |
0 |
52 500 |
39 000 |
42000 |
40 000 |
3 933 |
7 910 |
7 318 |
7 219 |
7 228 |
937 |
717 |
735 |
752 |
752 |
44 0 0 0 0
195 185 192 309 198 092 202 291 202 261
300 0 0 0 0
0 0 -225 -450 -450
1 020 0 0 0 0
780
798
809
809
959 1 332 1 202 1 181 1 183
19 0 0 0 0
2 600
2 600
2 600
2 600
2 600
Stand ontwerp-begroting 2000 1 254 109 1 650 440 1 721 618 1 722 460 1 742 470 1 740 085 1 740 085
(1 259 155)
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000
569 090 748 937 781236 781618 790 698 789 616 789 616 (571 380)
-
*Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
0
Toelichting
A. Rechtspraak
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998.
Regioplannen
Een deel van de budgetten voor de uitvoering van de regioplannen die centraal geparkeerd stonden bij het openbaar ministerie zijn overgeheveld naar het onderdeel Rechtspraak.
Toedeling asielgelden
In verband met de in- en uitstroomprognoses wordt geld aan de justitiebegroting toegevoegd. Het betref een toedeling uit het centrale artikel 01.09 Diversen.
Van LNV voor de wijziging van de Meststoffenwet
De handhaving van de gewijzigde Meststoffenwet leidt naar verwachting tot een hogere werklast bij de rechterlijke organisatie. Het ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij boekt ter compensatie budget over.
B. Openbaar Ministerie
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998
Bureau ontnemingen OM/gebiedsprojecten
Het betreft een correctie op de eerdere verdeling van de intensivering-gelden voor fraudebestrijding. Vanuit artikel 08.04 wordt budget overgeheveld ten behoeve van het Openbaar Ministerie.
Verdeling huisvestingsmiddelen
Vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen worden de huisvestingsbudgetten toegedeeld die in aanvulling op de Miljoenennota 1999 zijn toegevoegd aan de justitiebegroting in het kader van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting.
Regioplannen
Uit centraal geparkeerde budgetten hevelt het OM als bijdrage voor de incassoafhandeling van regioplannen voor 1999 circa f 8,1 mln. over en voor 2000 en verder circa f 17,0 mln. over artikel 08.04 Centraal Justitieel Incassobureau. Verder wordt naar de Rechtspraak de volgende reeks overgeheveld: circa f 2.3 mln. in 2000, circa 2,0 mln. in 2001 en 2002 en circa f 1.9 mln. in 2003 en 2004. Tevens is ten behoeve van de uitvoering van de regioplannen in 1999 een bedrag van f 1 mln. overgeheveld naar artikel 09.05.4 Dienst Rechtspleging/Openbaar ministerie/Rijksrecherche, onderdeel beheerdiensten.
Intensiveren van het verkeerstoezicht
Vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen is een centraal geparkeerd budget overgeheveld ten behoeven van het verkeerstoezicht. Het betreft een reeks van circa f 15,7 mln. in 1999 en 2000 circa f 15,6 mln. in 2001 en circa 15,4 mln. in 2002 en 2003. Het kabinet stelt daarnaast voor om bovenop de bestaande inspanningen voor verkeerstoezicht extra middelen voor het verkeerstoezicht aan de justitiebegroting toe te voegen voor 2 regioplannen per 1 januari 2000 en nogmaals 6 regioplannen per 1 april 2000. Hiertoe wordt de volgende reeks budgetten geboekt: per 2000 f 72,3 mln., per 2001 51,9 mln. per 2002 f 55,0 mln. en per 2003 f 52,5 mln.
C. Beheerdiensten
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 van de algemene prijsmaatregelen voor 1999.
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998.
Verdeling huisvestingsgelden
In verband met de Stelselwijziging Rijkshuisvesting zijn huisvestingsbudgetten toegevoegd aan de begroting van Justitie. De gelden worden thans toegedeeld vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen.
FDRO past voor CRS Berbersysteem aan
Vanuit artikel 01.01 Personeel en materieel ministerie wordt budget overgeheveld. De Facilitaire dienst van de rechterlijke organisatie past een automatiseringssysteem aan van de Centrale Raad voor de Strafrecht-toepassing.
Exploitatie huisvesting
In verband met de afwikkeling van de ontvlechting tussen het CJIB en de Dienst Rechtspleging wordt geld overgeheveld naar artikel 09.04 Centraal Justitieel incassobureau.
Regioplannen
Ten behoeve van de uitvoering van de regioplannen is een bedrag overgeheveld van artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar ministerie/ Rijksrecherche, onderdeel Openbaar Ministerie.
Justitiebrede problematiek
Het betreft hier de bijdrage aan de oplossing van de justitiebrede problematiek. De taakstelling wordt ingevuld door bezuinigingen op de inkoop van materieel en door minder externen in te huren.
D. Landelijke diensten
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999.
Toedeling doorgeschoven afw-premie 1998
Het betreft de toedeling van de naar 1999 doorgeschoven compensatie voor stijging van de AFW-premie in 1998.
Correctieboeking Registratiekamer
Bij begroting van 1994 is voorgesteld de uitbreiding van de registratiekamer te financieren uit een in te voeren legesheffing (desaldering ad f 2,6 mln.). Daar het voorstel tot legesheffing nadien is ingetrokken en de uitbreiding van de registratiekamer op andere wijze is gefinancierd, wordt thans een correctie aangebracht.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel |
(x f 1 000) |
||||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
en uitgaven |
Codering |
||
1998 |
1999 |
2000 |
economisch |
functioneel |
|
Personele uitgaven |
|||||
– ambtelijk |
897 786 |
1 082 132 |
1 180 648 |
11 |
03.1 |
– overig |
56 861 |
17 228 |
17 228 |
11 |
03.1 |
post-actief |
12 297 |
11 674 |
11 674 |
11 |
03.1 |
Subtotaal personele uitgaven |
966 944 |
1111 034 |
1 209 550 |
||
Huisvesting |
- |
196 779 |
193 903 |
12 |
03.1 |
Exploitatie uitgaven |
185 789 (188 200) |
253 445 |
235 098 |
12 |
03.1 |
Subsidies |
8 340 |
4 700 |
4 700 |
43 D |
03.1 |
Aanschaffingen |
93 036 (95 671) |
84 482 |
78 367 |
52 |
03.1 |
Subtotaal materiële uitgaven |
287 165 |
539 406 |
512 068 |
||
(292 211) |
|||||
Totaal |
1 254 109 |
1 650 440 |
1 721 618 |
||
(1 259 155) |
Specificatie per artikelonderdeel
Artikelonderdeel
Rechtspraak
Personele uitgaven Materiële uitgaven
Totaal
Openbaar Ministerie
Personele uitgaven Materiële uitgaven
Totaal
Beheerdiensten
Personele uitgaven Materiële uitgaven
Totaal
Landelijke Diensten
Personele uitgaven Materiële uitgaven
Totaal
Totaal budgetonderdelen
(x f 1 000)
Verplichtingen en uitgaven 2000
623 852 113 842
737 694
420 887 36 905
457 792
132 333 348 328
480 661
32 478 12 993
45 471
1 721 618
Kengetallen
Kengetallen personeel Rechterlijke Organisatie
(prijs x f 1 000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Rechtspraak
Ambtelijk personeel (ondersteunend) – gemiddelde prijs – fte’s (aantal)
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd) – gemiddelde prijs – fte’s (aantal)
Post-actief personeel
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)
Openbaar Ministerie
Ambtelijk personeel (ondersteunend) – gemiddelde prijs – fte’s (aantal)
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd) – gemiddelde prijs – fte’s (aantal)
Ambtelijk personeel (politie) – gemiddelde prijs – fte’s (aantal)
Post-actief personeel
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)
Beheerdiensten
Ambtelijk personeel (ondersteunend) – gemiddelde prijs – fte’s (aantal)
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd) – gemiddelde prijs – fte’s (aantal)
Post-actief personeel
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)
Landelijke diensten
Ambtelijk personeel (ondersteunend) – gemiddelde prijs – fte’s (aantal)
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd) – gemiddelde prijs – fte’s (aantal)
Post-actief personeel
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)
74 |
79 |
81 |
81 |
81 |
81 |
81 |
3 513 |
3 577 |
3 627 |
3 627 |
3 627 |
3 627 |
3 627 |
183 |
190 |
193 |
193 |
193 |
193 |
193 |
1 513 |
1 569 |
1 597 |
1 597 |
1 597 |
1 597 |
1 597 |
120
70
85
120
66
85
120
120
120
66
66
66
85
85
85
120
66
85
120
70 |
75 |
76 |
76 |
76 |
76 |
76 |
1 941 |
1 907 |
1 907 |
1 898 |
1 898 |
1 898 |
1 898 |
171 |
179 |
181 |
181 |
181 |
181 |
181 |
484 |
466 |
466 |
466 |
466 |
466 |
466 |
103 |
114 |
114 |
114 |
114 |
114 |
114 |
98 |
98 |
98 |
98 |
98 |
98 |
98 |
66
68 |
70 |
74 |
74 |
74 |
74 |
74 |
1 337 |
1 350 |
1 350 |
1 350 |
1 350 |
1 350 |
1 350 |
77 |
89 |
96 |
96 |
96 |
96 |
96 |
291 |
273 |
273 |
273 |
273 |
273 |
273 |
85
90 |
91 |
93 |
93 |
93 |
93 |
93 |
318 |
335 |
335 |
335 |
335 |
335 |
335 |
167 200 203 203 203 203 203
3333333
10
10
10
10
10
10
10
Overzicht instroom/uitstroom zaken Gerechten (1997 – 2000)
Absolute aantallen
1997 1998
1999
Indexcijfers (1997 = 100) 2000 1997 1998
1999
2000
Instroom
gerechtshoven rechtbanken kantongerechten totaal
Uitstroom
gerechtshoven rechtbanken kantongerechten totaal gerechtshoven rechtbanken kantongerechten
38 100 |
42000 |
44 900 |
44 900 |
100 |
110 |
118 |
118 |
398 000 |
384 000 |
398 000 |
398 000 |
100 |
96 |
100 |
100 |
562 000 |
591 000 |
595 000 |
595 000 |
100 100 |
105 102 |
106 104 |
106 |
998 100 |
1 017 000 |
1 037 900 |
1 037 900 |
104 |
|||
37 100 |
38 500 |
42 000 |
42 000 |
100 |
104 |
113 |
113 |
423 000 |
410 000 |
404 000 |
404 000 |
100 |
97 |
96 |
96 |
571 000 |
594 000 |
597 000 |
597 000 |
100 100 |
104 101 |
105 101 |
105 |
1 031 100 |
1 042 500 |
1 043 000 |
1 043 000 |
101 |
|||
Gemiddeld zaaksgewicht (uitstroom) |
|||||||
2,19 |
2,12 |
2,12 |
2,12 |
100 |
97 |
97 |
97 |
1,50 |
1,48 |
1,48 |
1,48 |
100 |
99 |
99 |
99 |
0,25 |
0,25 |
0,25 |
0,25 |
100 |
100 |
100 |
100 |
Toelichting:
Rechtsprekende colleges–algemeen
Bovenstaande tabellen geven inzicht in de werklastontwikkeling bij de gerechtshoven, rechtbanken en kantongerechten over de periode 1997–2000. Als raming voor de periode 2001–2004 wordt vooralsnog uitgegaan van het kader 2000. Overigens wordt over enige tijd overgegaan naar een nieuw genormeerd systeem van werklastmeting wat gevolgen kan hebben voor de hierboven gepresenteerde gegevens.
Gerechtshoven
Bij de gerechtshoven wordt ten opzichte van 1998 een verdere stijging in de instroom en de uitstroom voorzien. Oorzaken hiervoor zijn de herziening van het fiscaal procesrecht en de behandeling van het hoge aantal niet voorziene beroepen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). De instroom van deze categorie zaken deed zich voor het eerst voor in de loop van 1997, kende een forse piek in 1998, terwijl ook in 1999 nog WOZ-zaken zullen instromen. De daling van het gemiddeld zaaksgewicht is het gevolg van de toename van het aantal zeer grote zaken en het toepassen van het onmiddellijk-heidsbeginsel. Beide komen onvoldoende tot uitdrukking in de huidige werklastmeting.
Rechtbanken (inclusief sectoren bestuursrecht)
Het beeld bij de verschillende sectoren van de rechtbanken ziet er als volgt uit:
+ De in- en uitstroom van civiele zaken geeft een stabiel beeld voor de volgende jaren. Het wegvallen van een contingent zaken als gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari 1999 van de wet, waarbij de competentiegrens voor civiele zaken van de kantongerechten is verhoogd van f 5 000,- naar f 10 000,– wordt gecompenseerd door de extra instroom aan zaken als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet schuldsanering natuurlijke personen.
+ Voor de bestuurssector wordt met een daling van de in- en uitstroom rekening gehouden. Als gevolg van de invoering van de verplichte bezwaarschriftprocedure in medische zaken in mei 1997 is de instroom van sociaal-zekerheidsrechtzaken nog steeds dalend met een stabiele instroom op de overige rechtsgebieden. Voor 1999 is voor wat betreft de vreemdelingenkamers nog geen rekening gehouden met een mogelijke stijging van asielprocedures als gevolg van de stijging van het aantal asielzoekers.
+ De in- en uitstroom van strafzaken zal naar verwachting stijgen. De instroomstijging is onder meer het gevolg van de intensivering van de fraudebestrijding. De uitstroomstijging is het gevolg van de capaciteitsuitbreiding bij de strafsectoren (motie Bolkestein).
Kantongerechten
Bij de kantongerechten wordt met een kleine productiestijging rekening gehouden door een grotere instroom van civiele rol zaken. Dit is gevolg van de wijziging van de competentiegrens van f 5 000 naar f 10 000, -. De instroom van het aantal strafzaken stabiliseert evenals de instroom van het aantal Mulderzaken.
Figuur 18: afgedane zaken civiel en bestuur
1995 |
1996 |
1997 |
realisatie 1998 verm.uitk. 1999 begroot 2000 |
civielrecht |
bestuursrecht |
||
Bron: DRp (PCS) |
Figuur 19: afgedane zaken civiel naar gerechtelijke instantie
1995
1996
1997 realisatie 1998 verm.uitk. 1999 begroot 2000
rechtbank hof kanton Bron DRp (PCS)
Figuur 20: afgedane zaken bestuursrecht naar gerechtelijke instantie
120000
100000
kanton
97 realisatie 1998 verm.uitk. 1999 begroot 2000
rechtbank hof
Bron: DRp (PCS)
500000
450000
400000
350000
300000
250000
200000
150000
100000
50000
0
80000
60000
40000
20000
0
1995
996
Figuur 21: doorlooptijden civiel en bestuur in dagen
Rekesten en voorderingen
Rolzaken (*)
Voorlopige Voorzieningen
Bodemzaken
50
Handel
100
Familie
150
0 100 D Ambtenarenrecht
■ ex. AROB-zaken
200 300 400
ABW-zaken
Vreemdelingenzaken
Bron: DRp
Overzicht instroom/uitstroom zaken Openbaar Ministerie (1997–2000)
Absolute aantallen
1997 1998
1999
Indexcijfers (1997 = 100) 2000 1997 1998
1999
2000
Instroom
arrondissementsparketten – rechtbankzaken – kantonstrafzaken – administratief recht
Subtotaal ressortparket
Totaal
Uitstroom
arrondissementsparketten – rechtbankzaken – kantonstrafzaken – administratief recht
Subtotaal ressortparket
Totaal
259,5 |
254,6 |
264,3 |
255,0 |
100 |
98 |
102 |
98 |
243,0 |
232,5 |
221,5 |
220,0 |
100 |
96 |
91 |
91 |
187,7 |
192,6 |
206,2 |
215,0 |
100 100 |
103 98 |
110 100 |
115 |
690,2 |
679,7 |
692,0 |
690,0 |
100 |
|||
13,5 |
13,7 |
13,8 |
14,0 |
100 100 |
101 99 |
102 100 |
104 |
703,7 |
693,4 |
705,8 |
704,0 |
100 |
|||
251,8 |
256,3 |
262,8 |
250,0 |
100 |
102 |
104 |
99 |
262,8 |
226,2 |
228,0 |
220,0 |
100 |
86 |
87 |
84 |
187,7 |
192,6 |
206,2 |
215,0 |
100 100 |
103 96 |
110 99 |
115 |
702,3 |
675,1 |
697,0 |
685,0 |
98 |
|||
12,6 |
13,4 |
14,1 |
14,0 |
100 |
106 |
112 |
111 |
714,9
688,5
711,1
699,0
100
96
99
98
Werklastontwikkeling Openbaar Ministerie
Leek er zich in 1998 nog een lichte stijging voor te doen bij de instroom van rechtbankzaken in eerste aanleg (misdrijven en economische delicten), op grond van de definitieve cijfers blijkt een gestaag afnemende instroom gedurende de afgelopen vijf jaren. De daling sinds 1994 bedraagt twaalf procent, in 1998 lag het aantal zaken anderhalf procent onder dat in 1997. Dit wordt ten dele veroorzaakt doordat er minder
0
vermogensmisdrijven worden gepleegd, zoals ook blijkt uit slachtoffer-enquêtes (in 1994 bestond 45 procent van de totale instroom uit vermogensdelicten, in 1998 is dat aandeel afgenomen tot 35 procent). Een toename valt te constateren van het aantal zaken wegens geweldsmisdrijven, vernieling en openbare orde, verkeersmisdrijven en softdrugs-delicten, evenals het aantal zaken met strafrechtelijk minderjarige verdachten. De toename van juist de zwaardere delicten blijkt ook uit het groeiend aantal preventief gehechten in de zwaarste categorieën (A+ en A), maar de in de afgelopen jaren beschikbaar gekomen extra celcapaciteit maakte het tevens mogelijk om meer verdachten in de lichtere categorieën (B+, B en – opvallend – C) in voorlopige hechtenis te nemen. Consequentie hiervan is wel dat de afhandeling van deze zaken voor het OM meer werk met zich meebrengt.
Het gaat te ver om de terugloop van het aantal zaken alleen toe te schrijven aan de criminaliteitsontwikkeling. De instroom van zaken wordt ook afgezwakt door de steeds grotere aandacht bij parketten voor kwaliteit en vervolgbaarheid, waarbij zaken al in een vroeg stadium (dat wil zeggen nog voordat een zaak het parket bereikt) bij de politie worden «gefilterd». Zaken die anders zonder meer geseponeerd zouden worden wegens gebrek aan bewijs, worden nu veel minder ingezonden. Dit blijkt uit de mate waarin het OM de wel binnengekomen zaken seponeert: werd in 1994 nog ruim 21 procent van de strafzaken terzijde gelegd, in 1998 bedraagt dit 14 procent en zal naar verwachting afnemen tot minder dan 10 procent in het jaar 2000. Het aantal vervolgbare zaken neemt daardoor, ook absoluut gezien, toe. Het OM krijgt dus meer van de «goede zaken» binnen. Dit filteren betekent aldus geen vermindering van de werklast; integendeel, deze kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd door decentrale inzet van OM-medewerkers op politiebureaus en justitie-in-de-buurt kantoren.
Door de filtering, maar ook doordat de aard van de aangeboden rechtbankstrafzaken veranderde (meer geweldszaken onder andere), worden door het OM meer zaken dan voorheen aan de rechter voorgelegd, zowel absoluut (van 113 000 in 1994 tot 124 000 in 1998) als relatief (35% in 1994, 48% in 1998). De beschikbare zittingscapaciteit houdt echter geen gelijke tred met de toename van het aantal aan de rechter aan te bieden zaken; door de meervoudige kamer werden in 1998 ten opzichte van 1996 zelfs twee procent minder zaken afgedaan (onder andere door de behandeling van megazaken), terwijl het aantal zaken dat door het OM werd aangeboden met vier procent is toegenomen. Dit veroorzaakt dat de totale gemiddelde doorlooptijd van strafzaken niet korter wordt, ondanks het gegeven dat het OM er steeds beter in slaagt door de «aanhouden en uitreikenprocedure» (30% van de instroom in 1998) zaken snel te beoordelen.
De ruimere beschikbaarheid van cellen en de voor de jaren 1999 en 2000 gestelde beleidsprioriteiten en dan met name de extra aandacht voor geweld, jeugd en stelselmatige daders, zullen tot gevolg hebben dat de lichte stijging in de instroom van met name de wat zwaardere zaken zich verder doorzet.
De instroom van kantonzaken was in 1998 vier procent lager dan in 1997. Deze afname is aanzienlijk kleiner dat de afname in de voorgaande twee jaren; in de tweede helft van 1998 deed zich zelfs een opvallende stijging voor. Aan de voortdurende forse daling van het aantal kantonzaken lijkt dan ook voorlopig een einde te zijn gekomen. De intensivering van het verkeerstoezicht, met name in de vorm van gebiedsgebonden verkeersprojecten, heeft geleid tot een grote toename van het aantal beschikkingen inzake de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften: in 1998 zijn ruim 5 miljoen beschikkingen opgelegd. De voor de jaren 2000 en verder toegezegde extra middelen voor het verkeerstoezicht zullen naar verwachting leiden tot een verdere toename van het aantal beschikkingen. Het aantal administratieve beroepen zal derhalve eveneens stijgen, maar vermoedelijk niet in dezelfde mate als het aantal beschikkingen, omdat is gebleken dat bij snelheidsovertredingen (waarvan het aandeel in het totale aantal beschikkingen is gestegen) minder betrokkenen in beroep gaan dan bij bijvoorbeeld parkeerovertredingen.
De instroom van hoger beroepzaken bij de ressortsparketten schommelt de afgelopen jaren rond de 13 500 zaken, maar vertoont wel een licht stijgende tendens. Ook blijken de zaken ingewikkelder en bewerkelijker te zijn geworden. Dit wordt met name veroorzaakt door een groter aantal beroepen in meervoudige kamer- en kinderrechterzaken. Mede als gevolg van Europese regelgeving worden steeds meer zaken aangehouden, meestal op verzoek van de verdediging, voor het nader horen van getuigen.
De gevolgen die de invoering van hoger beroep in Mulderzaken heeft voor de werklast voor het OM en met name voor het ressortsparket Leeuwarden, zullen nauwlettend in de gaten worden gehouden.
Het aantal klachten ex artikel 12 Strafvordering en overige bijzondere werkzaamheden zoals raadkamerzaken, gratieverzoeken en verzoeken om strafonderbreking vertonen een stijgende lijn.
Figuur 22: Instroom arrondissementsparketten in eerste aanleg (in duizendtallen)
350
300
1995
1996
1997
realisatie 1998 verm.uitk. 1998 begroot 2000
■ rechtbankzaken (bruto) □ rechtbankzaken (netto) □ kantonzaken H Mulderberoepen Bron: PaG
250
200
150
100
50
0
Figuur 23: instroom arrondissementsparketten in eerste aanleg, per deliktgroep (in duizendtallen)
140
120
100
80
60
40
20
1995 1996 1997
(openlijk) geweld vermogen Bron: PaG
Figuur 24: Afdoening rechtbankzaken (in duizendtallen)
realisatie 1998 verm.uitk. 1999 begroot 2000 ■ verkeer H tegen minderjarigen
180
20
0
1995 1996 1997 realisatie 1998 verm.uitk. 1999 begroot 2000
onvoorwaardelijk sepot transactie (incl. voorw. Sepot) naar rechter (incl. voegingen)
Bron: PaG
0
160
140
120
100
80
60
40
Figuur 25: Afdoening kantonzaken (in duizendtallen)
0
1995 1996 1997 realisatie 1998 verm.uitk. 1999 begroot 2000
onvoorwaardelijk sepot transactie (incl. voorw. Sepot) naar rechter (incl. voegingen) Bron: PaG
09.06 Gerechtskosten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Onder dit artikel worden de specifieke uitgaven geraamd van de rechtsprekende colleges en het Openbaar Ministerie die samenhangen met civiele , bestuurlijke en strafzaken. De uitgaven hebben vooral betrekking op de kosten voor vergoedingen aan getuigen en deskundigen (waaronder tolken en vertalers), afluisterkosten en de verzending van gerechtelijke brieven.
Ontwikkelingen gerechtskosten
Eind 1998 is het eindrapport van de projectgroep «Implementatie beheersmaatregelen gerechtskosten» goedgekeurd, waarin afgevaardigden van de Zittende Magistratuur, het Openbaar Ministerie en de arrondissementale stafdiensten participeerden. De doelstelling was om te komen tot beheersing van de gerechtskosten en in het verlengde daarvan te komen tot budgettering van de gerechtskosten aan de betreffende veldorganisaties binnen de Rechtelijke organisatie, alsmede de integratie in de planning- en controlcyclus. Op basis van de aanbevelingen van dit rapport is met ingang van 1999 het artikel gerechtskosten in twee sub-artikelen gesplitst te weten; Rechtspraak en Openbaar Ministerie. Het criterium bij deze splitsing is gelegen in de feitelijke beslissingsbevoegdheid. Aan de instantie die de (uiteindelijke) beslissing neemt is ook het budget toegekend van historische realisatiecijfers. In de begroting 1999 zijn gelden vanuit het regeerakkkoord toegevoegd aan het begrotingsartikel gerechtskosten ter bestrijding van de extra uitgaven in het kader van de fraudebestrijding. Daarnaast is met ingang van 1999 een generieke taakstelling doorgevoerd en een korting opgelegd in verband met een taakstelling inkoop.
180
60
40
20
100
80
60
40
20
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
82 511 |
85 989 |
85 469 |
84 944 |
84 944 |
||
1e suppletore wet 1999 |
|
-9 715 |
-4 716 |
-4 716 |
|
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Prijsbijstelling 1999 1e tranche – Compensatie klm-facturen mee/tegenvallers – Bijdrage in justitiebrede-problematiek
268 279 278 276 276
2 000 0 0 0 0
37
39
39 - 39
Stand ontwerp-begroting 2000 |
73 928 |
69 075 |
76 516 |
80 992 |
80 465 |
80 465 |
80 465 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
33 547 |
31 345 |
34 721 |
36 753 |
36 513 |
36 513 |
36 513 |
Toelichting
Prijsbijstelling
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 van de algemene prijsmaatregelen voor 1999.
2eCompensatie KLM- Facturen
In verband met de centrale betaling van KLM facturen is 2 mln. overgeheveld naar artikel 01.09 Diversen.
Specificatie per artikelonderdeel
Bijdrage in justitiebrede problematiek
Het betreft hier de bijdrage aan de oplossing van de justitiebrede problematiek.
Economische en functionele codering
(x f 1 000) |
||||
Verplichtingen 1998 1999 |
en |
uitgaven 2000 |
economisch |
Codering functioneel |
12 838 56 237 |
13 101 63 415 |
12 12 |
03.1 03.1 |
Artikelonderdeel
Gerechtskosten rechtspraak Gerechtskosten Openbaar ministerie
Totaal
73 928
69 075
76 516
09.07 Gefinancierde Rechtsbijstand
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Het artikel heeft betrekking op de kosten van de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen. Deze uitgaven
0
berusten op de per 1-1-1994 in werking getreden Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Daarnaast zijn onder dit artikel ondergebracht overige met het beleidsveldverwante subsidieregelingen en uitgaven.
De uitvoering van de Wrb is opgedragen aan de raad voor rechtsbijstand, die in ieder hofressort is ingesteld. De raden, die de status hebben van een zelfstandig bestuursorgaan, hebben niet alleen de verantwoordelijkheid voor de behandeling van toevoegingsaanvragen, maar ook de taak de declaraties van toegevoegde rechtsbijstandverleners vast te stellen en uit te betalen. Voorts subsidieert de raad de stichtingen rechtsbijstand (bureaus voor rechtshulp) in zijn ressort, de stichtingen rechtsbijstand asiel (SRA) en de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland. De raad voor rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch subsidieert bovendien de Stichting Integraal Rechtshulp Informatie Systeem.
De taak van de stichtingen rechtsbijstand is op grond van de Wrb drieledig. Zij verzorgen spreekuren, verlenen verdergaande rechtsbijstand na het spreekuur (het zogenaamde verlengde spreekuur) en verlenen verdergaande rechtsbijstand krachtens een toevoeging. Met de verdergaande rechtsbijstand zonder toevoeging wordt beoogd een eenvoudige afdoening van zaken te bevorderen.
De SRA, die in de hofressorten Amsterdam, Arnhem en Den Bosch zijn gevestigd, zijn belast met de organisatie van de rechtsbijstand aan asielzoekers. Zij voeren de hulpverlening uit met zowel eigen personeel als spreekuuradvocaten en vrijwilligers van de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland. De Stichting Integraal Rechtshulp Informatie Systeem verricht activiteiten met betrekking tot de automatisering en de informatievoorziening op het terrein van de overheidswege gefinancierde rechtsbijstand. De door de raden verstrekte subsidie aan de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland is bestemd voor ondersteunende activiteiten in het kader van de rechtsbescherming aan asielzoekers.
Het deel van de onder dit artikel geraamde uitgaven, dat niet aan de raden is overgedragen, houdt verband met de subsidies aan het Landelijk Bureau ter Bestrijding van Rassendiscriminatie, het Clara Wichmann Instituut, de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken, de rechtskundige diensten van de FNV en het CNV, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Vereniging voor de Rechtshulp, het Bureau Financieel Toezicht Notariaat (vanaf 1 oktober 1999) en exploitatie-uitgaven.
Tenslotte worden op dit artikel de kosten verantwoord verbonden aan de ontwikkeling en stimulering van alternatieve geschillenbeslechting en mediation.
Beleidsontwikkelingen
Gefinancierde rechtsbijstand
Eind 1998 is de evaluatie van de Wet op de rechtsbijstand naar de Tweede Kamer gezonden. Daarin is vastgesteld dat de Wrb in algemene zin voldoet aan de hoofddoelstellingen van deze wet. De belangrijkste knelpunten, die werden geconstateerd tijdens de uitvoering, zijn inmiddels gerepareerd. Het rapport bevat aanbevelingen voor verdere verbetering. Te noemen zijn: een hardheidsclausule ter zake van de eigen bijdrage, de indexering van de vermogensvrijstelling en verruiming van de toegang ter zake van bedrijfsmatige aangelegenheden.
Om de toegang van de voorziening te versterken is dit jaar de publieksfunctie van de stichtingen rechtsbijstand uitgebreid. De publieksfunctie is het loket waar rechtzoekenden informatie kunnen verkrijgen over de mogelijkheden die het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand biedt en de condities waaronder.
Door de raden zijn maatregelen getroffen om voorzienbare tekorten in het aanbod van rechtsbijstandverleners op het terrein van asiel op korte termijn (1999) op te lossen. Over de maatregelen die nodig zijn voor de langere termijn is het overleg gaande. De noodzaak tot het treffen van maatregel hangt samen met de capaciteitsuitbreidingen van de IND en de Vreemdelingenkamers op grond van de verwachte structurele verhoging van de instroom van asielzoekers.
Het nieuwe vergoedingenbesluit, dat is voorgelegd aan de Raad van State, dat leidt tot een evenwichtiger en eenvoudiger vergoedingenstelsel, kan naar verwachting per 1 januari 2000 worden ingevoerd. In samenhang daarmee en ter uitvoering van de Motie Kalsbeek-Jasperse c.s. worden de vergoedingen (omgerekend op basis van het nieuwe vergoedingenbesluit) tot f 150,- per uur verhoogd. Als gevolg van de indexering per 1 juli 1999 komt de gemiddelde uurvergoeding overigens op een niveau van circa f 154,-. Een werkgroep «kwaliteit» zal in het najaar 1999 met voorstellen komen over de wijze waarop de kwaliteitsverbetering binnen de (gefinancierde) rechtsbijstand kan worden gestimuleerd.
ADR (Alternative Dispute Resolution)
In vervolg op de in 1999 in uitvoering genomen projecten op het terrein van de alternatieve geschillen beslechting worden nieuwe projecten ingericht. Deze projecten hebben tot doel bij te dragen aan het wegnemen van de onbekendheid en verbetering van het imago van «mediation», alsmede aan de kennis omtrent de toegeleiding. In de dit najaar aan de Tweede Kamer toe te zenden beleidsbrief in het kader van ADR zal worden voorgesteld de met de (gefinancierde) rechtsbijstand samenhangende middelen ten laste van de vernieuwingsgelden voor de rechterlijke macht (Contourennota) toe te voegen aan dit artikel.
Juridisch vrije beroepen
Op grond van de Wet op het Notarisambt, dient het bestaande Centraal Bureau van Bijstand Notarissen (CBBN) te worden omgevormd tot het Bureau Financieel Toezicht (BFT). De subsidiëring van dit bureau komt ten laste van dit artikel. Met het CBBN is vanaf januari van dit jaar de omvorming voorbereid. Hierbij is de advisering van een extern adviesbureau betrokken inzake de gevolgen van de Wet op het Notarisambt voor de inhoud en werkwijze van het (financiële) toezicht, alsmede de gevolgen voor de organisatie van het BFT. Voorts bestaat het voornemen tot het eveneens bij het BFT onderbrengen van het (financieel) toezicht op de gerechtsdeurwaarders. De planvorming om te komen tot een geschillencommissie ten behoeve van de advocatuur is in een vergevorderd stadium. Binnen de begroting zijn hiertoe middelen gereserveerd.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting*
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
459 644 |
470 216 |
450 756 |
449 247 |
448 747 |
||
1e suppletore wet 1999 |
3 492 |
6 368 |
8 258 |
10 026 |
10 049 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties
beleidsmatige mutuaties – Vergoedingen sociale advocatuur – Ramingsbijstelling sociale advocatuur interne overhevelingen – Loonbijstelling – Prijsbijstelling 1999 1e tranche – Verdeling asielgelden mee/tegenvallers – Bijdrage in justitiebrede problematiek
0 |
29 500 |
52 000 |
60 000 |
62 000 |
0 |
|
-8 000 |
-9 000 |
|
15 959 |
16 473 |
15 823 |
15 835 |
15 818 |
82 |
71 |
65 |
59 |
59 |
21 100 |
18 400 |
40 800 |
42 900 |
41 800 |
238
233
234
234
Stand ontwerp-begroting 2000 |
427 839 (831 924) |
500 277 |
535 790 |
559 469 |
568 833 |
569 239 |
571 239 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
194 145 (377 511) |
227 016 |
243 131 |
253 876 |
258 125 |
258 309 |
259 217 |
-
*Bedragen tussen haken betreffen verpichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
Toelichting
Verhogingvergoedingensociale advocatuur
Besloten is om de uurvergoedingen voor de sociale advocatuur op te hogen naar een niveau van f 150,-. De dekking van de verhoging is gevonden in een capaciteitsbijstelling van het gevangeniswezen, extra ontvangsten op het artikel 09.02 Boeten en Transactie en generale compensatie.
Ramingbijstelling sociale advocatuur
Deze besparingen zijn het resultaat van het structureel lagere niveau van civiel- en bestuursrechtelijke toevoegingen en de extra opbrengsten uit eigen bijdragen in rechtsbijstand na de indexering van 1 januari 1999.
Loonbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling van de algemene salarismaatregelen 1999. Deze middelen dienen mede ter compensatie van de kosten verbonden aan de (jaarlijkse) indexering van de vergoeding aan advocaten.
Prijsbijstelling 1999
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.08 van de algemene prijsmaatregelen voor 1999.
0
Verdeling asielmiddelen
Het gaat hier om budgetten die worden toegevoegd aan de begroting van justitie in verband met de ramingen van de instroom en uitstroom van asielzoekers. De budgetten worden vanuit het centrale artikel 01.09 Diversen toegedeeld.
Bijdrage in de justitiebrede problematiek
Het gaat hier om de bijdrage aan de oplossing van de justitiebrede problematiek. Invulling is gevonden in een deel van de besparingen die een structureel lager niveau van de civiel en bestuursrechtelijke toevoegingen opleveren.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel |
(x f 1 000) |
||||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen en |
uitgaven |
Codering |
||
1998 |
1999 |
2000 |
economisch |
functioneel |
|
Raden voor rechtsbijstand |
|||||
– apparaatsuitgaven |
21 746 (43 841) |
22 734 |
22 648 |
31 |
03.1 |
– programma-uitgaven |
396 086 (777 463) |
462 352 |
498 801 |
43 D |
03.1 |
Overige uitgaven |
|||||
– subsidies en bijdragen |
6 058 (6 608) |
7 291 |
6 860 |
31 |
03.1 |
– alternatieve geschillenbeslechting |
1 600 |
31 |
03.1 |
||
– juridisch vrije beroepen |
2 414 |
3 584 |
31 |
03.1 |
|
– exploitatie-uitgaven |
3 949 (4012) |
3 886 |
3 897 |
31 |
03.1 |
Totaal |
427 839 |
500 277 |
535 790 |
||
(831 924) |
-
*bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven
Kengetallen
De onderstaande tabellen geven inzicht in de omvang van de aanspraak op de gefinancierde rechtsbijstand, alsmede in de raming van de programma-uitgaven van de raden voor rechtsbijstand. Ten einde inzicht te geven in de flexibiliteit (vrije ruimte) van de uitgaven wordt bij de kengetallen tevens informatie gegeven over de geraamde doorlooptijden van de toevoegingen.
Overzicht zaken gefinancierde rechtsbijstand
Realisatie 1998 |
Vermoedelijke |
Ontwerp-begroting |
|
uitkomsten 1999 |
2000 |
||
Apparaatsuitgaven |
|||
(overhead) |
|||
Toevoegingsaanvragen |
|||
Raden voor de rechtsbij- |
|||
stand |
|||
– prijs (x f 1,-) |
56 |
54 |
54 |
– volume |
386 085 |
420 300 |
420 300 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1000,-)* |
21 746 |
22 734 |
22 648 |
Programma-uitgaven |
|||
Afgegeven toevoegingen |
|||
Raden rechtsbijstand |
|||
Strafzaken |
|||
– prijs (x f 1,-) |
1 289 |
1 353 |
1 610 |
– volume |
86 888 |
90 500 |
90 500 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1000,-)* |
105 279 |
115 200 |
137 000 |
Civiel-/bestuursrechtelijke |
|||
zaken |
|||
– prijs (x f 1,-) |
1 014 |
1 029 |
1 304 |
– volume |
199 382 |
226 100 |
226 100 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1000,-)* |
187 010 |
215 300 |
272 700 |
Inverzekeringstelling |
|||
– prijs (x f 1,-) |
295 |
305 |
354 |
– volume |
63 545 |
64 300 |
64 300 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1000,-) |
18 746 |
19 600 |
22 800 |
Zaken stichting rechtsbijstand |
|||
– prijs (x f 1,-) |
180 |
182 |
182 |
– volume |
235 000 |
262000 |
262000 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1000,-) |
42 300 |
47 693 |
47 693 |
-
*Vanwege de doorlooptijden van de toevoegingen wordt hier het begrotingsbeslag van de in de onderscheiden jaren afgegeven toevoegingen gepresenteerd. Daarbij is rekening gehouden met de toevoegingen die niet tot betaling komen.
De stijging in de gemiddelde kostprijzen voor toevoegingen is met name het gevolg van de verhoging van het vergoedingenniveau en de indexering van de toevoegingsvergoedingen.
Dit effect wordt enigszins getemperd door de stijging van de gemiddelde eigenbijdrage die met de vergoeding wordt verrekend. Dit is het gevolg van de verruiming van het bereik van de voorziening en de indexering van de eigen bijdrage. Daarnaast is de stijging van de kostprijs van strafzaken mede het gevolg van het stijgende aandeel van de relatief duurdere ambtshalve straftoevoegingen.
De ontwikkeling van de gemiddelde prijzen voor toevoegingsaanvragen en de zaken bij de stichtingen rechtsbijstand wordt enerzijds beïnvloed door de jaarlijkse bijdrage in de arbeidsvoorwaardenontwikkeling en anderzijds door productiviteitsstijgingen in de sector. De daling van de prijs voor de behandeling van toevoegingsaanvragen door de raden wordt mede verklaard door het wegvallen van enkele incidentele intensiveringen in 1998. Bij de stichtingen rechtsbijstand is van belang,
aken |
overige |
zaken |
|
58% |
33% |
34% |
43% |
5% |
15% |
2% |
6% |
1% |
3% |
dat met ingang van 1999 de publieksfunctie van de stichtingen is uitgebreid. De uitgaven daaraan zijn vooralsnog in de berekening van de gemiddelde kostprijs opgenomen.
Voor wat betreft de volume-ontwikkeling wordt verwezen naar de memorie van toelichting (gefinancierde rechtsbijstand) van de begroting.
Van het aantal afgegeven toevoegingen in strafzaken komt uiteindelijk een deel niet tot betaling, (uitval) namelijk in strafzaken 6% en in civiele- en bestuursrechtelijke zaken (inclusief asiel) 7,5%. De betaling van de ontvangen declaraties van in enig jaar afgegeven toevoegingen (kasritme) strekt zich over meer jaren uit en wel:
Jaar van uitbetaling
1e jaar 2e jaar 3e jaar 4e jaar 5e jaar
09.08 Schuldsanering
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
De onder dit artikel geraamde uitgaven betreffen de kosten van bewindvoering (door gemeentelijke kredietbanken, advocaten, stichtingen rechtsbijstand en andere schuldbemiddelaars) en de kosten verbonden aan de implementatie en uitvoering van de regeling. Deze uitgaven berusten op de wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (WSNP). Op grond van deze wet, die op 1 december 1998 in werking is getreden, kan de rechter op verzoek van een schuldenaar, van wie de gemeente heeft beoordeeld dat in zijn geval niet tot een minnelijke schuldenregeling kan worden gekomen, een (wettelijke) schuldsaneringsregeling vaststellen. Op deze wijze wordt voor individuele burgers, die in ernstige financiële problemen zijn geraakt en die niet op minnelijke wijze met de schuldeisers tot een schikking kunnen komen een extra mogelijkheid geschapen om op termijn (maximaal drie jaar) met een schone lei te beginnen. Bij toewijzing van dat verzoek wordt door de rechter een bewindvoerder benoemd.
De uitvoering van deze regeling is opgedragen aan de raden voor rechtsbijstand (zie artikel 09.07). Ten einde een strakke en heldere regie in de beginfase van de uitvoering van de wet mogelijk te maken, wordt de uitvoering in eerste instantie vanuit één raad (’s-Hertogenbosch) ter hand genomen. De raad draagt zorg voor een in kwalitatief en kwantitatief opzicht bezien voldoende aanbod van bewindvoerders en betaalt daarnaast de door haar vastgestelde declaraties van bewindvoerders.
Ontwikkelingen
Ten einde de werking van de wet te evalueren is een monitorsysteem in gebruik. Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn de inspanningen van gemeenten en schuldhulpverleners om door minnelijke schuldsaneringsregeling een bewindvoering op basis van de WSNP te voorkomen en de tijdsbesteding per zaak van de bewindvoerders. In de eerste maanden na invoering van de wet lag het aantal zaken ruim beneden de verwachting maar in het tweede kwartaal groeide het aantal benoemingen tot bewindvoerder. Wanneer deze trend zich doorzet, zal het geraamde aantal van 12000 bewindvoeringszaken vanaf 2000 worden bereikt.
Verplichtingen en uitgaven
De raming van de uitgaven is gebaseerd op een geschat aantal wettelijke schuldsaneringregelingen van circa 12000 per jaar.
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
16 905 16 808 16 712 16 617 16 617 |
||
1e suppletore wet 1999 |
44444 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Loonbijstelling – Bijdrage in justitiebrede problematiek
616 614 612 610 610
0 -8 -8 -8 -8
Stand ontwerp-begroting 2000 |
10 834 |
17 525 |
17 418 |
17 320 |
17 223 |
17 223 |
17 223 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
4 916 |
7 952 |
7 904 |
7 859 |
7 815 |
7 815 |
7 815 |
Toelichting
Toedeling loonbijstelling
Deze post betreft de toedeling vanuit het centrale artikel 01.07 Loonbijstelling.
Bijdrage justitiebrede problematiek
Het betreft hier de bijdrage in de oplossing van de justitieproblematiek.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000) |
||||
1998 |
Verplichtingen en 1999 |
uitgaven 2000 |
economisch |
Codering functioneel |
10 834 |
1 000 15 000 1 525 |
1 000 15 000 1 418 |
31 43 D 31 |
03.1 03.1 03.1 |
Artikelonderdeel
Raden voor rechtsbijstand apparaatsuitgaven
– programma-uitgaven
– overige uitgaven
Totaal
10 834
17 525
17 418
-
*bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan de uitgaven
Kengetallen
Op grond van het tijdelijke besluit «Bewindvoerder schuldsanering» bedraagt de vergoeding per bewindvoerderszaak f 1250,-. De kosten van behandeling van een aanvraag door de Raad voor de rechtsbijstand bedragen f 83,per zaak.
10 RECHTSHANDHAVING
Geheime uitgaven (0,0%)
\l NFI (0,4%)
Politie (1,7%) KLPD (4,7%)
In de begroting voor het jaar 1999 van het Ministerie van Justitie (VI) maakte het hoofdbeleidsterrein Rechthandhaving nog deel uit van het hoofdbeleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging. In het kader van de herpositionering van de organisatie is het hoofdbeleidsterrein Rechtshandhaving afgezonderd van het hoofdbeleidsterrein 09en als zelfstandig Directoraat-generaal binnen de Justitie-organisatie geplaatst.
Als gevolg hiervan worden tevens een aantal begrotingsartikelen die waren ondergebracht onder het hoofdbeleidsterrein 09 overgeheveld naar het hoofdbeleidsterrein 10 Rechtshandhaving. Het betreft de volgende artikelen:
– Personeel en materieel Gerechtelijke Laboratoria. In het kader van de fusie tussen de beide Laboratoria in 1999 is de naam van het artikel gewijzigd in: Personeel en materieel Nederlands Forensisch Instituut; – De bijzondere uitgaven politie (thans rechtshandhaving); – Personeel en materieel overige diensten ( o.a. Europol en bewakings-kosten luchthavens); – Bijdrage Korps landelijke politiediensten en – Geheime uitgaven, dit artikel wordt in kader van de vorming het nieuwe DG Rechtshandhaving thans overgeheveld van hoofdbeleidsterrein 01 Algemeen naar Rechtshandhaving.
10.01 Nederlands Forensisch Instituut i.o.
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Onder dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven geraamd van de onderstaande diensten:
– Gerechtelijk Laboratorium (GL);
– Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie (LGP).
Na afronding van de fusie (streefdatum 1 november 1999) zullen beide laboratoria verder gaan onder de naam Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
De gerechtelijke laboratoria verrichten forensisch onderzoek ten behoeve van Politie en Justitie in het kader van waarheidsvinding ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Het Gerechtelijk Laboratoriumstelt zich ten doel een bijdrage te leveren aan de waarheidsvinding in het strafproces. Het staat voor de ontwikkeling, toepassing en overdracht van (overwegend natuur)wetenschappe- lijke en/of technische methoden en technieken en de bijbehorende kennis. In dit verband worden drie kerntaken uitgevoerd: + Forensisch zaakonderzoek + Research & Development + Kennis- en expertisecentrum
De onderzoeken worden verricht op 16 onderzoeksafdelingen: toxicologie, serologie (waaronder DNA-onderzoeken), haren en textiel, wapens en munitie, schotresten, explosieven, techniek, vingersporen, milieuonderzoek, milieuanalyse, schrift en spraak, documenten, verdovende middelen, algemene chemie, verkeer en computeronderzoek (waaronder het crypto-project).
Om alle drie kerntaken adequaat uit te kunnen voeren moeten ze in een evenwichtige verhouding tot elkaar staan. Het Gerechtelijk Laboratorium streeft naar een verhouding tussen de kerntaken van 70/15/15. Uitgangspunt is dat de werkzaamheden zoveel mogelijk worden verricht «aan de bovenkant» van het forensisch onderzoek en dat doorlooptijden worden omgebogen tot levertijden.
Het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologiefungeert als het nationale centrum, waar of van waaruit in opdracht van Justitie gerechtelijke secties worden verricht. Voorts dient het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie Justitie en politie van advies inzake gerechtelijke pathologische vraagstukken. Tevens levert het laboratorium bijdragen op het gebied van onderwijs, voorlichting, research en ontwikkeling inzake gerechtelijke pathologie.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
- |
||
1e suppletore wet 1999 |
- |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Vorming nieuw artikel 10.01
37 459 37 089 43 700 42 901
Stand ontwerp-begroting 2000 |
|
37 089 |
43 700 |
42 901 |
42 901 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
|
16 830 |
19 830 |
19 468 |
19 468 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel Nederlands Forensisch Instituut i.o.
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Personele uitgaven – ambtelijk – overig – post-actief
Subtotaal personele uitgaven Exploitatie uitgaven Aanschaffingen
Subtotaal materiële uitgaven
Totaal
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
20 730 |
21 367 |
23 095 |
2 667 |
1 189 |
808 |
369 |
440 |
620 |
23 766 |
22 996 |
24 523 |
7 831 |
13 182 |
10 936 |
2 216 |
2000 |
2000 |
(1 340) |
10 047 (9 171)
33 813
(32 937)
15 182
38 178
12 936
37 459
economisch
Codering functioneel
11 11 11
12 52
03.2 03.2 03.2
03.2 03.2
-
*Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven
Kengetallen
Kengetallen personeel
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Ambtelijk personeel Gerechtelijk Laboratorium
– gemiddelde prijs (f 1,–)
– fte’s (aantal)
Post-actief personeel Gerechtelijk Laboratorium
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)
Ambtelijk personeel Lab. voor Gerechtelijke Pathologie
– gemiddelde prijs (f 1,–)
– fte’s (aantal)
Post-actief personeel Lab. voor Gerechtelijke Pathologie
– Wachtgelden (aantal natuurlijke personen)
86 351 |
86 500 |
86 750 |
86 750 |
86 750 |
86 750 |
86 750 |
222,0 |
222,5 |
223,5 |
223,5 |
223,5 |
223,5 |
223,5 |
13
13
12
11
11
120 476 |
120 500 |
121 000 |
121 000 |
121 000 |
121 000 |
121 000 |
14,7 |
17,6 |
17,6 |
17,6 |
17,6 |
17,6 |
17,6 |
Toelichting
De stijging van de ambtelijke personele uitgaven en daling van de overige personele uitgaven is het gevolg van een toename ten gunste van het aantal ambtelijke dienstverbanden ten opzichte van een afname van het aantal tijdelijke dienstverbanden.
De verhoging van de exploitatieuitgaven voor 1999 en 2000 is het gevolg van een structurele toekenning van budget vanwege de Stelselwijziging Rijkshuisvesting. Voor 1999 wordt eenmalig een bedrag voor de aanpak van de millenniumproblematiek gebruikt.
6
9
Overzicht van Laboratoriumonderzoeken
Realisatie 1998 |
Vermoedelijke |
Ontwerp-begroting |
|
uitkomsten 1999 |
2000 |
||
Onderzoeken Gerechtelijk |
|||
Laboratorium |
|||
– prijs (x f 1,–) |
2 086 |
2 488 |
2 501 |
– volume (prod.) |
14 925 |
14 300 |
14 000 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1000) |
30 140 |
35 586 |
35 020 |
Secties Laboratorium voor |
|||
Gerechtelijke Pathologie |
|||
– prijs (x f 1,–) |
4 137 |
4 454 |
4 434 |
– volume (prod.) |
548 |
550 |
550 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1000) |
2 267 |
2 450 |
2 439 |
De daling in de productie is een gevolg van afspraken in de strafrechtketen dat het Nederlands Forensisch Instituut alleen nog maar de gecompliceerde onderzoeken verricht. De routinematige onderzoeken worden overgedragen.
10.02 Bijzondere uitgaven Rechtshandhaving
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel worden diverse uitgaven geraamd m.b.t. de rechtshandhaving. Eén daarvan is het Landelijke Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP). Het LSOP is een dienstverlenende organisatie voor de Nederlandse politie op het gebied van werving, selectie, advisering, opleiding en ontwikkeling en onderzoek. + Het LSOP is belast met de zorg voor: + de basisopleiding en andere door de ministers van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie aan te wijzen opleidingen; + de selectie en de uitvoering van de landelijke wervingsactiviteiten; + het beheer en de coördinatie van werkzaamheden voor het selectiecentrum, instellingen voor basisopleidingen en andere instellingen voor politie-onderwijs en + eventueel andere opleidingen.
De financiering van het LSOP vindt plaats door middel van een bijdrage van de ministeries van Binnenlandse Zaken en van Justitie. Onder dit artikel is het aandeel in de bijdrage van Justitie geraamd voor de personele en materiële uitgaven van het LSOP.
Deze bijdrage wordt jaarlijks met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verrekend. In de praktijk is sprake van één financieringsstroom naar het LSOP.
Naast de bijdrage aan het LSOP worden op dit artikel de volgende uitgaven geraamd:
– de kosten van de bestrijding van de georganiseerde zware criminaliteit waaronder het centrale budget voor de uitgaven in het kader van de
Verbetering Recherchefunctie.
Het betreft hier de volgende onderwerpen:
+ het verbeteren van de organisatie van de opsporing;
+ het verhogen van de kwaliteit van de recherche;
+ het optimaliseren van de informatiehuishouding als management-tool binnen het rechercheproces.
Toedeling aan de uitvoerende diensten vindt plaats op basis van concreet uitgewerkte plannen; – het centrale budget ten behoeve van uitvoering door de politie van het Schengen-akkoord. Het betreft hier de uitgaven voor de inzet van grensoverschrijdende observatieteams, welke met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden verrekend: – automatiseringsuitgaven ten behoeve van automatiseringsprojecten in de sector Politie; – de uitgaven algemeen beheer. Onder deze post zijn onder andere de uitgaven geraamd voor bijdragen en subsidies aan organisaties die werkzaam zijn op het terrein van de politie, zoals het Nederlands Politiemuseum en de Stichting Maatschappij en Politie.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
- |
||
1e suppletore wet 1999 |
- |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Vorming nieuw artikel 10.02
66 453 66 570 66 472 66 472
Stand ontwerp-begroting 2000 |
|
66 570 |
66 472 |
66 472 |
66 472 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
30 155 |
30 208 |
30 164 |
30 164 |
30 164 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
economisch
Codering functioneel
Bestrijding georganiseerde misdaad/ verbetering recherchefunctie
Schengen (Grensoverschrijdende Observatie)
Bijdrage LSOP Automatiseringsuitgaven Algemeen beheer
Totaal
12 884 |
15 085 |
15 650 |
(13 219) |
||
5 450 |
5 450 |
5 450 |
39 425 |
34 140 |
34 325 |
- |
8 587 |
9 462 |
5 522 |
3 574 |
1 566 |
(5 650) |
||
63 281 |
66 836 |
66 453 |
(63 744) |
43 D
03.2
43 D |
03.2 |
43 D |
03.2 |
43 D |
03.2 |
43 D |
03.2 |
-
*Bedragen tussen haken betreffen verplichtingen indien niet gelijk aan uitgaven.
10.03 Personeel en materieel overige diensten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel worden de uitgaven geraamd voor: – Europol (officieel van start gegaan op 1 juli 1999); – de bewaking van luchthavens;
– de uitgaven met betrekking tot de voormalige Dienst Luchtvaart van het Korps Rijkspolitie.
De taken van Europol zijn, het uitwisselen van informatie tussen de lidstaten en het verrichten van misdaadanalyse. De uitgaven betreffen de kosten van beveiligingspersoneel en het Justitie-aandeel in de Nederlandse bijdrage aan het gezamenlijk budget van Europol.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
- |
||
1e suppletore wet 1999 |
- |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Vorming nieuw artikel 10.03
89 335 88 916 88 562 89 062
Stand ontwerp-begroting 2000 |
|
88 916 |
88 562 |
89 062 |
89 162 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
|
40 348 |
40 188 |
40 415 |
40 460 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Personele uitgaven – ambtelijk – overig
Subtotaal personele uitgaven Exploitatie uitgaven
CIOT
Bewakingskosten luchthavens
Subtotaal materiële uitgaven
Totaal
Verplichtingen en uitgaven 1998 1999 2000
4 482 |
2 770 |
2 782 |
|
15 |
15 |
2 894 |
2 785 |
2 797 |
4 832 |
3 268 |
2 538 |
(4913) |
||
2 150 |
3 000 |
|
86 893 |
80 100 |
81 000 |
91 725 (91 806)
94 619 (94 700)
85 518
88 303
86 538
89 335
economisch
11 11
12
12 43 D
Codering functioneel
03.2 03.2
03.2
03.2 03.2
Kengetallen
Kengetallen personeel overige diensten |
|||||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Personeel Europol – gemiddelde prijs (f 1,–) – fte’s (aantal) |
84 333 18 |
90 500 19 |
90 500 19 |
90 500 20 |
90 500 20 |
90 500 20 |
90 500 20 |
10.04 Bijdrage Korps landelijke politiediensten
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Op dit artikel wordt vanaf ’98 de bijdrage aan het agentschap Korps landelijke politiediensten geraamd. De begroting van het agentschap KLPD is weergegeven in wetsartikel 3 van deze begroting.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Vorming nieuw artikel 10.04
439 263 451 339 452 259 454 861
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
- |
||
1e suppletore wet 1999 |
- |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
439 263 |
451 339 |
452 259 |
454 861 |
457 161 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
199 329 |
204 809 |
205 226 |
206 407 |
207 451 |
Economische en functionele codes
Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven 1998 1999 2000
Totaal
438 611
408 635
439 263
economisch
03
Codering functioneel
03.2
10.05 Geheime uitgaven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend een artikel voor geheime uitgaven op te nemen.
Verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Vorming nieuw artikel 10.05
3 498 3 498 3 498 3 498
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
- |
||
1e suppletore wet 1999 |
- |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
|
3 498 |
3 498 |
3 498 |
3 498 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
1 587 |
1 587 |
1 587 |
1 587 |
1 587 |
Economische en functionele codering
Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Verplichtingen en uitgaven* 1998 1999 2000
economisch
Codering functioneel
Totaal
0
3 480
3 498
01
03.0
Wetsartikel 2 (Ontvangsten)
Daar waar bij de ontvangsten sprake is van tarieven zijn deze in beginsel 100% kostendekkend. Voor het begrotingsjaar zijn geen wijzigingen voorzien in de tariefstelling en/of mate van kostendekkendheid. De integrale kostprijs vormt de basis voor de tariefstelling. Wanneer geen goede kostenadministratie of een ander toereikend instrument ter bepaling van de tarieven aanwezig is, is gebruik gemaakt van de Tarievenhandleiding van het Ministerie van Financiën.
01 ALGEMEEN
Algemeen (0,0%)
01.01 Diverse ontvangsten ministerie
De grondslag van het artikel
Op dit artikel zijn de terugontvangsten opgenomen uit het AAF, de ontvangsten van het WODC, de doorberekening van diensten door de Gemeenschappelijke Beheersorganisatie en overige ontvangsten van algemene aard.
De ontvangsten
Opbouw ontvangstenraming vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000,-)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
6 494 |
6 494 |
6 494 |
6 494 |
6 494 |
||
1e suppletore wet 1999 |
7 326 |
7 042 |
12 206 |
3 600 |
3 600 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – Overheveling Bureau BCNP
100 100 100 100
100
Stand ontwerp-begroting 2000 |
19 450 |
13 920 |
13 636 |
18 800 |
10 194 |
10 194 |
10 194 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
8 826 |
6 317 |
6 188 |
8 531 |
4 626 |
4 626 |
4 626 |
Toelichting
Het Bureau Communicatie Nederlandse Politie wordt ondergebracht bij het Bureau Secretaris-generaal. Vanuit artikel 09.01 Diverse ontvangsten politie wordt het ontvangstenbudget overgeheveld.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel |
Ontvangsten |
Codering |
|||
1998 |
1999 |
2000 |
economisch |
functioneel |
|
Terugontvangsten AAF |
9 108 |
3 500 |
3 500 |
11 |
03.0 |
Ontvangsten Gemeensch. Beheersorg. |
- |
2 900 |
3 600 |
16 |
03.0 |
Ontvangsten BCNP |
100 |
100 |
16 |
03.0 |
|
Ontvangsten WODC |
200 |
200 |
16 |
03.0 |
|
Ontvangsten i.v.m. stelselwijziging |
|||||
rijkshuisvesting |
3 442 |
3 442 |
43 A |
03.0 |
|
Diverse ontvangsten van alg. aard |
10 342 |
3 778 |
2 794 |
16 |
03.0 |
Totaal |
19 450 |
13 920 |
13 636 |
07 INTERNATIONALE AANGELEGENHEDEN EN VREEMDELINGENZAKEN
VreZa (19,9%)
07.01 Diverse ontvangsten Vreemdelingenzaken
De grondslag van het artikel
Het betreft ontvangsten uit hoofde van de afrekening van verstrekte subsidie-voorschotten met betrekking tot de opvang van asielzoekers. Daarnaast wordt op dit artikel de overheveling van het eigen vermogen van het agentschap IND naar het kerndepartement opgenomen.
De ontvangsten
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties meevallers/tegenvallers – Asielzoekers ten laste van
ODA beleidsmatige mutaties – conversie eigen vermogen/
vreemd vermogen IND
120 000 110 000 100 000 90 000
61 183
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
245 300 |
245 300 |
245 300 |
245 300 |
245 300 |
||
1e suppletore wet 1999 |
- |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
9 057 |
245 300 |
426 483 |
355 300 |
345 300 |
335 300 |
335 300 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
4 110 |
111 312 |
193 530 |
161 228 |
156 690 |
152153 |
152 153 |
Toelichting
Asielzoekers
De instroomramingen van asielzoekers zijn bijgesteld. Dit leidt automatisch tot een doorberekening van de Official Development Agency-gelden.
Boeking agentschap IND i.v.m. conversie eigen vermogen naar vreemd
vermogen
In verband met de nieuwe financiering door vreemd vermogen via een leenfaciliteit hevelt het agentschap IND dit deel van haar eigen vermogen over naar het kerndepartement.
Economische en functionele codering
Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Conversie vermogen IND Overige
Totaal
1998 |
1999 |
Ontvangsten 2000 |
9 057 |
245 300 |
61 183 365 300 |
9 057 |
245 300 |
426 483 |
economisch
03 43 Z
Codering functioneel
06.36 06.36
0
0
0
08 PREVENTIE, JEUGD EN SANCTIES
DPJ&R (11,4%)
08.01 Diverse ontvangsten Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
De grondslag van het artikel
De diverse ontvangsten hebben onder meer betrekking op verschillende exploitatiebaten van de Raad voor de Kinderbescherming en op verrekeningen in verband met te veel verstrekte voorschotten aan gesubsidieerde instellingen in voorgaande jaren. Voorts worden de opgelegde bijdragen in de verzorgingskosten van uit huis geplaatste pupillen onder dit artikel geraamd. Daarnaast wordt op dit artikel de overheveling van het eigen vermogen van de agentschappen CJIB en DJI naar het kerndepartement opgenomen.
De desbetreffende uitgaven worden begroot onder de artikelen 08.01 en
08.02 van dit hoofdbeleidsterrein.
De ontvangsten
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000,-)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
10 035 |
10 335 |
10 635 |
10 935 |
10 935 |
||
1e suppletore wet 1999 |
- |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties Intertemporele compensaties – Afrekening voorschot
Stichting Reclassering
Nederland beleidsmatige mutaties – conversie eigen vermogen/
vreemd vermogen CJIB – conversie eigen vermogen/
vreemd vermogen DJI
26 500
0 |
7 303 |
0 |
0 |
0 |
0 |
231 212 |
0 |
0 |
0 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
15 822 |
10 035 |
275 350 |
10 635 |
10 935 |
10 935 |
10 935 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
7 180 |
4 554 |
124 948 |
4 826 |
4 962 |
4 962 |
4 962 |
0
0
0
0
Toelichting
Huisvesting Stichting Reclassering Nederland (SRN) Het huisvestingbeleid van de SRN is gewijzigd. Met ingang van 1999 wordt in de huisvesting voornamelijk voorzien door het huren van panden. Voorheen was de huisvesting voornamelijk gericht op de aankoop van panden. Door middel van een intertemporele financiering wordt voorzien in de huisvesting van de reclassering in de jaren tot en met 2009. De Stichting Reclassering Nederland zal een bedrag van f 26,5 mln. van haar bevoorschotting terugstorten ten behoeve van de aankoop van panden.
Boeking agentschap CJIB i.v.m. conversie eigen vermogen naar vreemd
vermogen
In verband met de nieuwe financiering door vreemd vermogen via een leenfaciliteit hevelt het agentschap CJIB dit deel van haar eigen vermogen over naar het kerndepartement.
Boeking agentschap DJI i.v.m. conversie eigen vermogen naar vreemd
vermogen
In verband met de nieuwe financiering door vreemd vermogen via een leenfaciliteit hevelt het agentschap DJI dit deel van haar eigen vermogen over naar het kerndepartement.
De specificatie per artikelonderdeel
Specificatie per artikelonderdeel |
(x f 1 000) |
||||
Artikelonderdeel |
Ontvangsten |
Codering |
|||
1998 |
1999 |
2000 |
economisch |
functio neel |
|
Verr.subs.voorg.jaren en ontv.alg.beh. |
7 509 |
2 235 |
2 235 |
43 D |
06.32 |
Ouderbijdragen |
6 288 |
7 800 |
8 100 |
47 D |
06.32 |
Opslag LBIO |
2 025 |
43 D |
06.32 |
||
Storting door de SRN |
26 500 |
03 |
06.3 |
||
Conversie Vermogen CJIB |
7 303 |
03 |
03.1 |
||
Conversie Vermogen DJI |
231 212 |
03 |
03.3 |
||
Totaal |
15 822 |
10 035 |
275 350 |
Toelichting
De stijging van de ontvangsten ouderbijdragen houdt verband met de gewijzigde verdeelsleutel ouderbijdragen tussen Justitië en het Ministerie van VWS.
Met ingang van 1999 wordt de opslag die het LBIO ontvangt in het kader van de inning kinderalimentatie rechtstreeks aangewend voor de (gedeeltelijke) dekking van de exploitatiekosten van het LBIO.
08.02 Ontvangsten DBZ
De grondslag van het artikel
Op basis van het Koninklijk Besluit van resp. 11-3-’93 (Stb. ’93, 157), 25-3-’82 (Stb. ’82, 174) en 23-12-’87 (Stb. ’87, 609) worden onder dit artikel de ontvangsten geraamd in het kader van de verklaringen omtrent nieuwe statuten vennootschappen, de inschrijvingen in het centraal testamenten-register en de verzoeken om geslachtsnaamwijziging alsmede een aantal overige ontvangsten.
De ontvangsten
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
17 600 |
17 600 |
17 600 |
17 600 |
17 600 |
||
1e suppletore wet 1999 |
- |
||||||
Stand ontwerp-begroting 2000 |
17 584 |
17 600 |
17 600 |
17 600 |
17 600 |
17 600 |
17 600 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
7 979 |
7 987 |
7 987 |
7 987 |
7 987 |
7 987 |
7 987 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel |
(x f 1 000) |
||||
Artikelonderdeel |
1998 |
1999 |
Ontvangsten 2000 |
economisch |
Codering functioneel |
Testamentenregister Verklaringen omtr. nwe. statuten Retributie naamwijziging Leges kansspelen |
5 275 11 536 689 84 |
5 400 11 500 600 100 |
5 400 11 500 600 100 |
47 E 16 47 E 16 |
03.0 03.0 03.0 03.0 |
Totaal |
17 584 |
17 600 |
17 600 |
Ramingskengetallen
Tarieven
Vermoedelijke |
Ontwerp-begroting |
||
Realisatie 1998 |
uitkomsten 1999 |
2000 |
|
Verklaringen nwe statuten |
|||
venn.schappen |
|||
Ingediende aanvragen |
61 696 |
60 000 |
60 000 |
Afgegeven verklaringen |
61 061 |
57 500 |
57 500 |
– tarief (x f 1,–) |
189 |
200 |
200 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1000) |
11 536 |
11 500 |
11 500 |
Inschrijvingen in het CTR |
|||
– tarief (x f 1,–) |
18 |
18 |
18 |
– volume (prod.) |
293 055 |
300 000 |
300 000 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (x f 1000) |
5 275 |
5 400 |
5 400 |
Verzoeken tot |
|||
geslachtsnaamwijzing |
|||
Ingediende verzoeken |
2 845 |
3 000 |
3 000 |
Afgegeven verklaringen |
3 011 |
2 500 |
2 500 |
– tarief (x f 1,–) |
229* |
200 |
200 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (f 1000,-) |
689 |
600 |
600 |
Kansspelen |
|||
Afgegeven vergunningen |
- |
150 |
150 |
– tarief (x f 1,–) |
- |
650 |
650 |
– toegelicht begrotings- |
|||
bedrag (f 1000,-) |
- |
100 |
100 |
-
*gemiddeld tarief.
Figuur 26: afgegeven verklaringen van geen bezwaar
0
1995 1996 1997 realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
oprichting BV of NV statuut-wijziging BV of NV anders-soortige verklaringen
Bron: Bestuurszaken
45000
40000
35000
30000
25000
20000
15000
10000
5000
Toelichting
Met het nieuwe systeem Vennoot ’98 is een meer efficiente afgifte van verklaringen van geen bezwaar mogelijk gebleken. De inmiddels verkorte behandelingstermijn zal verder kunnen teruglopen bij een succesvolle uitbouw van een pilot waarbij notariskosten de aanvraag voor een verklaring electronisch aanleveren.
09 WETGEVING, RECHTSPLEGING EN RECHTSBIJSTAND
Rechtspleging en rechtshulp (54,8%)
09.01 Diverse ontvangsten politie
De grondslag van het artikel
Op dit artikel zijn opgenomen de ontvangsten voor de beveiligingsheffing burgerluchthavens. Daarnaast wordt op dit artikel de overheveling van het eigen vermogen van het agentschap KLPD naar het kerndepartement opgenomen.
Opbouw ontvangstenramingen
De ontvangsten
vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
80 200 |
81 100 |
81 100 |
81 100 |
81 100 |
||
1e suppletore wet 1999 |
80 200 |
81 100 |
81 100 |
81 100 |
81 100 |
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties beleidsmatige mutaties – conversie eigen vermogen/
vreemd vermogen KLPD interne overhevelingen – Overheveling Bureau BCNP – Vorming nieuw artikel 10.01
154 349
100 - 100
-
-235 349
-100 -100 -100
81 000 -81 000 -81 000
Stand ontwerp-begroting 2000
88 074 80 100
0000
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000
39 966 36 348
00000
0
0
0
o
Toelichting
Overheveling BCNP
Het Bureau Communicatie Nederlandse Politie wordt ondergebracht bij het Bureau Secretaris-generaal. Naar artikel 01.01 Diverse ontvangsten ministerie wordt het ontvangstenbudget overgeheveld.
Vorming nieuwartikel 10.01
Het artikel 09.01 Diverse ontvangsten wordt ondergebracht bij het nieuwe
Directoraat-Generaal Rechtshandhaving.
Boeking agentschap KLPD i.v.m. conversie eigen vermogen naar vreemd
vermogen
In verband met de nieuwe financiering door vreemd vermogen via een leenfaciliteit hevelt het agentschap KLPD dit deel van haar eigen vermogen over naar het kerndepartement.
09.02 Boeten en Transacties
De grondslag van het artikel
Op dit artikel zijn de ontvangsten geraamd van de gerechtelijke boeten en de transacties in handen van politie en het Openbaar Ministerie.
De ontvangsten
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties beleidsmatige mutaties – Opbrengsten boeten en transacties van 8 regioplannen mee/tegenvallers – Indexatie van boeten en transacties – Ramingsbijstelling Boeten en transacties
0 122 800 136 900 123 000 120 500
0 0 15 000 46 000 46 000
0 35 000 20 000 20 000 20 000
(x f 1000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
679 405 |
685 890 |
690 976 |
694 176 |
697 376 |
||
1e suppletore wet 1999 |
27 784 |
64 595 |
69 345 |
51 529 |
51 529 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
652 507 |
707 189 |
908 285 |
932 221 |
934 705 |
935 405 |
966 405 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
296 095 |
320 908 |
412 162 |
423 023 |
424 151 |
424 468 |
438 535 |
Toelichting
Indexatie van boeten en transacties
In afwijking van de voornemens bij het regeerakkoord wordt per 2001
geïndexeerd met 1,75% en per 2002 en 2004 met 3,5%.
Opbrengsten boeten en transactie van8regioplannen In afwijking van het voornemen bij Regeerakkoord is afgezien van de tariefsverhoging van 10% en de indexering per 1-1-2000 met 3,5%. Naar aanleiding van het Interdepartementaal beleidsonderzoek verkeer (IBO-V) kiest het kabinet voor een verdere intensivering van de verkeershandhaving. In 2000 zullen 8 extra regioplannen worden uitgevoerd.
Ramingsbijstelling boeten en transacties
Op basis van de ontvangsten over het eerste halfjaar van 1999 wordt de ontvangsten raming bijgesteld.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Specificatie per artikelonderdeel
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Gerechtelijke boeten OM-transacties Transacties *
Totaal
1998 |
1999 |
Ontvangsten 2000 |
70 378 95 280 486 849 |
70 000 95 000 542 189 |
72 805 98 807 736 673 |
652 507 |
707 189 |
908 285 |
economisch
Codering functioneel
47 E 47 E 47 E
03.1 03.1 03.1
Figuur 27: productiecijfers CJIB (transacties)
■ geind realisatie 1998 verm.uitk. 1999 begroot 2000
oninbaar
Bron: CJIB
09.03 Griffierechten
De grondslag van het artikel
Deze ontvangsten berusten op de Wet tarieven in burgerlijke zaken, de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, de Tariefcommissiewet, de Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie en de Beroepswet.
De griffierechten worden gebruikt om het volume van het zaaksaanbod enigszins te kunnen beheersen en het vrijblijvend procederen tegen te gaan. Anderzijds moet worden voorkomen dat met de griffierechten een
800
700
600
500
400
300
200
100
0
995
1996
997
te hoge drempel wordt opgeworpen, waardoor een redelijke rechtsgang voor rechtzoekenden wordt belemmerd. De griffierechten zijn aldus te beschouwen als een heffing, waarbij kostendekkendheid van de tarieven gezien het bovenstaande in het algemeen niet kan worden nagestreefd.
De ontvangsten
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties mee/tegenvallers – Indexatie griffierechten
0 11 000
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
206 750 215 750 215 750 215 750 215 750 |
||
1e suppletore wet 1999 |
00000 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
169 574 |
206 750 |
215 750 |
215 750 |
215 750 |
226 750 |
226 750 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
76 949 |
93 819 |
97 903 |
97 903 |
97 903 |
102 895 |
102 895 |
Specificatie per artikelonderdeel
Toelichting
Het betreft de meerjarige doorwerking van de indexatie van de griffierechten.
Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Totaal
1998
Ontvangsten 1999 2000
169 574
206 750
215 750
economisch
47 E
Codering functioneel
03.1
09.04 Diverse ontvangsten Rechtspraak
De grondslag van het artikel
De diverse ontvangsten hebben betrekking op opbrengsten uit verbeurd verklaarde goederen en gelden alsmede op de verschillende exploitatiebaten binnen dit beleidsterrein. Daarnaast worden op dit artikel de opbrengsten geraamd uit hoofde van de doorberekening van de uitgaven van het Centraal Bureau van Bijstand Notarisambt. De betrokken uitgaven zijn begrepen onder artikel 09.05 Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche.
De ontvangsten
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties mee/tegenvallers – Correctie op heffing registratiekamer
2 600 - 2 600 - 2 600
2 600 - 2 600
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
23 600 |
25 600 |
27 600 |
27 600 |
27 600 |
||
1e suppletore wet 1999 |
16 000 |
16 000 |
16 000 |
16 000 |
16 000 |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
29 669 |
37 000 |
39 000 |
41 000 |
41 000 |
41 000 |
41 000 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
13 463 |
16 790 |
17 697 |
18 605 |
18 605 |
18 605 |
18 605 |
Specificatie per artikelonderdeel
Toelichting
Correctieboeking Registratiekamer
Bij begroting van 1994 is voorgesteld de uitbreiding van de registratiekamer te financieren uit een in te voeren legesheffing (desaldering ad. f 2,6 mln.). Daar het voorstel tot legesheffing nadien is ingetrokken en de uitbreiding van de registratiekamer op andere wijze is gefinancierd, wordt thans een correctie aangebracht.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verbeurd verklaarde goederen en gelden
Opbrengsten PlukZe/plan van aanpak
Georganiseerde criminaliteit
Diverse ontvangsten
Bureau van Bijstand Notarisambt
Totaal
Ontvangsten |
||
1998 |
1999 |
2000 |
6 656 |
3 040 |
3 040 |
6 610 |
10 300 |
12 300 |
14 868 |
22 500 |
22 500 |
1 535 |
1 160 |
1 160 |
29 669
37 000
39 000
economisch
69 Z
16 16 16
Codering functioneel
03.1
03.1 03.1 03.1
09.05 Diverse ontvangsten Rechtsbijstand
De grondslag van het artikel
De diverse ontvangsten hebben betrekking op de verschillende exploitatiebaten voor rechtsbijstand. De betrokken uitgaven zijn begrepen onder artikel 09.07 Gefinancierde rechtsbijstand.
De ontvangsten
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
8 500 |
8 500 |
8 500 |
8 500 |
8 500 |
||
1e suppletore wet 1999 |
600 |
600 |
600 |
600 |
600 |
||
Stand ontwerp-begroting 2000 |
9 916 |
9 100 |
9 100 |
9 100 |
9 100 |
9 100 |
9 100 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
4 500 |
4 129 |
4 129 |
4 129 |
4 129 |
4 129 |
4 129 |
Specificatie per artikelonderdeel
Economische en functionele codering
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Totaal
Ontvangsten 1998 1999 2000
9 916 9 100
9 100
economisch
31
Codering functioneel
03.1
10 RECHTSHANDHAVING
Diverse ontvangsten politie (11,0%)
10.01 Diverse ontvangsten politie
De grondslag van het artikel
Op dit artikel zijn opgenomen de ontvangsten voor de beveiligingsheffing.
De ontvangsten
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties – Vorming nieuw artikel 10.01
235 349 81 000 81 000 81 000
(x f 1 000)
1998 |
1999 2000 2001 2002 2003 |
2004 |
|
Stand ontwerp-begroting 1999 |
- |
||
1e suppletore wet 1999 |
- |
Stand ontwerp-begroting 2000 |
235 349 |
81 000 |
81 000 |
81 000 |
81 000 |
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000 |
106 797 |
36 756 |
36 756 |
36 756 |
36 756 |
Specificatie per artikelonderdeel
De onderverdeling naar artikelonderdelen
(x f 1 000)
Artikelonderdeel
Doorberek. bewakingsk. luchthavens Overige ontvangsten Conversie vermogen KLPD
Totaal
1998 |
1999 |
Ontvangsten 2000 |
85 344 2 730 |
80 100 |
81 000 154 349 |
88 074 |
80 100 |
235 349 |
economisch
16 16 03
Codering functioneel
03.2 03.2 03.2
Kengetallen
Tarieven
Realisatie 1998 Vermoedelijke uitkomsten 1999
Ontwerp-begroting 2000
Bewaking luchthavens
– tarief (x f 1,–)
– volume (reizigers x 1000)
– toegelicht begrotingsbedrag (x f 1000)
8,00
10 668
85 344
9,00
8 900
80 100
9,00
9 000
81 000
De tariefsverhoging werkt door in de cijfers vanaf 1-2-’99.
10.02 Geheime ontvangsten
De grondslag van het artikel
Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend een artikel voor geheime ontvangsten op te nemen.
De ontvangsten
Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting
(x f 1 000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerp-begroting 1999
1e suppletore wet 1999
nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen – vorming nieuw artikel 10.02
pm pm pm pm
Stand ontwerp-begroting 2000
pm pm pm pm pm
Stand ontwerp-begroting 2000 in EUR1000
pm pm
pm pm
pm
D. TOELICHTING BIJ DE AGENTSCHAPSBEGROTINGEN
01 Agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
De Immigratie- en Naturalisatiedienst onderzoekt, beoordeelt en beslist welke vreemdelingen in aanmerking komen voor toelating en verblijf in Nederland; zij behandelt visumaanvragen en verzoeken tot naturalisatie. In samenwerking met politie en Koninklijke Marechaussee zorgt de IND voor de juiste uitvoering van – en het toezicht op de grensbewaking, de controle op legaal verblijf van vreemdelingen en uitzetting van illegalen.
De grondslag van het wetsartikel
De grondslag van het artikel vormt de Vreemdelingenwet en de Rijkswet op het Nederlanderschap. De basis voor de ontvangsten in verband met het wijzigen en verlengen van visa is de Wet van 9 mei 1890 tot nadere regeling van de heffing en bestemming van de kanselarijleges (Stb. 80) en het legesbesluit visa dat laatstelijk is gewijzigd op 1 september 1990.
Aanbod, productie en voorraad in 2000
Voor 2000 wordt rekening gehouden met 47 000 nieuwe asielverzoeken en 70 000 reguliere verzoeken om toelating, 29 000 visaverstrekkingen en 45 000 naturalisatieverzoeken. De begroting 2000 is gebaseerd op het verwerken van deze nieuwe aanvragen en daaruit voortvloeiende bezwaar- en beroepprocedures.
Buffercapaciteit
Gelet op de onzekerheden in de instroom van asielzoekers en daarmee de werklast van de IND, is het van belang dat de organisatie beschikt over een buffer om onverwachte pieken op te vangen zonder grote nadelige invloeden op de doorlooptijden. Voor 2000 en volgende jaren is de behandelcapaciteit van de IND afgestemd op 60 000 asielzoekers. Zolang de instroom hieronder blijft is er buffercapaciteit aanwezig.
Besturingsrelatie en kwaliteitsborging
De IND is als agentschap een intern verzelfstandigde dienst van het ministerie van Justitie. De aansturing – vanuit het kerndepartement – vindt plaats op basis van managementafspraken. De verantwoording over de resultaten en de inzet van middelen vindt achteraf plaats door periodieke rapportages en besprekingen. Deze rapportages zijn er op gericht inzicht te geven in de kritische succesfactoren van het beleidsterrein van de IND. De periodieke informatie verschaft onder andere inzicht in de ontwikkeling van de instroom, de productie en de voorraad alsmede de beschikbare middelen.
De interne planning en control van de IND is een instrument waarmee de besturing van de decentrale diensten wordt ondersteund. Deze sturing vindt plaats met inachtneming van gegeven mandaten aan de decentrale manager, waarbij het IND-hoofdkantoor centraal stuurt op hoofdlijnen. Op basis van de ingediende jaarplannen worden de beoogde resultaten en de personele- en financiële kaders waarbinnen deze resultaten moeten worden behaald in de vorm van managementafspraken definitief vastgesteld. Verantwoording en decharge wordt verleend aan de hand van de periodieke rapportages en de op basis hiervan gevoerde besprekingen.
Verdere verbetering van het instrument van planning en control in de aansturing van de decentrale diensten is een continu proces. Binnen de IND is een projectgroep ingesteld om de huidige kostprijssystematiek van kostprijzen per regio verder te ontwikkelen waardoor op termijn de mogelijkheid ontstaat voor interne bedrijfsvergelijking. Het zichtbaar maken van de kosten en de toerekening van deze kosten aan de verschillende producten kan bijdragen tot een doelmatiger aanwending van middelen. Via het volgen van de kostenontwikkeling per product in de tijd of het afzetten van die ontwikkeling tegen de kostenontwikkeling elders, wordt de bedrijfsvoering transparanter en kan inzicht worden verkregen op de doelmatigheid. De uitkomsten hiervan kunnen tevens worden gebruikt voor de reeds in deze begroting opgenomen ramings- en doelmatigheidskengetallen (o.a. de personele- en materiële kengetallen alsmede de volume- en prijsindicatoren).
Doeltreffendheidskengetallen
Het verbeterprogramma beslisvermogen dat momenteel bij de IND wordt uitgevoerd is gericht op verbetering van de kwaliteit van de beslissingen die de IND neemt. Onderdeel van dit programma is de ontwikkeling van een aantal kengetallen om de effecten te kunnen meten.
Met ingang van 2000 zal de IND de volgende doeltreffendheidskengetallen rapporteren:
-
1.Vernietigingspercentage rechtbank Wanneer de rechter een beslissing van de IND nietig verklaart, kan dit een indicatie zijn dat de kwaliteit van de beslissing onvoldoende was. Als het aandeel vernietigingen van de totaal aantal beslissingen van de rechter afneemt, wordt aangenomen dat dit aangeeft dat de kwaliteit van de beslissingen van de IND toeneemt. De validiteit van dit kengetal zal toenemen als gedifferentieerd wordt in: vernietiging wegens motiveringsgebrek en vernietiging wegens schending vormvereiste (wel een kwaliteitsoordeel maar niet inhoudelijk gerelateerd). Dit onderscheid kan in 2000 nog niet worden gemaakt, dus zal bij de melding van het kengetal een inhoudelijke verklaring worden geleverd indien hier aanleiding toe is. In de periode van januari t/m juni 1999 was het vernietigingspercentage bij asiel 29% en bij reguliere verzoeken 26%. Het streven is deze percentages in 2000 te verkleinen.
-
2.Aandeel beslissingen dat binnen de (door IND gehanteerde) termijnen wordt genomen.
Aangezien de voorraden per 1 januari 2000 nog hoog zijn zal dit kengetal in het begin van 2000 nog stijgen, maar in de loop van het jaar wordt een daling voorzien. Wanneer de capaciteit van de IND is afgestemd op het aanbod en de voorraden zijn weggewerkt wordt dit een belangrijk doeltreffendheidkengetal waar op gestuurd wordt. Het streven is om op het moment dat de Nieuwe Vreemdelingenwet wordt ingevoerd 90% van de 1e aanleg beslissingen binnen 6 maanden en 75% van de bezwaarzaken binnen 6 maanden af te doen.
-
3.Verloop van de voorraden Zo lang de situatie met normale voorraden niet is bereikt (zie ook punt 2) is het zinvol te rapporteren over het verloop van de voorraden. In het begin van het jaar zal hiervan een prognose worden afgegeven die in de loop van het jaar wordt gevolgd.
-
4.Klachten Ombudsman
Belangrijke indicatie voor de kwaliteit van het werk van de IND is het aantal gegronde klachten dat (via de Nationale Ombudsman) wordt ingediend. Klachten die uitsluitend over doorlooptijden gaan, zullen gezien de situatie van de voorraden in 2000 (zie ook 2), in dit kengetal buiten beschouwing worden gelaten.
De begroting van baten en lasten (in NLG1000) van het agentschap IND |
|||||
Realisatie verm. uitk. EUR1000 |
2001 |
2002 |
2003 |
Codering |
|
1998 1999 2000 2000 |
2004 |
Econ. Funct. |
Baten
– opbrengsten departement – opbrengsten derden
v naturalisatie
v leges toelating
v overige – rente
Totaal baten
Lasten
– personeel – materieel – subsidies afschrijvingen materieel rentelasten
Totaal lasten
Saldo baten en lasten
380 436 517 624 533 621 242 147 476 875 473 300 473 309 473 309 3 3.2
5 374 6 000 6 000 2 723 6 000 6 000 6 000 6 000 47 E 3.2
8 482 5 600 5 600 2 541 5 600 5 600 5 600 5 600 16 3.2
2 362 1 860 1 860 844 1 860 1 860 1 860 1 860 16 3.2
1 307 3.2
397 961 531 084 547 081 248 255 490 335 486 760 486 769 486 769
182 606 258 198 275 298 124 925 241611 240 611 240 611 240 611 11 3.2
181629 243 982 238 390 108 177 213 847 209 804 208 642 208 642 12 3.2
4 998 5 000 5 000 2 269 5 000 5 000 5 000 5 000 43 3.2
22 095 23 904 25 993 11795 27 477 28 945 30 116 30 116 52 3.2
2 400 1089 2 400 2 400 2 400 2 400 12 3.2
391 328 531 084 547 081 248 255 490 335 486 760 486 769 486 769
6 633 0 0 0 0 0 0 0
Toelichting op de begroting van baten en lasten
De opbrengst van het kerndepartement is voor 2000 gebaseerd op een instroom van 47 000 asielzoekers (2001: 44 000 en vanaf 2002: 42000). Daarnaast is in de opbrengst rekening gehouden met een buffercapaciteit om onverwachte pieken in de instroom te kunnen opvangen. In totaliteit is de behandelcapaciteit afgestemd op 60 000 asielzoekers (structureel). Zolang de instroom hieronder blijft is er buffercapaciteit aanwezig en zal deze worden aangewend om de opgelopen achterstand weg te werken. Bij de geprognosticeerde instroom zoals hierboven aangegeven zullen, gegeven de capaciteit, eind 2001 de voorraden op een normaal niveau zijn. Hierbij is geen rekening gehouden met de gevolgen van de implementatie van de Vreemdelingenwet.
Baten
Opbrengsten departement
De post opbrengsten departement betreft de bijdrage van het kerndepartement aan het agentschap IND. Uitvoering van de kerntaak van de IND betekent het tegen kostprijzen behandelen van een gedifferentieerd aanbod van asiel- naturalisatie- en reguliere verzoeken om toelating alsmede visaverstrekkingen. In de jaarafspraken tussen het kerndepartement en de IND worden onder meer afspraken gemaakt over door de IND te leveren producten en de bijdrage van het kerndepartement. In deze post is niet opgenomen de investeringsbijdrage van het departement voor uitgaven eerste inrichting bij nieuw-verbouw van panden.
Voor een nadere toelichting en specificatie van deze post wordt verwezen naar de tekst bij wetsartikel 1 (artikel 07.01 bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst) onderdeel «Nog niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties».
Opbrengsten derden
De opbrengsten derden bestaan uit de opbrengsten uit naturalisatie, leges voor toelating visa en overige opbrengsten. In de laatste categorie gaat het vooral om personeelsgebonden inhoudingen zoals bijdragen ouderschapsverlof en kinderopvang alsmede ontvangen kortingen van leveranciers. Deze ontvangsten hebben een directe relatie met de uitgaven.
Rente
Over een positief saldo op de rekening-courant met het Ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding gegeven (baten), bij een negatief saldo wordt rente in rekening gebracht (lasten). Per saldo wordt verwacht dat er geen rentebaten zullen ontstaan.
Lasten
Personele kosten
Bij de raming van de personele kosten is in vergelijking met de personele uitgaven rekening gehouden met structureel overlopende posten (d.w.z. prestatie en feitelijke kasuitgave vallen niet in hetzelfde boekjaar maar in verschillende jaren). Hieronder vallen de sociale lasten, vakantiegeld en interimuitkering. De opbouw van deze posten loopt niet synchroon met het boekjaar. De toename van de personele lasten houden verband met de groei van de organisatie als gevolg van capaciteitsuitbreiding, de inhuur van interim-managers op formatieplaatsen en de doorwerking van de loonbijstelling.
Materiële kosten
Deze post bevat alle reguliere exploitatiekosten van de IND. Deze hebben onder meer betrekking op de automatisering, huisvesting en de personeelsgebonden materiële kosten. Daarnaast zijn eveneens de kosten opgenomen voor de exploitatie van de aanmeldcentra (Zevenaar, Rijsbergen en Schiphol) en het vertrekcentrum in Ter Apel.
Met als doel inzicht te geven in de nadere verdeling en ontwikkelingen van de realisatie en raming van de personele- en de materiële kosten alsmede de aantallen fte’s, zoals deze worden onderscheiden binnen de categorieën, wordt verwezen naar het overzicht «personele- en materiele kengetallen naar categorie».
Subsidies
Deze post bevat de bijdrage in het kader van de Terugkeerregeling IOM en de bijdrage aan de politie-organisatie in het kader van de koppeling decentrale vreemdelingenadministratie en de gemeentelijke basisadministratie.
Rente
De opgenomen reeks (vanaf 2000) betreft de te betalen rente uit hoofde van het beroep op de leenfaciliteit. Bij de berekening is vooralsnog uitgegaan van een rekenrente van 4%. E.e.a. vloeit voort uit de conversie van financiering met eigen vermogen naar financiering met vreemd vermogen. De consequenties hiervan zijn verwerkt in het kasstroomoverzicht.
Afschrijvingen
Inventarisatie van de vaste activa heeft geresulteerd in deze reeks van afschrijvingen voor 2000 en volgende jaren. De afschrijvingen vinden stelselmatig plaats, op lineaire basis en op basis van de geschatte levensduur rekeninghoudend met een eventuele restwaarde. De gehanteerde afschrijvingspercentages zijn de volgende:
grond niet afschrijven gebouwen 30jaar verbouwingen 5jaar inventariseninstallaties 5jaar computer hard-ensoftware 4jaar vervoermiddelen 4jaar
De fluctuaties in de meerjarenraming van de afschrijvingskosten houden verband met de capaciteitsuitbreiding.
Buitengewone lasten
De post buitengewone lasten heeft betrekking op lasten die, in tegenstelling tot gewone lasten, voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en die niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. restwaarde van een activum bij de teloorgang daarvan). Er worden de komende jaren geen buitengewone lasten voorzien.
De toelichting op de staat van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten (in NLG1000):het kasstroomoverzicht van het agentschap IND
realisatie verm. uitk. EUR1000 Codering
1998 1999 2000 2000 2001 2002 2003 2004 Econ. Funct.
Rekening Courant RHB per 1 januari
1a saldo van baten en lasten 1b vooruitontvangen bijdrage kerndepartement 1c gecorrigeerd voor afschrijvingen 1c gecorrigeerd voor mutaties voorzieningen 1c gecorrigeerd voor mutaties in het werkkapitaal
Kasstroom uit operationele activiteiten
2a uitgaven onroerende zaken 2b uitgaven overige kapitaalgoederen 2c gecorrigeerd voor desinvesteringsactiviteiten
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
3a eenmalige uitkeringen aan departement 3b investeringsbijdrage van het departement 3c beroep op leenfaciliteit 3c aflossingen
Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten
Rekening Courant RHB per 31 december
57 138 105 079 99 632 45 211 102 149 103 149 104 149 105 149
6 633 0 0 0 0 0 0 0
30 000 0
22 094 23 904 25 993 11795 27 477 28 945 30 116 30 116
300 5 465
150 5 000
2 500
0 1 134
1 000
1 000
1 000
1 000
64 492 29 054 28 493 12 930 28 477 29 945 31 116 31 116
4 612 0
40 626 58 901 16 616 7 540 6 136 45 237 44 90 1 16 616
1 011
0
44 227 58 901 16 616 7 540 6 136 45 237 44 901 16 616
-
-61 183 - 27 764
27 676 24 400 0
77 816 35 311 6 136 45 237 44 901 16 616
-25 993 -11795 -27 477 -28 945 -30 116 -30 116
27 676 24 400 -9 377 -4 255 -21341 16 292 14 785 -13 500
105 079 99 632 102 149 46 353 103 149 104 149 105 149 106 149
17 17
3.2
3.2 3.2
3.2
3 |
3.2 |
3 |
3.2 |
8 |
3.2 |
Toelichting op het overzicht
Met ingang van 2000 is een wijziging opgetreden in de financiering van agentschappen. Deze wijziging betreft de omzetting van het financieren met eigen vermogen naar het financieren met vreemd vermogen waarbij een beroep moet worden gedaan op de leenfaciliteit. De voorlopige consequenties hiervan zijn in bovenstaand overzicht verwerkt. De definitieve consequenties van de conversie worden vastgesteld op basis van de jaarrekening 1999.
De meerjarenraming van de vervangingsinvesteringen heeft vooral betrekking op de vervanging van automatiseringsapparatuur (inclusief pc’s) aangevuld met investeringen voor gebouwlijke voorzieningen, meubilair en overige kapitaalgoederen.
De uitbreidingsinvesteringen (f 24,4 mln.) hebben vooral betrekking op de gebouwlijke aanpassing van AC-Zevenaar en de uitbreiding in verband met de 48-uurs procedure.
De vervangingsinvesteringen worden gefinancierd uit de afschrijvingen (onttrekking bestemde middelen). De uitbreidingsinvesteringen in 1999 worden gefinancierd uit een investeringsbijdrage van het kerndepartement.
3
8
Kengetallen
Overzicht personele- en materiële kengetallen naar categorie
realisatie verm. uitk. 1998 1999
2000
2001
2002
2003
2004
Ambtelijk personeel
– bezetting (in aantal fte) – begrotingsbeslag (f 1 000,-) – gemiddelde prijs (x f 1,-)
– aantal niet-actief regulier personeel (fte’s) – begrotingsbeslag (f 1 000,-)
Overig personeel (x f 1 000,-)
– niet-regulier
– uitzendkrachten
– opleiding en vorming
Post-actief personeel
– begrotingsbeslag (f 1 000,-)
Materieel programmakosten:
– tolken
– procesvertegenwoordiging
– verwijderingen
– proceskosten
– operationele kosten opvang aanmeldcentra
apparaatskosten:
– automatisering
– huisvesting
– overige exploitatie
Totaal
2012 |
2 896 |
2 896 |
2 846 |
2 846 |
2 846 |
2 846 |
145 744 |
214 223 |
239 323 |
228 657 |
227 657 |
227 657 |
227 657 |
77 125 |
77 500 |
78 000 |
78 825 |
78 825 |
78 825 |
78 825 |
35 |
45 |
45 |
40 |
40 |
40 |
40 |
1 943 |
2 500 |
2 500 |
2 250 |
2 250 |
2 250 |
2 250 |
650 |
2 100 |
2 100 |
2000 |
2000 |
2000 |
2000 |
26 789 |
28 500 |
21 500 |
pm |
pm |
pm |
pm |
5 705 |
8 375 |
7 375 |
6 247 |
6 247 |
6 247 |
6 247 |
1 775
2 500
2 500
2 457
2 457
2 457
2 457
26 190 |
29 460 |
27 693 |
25 485 |
24 327 |
24 327 |
24 327 |
14 286 |
15 797 |
14 849 |
13 901 |
13 270 |
13 270 |
13 270 |
14 747 |
17 500 |
19 000 |
14 000 |
13 000 |
13 000 |
13 000 |
8 022 |
8 871 |
8 338 |
7 806 |
7 451 |
7 451 |
7 451 |
7 500 |
11 293 |
10 616 |
9 938 |
9 486 |
9 486 |
9 486 |
40 102 |
42000 |
43 000 |
41 000 |
41 000 |
41 000 |
41 000 |
31 335 |
54 705 |
55 205 |
52 205 |
52 205 |
52 205 |
52 205 |
39 447 |
64 356 |
59 689 |
49 512 |
49 065 |
47 903 |
47 903 |
364 235 |
502 180 |
513 688 |
455 458 |
450 415 |
449 253 |
449 253 |
De gemiddelde bezetting in 1998 bedroeg 1 763 fte.
Op grond van de vermoedelijke uitkomsten 1999 bedraagt de gemiddelde bezetting 2 550 fte.
Toelichting
Bovenstaand overzicht geeft een nadere specificatie van het in het overzicht meerjarige begroting van baten en lasten opgenomen reeks voor personeel en materieel. De fluctuatie op de verschillende onderdelen houdt nauw verband met de verwachte instroom en de geplande capaciteitsuitbreiding. E.e.a. binnen de toegekende kaders.
Volume- en prijsindicatoren per activiteit (lasten)
realisatie 1998 |
vermoedelijke uitkomsten 1999 |
ontwerpbegroting 2000 |
|||||||
prijs |
bedrag |
prijs |
bedrag |
prijs |
bedrag |
||||
(x f 1,-) |
volume |
(x f 1 mln) |
(x f 1,-) |
volume |
(x f 1 mln) |
(x f 1,-) |
volume |
(x f 1 mln) |
|
asiel |
|||||||||
aanmeldcentra |
1 270 |
45 217 |
57,5 |
1 270 |
60 000 |
76,2 |
1 183 |
60 000 |
71,0 |
– gehoor |
1 430 |
38 866 |
55,6 |
1 430 |
42000 |
60,1 |
1 332 |
43 000 |
57,3 |
– beslissing |
1 220 |
31 030 |
37,9 |
1 220 |
42000 |
51,2 |
1 137 |
64 000 |
72,8 |
– herziening en bezwaar |
1 920 |
16 799 |
32,2 |
1 920 |
25 000 |
48,0 |
1 789 |
35 500 |
63,5 |
– beroep |
1 420 |
10 368 |
14,7 |
1 420 |
10 500 |
14,9 |
1 323 |
14 900 |
19,7 |
– voorlopige voorziening |
1 330 |
8 494 |
11,3 |
1 330 |
8 500 |
11,3 |
1 239 |
14 700 |
18,2 |
– overige kosten |
55,0 |
41,5 |
|||||||
regulier |
|||||||||
– eerste aanleg |
860 |
56 836 |
48,9 |
860 |
70 000 |
60,2 |
792 |
70 000 |
55,4 |
– bezwaar |
1 650 |
16 738 |
27,6 |
1 650 |
19 000 |
31,4 |
1 537 |
23 000 |
35,4 |
– beroep |
1 960 |
6 507 |
12,8 |
1 960 |
6 500 |
12,7 |
1 826 |
8 000 |
14,6 |
– voorlopige voorziening |
1 650 |
6 620 |
10,9 |
1 650 |
6 500 |
10,7 |
1 537 |
8 000 |
12,3 |
– overige kosten |
|||||||||
visa |
190 |
31 276 |
5,9 |
190 |
29 000 |
5,5 |
177 |
29 000 |
5,1 |
naturalisatie |
340 |
41 314 |
14,0 |
340 |
45 000 |
15,3 |
317 |
45 000 |
14,3 |
terugkeer |
610 |
55 741 |
34,0 |
610 |
50 000 |
30,5 |
568 |
50 000 |
28,4 |
conservatoire maatregelen |
1 320 |
9 788 |
12,9 |
1 320 |
10 000 |
13,2 |
1 320 |
10 000 |
13,2 |
overig |
4,0 |
35,0 |
24,4 |
De vermelde productprijzen 2000 zijn tot stand gekomen na een analyse van de nacalculatorische kostprijzen over de jaren 1997 en 1998. In de productprijs is nog geen rekening gehouden met de consequenties van de nieuwe Vreemdelingenwet. Evenmin is rekening gehouden met de eventuele meerkosten die het wegwerken van de achterstanden met zich meebrengt.
De kosten voor o.a. subsidies alsmede een aantal activiteiten die dit jaar van start zijn gegaan zijn (nog) niet in de berekening van de product-prijzen opgenomen. Deze zijn opgenomen onder de post «overig».
Volume- en prijsindicatoren per activiteit (baten)
realisatie 1998 vermoedelijke uitkomsten 1999
prijs bedrag prijs bedrag
(x f 1,-) volume (x f 1 mln) (x f 1,-) volume (x f 1 mln)
ontwerpbegroting 2000
prijs bedrag
(x f 1,-) volume (x f 1 mln)
leges aanvragen om toelating naturalisatie diversen |
108 195 |
76 421 27 550 |
8 482 5 374 2 362 |
100 200 |
56 000 30 000 |
5 600 6 000 1 860 |
100 200 |
56 000 30 000 |
5 600 6 000 1 860 |
16 218 |
13 460 |
13 460 |
Ten opzichte van de ingediende raming van het aantal naturalisatievezoe-ken (45 000) leiden 30 000 verzoeken tot daadwerkelijke betaling. Op basis van ervaringscijfers wordt circa een derde deel buiten behandeling gesteld wegens niet betalen.
Feiten en cijfers
Onderstaande grafieken geven de ontwikkelingen weer van een aantal kernactiviteiten van de IND. Ook zijn de ramingen voor 1999 en de prognoses voor 2000 weergegeven. Met deze gegevens wordt beoogd de inzichtelijkheid in de kernactiviteiten te vergroten.
Figuur 28: aantal beslissingen op asielaanvragen
70000 65000 60000 55000 50000 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0
realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
Bron: IND
eerste aanleg bezwaar+herziening
Figuur 29: aantal beslissingen op reguliere verzoeken (1a en bezwaar)
100000 90000
1997 realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
Bron: IND
1995
996
1997
80000
70000
60000
50000
40000
30000
20000
10000
0
1995
996
Figuur 30: Aantal beslissingen op visa-aanvragen
0
1995 1996 1997 realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
Bron: IND
Figuur 31: aantal beslissingen op naturalisatie-verzoeken
80000
50000 40000 30000 20000
realisatie 1998 verm.uitk.1999 begroot 2000
Bron: IND
40000
35000
30000
25000
20000
15000
10000
5000
70000
60000
10000
0
1995
1996
1997
02 AGENTSCHAP DIENST JUSTITIËLE INRICHTINGEN (DJI)
De Dienst Justitiële Inrichtingen is primair belast met het zorgdragen voor een veilige, doelmatige en menswaardige tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, met inachtneming van het doel van de desbetreffende maatregel of straf, en de plaats van de organisatie binnen de rechtshandhavingsketen. Met het voldoen aan deze opdracht draagt de DJI bij aan de veiligheid van de samenleving.
In begrotingstechnische zin worden onderscheiden:
– penitentiaire inrichtingen, inclusief de vreemdelingenbewaring en strafrechtelijke opvang verslaafden; – de justitiële jeugdinrichtingen; – de justitiële TBS-inrichtingen; – de Landelijke diensten; – het hoofdkantoor DJI.
Globaal de helft van de justitiële jeugd- en TBS-capaciteit bestaat uit particuliere inrichtingen. Financiering van deze inrichtingen geschiedt door middel van (volledige) subsidiëring.
De grondslag van het wetsartikel
De wettelijke grondslag voor de verplichtingen vloeit in het bijzonder voort uit het Wetboek van Strafrecht, de Penitentiaire beginselenwet, de Wet op de jeugdhulpverlening, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, alsmede het Burgerlijk Wetboek (3e afdeling van titel 14 van boek I) en de Vreemdelingenwet (artt. 7a en 26, eerste lid) en de bij voornoemde wetten behorende besluiten. De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen zal naar verwachting in de tweede helft van 2000 in werking treden. Het wetsvoorstel Strafrechtelijke opvang verslaafden werd in 1998 aan de Tweede Kamer toegezonden en zal naar verwachting eveneens in 2000 in werking kunnen treden.
De kosten van de verpleging van ter beschikking gestelden komen ten laste van de Justitiebegroting op grond van artikel 37e van het Wetboek van Strafrecht. Dit is verder uitgewerkt in artikel 79 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden.
De formele grondslag voor de subsidiering van de particuliere justitiële jeugdinrichtingen is te vinden in artikel 65 van de Wet op de jeugdhulpverlening en artikel 77 ff van het Wetboek van Strafrecht. In het Subsidiebesluit Justitiële jeugdinrichtingen is deze subsidiering nader uitgewerkt, met inachtneming van het bepaalde in de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht.
Besturingsrelatie en kwaliteitsborging
De DJI is als agentschap een intern verzelfstandigde dienst van het Ministerie van Justitie. Aansturing – vanuit het kerndepartement – vindt plaats op basis van management-afspraken. Verantwoording over de bereikte resultaten en over de inzet van middelen vindt achteraf en gestructureerd plaats door middel van periodieke rapportages en besprekingen. Deze rapportages zijn er op gericht inzicht te geven in de kritische succesfactoren (o.a. ontwikkeling van de beschikbare capaciteit en de desbetreffende bestemming, de bezettingsgraad, het aantal ontvluchtingen vanuit gesloten inrichtingen, het aantal onttrekkingen aan detentie of behandeling anders dan door vlucht, en vanzelfsprekend de ontwikkeling van de kostprijs per productdifferentiatie).
De interne planning en control van de DJI is een instrument waarmee de besturing van de DJI-inrichtingen en -diensten wordt ondersteund. Deze sturing vindt plaats met inachtneming van gegeven mandaten aan de decentrale manager, waarbij het hoofdkantoor DJI (centraal) stuurt op hoofdlijnen. Op basis van de ingediende jaarplannen worden de beoogde resultaten en de personele en financiële kaders waarbinnen deze resultaten moeten worden behaald in de vorm van jaarafspraken definitief vastgesteld. Verantwoording en decharge wordt verleend aan de hand van de jaarverslaglegging van de betrokken inrichting/dienst en de op basis hiervan gevoerde besprekingen. De Departementale Accountantsdienst voert waar nodig tijdens de uitvoering en na afloop detail- en algemene controles uit en legt tenslotte jaarlijks haar bevindingen neer in een accountantsverklaring. Over 1998 verkreeg het Agentschap DJI net als de voorgaande jaren 1996 en 1997 een goedkeurende accountantsverklaring.
Het zichtbaar maken van kosten en de toerekening van deze kosten aan de productdifferentiaties kan bijdragen aan het doelmatiger aanwenden van middelen. Via het volgen van de kostenontwikkeling per productdifferentiatie in de tijd of het afzetten van die ontwikkeling tegen de kostenontwikkeling bij onderling vergelijkbare inrichtingen, wordt de bedrijfsvoering transparanter en kan zicht worden verkregen op de ontwikkeling van de doelmatigheid.
In het begrotingsjaar 2000 worden bij de verschillende beleidssectoren van het agentschap DJI ontwikkelingen voortgezet met betrekking tot het vergroten van de transparantie van de bedrijfsvoering en het verbeteren van de kwaliteit.
Steeds meer inrichtingen en diensten binnen DJI zijn bezig met doorlichting van de organisatie op kwaliteit langs de weg van zelfevaluatie gevolgd door een externe audit, naar het model van het Instituut Nederlandse Kwaliteit (INK). De invoering van kwaliteitsmanagement en in het verlengde daarvan kwaliteitsborging binnen de inrichtingen van DJI wordt ondersteund door een cursusaanbod gericht op auditing, en op proces- en resultaatgericht management. Tegelijkertijd worden meetinstrumenten ontwikkeld die (naast bestaande instrumenten als Detentie Klimaatschaal) de waardering van belanghebbenden in beeld brengen. De Detentieklimaatschaal meet het leefklimaat voor gedetineerden.
Het door de DJI gehanteerde instrument van planning en control in de aansturing van het veld, is aan verandering onderhevig. De ontwikkeling van een model meerjarenbeleidsplan voor inrichtingen en diensten wordt in de tweede helft 1999 vervolgd met een te organiseren «pilot», waarin de afstemming van (meerjaren-) beleidsplanning en het INK-model nader wordt uitgewerkt. De trajecten betreffende de vaststelling van nadere productspecificaties per sector zullen in 2000 worden voortgezet.
Beleidsontwikkelingen DJI
Capaciteitsuitbreidingen; verbetering prognosesystematiek
Door het Sociaal en Cultureel Planbureau is voor de sector Gevangeniswezen een prognose model ontwikkeld om de op termijn benodigde penitentiaire capaciteit te bepalen. De nationale Ombudsman is hierover geïnformeerd en oordeelde dat de getroffen maatregelen recht doen aan de aanbevelingen van rapport 95/575. Het model is getoetst door de Stichting Econometrisch Onderzoek. Een soortgelijk model is in de loop van 1998 ontwikkeld voor de jeugdsector. Op dit model vindt een validiteittoets plaats. Het model dat door de DJI wordt gehanteerd om de toekomstige behoefte aan TBS-plaatsen te ramen is met behulp van externe deskundigen op een nieuwe leest geschoeid. Voorheen werd de toekomstige behoefte aan TBS-plaatsen berekend aan de hand van een trendmodel. Dit model heeft plaats gemaakt voor een stromingsmodel (in-, door- en uitstroom).
Invulling capaciteitsuitbreidingen regeerakkoord
In de begroting 1999 zijn uit hoofde van het Regeerakkoord 1998–2002 middelen opgenomen voor de uitbreiding van de capaciteit van de justitiële inrichtingen. Deze middelen zijn afgestemd op een structurele uitbreiding van de capaciteit van de TBS- en Jeugdsector en het Gevangeniswezen met respectievelijk 160, 280 en 210 plaatsen (indicatief). De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 6 oktober 1998 (TK 98–99, 26 200 VI, nr. 8).
In de tweede helft van 1999 zullen nieuwe prognoses van de ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte in de drie sectoren beschikbaar komen. Voor de sector TBS is evenwel duidelijk dat – mede gelet op het aantal TBS-passanten dat in het Gevangeniswezen wacht op doorstroming naar de geëigende TBS-voorziening – geen uitstel van de capaciteitsuitbreidingen kan worden gedoogd. In de meerjarenraming TBS wordt dan ook rekening gehouden met de onverkorte uitvoering van de voorgenomen capaciteitsuitbreidingen. Voor de Jeugdsector geldt dat in zekere mate ook. Rekening houdend met de wachtlijsten, worden alvast – in afwachting van de nieuwe prognose-uitkomsten – capaciteitsuitbreidingen voorbereid betreffende structureel 120 plaatsen.
Gelet op de huidige bezettingsgraad en de verwachte capaciteitsbehoefte in het Gevangeniswezen heeft het Kabinet besloten in de jaren 2000 en 2001 f 10 mln. en structureel vanaf 2002 f 20 mln. te herprioriteren binnen de intensiveringsmiddelen uit het Regeerakkoord. Dit betekent dat de voorgenomen uitbreiding van de capaciteit van het Gevangeniswezen niet zal worden uitgevoerd. De vrijvallende middelen zullen worden ingezet ter gedeeltelijke compensatie van de structurele financiële problematiek bij het Korps landelijke politiediensten en de sociale advocatuur.
Gelet op het vorenstaande wordt in onderstaand overzicht een indicatie gegeven van de inzet van de resterende middelen uit de Veiligheidspara-graaf van het Regeerakkoord 1998–2002 voor de uitbreiding van de capaciteit. Mede op grond van de medio 1999 te verwachten capaciteitsprognose zal bijstelling van de uitbreidingsplannen kunnen volgen. Ook al met het oog hierop vindt nog geen gehele toedeling van de intensi-veringsgelden plaats. De nog te verdelen middelen worden geoormerkt gereserveerd binnen de meerjarenraming van de DJI. Bij de behandeling van de voorliggende begroting wordt de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd.
Inzet van de middelen van de Veiligheidsparagraaf (indicatief)
(x f 1mln.)
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Toegekende middelen Reallocatie t.b.v. de KLPD en de sociale advocatuur |
6,0 0,0 |
56,0 - 10,0 |
105,0 - 10,0 |
170,0 - 20,0 |
170,0 - 20,0 |
170,0 - 20,0 |
totaal toegekend |
6,0 |
46,0 |
95,0 |
150,0 |
150,0 |
150,0 |
Benodigd voor structurele uitbreiding – capaciteit TBS inrichtingen – capaciteit Jeugdinrichtingen – intertemporele financiering – toedeling overheadgelden
0,0 |
-30,1 |
|
|
|
|
0,0 |
|
-31,2 |
|
-31,2 |
-31,2 |
5,5 |
14,2 |
|
-0,6 |
0,0 |
0,0 |
0,5 |
-0,5 |
|
-4,2 |
-4,2 |
-4,2 |
totaal benodigd
0,0
0,0
0,0
38,0
47,5
51,6
De in bovenstaande tabel opgenomen middelen zijn afgestemd op de uitbreiding van de gemiddelde capaciteit in de TBS en Jeugdsector. Daarbij geldt het volgende tempo:
Uitbreidingen plaatsen t.o.v. 1999 |
||||||
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
TBS-inrichtingen 159 pl. Jeugdinrichtingen 120 pl. |
0 0 |
79 52 |
135 120 |
165 120 |
159 120 |
159 120 |
Invulling taakstelling Regeerakkoord
In het Regeerakkoord 1998–2002 is een specifieke ombuigingstaakstelling opgenomen betreffende de DJ. De meerjarenraming van de DJI is overeenkomstig die taakstelling als volgt gekort:
Taakstelling regeerakkoord |
(x f 1mln.) |
||
1999 |
2000 |
2001 2002 |
|
Korting meerjarenraming |
|
|
-75,0 -115,0 |
Sinds het opleggen van de taakstelling is de DJI in overleg met het kerndepartement doende geweest te inventariseren welke maatregelen een structurele basis kunnen vormen ter invulling van de taakstelling. Informatie dienaangaande is bij brief van 27 mei 1999, (TK 26 200 VI, vergaderjaar 1998–1999, nr. 49) aan de Tweede Kamer verstrekt. Ter voorkoming van tekstdoublures wordt voor nadere gegevens over de voorgenomen invulling van de taakstelling en de daarbij voorgestelde procedure verwezen naar het gestelde dienaangaande in de Memorie van toelichting betreffende deze begroting. Voorts geldt dat in 1999 ex-ante uitvoeringstoetsen zullen plaatsvinden op de uitkomsten van de voorgestelde maatregelen.
Voor wat betreft de invulling van de onderhavige taakstelling voor het jaar 1999 geldt dat het niet mogelijk is gebleken reeds in 1999 maatregelen te treffen die een besparing opleveren van f 25 mln. In de financiële verantwoording over 1998 betreffende de DJI is voorgesteld het positieve resultaat 1998 in te zetten ter compensatie van de tranche 1999.
Taakstelling 1999:f15 mln., 2000:f5mln.
Het Kabinet heeft besloten aan de DJI een taakstelling op te leggen, die – gelet op de zich in het verleden voorgedane vertragingen op planningen – anticipeert op besparingen die zullen optreden als gevolg van vertragingen. De invulling van de taakstelling zal derhalve worden bezien tijdens de uitvoering: de financiële effecten van optredende vertragingen zullen ter compensatie van de taakstelling worden ingezet. De in het overzicht van de planning van de ultimocapaciteiten opgegeven en nader toegelichte uitvoeringsverschillen dragen bij in de compensatie van de onderhavige taakstelling.
Geen toepassing sober regime vreemdelingenbewaring en lagere besparingen op overige sober regimedifferentiatie Aan de DJI is in het verleden – o.a. ter medefinanciering van de capaciteitsuitbreidingen – een korting opgelegd van structureel f 14 mln. De korting diende te worden gecompenseerd door besparingen die worden bereikt op de exploitatiekosten bij toepassing van een sober regime op vreemdelingenbewaring. Omdat de geldende regelgeving zich verzet tegen de toepassing van een sober regime op vreemdelingen, kan de taakstelling tot dusverre niet worden gerealiseerd. Voorts geldt dat de als taakstelling ingeboekte besparing, te realiseren door de toepassing van een sober regime op een deel van de huis van bewaringplaatsen, niet de aanvankelijk berekende besparing oplevert. De bereikte besparing op de personele kosten bedraagt circa 12% ten opzichte van de voor-gecalculeerde 18%. Ten einde de besparing alsnog te realiseren is gezocht naar alternatieve maatregelen ter afdekking van het structurele tekort van f 20 mln. Vastgesteld is dat een vervroeging van de rechterlijke toetsing vreemdelingenbewaring een besparing op de benodigde capaciteit oplevert waarmee, naar verwachting, het structurele tekort van f 20 mln. kan worden ingevuld. In de loop van 1999 wordt een grootschalige pilot uitgevoerd om in de praktijk de uitvoeringsconsequenties te toetsen van deze in de nieuwe Vreemdelingenwet voorgestelde vervroeging van de rechterlijke toets. Op basis van de uitkomsten van deze pilot kan medio 2000 worden vastgesteld of de besparing als gevolg van de voorgestelde vervroeging van de rechterlijke toets voldoet om het structurele tekort van f 20 mln. te vullen.
Ontwikkeling capaciteit voor de strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV) Vanaf 1997 stelt DJI een subsidie beschikbaar ter financiering van de exploitatie van het in Rotterdam lopende drang-experiment als voorloper van de (wettelijke) SOV-voorziening. Deze financiering zal in 2000 worden beëindigd en wel op het moment dat de definitieve Rotterdamse SOV-voorziening zal worden geopend. Naast bedoelde voorziening in Rotterdam zijn de voorbereidingen gestart voor het opzetten van SOV-voorzieningen in andere steden. In totaal gaat het om 350 SOV-plaatsen, waarvan circa 258 intramuraal en circa 92 extramuraal. Ook de ingebruikneming van deze voorzieningen zal in 2000 plaatsvinden. Deze ingebruikname is uiteraard afhankelijk van de behandeling van het wetsvoorstel SOV door respectievelijk de Tweede en Eerste Kamer.
Opgemerkt wordt dat ten opzichte van de oorspronkelijke planning, die uitging van ultimo 1999, enige vertraging is ontstaan. Rekeninghoudend met de als gevolg van de vertragingen optredende extra kosten (o.a. in verband met het langer in stand houden van projectorganisaties,
voorwervingsen detacheringskosten), zijn de resterende besparingen ingezet ter gedeeltelijke compensatie taakstelling 1999 (zie hiervoor). Deze taakstelling anticipeert op de in 1999 en 2000 optredende vertragingen.
Met de gemeente Den Haag vindt nog afstemming plaats over de medefinanciering. De exploitatie van de SOV-plaatsen ten behoeve van de betrokken gemeenten is afhankelijk gesteld van hun medefinanciering. Als gevolg van de vertragingen zal ook deze medefinanciering (te weten 25% van de investeringskosten; totaal circa f 18 mln.) in plaats van in 1999 in 2000 worden ontvangen. Voorts financieren de betrokken gemeenten de realisering van de extramurale fase, die in de eigen stad vorm dient te worden gegeven (begeleid wonen, opleiding/werk etc). De begeleiding door de Reclassering wordt vanwege Justitie gesubsidieerd.
Penitentiaire programma’s/elektronisch toezicht
Met de inwerkingtreding van de Penitentiaire beginselenwet per 1 januari 1999 is het eveneens mogelijk geworden Penitentiaire Programma’s (PP’s) toe te passen. Vanaf deze datum kunnen daarvoor geschikte gedetineerden voor deze programma’s in aanmerking komen. Kenmerk van een PP is dat de veroordeelde zijn hoofdverblijfplaats niet meer in een penitentiaire inrichting heeft. Hij verblijft doorgaans gedurende de avond en in het weekend thuis en neemt gedurende de overige uren deel aan een van tevoren voor hem of haar vastgesteld programma van activiteiten. In verband met de invoering van het elektronisch toezicht zullen alle penitentiaire programma’s in het laatste kwartaal van 1999, daar waar gewenst, kunnen beschikken over een elektronische vorm van toezicht.
In de meerjarenraming is rekening gehouden met begeleidings- en uitvoeringskosten van de PP’s (structureel f 11 mln.). In deze raming zijn de uitkeringskosten van de deelnemers niet opgenomen, daar deze kosten ten laste komen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (bijstand voor personen die hun gevangenisstraf in extramurale vorm ondergaan).
Alle dagdetentieplaatsen krijgen in 1999 de voorlopige status van penitentiair programma. Naar verwachting neemt het aantal PP’s (inclusief dagdetentieplaatsen) in 1999 geleidelijk toe tot de oorspronkelijk geraamde aantallen (circa 400 plaatsen).
Stelselwijziging RijkshuisvestingDe Stelselwijziging Rijkshuisvesting is per 1999 doorgevoerd. De meerjarenraming van de DJI is hiervoor structureel verhoogd met de volgende bedragen:
i.v.m. Stelselwijziging Rijkshuisvesting |
(x f 1mln.) |
||||
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Gebruikersvergoeding incluis RTB-taken |
305,8 |
360,5 |
370,3 |
362,4 |
362,9 363,3 |
De bovenstaande reeks is inclusief extra middelen ter compensatie van de relatief oude gebouwenvoorraad. Met deze extra middelen kan een klein deel van de verhoging van de gebruikersvergoeding worden gefinancierd die ontstaat doordat de oude gebouwen van de DJI op niveau worden gebracht. Het resterende deel van deze financiële problematiek zal medio 2000 aan de orde worden gesteld.
De huurindexatie 1998 van 2,46% is niet geheel gecompenseerd. Per 1999 is slechts 1,54% aan de begroting van het agentschap toegevoegd. Als gevolg hiervan treed voor 1999 e.v. een structureel tekort op van bijna 3 mln. Gelet op het structurele karakter van deze problematiek, zal de compensatie plaatsvinden door elders binnen de meerjarenraming van de DJI overeenkomstige uitgavenbeperkingen door te voeren.
SubsidiesEuropees Sociaal Fonds (ESF-subsidies) De ESF draagt al meerdere jaren bij in de uitvoeringskosten van programma’s gericht op maatschappelijke integratie van gedetineerden na detentie. Zowel in het gevangeniswezen als in de jeugdsector draaien in totaal 34 projecten gericht op arbeidstoeleiding van gedetineerden en pupillen na hun detentie. In 1998 waren er 1800 deelnemers aan dergelijke programma’s, die gezamenlijk f 18,1 mln. kostten. Het ESF droeg ruim 40% van de kosten, in totaal f 7,5 mln. Rekening houdend met de mogelijkheid voor sommige kosten binnen penitentiaire programma’s ESF-subsidie aan te vragen, is voor 1999 een subsidieaanvraag bij het ESF gedaan voor ruim f 10 mln. In het kader van de vaststelling van de nieuwe EU-begroting 2000–2006 worden eveneens de structuurfondsen, zoals het ESF, herzien. Het streven van DJI is er op gericht om de bestaande afspraken in de nieuwe ESF-regeling structureel opgenomen te krijgen en actief bij te dragen aan de beleidsvorming rond het ESF. Naar verwachting zal dit de ESF-bijdragen voor arbeidstoeleiding voor meerdere jaren continueren.
Meerjarige begroting van baten en lasten
Realisatie uitkomsten 1998 1999
EUR1000 2000 2000
2001
2002
2003
Codering 2004 Econ. Funct.
Baten
– opbrengsten departement 1 652 795 2 067 917 2 173 339 986 218 2 248 679 2 235 545 2 234 437 2 235 099
– opbrengsten derden 269 591 287 214 290 011 131 601 271 913 271 443 271 443 271 443
– rente 565
– buitengewone Baten 26005
03.2 03.2
totale baten
1 948 956 2 355 131 2 463 350 1 117 819 2 520 592 2 506 988 2 505 880 2 506 542
Lasten
personeel materieel
– subsidies
– rente
– afschrijvingen
– huisvestingslasten
– buitengewone lasten
– dotatie aan voorzieningen
1 203 619 1 279 679 1 287 542 584 261 1 337 924 1 331 531 1 331 531 1 331 531
345 079 324 782 398 282 180 732 387 497 372 424 371649 371649
295 479 340 434 308 961 140 200 304 906 304 114 303 311 303 311
9 674 4 390 10 180 10 240 10 219 10 219
62 564 82 497 84 922 38 536 85 686 85 686 85 686 85 686
329 845 374 045 169 734 394 516 402 993 403 484 404 146
19 542
1 |
03.2 |
12 |
03.2 |
31 |
03.2 |
21 |
03.2 |
15 |
03.2 |
03.2
totale lasten
1 926 283 2 357 237 2 463 426 1 117 854 2 520 709 2 506 988 2 505 880 2 506 542
Saldo baten en lasten
22 673 - 2 106
76
34
117 0 0 0
Toelichting
Relatie tussen de kosten en de opbrengsten
De kosten voor grondstoffen, arbeidsuren e.d., welke worden aangewend ten behoeve van de arbeid in de Rijksinrichtingen, worden doorberekend aan de opdrachtgevers. De desbetreffende opbrengsten worden begroot op het onderdeel «Opbrengsten arbeid». De verpleegkosten van TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden kunnen voor een belangrijk gedeelte uit hoofde van de Algemene wet bijzondere ziektekosten worden gedeclareerd bij het AFBZ (algemene fonds bijzondere ziektekosten). De desbetreffende opbrengsten worden begroot op het artikelonderdeel «Opbrengsten AWBZ». De «Diverse opbrengsten» betreffen voornamelijk de kantineopbrengsten, personeelsgebonden inhoudingen zoals bijdrage ouderschapsverlof en kinderopvang, alsmede afrekeningen van (subsidie-)voorschotten aan particuliere inrichtingen. Deze opbrengsten hebben een directe relatie met de kosten.
Baten
Opbrengst departement
De post opbrengst departement betreft de bijdrage van het kerndepartement Justitie aan het agentschap DJI. Uitvoering van de kerntaak van DJI betekent het tegen kostprijzen leveren van een gedifferentieerd aanbod van detentie-, behandel- en opvangplaatsen. In de jaarafspraken tussen kerndepartement en DJI worden onder meer afspraken gemaakt over de omvang en kwaliteit van de door DJI te leveren producten tegen welke kostprijzen en daarmee ook over de bijdrage van het kerndepartement. In de post Opbrengst departement is rekening gehouden met de nog te ontvangen Kabinetsbijdrage inzake de loonbijstelling tranche 2000 ter medefinanciering van de uitvoering van de CAO-afspraken 1999–2000.
De fluctuaties in de meerjarenraming van de Opbrengst departement worden voornamelijk veroorzaakt door de toevoeging van middelen voor de financiering van de eerder in deze artikelsgewijze toelichting opgenomen beleidsintensiveringen uit de Veiligheidsparagraaf van het Regeerakkoord 1998–2002 en de loonbijstelling uit hoofde van de CAO-afspraken. De taakstelling oplopend tot structureel f 115 mln. uit hetzelfde Regeerakkoord matigt de groei in de meerjarenraming. Voorts houdt de reeks rekening met een met het Ministerie van Financiën overeengekomen budgettair neutrale kasschuif met betrekking tot de periode 1998 t/m 2001 van respectievelijk -/- f 45 mln. en driemaal + f 15 mln.
Opbrengsten derden
De opbrengsten derden bestaan uit arbeidsopbrengsten, AWBZ-opbrengsten en diverse opbrengsten. De verdeling is als volgt:
Opbrengsten derden |
(x f 1000) |
||||||
realisatie 1998 |
verm. uitk. 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
– opbrengsten arbeid – opbrengsten AWBZ – diverse Opbrengsten |
42 837 181 327 45 427 |
44 293 219 723 23 198 |
45 201 205 644 39 166 |
45 201 205 644 21 068 |
45 201 205 174 21 068 |
45 201 205 174 21 068 |
45 201 205 174 21 068 |
Totaal ontvangsten |
271 589 |
289 213 |
292011 |
273 914 |
273 445 |
273 446 |
273 447 |
Opbrengsten arbeid
Het betreft hier de opbrengsten uit de (als regime-activiteit) verrichte arbeid, zoals die in de Rijksinrichtingen plaatsvindt. Aan externe opdrachtgevers wordt geleverd tegen marktprijzen.
De in de meerjarenraming opgenomen stijging van de arbeidsopbreng-sten voor de jaren 1999 en 2000 e.v. houdt verband met de toename van de capaciteit.
OpbrengstenAWBZ
Bij het AFBZ worden voor een belangrijk gedeelte de verpleegkosten gedeclareerd van daarvoor in aanmerking komende TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden. De desbetreffende TBS-uitgaven zijn begrepen in de uitgavenraming van de DJI. De te declareren kosten bij het AFBZ (= opbrengsten) zijn geraamd op ca. 80% van de te verwachten verpleegkosten voor TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden. De fluctuaties houden rekening met het verloop van de capaciteitsuitbreidingen en de afloop van noodmaatregelen. Voorts is actualisering van de meerjarenraming AWBZ geboden. In de meerjarenraming is nog geen rekening gehouden met de voorgenomen capaciteitsuitbreidingen in de TBS-sector betreffende de Veiligheidsparagraaf uit het Regeerakkoord 1998–2002. Voorts behoeft de meerjarenraming nog actualisering in verband met het anders dan aanvankelijk geraamd continueren van noodmaatregelen en de gewijzigde invulling van de lopende capaciteitsuitbreidingsprogramma’s (te weten in de VWS-sector in plaats van de Justitiesector). Ook het achterblijven van de realisatie 1997 en 1998 (circa f 5,9 en f 4, 8 mln.) bij de desbetreffende taakstelling, dient alsnog te worden betrokken bij de verrekening met het ministerie van VWS. Met het ministerie van VWS is inmiddels overeenstemming bereikt over de aanpassing van de meerjarenraming. Samenvattend komen de benodigde financiële herschikking van middelen tussen VWS en Justitie in de volgende tabel tot uitdrukking:
Herschikking middelen VWS en Justitie |
(x f 1 mln.) |
||||
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
|
Uitbreidingstranche 1998 Voorgaande tranches Verrekenen AWBZ tekorten |
2 286 1 469 -3 755 |
2 870 343 -3 213 |
2 870 343 -3 213 |
2 870 343
|
2 870 343 0 |
Over te hevelen naar VWS |
0 |
0 |
0 |
2 596 |
3 213 |
Zoals uit bovenstaand overzicht blijkt, is er eerst in 2002 aanleiding financiële middelen over te hevelen naar het ministerie van VWS. De desbetreffende bedragen zullen – te samen met de AWBZ-component begrepen in de uitbreiding van de TBS-capaciteit in het Regeerakkoord – bij Voorjaarsnota 2000 worden overgeheveld naar het ministerie van VWS. De additioneel in de VWS-sector gerealiseerde plaatsen zijn nog begrepen in de in deze begroting opgenomen gemiddelde productieaantallen van de Justitiële TBS-sector. Het gaat om 25 plaatsen in 1999 en per 2000 structureel 12 plaatsen. Zodra de capaciteitsuitbreidingen in de TBS-sector uit hoofde van het Regeerakkoord 1998–2002 definitief zijn ingevuld (rijk, particulier dan wel VWS-sector), zal de gemiddelde productie-taakstelling meerjarig overeenkomstig het vorenstaande worden aangepast.
Diverse opbrengsten
De diverse opbrengsten hebben betrekking op verschillende exploitatiebaten en op verrekeningen in verband met te veel verstrekte voorschotten aan gesubsidieerde inrichtingen in voorgaande jaren. In de meerjarenraming is in 2000 rekening gehouden met een incidentele ontvangst, zijnde de gemeentelijke bijdrage van f 18,1 mln. (25% van de investeringskosten voor de SOV-plaatsen). De hogere opbrengsten in 1998 vloeien voornamelijk voort uit verrekeningen betreffende tijdelijke executieve ondersteuning, opleidingen en vervoer, alsmede op gerealiseerde, respectievelijk verwachte hogere afrekeningen subsidievoorschotten en subsidieontvangsten uit zowel het Europees Sociaal Fonds als het A en O-fonds.
Rente
Over een positief saldo op de rekening-courant met het Ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding gegeven ter hoogte van de voorschotrente. Over 1998 is f 0,565 mln. rente ontvangen. Verwacht wordt dat er in 1999 e.v. geen rentebaten zullen ontstaan.
Buitengewone baten
De post buitengewone baten hebben betrekking op baten die, in tegenstelling tot gewone baten voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en de niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. opbrengst (boven de boekwaarde) van de verkoop van materiële vaste activa). Er worden de komende jaren geen buitengewone baten voorzien. De baten 1998 vloeide voort uit de vertraagde invoering van penitentiaire programma’s (circa f 8 mln.), een lagere bezetting van arrestanten op politiebureaus (circa f 10 mln.), het niet uitvoeren van noodmaatregelen in de sector Gevangeniswezen ( circa f 4 mln.) en de lagere gemiddelde capaciteit in de Jeugdsector (circa f 1 mln.). In de financiele verantwoording 1998 van de DJI wordt voorgesteld deze baten in te zetten ter compensatie van de tranche 1999 van de taakstelling Regeerakkoord. De te treffen maatregelen sorteren in 1999 nog niet het gewenste compenserende effect.
Lasten
Personele kosten
Bij de raming van de personele kosten is in vergelijking met de personele uitgaven rekening gehouden met structureel overlopende posten. Deze overlopende posten betreffen sociale lasten, vakantiegelden en interimuitkeringen.
Opbouw van lasten/rechten en betaling/uitkering van deze posten lopen niet synchroon met de boekjaren. Als gevolg van personeelsuitbreidingen in de komende jaren zullen uitgaven en kosten daarom van elkaar verschillen. In een stabiele personele situatie zorgt een regelmatig patroon van de personeelskosten voor de opheffing van deze verschillen. De toename van de personele lasten is het saldo van enerzijds hogere lasten in verband met de groei van het personeelsbestand als gevolg van de capaciteitsuitbreidingen (o.a. uit het Regeerakkoord 1998–2002), het tijdelijke karakter van enkele noodmaatregelen en de doorwerkingen van de loonbijstellingen uit de CAO’s 1995–1997, 1997–1999 en 1999–2000. Anderzijds treedt een neerwaarts effect op als gevolg van de taakstelling uit het Regeerakkoord oplopend tot – f 115 mln. per 2002. Zowel de met de intensivering uit de Veiligheidsparagraaf van het Regeerakkoord als de taakstelling gemoeide bedragen, zijn voorlopig – in afwachting van een meer concrete invulling – ten gunste, respectievelijk ten laste van het personele artikel verantwoord.
Materiële kosten
Deze post omvat alle reguliere exploitatiekosten van DJI. In hoofdzaak veroorzaken de oplopende korting van de taakstelling uit het Regeerakkoord tot structureel f 115 mln. per 2002 en de afloop van de financiering van de noodmaatregelen betreffende de capaciteit TBS per 2000, naast de eerdergenoemde met het Ministerie van Financiën overeengekomen budgettair-neutrale kasschuif, de uit het overzicht blijkende fluctuaties in de meerjarenreeks. Voorts is in het in de meerjarenraming voor 2000 opgenomen bedrag rekening gehouden met een desalderingseffect van ruim f 18 mln. als hierboven beschreven onder Diverse opbrengsten.
Subsidies
Bekostiging van de particuliere justitiële inrichtingen geschiedt door middel van (volledige) subsidiëring.
De fluctuatie in de meerjarenraming subsidies is voor wat betreft 1999 te verklaren door de in dat jaar te verstrekken bouwsubsidies in het kader van de financiering van capaciteitsuitbreidingen in de particuliere jeugden
TBS-sector. Voorts loopt in de loop van 2000 de subsidiering door de sector Gevangeniswezen van het experiment Strafrechtelijke Opvang
Verslaafden af.
Rente
De rentelasten hebben betrekking op de vergoeding voor de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. Uitgegaan is van een gemiddelde rente van 4% over de gemiddelde stand van de leningen per jaar.
Voorts wordt over een negatief saldo op de rekening-courant met het
Ministerie van Financiën een rentevergoeding in rekening gebracht ter hoogte van de voorschotrente plus 2%.
Afschrijvingen
De afschrijvingsreeks is gebaseerd op de uitkomsten van het eindrapport Norm-inventarissen van de (DJI-) projectgroep normering kapitaalgoederen, waarbij de afschrijvingscomponent berekend is op basis van de programma’s van eisen welke gelden voor de inrichting van nieuwbouwplaatsen voor de sectoren gevangeniswezen, justitiële jeugdinrichtingen en TBS. De afschrijvingen vinden stelselmatig plaats, op lineaire basis en op basis van de geschatte levensduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde. De gehanteerde afschrijvingspercentages zijn gebaseerd op het eindrapport en gaan in beginsel van de volgende gemiddelde levensduur uit:
+ installatiesenmaterieel 5–10 jaar
+ automatiseringenkantoormachines 4–5 jaar
+ inventaris 5–8 jaar
+ vervoermiddelen 5jaar
+ levende have, wapensentoebehoren 5–10 jaar
+ overige machineseninstallaties 5jaar.
De fluctuaties in de meerjarenraming van de afschrijvingskosten houden verband met de capaciteitsuitbreidingen en de afloop van de noodmaatregelen TBS. Bij het gevangeniswezen, de landelijke diensten en het hoofdkantoor zijn de afschrijvingscomponenten op basis van het eindrapport met ingang van 1999 ingevoerd. Voor de Jeugdsector zal dit per 2000 plaatsvinden. De TBS-sector wordt – los van de uitkomsten van het eindrapport – conform de COTG-beleidsregels gefinancierd. De
jaarlijks te genereren afschrijvingsbedragen worden bestemd voor de aflossingen van de uitstaande leningen bij het Ministerie van Financiën.
Huisvestingskosten
Deze post heeft betrekking op de aan de Rijksgebouwendienst – na de stelselwijziging Rijkshuisvesting – per 1999 te verstrekken gebruiks-vergoedingen en kosten van serviceovereenkomsten voor de justitiële rijksinrichtingen en -diensten. Naast de bij de decentralisatie van het huisvestingsbudget toegedeelde middelen is in de meerjarenraming de huisvestingscomponent van capaciteitsuitbreidingen uit het Regeerakkoord opgenomen. Voorts is met betrekking tot het jaar 1999 rekening gehouden met de eerder aan de meerjarenraming van de DJI exogeen toegevoegde middelen voor de financiering van capaciteitsuitbreiding in de Jeugdsector a fonds perdu (f 24 mln.).
Buitengewone lasten
De post buitengewone lasten heeft betrekking op lasten die, in tegenstelling tot gewone lasten, voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en die niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. restwaarde van een activum bij de teloorgang daarvan). Naar verwachting zal de post buitengewone lasten in de periode 1999–2002 worden belast met het binnen de begroting van het agentschap te compenseren aandeel (van 50%) van de kosten verbonden van de Euro. De door het Ministerie van Financiën gefourneerde gelden (50% van de kosten) staan nog in afwachting van nadere toedeling aan de betrokken Justitie-onderdelen centraal geparkeerd op artikel 01.09 Diversen. Voorts is het mogelijk dat – afhankelijk van de wijze waarop het Justitie-aandeel in de compensatie van de gebouw gebonden millenniumkosten van de Rijksgebouwendienst over de Justitie-onderdelen wordt omgeslagen – een deel van de desbetreffende uitgaven als buitengewone lasten zullen worden verantwoord. Gelet op de onzekerheden is in de meerjarige begroting van baten en lasten met bovengenoemde kosten geen rekening gehouden.
Dotatie aan voorzieningen
De in 1998 gerealiseerde dotatie aan voorzieningen heeft voor f 18,452 mln. betrekking op de in 1999 en 2000 tot betaling komende uitgaven voor de bestrijding van de millenniumproblematiek. Voorts is in 1998 f 1 mln. gedoteerd voor de afdekking van het aansprakelijkheidsrisico van de arbeid in de inrichtingen jegens derden. Voor 1999 e.v. worden geen dotaties voorzien.
De toelichting op de staat van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten (kasstroomoverzicht van het agentschap DJI) (x f 1 mln.)
EUR1000 Codering
1998 1999 2000 2000 2001 2002 2003 2004 Econ. Funct.
Rekening Courant RHB per 1 januari
Totaal operationele kasstroom
-/- totale investeringen
+ totaal boekwaarde desinvesteringen
Totaal investeringskasstroom
207 668 255 865 147 900 67 114 118 854 109 737 107 737 107 737
39 108 -47 230 55 876 25 355 76 569 83 686 85 686 85 686 -59 669 -86 436-106 286 -48 230 -89 626 -85 444 -85 807 -86 285
59 669 -86 436-106 286 -48 230 -89 626 -85 444 -85 807 -86 285
-/- eenmalige uitkeringen aan moederdepartement –231 212–104 919 + eenmalige uitkeringen door het moederdepartement 68758 25701
-/-aflossingopleningen –84922 –38536 –85686 –85686 –85686 –85686
+ beroepopleenfaciliteit 337 498 153 150 89626 85444 85807 86285
Totaal financieringskasstroom 68758 25701 21364 9695 3940 –242 121
Rekening Courant RHB per 31 december 255 865 147 900 118 854 53 934 109 737 107 737 107 737
599
17
03.2
03.2
8 |
03.2 |
77 |
03.2 |
8 |
03.2 |
Toelichting
In het bovenstaande overzicht is rekening gehouden met de wijzigingen die zullen worden aangebracht in de financiering van agentschappen per 1 januari 2000 (Regeling Leen- en Depositofaciliteit Agentschappen 1999). De conversie van eigen naar vreemd vermogen is berekend op basis van de financiële verantwoording over het begrotingsjaar 1998 en de geraamde investerings- en afschrijvingsbedragen en geraamde resultaten zoals deze zijn opgenomen in de begroting 1999. De definitieve conversieberekening wordt gebaseerd op de eindbalans over het begrotingsjaar 1999. Eventuele verschillen zullen worden verwerkt bij Voorjaarsnota 2000/eerste suppletore begroting 2000.
Saldo liquide middelen
Het saldo liquide middelen wordt t/m 1999 in belangrijke mate bepaald door deoverloop van beschikbaar gestelde middelen ten behoeve van de investeringen in verband met capaciteitsuitbreidingen, waarvan de uitvoering is vertraagd (inrichtingskosten, bouwsubsidies particuliere Jeugd- en TBS-sector). Vanaf 2000heeft het saldo liquide middelen vooral een relatie met de buffer die in de optiek van een gezonde bedrijfsvoering mag worden aangehouden voor mogelijke tegenvallers in exploitatieresultaten (exploitatiereserve). Ten aanzien van de exploitatiereserve is een maximale hoogte vastgesteld van 5% van de verwachte omzet in 2000 (f 106,5 mln.). De verwachte exploitatiereserve per 01–01–2000 bedraagt f 94,6 mln. De overige liquide middelen betreffen een raming van overlopende verplichtingen niet zijnde investeringen.
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom is bepaald op basis van het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.
3
De investeringskasstroom
De investeringskasstroom wordt bepaald door de geraamde vervangingsinvesteringen en de geplande uitbreidingsinvesteringen (initiële en infrastructurele voorzieningen). De daling van de meerjarenreeks wordt verklaard door het incidentele karakter van de uitgaven voor eerste inrichting bij capaciteitsuitbreidingen.
De financieringskasstroom
De financieringskasstroom bestaat t/m 1999 uit de normatieve afschrijvingscomponent in de kostprijzen ten behoeve zowel de vervangings- als de uitbreidingsinvesteringen. Vanaf 2000 zal de normatieve afschrijvingscomponent worden aangewend voor het aflossen van de leningen. Voor zowel de vervangings- als de uitbreidingsinvesteringen worden nieuwe leningen afgesloten.
Kengetallen per beleidsterrein
Ultimocapaciteiten per beleidsterrein
Als belangrijkste indicator voor zowel de Rijks- als de particuliere inrichtingen geldt de capaciteitseenheid (cel, plaats, bed) ten behoeve van gedetineerden, pupillen en TBS-gestelden. Ten aanzien van de TBS-capaciteit wordt opgemerkt, dat ook nog structureel capaciteit ten behoeve van TBS-gestelden in gebruik is in een aantal inrichtingen welke vallen onder het beleidsterrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hiertoe zijn contracten afgesloten.
Contractplaatsen |
|||||
realisatie 1998 |
verm. uitk. 1999 |
2000 |
2001 |
2002 e.v. |
|
GGZ-intramuraal Uitbreiding via VWS/GGZ-intramuraal GGZ-beschermd wonen |
134 31 |
140 25 40 |
166 12 40 |
166 12 40 |
166 12 40 |
Stand Ontwerp-begroting 1999 |
165 |
205 |
218 |
218 |
218 |
Opgemerkt wordt dat van de in 1999 opgenomen 25 plaatsen uitbreiding via VWS/GGZ ter invulling van de capaciteitsuitbreidingen uit het regeerakkoord nog structureel 8 plaatsen zullen worden overgeheveld naar het Minsiterie van VWS. Deze plaatsen zijn niet begrepen in bovenstaand overzicht. De exploitatiekosten van deze contractplaatsen worden geraamd en verantwoord onder de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De invulling van de geraamde capaciteitsuitbreidingen leidt ertoe dat, naast de in onderstaand overzicht aangegeven TBS-uitbreidingen, in de GGZ-inrichtingen de capaciteit structureel wordt uitgebreid. De toename van het aantal TBS-contractplaatsen wordt hierdoor verklaard.
Overzicht van ultimo capaciteiten per beleidsterrein1
realisatie verm. uitk. 1998 1999
2000
2001 2002 e.v.
Penitentiaire inrichtingen
Stand ontwerp-begroting 1999
– VN-cellen
– omzetting dagdetentie in substitutiecapaciteit
Uitvoeringsverschillen
13 206 13 744 13 804 13 804 13 804
36 36 36 36
-168 -171 -171 -171 -151 -441
Subtotaal capaciteit
13 055
13 171
13 669 13 669
13 669
Penitentiaire programma’s
Noodmaatregelen:
– intensivering bezettingsgraad
– compensatie vertraging uitbreiding
– arrestanten op politiebureaus
TBS-inrichtingen
Rijksinrichtingen (incl. PBC) Stand ontwerp-begroting 1999 – uitbreiding particuliere TBS uitvoeringsverschillen
368
421
421
421
340 340 340 340 340
36 0 0 0 0
160 300 300 300 300
subtotaal capaciteit |
536 |
1 008 |
1 061 |
1 061 |
1 061 |
Totaal capaciteit |
13 591 |
14 179 |
14 730 |
14 730 |
14 730 |
491 |
495 |
404 |
404 |
404 |
-2 |
-2 |
-2 |
-2 |
|
|
56 |
subtotaal capaciteit
430
493
458
402
402
Particuliere inrichtingen
Stand ontwerp-begroting 1999
– uitbreiding part. i.p.v. rijk
– uitbreiding VWS/GGZ-intramuraal
Uitvoeringsverschillen
Jeugdinrichtingen
Rijksinrichtingen
Stand ontwerp-begroting 1999
Capaciteitsuitbreiding CAP98-III
Capaciteitsuitbreiding CAP98-IV
Uitvoeringsverschillen
470
16
556 543 543 543
2222
-25 -12 -12 -12
subtotaal capaciteit |
454 |
533 |
533 |
533 |
533 |
totaal capaciteit |
884 |
1 026 |
991 |
935 |
935 |
679
13
720 |
720 |
720 |
720 |
4 |
104 |
104 |
104 |
92 |
92 |
92 |
92 |
-40 |
-9 |
-9 |
-9 |
subtotaal capaciteit
692
776
907
907
907
Particuliere inrichtingen Stand ontwerp-begroting 1999 Capaciteitsuitbreiding CAP98-III Capaciteitsuitbreiding CAP98-IV Uitvoeringsverschillen
897 845 845 845 845
9999
79 79 79 79
-
-8 40 9 9 9
subtotaal capaciteit |
889 |
973 |
942 |
942 |
942 |
totaal capaciteit |
1 581 |
1 749 |
1 849 |
1 849 |
1 849 |
In de ultimo-aantallen zijn de voorgenomen capaciteitsuitbreidingen uit het Regeerakkoord 1998–2002 niet opgenomen.
De in de tabel opgenomen uitvoeringsverschillen 1998 zijn toegelicht in de financiële verantwoording van de DJI over 1998. Zoals eerder gemeld is aan de DJI een taakstelling opgelegd voor 1999 en 2000 van respectievelijk f 15 en f 5 mln. Uit de tabel blijkt dat de ultimocapaciteit van het Gevangeniswezen in 1999 niet wordt gerealiseerd. Het aangegeven uitvoeringsverschil van 441 plaatsen wordt verklaard door vertragingen die optreden bij de bouw van de stadsgevangenis Rotterdam/Hoogvliet (192 plaatsen) en Amsterdam (192 plaatsen), beide inclusief 72 SOV-plaatsen. Daarnaast is het creëren van de overige 114 SOV-plaatsen vertraagd. Ten aanzien van het gebruik van de SOV-plaatsen geldt dat in 1999 een formele basis ontbreekt; de desbetreffende wetgeving zal naar verwachting eerst in 2000 in werking treden.
De hierboven aangegeven vertragingen tellen ultimo 1999 op tot 498 plaatsen. Door het in gebruik houden van noodcapaciteit kunnen ultimo 1999 57 ultimo plaatsen worden gecompenseerd. Ten aanzien van de financiële consequenties van de vertragingen geldt dat op grond van een lagere gemiddelde capaciteit (1999 en 2000 respectievelijk: 90 en 110 plaatsen, rekening houdend met het doorlopen van de kosten van de projectorganisaties, voorwerving etc., besparingen zullen optreden tot een bedrag van circa f 12 mln. Dit bedrag dient ter gedeeltelijke compensatie van de eerdergenoemde taakstelling. De dekking van het restant van de taakstelling (f 8 mln.) zal binnen het geheel van de productietaakstelling van de DJI tijdens de uitvoering nader worden bezien. De noodmaatregel «intensivering bezetting» houdt in dat een zekere overbezetting van de inrichtingen boven de normale bezetting tot de mogelijkheden blijft behoren.
In de sectoren TBS en Jeugd treedt ten opzichte van de aanvankelijke planning van de capaciteitsuitbreiding een verschuiving op volgens welke structureel respectievelijk 2 en 9 plaatsen in de particuliere inrichtingen worden gerealiseerd in plaats van in de rijkssector. Daarnaast is in 2000 rekening gehouden met het open houden van de TBS-kliniek «De Singel». Voorts worden van de aanvankelijk in de particuliere TBS-sector geplande capaciteitsuitbreidingen in 1999 en 2000 e.v. respectievelijk 25 en structureel 12 plaatsen gerealiseerd als intramurale GGZ-voorziening. Ter invulling van de capaciteitsuitbreiding uit het Regeerakkoord zullen structureel per 2000 nog 8 plaatsen hieraan worden toegevoegd. De desbetreffende overboeking naar het Ministerie van VWS wordt betrokken bij de actualisering van de raming van de terug te ontvangen AWBZ.
Voorcalculatorische dagprijzen per product(categorie) («P»)
Algemeen
Bij de DJI zijn voorcalculatorische dagprijzen per type plaats berekend. Het betreft hier een integrale kostprijs waarin – met uitzondering van de prijzen voor penitentiaire programma’s en arrestanten op politiebureaus – rekening is gehouden met zowel een opslag voor de toerekening van kosten voor de Landelijke diensten (opleidingen, vervoer, systeembeheer, geestelijke en geneeskundige verzorging, etc.) en het Hoofdkantoor DJI, als de toerekening van enkele centraal beheerde kosten. De in de onderstaande tabellen opgenomen 25 tarieven zijn samengesteld uit 57 tarieven die binnen de DJI voor even zoveel producten worden gehanteerd. De realisatiecijfers 1997 en 1998 gaven forse verschillen aan tussen de voorgecalculeerde kostprijzen en de desbetreffende realisatiecijfers. Een belangrijk deel van de verschillen wordt verklaard door posten die niet begrepen zijn in de voorcalculatorische kostprijzen. In de begrotingen tot en met 1999 werden deze posten nog opgenomen onder «Nog toe te rekenen posten». Het gaat hier bijvoorbeeld om inrichtingsspecifieke bovennormatieve toevoegingen en toeslagen, nog toe te delen sectorale loon- en prijsbijstellingen en overige incidentele posten. Deze kostenposten komen in de realisatiecijfers op productniveau tot uitdrukking. Met ingang van 1999 maken bedoelde posten, uitgedrukt in een afhankelijk van het beleidsterrein berekende opslag per productdifferentiatie, deel uit van de in de begroting gepresenteerde voorcalculatorische kostprijs. De met ingang van 01-01-2000 te betalen rente inzake de leenfaciliteit is nog niet in de kostprijzen verwerkt.
Stelselwijziging Rijkshuisvesting
Als uitvloeisel van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting zal ingaande 1999 in de voorcalculatorische kostprijs van de sectoren Gevangeniswezen, Jeugd en TBS rekening worden gehouden met een opslag van respectievelijk f 50,– f 66,– en f 107,– per dag. De opslagen geven een indicatie van de gemiddelde gebruiksvergoeding, welke ingaande 1999 aan de Rijksgebouwendienst wordt betaald. Een meer definitieve opslag dient nog te worden berekend en vastgesteld.
Gevangeniswezen
Het reeds lopende traject om te komen tot inhoudelijke productspecificaties is in 1999 voortgezet. Aan de hand van de vooraf bepaalde methode worden alle bestaande differentiaties beschreven naar: doelstelling, doelgroep, selectie en plaatsing, alsmede naar de uit te voeren activiteiten en te behalen prestatieindicatoren op het niveau van de onderscheiden «processen». Dit project zal worden afgerond ten behoeve van het begrotingsjaar 2000. Met de invoering van de nieuwe normprijzen wordt mede beoogd redelijke personele en materiële normen per productdifferentiatie te verkrijgen, waarin tevens de opgelegde integrale budgetkortingen zijn verwerkt.
Jeugdsector
De normprijzen voor opvang- en behandelplaatsen binnen rijks- en particuliere inrichtingen zijn vanaf 1999 gebaseerd op een onderbouwde normprijssystematiek. De normprijzen zijn voor zowel rijks- als particuliere plaatsen berekend voor dezelfde vijf producttypen. De systematiek is gebaseerd op een eerder opgesteld «masterplan» voor de personeelsformaties (waarbij is uitgegaan van een standaardgrootte van inrichtingen), bestaande en deels ook herziene personele en materiële normen, parameters op o.a. het gebied van «groepsgroottes pupillen» en een aantal noodzakelijke «opslagen». In de hoogte van normprijzen bestaat verschil tussen rijks- en particuliere inrichtingen op grond van drie majeure componenten, te weten de zelf te dragen eigenaarslasten van onderhoud aan particuliere inrichtingen versus de huur die de rijksinrichtingen aan de RGD verschuldigd zijn, de onderwijsvoorziening die bij particuliere inrichtingen verzorgd wordt door OCW en de duurdere CAO/rechtspositieregeling van het personeel bij rijksinrichtingen. De invoering per planjaar 1999 heeft niet geleid tot problemen. De toeslagen zullen in de komende jaren worden afgebouwd om zoveel mogelijk te komen tot een «integrale» kostprijs. In aansluiting op de normeringsoperatie is een traject gestart om te komen tot inhoudelijke productspecificaties m.n. op gebieden van de benodigde formatie groepsleiders, als ook het dagprogramma, de activiteiten en het onderwijs aan pupillen. Deze specificaties zullen in 2000 zo mogelijk worden voorzien van output-indicatoren om te komen tot sturen op resultaat. Voor het planjaar 2000 zal dit traject leiden tot een enkele nieuwe productprijs namelijk voor het onderscheiden product «eindfase-plaatsen». Dit traject zal uiteindelijk leiden tot een integrale herijking van de huidige normprijzen. Daarin zal een nadere relatie gelegd worden tussen benodigde financiële middelen,
de te bereiken productkwaliteit en de aansturings- en verantwoordingsrelatie naar centraal niveau. De voorcalculatorische kostprijzen zijn opgebouwd uit de normprijzen vermeerderd met opslagen. Er is een algemene opslag voor specifiek aan de inrichtingen toe te kennen gelden voor kwaliteit, onderhoud, bijzondere omstandigheden en niet-genor-meerde toevoegingen zoals kapitaalslasten. Daarnaast is sprake van een opslag voor overheadkosten (hoofdkantoor en landelijke diensten).
TBS-sector
De budgetten voor de particuliere TBS-inrichtingen en de rijksbehandel-inrichtingen worden vastgesteld op basis van de systematiek van het COTG (Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg), zij het dat enerzijds vanwege de hogere groepsgrootte een korting wordt toegepast en anderzijds een toeslag wordt gegeven vanwege de kleinschaligheid. In de hoogte van normprijzen bestaat verschil tussen rijks- en particuliere inrichtingen op grond van de wijze van financiering van de gebouwen (rijksinrichtingen worden gehuurd bij de Rijksgebouwendienst; de particuliere inrichtingen worden ten dele gefinancierd via de kapitaalmarkt en zijn deels a fonds perdu gefinancierd en/of reeds afgeschreven) en de duurdere CAO/rechtspositie-regeling van het personeel bij rijksinrichtingen.
De normprijzen voor de gesloten en open plaatsen binnen de rijksen particuliere TBS-inrichtingen betreffen in hoofdzaak (gemiddelde) COTG-tarieven, waarbij rekening wordt gehouden met DJI-specifieke omstandigheden, zoals beveiliging van de TBS-inrichtingen. In 1999 heeft het Nederlands Ziekenhuis Instituut (NZI) en GGZ-Nederland in opdracht van de ministeries van VWS en Justitie een onderzoek naar een nieuwe tariefstructuur van de forensische psychiatrie, naar analogie van de onderzoeken in de overige onderdelen van de geestelijke gezondheidszorg, voltooid.
Het onderzoek heeft zich uitgestrekt tot alle onderdelen van de forensische psychiatrie en is onder meer uitgemond in de vaststelling van een beperkt aantal bekostigingscategorieën. Voorts zal het COTG in 1999 beleidsregels voor de gehele forensische psychiatrie opstellen. De sector TBS zal zich in beginsel hierbij aansluiten. Deze beleidsregels zullen per 1-1-2000 budgettair neutraal worden ingevoerd.
Landelijke diensten
De producten van de Landelijke diensten worden in toenemende mate genormeerd. In 2000 zal dit project worden afgerond. Het ligt voorts in het voornemen om op basis van de normen te komen tot een vorm van outputfinanciering.
Hoofdkantoor DJI
De kosten van het hoofdkantoor DJI worden berekend op grond van de vastgestelde personeelsformatie en een beleidsmatig vastgesteld budget voor centrale uitgaven (o.a. uitgaven ten behoeve van automatisering).
Opbrengsten arbeid
De opbrengsten arbeid worden geraamd op basis van genormeerde bedragen voor uurtarieven, onderhoud en gereedschappen. De hoogte van de tarieven is mede afhankelijk van de aard van de werkplaats (o.a. hout-, metaal- en textielwerkplaatsen). Voorts wordt bij de raming rekening gehouden met het beschikbare aantal werkdagen per jaar. De te gebruiken grondstoffen worden doorberekend aan de opdrachtgever. Aan de externe opdrachtgevers wordt geleverd tegen marktprijzen.
Overzicht van productcategoriën en prijzen
Voorcalculatorische dagprijzen per sector inclusief sectorale toeslagen en overhead Landelijk diensten en hoofdkantoor
(x f 1 mln.)
Gevangeniswezen
real.98
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Huis van bewaring regulier Huis van bewaring sober regime Huis van bewaring vreemdelingen (voor zover in gemeenschapsregime) Gesloten gevangenis Bijzonder beveiligde plaatsen Bijzondere opvangplaatsen in gesl. inr. (Half)open gevangenis VN-cellen
Arrestanten in politiecellen Penitentiaire programma’s Experimentele plaatsen
255,2 |
328,63 |
323,13 |
320,92 |
320,75 |
320,69 |
320,69 |
227,88 |
315,88 |
309,25 |
307,06 |
306,89 |
306,83 |
306,83 |
241,39 |
322,49 |
318,79 |
316,6 |
316,43 |
316,37 |
316,37 |
244,28 |
334,87 |
326,88 |
324,69 |
324,52 |
324,46 |
324,46 |
504,13 |
497,34 |
488,85 |
486,66 |
486,49 |
486,43 |
486,43 |
420,73 |
452 |
445,96 |
443,77 |
443,6 |
443,54 |
443,54 |
216,54 |
295,25 |
288,09 |
285,9 |
285,73 |
285,67 |
285,67 |
523,12 |
516,49 |
514,3 |
514,13 |
514,07 |
5 14,07 |
|
176,5 |
176,5 |
176,5 |
176,5 |
176,5 |
176,5 |
176,5 |
146,81 |
129,57 |
129,57 |
129,57 |
129,57 |
129,57 |
|
525,13 |
Rijks justitiële jeugdinrichtingen
real.98
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Opvang plaatsen Behandel-gesloten plaatsen Behandel-open plaatsen FOBA (V)IC
511,35 |
579,6 |
571,1 |
567 |
566,84 |
566,79 |
566,99 |
615,08 |
631,34 |
622,84 |
618,74 |
618,58 |
618,53 |
618,73 |
425,25 |
607,62 |
599,12 |
595,02 |
594,86 |
594,81 |
595,01 |
860,8 |
912,14 |
903,64 |
899,54 |
899,38 |
899,33 |
899,53 |
Particuliere justitiële jeugdinrichtingen
real.98
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Opvang plaatsen Behandel-gesloten plaatsen Behandel-open plaatsen Gemiddeld
412,58
420,29 |
419,64 |
419,53 |
419,51 |
419,51 |
419,51 |
461,78 |
461,13 |
461,02 |
461 |
461 |
461 |
438,42 |
437,77 |
437,66 |
437,64 |
437,64 |
437,64 |
Rijks TBS-inrichtingen
real.98
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Basis-gesloten plaatsen Open plaatsen Pieter Baan Centrum Meijers Instituut
846,24 |
886,49 |
882,94 |
883,91 |
883,75 |
883,71 |
883,71 |
435,29 |
627,53 |
623,98 |
624,95 |
624,79 |
624,75 |
624,75 |
1 222,58 |
1 320,88 |
1 317,33 |
1 318,3 |
1 318,14 |
1 318,1 |
1 318,1 |
892,98 |
1 049,15 |
1 045,6 |
1 046,57 |
1 046,41 |
1 046,37 |
1 046,37 |
Particuliere TBS-inrichtingen |
real.98 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Basis-gesloten plaatsen Open plaatsen |
789,78 480,85 |
802,24 523,79 |
801,79 523,34 |
801,29 522,84 |
801,27 522,82 |
801,27 522,82 |
801,29 522,84 |
Hierboven is ter toelichting op de voorcalculatorische dagprijzen onder «Algemeen» al aangegeven dat met ingang van de begroting 2000 de in eerdere begrotingen afzonderlijk gepresenteerde «nog toe te rekenen posten» als opslag zijn begrepen in de dagprijzen. Voorts zijn per 1999 in de nieuwe dagprijzen de aan de Rijksgebouwendienst te vergoeden gebruiksvergoedingen opgenomen. Deze wijzigingen te samen met de opwaartse effecten van de CAO 1999–2000 veroorzaken in hoofdzaak de stijging van de prijzen ten opzichte van de realisatie 1998. In de sector TBS is voorts een aantal posten niet meegenomen in de COTG-tarieven, deze posten zijn in de gerealiseerde dagprijs 1998 wel opgenomen. Tenslotte geldt nog dat in de tabellen over dagprijzen en productie-aantallen geen rekening is gehouden met de capaciteitsuitbreidingen en de invulling van de taakstelling van f 115 mln. uit het Regeerakkoord 1998–2002. Afhankelijk van de effecten van de uitbreidingen en of compensatie van de taakstelling op de betrokken differentiaties, zullen de wegingsfactoren (en dientengevolge de gemiddelde dagprijs) kunnen wijzigen. De gepresen- teerde, meerjarige ontwikkeling van de dagprijzen van het Gevangeniswezen en de Jeugdsector dragen om deze redenen nog een voorlopig karakter.
Capaciteiten per productcategorie, gemiddelde standen(«Q») Zoals hiervoor aangegeven is in onderstaande tabellen betreffende de capaciteiten geen rekening gehouden met de voorgestelde oplossingen ter compensatie van de taakstelling van f 115 mln. uit het regeerakkoord 1998–2002. Voor de (gedeeltelijke) invulling van de capaciteitsuitbreidingen uit het regeerakkoord wordt verwezen naar de voorstellen aangaande de uitbreiding in de TBS en Jeugdsector onder «Beleidsontwikkelingen».
Capaciteiten per product, gemiddelde standen (Q)
Capaciteit per product
Gevangeniswezen |
real. ’98 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Huis van bewaring regulier |
6 171 |
6 285 |
5 640 |
5 670 |
5 589 |
5 589 |
5 589 |
Noodmaatregelen/overvol |
376 |
340 |
340 |
340 |
340 |
340 |
340 |
Huis van bewaring sober regime |
789 |
1 223 |
1 811 |
1 901 |
1 982 |
1 982 |
1 982 |
Huis van bewaring vreemdelingen |
1 277 |
1 220 |
1 123 |
1 123 |
1 123 |
1 123 |
1 123 |
Gesloten gevangenis |
2 043 |
1997 |
2 458 |
2 502 |
2 502 |
2 502 |
2 502 |
Bijzonder beveiligde plaatsen |
250 |
297 |
276 |
276 |
276 |
276 |
276 |
Bijzondere opvangplaats gesloten inrichting |
828 |
825 |
853 |
853 |
853 |
853 |
853 |
(Half)open gevangenis |
1 467 |
1 335 |
1 362 |
1 308 |
1 308 |
1 308 |
1 308 |
VN-cellen |
0 |
36 |
36 |
36 |
36 |
36 |
36 |
Arrestanten in politiecellen |
160 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
Penitentiaire programma’s |
0 |
368 |
421 |
421 |
421 |
421 |
421 |
Experimentele plaatsen |
40 0 0 0 0 0 0 |
||||||
13 401 |
14 226 |
14 620 |
14 730 |
14 730 |
14 730 |
14 730 |
De ontwikkeling van de omvang van de capaciteit van de productdifferentiaties «huis van bewaring regulier» en «huis van bewaring sober regime» dienen in samenhang te worden bezien. Voorts geldt dat in 1999 aanvullende noodmaatregelen ook tot uitdrukking komen in het hogere ramingscijfer van het «huis van bewaring regulier».
De na te streven bezettingsgraad bij het Gevangeniswezen bedraagt voor 2000 gemiddeld 98,8%.
Overzicht capaciteit
Rijks justitiële jeugdinrichtingen
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Opvang plaatsen Behandel-gesloten plaatsen Behandel-open plaatsen FOBA (V)IC
356 |
395 |
435 |
464 |
464 |
464 |
464 |
179 |
169 |
228 |
263 |
263 |
263 |
263 |
71 |
129 |
121 |
140 |
140 |
140 |
140 |
40 |
40 |
40 |
40 |
40 |
40 |
40 |
Totaal capaciteit
646
733
824
907
907
907
907
Overzicht capaciteit
Particuliere justitiële jeugdinrichtingen
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Opvang plaatsen Behandel-gesloten plaatsen Behandel-open plaatsen Inkoopplaatsen
237 |
254 |
301 |
301 |
301 |
301 |
301 |
230 |
251 |
250 |
240 |
240 |
240 |
240 |
312 |
375 |
379 |
355 |
355 |
355 |
355 |
35 |
46 |
46 |
46 |
46 |
46 |
46 |
Totaal capaciteit
814
926
976
942
942
942
942
De na te streven bezettingsgraad bij de sector Jeugd bedraagt voor 2000 gemiddeld 97%.
Overzicht capaciteit
Rijks TBS-inrichtingen
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Basis-gesloten plaatsen Open plaatsen Pieter Baan Centrum Meijers Instituut
260 |
330 |
311 |
261 |
261 |
261 |
261 |
40 |
52 |
55 |
49 |
49 |
49 |
49 |
32 |
32 |
32 |
32 |
32 |
32 |
32 |
60 |
64 |
60 |
60 |
60 |
60 |
60 |
Totaal capactiteit |
392 |
478 |
458 |
402 |
402 |
402 |
402 |
Overzicht capaciteit |
|||||||
Particuliere TBS-inrichtingen |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Basis-gesloten plaatsen Open plaatsen |
394 43 |
401 74 |
412 57 |
486 57 |
486 57 |
486 57 |
486 57 |
Totaal capaciteit |
437 |
475 |
469 |
543 |
543 |
543 |
543 |
De capaciteitstoename in de sector TBS is mede benut ter realisatie van de doelstelling om 10% als open capaciteit te realiseren. Ten aanzien van de TBS-capaciteit wordt opgemerkt, dat ook nog structureel capaciteit ten behoeve van TBS-gestelden in gebruik is in een aantal inrichtingen, welke vallen onder het beleidsterrein van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze laatstgenoemde capaciteit is in deze artikelsgewijze toelichting in een afzonderlijke tabel gepresenteerd. De na te streven bezettingsgraad in de TBS-sector bedraagt voor 2000 gemiddeld 99,4%.
Opbouw baten en lasten volgensPxQ-benadering Vermenigvuldiging van de dagprijs («P») en de gemiddelde capaciteit («Q») perproduct(categorie) levert voor de DJI in vergelijking met de meerjarenraming baten en lasten, en aansluitend op de liquiditeitsraming, het volgende beeld op:
Opbouw baten en lasten volgens pxq-benadering
(x f 1000)
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Totaal inrichtingen (incl. overhead)
2 264 035 2 290 240 2 308 125 2 306 892 2 306 606 2 307 658
– Gevangeniswezen
– Rijks Jeugdinrichtingen
– Particuliere Jeugdinrichtingen
– Inkoopplaatsen Jeugdinrichtingen
– Rijks TBS-inrichtingen
– Particuliere TBS-inrichtingen
Niet toe te rekenen posten
Nog toe te rekenen posten
Beleidsintensiveringen
– Voorwerving/ cap.uitbreidingen
– Nader te verdelen intensiveringsgelden
– Nog in te vullen taakstellingen
1 662 404
164 435
141 280
5 723
158 625
131 568
26 883
155 940
38 821
34 037
15 434
-
-10 650
1 670 870
182163
148 739
5 968
151 039
131 461
23 111
62 520
38 745
30 500
49 457
-
-51 212
1 673
198
143
6
133
153
22
65
39
4
102
-77
175 1 671 911 1 671 649 1 672 600 960 198 908 198 894 198 957
187 083 701 019 972 261 054
143 182
6 198
133 677
153 016
22 926
57 072
58 090
143 180
6 198
133 671
153 015
22 891
55 148
56 793
143 186
6 198
133 699
153 019
22 891
72 931
56 793
143 0 0 0
084 156 405 155 109 155 109 173 -118315 -118316 -118316
Kader Baten en Lasten
2 485 679 2 404 616 2 425 412 2 424 979 2 421438 2 440 273
Terugontvangsten AWBZ
Uitbreidingsinvesteringen initiële kosten bouwgelden particuliere inrichtingen
210 723 -214 645
25 086 87 640
27 347 3 000
205 644 6 336
205174 690
205 174 - 205 174
Kader liquide middelen
2 387 682 2 220 318 2 226 104 2 220 495 2 216 264 2 235 099
Liquide middelen
Exploitatiebijdrage kerndepartement
Conversie eigen vermogen naar vreemd vermogen
Nog te ontvangen rentecompensatie
Nog te ontvangen bijdrage CAO 1999–2000 van BZK
Nog te ontvangen Kabinetsbijdrage 2000 e.v.
Investeringsbijdrage Kerndepartement
Financiering uit liquide middelen
2 065 712 1934 200 2 240 375 2 237 213 2 236 096 2 236 758 231 212
9 248 9 248 9 248 9 248 9 248 2 205
8679 9 056 9 084 9 093 9 093
2 067 917 2 173 339 2 248 679 2 235 545 2 234 437 2 235 099
25 701
2 093 618 2 173 339 2 248 679 2 235 545 2 234 437 2 235 099
294 064 46 979 -22 575 -15 050 -18 173 0
Kader liquide middelen
2 387 682 2 220 318 2 226 104 2 220 495 2 216 264 2 235 099
In bovenstaande tabel is per organisatie-eenheid de uitkomst volgens de PxQ-systematiek gepresenteerd. Ter toelichting op de uitkomsten het volgende.
In de uitkomsten per beleidsterrein is geen rekening gehouden met de invulling van de capaciteitsuitbreidingen volgens het Regeerakkoord 1998–2002.
De per organisatie-eenheid gepresenteerde reeks loopt min of meer parallel aan de groei van de capaciteit. Zo geldt voor het gevangeniswezen en de Rijks jeugdinrichtingen dat per 2001 de financiële effecten van de capaciteitsgroei zich niet meer manifesteren. Voor de particuliere jeugdinrichtingen leidt de incidenteel hogere (nood-)capaciteit in 2000 tot de aangegeven stijging. De daling bij de Rijks TBS-inrichtingen per 2000 en verder wordt verklaard door de aflopende noodmaatregelen.
Afzonderlijk gepresenteerd worden de categorieën «niet toe te rekenen posten», «nog toe te rekenen posten» en «beleidsintensiveringen». Eerstgenoemde categorie betreft het leveren van diensten aan derden. Het gaat hier vooral om het boven-arrondissementale vervoer van de Landelijke diensten.
De tweede categorie heeft betrekking op de posten die resteren nadat zoveel mogelijk posten met een structureel karakter als opslag meegenomen zijn in de voorcalculatorische normprijzen. De relatief hoge post in
1999 hangt samen met toeslagen voor bovennormatieve toevoegingen als gevolg van inrichtingsspecifieke situaties en incidentele posten.
De derde categorie heeft betrekking op zowel de kosten van voorwerving van personeel en projectorganisaties van lopende capaciteitsuitbreidingsprogramma’s. Voorts zijn opgenomen de intensiveringsgelden uit het Regeerakkoord 1998–2002 en de nog toe te delen middelen uit lopende uitbreidingsprogramma’s.
De nog in te vullen taakstellingen hebben betrekking op de opgelegde taakstelling van f 115 mln. uit het Regeerakkoord en het restant van de taakstelling 1999 (betreffende anticiperen op besparingen op grond van vertragingen van capaciteitsuitbreidingsprojecten in 1999 en 2000 te samen f 20 mln.). Eerder in deze begroting is beschreven dat de productietaakstelling betreffende de capaciteit van het Gevangeniswezen in 1999 en
2000 niet volledig wordt gerealiseerd. De dientengevolge optredende besparingen ad f 12 mln. compenseren de onderhavige taakstelling derhalve ten dele.
De aansluiting tussen de bijdrage van het Kerndepartement aan de DJI en het beschikbare kader van de liquide middelen wordt gevormd door onderstaande mutaties:
+ het omzetten van het eigen vermogen in vreemd vermogen per 1 januari 2000 – de toepassing van intertemporele compensatie – vooral benodigd ter financiering van de capaciteitsuitbreidingen via de rekening courant van de DJI met de Rijkshoofdboekhouding hiermee wordt een budgettair neutrale afstemming verkregen tussen de beschikbare en benodigde middelen. In bovenstaande tabel is deze reeks opgenomen als «financiering uit liquide middelen».
+ de departementale toedeling van de loonbijstelling vanwege het Ministerie van Financiën sluit niet aan op de middelen benodigd voor de uitvoering van de CAO 1999–2000. Bij Voorjaarsnota 2000 zal de kabinetsbijdrage, tranche 2000 alsnog aan de DJI meerjarenraming worden toegevoegd (structureel circa f 9 mln.). Voorts zal het ministerie van Binnenlandse Zaken uit de onderuitputting 1999 op het budget Regeling Ziektekostenvoorziening Rijkspersoneel bij de Najaarsnota 1999 nog gelden overhevelen naar de departementen ter medefinanciering van de CAO 1999–2000.
In de budgettaire kaders van de DJI is met de genoemde toevoegingen rekening gehouden.
Ambtelijk personeel
Het begrotingsbedrag 2000 is gebaseerd op een gemiddelde bezetting van 16 460 personeelsleden in full-time equivalenten (fte), van wie 16 200 fte actief regulier personeel en 260 fte non-actieven. Om inzicht te bieden in de raming worden onderstaand de ontwikkeling in aantal fte’s en de gemiddelde personeelsuitgaven gepresenteerd. In de overzichten is geen rekening gehouden met de nadere invulling van de capaciteitsuitbreidingen volgens het Regeerakkoord 1998–2002. Voorts is geen rekening gehouden met de gevolgen van de te treffen maatregelen ter compensatie van de in het Regeerakkoord 1998–2002 opgenomen taakstelling van f 115 mln.
Overzicht personeel
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Ambtelijk personeel
Penitentiaire Inrichtingen
– gemiddelde prijs (x f 1,–)
– fte’s
– begrotingsbeslag
– % van pers. uitg. DJI
Rijks TBS-inrichtingen
– gemiddelde prijs (x f 1,–)
– fte’s
– begrotingsbeslag
– % van pers. uitg. DJI
Rijks Jeugd Inrichtingen
– gemiddelde prijs (x f 1,–)
– fte’s
– begrotingsbeslag
– % van pers. uitg. DJI
Landelijke Diensten
– gemiddelde prijs (x f 1,–)
– fte’s
– begrotingsbeslag
– % van pers. uitg. DJI
Hoofdkantoor
– gemiddelde prijs (x f 1,–)
– fte’s
– begrotingsbeslag
– % van pers. uitg. DJI
DJI totaal
– gemiddelde prijs (x f 1,–)
– fte’s
– begrotingsbeslag
– % van pers. uitg. DJI
71 590 |
73 500 |
74 700 |
74 560 |
74 550 |
74 545 |
74 545 |
11 135 |
11 563 |
11 955 |
11 985 |
11 959 |
11 933 |
11 933 |
797 152 |
849 848 |
893 021 |
893 620 |
891 530 |
889 577 |
889 577 |
0,665 |
0,653 |
0,666 |
0,669 |
0,669 |
0,667 |
0,666 |
84 428 |
84 430 |
88 000 |
88 390 |
88 360 |
88 360 |
88 360 |
1 103 |
1 307 |
1 240 |
1 075 |
1 075 |
1 075 |
1 075 |
93 096 |
110 357 |
109 082 |
95 017 |
94 985 |
94 985 |
94 985 |
0,078 |
0,085 |
0,081 |
0,071 |
0,071 |
0,071 |
0,071 |
77 666 |
78 800 |
79 165 |
79 700 |
79 630 |
79 630 |
79 630 |
1 207 |
1 389 |
1 667 |
1 752 |
1 752 |
1 752 |
1 752 |
93 724 |
109 461 |
131 930 |
139 607 |
139 476 |
139 476 |
139 476 |
0,078 |
0,084 |
0,098 |
0,105 |
0,105 |
0,105 |
0,104 |
84 905 |
87 800 |
87 950 |
87 765 |
87 745 |
87 745 |
87 745 |
1 183 |
1 302 |
1 426 |
1 434 |
1 434 |
1 433 |
1 433 |
100 411 |
114 328 |
125 445 |
125 823 |
125 794 |
125 741 |
125 741 |
0,084 |
0,088 |
0,094 |
0,094 |
0,094 |
0,094 |
0,094 |
110 672 |
116 000 |
116 290 |
116 800 |
117 200 |
117 250 |
118 330 |
152 |
153 |
173 |
173 |
173 |
173 |
173 |
16 822 |
17 748 |
20 122 |
20 222 |
20 291 |
20 264 |
20 451 |
0,014 |
0,014 |
0,015 |
0,015 |
0,015 |
0,015 |
0,015 |
74 512 76 476 77 739 77 612 77 603 77 603 77 615
14 780 15 714 16 460 16 419 16 392 16 366 16 366
1 101 216 1 201 742 1 279 599 1 274 289 1 272 077 1 270 043 1 270 230
0,919 0,923 0,955 0,954 0,955 0,953 0,951
Overig personeel
– niet-ambtelijk/uitzendkrachten/overig
– opleiding en vorming
– post-actief personeel personele uitgaven intertemp.comp./ILO /RA-taakst. en intensiev.
aansl. met kader B&L
51 184 54 386 13 234 15 550 14 875 18 261 21057
13 954 13 517 12 243 12 153 12 141 12 127 12 132
33 084 32 169 35 366 33 082 32 572 32 565 32 565
1 199 438 1 301 814 1 340 443 1 335 074 1 331 665 1 332 997 1 335 984
4 181 -22 135 -52 901 2 850 -134 -1466 -4 453
1 203 619 1 279 679 1 287 542 1 337 924 1 331 531 1 331 531 1 331 531
De groei in de personeelsaantallen in 2000 ten opzichte van 1999 houdt voornamelijk verband met de uitvoering van de voorgenomen capaciteitsuitbreidingen. De daling per 2001 betreft met name de TBS-sector, en houdt verband met de afloop van de noodmaatregelen per 2000.
De fluctuaties in de middensommen houden rekening met de effecten van de instroom van nieuw personeel in het kader van de capaciteitsuitbreidingen. Voorts houden de middensommen rekening met een volledige financiering van de aan de uitvoering van de CAO 1999–2000 verbonden kosten en de incidentele loonontwikkeling 2000. Rijksbreed geldt dat de financiering van de ILO, tranche 2000 eerst bij Voorjaarsnota 2000 aan de departementen wordt toebedeeld. Om een meer correct beeld te geven van de ontwikkeling van de loonsommen voor het begrotingsjaar 2000 dient evenwel met de ILO-ontwikkeling 2000 reeds rekening te worden gehouden.
Voor wat betreft de ontwikkeling van het aandeel «niet-ambtelijk personeel, uitzendkrachten en overige», wordt opgemerkt dat deze afhankelijk is van de inzet van extra uitzendkrachten en externen ter vervanging van regulier personeel. Deze inzet vindt plaats voornamelijk ter compensatie van de deelname van regulier personeel aan het opleidingstraject en ten behoeve van het opstarten van de capaciteitsuitbreidingen. Ter compensatie van de hiermee gemoeide kosten worden tijdens de uitvoering formatieplaatsen aangehouden. Naar verwachting zullen de desbetreffende uitgaven per 2000 lager uitvallen omdat alsdan sprake is van een situatie, waarin de forse capaciteitsuitbreidingen zijn gerealiseerd.
Overzicht overig personeel
Om het relatieve belang aan te geven van de onderscheiden personeelscategorieën in het totaal van de personele uitgaven van de DJI, wordt onderstaande tabel gepresenteerd.
Personeel in percentages
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Ambtelijk personeel
Non-actieven
Post-actieven
Opleiding en vorming
Niet ambtelijk personeel/uitzendkrachten
90,3% |
90,8% |
94,0% |
93,9% |
94,0% |
93,8% |
93,6% |
1,5% |
1,5% |
1,5% |
1,5% |
1,5% |
1,5% |
1,5% |
2,7% |
2,5% |
2,6% |
2,5% |
2,4% |
2,4% |
2,4% |
1,2% |
1,0% |
0,9% |
0,9% |
0,9% |
0,9% |
0,9% |
4,3% |
4,2% |
1,0% |
1,2% |
1,2% |
1,4% |
1,6% |
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
Met betrekking tot de realisatie en geraamde ontwikkeling van de aantallen fte’snon-actieven over de onderscheiden categorieën is het beeld als volgt:
Non-actieven
1998
1999
2000 2001 e.v.
Langdurig zieken Ouderschapsverlof Seniorenverlof Overig niet-actieven
115 |
95 |
96 |
96 |
117 |
125 |
128 |
128 |
22 |
22 |
23 |
23 |
10 |
13 |
13 |
13 |
Totaal
264
255
260
260
De fluctuatie van het geraamde aantal non-actieven houdt verband met de fluctuaties in de personele meerjarenraming.
Met het doel inzicht te geven in de nadere verdeling en ontwikkeling van de realisatie en raming van de aantallen fte’s, zoals deze worden onderscheiden binnen de categorieën post-actieven, wordt navolgend overzicht gepresenteerd.
FLO en wachtgelders
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
|
Functioneel leeftijdsontslag Wachtgelders |
270 458 |
285 464 |
340 486 |
399 485 |
465 484 |
572 483 |
Totaal |
728 |
749 |
826 |
884 |
949 |
1 056 |
De stijging van het geraamde aantal post-actieven houdt voornamelijk verband met de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand DJI.
Garanties
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 e.v. |
|
Garantieplafond |
|||||
Uitstaand risico per 1-1 |
84 699 |
99 026 |
98 220 |
97 293 |
96 227 |
Vervallen of te vervallen |
|||||
garanties |
|
-713 |
-820 |
|
|
Verleende of te verlenen |
|||||
garanties |
15 000 |
-93 |
|
|
|
Uitstaand risico per 31-12 |
99 026 |
98 220 |
97 293 |
96 227 |
95 002 |
Het betreft hier de bankgarantie voor hypothecaire leningen aan particuliere jeugdinrichtingen. Het feitelijke risico per 31-12-1998 bestaat uit de openstaande saldi van de hypothecaire leningen. Voor 2000 en verder zijn geen nieuwe bankgaranties voorzien. De toevoeging van f 15 mln. heeft betrekking op een geldopname door een inrichting waardoor het feitelijk risico toeneemt. De afname betreft de aflossingen op de lopende leningen.
03 AGENTSCHAP CENTRAAL JUSTITIEEL INCASSO BUREAU (CJIB)
Algemeen
Het CJIB maakt onderdeel uit van het ministerie van Justitie en wordt langs twee lijnen aangestuurd. De door de minister van Justitie benoemde Raad van Toezicht, waarin onder andere het Openbaar ministerie en het kerndepartement zijn vertegenwoordigd, toetst het inningsbeleid van het CJIB en de uitvoering daarvan. Aldus wordt gewaarborgd dat de inning in de pas loopt met het executiebeleid van het Openbaar Ministerie. Het ministerie van Justitie voorziet het CJIB van de benodigde middelen en houdt daarnaast toezicht op een binnen de gestelde kaders doelmatige aanwending van die middelen. Aan het hoofd van het CJIB staat een algemeen directeur die eindverantwoordelijk is voor zowel het gevoerde inningsbeleid als voor het beheer. De inhoudelijke en beheersmatige sturing komen samen in de zogenaamde planning en control cyclus. Op basis van een gefiatteerd jaarplan en begroting worden – na beoordeling en goedkeuring door het ministerie van Justitie – middelen aan het CJIB beschikbaar gesteld. Het verantwoordingsproces loopt langs dezelfde structuur.
Ontvlechting
De per 1 januari 1997 in gang gezette organisatorische overgang van de
Dienst Rechtspleging naar het Directoraat-generaal Preventie, Jeugd en
Sancties, en de daarmee verband houdende ontvlechting is vrijwel afgerond.
Huisvesting
In verband met de voortdurende groei van de organisatie, voornamelijk veroorzaakt door de toename van het aantal te verwerken sancties op grond van de Wet Administratiefrechtelijk Handhaving Verkeersvoorschrif-ten (WAHV) (mede verband houdende met de invoering van gebiedsprojecten en regioplannen) en de verdere taakuitbreiding (in 1999 is het takenpakket uitgebreid met de verwerking van de Transacties) is het CJIB noodzakelijkerwijs in vier panden gehuisvest om alle personeelsleden een werkplek te kunnen bieden. Einde 1999 zal het CJIB een vijfde pand betrekken om de hierboven vermelde groei te kunnen opvangen. Het CJIB gaat er vanuit dat tot aan de nieuwbouw hiermee de problematiek rond huisvesting is opgelost. De ontwikkelingen in het Nieuwbouwproject verlopen voorspoedig. Nieuwbouw zal worden gerealiseerd op een locatie in Leeuwarden; de grond hiervoor is reeds aangekocht. Voorzien wordt dat het nieuwe pand medio 2001 in gebruik kan worden genomen. Het pand wordt ingericht op een aantal van 510 werkplekken. Bij de bouw wordt er rekening mee gehouden dat het pand kan worden uitgebreid om een verdere stijging (aanvullende regioplannen) van het aantal benodigde werkplekken op te vangen (uitbreiding naar 600 werkplekken).
Leenfaciliteit ministerie van Financiën
Per 1 januari 2000 zal er een verandering worden doorgevoerd in de wijze van financieren van agentschappen. Voor het CJIB betekent dit dat het huidige eigen vermogen wordt omgezet in vreemd vermogen, ter hoogte van het saldo van de boekwaarde van de vaste activa per 31/12/99. Voor het bedrag van de omzetting in vreemd vermogen wordt het CJIB een lening verstrekt. Aflossing hiervan vindt plaats middels de afschrijvingsbedragen. Voor de te betalen rente wordt het CJIB door het ministerie van Financiën gecompenseerd. Voor het afsluiten van deze eerste lening is geen afsluitprovisie verschuldigd. Voorts wordt er een maximum gesteld aan de exploitatiereserve (bufferfunctie). Deze is voor het jaar 2000 door het ministerie van Financiën gesteld op 5% van de omzet van 2000.
Sturing
Sturing van het CJIB geschiedt onder andere op basis van een prestatiebegroting waarin kengetallen een vooraanstaande rol spelen. Deze kengetallen geven inzicht in de instroom van zaken, de interne verwerking daarvan, de daaraan verbonden kosten en de uitstroom van zaken. De kengetallen worden per bedrijfsproces in informatiemodellen gepresenteerd. Deze modellen vormen de basis voor het planning- en control-model. Het gaat hierbij om de onderstaande bedrijfsprocessen: + Sancties opgelegd op grond van de Wet Administratiefrechtelijke
Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV); + Geldboetes, opgelegd door de strafrechter; + Transacties ter voorkoming van verdere strafvervolging; + Ontnemingsmaatregelen (Plukze); + Schadevergoedingsmaatregelen (Terwee); + Vrijheidsstraffen; + Naheffingsaanslagen voor gefiscaliseerde parkeermeter- en parkeerautomaatovertredingen.
Om de communicatie tussen het ministerie en het CJIB te verbreden wordt gebruik gemaakt van de Balanced Scorecard (BSC). Met de BSC is het mogelijk om de strategie van het CJIB te vertalen in concrete en meetbare doelstellingen. Bij de bepaling van deze doelstellingen worden de kritieke succesfactoren van het CJIB sterk in het oog gehouden. Het CJIB heeft de BSC opgenomen in haar planning & control cyclus.
Per bedrijfsproces wordt verder periodiek informatie op geaggregeerd niveau verstrekt over de onderstaande productie gegevens:
Productie
Voor 2000 gaat het om de volgende aantallen:
WAHV-sancties (aantallen)
1997 1998 1999 2000
de beginvoorraad 1461 054 1706 911 1958 069 2133 069
de instroom van nieuwe zaken 4 653 690 5 255 625 6 829 000 7893 000
de uitstroom van afgedane zaken 4 407 833 5 004 467 6 654 000 7 718 000
de eindvoorraad 1706 911 1958 069 2133 069 2308 069
In bovenstaande productiecijfers is meegenomen de extra instroom als gevolg van de regioplannen, welke in het 2e halfjaar van 1999 van start gaan. Hieruit worden voor 1999 964 000 extra WAHV-sancties verwacht en in 2000 1 623 000 extra WAHV-sancties. Hieraan zijn toegevoegd 2 extra regioplannen, waaruit vanaf 2000 een extra instroom van nog eens 405 000 zaken wordt verwacht. Voorts is er een correctie (– 108 000 zaken) doorgevoerd op de te verwerken aantallen vanuit de gebiedsprojecten. De 6 extra regioplannen, welke halverwege 2000 plaats gaan vinden zijn niet opgenomen.
Boeten (aantallen)
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
|
de beginvoorraad de instroom van nieuwe zaken de uitstroom van afgedane zaken |
226 463 136163 147 141 |
215 485 118 853 136 770 |
197 568 120 000 120 000 |
197 568 120 000 120 000 |
de eindvoorraad |
215 485 |
197 568 |
197 568 |
197 568 |
Transacties (aantallen) |
||||
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
|
de beginvoorraad de instroom van nieuwe zaken de uitstroom van afgedane zaken |
2 303 10 439 11 023 |
1 719 30 220 24 584 |
7 355 106 000 50 000 |
63 355 396 000 396 000 |
de eindvoorraad |
1 719 |
7 355 |
63 355 |
63 355 |
Begin 1998 is het CJIB gestart met de uitvoering van transacties die voortvloeien uit de Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen (WAM). In de begroting 1999 is rekening gehouden met een instroom van 18 000 WAM-zaken. Vanaf eind 1999 zal het CJIB verantwoordelijk zijn voor de inning van alle OM-transacties.
Zoals uit bovenstaande gegevens blijkt heeft het CJIB te maken met een zeer snelle groei van het aantal te verwerken WAHV-sancties. Een gevolg hiervan is dat het apparaat continu onder druk staat. De grootste bottle-neck van de groei is het aantal beschikbare werkplekken. Momenteel heeft het CJIB huisvesting op verschillende locaties. Om de effectiviteit en de efficiency van de bedrijfsvoering op een zo hoog mogelijk peil te houden zal in het jaar 2001 een nieuw pand worden betrokken.
Effectiviteit
De effectiviteit wordt gemeten aan de hand van de behandelduur van afgedane zaken (weergegeven in perioden) en aan de hand van de ouderdom van nog in behandeling zijnde zaken (weergegeven in perioden). Het streven is er op gericht om in 1999 65% van de boete-vonnissen en 95% van de WAHV-sancties binnen één jaar af te doen. In 1998 bedroegen de afdoeningpercentages 63,2% resp. 95,7%. Voor 2000 en volgende zal worden gestreefd naar een verdere verhoging van de effectiviteit op boetevonnissen.
Kwaliteit
Hierbij gaat het om het aantal beroepen gericht aan de Officier van Justitie, aan de Kantonrechter, om het aantal verzetten tegen verhaal, het aantal kort-geding-zaken en om het aantal Ombudsmanzaken. Bovenstaande kwaliteitsgegevens worden per trimester gepresenteerd en uitgesplitst naar ongegrond, niet ontvankelijk, gegrond, wijziging en onbekend.
Kostprijs per product |
|||
1999 |
2000 |
2001 e.v. |
|
WAHV-sancties Boetevonnissen OM-transacties |
8,4 77,7 29,80/10,02 |
8,4 78,0 10,1 |
8,4 78,0 10,1 |
Bovenstaande kostprijzen zijn bepaald volgens de door het ministerie van Justitie geaccordeerde methodiek (kostprijsonderzoek CJIB). De kosten worden hierbij zoveel mogelijk rechtstreeks aan de producten toegerekend. Kosten die niet direct aan de producten kunnen worden toegerekend worden op basis van een opslag aan de producten toegerekend. Het betreft hier een integrale kostprijs. De kostprijs van een OM-transactie daalt in 1999 van f 29,80 naar 10,02 als gevolg van een nieuwe werkwijze. Vanaf 2000 zal de financiering van het CJIB plaatsvinden op basis van P *Q. De kostprijzen zijn vanaf 1999 opgehoogd met een component voor GBA-kosten en de kostprijzen zijn vanaf 2000 opgehoogd met een rentecomponent die moet worden betaald over een lening die is aangegaan met het ministerie van Financiën (stelselwijziging financiering agentschappen).
In 1998 heeft het CJIB een kostprijsonderzoek afgerond voor de producten Ontnemingsmaatregelen (Plukze), Schadevergoedingsmaatregelen (Terwee) en vrijheidsstraffen. Met het Openbaar ministerie en de Directie Rechtspleging zijn voor 1999 de kostprijzen en de te verwerken aantallen vastgesteld.
Vrijheidsstraffen (aantallen)
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
|
de beginvoorraad de instroom van nieuwe zaken de uitstroom van afgedane zaken de eindvoorraad |
5 016 9 138 7 395 6 759 |
6 759 21 254 12 912 15 101 |
15 000 18 000 18 000 15 000 |
15 000 18 000 18 000 15 000 |
Schadevergoedingsmaatregelen |
||||
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
|
de beginvoorraad de instroom van nieuwe zaken de uitstroom van afgedane zaken |
1 123 3 864 1 464 |
3 523 4 898 2 156 |
5 000 6 600 2 550 |
9 050 6 600 2 550 |
de eindvoorraad |
3 523 |
4 176 |
9 050 |
13 100 |
productie is 50% instroom + 50% uitstroom; begroting derhalve: 4 575.
Ontnemingsmaatregelen
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
|
de beginvoorraad de instroom van nieuwe zaken de uitstroom van afgedane zaken |
610 774 225 |
1 159 694 280 |
1 400 920 430 |
1 890 920 430 |
de eindvoorraad |
1 159 |
1 395 |
1 890 |
2 380 |
productie is 50% instroom + 50% uitstroom; begroting Kostprijs per product |
derhalve: 675. |
|||
1999 |
2000 |
2001 e.v. |
||
Schadevergoedingsmaatregelen Ontnemingsmaatregelen vrijheidsstraffen |
339 800 87 |
340 803 88 |
340 803 88 |
Financiering van de producten geschiedt als volgt:
Financiering
ministerie Opbreng-van Justitie sten van derden inning van WAHV-sancties inning van boetevonnissen inning van Transacties
Schadevergoedingsmaatregelen
Ontnemingsmaatregelen vrijheidsstraffen inning van naheffingsaanslagen
99% |
1% |
100% |
0% |
100% |
0% |
100% |
0% |
100% |
0% |
100% |
0% |
0% |
100% |
De 1% financiering van de inning van WAHV-sancties door derden wordt verklaard door het feit dat bij de incasso middels verhaal zonder dwangbevel f 50,– administratiekosten in rekening wordt gebracht bij de betrokkenen.
Relatieve verdeling aantal afgedane zaken:
Relatieve verdeling afgedane zaken
(x1000) %
inning van WAHV-sancties inning van boetevonnissen inning van OM-transacties
7 718 |
94% |
120 |
2% |
396 |
5% |
De begroting van baten en lasten van het agentschap CJIB
(x f 1000)
EUR1000
Code
1998
1999
2000
2000
2001
2002
2003
2004
func.
Baten
opbrengst moederdepartement nog te ontvangen OM/DRp/politie opbrengsten derden rentebaten
Verhaal Zonder Dwangbevel
Exploitatiebijdrage projecten
Totaal baten
48 421 67 928 78 491 35 618 79 728 79 265 79 266 79 266
150 300 600
3 130 150 300 600
1 420
68
136
272
110 348 684 5 258
54 821 68 978 82 679 37 514 83 856 83 333 83 334 83 334
3 130 150 240 600
3 130 150 180 600
3 130 150 180 600
3 130 150 180 600
8 8 6 26 6
03.1 03.1 03.1 03.1
Lasten
Apparaatskosten
– personele kosten
– materiële kosten
– bijzonder (deurwaarder)
– bijzonder (ICT)
– Rentelasten
– Gebruikersvergoeding
Afschrijvingskosten
– materieel
– immaterieel
Buitengewone lasten
Betip/Benelux boetes
Efficiencykorting
Fraudeplan
Totaal lasten
Saldo van baten en lasten
47 991 56 574 73 231 33 231 73 062 73 003 73 004 73 004
19 827 |
26 359 |
31 763 |
14 413 |
31 659 |
31 756 |
31 757 |
31 757 |
11 |
03.1 |
19 080 |
18 383 |
20 520 |
9 312 |
20 290 |
19 969 |
19 969 |
19 969 |
12 |
03.1 |
9 084 |
11 832 |
16 621 |
7 542 |
16 786 |
16 951 |
16 951 |
16 951 |
12 |
03.1 |
0 |
0 |
4 327 |
1 964 |
4 327 |
4 327 |
4 327 |
4 327 |
||
0 |
0 |
284 |
129 |
395 |
475 |
475 |
475 |
21 |
03.1 |
0 |
4 378 |
5 355 |
2 430 |
6 701 |
6 236 |
6 236 |
6 236 |
||
2 145 |
2 309 |
2 519 |
1 143 |
2 519 |
2 519 |
2 519 |
2 519 |
||
2 145 |
2 309 |
2 519 |
1 143 |
2 519 |
2 519 |
2 519 |
2 519 |
15 |
03.1 |
00000000 414 0 0 0 0 0 0 0
0 356 356 162 356 356 356 356
0 - 387 - 434 -197 - 545 - 624 - 624 - 624 0 1 360 1 360 617 1 360 1 360 1 360 1 360
50 550 64 590 82 679 37 514 83 856 83 333 83 334 83 334
4 271
4 388 0 0 0 0 0 0
Toelichting
Algemeen
In bovenstaande baten- en lastenoverzicht zijn tevens de kosten van projecten opgenomen. Hiermee maken de ICT-kosten structureel onderdeel uit van de kostprijzen. Het saldo baten en lasten van 1999 zal worden benut om een deel van de aanschaf van de installaties voor de nieuwbouw uit te bekostigen.
Lasten
Apparaatskosten
Ten opzichte van voorgaande jaren stijgen de apparaatskosten (personeel, materieel en gerechtskosten) wederom. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van het aantal te verwerken WAHV-sancties (zie kengetallen produktie) en verdere taakuitbreiding. Het aantal fte’s is als gevolg hiervan gestegen naar 456 fte’s in 2000. Het CJIB houdt voor 2000 rekening met een incidentele loonontwikkeling van 1,5%. De gemiddelde loonsom zal oplopen van fl. 62 900 in 1999 naar fl. 66 900 in 2000. In de ramingen is rekening gehouden met de incidentele loonontwikkeling.
econ.
Groei van de gemiddelde loonsom
Onderstaand een overzicht van de groei in gemiddelde loonsom:
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Ambtelijk personeel
– gemiddelde loonsom
– aantal fte’s
– Post-actief personeel
– wachtgelders (aantal personen)
62 600 66 900 66 700 66 900 66 900 66 900
411 456 456 456 456 456
111111
De te verwachten besparingen op de gerechtskosten voor de komende jaren zullen worden ingezet om het investeringsplan van het CJIB structureel inhoud te geven. Hiermee daalt de component voor gerechtskosten in de kostprijs en wordt er een component voor investeringen in ICT in de kostprijs opgenomen, waarmee het onvesteringsplan ter zake kan worden uitgevoerd.
Rente
Als gevolg van het gewijzigde beleid van het ministerie van Financiën inzake de financiering van agentschappen is het niet meer mogelijk om Bestemmingsreserves te vormen. Tevens wordt de hoogte van de Algemene Reserve gemaximeerd. Hiervoor in de plaats komt een leenfaciliteit, waaruit de eventueel benodigde middelen van het ministerie van Financiën kunnen worden geleend. De in dit kader te betalen rente wordt zichtbaar op de staat van baten en lasten en verdisconteerd in de kostprijs. De te betalen rente is tevens als opbrengst in de bijdrage van het departement is opgenomen.
Gebruikersvergoeding
In de opbrengst departement is de opgenomen bijdrage voor de gebruikersvergoeding gelijk aan de onder de lasten opgenomen vergoeding. Er is rekening gehouden met de extra kosten die verband houden met de uitbreiding van de tijdelijke huisvesting met een 5e pand. De kosten voor 2001 zijn in vergelijking tot voorgaande jaren extra hoog in verband met het betrekken van de nieuwbouw, waarbij extra kosten ontstaan omdat de tijdelijke huisvesting een overlap veroorzaakt.
Afschrijvingen materieel
De afschrijvingsbedragen zijn bepaald volgens een consistente gedragslijn (zelfde termijnen als voorgaande jaren). De afschrijvingstermijnen sluiten aan op de richtlijnen welke zijn vastgelegd in het Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid. Het CJIB maakt gebruik van de onderstaande termijnen:
+ grote computerconfiguraties 5jaar;
+ standaard software 3jaar;
+ inventarissen 7,5 jaar;
+ apparatuur 5jaar.
Buitengewone lasten
Er wordt voor 2000 niet rekening gehouden met buitengewone lasten.
Betip/Begische boetes
Het betreffen hier kosten die worden gemaakt in het kader van Betip en Belgische boetes. Sinds eind 1998 is bij het CJIB een nieuw systeem in produktie gegaan: Betip. Dit staat voor: betekening in persoon. Het systeem Betip is een direct gevolg van het politietraject «Decentraal Muteren OPS». De parketten leveren te betekenen stukken electronisch aan bij het CJIB. Van daaruit worden ze doorgestuurd naar het OPS. Met Belgische boetes wordt bedoeld de inning van geldboetes die in België zijn opgelegd aan Nederlanders. De door het CJIB ontvangen bedragen worden periodiek overgemaakt naar de betreffende ontvangkantoren in België.
Efficieny-korting
De efficiency-korting bestaat uit twee onderdelen, te weten: taakstelling ministerie van Justitie en taakstelling stelselwijziging financiering agentschap. De taakstelling van het ministerie van Justitie betreft het niet compenseren van het CJIB voor de kosten die worden doorberekend door de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). De taakstelling stelselwijziging financiering agentschap betreft het verschil tussen de compensatie voor de rente en de daadwerkelijke rente- en afsluitkosten.
Fraudeplan
In het kader van het Fraudeplan is f 1,5 mln. aan het CJIB ter beschikking gesteld waarvan f 0,14 mln. voor 175 extra ontnemingsmaatregelen. Het CJIB is samen met het Bureau Ontnemingwetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) een onderzoek gestart naar het versterken van de executie van Plukze-zaken. Dit moet tevens leiden tot aanpassing van enkele systemen.
Baten
Opbrengst derden
Voor 2000 verwacht het CJIB een vergoeding van f 150 000 voor de inning van door de gemeente opgelegde naheffingsaanslagen ter zake van gefiscaliseerde parkeerovertredingen. Voorts is een bedrag van f 600 000 opgenomen voor de administratieve vergoedingen in het kader van Verhaal zonder Dwangbevel bij WAHV-sancties. Hierbij wordt (is wettelijk vastgelegd) de bankrekening van betrokkene, die slechts een deel van de WAHV-sanctie heeft voldaan, voor het restant van het verschuldigde bedrag gedebiteerd. Tevens wordt een extra bedrag van f 50,– als vergoeding voor administratieve kosten van het CJIB van de bankrekening afgeschreven.
Opbrengst departement
Voor 2000 wordt een bijdrage van f 78,5 miljoen van het ministerie van
Justitie ontvangen. De bijdrage is ten opzichte van de ontwerpbegroting
1999 gestegen als gevolg van een toename in de productie. Het verschil tussen de opbrengst moederdepartement en de stand ontwerpbegroting
2000 van artikel 08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau wordt verklaard door intertemporele compensatie. De bijdrage aan het CJIB is in 1999 met f 6 mln. gekort en zal in 2000 en 2001 worden verhoogd met f 3 mln.
Rente
Voor het jaar 2000 wordt rekening gehouden met een rente-opbrengst van
f 300 000,–.
Buitengewone baten
Buitengewone baten zijn voor het boekjaar 2000 niet voorzien.
Nog te ontvangen OM/DRP/ politie
Deze vordering houdt verband met de ontvlechting van budgetten in het kader van de overgang van de incasso van alle transacties naar het CJIB.
Kasstroom overzicht van het agentschap CJIB
(x f 1000)
EUR1000
Code
1998
1999
2000 2000 2001 2002 2003 2004 econ. funct
Rekening Courant RHB per 1 januari |
15 321 |
18 230 |
4 072 |
1 848 |
+ saldo van baten en lasten |
4 271 |
4 388 |
||
+ afschrijvingen |
2 145 |
2 309 |
2 519 |
1 143 |
+/- toe-/afname liquide middelen |
||||
+/- toe-/afname voorraden |
0 |
0 |
||
-/+ toe-/afname kortlopende vorderin- |
||||
gen |
2 501 |
|
|
|
+/- toe-/afname voorzieningen |
|
|
-454 |
|
+/- toe-/afname kortlopende schulden |
|
-8 148 |
2 519 2 519 2 519 2 519 0000
totaal operationele kasstroom
– totaal investeringen
+ totaal boekwaarde desinvesteringen totaal investeringskasstroom – eenmalige uitkeringen aan moederdepartement + eenmalige storting door het moederdepartement – aflossingen op leningen + beroep leenfaciliteit totaal financieringskasstroom
Rekening Courant RHB per 31 december
6 456 3 547
5 277 2 881
119 2 525
54 1 146
2 519 7 362
2 519 1 736
2 519
3 515
2 519 2 159
15
03.1
52
03.1
-3 547 |
|
|
|
|
|
-3 515 |
|
||
|
-7 303 |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
8 |
03.1 |
|
0 0 0 |
3 000
9 828 |
1 361
4 460 |
3 000
7 362 |
0
1 736 |
0
3 515 |
0
2 159 |
8 77 8 |
03.1 03.1 03.1 |
|
0 18 230 |
4 072 |
3 006 4 672 |
1 364 2 120 |
3 456 2 975 |
-783 7 673 |
996 7 673 |
-360 7 673 |
Toelichting op het kasstroomoverzicht
Algemeen
In het kasstroomoverzicht is een wijziging in de financiering van het CJIB verwerkt. Het eigen vermogen van het CJIB is voor een groot deel omgezet in een langlopende lening. Het betreft een bedrag van 7,303 miljoen. Dit bedrag komt overeen met de geraamde boekwaarde van de vaste activa op 31 december 1999. De lening wordt aangegaan met het ministerie van Financiën. Voor de lening zal het CJIB rente moeten betalen. Omdat het hier in principe om een budgetneutrale stelselwijziging gaat zullen de rente- en afsluit-kosten eenmalig door het ministerie van Financiën worden gecompenseerd. Het gaat hier om een voorlopige verwerking van de wijziging in de financiering van het agentschap CJIB. De definitieve consequenties van de conversie worden vastgesteld op basis van de jaarrekening over 1999. Eventuele correcties die daaruit voortvloeien zullen op vergelijkbare wijze worden verwerkt in de eerste suppletore begroting 2000. De terugloop in liquide middelen houdt voornamelijk verband met de intertemporele overboeking van 6 miljoen in 1999 en de voortgang in de diverse (ICT-)projecten binnen het CJIB.
Beginsaldo
Het CJIB heeft als beleid dat de liquide middelen voldoende moeten zijn om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. De liquide middelen van 18,230 miljoen aan het begin van 1999 zijn noodzakelijk om de kortlopende verplichtingen te kunnen betalen en de reeds geaccordeerde projecten te kunnen uitvoeren. Het betreffen hier voornamelijk automatiseringsprojecten. Tevens is een bedrag gereserveerd om de tijdelijke huisvesting van het CJIB te kunnen financieren.
Kasstromen
+ De operationele kasstroom;wordt veroorzaakt door de mutaties die zich in de loop van de jaren voordoen in het werkkapitaal als gevolg van de normale bedrijfsvoering. Onder werkkapitaal wordt verstaan het verschil tussen de vlottende activa en passiva.
+ Investeringskasstroom;Het betreffen hier investeringen die worden gepleegd in de vaste activa. Hier onder vallen niet de uitgaven die worden gedaan in de software van de primaire systemen (worden niet geactiveerd).
+ Financieringskasstroom;Hieronder is de intertemperele overboeking opgenomen die met het ministerie van Financiën is afgesproken (– 6 mln.1999 en + 3,0 mln. 2000 en 2001). Deze afspraak is gemaakt omdat bepaalde huisvestingskosten en ICT-kosten pas in 2000 en 2001 tot uitgaven leiden. Daarnaast zijn de mutaties die verband houden de stelselwijziging financiering agentschappen (leenfaciliteit) opgenomen.
04 KORPS LANDELIJKE POLITIEDIENSTEN
Algemeen
Het Korps landelijke politiediensten maakt deel uit van één Nederlandse politie. Het neemt een positie in die wordt bepaald door zijn taken, zoals omschreven in hoofdstuk VI, art. 38 van de Politiewet 1993. Het KLPD verricht zelfstandige- en ondersteunende taken al dan niet in samenwerking met de andere korpsen. In het eerste geval weegt het (inter)nationale belang het zwaarst, in het laatste geval – gelet op de aard van de problematiek – de regionale/lokale belangen. In het gezamenlijke nationale belang verricht het korps taken teneinde het verkeer en vervoer op de hoofdinfrastructuur te land en te water veilig en gaande te houden binnen de voorgeschreven kaders. Ook de rol van het korps in de (inter)nationale informatiehuishouding op politiegebied is vitaal voor de politie als geheel.
Sturing
De Raad voor het KLPD vormt het bestuurs- en beheerscollege van het korps. De verantwoordelijkheden hiertoe zijn in artikel 39 lid 2 en 3 van de Politiewet 1993 verwoord. De Raad stelt het beleidsplan, de begroting en het jaarverslag inclusief de jaarrekening vast. Daarnaast verstrekt de Raad desgevraagd inlichtingen over de taken en de taakvervulling van het KLPD.
De verantwoordelijkheid aan de Korpsbeheerder over de taakuitoefening van het KLPD is ingebed in de planning & control cyclus. Als instrument hiervoor wordt gebruik gemaakt van managementsrapportages en het voeren van managementgesprekken. Hierbij worden de beleidsprioriteiten aangegeven door de Korpsbeheerder. De actuele beleidsthema’s zijn bestrijding van zware en/of georganiseerde criminaliteit, mobiliteit en veiligheid, handhaving milieuwetgeving, openbare orde handhaving en rampenbestrijding, persoonsbeveiliging, logistieke dienstverlening en innoverende- en informatietechnologie.
Administratieve organisatie
Het verbeterproces omtrent de administratieve organisatie bij het KLPD heeft zich in 1999 verder doorgezet. De opzet van de planning- en control cyclus is voldoende maar vereist nog nadere uitwerking. In 2000 zullen in deze verdere inhoudelijke verbeteringen tot stand worden gebracht. In 2000 zal verder uitvoering worden gegeven aan een structurele inbedding van de AO in de organisatie.
Beheersoverdracht KLPD naar BZK
In het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt over de aanpassingen van de Politiewet 1993. In dit verband zal de verantwoordelijkheid voor het beheer van het KLPD worden overgedragen van de Minister van Justitie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het streven van beide ministers is erop gericht de beheersovergang per 1 januari 2000 te realiseren. De beheersovergang van het KLPD zal begrotingstechnisch worden verwerkt bij voorjaarsnota 2000.
Taak/middelen discussie
In het rapport met de titel «Concrete voorstellen voor een duurzaam evenwicht tussen Taken en Middelen van het KLPD»zijn voorstellen geformuleerd om te komen tot een afstemming tussen financiële middelen en taken van het KLPD. Naar aanleiding van de aangedragen voorstellen is besloten een deel van de problematiek op te lossen door middel van een verhoging van de bijdrage aan het KLPD. Daarnaast zullen vanaf het jaar 2000 de kosten van de divisie Logistiek integraal worden doorberekend aan de afnemers. Beide maatregelen genereren een verhoging van de baten van het KLPD met f 30 mln. in 2000, oplopend tot f 40 mln. vanaf het jaar 2001 (zie ook de toelichting op de begroting van baten en lasten). Tenslotte zullen ook efficiencymaatregelen worden getroffen, resulterend in een structurele opbrengst van f 10 mln.
Conversie eigen vermogen
Conform de nieuwe regelgeving zal een deel van het agentschapsvermogen worden omgezet in vreemd vermogen. Deze omzetting heeft mede tot gevolg dat het agentschap rentelasten betaalt over het vreemd vermogen. Omdat deze wijzigingen voor de agentschappen niet waren voorzien wordt in verband met de conversie van eigen naar vreemd vermogen een structurele rentecompensatie verstrekt door het ministerie van Financiën. De definitieve consequenties van deze conversie wordt vastgesteld op basis van de jaarrekening 1999. De voorlopige consequenties zoals deze in de begroting 2000 worden verwerkt zijn:
Conversiebedrag eigen vermogen 2000 f154,349 mln.
Structurele rentecompensatie vanaf 2000 f6,174 mln.
Overgang Spoorwegpolitie
De Ministerraad heeft de principebeslissing genomen tot herpositionering van de Spoorwegpolitie van de NV Nederlandse Spoorwegen naar het Korps landelijke politiediensten. Uitgangspunt is dat de overgang voor het ministerie van Justitie i.c. het KLPD budgettair neutraal tot stand wordt gebracht. De overgang van de Spoorwegpolitie naar het KLPD zal bij Voorjaarsnota 2000 begrotingstechnisch worden verwerkt.
Begroting van baten en lasten van het agentschap KLPD
Hieronder wordt de begroting van baten- en lasten van het agentschap KLPD over de periode 1998–2004 gepresenteerd. In de gepresenteerde cijfers is nog geen rekening gehouden met de overgang van de Spoorwegpolitie per 1 januari 2000. Voorts is in de realisatiecijfers 1998 de IT-organisatie verwerkt tot 1 mei 1998. Dit omdat de IT-organisatie per 1 mei 1998 agentschap is onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Begroting van baten en lasten
(x f 1000)
EUR1000
Codering
1998
1999
2000
2000
2001
2002
2003
2004 Econ. Funct.
Totaal baten
452 729 452 969 481297 218 403 493 373 494 293 496 895 499 095
Opbrengst moederdepartement Opbrengst overige departementen Overige ontvangsten Rentebaten Buitengewone baten
394 267 408 635 439 263 199 329 451339 452 259 454 861 457 061 8 03.2
26 297 31755 22 626 10 267 22 626 22 626 22 262 22 626 8 03.2
31463 12 579 19 408 8 807 19 408 19 408 19 408 19 408 3 03.2
702 26 03.2
Totaal lasten
458 658 452 621 477 460 216 662 486 594 491396 496 835 499 577
Nog in te boeken efficiency Apparaatskosten
-
*personele kosten
-
*materiele kosten (incl. dotaties)
-
*huisvestingskosten Afschrijvingskosten Rentelasten leenfaciliteit
10 000
4 538 -10 000 -10 000 -10 000 -10 000
309 941 305 431 320 620 145 491 321067 322 333 325 558 325 558
106 176 89 055 83 938 38 089 83 938 83 938 83 938 83 938
19 635 28 506 12 935 28 519 2 8 519 28 519 28 713
42 541 38 500 46 730 21 205 53 805 56 742 58 961 61 395
7 666 3 479 9 265 9 864 9 859 9 973
31 |
03.2 |
12 |
03.2 |
12 |
03.2 |
52 |
03.2 |
11 |
03.2 |
Saldo van baten en lasten
5 929
348 3 837
1 741
6 779
2 897
60
482
Toelichting op de begroting van baten en lasten
Opbrengst moederdepartement
De in de bovenstaande staat van baten- en lasten opgenomen opbrengsten van het moeder-departement zijn conform de bijdragen zoals opgenomen onder artikel 10.04 (Bijdrage Korps landelijke politiediensten). Met ingang van 2000 wordt de bijdrage aan het KLPD verhoogd; in 2000 met f 20 mln. en f 30 mln. vanaf 2001. Door deze verhoging te financieren uit de verhoogde raming Boeten en Transacties kan een substantiële bijdrage worden geleverd aan het oplossen van de structurele financiële problematiek van het KLPD van circa f 40 mln. in 2000, oplopend tot f 50 mln. vanaf 2001.
Opbrengst overige departementen
Voor wat betreft de opbrengsten van overige departementen in 1999 levert het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een structurele bijdrage van f 8,1 mln. in de kosten van het Landelijk Recherche Team (LRT) alsmede een bijdrage van circa f 2,4 mln. in de kosten van de Dienst Recherche-samenwerking Nederlandse Antillen en Aruba. Voorts is een ontvangst opgenomen bij de CRI voor het NOVO-team (Nederlands Opsporingsteam voor Oorlogsmisdrijven) en BLOM (Bureau voor Politiële Ondersteuning van de Landelijk Officier van Justitie-MOT), gezamenlijk f 5,7 mln.
Tenslotte zal het KLPD, als gevolg van de gewijzigde budget-verantwoordelijkheid ten aanzien van het KLPD-deel van het VCOM-budget (ad f 3,1 mln.) van het KLPD naar het OM, de verbalen welke boven het aantal van 300 000 geproduceerd gaan worden declareren bij het OM tot een nader met het OM vast te stellen aantal.
Overige ontvangsten
De hier geraamde opbrengsten betreffen ontvangsten die het KLPD
verwacht te genereren uit het doorberekenen van de kosten van gedeta- cheerd personeel (ca. f 3 mln.), de verkoop van (afgeschreven) activa via de Dienst der Domeinen (ca. f 0,5 mln.) en overige door de divisies van het KLPD op aanvraag van derden geleverde diensten. Ten aanzien van de opbrengsten van de divisie Logistiek is vanaf 2000 een extra ontvangst van f 10 mln. structureel opgenomen, dit als gevolg van de doorberekening aan de afnemers in het in het kader van de taak/ middelendiscussie.
Efficiencymaatregelen
In het kader van de gehele structurele oplossing van de financiële problematiek van het KLPD zullen aanvullend efficiencymaatregelen worden genomen binnen de KLPD-organisatie (f 10 mln. vanaf het jaar
2000).
Apparaatskosten
In de hiervoor opgenomen staat van baten en lasten zijn aan de lastenkant afzonderlijk de personele en materiële exploitatiekosten van het KLPD inzichtelijk gemaakt. Onder de personele kosten vallen de kosten voor Actief Personeel, Niet-actief personeel, Post-actief personeel, Niet regulier personeel & uitzendkrachten en de personeelsgebonden kosten (o.a. reis-en-verblijfkosten binnen- en buitenland) van het personeel van het KLPD. Onder de materiële kosten vallen de (onderhouds)kosten voor huisvesting, automatisering, verbindingen, voertuigen, vliegtuigen en vaartuigen, opleiding en vorming, geweldsmiddelen en uitrusting en overig. In de gehanteerde kostenverdeling naar personele en materiële kosten is uitgegaan van het regionale rekeningschema zoals dit binnen de financiële administratie van het KLPD wordt gehanteerd. Volledigheidshalve is de verdeling over personele en materiële apparaatskosten nogmaals in onderstaand overzicht opgenomen.
Verdeling personeel en materieel
(Bedragen x f 1 000,=) |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Personele kosten Materiele expl.kosten |
305 431 108 690 |
320 620 112 444 |
321 067 112 457 |
322 333 112 457 |
325 558 112 457 |
325 558 112 651 |
Totaal apparaatskosten |
414 121 |
433 064 |
433 524 |
434 790 |
438 015 |
438 209 |
Stelselwijziging Rijkshuisvesting
In gevolge het Project Stelselwijziging Rijkshuisvesting (PSR) zijn per 1 januari 1999 huisvestings-budgetten aan de departementsbegrotingen toegevoegd. Voor het KLPD betreft het hier een structurele toevoeging vanaf het jaar 2000 met ca f 26,0 miljoen. De gepresenteerde huisvestingskosten geven deze reeks weer alsmede de kosten die uit de bestaande kaders van het KLPD worden gefinancierd.
Afschrijvingskosten
De in de Staat van baten- en lastenvermelde afschrijvingskosten betreffen de aan de historische aanschafwaarde gerelateerde afschrijvingskosten. De duur van de afschrijvingstermijn is per groep van gelijksoortige activa vastgelegd. Bij het KLPD worden de volgende termijnen gehanteerd.
Activa afschrijvingstermijnen
Jaren
Vliegtuigen
Vaartuigen
Voertuigen
Verbindingsmiddelen
Automatisering
Meubilair
Opsporingsapparatuur
Werkplaats/magazijnen
Audiovisuele hulpmiddelen
Wapens
Overig
10
10
5
5
4
10
5
5
5
7.5
7.5
Saldo van baten en lasten in meerjarig perspectief In meerjarig perspectief is in de gepresenteerde begroting sprake van positief bedrijfsresultaat in 2000, 2001 en 2002, afnemend tot een verlies in 2004. Het wegwerken van de in het verleden opgelopen investeringsachterstand is de oorzaak van dit wisselende beeld daar het afschrijvingsniveau behorend bij een ideaalcomplex nooit direct kan worden gerealiseerd. Door de opbouw van de afschrijvingen naar het gewenste niveau is in de eerste jaren sprake van een positief bedrijfsresultaat. Vanaf 2004 wordt dit tijdelijk omgezet in een verlies, dat echter wordt gecompenseerd door de positieve resultaten in eerdere jaren. In de jaren 2005 en 2006 zal het afschrijvingsniveau dalen (bereiken situatie ideaalcomplex) waarmee de gehele exploitatie sluitend – zonder substantiële overschotten en tekorten – kan worden gerealiseerd.
Investeringsbegroting 2000
In de onderstaande tabel is op hoofdgroep het investeringsplan 2000 van het KLPD opgenomen (exclusief de investeringen in groot vliegend en varend materieel). Vanaf 2000 zullen de voor de investeringen benodigde middelen worden verschaft via een beroep op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën.
Investeringsplan KLPD 2000
(bedragen x f 1000)
Af te voeren aantallen
Historische Aanschafwaarde
Huidige vervang
Uitbreiding innovatie totaal investering*
Totaal opleiding Totaal huisvesting Totaal voertuigen Totaal verbindingen Totaal automatisering Totaal wapens & uitrusting Totaal operationele activiteiten Geheime activa
1 |
11 |
13 |
0 |
13 |
573 |
1 849 |
1 966 |
0 |
1 966 |
90 |
14 939 |
15 186 |
0 |
13 186 |
252 |
2 058 |
2 080 |
0 |
2 080 |
1 197 |
25 902 |
22 785 |
0 |
18 785 |
40 |
208 |
219 |
0 |
219 |
350 |
7 197 |
11 577 |
763 |
9 750 |
00000
Totaal investeringsplan 2000
2 503
52 164
53 827
763
45 999
-
*bij het investeringsplan 2000 is er van uitgegaan dat op basis van de gehele huidige vervangingswaarde niet alles in het jaar 2000 vervangen kan worden.
Naast deze «standaardinvesteringen» is er in 2000 sprake van een extra investering in groot vliegend en varend materieel. In meerjarig perspectief bedraagt de investering in dit materieel ca. f 101 mln. waarvan in 2000 een bedrag van f 41,3 mln. direct wordt geïnvesteerd.
Kasstroomoverzicht 1998–2004
De kapitaaluitgaven- en ontvangsten van het KLPD worden toegelicht aan de hand van het hieronder opgenomen kasstroomoverzicht Hierin worden de kapitaalsuitgaven en -ontvangsten in meerjarig perspectief opgenomen.
Kasstroomoverzicht |
(x f 1 000,–) |
|||||||||
EUR1000 |
||||||||||
1998 |
1999 |
2000 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
econ. |
funct. |
|
Rekening Courant RHB per |
||||||||||
1 januari |
792 |
48 633 |
8 770 |
3 980 |
12 607 |
19 386 |
22 283 |
22 343 |
8 |
03.2 |
totaal operationele kasstroom |
37 305 |
38 848 |
50 567 |
22 946 |
60 584 |
59 639 |
59 021 |
60 913 |
8 |
03.2 |
– totaal investeringen |
|
-78 711 |
|
-39 615 |
|
|
|
|
3 |
03.2 |
+ totaal boekwaarde des- |
||||||||||
investeringen |
2 881 |
0 |
pm |
pm |
pm |
pm |
pm |
pm |
26 |
03.2 |
totaal investeringskasstroom |
|
-78 711 |
|
-39 615 |
|
|
|
|
||
– eenmalige uitkering aan |
||||||||||
moederdep |
0 |
0 |
|
-70 018 |
0 |
0 |
0 |
0 |
3 |
03.2 |
+ eenmalige uitkering van |
||||||||||
moederdep |
30 000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
8 |
03.2 |
– aflossing op leningen |
0 |
0 |
|
|
|
|
|
|
77 |
03.2 |
+ beroep op leenfaciliteit |
0 |
0 |
241 600 |
109 633 |
78 500 |
56 500 |
59 000 |
66 000 |
8 |
03.2 |
totaal financieringskasstroom |
30 000 |
0 |
40 570 |
18 410 |
24 695 |
|
39 |
4 605 |
||
Rekening Courant RHB per |
||||||||||
31 december |
48 633 |
8 770 |
12 607 |
5 721 |
19 386 |
22 283 |
22 343 |
26 948 |
Algemeen
In het bovenstaande overzicht is rekening gehouden met de wijzigingen die zullen worden aangebracht in de financiering van agentschappen met ingang 1 januari 2000. Als gevolg hiervan zullen er met ingang van 2000 leningen worden aangevraagd bij Financiën. Op dit moment wordt ervan uitgegaan dat deze leningen worden afgelost over een periode van 7.2 jaar, zijnde de gemiddelde afschrijvingstermijn bij het KLPD. De conversie van eigen naar vreemd vermogen is berekend op basis van de financiële verantwoording 1998 en de raming van investeringsuitgaven gedurende 1999. Het betreft hier dan ook een voorlopige raming van het beroep de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. De definitieve bedragen van de vermogensconversie zullen pas bekend worden na vaststelling van de financiële verantwoording 1999 en worden verwerkt bij voorjaarsnota 2000.
Toelichting saldo liquide middelen
Het geraamde overschot per ultimo 1998 op de liquiditeit wordt veroorzaakt door de investeringsimpuls zoals deze ultimo 1998 is uitgevoerd door het moederdepartement.
Producten en kengetallen
Productiegegevens
Het kwantificeren van de output van het KLPD maakt onderdeel uit van de planning- en control cyclus. Door middel van de hantering van kostendra-gers kan dan een koppeling worden gelegd naar de geldstroom in de planning- en controlcyclus ten behoeve van financieringsvraagstukken. De productstaten welke hiervoor gebruikt worden zijn momenteel in ontwikkeling. Hierdoor is de informatie op sommige plekken nog niet volledig. Met het overzicht « productindicatoren»is een overzicht van de productindicatoren zoals deze tot en met nu ontwikkeld zijn toegevoegd.
Kerntaken
De batenbegroting 2000 kan naar speerpunten van beleid worden toegespitst. In samenspraak met de Korpsbeheerder zijn door het KLPD kerntaken geformuleerd waarop de speerpunten van beleid nader worden ingevuld. In onderstaand overzicht is een (indicatieve) onderverdeling naar deze kerntaken weergegeven.
Kerntaken
Divisie
(bedragen x f 1 mln)
Mobiliteit Logistiek
Ond
CRI KDB Staf
LRT Centraal
Totaal in%
Mobiliteit |
41 |
Veiligheid |
41 |
Criminaliteit |
28 |
Milieu |
25 |
Persoonsbeveiliging |
|
Dienstverlening |
|
logistiek |
|
Interne dienstverle- |
|
ning |
|
Korpsbrede |
|
activiteiten |
|
Diversen |
12
18
6
37
19
104
14
28
27
5
26
39
59 |
12,3% |
47 |
10,5% |
184 |
41,3% |
44 |
9,9% |
28 |
6,3% |
12
63
5 39
2,7%
14,1%
1,1% 8,1%
Totaal
135
12
90
104
28
32
14
65
481
100,0%
(CRI) Centrale Recherche Informatiedienst (KDB) Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (LRT) Landelijke Recherche Teams (OND) Operationele ondersteuning
Overzicht product-indicatoren*
Rubriek Omschrijving Externe rapportage
POM *De indeling van product-indicatoren is gewijzigd. Een vergelijking met vorige jaren is niet mogelijk.
Categorie
Aantal eenheid
Divisie
1 Verkeer (vervoer), lucht/water/land
Snelheidscontroles, kenteken
Snelheidscontroles, staande houding
Snelheidscontroles, GVT
Autogordel
Rijgedrag, ergernis top 10
Techniek (algemeen)
Controles beroepsvaart, vaar- en rusttijden
Combi-controle recreatievaartuigen + snelle motorboten
300 000 |
Proces-verbaal |
Mobiliteit |
25 000 |
Proces-verbaal |
Mobiliteit |
475 000 |
Proces-verbaal |
Mobiliteit |
30 000 |
Proces-verbaal |
Mobiliteit |
7 500 |
Proces-verbaal |
Mobiliteit |
5 000 |
Proces-verbaal |
Mobiliteit |
4 500 |
controles |
Mobiliteit |
4 000 |
controles |
Mobiliteit |
9
Categorie
Aantal eenheid
Divisie
2 Openbare Orde
Inzet beredenen bij groot- en kleinschalig optreden Techn.en fac. onderst. Bij grootschalige politie-act.
3 Hulpverlening (rampenbestrijding)
4 Bijzondere wetten
5 Criminaliteit
Crim. bestr. transp. en log., verlenen van onderst. aan pol.regio’s
Crim. bestr. transp. en log., projecten.
Crim.bestr. transp. en log., voorber.projecten
Nachtsurveillance
Rech. advies en ontw. dmv programma’s en projecten
Ber.behandeling, Bemiddeling Interpol/Schengen
Identificatie, mbv Havank
Rech.info., Int.inlichtingen uitwisseling
Rech.info., Info-verstrekking op Nat.niveau
Rech.Info., , Coordinatiepunt Grensoverschrijdende Obs.
Criminele Rech. Informatie
Rech.informatie, inzet op meldpunten
Inzet beredenen bij vee & paardenhouderij en V M
6 Milieu
Surveillance en gerichte controle beredenen Controle geluidsemissie luchtverkeer
7 Vreemdelingenzorg
Voorselectie Identificatie Quick check
36 920 manuren Operationele ondersteuning
7 000 manuren Operationele ondersteuning
nb |
manuren |
2 |
aantal |
2 |
aantal |
35 000 |
manuren |
121 685 |
manuren |
73 493 |
manuren |
39 758 |
manuren |
73 493 |
manuren |
73 493 |
manuren |
49 397 |
manuren |
3 120 |
manuren |
3 120 |
manuren |
400 |
manuren |
13 253
manuren
Operationele ondersteuning Operationele ondersteuning Operationele ondersteuning Mobiliteit
Criminele Rech. Informatie Criminele Rech. Informatie Criminele Rech. Informatie Criminele Rech. Informatie Criminele Rech. Informatie
Criminele Rech. Informatie Operationele ondersteuning
Operationele ondersteuning Mobiliteit
Criminele Rech. Informatie
8 Persoonsbeveiliging
Koninklijke beveiliging, Totaal
Diplomatieke beveiliging, Totaal
9 Politie Operationele Ondersteuning
Gekwalificeerde techn.onderst. aan operaties
Sto-inzet nav convenant
Ontw./verbetering techn.hulpmiddelen
Elektr. Veiligheidsonderzoek + toetsing
Bijz.recherche zaken
Vlieguren tbv politie-regio’s, Klpd en Luchtfotografie
Vlieguren tbv kustwacht
9 Politie operationele ondersteuning
Stand-by ivm levensreddend en spoedeisende inzet
Inzet beredenen bij cer. en repr. taken
Inzet speurhonden en geleiders
Opl./tr./cert. van speurhonden tbv regio’s, douane en Kmar
Keuring en cert. van surveillancehonden tbv regio’s
Controle veiligheid watersport (ondersteuning tbv regio’s)
10 Logistieke dienstverlening
Omzet kleding, uitrusting, vuurwapens en munitie
Wapens (levering)
Munitie (levering)
Wapeninspecties-/reparaties
Beheer Gerechtelijke Wapens
Beheer munitie
100 150 |
manuren |
38 650 |
manuren |
50 000 |
manuren |
18 000 |
manuren |
30 000 |
manuren |
11 000 |
manuren |
71 083 |
manuren |
3 820 |
vlieguren |
1 950 |
vlieguren |
Aantal |
eenheid |
8 760 |
uren |
3 120 |
manuren |
7 620 |
manuren |
6 780 |
manuren |
1 500 |
manuren |
25 000 |
manuren |
Aantal |
eenheid |
34 |
in ƒ mln. |
370 |
leveringen |
6 mln |
stuks |
23 000 |
Inspecties |
11 000 |
aantal |
5 380 |
aantal |
Koninklijke en diplomatiek beveiliging
Koninklijke en diplomatiek beveiliging
Operationele ondersteuning Operationele ondersteuning Operationele ondersteuning Operationele ondersteuning Criminele Rech. Informatie Operationele ondersteuning Operationele ondersteuning
Divisie
Operationele ondersteuning
Operationele ondersteuning
Operationele ondersteuning
Operationele ondersteuning
Operationele ondersteuning
Mobiliteit
Divisie
Logistiek
Logistiek
Logistiek
Logistiek
Logistiek
Logistiek
TREFWOORDENREGISTER
Accountantscontrole 63
Administratieve organisatie 35, 63, 116, 225
ADR 149
Advocatuur 8, 45, 47, 58, 60, 61, 66, 68, 118, 149,
150, 191, 192
Aftappen 39
Agentschap 58, 63, 94, 114, 116, 117, 128, 162,
179, 181, 183, 184, 189, 190, 195, 196, 198, 200,
201, 222, 223, 226
Alternatieve geschillenbeslechting 14, 148, 151
AMK 101
AO 225
Arbeidstoeleiding 195
Asielbeleid 108
Asielzoeker 23, 46, 56, 57, 60, 61, 66, 67, 72, 84,
86, 94, 96, 98, 99, 100, 109, 110, 119, 120, 140, 148,
149, 151, 179, 181
Auteursrecht 11
Bedrijfsleven 14, 16, 105
Bedrijfsvoering 62, 76, 130, 180, 190, 201, 217,
224
Beheersovergang 41, 131, 132, 225
Beleidsontwikkelingen 148, 190, 208
Bestuursrecht 24
Bestuurszaken 75, 84, 86, 97, 118
Beveiliging 206, 232
Beveiligingsheffing 25
Bewakingskosten luchthavens 156
Bijzondere Opsporingsdiensten 43
Boeten en transacties 58, 60, 66, 68
Buffercapaciteit 98, 99, 179
Celcapaciteit 143
Centraal Justitieel Incassobureau 63, 84, 86, 100,
115, 116, 117, 134, 135, 215, 216, 217, 218, 220,
221, 222, 223, 224
COA 56, 61, 96, 97, 98, 99, 100
College van beroep studiefinanciering 44
Communicatietechnologie 13
Contourennota 14, 43, 44, 63, 130, 149
COTG 206
CRI 38, 227, 231
Directie Bestuurszaken 63, 97
DNA 27
DNA-technieken 34
Elektronisch toezicht 47, 194
Elektronische snelweg 24, 28
ESF 195
Europees Sociaal Fonds 195, 198
Europese regelgeving 18, 144
Euro 37, 58, 60, 64, 66, 67, 88, 89, 200
Financieel economische criminaliteit 36
Forensisch onderzoek 40
Gefinancierde rechtsbijstand 13, 14, 123, 147,
148, 149, 151, 152, 153
Georganiseerde criminaliteit 23, 34, 41, 225
Gerechtelijk Laboratorium 40, 123, 124, 156, 157,
158
Gerechtelijke Laboratoria 84, 86, 123, 156
Gerechtelijke Pathologie 123, 124, 156, 157, 159
Geschillenbeslechting 14
Geweld op straat 15
Gezinsvoogdij- 100
Gezondheidsrecht 28
Gratie 5, 6, 76, 77
Grote stedenbeleid 32, 69
Halt 30, 106, 111
Harmonisatie 24
Heenzendingen 47, 48
Immigratie- en Naturalisatiedienst 3, 72, 73, 84,
86, 94, 96, 179, 182
Incassobureau 3
Individuele trajectbegeleiding 30, 32, 69, 109
IND 46, 61, 96, 149, 179, 180, 181, 182, 184, 187
Informatietechnologie 14, 38, 225
Infrastructuur 4
Instituut Nederlandse Kwaliteit 80, 190
Integraal management 132
Integraal Veiligheidsprogramma 16
Integrale kostprijs 204, 218
Internationale rechtspraak 19
Jachtwet 77, 78
Jeugdbeleid 107
Jeugdcriminaliteit 28, 29, 59, 60, 66, 105, 107,
109
Jeugdinrichtingen 28, 47, 189, 199, 207, 208, 209,
210, 214
Jeugd 29, 31, 43, 101, 143, 189, 199
Jeugdreclassering 29, 56
Juridische infrastructuur 20
Kasstroomoverzicht 183, 184, 201, 223, 230
Kinderbescherming 29, 31
Kinderen 38
Kinderpornografie 38
Korps Landelijke Politiedienst 25, 41, 42, 58, 60,
66, 68, 69, 127, 128, 129, 162, 192, 225, 226, 227,
228, 229, 230, 231
Kostprijzen 58, 62, 104, 110, 111, 114, 117, 131,
152, 180, 181, 186, 196, 202, 204, 206, 218, 220
Kwaliteitsverbetering 98, 143, 149
Laboratoriumonderzoeken 40
Leemhuis 68
Management 14
MDW 5
(MDW 24
Mediation 14, 148, 149
Millenniumproblematiek 158, 200
Minderjarige asielzoeker 108
Minderjarigen 29, 30, 55, 57
Misbruik 10
Modernisering van de rechterlijke organisatie 24,
63
No cure no pay 46
Ondertoezichtgestelde minderjarigen 56
Ontvluchtingen 189
Openbaar Ministerie 33, 35, 72, 76, 84, 86, 88,
105, 115, 116, 123, 130, 131, 132, 134, 135, 137,
138, 142, 146, 215, 222
Opvoedingsondersteuning 32, 69, 105, 110
OTS 55
Pay 12
Penitentiair recht 28
Penitentiaire beginselenwet, 189, 194
Penitentiaire programma’s 47, 194, 195, 204
Penitentiaire program 198
Politiediensten 3
Politiewet 41, 42, 225
Privaatrecht 24, 25, 26
Prognoses 47, 61, 187, 191
Programma’s/elektronisch toezicht 194
Project Bijzondere Opsporingsdiensten 43
Project Versterking Rechterlijke Organisatie 130
Publiek-private samenwerking 13
Punitive damages 12
Pupillenregistratie 56, 57
PVRO 130
Raad van State 25, 26, 28, 149
Raad voor de Kinderbescherming 29, 30, 55, 63,
84, 86, 101, 102, 103, 104
Recherche 35, 126, 159, 232
Recht 10
Rechtsbijstand 12, 13, 45, 46, 58, 60, 66, 69, 105,
148, 149, 150, 151, 152, 153, 154, 155
Rechtshulp in strafzaken 41
Rechtspleging 5, 17, 21, 69, 123
Recidive 10
Reclassering 31, 63, 84, 86, 101, 104, 105, 107,
110, 194
Reorganisatie OM 34
Risico-afwenteling 14
Sanctiebeleid 47
Sanctiecapaciteit 60, 61, 66, 67
Schadefonds Geweldsmisdrijven 90, 100, 112
Schengen-akkoord 126, 160
Schengen 89, 91, 160, 232
Schuldsanering 139, 155
Seksueel misbruik 38
Slachtofferzorg 104, 105
Snelweg 11
Sober regime 193, 207, 208
SOV-plaatsen 193, 194, 198, 204
Strafrechtketen 44, 46, 159
Strafrecht 9, 10, 12, 16, 27, 28, 33, 106, 131
Straftoemeting 10
Stromingsmodel 191
Taakstraffen 27, 29, 30, 60, 102, 104, 105
Tariefcommissie 43, 44
TBS-inrichtingen 189, 192, 203, 206, 207, 209,
210, 212
TBS-plaatsen 191
Terugkeerbeleid 61
Toegankelijk recht 13
Uitgangspunten 9
Verdrag van Amsterdam 18, 23, 28
Verklaring van geen bezwaar 55
Versterking Rechterlijke Organisatie 25
VN-cellen 203, 207, 208
Voogdij 55, 56, 104, 110
Voorcalculatorische dagprijzen 204, 207
Vreemdelingenbeleid 19, 80
Vreemdelingenkamers 61, 140
Wapenbezit 25, 29, 39
Wet Wapens en Munitie 77, 78
Wetgeving 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 20, 24, 27, 37,
43, 47, 76, 123, 204
Wetgevingskwaliteit 18, 24
Wetgevingskwaliteitsbeleid 24
Wrb 148
Zelfregulering 8, 16
Zelfstandige bestuursorganen 62