Memorie van toelichting - Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2000 - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 26800 X - Vaststelling begroting Defensie 2000.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2000; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 21-09-1999 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST36528_2 |
Kenmerk | 26800 X, nr. 2 |
Van | Defensie |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1999–2000
26 800 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2000
Nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING
INHOUDSOPGAVE
A.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING
INLEIDING
HOOFDSTUK 1: INTERNATIONALE ASPECTEN VAN HET VEILIGHEIDSBELEID
1.1 Inleiding
1.2 Internationale samenwerking
1.2.1 De Top van Washington
1.2.2 De Europese veiligheids- en defensie-identiteit
1.2.3 Defensiesamenwerking met Midden- en Oost-Europese landen en Rusland
1.3 Wapenbeheersing
1.3.1 CSE-verdrag
1.3.2 Landmijnen
1.4 Vredesoperaties en humanitaire hulp
1.4.1 Algemeen
1.4.2 Nederlandse bijdrage aan vredesoperaties
1.4.3 Voormalig Joegoslavië en Albanië
1.4.4 Overige missies
1.5 Caribisch gebied
Algemeen
Koninklijke marine
Algemeen
Voortgang herstructurering
Koninklijke landmacht
Algemeen
Voortgang herstructurering
Koninklijke luchtmacht
Algemeen
Voortgang herstructurering
Koninklijke marechaussee
Voortgang herstructurering
Intensivering vreemdelingentoezicht
2.5.3 |
Accommodatie |
18 |
|
6 |
2.6 |
Defensie Interservice Commando (Dico) |
18 |
2.6.1 |
Algemeen |
18 |
|
7 |
2.6.2 |
Voortgang herstructurering |
19 |
7 |
HOOFDSTUK 3: HET PERSONEELSBELEID |
20 |
|
3.1 |
Voortgang herstructurering |
20 |
|
3.2 |
Personeelsvoorziening |
21 |
|
9 |
3.3 |
Arbeidsvoorwaarden |
22 |
9 |
3.4 |
Personeelsontwikkeling |
22 |
9 |
3.4.1. |
Arbeidsomstandigheden |
22 |
9 |
3.4.2. |
Emancipatie |
23 |
10 |
3.4.3. |
Minderheden |
24 |
3.5 |
Beleid voor postactieven |
24 |
|
10 |
|||
11 |
HOOFDSTUK 4: HET MATERIEELBELEID |
25 |
|
11 |
4.1 |
Algemeen |
25 |
11 |
4.2 |
Internationale materieelbetrekkingen |
25 |
12 |
4.2.1 |
Europese samenwerking |
25 |
12 |
4.2.2 |
Transatlantische samenwerking |
25 |
13 |
4.3 |
Defensie-industrie |
26 |
13 |
4.4 |
Afstoting |
26 |
14 |
4.5 |
Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling (WOO) |
26 |
15 |
4.6 |
Luchtvaartcluster |
27 |
4.7 |
Materieelprojecten |
27 |
|
16 |
4.7.1 |
Koninklijke marine |
27 |
16 |
4.7.2 |
Koninklijke landmacht |
27 |
16 |
4.7.3 |
Koninklijke luchtmacht |
28 |
16 |
4.7.4 |
Koninklijke marechaussee |
29 |
16 |
4.7.5 |
Multi-service projecten |
29 |
17 |
|||
17 |
HOOFDSTUK 5: RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU |
30 |
|
17 |
5.1 |
Defensie, Ruimtelijke Ordening en Milieu |
30 |
17 |
5.2 |
Ruimtelijke ordening en milieu |
31 |
17 |
5.3 |
Geluidszonering |
31 |
17 |
5.4 |
Bodemsaneringsprogramma |
32 |
18 |
|||
18 |
|||
18 |
HOOFDSTUK 6: DE DEFENSIE-ORGANISATIE EN BEDRIJFSVOERING
6.1 Veranderingsproces
6.2 Militaire Inlichtingendienst
6.2.1 Reorganisatie
6.2.2 Voortgang plan van aanpak MID-archieven
6.3 Beleid Bedrijfsvoering Defensie (BBD) 2000
6.4 Informatievoorziening
6.5 Audits
6.6 Millennium
6.7 Financieel beleid en beheer
33
33 33 33 34 34 35 35 35 36
Artikel 01.27 Loonbijstelling 67
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 67
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 68
Artikel 01.28 Prijsbijstelling 68
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 68
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 69
Artikel 01.29 Overige departementale uitgaven 70
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 70
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 71
HOOFDSTUK 7: FINANCIEEL KADER
7.1 Inleiding
7.2 Invulling 2000
7.3 Verdeling over de bestedingscategoriën 1998–2000
C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen)
– Inleiding
– Begrotingsindeling
. Verplichtingen-kassystematiek
– Nieuwe mutaties
– Personele ramingen
. WAO en Bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid
– Loon- en prijspeil
– Loonbijstelling 1999
– Prijsbijstelling 1999
– Doelstellingen en operationele gereedheid
. Beleidsevaluaties
. Kengetallen
Beleidsterrein Algemeen
– Algemeen
– Artikel 01.20 Personeel en materieel
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen
– Het ressort Kerndepartement
– Het ressort Militaire Inlichtingendienst
– Artikelonderdeel 01.20.09 Wachtgelden
– Artikel 01.21 Subsidies en bijdragen
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen
– Artikel 01.22 Geheime uitgaven
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen
– Artikel 01.23 Internationale verplichtingen
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen
– Artikel 01.24 Garanties
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid
– Artikel 01.25 Milieumaatregelen
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen
– Artikel 01.26 Technologie-ontwikkeling
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen
37
37 37 39
40
40
40 40 40 41 41 41 42 42 42 42 42 43
43
43
44 44 45 47
51 53
55 55 56
58 58 58
58 58 59
61 61
61 61 62
63 63 64
Beleidsterrein Pensioenen en uitkeringen 76
– Artikel 02.02 Militaire pensioenen en uitkeringen 76
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 76
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 77
Beleidsterrein Koninklijke marine 82
– Algemeen 82
– Artikel 03.20 Personeelenmaterieel 82
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 82
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 83
– Het ressort Commandant der zeemacht in Nederland 85
– Activiteitentoelichting 89 – Het ressort Commandant der zeemacht in het
Caribisch gebied 90
– Activiteitentoelichting 94
– Het ressort Commandant van het Korps Mariniers 95
– Activiteitentoelichting 97
– Het ressort Ondersteunende eenheden 98
– Activiteitentoelichting 101
– Het ressort Admiraliteit 103
– Activiteitentoelichting 106 – Artikelonderdeel 03.20.21 Wachtgelden en inactiviteitswedden 107
– Artikel 03.21 Subsidiesenbijdragen 109
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 109
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 109
– Artikel 03.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur 110 – Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 110 – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 111 – Artikelonderdeel Schepen 113 – Project fregatten van de De Zeven Provinciën-klasse 113 – Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit 114 – Project Tweede Landing Platform Dock (LPD) 114 – Project Hydrografische Opnemingsvaartuigen 115 – Artikelonderdeel vliegtuigen 115 – Project NH-90 115 – Project Capability Upkeep Program voor de P3-C
Orions 116 – Artikelonderdeel elektronisch materieel 117 – Project Verbeterd Actief Onderzeeboot Bestrijdings-systeem ATAS 117 – Project Theatre Missile Defence (TMD) 117 – Project MILSATCOM 118 – Project Vervanging verbindingsapparatuur mariniers 118 – Artikelonderdeel munitie 119 – Artikelonderdeel overig groot materieel 119 – Project vorming één marinebedrijf 119 – Project Millennium 120 – Artikelonderdeel Infrastructuur 120
Beleidsterrein Koninklijke landmacht 121
– Algemeen 121
– Artikel 04.20 Personeelenmaterieel 121
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 121
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 122
– Het ressort 1(GE/NL) Legerkorps 123
– Activiteitentoelichting 127
– Het ressort Nationaal Commando 128
– Activiteitentoelichting en prestatie-indicatoren 131 – Het ressort Commando opleidingen Koninklijke
Landmacht 132
– Activiteitentoelichting en prestatie-indicatoren 134 – Het ressort Overige eenheden Bevelhebber der
Landstrijdkrachten 135
– Activiteitentoelichting 138
– Het ressort Landmachtstaf 139
– Activiteitentoelichting 141 – Artikelonderdeel 04.20.21 Wachtgelden en inactiviteitswedden 141
– Artikel 04.21 Subsidiesenbijdragen 145
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 145
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 145
– Artikel 04.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur 146 – Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 146 – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 146 – Artikelonderdeel Automatisering 150 – Artikelonderdeel Logistiek 151 – Artikelonderdeel Commandovoering, verbindingen en gevechtsinlichtingen 151
– Project Remotely Piloted Vehicle (RPV) 152
– Project Single Channel Radio Access (SCRA) 152
– Project Midlife Upgrade Zodiac 153
– Artikelonderdeel Elektronisch materieel 153
– Project EOV-fase1 153
– Project EOV-fase2 154
– Artikelonderdeel NBC materieel 154
– Artikelonderdeel Luchtverdediging 154
– Project Gevechtswaarde instandhouding PRTL 155
– Project SHORAD 155
– Artikelonderdeel Manoeuvre 156
– Project Verbetering Leopard2 156
– Project Pantservoertuigen vredesoperaties 157
– Project Vervanging Pantservoertuigen 157
– Project Duelsimulatoren en instrumentatie 157
– Artikelonderdeel Vuursteun 158
– Project Vuist fase1 158
– Artikelonderdeel Gevechtssteun 159
– Artikelonderdeel Infrastructuur 159
Beleidsterrein Koninklijke luchtmacht 161
– Algemeen 161
– Artikel 05.20 Personeelenmaterieel 161
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 161
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 162
– Het ressort Tactische Luchtmacht 164
– Activiteitentoelichting 167
– Het ressort Decentrale Ondersteunende eenheden 168
– Activiteitentoelichting 169 – Het ressort Hoofdkwartier Koninklijke Luchtmacht
(HKKLu) 171
– Activiteitentoelichting 174 – Artikelonderdeel 05.20.13 Wachtgelden en
Inactiviteitswedden 176
– Artikel 05.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur 177 – Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 177 – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 178 – Artikelonderdeel Vliegtuigmaterieel 182 – Project MLU ontwikkeling, productie en inbouw 182 – Project MLU Gerelateerde Projecten 183 – Project Vervanging F-16 183 – Project Simulatorcapaciteit transporthelikopters 183 – Project Diverse Modificaties Luchttransport 184 – Project Apache Longbow (Radar en Missiles) 184 – Project vervanging Bo-105enAlIII 184 – Artikelonderdeel Vervoermiddelen 184 – Project Motortransportmaterieel (algemeen) 185 – Project Overig transportmaterieel (brandweer-materieelenvervanging containers) 185 – Artikelonderdeel Elektrisch en elektronisch materieel 185 – Project vervanging Luchtverkenningssysteem ten behoeve van F-16’s 186 – Project Integrated Electronic Warfare Management
System (IEWMS) 186
– Project Automatic Target Handover System (ATHS) 187
– Project Software M3/M4-tape 187
– Project Naderingsappartuur 187
– Project Landingsapparatuur (GCA systemen/MLS) 187
– Project MILSATCOM 188
– Project Nafin 188
– Project Millennium 188
– Project Kluim 189
– Project ModeSapparatuur 189
– Project MLU Lokale Transmissie Netwerken 189
– Project Nationale C2-component 190
– Project Receiver Processor ALQ 131 190
– Project NIMICS fase2 190
– Artikelonderdeel Bewapeningsmaterieel 190
– Project SHORAD 190
– Project Patriot PAC III 191
– Project Patriot modificaties 191 – Project Stinger (Voorwaarschuwing, MANPAD,
simulator) 191 – Artikelonderdeel Springstoffen en munitie 192 – Project ARM (Anti Radiation Missiles) 192 – Project IRLLGW/ASRAAM 192 – Project Radar LLGW AMRAAM 193 – Project vervanging Hawk 193 – Project Verbetering Lucht-grond Bewapening 193 – Project Passieve Verdediging (voorheen: EOD-behoeften) 193 – Artikelonderdeel Overig materieel 194 – Artikelonderdeel Infrastructuur 194
Beleidsterrein Koninklijke marechaussee 195
– Algemeen 195
– Artikel 06.20 Personeelenmaterieel 195
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 195
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 196
– Activiteitentoelichting 200 – Artikelonderdeel 06.20.05 Wachtgelden en inactiviteitswedden 201
– Artikel 06.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur 202 – Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 202 – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 202 – Artikelonderdeel Vervoermiddelen en vaartuigen 204 – Artikelonderdeel Elektrisch en Elektronisch materieel 204 – Artikelonderdeel Automatiseringsmiddelen 204 – Artikelonderdeel Bewapeningsmaterieel 205
– Artikelonderdeel Telefooninstallaties 205
– Artikelonderdeel Overig materieel 205
– Artikelonderdeel Infrastructuur 205
Multi-service projecten en activiteiten 206
– Algemeen 206
– Artikel 08.01 Luchtmobiele brigade 206 – Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 206 – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 207 – Artikelonderdeel Bewapende helikopter 208 – Artikelonderdeel Transporthelikopter 208 – Artikelonderdeel Luchtmobiel speciaal voertuig 209 – Artikelonderdeel Persoonsgebonden uitrusting 209 – Artikelonderdeel Overige, specifieke materieelprojecten 209 – Artikelonderdeel Infrastructuur grondcomponent 209 – Artikelonderdeel Infrastructuur luchtcomponent 210
– Artikel 08.02 Vredesoperaties 210
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 210
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 211
– Artikel 08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking 212 – Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 212 – Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 213
– Artikel 08.05 Efficiencybesparingen/
kwaliteitsverveteringen 214
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 214
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 215
Beleidsterrein Defensie Interservice Commando 216
– Algemeen 218
– Artikel 09.02 Personeelenmaterieel 218
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 218
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 219
– Het ressort Staf Defensie Interservice Commando 220 – Het ressort Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie 222
– Activiteitentoelichting en prestatie-indicatoren 224
– Het ressort Defensie WervingenSelectie 225
– Activiteitentoelichting 227
– Het ressort Instituut Defensie Leergangen 228
– Activiteitentoelichting 229
– Het ressort Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf 230
– Activiteitentoelichting 232
– Het ressort Overige Interservice Diensten 233
– Activiteitentoelichting 235 – Artikelonderdeel 09.02.25 Wachtgelden en inactiviteitswedden 237 – Artikel 09.03 Investeringen groot materieel en infrastructuur 239
– Grondslag van het artikel en het te voeren beleid 239
– Verplichtingen, uitgaven en begrotingswijzigingen 240
– Artikelonderdeel Groot materieel 241
– Artikelonderdeel Infrastructuur 241
Wetsartikel2(ontvangsten) 242
Inleiding 242
Beleidsterrein Algemeen 242
– Algemeen 242
– Artikel 01.20 Verrekenbare ontvangsten 242
– Grondslag van het artikel 242
– Ontvangsten 242
– Artikelonderdeel Personele ontvangsten 243 – Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten 243 – Artikelonderdeel Ontvangsten voortvloeiend uit internationale verplichtingen in verband met
Navo-infrastructuur 243
– Artikel 01.21 Niet-verrekenbare ontvangsten 244
– Grondslag van het artikel 244
– Ontvangsten 244
Beleidsterrein Pensioenen en uitkeringen 244
– Algemeen 244
– Artikel 02.01 Verrekenbare ontvangsten 245
– Grondslag van het artikel 245
– Ontvangsten 245
– Artikel 02.02 Niet-verrekenbare ontvangsten 245
– Grondslag van het artikel 245
– Ontvangsten 245
Beleidsterrein Koninklijke marine 246
– Algemeen 246
– Artikel 03.20 Verrekenbare ontvangsten 246
– Grondslag van het artikel 246
– Ontvangsten 246
– Artikelonderdeel Personele ontvangsten 247 – Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten 249
– Artikel 03.21 Niet-verrekenbare ontvangsten 250
– Grondslag van het artikel 250
– Ontvangsten 250
Beleidsterrein Koninklijke landmacht 251
– Algemeen 251
– Artikel 04.20 Verrekenbare ontvangsten 251
– Grondslag van het artikel 251
– Ontvangsten 251
– Artikelonderdeel Personele ontvangsten 251 – Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten 252
– Artikel 04.21 Niet-verrekenbare ontvangsten 252
– Grondslag van het artikel 252
– Ontvangsten 252
Beleidsterrein Koninklijke luchtmacht 253
– Algemeen 253
– Artikel 05.20 Verrekenbare ontvangsten 253
– Grondslag van het artikel 253
– Ontvangsten 253
– Artikelonderdeel Personele ontvangsten 254 – Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten 255
– Artikel 05.21 Niet-verrekenbare ontvangsten 255
– Grondslag van het artikel 255
– Ontvangsten 256
Beleidsterrein Koninklijke marechaussee 256
– Algemeen 256
– Artikel 06.20 Verrekenbare ontvangsten 256
– Grondslag van het artikel 256
– Ontvangsten 257
– Artikelonderdeel Personele ontvangsten 257 – Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten 257
– Artikel 06.21 Niet-verrekenbare ontvangsten 258
– Grondslag van het artikel 258
– Ontvangsten 258
Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten 258
– Artikel 08.01 Ontvangsten luchtmobiele brigade 258
– Grondslag van het artikel 258
– Artikel 08.02 Ontvangsten naar aanleiding van vredesoperaties 259 – Grondslag van het artikel 259 – Ontvangsten 259
– Artikel 08.03 Overige ontvangsten Internationale
Samenwerking 259
– Grondslag van het artikel 259
– Ontvangsten 260
Beleidsterrein Defensie Interservice Commando 260
– Algemeen 260
– Artikel 09.02 Verrekenbare ontvangsten 260
– Grondslag van het artikel 260
– Ontvangsten 260
– Artikelonderdeel Personele ontvangsten 261 – Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten 262
D. TOELICHTING OP DE AGENTSCHAPSBEGROTINGEN 263
Wetsartikel 4(agentschapsbegrotingen) 263
– Defensie Telematica Organisatie (DTO) 263
– Dienst Gebouwen, Werken & Terreinen (DGW&T) 272
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
Wetsartikelen 1 en 2 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)
De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het ministerie van Defensie voor het jaar 2000 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2000. Een toelichting op de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2000.
Met de vaststelling van deze wetsartikelen wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 2000 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden door middel van een algemene toelichting en een toelichting per begrotingsartikel toegelicht in de onderdelen B en C van deze memorie van toelichting.
Wetsartikelen 4 (agentschapbegroting)
Met de vaststelling van dit wetsartikel wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de agentschappen Defensie Telematica Organisatie (DTO) en Dienst Gebouwen, Werken & Terreinen (DGW&T) voor het jaar 2000 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden door middel van een toelichting per begrotingsartikel toegelicht in onderdeel D van deze memorie van toelichting.
De Minister van Defensie,
mr. F. H. G. de Grave
B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING
INLEIDING
In de Hoofdlijnennotitie zijn de uitgangspunten en de richtlijnen beschreven voor de Defensienota. Het streven is erop gericht deze nog in 1999 te publiceren. De Defensienota zal als richtsnoer dienen voor de ontwikkeling van de krijgsmacht in het begin van de volgende eeuw. De opeenvolgende bezuinigingen op Defensie in de afgelopen jaren hebben geleid tot ingrijpende reorganisaties en een forse inkrimping van de krijgsmacht. De Strategische Toekomstdiscussie die over defensie is gevoerd, heeft nog eens onderstreept dat er in Nederland een breed draagvlak bestaat voor de krijgsmacht. De Defensienota heeft ten doel, op basis van heldere doelen en taken, gestalte te geven aan de krijgsmacht voor de komende tien jaar.
In deze begroting zijn de uit het regeerakkoord voortvloeiende bezuinigingen en de in de voorjaarsnota gemaakte afspraken verwerkt. Een deel van de bezuinigingen is gevonden in het uitstel of de vertraging van investeringen. Daarnaast zijn, vooruitlopend op de verschijning van de Defensienota, enkele maatregelen genomen op basis van de voornemens uit de Hoofdlijnennotitie. In Hoofdstuk 7 van de memorie wordt nader ingegaan op het financiële kader.
Het spreekt vanzelf dat deze voornemens slechts de opmaat vormen tot de definitieve uitwerking van de plannen in de Defensienota. Het met de Kamer gevoerde overleg over deze voornemens en de voorstellen die zijn gedaan in de Strategische Toekomstdiscussie kunnen aanleiding geven tot bijstelling van de plannen. Ook de ervaringen met de militaire operaties rond Kosovo zullen een rol spelen bij de toekomstige inrichting van de krijgsmacht. De Defensienota zal de uitkomst van deze heroverwegingen bevatten. Zo nodig zal de begroting voor 2000 dienovereenkomstig worden aangepast.
De ontwikkelingen dit voorjaar in voormalig Joegoslavië tonen aan hoezeer in Europa integrerende en fragmenterende krachten naast elkaar optreden. Terwijl de meeste landen op het continent zich richten op integratie in Euro-Atlantische instellingen, is op de Balkan opnieuw een bevolkingsgroep ten prooi gevallen aan etnische haat. Het optreden van de Navo kon niet verhinderen dat honderdduizenden Albanese Kosovaren van huis en haard werden verdreven. De omvang van de misdrijven die in Kosovo zijn gepleegd is inmiddels duidelijk geworden. Dankzij de eensgezindheid en de volharding van het bondgenootschap werd president Milosevic uiteindelijk gedwongen in te stemmen met de ontplooiing in Kosovo van ruim 50 000 militairen onder Navo-bevel. Deze militairen, onder wie ongeveer 2000 Nederlandse mannen en vrouwen, staan voor de moeilijke taak de voorwaarden te scheppen voor de wederopbouw van het gebied.
De crisis in Kosovo bevestigt het belang van de besluiten die dit voorjaar werden genomen op de Navo-Top in Washington. In het nieuwe Strategische Concept van het bondgenootschap is een nieuwe kerntaak inzake crisisbeheersingsoperaties opgenomen. Landen die tot het bondgenootschap willen toetreden kunnen, behalve aan het Partnerschap voor de Vrede, nu deelnemen aan een intensief samenwerkingsprogramma, het «Membership Action Plan». Voorts is met het «Defence Capabilities
Initiative» de ontwikkeling van de Navo-strijdkrachten naar meer flexibiliteit, inzetbaarheid en interoperabiliteit hoog op de agenda geplaatst.
In Europa heeft de Kosovo-crisis de – oorspronkelijk Brits-Franse – plannen voor meer defensiesamenwerking een krachtige impuls gegeven. Komend jaar worden voorstellen gedaan over de totstandkoming van nauwere Europese samenwerking op defensieterrein. Onnodige duplicatie met Navo-structuren dient hierbij te worden vermeden. Op deze en andere internationale ontwikkelingen wordt kort ingegaan in Hoofdstuk 1.
De evaluatie van vredesoperaties zal u separaat worden aangeboden vóór de behandeling in de Tweede Kamer van de defensiebegroting voor het jaar 2000. Tevens wordt de Kamer bericht over de in de Motie Van den Doel/Van ’t Riet gevraagde evaluatie van de personele aspecten van deelneming aan vredesoperaties.
Defensie moet een meer transparante en doelgerichte organisatie worden. In het kader van het veranderingsproces zijn belangrijke besluiten genomen voor een verbetering van de werkwijze. De maatregelen hebben onder meer betrekking op een goede interne en externe communicatie en een heldere toedeling van bevoegdheden. De beoogde resultaten zullen in het functioneren van Defensie zichtbaar moeten worden.
De krijgsmacht is in staat met goed geoefend en opgeleid personeel een kwalitatief hoogwaardige bijdrage te leveren aan vredesoperaties. De inzet van een aanzienlijk deel van de krijgsmacht voor humanitaire en vredesoperaties en de voortdurende reorganisatie van de defensieorganisatie vergen veel van het personeel. Defensie zal daarom ook de komende jaren veel moeten investeren in haar personeel.
HOOFDSTUK 1: INTERNATIONALE ASPECTEN VAN HET VEILIGHEIDSBELEID
1.1 Inleiding
In 1999 is opnieuw een belangrijke stap gezet naar de opheffing van de deling van het Europese continent door de uitbreiding van de Navo met drie landen uit het voormalige Warschaupact. Ook zijn de veranderde inzichten van het bondgenootschap vastgelegd in een nieuw Strategisch Concept. Hierin zijn de kerntaken van de Navo, zoals de collectieve verdediging, uitgebreid met nieuwe taken op het gebied van crisisbeheersing en samenwerking met Navo-partners.
De internationale gemeenschap is in Kosovo geconfronteerd met de gewelddadige en massale verdrijving van de Albanese Kosovaren van hun geboortegrond. De etnische zuiveringen en de massadeportaties riepen herinneringen op aan de meest duistere perioden in de Europese geschiedenis. Om hieraan een halt toe te roepen en het gevaar van verdere destabilisering van de regio tegen te gaan, hebben de negentien Navo-landen Servië met geweld gedwongen zich uit Kosovo terug te trekken. Nederland neemt met ongeveer 2000 militairen deel aan Kfor, de Navo-geleide vredesmacht in Kosovo.
1.2 Internationale samenwerking
1.2.1 De Top van Washington
Het afgelopen jaar hebben zich voor de Navo belangrijke ontwikkelingen voorgedaan. Op 12 maart jl. zijn Hongarije, Polen en Tsjechië tot het bondgenootschap toegetreden. Voorts heeft de Navo-Top in Washington van april 1999 belangrijke interne en externe aanpassingen van het bondgenootschap bezegeld. Tijdens de Top heeft de Navo een nieuw Strategisch Concept aangenomen, dat de komende jaren de politiek-militaire leidraad vormt voor het bondgenootschap. Daarin is naast de bondgenootschappelijke verdediging, mede op Nederlands aandringen, een nieuwe kerntaak opgenomen op het gebied van crisisbeheersing en vredesoperaties. Ook de bevordering van de samenwerking met niet-Navo-landen is voortaan een kerntaak. De oude kerntaak gericht op het behoud van het strategische evenwicht in Europa is vervallen. Het Strategisch Concept biedt ook een goede basis voor het voor Defensie belangrijke «Defence Capabilities Initiative». Dit van oorsprong Amerikaanse initiatief is gericht op het vergroten van de flexibiliteit, de mobiliteit, de interoperabiliteit en de inzetbaarheid van de strijdkrachten en van het vermogen operaties gedurende langere tijd vol te houden.
Op enkele andere terreinen heeft de Navo-Top eveneens belangrijke resultaten opgeleverd. Het bondgenootschap besteedt nu meer aandacht aan de risico’s die samenhangen met de voortgaande verspreiding van massavernietigingswapens. Voorts leverde de Top een belangrijke bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de Europese veiligheids- en defensie-identiteit en van het «open deur»-beleid van de Navo. Landen die hebben laten weten lid te willen worden van de Navo, kunnen nu deelnemen aan een speciaal programma, het «Membership Action Plan». Samen met het versterkte en meer operationele Partnerschap voor de Vrede stelt dit programma de betrokken landen in staat zich beter voor te bereiden op een lidmaatschap van het bondgenootschap.
1.2.2 De Europese veiligheids- en defensie-identiteit
De Europese Raad van 3 en 4 juni 1999 in Keulen heeft een krachtige impuls gegeven aan de verdere ontwikkeling van de Europese veiligheids-en defensie-identiteit. De Europese Raad stelde vast dat de Unie over de nodige middelen moet beschikken om de «Petersberg-taken» te kunnen uitvoeren. Dit vergt de ontwikkeling van een goede politiek-militaire besluitvormingsstructuur binnen de EU, waarbij vanzelfsprekend ook de ministers van Defensie ten volle zijn betrokken. Uiterlijk eind 2000 zal de EU hierover besluiten moeten nemen.
Naar de mening van het kabinet kunnen bestaande organen van de West-Europese Unie, zoals het militair comité, de planningcel, het situatiecentrum en het satellietcentrum, in de EU worden opgenomen. Voor andere operationele behoefte, onder meer op het gebied van planning, bevelvoering, communicatie en logistieke ondersteuning zal de EU zo veel mogelijk gebruik moeten maken van middelen en faciliteiten van de Navo.
Bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid zullen tal van politieke en praktische vraagstukken moeten worden opgelost, zoals: – de toekomst van de militaire bijstandsverplichting uit artikel V van het
Weu-verdrag; – de inpassing van de genoemde Weu-organen in de institutionele structuur van de EU; – de verhouding tussen de EU en de Navo en de wijze waarop de
Europese bondgenoten die geen EU-lid zijn, betrokken kunnen worden bij het gemeenschappelijke defensiebeleid.
Voor Nederland was de uitkomst van de Europese Raad in Keulen van bijzonder belang. Het is een goede impuls voor de Europese samenwerking, die borg staat voor samenhang tussen de ontwikkelingen in de EU en de Navo en onnodige duplicatie van activiteiten voorkomt.
1.2.3 Defensiesamenwerking met Midden- en Oost-Europese landen en Rusland
Sinds begin jaren negentig werkt Defensie nauw samen met landen in Midden- en Oost-Europa. Met veertien landen is thans een «Memorandum of Understanding» (MoU) ondertekend, die het algemene raamwerk voor de samenwerking vaststelt. Het gaat om Albanië, Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Macedonië, Oekraine, Polen, Roemenië, de Russische Federatie, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. Voor 1999 zijn ongeveer 400 bilaterale activiteiten voorzien. De intensiteit van de samenwerking verschilt uiteraard per land en is mede afhankelijk van de wensen en mogelijkheden van het betrokken land. Zo richt het programma voor Albanië zich vooral op de militair-geneeskundige zorg door middel van managementtrainingen en schenking van materieel. In maart 1999 is met Slovenië een MoU ondertekend over samenwerking tussen de luchtmachten. Nederland levert ook een bijdrage aan multilaterale samenwerkingsprogramma’s met de drie Baltische staten en blijft actief deelnemen aan het Partnerschap voor de Vrede (PvV). Voor 1999 is de deelneming voorzien aan zeventien multilaterale PvV-oefeningen.
Het is van belang dat de reorganisatie van de Poolse, Hongaarse en Tsjechische strijdkrachten wordt voortgezet en de interoperabiliteit met de overige Navo-strijdkrachten verder wordt vergroot. De bilaterale samenwerking moet erop gericht zijn deze bondgenoten te helpen een volwaardige bijdrage te leveren aan de uitvoering van Navo-taken. Op langere termijn dient een samenwerkingsrelatie te ontstaan die overeenkomt met die met andere Navo-lidstaten.
Het bescheiden samenwerkingsprogramma met de Russische Federatie, dat in 1998 is begonnen, wordt voortgezet. Het betreft samenwerking bij de vernietiging van het chemische strijdmiddel lewisiet bij het plaatsje Kambarka en, in samenwerking met de Verenigde Staten en Noorwegen, steun bij de ontmanteling van nucleaire militaire installaties in de Russische Federatie.
1.3 Wapenbeheersing
1.3.1 CSE-verdrag
Sinds begin 1997 onderhandelen de dertig verdragsstaten in Wenen over de aanpassing van het in 1991 gesloten verdrag inzake de Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE) aan de veranderde Europese veiligheidssituatie. Een herzien verdrag zal uitgaan van nationale en territoriale plafonds, zo mogelijk op een lager niveau. De nationale plafonds hebben betrekking op de zware wapens (tanks, pantsergevechtsvoertuigen, artillerie, gevechtsvliegtuigen en aanvalshelikopters) die landen binnen het verdragsgebied mogen bezitten. De territoriale plafonds betreffen de grondgebonden zware wapens, zowel eigen systemen als die van derde landen.
In maart 1999 hebben de verdragspartners een CSE-aanpassingsbesluit bereikt, dat mede berust op eerdere Navo-voorstellen over situaties waarin de bovengenoemde plafonds tijdelijk mogen worden overschreden. Ook is er overeenstemming bereikt over de intensivering van het inspectieregime en over specifieke beperkingen van zware wapens in de landen aan de noord- en zuidflank (de zogenaamde flankbepalingen). Verwacht wordt dat een herzien CSE-verdrag tijdens de OVSE-top in Istanbul (november 1999) getekend kan worden.
1.3.2 Landmijnen
Het Verdrag van Ottawa over antipersoneelmijnen, dat inmiddels door Nederland is geratificeerd, is op 1 maart 1999 in werking getreden. Dit voorjaar is in Maputo (Mozambique) de eerste conferentie van verdragspartijen gehouden. Om het verdrag zo doeltreffend mogelijk uit te voeren, heeft de conferentie besloten vijf commissies van deskundigen in te stellen die zich gaan buigen over respectievelijk mijnenruiming, slachtofferhulp en voorlichting, de vernietiging van voorraden, technologie, en de werking van het verdrag. Nederland is rapporteur van de commissie van deskundigen inzake mijnenruiming. Tijdens de conferentie werd de 80ste ratificatie, door Tsjaad, bekendgemaakt, wat de snelle acceptatie van het verdrag onderstreept.
In december 1999 komt in Genève de jaarlijkse conferentie van verdragspartijen van het Tweede Protocol bij het Conventionele-Wapensverdrag bijeen. In ons land was de parlementaire goedkeuring van dit protocol inzake het gebruik van landmijnen op 25 maart jl. een feit. Met het oog op de toetsingsconferentie in 2001 zal Nederland in Genève, onder meer in samenwerking met de Verenigde Staten, peilen of steun bestaat voor versterking van het protocol door het gebruik van antitankmijnen aan scherpere regels te binden.
Lange tijd was voorzien dat het gemengdemijnsysteem CBU-89 «Gator» van de Koninklijke luchtmacht zou worden ontdaan van antipersoneelmijnen, waarna uitsluitend antitankmijnen zouden resteren en de inzet niet langer in strijd zou zijn met het Verdrag van Ottawa. Als onderdeel van de reducties die uit het regeerakkoord voortvloeien, is besloten de 272 clusterbomsystemen niet aan te passen maar te vernietigen. De Tweede Kamer is hierover op 8 september jl. per brief ingelicht (nr. D99002823).
Hom-2000, het project voor de ontwikkeling van betere middelen voor de opsporing en de ruiming van landmijnen, verkeert in de tweede en laatste fase. Hierin worden sensoren die in de eerste fase zijn beproefd, verbeterd en geïntegreerd in een demonstratiemodel dat voor specifieke toepassingen kan worden gereedgemaakt. Besloten is het vizier te richten op toepassingen die geschikt zijn voor «area reduction», dat wil zeggen: hulpmiddelen waarmee de omvang en de samenstelling van een mijnenveld veilig, snel en nauwkeurig in kaart kunnen worden gebracht. Als kan worden vastgesteld waar mijnen liggen en waar niet, kan het eigenlijke detecteren vervolgens veiliger en sneller worden uitgevoerd.
1.4 Vredesoperaties en humanitaire hulp
1.4.1 Algemeen
De inzet van militairen voor internationale humanitaire en vredesoperaties neemt een belangrijke plaats in in het Nederlandse veiligheidsbeleid. In 1999 is de deelneming van Nederlandse militairen aan deze operaties, vooral door de ontwikkelingen in Kosovo, fors toegenomen.
Het belang van goede civiel-militaire samenwerking is het afgelopen jaar opnieuw onderstreept, onder meer in Bosnië-Herzegowina. Door de ministers van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Defensie is overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk beleidskader voor civiel-militaire samenwerking. Bij de humanitaire crisis in Kosovo, Albanië en Macedonië heeft Defensie, na een verzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken, een wezenlijke bijdrage geleverd aan de internationale humanitaire hulpverlening. Zorgvuldige afstemming tussen Defensie en de vele internationale gouvernementele en non-gouvernementele hulporganisaties bleek ook hier van groot belang.
Nederland ondersteunt de versterking van de snelle reactiecapaciteit van de VN. De multinationale «Stand-by High Readiness Brigade» (Shirbrig), waarin op dit ogenblik dertien landen nationale bijdragen aan het «United Nations Stand-by Arrangements System» (Unsas) hebben gebundeld, wordt in 2000 ter beschikking gesteld van de VN. De brigade zal, binnen vijftien tot dertig dagen na een politiek besluit van de deelnemende landen, kunnen worden ingezet voor VN-operaties onder Hoofdstuk VI van het VN-Handvest. De Shirbrig kan voor maximaal zes maanden worden ontplooid. Vanaf 1 januari 2000 levert Nederland de commandant van de Shirbrig.
1.4.2 Nederlandse bijdrage aan vredesoperaties
In totaal zijn nu 3196 militairen uitgezonden voor humanitaire en vredesoperaties. De onderstaande tabel bevat een overzicht van de Nederlandse bijdragen.
Overzicht Nederlandse bijdrage
OPERATIE PERSONEEL
-
1.Voormalig Joegoslavië
-
a.Stabilisatiemacht (Sfor) 955
-
b.Contingentscommando Sfor 41
-
c.Kosovo Force (Kfor) 1875
-
d.Contingentscommando Kfor 29
-
e.Sfor/Kfor luchtcomponent 90
-
f.UNInternational Police Task Force (UNIPTF) 55
-
g.European Community Monitoring Mission (ECMM) 17 h. Bosnia Herzegowina Mine Action Centre (BHMAC) 1 i. UNMissioninBosnia Herzegowina (UNMiBH) 1 j. OVSE-missieinKosovo 1
SUBTOTAAL 3065
-
2.UNPeacekeeping ForceinCyprus (Unficyp) 103
-
3.Weu Multinational Police Advisory Element (Mape) 9
-
4.OVSE-missieinAlbanië 2
-
5.UNTruce Supervision Organisation (Untso) 12
-
6.UNDP/Cambodian Mine Action Centre (CMAC) 3
-
7.OVSE-missieinMoldavië 1
-
8.UNSpecial Commission (Unscom) 1
TOTAAL 3196
1.4.3 Voormalig Joegoslavië en Albanië
Het mandaat van de door de Navo-geleide stabilisatiemacht (Sfor), die in Bosnië-Herzegowina toeziet op de naleving van de militaire bepalingen van het Dayton-akkoord, is in juni 1998 verlengd. De duur van de missie is niet langer aan een einddatum verbonden, maar aan een te bereiken eindstadium. Stapsgewijze reducties vormen een belangrijk element van de overgangsstrategie. In het voorjaar van 1999 is tot een doelmatigheids-reductie besloten: de omvang van Sfor is met 3000 militairen teruggebracht tot 30 000. In dit verband is de Nederlandse bijdrage teruggebracht van 1260 tot ongeveer 1000 militairen. Voor het overige is de Nederlandse bijdrage aan Sfor, met inbegrip van de bijdrage aan de tactische en strategische reserve, niet gewijzigd. Nederlandse militairen blijven in Bosnië-Herzegowina, op grond van door de minister van Ontwikkelingssamenwerking beschikbaar gestelde middelen, actief in het ondersteunen van wederopbouwactiviteiten in het operatiegebied. Ook de Nederlandse bijdragen aan de «United Nations International Police Task Force» (UNIPTF) en aan de «European Community Monitor Mission in Former Yugoslavia» zijn op hetzelfde niveau gehandhaafd. Waarschijnlijk besluit de Navo nog in 1999 tot een verdere, ingrijpende reductie van Sfor. Nederland ondersteunt dit voornemen van de Navo.
Op 10 juni 1999 heeft de VN-Veiligheidsraad het mandaat goedgekeurd voor een internationale vredesmacht voor Kosovo (Kfor). Deze door de Navo geleide vredesmacht ziet toe op de naleving van het akkoord dat de Russische gezant Tsjernomyrdin en de Finse EU-gezant Ahtisaari begin juni hebben gesloten met de voormalige republiek Joegoslavië. Het omvat afspraken over de terugtrekking van alle Servische (para-)militaire en politie-eenheden uit Kosovo, de demilitarisering van het Kosovo Albanese bevrijdingsleger, de veilige terugkeer van vluchtelingen en een tijdelijk internationaal bestuur van Kosovo. Dit akkoord is tot stand gekomen onder druk van de luchtaanvallen die de Navo in de operatie «Allied Force» van 24 maart tot 9 juni heeft uitgevoerd. De Koninklijke luchtmacht heeft, in het kader van het gezamenlijke Belgisch-Nederlands DATF-detachement, bij deze operatie luchtverdedigings-, verkennings- en offensieve missies uitgevoerd. Nederland heeft met zijn gemoderniseerde F-16 jachtvliegtuigen en het vernieuwde wapenpakket een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan «Allied Force».
Kfor bestaat uit ruim 50 000 militairen en is verdeeld in vijf sectoren. Nederland draagt bij met ongeveer 2000 militairen, die zijn geïntegreerd in een Duitse brigade. Nederland levert een afdeling veldartillerie, een mortieropsporingsradarbatterij, een helikopterdetachement, brigadestaf-personeel en een geniehulpbataljon dat bestaat uit een genie-eenheid, een transporteenheid, explosieven-opruimingscapaciteit en algemene ondersteuningscapaciteit. Het mariniersbataljon voor de strategische reserve van Sfor is tevens aan Kfor toegewezen. De Nederlandse F-16’s van het DATF-detachement op Amendola voeren luchtsteunoperaties uit voor zowel Sfor als Kfor. Voorts opereren in de Adriatische zee een fregat en een mijnenjager, die beide deel uitmaken van Navo-vlootverbanden.
Nederland heeft in Albanië van midden april tot midden juli 1999 een «Netherlands Joint Task Force» (NLJTF) ontplooid als onderdeel van de Navo-geleide «Albania Force» (Afor). In dit verband werd steun verleend aan de Albanese autoriteiten en internationale hulporganisaties bij de opvang en de terugkeer van vluchtelingen uit Kosovo. De NLJTF was als onderdeel van de multinationale «Task Force Romeo» onder meer belast met het beveiligde vervoer van vluchtelingen en goederen. De Nederlandse bijdrage bestond uit een hoofdkwartier, een transporteenheid, een beveiligingscompagnie en een helikopterdetachement. Het amfibisch transportschip Hr.Ms. Rotterdam is ingezet voor transporttaken en logistieke ondersteuning.
Op 26 april jl. heeft de Weu ingestemd met een nieuw mandaat voor de adviserende politiemissie in Albanië (Mape). Dit voorziet in een uitbreiding van de missie tot 170 functies en in de oprichting van een operationeel hoofdkwartier in Brussel. Nederland heeft zijn bijdrage aan het Mape verhoogd tot negen functionarissen van de Koninklijke marechaussee.
1.4.4 Overige missies
Nederland neemt sinds juni 1998 met ongeveer 100 militairen deel aan de «United Nations Peacekeeping Force in Cyprus» (Unficyp). De vredesmacht bestaat uit ongeveer 1200 militairen. Een compagnie van de Koninklijke landmacht is onderdeel van het Britse contingent, maar beschikt sinds deze zomer binnen de Britse sector over een eigen gebied van verantwoordelijkheid. De Nederlandse bijdrage wordt in beginsel na drie jaar beëindigd.
Sinds 1996 levert Nederland jaarlijks enkele maanden een bijdrage aan de «Multinational Interception Force», die toeziet op naleving van het handelsembargo tegen Irak. In 1999 zijn Hr.Ms. Jacob van Heemskerck en een maritiem patrouille-vliegtuig Orion ingezet.
In het Midden-Oosten draagt Nederland twaalf waarnemers bij aan de «United Nations Truce Supervision Organisation» (Untso), die toeziet op het handhaven van de bestandslijnen tussen Israël en zijn buurstaten. Nederland draagt, met één officier elk, ook bij aan de OVSE-missie in Moldavië en aan de «United Nations Special Commission» (Unscom). Voorts ondersteunt Defensie het ruimen van mijnen in Bosnië-Herzegowina en Cambodja. Een Nederlandse officier werkt als technisch adviseur bij een onderdeel van het «Bosnia Herzegowina Mine Action Centre». In Cambodja werken drie mijnenruimdeskundigen van de explosievenopruimingsdienst bij het «Cambodian Mine Action Centre» (CMAC).
1.5 Caribisch gebied
De versterking van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba is bijna voltooid. Op 13 januari 1999 is het Kustwachtcentrum te Curac¸ao geopend. De aanwezigheid van de Kustwacht op het water is toegenomen door de inzet van nieuw materieel. De samenwerking tussen de commandant Kustwacht en de vertegenwoordigers van de landsdiensten is goed. Eenheden van de Koninklijke marine en de Kustwacht werken in het kader van de internationale drugsbestrijding vooral samen met de Verenigde Staten. Begin april is met de Verenigde Staten overeenstemming bereikt over de vestiging van «Forward Operating Locations» (FOL’s) op Curac¸ao en Aruba. De Verenigde Staten voeren van hieruit drugsbestrijdings-operaties uit. Nederland blijft zich inspannen voor een multilaterale overeenkomst inzake maritieme samenwerking in het Caribische gebied, ter uitvoering van het Verdrag van Wenen van 1988 inzake de bestrijding van de drugshandel.
HOOFDSTUK 2: DE KRIJGSMACHT
2.1 Algemeen
De herstructurering van de krijgsmacht wordt in 2000 voortgezet. De krijgsmacht wordt steeds vaker ingezet voor vredesoperaties, in het bijzonder in Kosovo en Bosnië. De grote betrokkenheid bij vredesoperaties trekt, samen met de voortgaande herstructurering bij Defensie, een grote wissel op het personeel.
Zoals met de Tweede Kamer is overeengekomen, zal één van beide halfjaarlijkse rapportages over de Luchtmobiele brigade voortaan in de defensiebegroting worden opgenomen. De Luchtmobiele brigade bevindt zich ook in 2000 nog in de voorbereidende fase gericht op het bereiken van volledige operationele inzetbaarheid in 2003. De ingebruikneming van helikopters ten behoeve van de brigade verloopt volgens plan (zie ook de artikelsgewijze toelichting). De grondcomponent is aanwezig en voldoende gevuld. Twee infanteriebataljons zullen in dit begrotingsjaar op de Balkan worden ingezet. Wat betreft de luchtcomponent zijn (tot 1 oktober 1999) twee Apache helikopters ingedeeld bij een Amerikaanse Sfor-eenheid in Bosnië. Een detachement van drie Chinook-helikopters is vanaf december 1998 enkele maanden ingezet bij de «Kosovo Extraction Force» in Macedonië en vervolgens bij Afor. Het detachement is sinds juni onderdeel van de Nederlandse bijdrage aan Kfor en is uitgebreid met enkele Bölkow-helikopters.
In het kader van het vernieuwde Beleid Bedrijfsvoering Defensie (BBD-2000) worden defensiebrede doelstellingen inzake operationele gereedheid ontwikkeld, die binnenkort gereed zijn. In deze begroting zijn in de artikelsgewijze toelichting voor het eerst op ressortniveau doelstellingen en activiteiten vermeld die verband houden met de operationele gereedheid.
2.2 Koninklijke marine
2.2.1 Algemeen
Het optreden en samenwerken in internationale verbanden blijft voor de Koninklijke marine van groot belang. Dit blijkt onder meer uit de inpassing van een expeditionaire module bestaande uit één bataljon met bijbehorende ondersteuning, een amfibisch transportschip en escorteschepen als geïntegreerd eskader in de «UK/NL Amphibious Force» en in het Navo-commando «Strikefleet Atlantic».
2.2.2 Voortgang herstructurering
De in de Defensienota en de Prioriteitennota aangekondigde herstructurering verkeert in de eindfase. Door natuurlijk verloop en door maatregelen die de instroom beperken verloopt de verkleining van de personeelsomvang volgens plan. Het project «vorming één Marinebedrijf» nadert in 2000 zijn voltooiing. Hetzelfde geldt voor reorganisaties bij de wal-organisatie van de verbindingsdienst, bij scholen en bij verschillende bevoorradingsdiensten.
2.3 Koninklijke landmacht
2.3.1 Algemeen
De Koninklijke landmacht zet de komende jaren de voorgenomen reorganisaties voort. De herschikking van de gevechtskracht, die vooral is gericht op de verbetering van het voortzettingsvermogen voor vredesoperaties, zal in 2002 worden voltooid. De deelneming aan vredesoperaties met goed opgeleid en geoefend personeel behoudt prioriteit.
De internationale samenwerking richt zich vooral op het Duits-Nederlandse legerkorps en de Multinational Division (Central). De samenwerking met het Verenigd Koninkrijk wordt geïntensiveerd, vooral op het gebied van vredesoperaties en luchtmobiel optreden.
2.3.2 Voortgang herstructurering
Veel van de projecten die worden uitgevoerd in het kader van de herschikking van de gevechtskracht hebben betrekking op het Duits-Nederlandse Legerkorps. Een groot aantal wordt thans uitgevoerd. De staf van de 43ste gemechaniseerde brigade is inmiddels paraat. De brigade als geheel wordt in 2000 gevormd. De overige gemechaniseerde brigades worden verder gereorganiseerd en de restanten van de mobilisabele 52ste gemechaniseerde brigade zullen worden opgeheven.
De oprichting van nieuwe eenheden zoals de RPV-compagnie, een inlichtingeneenheid uitgerust met onbemande verkenningsvliegtuigjes, is voorbereid. Deze eenheden zullen omstreeks januari 2000, zodra zij het vereiste opleidings- en trainingsniveau hebben bereikt, paraat zijn.
Op grond van de resultaten van evaluaties en oefeningen zal worden besloten of de staf en de eenheden van de Divisie «7 December» moeten worden gereorganiseerd. Delen van de staf 1e Divisie en van het «Support Command» zullen worden samengevoegd in een Divisie verzorgingscommando om de logistieke eenheden beter te kunnen aansturen.
2.4 Koninklijke luchtmacht
2.4.1 Algemeen
De Koninklijke luchtmacht neemt vanaf medio 1999 deel aan de «Extended Air Defence Task Force» (EADTF), een samenwerkingsverband van de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland. Doel van de EADTF is de verbetering van de planning en van de coördinatie van gezamenlijke luchtverdedigingsactiviteiten, opleidingen en oefeningen. Voorts is de Koninklijke luchtmacht voornemens lid te worden van de European Air Group (EAG). Dit Frans-Britse initiatief is vooral gericht op de verbetering van de interoperabiliteit tussen de betrokken luchtmachten en past binnen het streven de Europese veiligheids- en defensie-identiteit binnen de Navo te bevorderen.
2.4.2 Voortgang herstructurering
Het streven is in 2000 de reorganisatie en de verkleining van het Hoofdkwartier Koninklijke Luchtmacht te voltooien. Ook de bestuurlijke integratie van het Depot elektronisch materieel en van het Depot mechanisch vliegtuigmaterieel en straalmotoren in het Logistiek centrum
Koninklijke luchtmacht wordt afgesloten. Er komt één opleidingscentrum voor de gehele Koninklijke luchtmacht in Woensdrecht. Met deze maatregelen wordt de nog te verwezenlijken reductie van functies bij de Koninklijke luchtmacht grotendeels ingevuld. De achterstand bij de reductie van het burgerpersoneel is bijna ingelopen. De in de Prioriteitennota afgesproken verkleining van het totale personeelsbestand wordt uiterlijk in 2001 voltooid.
2.5 Koninklijke marechaussee
2.5.1 Voortgang herstructurering
In 1998 is het interdepartementaal onderzoek naar de bedrijfsvoering van de Koninklijke marechaussee afgesloten. De aanbevelingen van het onderzoek worden uitgewerkt in het project Beleid en Bedrijfsvoering Koninklijke Marechaussee 2000 (zie brief F/99 004 204, 12 juli 1999). In 2000 wordt de reorganisatie van de militaire politiedienst, die dan 966 marechaussees zal omvatten, voltooid.
2.5.2 Intensivering vreemdelingentoezicht en grensbewaking
De minister van Justitie heeft naar aanleiding van de verwachte stijging van het aantal asielzoekers in Nederland de benodigde formatiesterkte van de politie en van de Koninklijke marechaussee laten onderzoeken voor de bestaande aanmeldcentra (Zevenaar, Rijsbergen en Schiphol) en het op te richten aanmeldcentrum Ter Apel. Als gevolg hiervan is in 1999 het functiebestand van de Koninklijke marechaussee bij de bestaande aanmeldcentra structureel uitgebreid met ongeveer veertig personen. In 2000 zal de formatie van het mobiel toezicht vreemdelingen (MTV) en van de grensbewaking geheel zijn gevuld. In totaal zijn dan ruim 600 marechaussees werkzaam in het MTV en worden ruim 770 marechaussees ingezet voor de grensbewaking.
2.5.3 Accommodatie
Er wordt onderzoek gedaan naar een alternatieve werk- en woon-accommodatie voor de Koninklijke marechaussee op of nabij de luchthaven Schiphol. Het huurcontract voor de huidige accommodatie op de luchthaven loopt af in 2004.
2.6 Defensie Interservice Commando (Dico)
2.6.1 Algemeen
In 1999 worden de voorbereidingen getroffen voor de organisatorische overheveling van het Koninklijk tehuis voor oud-militairen en van Museum Bronbeek van de Koninklijke landmacht naar het Dico. Ook wordt begonnen met de voorbereidingen voor de overdracht van het Bureau vorderingen, inhoudingen en kortingen vanuit de Centrale organisatie. In 2000 zullen de Dienst militaire pensioenen en het Team gegevensbeheer verzekerden-administratie (dat nu behoort tot het Defensie archieven-, registratie- en informatiecentrum) naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds overgaan. De budgetten van beide eenheden worden vanaf dat moment aan de Dico-begroting onttrokken.
2.6.2 Voortgang herstructurering
Bij de meeste diensten en bedrijven van het Dico is de initiële herstructurering na opneming in het Dico voltooid. De reorganisatie in het kader van de doelmatigheidsoperatie ligt op schema en wordt in 2001 afgerond. Met de herstructurering wordt in belangrijke mate voldaan aan de voorwaarden voor een klantgericht en doelmatig Dico.
Begin 1999 zijn op grond van aanbevelingen van de Defensie accountantsdienst en van de Algemene rekenkamer binnen het Dico verbeteringen aangebracht in de administratieve organisatie, vooral op het gebied van financieel en materieelbeheer.
HOOFDSTUK 3: HET PERSONEELSBELEID
3.1 Voortgang herstructurering
De reductie van het personeelsbestand die voortvloeit uit de Defensienota en de Prioriteitennota zal volgens plan vóór 2003 een feit zijn. Het gaat om een reductie van 1290 beroepsmilitairen-onbepaalde-tijd (BOT) en 849 burgerpersoneelsleden. Het bestand beroepsmilitairen-bepaalde-tijd (BBT) kan in diezelfde periode nog met 3378 groeien.
Onderstaand overzicht geeft een beeld van de situatie per beleidsterrein en per personeelscategorie:
Vergelijking Begroting 2000 versus de stand van de Prioriteitennota in 2003
Geactualiseerde |
|||||
Begroting 2000 |
Prioriteitennota |
Verschil 2003–2000 |
|||
aantallen volgens |
gewenste sterkte |
||||
de Begroting 20001 |
voor 20032 |
absolute aantallen |
procentueel |
||
Koninklijke marine |
|||||
Beroepsmilitairen OT |
8 128 |
7 972 |
|
|
|
Beroepsmilitairen BT |
4 431 |
4 360 |
-71 |
|
|
Totaal militair personeel |
12 559 |
12 332 |
|
|
|
Burgerpersoneel |
4 181 |
4 092 |
-89 |
|
|
Totaal personeel |
16 740 |
16 424 |
|
|
|
Koninklijke landmacht |
|||||
Beroepsmilitairen OT |
10 927 |
10 390 |
|
|
|
Beroepsmilitairen BT |
12 189 |
15 250 |
3 061 |
25,1% |
|
Totaal militair personeel |
23 116 |
25 640 |
2 524 |
10,9% |
|
Burgerpersoneel |
9 064 |
8 504 |
|
|
|
Totaal personeel |
32 180 |
34 144 |
1964 |
6,1% |
|
Koninklijke luchtmacht |
|||||
Beroepsmilitairen OT |
7 767 |
7 340 |
|
|
|
Beroepsmilitairen BT |
3 535 |
3 693 |
158 |
4,5% |
|
Totaal militair personeel |
11 302 |
11 033 |
|
|
|
Burgerpersoneel |
1 698 |
1 666 |
-32 |
|
|
Totaal personeel |
13 000 |
12 699 |
|
|
|
Koninklijke marechaussee |
|||||
Beroepsmilitairen OT |
3 297 |
3 220 |
|
|
|
Beroepsmilitairen BT |
1 917 |
2 051 |
134 |
7,0% |
|
Totaal militair personeel |
5 214 |
5 271 |
57 |
1,1% |
|
Burgerpersoneel |
254 |
254 |
0 |
0,0% |
|
Totaal personeel |
5 468 |
5 525 |
57 |
1,0% |
|
Centrale Organisatie |
|||||
Beroepsmilitairen OT |
608 |
602 |
|
|
|
Beroepsmilitairen BT |
26 |
26 |
0 |
0,0% |
|
Totaal militair personeel |
634 |
628 |
|
|
|
Burgerpersoneel |
984 |
899 |
-85 |
|
|
Totaal personeel |
1 618 |
1 527 |
|
|
|
DICO |
|||||
Beroepsmilitairen OT |
1 008 |
922 |
|
|
|
Beroepsmilitairen BT |
377 |
473 |
96 |
25,5% |
|
Totaal militair personeel |
1 385 |
1 395 |
10 |
0,7% |
|
Burgerpersoneel |
1 240 |
1 157 |
-83 |
|
|
Totaal personeel |
2 625 |
2 552 |
|
|
Geactualiseerde |
||||
Begroting 2000 |
Prioriteitennota |
Verschil 2003–2000 |
||
aantallen volgens |
gewenste sterkte |
|||
de Begroting 20001 |
voor 20032 |
absolute aantallen |
procentueel |
|
Homogene groep |
||||
Beroepsmilitairen OT |
167 |
167 |
0 |
0,0% |
Beroepsmilitairen BT |
10 |
10 |
0 |
0,0% |
Totaal militair personeel |
177 |
177 |
0 |
0,0% |
Burgerpersoneel |
27 |
27 |
0 |
0,0% |
Totaal personeel |
204 |
204 |
0 |
0,0% |
Totaal overzicht Defensie |
||||
Beroepsmilitairen OT |
31 902 |
30 613 |
|
|
Beroepsmilitairen BT |
22 485 |
25 863 |
3 378 |
15,0% |
Totaal militair personeel |
54 387 |
56 476 |
2 089 |
3,8% |
Burgerpersoneel |
17 448 |
16 599 |
|
|
Subtotaal |
71 835 |
73 074 |
||
Agentschappen |
||||
Defensie Telematica Organisatie |
||||
Beroepsmilitairen |
163 |
- |
||
Burgerpersoneel |
1 122 |
- |
||
Totaal personeel |
1 285 |
- |
||
Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen |
||||
Beroepsmilitairen |
70 |
- |
||
Burgerpersoneel |
1 007 |
- |
||
Totaal personeel |
1 077 |
- |
||
Subtotaal |
2 362 |
|||
Totaal-generaal |
74 197 |
Sterktes uitgedrukt in volle tijd equivalenten (VTE) en:
burgerpersoneel: incl. A&O en niet-Nederlands hulppersoneel; excl. uitzendkrachten en niet-actief personeel;
militair personeel: incl. BV-LOM en A&O; excl. herhalingsoefeningen.
De gewenste sterkte 2003 is afgeleid van de Prioriteitennota en geactualiseerd voor overhevelingen en andere aanpassingen. Het betreft het maximale aantal personeelsleden dat een beleidsterrein in 2003 in dienst mag hebben (personeelsplafond). De begrotingssterkte is het aantal personeelsleden dat een beleidsterrein planmatig in dienst denkt te hebben in een bepaald jaar. De begrotingssterkte kan om diverse redenen afwijken van de gewenste sterkte, bijvoorbeeld door tegenvallende wervingsresultaten.
3.2 Personeelsvoorziening
De werving van technisch en specialistisch personeel en van personeel voor gevechtsfuncties verloopt moeizaam als gevolg van de krappe arbeidsmarkt. Een uitgebreide rapportage over de personeelsvoorziening van de krijgsmacht is op 25 februari jl. aan de Tweede Kamer aangeboden (nr. P99 001 167).
Defensie streeft naar een hechte samenwerking met overheidsinstanties, werkgevers, onderwijsinstellingen en andere actoren op de arbeidsmarkt om meer jongeren te bereiken en te interesseren voor de krijgsmacht. Tegelijk bevordert deze samenwerking dat militairen met een tijdelijke aanstelling gericht worden geschoold en met een meerwaarde terugkeren op de arbeidsmarkt.
De herstructurering, de financiële en personele reducties en de blijvende aandacht voor de verbetering van de doelmatigheid hebben ingrijpende gevolgen voor het personeel. Veel functies vervallen, loopbaan-mogelijkheden worden minder gunstig en er moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van gedwongen ontslag. Ook vraagt de
2
operationele inzet veel van het personeel en van het thuisfront. Het personeel voelt zich niet altijd voldoende gewaardeerd. Dit draagt bij tot het verloop. Het bieden van toekomstperspectief aan het personeel heeft dan ook hoge prioriteit.
Om te voorkomen dat militair personeel vroegtijdig de organisatie verlaat, worden maatregelen getroffen die de belastende elementen in het militaire beroep moeten terugdringen. In dat verband is onlangs de periode dat fregatten zijn ingedeeld in permanente Navo-eskaders teruggebracht van zes naar vier maanden (vergaderjaar 1998/1999, Aanhangsel van de Handelingen 1395) en zijn met de centrales voor overheidspersoneel afspraken gemaakt die een halt moeten toeroepen aan de uitstroom van vliegers bij de Koninklijke luchtmacht.
Sinds eind 1994 geldt voor burgerfuncties bij Defensie een vacaturestop. Defensie werft alleen nieuw personeel buiten de organisatie als vacatures niet intern kunnen worden gevuld. Om Defensie als werkgever voor burgerpersoneel interessant te houden, vooral onder hoger opgeleide jongeren, worden op financieel-economisch, ICT- en verwervingsgebied, waar knelpunten bestaan, traineeprojecten georganiseerd.
Defensie heeft de problematiek van de wachtgelden BBT onderzocht. De belangrijkste conclusie is dat een toereikende registratie van de inspanningen op het gebied van scholing en bemiddeling ontbreekt. Er zal hiertoe een registratiesysteem worden opgezet. Aansluitend zal een vervolgonderzoek worden gedaan naar de relatie tussen de instroom van BBT’ers in het wachtgeld en de inspanningen van Defensie.
3.3 Arbeidsvoorwaarden
Tegen de achtergrond van de aanzienlijke jaarlijkse wervingsbehoefte is het van groot belang dat Defensie een aantrekkelijke werkgever blijft. Daarom is in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999–2000 een met andere sectoren vergelijkbare algemene loonontwikkeling vastgelegd en aandacht besteed aan de secundaire arbeidsvoorwaarden. Het gaat onder meer om scholing, maatregelen ter bevordering van de mobiliteit, meer kinderopvang en een uitbreiding van de vergoeding voor woonwerkverkeer. Tegelijk wordt, overeenkomstig het regeerakkoord, de ziektekostenregeling voor het defensiepersoneel versoberd.
In de arbeidsvoorwaardenovereenkomst is de ontwikkeling van een volwaardig seniorenbeleid voor burgerambtenaren afgesproken om de deelneming aan het arbeidsproces van burgerambtenaren van 50 jaar en ouder te bevorderen. Het voornemen is hierover uiterlijk 1 augustus 2000 afspraken te maken met de centrales van overheidspersoneel.
Separaat zullen in het najaar van 1999 afspraken worden gemaakt over de in de Hoofdlijnennotitie aangekondigde vernieuwing van het personeelsbeleid en de versobering van de diensteinderegeling voor het militaire personeel (Uitkeringswet gewezen militairen).
3.4 Personeelsontwikkeling
3.4.1 Arbeidsomstandigheden
Het arbeidsomstandighedenbeleid bij Defensie is in 1999 geïntensiveerd. Aanleiding daartoe waren verschillende incidenten en het groeiend maatschappelijk bewustzijn dat aandacht voor arbeidsomstandigheden een belangrijke verantwoordelijkheid is van de werkgever. Inmiddels is een begin gemaakt met de evaluatie van de arbeidsomstandigheden en is een onderzoek begonnen naar de risico’s op de werkvloer. De termijn waarbinnen een en ander wordt uitgevoerd is vastgelegd in het beleidsplan arbeidsomstandigheden Defensie. De hoofdlijnen van dit plan worden opgenomen in de Defensienota. Op basis van de evaluatie- en onderzoeksresultaten wordt een plan van aanpak opgesteld om de knelpunten te verhelpen. Hieronder vallen ook de onderwerpen waarover aan de Tweede Kamer rapportages zijn toegezegd.
Uit een onderzoek is gebleken dat voor een deel van het personeel van de Koninklijke luchtmacht de werkdruk is toegenomen door de nieuwe taken, de uitzendingen en de oefeningen. De Tweede Kamer is hierover per brief (P98 063 889) ingelicht op 30 september 1998. De Koninklijke luchtmacht heeft in overleg met de centrales van overheidspersoneel maatregelen genomen om de werkdruk te verlagen. De maatregelen zijn toegespitst op het dagelijks functioneren van het personeel en waarborgen blijvende aandacht voor de werkdruk. Bij de andere krijgsmachtdelen wordt op vergelijkbare wijze aandacht besteed aan de werkdruk.
3.4.2 Emancipatie
Defensie heeft, evenals de andere departementen, een actieplan opgesteld met doelstellingen op het terrein van het emancipatiebeleid (zie de brief aan de Tweede Kamer van de Staatssecretaris van Emancipatiezaken, Kamerstuk 26 206, nr. 12). Defensie heeft onder meer de taak om het percentage vrouwelijke beroepsmilitairen voor 2002 te verhogen van zeven tot acht. In 2010 moet dit percentage zijn gestegen naar twaalf. Er is inmiddels sprake van een gestage groei van het aantal vrouwen. De situatie per 1 juli 1999 is als volgt:
Vrouwen in de krijgsmacht
Totaal |
||||
man |
vrouw |
|||
aantal |
percentage |
aantal |
percentage |
|
Koninklijke marine Koninklijke landmacht Koninklijke luchtmacht Koninklijke marechaussee |
11 680 22 781 10 544 4 513 |
90,8% 93,3% 92,7% 91,7% |
1 180 1 638 829 408 |
9,2% 6,7% 7,3% 8,3% |
Totaal |
49 518 |
92,4% |
4 055 |
7,6% |
Een andere taak betreft de voltooiing van het project «Vrouwen en ergonomie». Op grond hiervan kunnen de krijgsmachtdelen maatregelen nemen om de fysieke belasting in het werk te verminderen, waardoor de inzetbaarheid van vrouwen wordt verhoogd.
Het emancipatiebeleid van Defensie is er mede op gericht het aantal vrouwen dat Defensie verlaat te beperken. Er wordt gewerkt aan plannen om de mogelijkheden tot het combineren van arbeid en zorg te verruimen. Hierop wordt in de Defensienota nader ingegaan.
3.4.3 Minderheden
Defensie wil een afspiegeling van de maatschappij zijn. De normen die zijn gesteld in de Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden worden ruim gehaald. Momenteel is 7,9% van de defensiemedewerkers van allochtone afkomst. De groei van het aantal allochtone personeelsleden is voornamelijk toe te schrijven aan de instroom van lager opgeleiden. Er zal in 2000 extra aandacht worden besteed aan de instroom van hoger opgeleide allochtonen en aan de doorstroom van allochtone werknemers binnen de organisatie. De werving onder allochtonen zal zo nodig worden aangepast naar aanleiding van het onderzoek naar het imago van Defensie onder etnische minderheden, dat binnenkort wordt voltooid.
3.5 Beleid voor postactieven
De Stichting dienstverlening veteranen, de Stichting veteranenplatform, de Bond van Nederlandse militaire oorlogs- en dienstslachtoffers en Defensie hebben een uitwerkingsconvenant gesloten voor de oprichting van het Veteraneninstituut. Waarschijnlijk zal het Veteraneninstituut omstreeks april 2000 worden geopend. Het instituut beoogt de intensivering van de onderlinge samenwerking en de afstemming van de zorg, met behoud van de eigen kenmerken van de betrokken organisaties. De activiteiten inzake lotgenotencontact, dienstverlening en nazorg worden gebundeld. Het instituut zal tevens de samenhang met de zorgstructuur voor actief dienende militairen bewaken. Ook jonge veteranen zullen gebruik kunnen maken van de diensten van het instituut, omdat gebleken is dat juist zij daaraan behoefte hebben.
Op grond van de aanpassing eind 1998 van de «Uitkeringswet twee tot vijfjarige diensttijd veteranen» hebben inmiddels bijna 30 000 veteranen met een overheidspensioen de eenmalige uitkering van f 1000 netto alsnog ontvangen. Dat brengt het totaal aantal veteranen voor wie op deze wijze de erkenning voor hun langdurige inzet is onderstreept, op ruim 100 000. De verwachting is dat uiteindelijk zo’n 110 000 veteranen de uitkering zullen ontvangen. De Dienst veteranenuitkering streeft ernaar zijn werkzaamheden midden 2000 af te sluiten.
HOOFDSTUK 4 : HET MATERIEELBELEID
4.1 Algemeen
Defensie blijft streven naar de intensivering van nationale en internationale materieelsamenwerking. Een belangrijke stap wordt mogelijk gezet met de toetreding tot het materieelagentschap «Organisme Conjoint de Coopération en Matière d’Armement» (Occar).
Het Defensie Materieelkeuze Proces (DMP) zal in 2000 worden geëvalueerd. Hierbij zal onder meer worden ingegaan op de relatie met de regeling Grote projecten van de Kamer en met de mogelijke effecten van internationale ontwikkelingen, zoals de toetreding tot Occar, op de besluitvormingsprocedures.
Defensie heeft deelgenomen aan een project onder leiding van Economische zaken waarin wordt nagegaan hoe innovatief aanbesteden bij de overheid kan worden bevorderd. Binnen Defensie zullen hiertoe dit begrotingsjaar twee proefprojecten worden uitgevoerd. De ervaringen zullen worden gebruikt om in de komende jaren deze vorm van aanbesteden zoveel mogelijk toe te passen.
4.2 Internationale materieelbetrekkingen
4.2.1 Europese samenwerking
Het door Duitsland, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk opgerichte materieelagentschap Occar is een belangrijke bouwsteen voor de Europese samenwerking bij de ontwikkeling en de productie van defensiematerieel. Het voornemen de Weu te integreren in de EU zal ook gevolgen hebben voor de «Western European Armaments Group» (Weag). In Weag-verband worden ook de mogelijkheden verkend van informatie-uitwisseling over «Unmanned Aerial Vehicles» (UAV’s), «Future Combat Aircraft» en «Direct Firing Platform», met het oog op mogelijke toekomstige samenwerking.
De ministers van Defensie van Weag-landen hebben in november 1998 een plan goedgekeurd voor nauwere samenwerking. Ook is besloten samen te werken met Zweden, Finland en Oostenrijk, die niet tot de Weag behoren. Zo zullen deze landen aan Weag-vergaderingen kunnen deelnemen. In het kader van het «European Armaments Partnership» is een MoU opgesteld dat de toetreding regelt van Finland en Zweden als waarnemer tot de «WEAG Research and Technology»-programma’s.
Nederland onderhoudt intensieve bilaterale materieelbetrekkingen met Europese partners, vooral met Duitsland en in toenemende mate met Frankrijk. Ook de samenwerking met de Scandinavische landen ontwikkelt zich voorspoedig. De contacten met de Midden- en Oost-Europese landen worden geleidelijk uitgebreid, met name op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling.
4.2.2 Transatlantische samenwerking
De «Conference of National Armaments Directors» (CNAD) van de Navo heeft aanbevelingen gedaan om de bondgenootschappelijke materieel-samenwerking te verbeteren. Deze moeten in 2000 leiden tot de stroomlijning van relevante procedures. Een belangrijk transatlantisch samenwerkingsproject is het «Theater Missile Defence»(TMD)-programma, waaraan Nederland deelneemt. Transatlantische materieel-samenwerking bestaat overigens al jaren binnen het «NATO Maintenance and Supply Agency» (Namsa). Het gebruik van de Namsa-faciliteiten is doelmatig dankzij een goede beheersing van voorraden voor wapensystemen en door het gebruik van raamcontracten voor de gezamenlijke aanschaf van goederen.
4.3 Defensie-industrie
Het materieelbeleid is mede gericht op de instandhouding en de versterking van de defensiegerelateerde kennis en kunde in Nederland. Deze moeten deel gaan uitmaken van de Europese defensietechnologische en -industriële basis. Veel defensie-opdrachten komen terecht bij het Nederlandse bedrijfsleven. Defensie ondersteunt ook de deelneming van nationale defensiegerelateerde bedrijven aan internationale materieelsamenwerkingsprojecten.
4.4 Afstoting
In de begroting is voor 2000 een verkoopopbrengst geraamd van f 130 miljoen. Voor de periode 1999–2005 is met een verkoopopbrengst rekening gehouden van in totaal f 1000 miljoen. Dit bedrag bestaat voor een deel uit termijnbetalingen voor materieel dat op grond van de Defensienota en de Prioriteitennota overtollig werd verklaard en is verkocht. Voorts is op basis van de Hoofdlijnennotitie rekening gehouden met inkomsten uit de verkoop van af te stoten materieel. Het betreft Leopard-2 tanks, YPR-765 pantservoertuigen, wielvoertuigen, S-fregatten, Orion- en F-27M patrouillevliegtuigen en F-16 jachtvliegtuigen.
Op grond van de met het ministerie van Financiën gemaakte middelenafspraak wordt de defensiebegroting verhoogd met de geraamde verkoopopbrengsten minus een bedrag van f 30 miljoen dat ten gunste komt van de algemene middelen.
4.5 Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling (WOO)
Door onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten bevordert Defensie een verantwoorde besluitvorming, vooral op het gebied van investeringen. Defensie voert ontwikkelingsprojecten uit en laat door derden onderzoek verrichten. De defensieonderzoeksinstituten van de Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), het Nationaal lucht- en ruimtevaartlaboratorium (NLR) en het Maritiem research instituut Nederland (MARIN) bieden Defensie toegang tot de nationale en internationale onderzoekswereld. In beperkte mate stimuleert Defensie ook de ontwikkeling van relevante technologieën of materieel bij het Nederlandse bedrijfsleven. Het ministerie van Economische Zaken zal, in het kader van het CODEMA-instrument, financieel bijdragen aan een project als dit naar verwachting voldoende positieve gevolgen heeft voor de Nederlandse economie.
Nederland verwerft ook kennis door internationale samenwerking, bijvoorbeeld door informatie-uitwisseling of gezamenlijk onderzoek. Naast de samenwerking in de Navo of de Weag worden hiertoe ook bilaterale of multilaterale overeenkomsten gesloten. Bijzondere aandacht gaat uit naar de intensivering van de Europese samenwerking, ook met de Noordse en de Midden- en Oost-Europese landen.
4.6 Luchtvaartcluster
Het regeringsbeleid inzake de herstructurering en de stimulering van het Nederlandse luchtvaartcluster is erop gericht de partijen in het luchtvaart-cluster kansen te bieden voor aansluiting bij internationale vliegtuigprogramma’s. Naast een civiel programma voor deelneming aan Airbus is er een militair programma om de Nederlandse industrie en de nationale kennisinstituten in een goede positie te brengen voor mogelijke deelneming aan het «Joint Strike Fighter»-project. Defensie levert aan dit programma, waar een bedrag van f 150 miljoen mee is gemoeid, een bijdrage van f 50 miljoen over de jaren 1999 tot en met 2003.
4.7 Materieelprojecten
4.7.1 Koninklijke marine
Het project «Aanpassing mijnenbestrijdingscapaciteit» (PAM) behelst de «midlife update» van de mijnenbestrijdingsvaartuigen van de Alkmaarklasse en de ontwikkeling en de bouw van mijnenveegdrones. Het PAM-project is in de begroting voor 1999 met een jaar vertraagd en wordt, als gevolg van de financiële uitwerking van de voorstellen in de Hoofdlijnennotitie, met nog een jaar vertraagd.
Het project «Hydrografische Opnemingsvaartuigen» voorziet in de instandhouding van de hydrografische opnamecapaciteit. Tot voor kort maakte dit project deel uit van het PAM-project. Inmiddels bestaat het voornemen geen levensverlengend onderhoud aan de hydrografische opnemingsvaartuigen uit te voeren, maar twee nieuwe schepen te bouwen. De Tweede Kamer zal hierover afzonderlijk worden ingelicht.
Het NH-90 project voorziet voor Nederland in de ontwikkeling en de verwerving van twintig maritieme helikopters van het type NH-90 ter vervanging van de huidige Lynx-helikopters. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met Duitsland, Frankrijk en Italië. Duitsland heeft onlangs kenbaar gemaakt dat het zijn behoefte aan maritieme en transporthelikopters wil herfaseren. Dit maakt hernieuwd overleg met de partnerlanden en de industrie nodig om vast te stellen wat de gevolgen van de Duitse voornemens zijn voor het productie-MoU en het productiecontract. Als Duitsland bij zijn voornemen blijft, is ondertekening van het MoU en het contract in 1999 niet langer haalbaar. Voor Nederland zou dat aanleiding zijn een «Request for Information» te doen uitgaan om alternatieven voor de NH-90 in beschouwing te kunnen nemen. De Kamer is over de recente ontwikkelingen ingelicht met de brief van 3 september jl. (nr. M 99004528).
De taken van het maritieme patrouille-vliegtuig Orion zijn aangepast aan de nieuwe veiligheidssituatie. Dit noopt, samen met de technische en operationele veroudering van de aan boord geïnstalleerde apparatuur, tot aanpassing van het missie-systeem door middel van een «Capability Upkeep Programme».
4.7.2 Koninklijke landmacht
Het Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB) zal de verkenningsvoertuigen van het type Landrover (verkenningsversie) en de M 113 C&V
vervangen (Kamerstuk 26 637, nr. 1). De LVB-voertuigen worden uitgerust met beschermingsmiddelen en met waarnemingsmodules met moderne warmtebeeldapparatuur.
In het kader van de vervanging van de pantservoertuigen van het type M577 en YPR is voor de ontwikkeling en de verwerving van de eerste behoefte aan 210 gepantserde wielvoertuigen gekozen voor aansluiting bij een Duits-Frans-Brits ontwikkelingsproject (Nederlandse benaming: PWV-project). Door vertraging in de internationale besluitvorming kon Nederland in 1998 niet tot het project toetreden. Het voornemen is deze toetreding in dit begrotingsjaar alsnog te bewerkstelligen. Zodra de onderhandelingen zijn afgerond, zal de Tweede Kamer worden ingelicht. Het project zal in beginsel worden ondergebracht bij het materieelagentschap Occar.
De gevechtswaardeverbetering van 180 Leopard-2A5 tanks leidt tot grotere bescherming en een betere commandovoering, met inbegrip van de vuurleiding. Voor de verbetering van de vuurkracht van de Leopard-2 tanks is samen met Duitsland een ontwikkelingsproject begonnen: de tanks worden van een langere schietbuis en verbeterde kinetische energiemunitie voorzien. Zodra de ontwikkelingsfase is voltooid, zal de Tweede Kamer hiervan op de hoogte worden gesteld.
4.7.3 Koninklijke luchtmacht
De «midlife update» (MLU) van het F-16 jachtvliegtuig wordt in 2002 voltooid. Inmiddels zijn twee squadrons gemoderniseerde F-16 jachtvliegtuigen operationeel. Bij de operaties boven voormalig Joegoslavië zijn gemoderniseerde F-16’s ingezet. In verband met de verwijdering van asbest in hechtgebonden vorm is het MLU-programma eind 1998 bijgesteld (Kamerstuk 26 200 X, nr. 8). De modernisering van 18 vliegtuigen is voorlopig aangehouden. Vanaf 2001 zal de Koninklijke luchtmacht door de invoering van laserdoelaanstralingsapparatuur precisieaanvallen kunnen uitvoeren met lasergeleide wapens (Kamerstuk 24 400 X, nr. 6). Boven voormalig Joegoslavië is al op beperkte schaal van dergelijke apparatuur gebruik gemaakt.
Voor de vervanging van de F-16 is begonnen met het Defensie Materieelkeuze Proces. Sinds 16 april 1997 neemt Nederland samen met Denemarken en Noorwegen deel aan het «requirement validation project» van het Amerikaanse «Joint Strike Fighter» (JSF)-programma (Kamerstuk 25 000 X, nr. 44). Hiermee wordt niet vooruitgelopen op de uiteindelijke keuze. Inmiddels is op basis van de operationele behoeftestelling (Kamerstuk 26 488, nr. 1) begonnen met een gecombineerde voorstudie-/studiefase. In deze fase, die eind 2000 wordt afgesloten, wordt onder meer informatie verzameld die nodig is voor een besluit over deelneming aan de «Engineering, Manufacturing and Development»-fase van de JSF.
De capaciteit van de Patriotsystemen van de Koninklijke luchtmacht zal in de komende jaren worden verbeterd. Het gaat vooral om het modificeren van deze systemen overeenkomstig de PAC-III standaard (Kamerstuk 25 000 X, nr. 99). De samenwerking met de Verenigde Staten en Duitsland wordt geïntensiveerd in het kader van de EADTF.
4.7.4 Koninklijke marechaussee
In 1996 heeft de regering in beginsel ingestemd met het project «C-2000», dat de invoering omvat van een landelijk netwerk voor mobiele communicatie voor de brandweer, de ambulancezorg, de politie en de Koninklijke marechaussee. Het district Koninklijke marechaussee luchtvaart op Schiphol neemt deel aan een proefproject met dit netwerk in de regio Amsterdam, dat in 2000 begint. Als de proef succesvol is, zal het in heel Nederland worden ingevoerd. Bij de Koninklijke marechaussee zal dit tussen 2002 en 2004 gebeuren.
4.7.5 Multi-service projecten
Het project V-kaart is onderdeel van het Technisch informatiebeveiligingsinitiatief (Tibi) van de overheid. Defensie heeft bij dit project, dat in overleg met de overige ministeries wordt uitgevoerd, het voortouw. Het betreft een integrale beveiliging van geheime en vertrouwelijke informatie in overheidscomputers en computernetwerken. Het project ligt op schema. In juli 1997 is met Philips Crypto een ontwikkelingscontract ter grootte van f 14,5 miljoen gesloten. Eind 1999 worden de gebruikerstesten met de V-kaart voltooid en begin 2000 wordt begonnen met de verwerving van de V-kaart.
HOOFDSTUK 5: RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU
5.1 Defensie, Ruimtelijke Ordening en Milieu
Naast personeel en materieel heeft de krijgsmacht ruimte en infrastructuur nodig om zich voor te bereiden op haar taken. Het gaat om vlootba-ses, kazernes, vliegbases, oefen- en schietterreinen, werkplaatsen, kantoren, opslagdepots, enz. Het is van groot belang in Nederland te kunnen beschikken over geschikte oefenfaciliteiten, waar eenheden vertrouwd kunnen raken met specifieke omstandigheden waarmee ze bij uitzending te maken kunnen krijgen. Het milieubeleid van Defensie richt zich op het voortdurend verbeteren van de milieuprestaties van de defensieorganisatie. Bij het gebruik van defensie-inrichtingen en -terreinen houdt Defensie zich aan de geldende weten regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu. Dit is niet altijd eenvoudig voor een bedrijf als Defensie, dat veel geluid produceert en waarvan de belangrijkste inrichtingen in of nabij natuurgebieden zijn gelegen.
Het gebruik van oefenfaciliteiten en inrichtingen wordt onder meer gereguleerd door bepalingen in de ruimtelijke en milieuregelgeving. Het defensiebeleid terzake (bijvoorbeeld het Structuurschema Militaire Terreinen (SMT) en het Defensie Meerjarenplan Milieu (DMPM)) en het beleid van andere departementen (bijvoorbeeld het Structuurschema Groene Ruimte of de PKB Waddenzee) stellen voorwaarden aan nieuwe ontwikkelingen. Er is een ontwikkeling zichtbaar om bepaalde voor de omgeving gevoelige activiteiten, ook van Defensie, aan steeds strengere vergunningenregimes (nationaal en in EU-verband) te onderwerpen. Voorbeelden zijn de EU Habitat- en de Vogelrichtlijn, de nieuwe Natuurbeschermingswet, de PKB-Waddenzee en allerlei milieuvergunningen en overeenkomsten (convenanten) met andere overheden over gebruik en beheer. Ook het bestaande instrument bestemmingsplan legt hier en daar beperkingen op aan het gebruik van gronden. Tenslotte legt Defensie zichzelf geregeld beperkingen op: het kan gaan om bepaalde perioden (toeristenseizoen, broedseizoen, avonden) waarin een inrichting niet of beperkt wordt gebruikt of om het mijden van een gebied vanwege de aanwezigheid van bebouwing of zeldzame fauna.
De spanning tussen sommige militaire activiteiten in Nederland, zoals (laag)vliegen en schieten, en enkele uitgangspunten in het beleid op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu is evident. Defensie spant zich in om te komen tot een verantwoord milieu- en ruimtelijk beleid. Ondanks die inspanningen is het niet in alle gevallen mogelijk uiteenlopende belangen met elkaar te verenigen. De algemene verdedigingstaak, zowel nationaal als internationaal, en het vastgestelde ambitieniveau wat betreft vredes- en crisisbeheersingsoperaties vergen een goed voorbereide krijgsmacht. Dat betekent dat alle facetten van de krijgsmachttaken moeten worden beoefend. Alleen zo kan de vereiste maximale beschikbaarheid, geoefendheid, en professionaliteit worden bereikt. Dat is niet alleen nodig voor een succesvolle operationele inzet, maar ook voor de veiligheid van de betrokken militairen en de burgers in het gebied waarin wordt geopereerd. Aan het niveau van geoefendheid kan niet worden getornd. Dat maakt het in voorkomend geval nodig keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Het betekent dat in specifieke gevallen het defensiebelang zal kunnen prevaleren boven het milieu- of het ruimtelijk belang. Bij de keuzes en prioriteitsstelling is een voortdurende zorgvuldige afweging van belangen, binnen Defensie én met andere betrokken overheden, vanzelfsprekend.
5.2 Ruimtelijke ordening en milieu
De ministeries van Defensie, VROM en LNV zijn gezamenlijk begonnen met de voorbereiding van de herziening van het Structuurschema Militaire Terreinen. In het herziene SMT zullen de ruimtelijke gevolgen van de maatregelen uit de Defensienota worden verwerkt. Omdat de Defensienota naar verwachting eind 1999 verschijnt, zijn deze maatregelen nog niet geheel te overzien. Het eerste deel van het SMT, het beleidsvoornemen, kan daarom vermoedelijk pas in het voorjaar van 2000 worden uitgebracht. Overigens is het SMT door de partiële herziening uit 1996 en de PKB-reparatiewet geldig tot eind 2003.
In het najaar van 1999 zal de Defensie Milieubeleidsnota 2000 (DMB) verschijnen, de opvolger van het DMPM uit 1993. Hierin zal het milieubeleid voor de komende vijf jaren worden uiteengezet. Het nieuwe plan is meer toegesneden op de defensieorganisatie en de milieurelevante bedrijfsvoeringaspecten (zoals bedrijfsinterne milieuzorg en duurzaam inkopen) dan het vorige. In 2000 is f 5 miljoen extra beschikbaar voor milieumaatregelen. Het zal worden besteed aan duurzame energie.
De asbestinventarisatie van het onroerend goed verloopt voorspoedig en zal vóór de voorziene einddatum van 1 oktober 1999 gereed zijn. De resultaten worden binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden, met inbegrip van een raming van de kosten voor de totale asbestsanering bij het vastgoed in beheer bij Defensie. Dankzij de inventarisatie heeft Defensie op een aantal tot dan toe onbekende plaatsen asbest aangetroffen. Dit onderstreept het nut van het defensiebreed uitgevoerde onderzoek. Ongeveer twee procent van de gevallen was zó urgent dat sanering onmiddellijk ter hand moest worden genomen. De plaatsen waar asbest is gevonden zonder dat er gevaar voor de gezondheid bestaat zijn gemarkeerd met waarschuwingsstickers. Sanering volgt later. De kosten van de inventarisatie zijn lager uitgevallen dan op grond van kengetallen werd verwacht.
Duurzaam bouwen (Dubo) wint binnen Defensie terrein. In 1998 zijn in ongeveer zeventig procent van de nieuwbouw- en grootonderhouds-projecten Dubo-maatregelen genomen. Ook wordt verder gewerkt aan de uitbreiding en de uitwisseling van kennis over en ervaring met duurzaam bouwen, zowel nationaal als internationaal, onder meer door een door Nederland en Canada te organiseren Navo-congres. Duurzaam bouwen is duurder dan conventioneel bouwen: geschat wordt dat de bouwsom ongeveer twee procent hoger uitvalt. De hogere investeringen worden echter tijdens de exploitatie en sloop van het gebouw terugverdiend. Er zijn geen speciale Dubo-budgetten in de defensiebegroting. De meerkosten maken deel uit van de infrastructuurbudgetten.
5.3 Geluidszonering
Voor zeven van de elf militaire luchtvaartterreinen is de geluidszone voor startende en landende vliegtuigen (Luchtvaartwet) wettelijk vastgesteld. Het betreft Leeuwarden, Twenthe, Deelen, Soesterberg, De Kooy, Valkenburg en Gilze-Rijen. De zone die rondom Volkel was vastgesteld, is door de rechter geschorst. Daarmee geldt voor Volkel nu weer de indicatieve geluidszone uit het SMT. In 1999 zijn de lopende zoneringsprocedures voor het vaststellen van de vier geluidszones voor Eindhoven, Volkel, Woensdrecht en De Peel, beëindigd. Voor deze vier bases zijn of worden nieuwe aanwijzings- en zoneringsprocedures begonnen,
voorafgegaan door een milieu-effectrapportage. Met het oog op een goede regeling van het civiele medegebruik wordt voorrang gegeven aan
Eindhoven. Waarschijnlijk zullen deze procedures kunnen worden afgesloten in 2001–2002.
De geluidsisolatieprojecten rondom de militaire luchtvaartterreinen worden voortgezet. Het totale programma zal waarschijnlijk in 2000 zijn voltooid.
5.4 Bodemsaneringsprogramma
Het bodemsaneringsprogramma van Defensie verloopt volgens plan. Overeenkomstig de gedane toezeggingen zal in 2010 elke ernstige verontreiniging op defensieterreinen zijn gesaneerd of beveiligd. Door het invoeren van nieuwe «terugsaneerwaarden», die afhankelijk zijn van de functie van het terrein, en de toenemende kennis op het gebied van goedkopere, biologische saneringstechnieken, kunnen de saneringskosten op middellange termijn dalen. De onderzoekskosten zullen daarentegen wat toenemen doordat bij in situ saneringstechnieken de afbraak van de vervuiling in de grond vaker moet worden gemeten dan bij de tot dusver gebruikelijke ontgravingstechnieken. Per saldo zullen de kosten van het bodemsaneringsprogramma dalen. Voor 2000 is f 3,7 miljoen begroot voor bodemonderzoeken en f 33,6 miljoen voor bodemsaneringen.
HOOFDSTUK 6: DE DEFENSIE-ORGANISATIE EN BEDRIJFSVOERING
6.1 Veranderingsproces
Het veranderingsproces bij Defensie dient te leiden tot een meer transparante en doelgerichte werkwijze bij Defensie. Begin 1999 is besloten de werkwijze bij Defensie te verbeteren. De maatregelen zijn genomen naar aanleiding van het rapport «Omtrent Srebrenica» van dr. J.A. van Kemenade. De Kamer is hierover uitvoerig ingelicht (Kamerstuk 26 237, nr. 3). Het onderzoek onder leiding van de minister van Justitie naar de opsporingsfunctie van de Koninklijke marechaussee is nagenoeg voltooid.
Het Politiek beraad is inmiddels uitgebreid met de bevelhebbers om de betrokkenheid van en de communicatie tussen de eerstverantwoordelijke functionarissen te vergroten. De huidige samenstelling van dit college onderstreept de eenheid van Defensie als organisatie en de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het beleid. Om het functioneren van de organisatie, mede gezien het uitgangspunt van «decentraal, tenzij», goed te kunnen beoordelen is een goede informatievoorziening ten behoeve van de bewindslieden noodzakelijk. Sinds 1 juni jl. dienen de bevelhebbers, de commandant van het Dico en de CDS (voor vredesoperaties) periodiek een toprapportage in. Het moment waarop dit gebeurt, is gekoppeld aan de begrotingscyclus. De belangrijkste aandachtspunten zijn de taakuitvoering, de operationele gereedheid, de bedrijfsvoering en actuele thema’s. Zij dienen vergezeld te gaan van het oordeel van de eerstverantwoordelijken of is voldaan aan de hen opgedragen doelstellingen, van de genomen of te nemen maatregelen in het geval van tekortkomingen en welke acties van de bewindslieden worden verwacht. De functionarissen van het kerndepartement rapporteren over relevante beleidsontwikkelingen. Het is vanzelfsprekend dat de toprapportages een belangrijke rol spelen in het afleggen van verantwoordelijkheid door de desbetreffende functionarissen. Een goede interne informatievoorziening is voor de bewindslieden ook van groot belang met het oog op het afleggen van verantwoordelijkheid aan het parlement.
Wat betreft de externe communicatie wordt gewerkt aan een richtinggevend kader. De interne informatie- en nieuwsvoorziening wordt verbeterd. Het Crisis onderzoeksteam van de Universiteit van Leiden heeft een draaiboek «Calamiteiten en incidenten management Defensie» opgesteld en aanbevelingen gedaan hoe Defensie beter kan omgaan met incidenten en calamiteiten. Er is een raamwerk voor de afhandeling van vredesoperaties opgesteld waarin alle activiteiten op het gebied van debriefings, evaluaties en nazorg zijn beschreven. Dit raamwerk is inmiddels vastgelegd in een Aanwijzing CDS. De in de brief genoemde maatregelen ter versterking van de mobiliteit van het personeel zullen omstreeks januari 2000 in werking treden.
6.2 Militaire Inlichtingendienst
6.2.1 Reorganisatie
In 1998 heeft de directie Organisatie en Informatie van het directoraat-generaal Economie en Financiën van Defensie de in 1997 voltooide reorganisatie en afslanking van de MID geëvalueerd. Het evaluatierapport «Nieuw Evenwicht» is op 15 maart jl. aan de Tweede Kamer aangeboden
(DIS/99 001 341). De minister heeft de conclusies en de aanbevelingen overgenomen. Inmiddels zijn de aanbevelingen uitgewerkt in concrete maatregelen en is begonnen met de reorganisatie en de invoering van een nieuwe werkwijze.
6.2.2 Voortgang plan van aanpak MID-archieven
Tijdens het Algemeen overleg met de Vaste Commissies voor Binnenlandse Zaken, Defensie en OC&W van de Tweede Kamer op 17 december 1997, heeft de minister een plan van aanpak gepresenteerd voor een beter archiefbeheer van de MID.
De Algemene Rijksarchivaris heeft op 6 oktober 1998 het inspectierapport «Archiefbeheer van de Militaire Inlichtingendienst» aangeboden aan de minister. Hierin concludeert de Algemene Rijksarchivaris op grond van de inmiddels getroffen maatregelen dat de noodzakelijke verbetering van het MID-archief in de loop van 1999 kan worden bereikt. Het rapport is, vergezeld van een voortgangsrapportage over het archiefbeheer van de MID en van het rapport over het institutioneel onderzoek naar het handelen van de overheid op het gebied van de militaire inlichtingendiensten 1945–1999, op 15 maart jl. aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 25 809, nr. 11 en DIS/99 001 343).
De Centrale archief selectiedienst werkt thans aan het ordenen van het papieren archief. De werkzaamheden om de archieven van de MID te beschrijven verlopen volgens plan. Er is een begin gemaakt met het vergroten van de toegankelijkheid van archiefbescheiden die op microfilm zijn vastgelegd. Voor eind 1999 zal de mogelijke bewerking van de elektronische bestanden binnen de MID in kaart zijn gebracht. Daarna kan worden begonnen met de bewerking. De opleiding van het MID-personeel op archiefgebied is grotendeels afgerond.
De invoering van één postregistratiesysteem voor de MID is in het voorjaar van 1999, toen een standaard postregistratiesysteempakket ter beschikking kwam, begonnen. De plannen voor de reorganisatie van de MID en voor de toekomstige huisvesting van de MID-staf op het Van Alkemadecomplex in Den Haag bepalen het tempo en de volgorde waarin het systeem wordt ingevoerd. Na de verhuizing zal er voldoende ruimte beschikbaar zijn voor de opslag van de MID-archieven.
6.3 Beleid Bedrijfsvoering Defensie (BBD) 2000
In de financiële verantwoording over 1998 is de Tweede Kamer ingelicht over het BBD-2000. De invoering van dit beleid strekt zich uit over enkele jaren en gebeurt aan de hand van negen doelstellingen. Conform de toezegging in de financiële verantwoording, worden hier de doelstellingen die van belang zijn voor 2000 nader toegelicht: – mandatering van bevoegdheden.
In de loop van 2000 dienen de eenheden op ressortniveau en op het niveau van de resultaat verantwoordelijke eenheden (RVE) te beschikken over formeel vastgelegde bevoegdheden en middelen die het mogelijk maken de leidinggevenden op die niveaus de integrale verantwoordelijkheid te laten dragen voor de uitvoering van de hun opgedragen taken; – transparantie van doelstellingen.
In de begroting voor 2001 dient sprake te zijn van transparantie van doelstellingen. Hiervan is in deze begroting al sprake bij de doelstellin- gen inzake de operationele gereedheid. Deze zijn op ressortniveau tot uitdrukking gebracht in de artikelsgewijze toelichting;
– transparantie van doelbereiking.
In 2000 wordt begonnen met het ontwikkelen van een systeem dat inzicht biedt in de mate waarin de doelstellingen inzake operationele gereedheid zijn bereikt. De invoering van zo’n systeem kost veel tijd en moet zorgvuldig gebeuren;
– de inrichting van de auditfunctie.
De inrichting van de auditfunctie, met inbegrip van de daaraan verbonden auditcapaciteit, is de verantwoordelijkheid van het lijnmanagement. Met ingang van 2001 dienen alle organisatie-eenheden over een auditplan te beschikken. In 2000 zullen hiervoor de nodige maatregelen worden getroffen (zie ook paragraaf 6.5);
– integrale kwaliteitszorg.
Voor 2000 moet tot op RVE-niveau worden aangegeven in welke fase van integrale kwaliteitszorg men zich bevindt en wanneer de volgende fase van ontwikkeling wordt bereikt. Hieraan moet een verbeterplan ten grondslag liggen. In de verantwoording over 1999 zal de Tweede Kamer hierover nader worden ingelicht.
6.4 Informatievoorziening
Voor een goede bedrijfsvoering is een toereikende informatievoorziening van groot belang. De komende jaren wordt hiertoe een verbeter-programma uitgevoerd. De eerste stap behelst de gefaseerde invoering van een gestandaardiseerde infrastructuur op het gebied van informatie-en communicatietechnologie (ICT). In 2000 wordt de eerste fase, die als basis dient voor de verdere ontwikkeling van de ICT-infrastructuur, voltooid. Daarnaast wordt gewerkt aan het realiseren van een integrale en gestandaardiseerde informatievoorziening, die vervolgens zal worden ingevoerd bij de materieel-logistieke bedrijven. De Europese aanbesteding van de benodigde software is voorzien voor 2000. In het Defensie-informatievoorzieningsplan, dat zal dienen als toetssteen van de bereikte resultaten, komt meer nadruk te liggen op het defensiebrede gebruik van dezelfde ICT-voorzieningen.
6.5 Audits
Binnen Defensie wordt het verzamelbegrip audits gebruikt voor verschillende soorten onderzoeken, zoals beleidsevaluaties, bedrijfsvoeringsau-dits en financiële audits. Audits zijn bij Defensie volledig ingebed in de jaarlijkse begrotingscyclus.
De auditfunctie kent een gelaagde structuur die aansluit op de decentrale bedrijfsvoering bij Defensie. Op centraal niveau worden ten behoeve van de ambtelijke en politieke leiding van Defensie onderzoeken uitgevoerd die inzicht bieden in de effectiviteit en de doelmatigheid van het beleid. Op decentraal niveau worden audits gebruikt om de beheersing van de decentrale bedrijfsvoering te verbeteren. In beginsel worden alle bedrijfsprocessen regelmatig aan een audit onderworpen. De prioriteit bij het uitvoeren van audits ligt bij de meest risicovolle processen.
6.6 Millennium
De aanpak van het millenniumprobleem heeft ertoe geleid dat midden 1999 de continuïteit van de belangrijke maatschappelijke diensten die Defensie levert, van crisisbeheersingsoperaties en van andere belangrijke defensieactiviteiten, is gewaarborgd. Behalve aan het oplossingstraject heeft Defensie veel aandacht besteed aan de tijdige voltooiing van de «Millennium contingency plannen».
Het zogenaamde oplossingstraject (het identificeren en oplossen van problemen) verloopt volgens plan. Hierdoor zal het overgrote deel van de vitale en de niet-vitale objecten vóór 1 januari 2000 millenniumbestendig zijn. Het restant (voornamelijk niet-vitale objecten) wordt in de eerste helft van 2000 opgelost. Het betreft vooral materieel van de reserve-eenheden. Gelet op de waarschuwingstijd van deze eenheden, is aan het oplossen van deze objecten een lagere prioriteit toegekend. Ondanks de getroffen maatregelen kan niet volledig worden uitgesloten dat zich begin 2000 problemen zullen voordoen bij verschillende (wapen)systemen. Er wordt daarom rekening gehouden met de nazorg en het herstel van (wapen-) systemen die, hoewel zij nu als millenniumbestendig zijn aangemerkt, toch niet correct blijken te functioneren. Als noodscenario’s in werking moeten treden, zal dit tot extra uitgaven leiden.
6.7 Financieel beleid en beheer
De financiële administratie bij Defensie is «millenniumproof». Nu zal de aanpassing van de basisvaluta, van gulden naar euro, worden voorbereid. Overigens worden internationale betalingen ten dele reeds in euro’s verricht. Tevens wordt bezien in hoeverre de financiële administratie moet worden geïntegreerd met de overige bedrijfsvoeringssystemen. De financiële administratie voldoet aan de eisen in het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 1994. De ordelijkheid van het financieel beheer wordt door middel van een planmatige aanpak verbeterd. In het jaar 2000 zal op het Opleidingscommando Logistiek van de Koninklijke landmacht een defensiebreed opleidingsprogramma van start gaan, dat moet leiden tot kwaliteitsverbetering van de financiële functie.
Naar het oordeel van de Departementale Accountantsdienst was er in 1998 in het algemeen sprake van een ordelijk en controleerbaar financieel beheer. Wel kunnen verscheidene onderwerpen en aspecten nog worden verbeterd.
HOOFDSTUK 7: FINANCIEEL KADER
7.1 Inleiding
In deze begroting wordt een aanzet gegeven tot de invulling van de structurele bezuiniging van f 375 miljoen die uit het regeerakkoord voortvloeien en de bezuiniging op de «uitkeringswet gewezen militairen» (UKW). De beleidsvoornemens waarop de invulling berust, zijn vervat in de Hoofdlijnennotitie en worden definitief uitgewerkt in de Defensienota. De volgende financiële mutaties hebben tot bijstelling van de beschikbare begrotingsbedragen geleid:
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
|
Regeerakkoord 1998 |
||||
structurele taakstelling |
375 |
375 |
375 |
375 |
uitkeringswet gewezen |
||||
militairen (UKW) |
29 |
58 |
87 |
87 |
Totaal |
404 |
433 |
462 |
462 |
In de volgende paragraaf is toegelicht op welke wijze de taakstelling die uit het regeerakkoord voortvloeit in de begroting 2000 is verwerkt.
7.2 Invulling 2000
De Hoofdlijnennotitie bevat naast de invulling van de taakstelling uit het regeerakkoord maatregelen om ruimte te scheppen voor beleidsintensiveringen. De intensiveringen – in het jaar 2000 f 60 miljoen – betreffen de vorming van een interservice Cimic-eenheid (f 5 miljoen), extra investeringen voor nieuw milieubeleid (f 5 miljoen) en nieuw personeelsbeleid (f 50 miljoen).
Om de taakstellingen en de beleidsintensiveringen te verwezenlijken, zijn aanvullende maatregelen tot een totaal van f 464 miljoen onvermijdelijk. Enerzijds is daarbij sprake van beleidsextensiveringen, anderzijds moeten opnieuw projecten worden vertraagd en/of verkleind. De maatregelen in 2000 zijn bezien in samenhang met de beleidsvoornemens uit de Hoofdlijnennotitie en doen geen afbreuk aan de dagelijkse bedrijfsvoering en de bijdragen aan crisbeheersings- en humanitaire operaties. De volgende maatregelen zijn verwerkt:
Maatregelen 2000 (in miljoenen guldens)
Maatregelen Koninklijke marine
herfaseren projectdeDeZeven Provinciën klasse 25,8
vertragen project aanpassing mijnenbestrijding 112,4
vertragen vervanging Zuiderkruis 0,8
vertragen Active Towed Array System (Atas) 5,5
herfaseren Theatre Missile Defence System (TMD) –5,0
vertragen CUP Orion 22,4
herfaseren verbindingen mariniers 1,4
herfaseren project vorming één marinebedrijf 11,6
herfaseren munitie 22,2
overige maatregelen, met name diverse kleine projecten 4,5
Totaal Koninklijke marine 201,6
Maatregelen Koninklijke landmacht
verkleinenenvertragen Shorad 27,8
afzien2efase Single Service Radio Access 8,0
herfaseren pantserbestrijding lange dracht 7,5
herfaseren gevechtsveld controle radar 9,7
vertragen duelsimulatoreneninstrumentatie 18,0
herfaseren vervanging brugleggende tank 2,0
reductie mobilisabele component 1,5
overige maatregelen, met name diverse kleine projecten 20,6
Totaal Koninklijke landmacht 95,1
Maatregelen Koninklijke luchtmacht
verkleinenenvertragen Shorad 25,0
herfaseren MLU-F16enMLU-gerelateerde projecten 57,4
vertragen naderingsapparatuur 7,7
verkleinenenvertragen verbetering lucht-grond bewapening 4,8
verkleinenenvertragen inbouw MLU-kits 4,0
overige maatregelen, met name diverse kleine projecten 13,7
Totaal Koninklijke luchtmacht |
112,6 |
Maatregel Koninklijke marechaussee aanpassing Milsatcom project |
1,8 |
Maatregelen overige beleidsterreinen |
2,9 |
Efficiencybesparingen* |
50 |
Totaal |
464 |
-
*De efficiency-besparing van f 50 miljoen en de met de begrotingsvoorbereiding 2000 doorgevoerde maatregel «te genereren efficiencybesparing» van f 25 miljoen, zullen vooral worden bereikt door een doelmatigere werkwijze en meer samenwerking tussen de materieeldiensten, mogelijke wijzigingen in de kosten van het compensatiebeleid, de beperking van de omvang van technologisch onderzoek voor wapensystemen en de mogelijke financiële voordelen van uitbesteding. Voor het jaar 2000 is de f 75 miljoen op voorlopige basis over de beleidsterreinen verdeeld en zichtbaar gemaakt op de artikelen «Personeel en materieel». Vanaf 2001 zijn de efficiency-besparingen ondergebracht bij het begrotingsartikel U08.05 «efficiency-besparingen / kwaliteitsverbetering». Een taakgroep buigt zich over de invulling van de efficiency-taakstelling. In de Defensienota zal hierop nader worden ingegaan.
Uitkeringswet gewezen militairen (UKW)
De maatregelen in UKW-kader zullen f 87 miljoen structureel moeten opleveren. Omdat de verhoging van de ontslagleeftijd gefaseerd zal worden ingevoerd, zal een deel van de besparingen op de korte termijn elders moeten worden opgebracht. De beoogde besparing van f 29 miljoen in het jaar 2000 is dan ook verdisconteerd in de bovengenoemde maatregelen.
Aanpassing kasritmes investeringen
Tijdens de begrotingsvoorbereiding 2000 is een taakstellende korting met een incidenteel karakter vastgesteld tot en met 2003 (f 100 miljoen in het jaar 2000 tot f 25 miljoen in 2003). De taakstelling berust op de veronderstelling dat projecten in het algemeen langzamer worden verwezenlijkt dan voorzien. Deze maatregel heeft bij de drie grote krijgsmachtdelen tot ramingsbijstellingen geleid.
In de artikelsgewijze toelichting, in het bijzonder de investeringsartikelen «Groot materieel» en «infrastructuur van de krijgsmachtdelen», zijn de mutaties zichtbaar gemaakt die verband houden met de taakstellingen uit het regeerakkoord en de begrotingsvoorbereiding 2000.
7.3 Verdeling over de bestedingscategorieën 1998–2000
De verdeling van het totale defensiebudget over de bestedingscategorieën is hieronder weergegeven:
Omschrijving |
Personele explotatie |
Materiële exploitatie |
Investeringen |
Pensioenen en wachtgelden |
Totaal |
|
Totaal realisatie 1998 in % |
6 236,8 44,58 |
2 974,2 21,26 |
2 900,8 20,74 |
1 876,7 13,42 |
13 988,5 100,00 |
|
Omschrijving |
Personele explotatie |
Materiële exploitatie |
Investeringen |
Pensioenen en wachtgelden |
Totaal |
|
Totaal vermoedelijke uitkomsten 1999 in % |
6 522,2 43,39 |
3 263,4 21,71 |
3 241,2 21,57 |
2 003,2 13,33 |
15 030,0 100,00 |
|
Omschrijving |
Personele explotatie |
Materiële exploitatie |
Investeringen |
Pensioenen en wachtgelden |
Totaal |
|
Totaal ontwerpbegroting in % |
2000 |
6 444,8 45,42 |
2 879,6 20,29 |
2 947,0 20,77 |
1 919,1 13,52 |
14 190,5 100,00 |
C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen) INLEIDING
Begrotingsindeling
Het verbeterd economisch beheer (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 X, nr. 113) heeft geleid tot een nieuwe begrotingsindeling, die vanaf de begroting voor het jaar 1998 worden toegepast. Bij de beleidsterreinen Algemeen, de krijgsmachtdelen en het Defensie Interservice Commando, worden de bedrijfsvoeringsbudgetten in de begrotingsartikelen Personeel en materieel zichtbaar gemaakt en worden alle investeringen op één begrotingsartikel Investeringen groot materieel en infrastructuur geraamd. In verband hiermee (en vanwege de comptabele voorschriften) is sinds de begroting voor 1998 tevens een nieuwe nummering van begrotingsartikelen bij de beleidsterreinen gehanteerd.
Verplichtingen-kassystematiek
In de Comptabiliteitswet, artikel 4, vijfde lid, is de bepaling opgenomen dat als verplichting van een jaar wordt geraamd het bedrag van de juridische verplichting die in dat jaar rechtstreeks ontstaat op grond van een verdrag, een wet, een koninklijk besluit, een ministeriële regeling, een beschikking of een verbintenis en die in dat jaar of in een later jaar tot uitgaven leidt of kan leiden.
Het zesde lid van dit artikel biedt echter de mogelijkheid voor een beperkt aantal categorieën niet de juridische verplichting als uitgangspunt te nemen voor de verplichtingenraming, maar het bedrag dat in dat jaar als uitgaaf wordt geraamd. Dit betreft onder andere:
– salarissen, wachtgelden en soortgelijke periodieke verplichtingen (lid
6, punt a); – huren, pachten en soortgelijke verplichtingen (lid 6, punt d); – andere door de minister van Financiën aan te wijzen categorieën (lid 6,
punt e).
Dit laatste is ingevuld door de «Aanwijzingsregeling verplichtingen-kas 1991» van 6 juli 1993, laatstelijk gewijzigd 10 september 1997. Hierin worden algemene categorieën onderscheiden waarbij het niet noodzakelijk is voorafgaand aan iedere betaling eerst de bijbehorende individuele verplichting te boeken. Indien het doelmatig is, kan worden volstaan met het vooraf boeken van collectieve verplichtingen die bijvoorbeeld overeenkomen met het uitgavenbudget van de betrokken post. Ook is het mogelijk dat op het moment van betalen de corresponderende verplichting, ter grootte van het kasbedrag, wordt geboekt.
In algemene termen worden onder andere de verplichtingen vermeld die:
– voortvloeien uit privaatrechtelijke rechtshandelingen, met uitzondering van deelnemingen, krediet- of garantieverleningen, tot een door de minister van Financiën vast te stellen bedrag (categorie 1.a). Te denken valt daarbij aan verbruiksgoederen, telefoon- en energiekosten;
– samenhangen met declaraties die rijksambtenaren, arbeidscontractan- ten en derden op grond van geldende personele en organieke rijksregelingen bij het Rijk kunnen indienen (categorie 1.b). Hieronder vallen vergoedingen voor dienstreizen, verplaatsingskosten en andere emolumenten.
Specifiek genoemd worden voorts de artikelen voor onvoorziene uitgaven (categorie 2.a), voor geheime uitgaven (categorie 2.b) en voor loon- en prijsbijstelling (beide categorie 2.c).
Indien het bovenstaande bij een artikel van toepassing is, wordt daarvan in de artikelsgewijze toelichting melding gemaakt. Daarbij wordt tevens aangegeven welke formele regeling in dat geval van kracht is.
Nieuwe mutaties
Bij de begrotingsartikelen personeel en materieel van de beleidsterreinen worden de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties naar aard en oorzaak toegelicht op het niveau van organisatorische groep van resultaatverantwoordelijke eenheden, het zogenoemde begrotingsressort.
Personele ramingen
De uitgaven van het actief dienende personeel zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De uitkomst hiervan is aangepast voor ontwikkelingen in de komende jaren en voor de categorieën die niet in het SNIP zijn opgenomen, zoals niet-actief dienend personeel, NATRES, zakgelders en niet-Nederlands hulppersoneel.
WAO en Bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid
Omdat Defensie een relatief jonge populatie heeft, is ervoor gekozen per 1 januari 1999 gebruik te maken van de in de WAO geboden mogelijkheid om de WAO-lasten van nieuwe instroom, te rekenen vanaf de instroom in 1998, tot een maximum van vijf WAO-uitkeringsjaren in eigen risico te dragen. Het gedifferentieerde deel van de WAO-premie is hiermede per 1 januari 1999 vervallen. Het gaat zowel om het militaire personeel als om het burgerpersoneel.
Voorzover de WAO-uitkeringen betrekking hebben op de periode na ontslag worden deze op declaratiebasis door USZO in rekening gebracht bij Defensie. Verantwoording van de betrokken uitkeringen vindt vanaf 1999 plaats onder het artikelonderdeel Wachtgelden en inactiviteits-wedden. In verband met het feit dat het gaat om nieuwe instroom is sprake van een stijgend bestand totdat in 2003 (vijf jaar na 1998) het structureel niveau is bereikt. Voor de periode tussen datum ingang WAO en ontslag is geen sprake van een declaratiestelsel maar van doorbetaling van de bezoldiging.
In verband met de keuze voor eigen risicodragerschap voor de WAO ligt het in de rede dat gedurende de eigen risicoperiode ook de na ontslag aan de orde zijnde bovenwettelijke aanvullingen op de WAO ten laste van het betrokken beleidsterrein komen. Tot op heden werden de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor militair personeel in zijn geheel verantwoord op beleidsterrein 2. De betrokken uitkeringsbedragen zijn – voorzover betrekking hebbend op de eigen risicoperiode – vanuit beleidsterrein 2 overgeheveld.
Loon- en prijspeil
De ramingen staan in loon- en prijspeil 1999. De ramingen voor het jaar 2004 worden verkregen door de extrapolatie van de verwachte realisatie in 2003, rekening houdend met de ontwikkelingen van de aantallen personeel en de mutaties in het activiteitenprogramma ten opzichte van het jaar 2003.
Loonbijstelling 1999
De aan Defensie toegekende loonbijstelling 1999 in de arbeidskosten 1999 is verantwoord op artikel 01.27 Loonbijstelling. De kabinetsbijdrage is aangewend voor de financiering van de in 1999 overlopende kosten van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1997–1999 en – tezamen met de binnen de Defensiebegroting beschikbaar gestelde middelen – voor de financiering van de uit de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999–2000 voortkomende maatregelen. De overloop 2000 van die overeenkomst zal ten dele (0,85%-punt van de loonsom) uit de kabinetsbijdrage 2000 worden gefinancierd.
In de toelichting bij de desbetreffende begrotingsartikelen en ressorts van de beleidsterreinen zijn de loonbijstellingsbedragen, samen met de uitgedeelde prijsbijstelling, gespecificeerd.
Prijsbijstelling 1999
In de ontwerpbegroting 2000 is rekening gehouden met de ontwikkeling naar het prijsniveau 1999. De prijsstijging van 1998 naar 1999 bedraagt 1,9% voor de materiële overheidsconsumptie en 1,7% voor de bouw. De prijsbijstelling 1999 is via het begrotingsartikel 01.28 Prijsbijstelling over de begrotingsartikelen van de beleidsterreinen verdeeld. In de toelichting bij de betreffende begrotingsartikelen en ressorts van de beleidsterreinen zijn de prijsbijstellingsbedragen, samen met de bedragen voor de loonbijstelling, nader gespecificeerd.
Doelstellingen en operationele gereedheid
In het kader van het vernieuwde Beleid Bedrijfsvoering Defensie 2000 (BBD-2000) zijn met deze begroting voor het eerst bij de ressorts Commandant der Zeemacht in Nederland, Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied, Commandant van het Korps Mariniers, het 1(GE/NL) Legerkorps en Tactische Luchtmacht doelstellingen en activiteiten vermeld die verband houden met de operationele gereedheid. Defensie onderzoekt op welke wijze in volgende begrotingen, met behulp van kengetallen en prestatie-indicatoren, de mate van doelbereiking inzichtelijk kan worden gemaakt.
Beleidsevaluaties
Beleidsevaluaties, zowel ex-ante als ex-post worden binnen Defensie uitgevoerd om de inhoud, de uitvoering en/of de effecten van het gevoerde beleid te kunnen beoordelen. Waar zinvol en relevant worden de resultaten van de evaluaties met deze begroting voor het eerst in de artikelsgewijze toelichting opgenomen. In bijlage 7 bij deze begroting is een volledig overzicht van de afgeronde en voorziene beleidsevaluaties opgenomen.
Kengetallen
Met behoud van de prestatie-indicatoren en de doelmatigheidskengetallen uit de begroting 1999, zijn in deze artikelsgewijze toelichting voor het eerst opgenomen de doelstellingen en activiteiten die met de operationele gereedheid verband houden en de resultaten van beleidsevaluaties. Met deze instrumenten wordt een meer resultaatgerichte sturing nagestreefd met nadrukkelijke aandacht voor doelmatigheid en doeltreffendheid.
Het uitgebreid vermelden van ramingskengetallen past daar niet goed bij. Om het inzicht in de relatie tussen input en uitgaven te behouden, heeft Defensie gekozen voor een samenvattend overzicht van de belangrijke ramingskengetallen op het niveau van beleidsterrein. Dit overzicht is als bijlage 13 opgenomen. Met deze wijze van presenteren van de belangrijkste ramingskengetallen in een bijlage en het toelichten van de ontwikkeling van de personeelsaantallen (burgers en militairen) op beleidstereinni-veau, is het inzicht en de leesbaarheid van de ramingen van de beleidsterreinen bevorderd. In dit kader worden ook de aantallen gerechtigden inzake de te onderscheiden uitkeringen voor wachtgelden en inactiviteits-wedden meerjarig opgenomen.
-
01.BELEIDSTERREIN ALGEMEEN
Algemeen
De totale uitgavenramingen van het beleidsterrein Algemeen voor de jaren 1998 tot en met 2004 zijn als volgt te specificeren:
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Uitgaven |
|||||||
01.20 Personeel en materieel |
|||||||
– Kerndepartement (KD) |
196 239 |
200 166 |
192 586 |
163 658 |
161 701 |
143 453 |
157 692 |
– Militaire inlichtingendienst (MID) |
101 121 |
90 745 |
87 806 |
96 049 |
103 031 |
103123 |
103 123 |
– Wachtgelden en inactiviteitswedden |
9 763 |
8 317 |
8 160 |
7 862 |
7 130 |
6 131 |
5 307 |
Totaal 01.20 Personeel en materieel |
307 123 |
299 228 |
288 552 |
267 569 |
271 862 |
252 707 |
266 122 |
01.21 Subsidies en bijdragen |
127 530 |
132 819 |
131 774 |
131 464 |
131 480 |
131 696 |
131 900 |
01.22 Geheime uitgaven |
1 300 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
01.23 Internationale verplichtingen |
104 759 |
146 522 |
152 615 |
152 818 |
152 282 |
152 282 |
152 282 |
01.24 Garanties |
000000 |
0 |
|||||
01.25 Milieumaatregelen |
4 000 |
9 360 |
7 860 |
12 860 |
17 860 |
22 860 |
22 860 |
01.26 Technologie-ontwikkeling |
35 473 |
32 177 |
44 994 |
44 810 |
44 610 |
34 510 |
30 010 |
01.27 Loonbijstelling |
0 |
6 823 |
30 565 |
33 443 |
57 378 |
61 086 |
60 910 |
01.28 Prijsbijstelling |
0 |
0 |
50 000 |
86 000 |
72 000 |
55 000 |
39 000 |
01.29 Overige departementale uitgaven |
101 686 |
115 002 |
97 897 |
96 925 |
96 625 |
95 329 |
95 129 |
Totale uitgaven (x NLG 1000) |
681 871 |
743 031 |
805 357 |
826 989 |
845 197 |
806 570 |
799 313 |
Totale uitgaven (x EUR 1000) |
309 420 |
337 173 |
365 455 |
375 271 |
383 534 |
366 006 |
362 712 |
01.20 Personeel en materieel
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
In dit artikel zijn de verplichtingen en uitgaven opgenomen die nodig zijn voor het functioneren van het Kerndepartement en de Militaire Inlichtingendienst (MID).
Deze ressorts zijn opgebouwd uit de volgende artikelonderdelen:
– ambtelijk burgerpersoneel, waarin begrepen de loonkosten en overige tot het loon te rekenen kosten van de bewindslieden en het burgerpersoneel;
– militair personeel;
– overige personele uitgaven;
– materiële uitgaven.
Daarnaast worden nog bedragen voor wachtgelden voor het burgeren militair personeel en het aandeel in de uitvoeringskosten USZO op het artikelonderdeel 01.20.09 geraamd en verantwoord.
Het budgettaire beslag dat is gemoeid met de uitbesteding van werkzaamheden bedraagt f 29,272 miljoen. Dit wordt voornamelijk gebruikt voor inhuur van organisatie-, informatie- en advieswerkzaamheden en met name voor de bestrijding van de gevolgen van het millenniumprobleem. Hiermee is een bedrag van f 12,7 miljoen in 2000 gemoeid.
De uitgaven voor het actief dienende personeel zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De uitkomst hiervan is aangepast voor de categorieën die niet in het SNIP zijn opgenomen en voor ontwikkelingen in de komende jaren.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
280 242 262 970 259 611 266 666 241782 4 377 - 5 542 - 5 558 - 5 562 - 5 562
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe mutaties:
– Kerndepartement (KD)
– Militaire Inlichtingendienst (MID)
– wachtgelden en inactiviteits-wedden
Totaal nieuwe mutaties
284 619 257 428 254 053 261 104 236 220
12 866 21 126 20 659 3 474 12 472
2 808 2 609 2 495 2 478 2 570
338 1 275 1 304 1 012 898
9 720 25 010 24 458 6 964 15 940
Stand ontwerpbegroting 2000
30 976 326 499 274 899 282 438 278 511 268 068 252 160 252 692
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
14 056 148 159 124 744 128 165 126 383 121644 114 425 114 667
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
281163 263 463 259 578 265 666 245 982 3 910 -5 542 -5 558 -5 562 -5 562
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe mutaties:
– Kerndepartement (KD)
– Militaire Inlichtingendienst (MID)
– wachtgelden en inactiviteits-wedden
Totaal nieuwe mutaties
285 073 257 921 254 020 260 104 240 420
11009 26 747 9 750 8 268 8 819
2 808 2 609 2 495 2 478 2 570
338 1 275 1 304 1 012
898
14155 30 631 13 549 11758 12 287
Stand ontwerpbegroting 2000
307 123 299 228 288 552 267 569 271862 252 707 266 122
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
139 366 135 784 130 939 121418 123 366 114 673 120 761
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
De overige mutaties worden bij de onderscheiden ressorts en het artikelonderdeel Wachtgelden en inactiviteitswedden toegelicht.
Bij de bovenstaande ramingen behoren de volgende aantallen vte’n.
Opbouw begrotingssterkte (vte’n op basis van 38-urige werkweek)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Burgers – stand begroting 19991 Burgers – mutaties1
Burgers – stand ontwerpbegroting 20001
1 001 |
973 |
946 |
925 |
925 |
34 |
11 |
|
|
|
1 035
984
940
910
910
910
MP/BOT – stand begroting 1999 MP/BOT – mutaties
MP/BOT – stand ontwerpbegroting 2000
624
-41
583
619
-
-11
608
611 - 6
608 - 6
605
602
608 - 6
602
602
MP/BBT – stand begroting 1999 MP/BBT – mutaties
MP/BBT – stand ontwerpbegroting 2000
38 |
38 |
38 |
38 |
38 |
13 |
-12 |
|
|
|
25
26
26
26
26
26
Totale sterkte – stand begroting 1999 Totale sterkte mutaties
Totale sterkte – stand ontwerpbegroting 2000
1 663 |
1 630 |
1 595 |
1 571 |
1 571 |
|
|
|
-33 |
-33 |
1 643
1 618
1 571
1 538
1 538
1 538
exclusief niet-actief burgerpersoneel (zie tevens bijlage 13)
Toelichting
Burgerpersoneel
De uitbreiding betreft de instelling van een projectenpool met trainees voor het functiegebied economie en financiën voor de jaren 1999 en 2000. Dit tijdelijk project heeft een looptijd van twee jaar. Daarnaast heeft bij de MID een omzetting van militair naar burgerpersoneel plaatsgevonden op basis van de feitelijke bezetting. De mutatie is voorshands beperkt tot 1999. Na afronding van een organisatie-onderzoek bij de MID kan de definitieve personeelsstructuur naar verwachting in 2000 worden ingevuld.
Tevens zijn kleine bijstellingen verwerkt in verband met de lopende taakstelling voor de reductie-operatie Centrale organisatie/Haagse Staven.
Militair personeel Beroeps Onbepaalde Tijd (BOT)
De correctie betreft een tijdelijke omzetting van BOT naar burgerpersoneel.
Militair personeel Beroeps Bepaalde Tijd (BBT)
De mutatie betreft een bijstelling op basis van het actualiseren van het BBT-bestand.
Voor alle categorieën geldt dat het HGIS-personeel structureel is ondergebracht bij het beleidsterrein 08. Multi-service projecten en activiteiten.
Ressort Kerndepartement
Algemeen
Het ressort Kerndepartement (KD) bestaat naast de algemene leiding
(minister, staatssecretaris, secretaris-generaal en plaatsvervangend secretaris-generaal (inclusief enkele onder hem ressorterende diensten)
uit:
– defensiestaf;
– directoraat-generaal personeel;
– directoraat-generaal materieel;
– directoraat-generaal economie en financiën;
– de zelfstandige directies:
– directie juridische zaken;
– directie algemene beleidszaken;
– directie voorlichting;
– defensie accountantsdienst.
Daarnaast is nog een aantal bijzondere organisatie-eenheden aan de directoraten-generaal respectievelijk directies toegevoegd, zoals de staf van de Inspecteur-generaal der krijgsmacht en defensiepersoneel werkzaam bij de permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de Navo.
Het Kerndepartement heeft een drietal hoofdtaken, te weten:
– advisering van de bewindslieden;
– integrale sturing van de krijgsmachtdelen op hoofdlijnen;
– controle op de uitvoering van het beleid door de krijgsmachtdelen.
Personeel Kerndepartement
In de novemberbrief (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 X, nr. 8) is meegedeeld dat de beleids- en de beleidsondersteundende capaciteit van de Centrale organisatie (CO) met 25% zal worden ingekrompen. De reductieoperatie moet in 2000 zijn voltooid en het overtollig personeel moet in 2002 zijn herplaatst.
Met betrekking tot de reductie-operatie van het Kerndepartement dienen in 1999 en 2000 nog twee tranches van 5% te worden gerealiseerd. Hoewel de voortgang van de reductie-operatie tot nu toe redelijk volgens plan is verlopen, is geconstateerd dat de invulling van het laatste deel van het reductietraject steeds meer onder druk is komen te staan. In de sturing van de reductie-operatie staat de personele omvang centraal. De diverse reorganisatie- en verbeterprocessen vragen extra capaciteit. Gegeven het incidenteel karakter van de werkzaamheden waarbij tevens een onafhankelijke opstelling is vereist, wordt deze capaciteit gevonden door inhuur van externe deskundigen.
Sinds 1996 heeft een aantal (tijdelijke en structurele) beleidsintensiveringen plaatsgevonden, waaronder de uitbreiding van de Defensie Crisisbeheersingscentrum (DCBC) en de oprichting van de Veteranen-uitvoeringsorganisatie (VUIT). De VUIT-organisatie zal op basis van de huidige gegevens in 2000 zijn afgebouwd. Gezien de leeftijdsopbouw van de VUIT-organisatie wordt verwacht dat een relatief groot beroep zal worden gedaan op de wachtgeldregeling.
Ontwikkeling personeelsbestand
De defensiebrede vacaturestop beperkt de aanname van personeel. Naast aandacht voor het kwantitatieve aspect van het personeelsbestand zal het Kerndepartement als krimpende organisatie aandacht besteden aan de kwalitatieve aspecten van het (burger) personeelsbestand. Naast het beheersen en sturen van de in- en uitstroom is doorstroom van personeel daarbij een belangrijk element. Een onderzoek naar de mobiliteitsbereidheid onder het personeel zal in 1999 moeten uitmonden in een aantal concrete maatregelen. Daarbij zal het doelgroepenbeleid zijn inbegrepen. In 1999 is tevens gestart met een «trainee interservice pool» (TRIP) voor het functiegebied economie en financiën.
Werving
Voorzover passend in het reductieverloop worden de ontstane vacatures in de eerste plaats opgevuld door herplaatsingskandidaten. Indien er geen herplaatsingskandidaten zijn en de functie toch gevuld moet worden, zal een beroep op de arbeidsmarkt worden gedaan. Zonodig zal via tijdelijke contracten worden gewerkt.
Opleidingen
In het kader van het mobiliteitsbeleid wordt aandacht geschonken aan het aspect opleidingen. Gestreefd wordt naar het gebruik van opleidingen om kennis te actualiseren en te verbreden. Door een juiste afstemming van de eisen van de organisatie en individuele mogelijkheden moet dit een belangrijke bijdrage leveren aan breed inzetbaar personeel.
Materieel Kerndepartement
Het huisvestingsbeleid is gericht op concentratie van het KD in het complex Plein/Kalvermarkt. Voor de huisvesting van de MID is het beleid erop gericht dat eind 1999 de stafcomponenten van de dienst op het van Alkemadecomplex te Den Haag zijn geconcentreerd.
Om tegemoet te komen aan de acute huisvestingsproblemen van de MID, worden voorlopig delen van de MID gehuisvest in een gebouw waarin ook TNO-FEL is ondergebracht.
De informatievoorziening van de CO kan in drie aandachtgebieden worden onderverdeeld:
– concern-informatiesystemen (salarissen- en begrotingsadministratie);
– management-informatiesystemen;
– standaard infrastructuur Plein (STIP).
De invoering van de Standaardinfrastructuur Plein (STIP) en de daarmee voor ieder beschikbare software applicaties heeft tot gevolg gehad dat de aanvraag van hardware en software voor kantoorautomatisering is teruggelopen. In het jaar 2003 is sprake van een incidenteel lager te besteden bedrag voor materiële uitgaven. Voornamelijk is dit het gevolg van een inmiddels achterhaalde meerjarenraming die onder deze sluitpost is verwerkt. Te gelegener tijd zal de raming voor materiële uitgaven op middellange termijn worden aangepast, zodra voor dat bewuste jaar zicht bestaat op een gedetailleerd bestedingsplan.
De verplichtingen en uitgaven Kerndepartement
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000) |
|||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
||
1998 1999 2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
01.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
01.20.02 Militair personeel
01.20.03 Overige personele uitgaven
01.20.04 Materiële uitgaven Stalling efficiency besparing
63 014 |
67 700 |
70 832 |
62 978 |
59 995 |
59 951 |
59 951 |
27 731 |
27 107 |
27 482 |
27 276 |
26 898 |
26 881 |
26 881 |
17 872 |
17 142 |
19 614 |
20 608 |
16 157 |
16 157 |
16 457 |
121 645 |
64 809 |
71 437 - 2 400 |
63 705 |
53 857 |
44 117 |
40 729 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
230 262 |
176 758 |
186 965 |
174 557 |
156 907 |
147 106 |
144 018 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
189 624 |
165 839 |
153 908 |
153 433 |
134 634 |
||
Nieuwe mutaties |
|
21 126 |
20 659 |
3 474 |
12 472 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
01.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
01.20.02 Militair personeel
01.20.03 Overige personele uitgaven
01.20.04 Materiële uitgaven Stalling efficiency besparing
62 934 |
67 700 |
70 832 |
62 978 |
59 995 |
59 951 |
59 951 |
27 131 |
27 107 |
27 482 |
27 276 |
26 898 |
26 881 |
26 881 |
16 500 |
17 142 |
19 614 |
20 608 |
16 157 |
16 157 |
16 457 |
89 674 |
88 217 |
77 058 - 2 400 |
52 796 |
58 651 |
40 464 |
54 403 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
196 239 |
200 166 |
192 586 |
163 658 |
161 701 |
143 453 |
157 692 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
189 157 |
165 839 |
153 908 |
153 433 |
134 634 |
||
Nieuwe mutaties |
11 009 |
26 747 |
9 750 |
8 268 |
8 819 |
Specificatie mutaties nieuwe uitgavenmutaties (bedragen x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– Loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen:
– TRIP
– Implementatie IV-beleid
– Herhuisvesting MID (gebouw 32)
– Stalling taakstelling efficiencybesparing
– Euro
– Hoofdlijnennotitie
– Overige bijstellingen, per saldo
9 692 8 679 8 637 8 714
8 359
9 692 |
8 679 3 800 5 187 9 200 - 2 400 |
8 637 |
8 714 |
8 359 |
1 566 |
2 950 |
2 374 |
375 |
|
|
-440 |
-40 |
||
|
|
|
-381 |
500 |
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen: |
1 317 |
18 068 |
1 113 |
-446 |
460 |
Totaal van de mutaties |
11 009 |
26 747 |
9 750 |
8 268 |
8 819 |
Toelichting nieuwe mutaties
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
TRIP («trainee interservice pool»)
De aanpassing van de raming houdt verband met het Trainee-programma waar, onder verantwoordelijkheid van de Centrale Organisatie, personeel voor defensiebrede vakgebieden zoals financiën, verwerving en informatica, wordt begeleid via een stageprogramma.
Implementatie IV-beleid
Deze mutatie betreft de benodigde fondsen voor de informatiearchitectuur, het standaardiseren van informatiesystemen en de vervanging van informatiesystemen van defensiebrede bedrijfsprocessen, inclusief testen en implementeren.
Herhuisvesting MID (gebouw32)
In 1999 heeft de Koninklijke landmacht een vrijkomend flatgebouw op het kazernecomplex aan de Van Alkemadelaan in Den Haag overgedragen aan de Centrale organisatie. Dit maakt onderdeel uit van een herhuisvestingsplan van onder meer de MID. Het bewuste gebouw dateert van de jaren 60 en moet nu worden aangepast aan de eisen op grond van de ARBO-wet. Daarvoor zijn met name in het jaar 2000 extra middelen benodigd.
Stalling taakstelling efficiencybesparing
De uit de Hoofdlijnennotitie en de Miljoenennota 2000 voortvloeiende taakstelling voor het jaar 2000 is in afwachting van concrete maatregelen gestald.
Euro
De totale uitgaven die zijn gemoeid met de overgang naar de Euro, worden door de Centrale organisatie geraamd op f 14,9 miljoen. Dit bedrag wordt gespreid over een aantal jaren besteed. De hier vermelde mutatie heeft betrekking op de toevoeging van gelden in verband met de co-financiering van 50% vanuit de daarvoor beschikbare generale middelen. De gelden worden besteed aan inhuur van projectmanagement en uitgaven voor de centrale aanschaf van software pakketten voor de gehele defensie-organisatie.
Hoofdlijnennotitie
Deze mutatie betreft het aandeel van het beleidsterrein Algemeen in de in het Regeerakkoord opgenomen structurele bezuiniging op het ministerie van Defensie.
Overige bijstellingen, per saldo
Deze mutatie betreft een herziening van de raming voor de wachtgelden en inactiviteitswedden, een compensatie ten laste van dit ressort wegens hogere uitgaven voor subsidies, een overheveling naar het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (voor een correctie op het huisvestingsbudget) en een budgetoverheveling naar beleidsterrein 09. Dico voor te leveren diensten, zoals vervoersondersteu-ning.
Ressort Militaire Inlichtingendienst (MID)
Algemeen
De Militaire Inlichtingendienst (MID) voert zijn werkzaamheden uit op basis van de Wet op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV). Naar aanleiding van een uitspraak van de afdeling bestuursrecht van de Raad van State, ligt een geactualiseerd wetsontwerp momenteel bij de Tweede Kamer. Hiermee komt de wet weer in overeenstemming met het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens.
Personeel MID
In 1997 is de centralisatie van de MID onder de Centrale organisatie gerealiseerd. Een organisatie-onderzoek is eind 1998 voltooid en begin 1999 geaccordeerd. Inmiddels zijn de aanbevelingen uitgewerkt in concrete maatregelen en is begonnen met de reorganisatie. De daling van de sterkte betreft de eerder opgelegde reductie.
Materieel MID
De wettelijke basis voor de activiteiten van de MID, en daarmee voor de investeringsbehoefte, ligt vast in de Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten. Bij de geïntegreerde MID ligt het accent op onderlinge samen- werking tussen diensten die voorheen uitsluitend met het eigen krijgsmachtdeel communiceerden en die geografisch zijn gespreid (onder andere Amsterdam, Eibergen en Den Haag). De geïntegreerde MID vergt op onderdelen andersoortige apparatuur, waarbij ook rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen van de communicatietechniek.
Het beleid van de MID is er op gericht dat uiterlijk in 2000 de stafcomponenten van de dienst op het Van Alkemadecomplex zijn geconcentreerd. Tot dan zullen extra uitgaven noodzakelijk zijn vanwege verhuizingen en het herbeleggen van vrijgekomen accommodaties.
De verplichtingen en uitgaven Militaire Inlichtingendienst (MID)
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000) |
|||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
||
1998 1999 2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
01.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel
01.20.06 Militair personeel
01.20.07 Overige personele uitgaven
01.20.08 Materiële uitgaven
32 927 |
34 886 |
32 671 |
32 592 |
32 566 |
32 543 |
32 543 |
29 896 |
34 957 |
37 078 |
37 390 |
37 367 |
37 346 |
37 346 |
5 071 |
4 900 |
6 293 |
5 919 |
5 919 |
5 919 |
5 919 |
18 558 |
15 081 |
11 271 |
20 181 |
28 179 |
23 115 |
27 559 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
86 452 |
89 824 |
87 313 |
96 082 |
104 031 |
98 923 |
103 367 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
87 016 |
84 704 |
93 587 |
101 553 |
96 353 |
||
Nieuwe mutaties |
2 808 |
2 609 |
2 495 |
2 478 |
2 570 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
01.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel
01.20.06 Militair personeel
01.20.07 Overige personele uitgaven
01.20.08 Materiële uitgaven
32 929 |
34 886 |
32 671 |
32 592 |
32 566 |
32 543 |
32 543 |
30 499 |
34 957 |
37 078 |
37 390 |
37 367 |
37 346 |
37 346 |
4 927 |
4 900 |
6 293 |
5 919 |
5 919 |
5 919 |
5 919 |
32 766 |
16 002 |
11 764 |
20 148 |
27 179 |
27 315 |
27 315 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
101 121 |
90 745 |
87 806 |
96 049 |
103 031 |
103 123 |
103123 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
87 937 |
85 197 |
93 554 |
100 553 |
100 553 |
||
Nieuwe mutaties |
2 808 |
2 609 |
2 495 |
2 478 |
2 570 |
Specificatie nieuwe uitgavenmutaties (bedragen x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– Loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen:
– Verrekening met ministerie van Justitie
– Overheveling naar Dico
4 326 4 014 3 900 3 883
3 775
4 326 |
4 014 |
3 900 |
3 883 |
3 775 |
|
|
|
|
|
-313 |
|
|
|
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen: |
|
|
|
|
|
Totaal van de mutaties |
2 808 |
2 609 |
2 495 |
2 478 |
2 570 |
Toelichting nieuwe mutaties
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Verrekening met het ministerie van Justitie
Deze mutatie betreft een bijstelling van een met het ministerie van Justitie verrekenbaar bedrag voor aanschaf van materieel.
Overheveling naar Dico
Deze mutatie betreft een overheveling naar beleidsterrein 09. Dico voor de bewerking van de MID-archieven door de Centrale Archief Selectiedienst.
Artikelonderdeel 01.20.09 Wachtgelden en inactiviteitswedden
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor burger- en militair personeel van het KD en de MID. Separaat zichtbaar zijn de uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader (SBK) en de Uitstroom Bevorderende Maatregel Ouderen (UBMO).
Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen zoveel mogelijk te beperken, door middel van een actieve herplaatsingsinspanning en het het gebruik van SBK-instrumenten waaronder om-, heren bijscholing. Sinds 1996 omvat dit artikel ook de uitgaven die betrekking hebben op de uitvoeringskosten van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO).
De bedragen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving |
Eenheid |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Wachtgelden SBK/UBMO burger- |
Aantal |
|||||||
personeel |
uitkeringsjaren |
193 |
181 |
160 |
147 |
112 |
90 |
90 |
Reguliere wachtgelden burgerpersoneel |
Aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
18 |
33 |
27 |
25 |
15 |
12 |
||
WAO burgerpersoneel |
Aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
6 |
14 |
22 |
30 |
33 |
33 |
||
Overige wachtgelden burgerpersoneel |
Aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
50 |
26 |
23 |
15 |
18 |
10 |
20 |
|
Wachtgelden en inactiviteitswedden |
||||||||
exclusief uitvoeringskosten |
x f 1000 |
6 655 |
6 946 |
7 013 |
6 715 |
5 983 |
4 984 |
4 160 |
Bij: Uitvoeringskosten |
x f 1000 |
3 108 |
1 371 |
1 147 |
1 147 |
1 147 |
1 147 |
1 147 |
Totale uitgaven ontwerpbegroting 2000 |
x f 1000 |
9 763 |
8 317 |
8 160 |
7 862 |
7 130 |
6 131 |
5 307 |
Stand 1e suppletore wet 1999 |
x f 1000 |
7 979 |
6 885 |
6 558 |
6 118 |
5 233 |
||
Nieuwe mutaties |
x f 1000 |
338 |
1 275 |
1 304 |
1 012 |
898 |
Toelichting nieuwe mutaties
WAO en Bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid
In verband met de keuze voor eigen risicodragerschap voor de WAO zijn de uitkeringsbedragen – voorzover betrekking hebbend op de eigen-risicoperiode – vanuit beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen overgeheveld.
Uitgaven SociaalBeleidskader
De geraamde uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader (SBK) en de Uitstroombevorderende Maatregel Ouderen (UBMO) worden beïnvloed door de nog in uitvoering zijnde reorganisatie van de Centrale organisatie. Verdere bijstellingen van de geraamde uitgaven zijn dan ook niet uit te sluiten. Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen te beperken, vooral door het gebruik van de SBK-instrumenten gericht op de tewerkstelling van overtollig personeel van de Centrale organisatie, zowel binnen als buiten de (rijks)overheid.
In onderstaand overzicht zijn de voorziene uitgaven voor het SBK opgenomen. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel van de Centrale organisatie. De verantwoording van de uitgaven vindt, met uitzondering van de wachtgelden, plaats ten laste van de artikelonderdelen «ambtelijk burgerpersoneel», «militair personeel» en «overige personele uitgaven». De uitgaven voor wachtgelden en inactiviteitswedden worden geraamd en verantwoord ten laste van dit artikelonderdeel.
Uitgaven Sociaal Beleidskader (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
om-, her-, bijscholing |
50 50 50 50 50 0 |
0 |
outplacement |
100 100 100 100 100 0 |
0 |
verplaatsen |
25 30 30 30 30 0 |
0 |
wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel |
5 352 4 889 4 947 4 650 4 248 3 553 |
2 855 |
wachtgelden SBK/UBMO militair personeel |
000000 |
0 |
BDOS plaatsingen burgerpersoneel |
2 550 1 479 1 218 2 175 0 0 |
0 |
BDOS plaatsingen militair personeel |
000000 |
0 |
Totaal uitgaven Sociaal Beleidskader
8 077
6 548
6 345
7 005
4 428
3 553
2 855
De uitgaven voor SBK maatregelen laten over de middellange termijn een dalende lijn zien. De herplaatsing van overtollig personeel verloopt goed. Het tijdelijk detacheren van personeel (zowel intern als extern de organisatie) blijkt daarbij een goed instrument om definitieve plaatsing op een andere functie te bewerkstelligen. Ultimo 2000 zal de laatste tranche van de reductietaakstelling CO/Haagse staven moeten zijn ingevuld. Tevens zal dan de Veteranen Uitvoeringsorganisatie (VUIT) zijn afgebouwd. Dit leidt tot een tijdelijke stijging van de kosten voor BDOS-personeel.
01.21 Subsidies en bijdragen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven geraamd voor: – subsidies aan verschillende instellingen;
– bijdragen aan andere ministeries, ten behoeve van verenigingen, stichtingen en comités.
Subsidies worden verleend aan instellingen die voor Defensie een zeker nut hebben en mede afhankelijk zijn van financiële hulp van Defensie. De doelstellingen van deze instanties worden uiteengezet in bijlage 6 van de memorie van toelichting.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
129 803 128 855 128 588 128 608 128 598
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Technische bijstellingen: – Loon- en prijsaanpassing
1999 Beleidsmatige bijstellingen: – Ramingsbijstelling
Totaal nieuwe mutaties
129 803 128 855 128 588 128 608 128 598
3 032 3017 3017 3017 3017
16 -98 -141 -145
81
3 016 2 919 2 876 2 872 3 098
Stand ontwerpbegroting 2000 |
127 530 |
132 819 |
131 774 |
131 464 |
131 480 |
131 696 |
131 900 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
57 871 |
60 271 |
59 796 |
9 656 |
59 663 |
59 761 |
59 854 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassing 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Ramingsbijstelling
De ramingsbijstelling is het gevolg van actualisering van enkele subsidies en bijdragen.
De meerjarenraming per artikelonderdeel
Artikelonderdelen (bedragen x f 1000)
verplichtingen en uitgaven
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
I. Subsidies
– Het Comité international de médecine et de pharmacie militaires – De Koninklijke vereniging ter beoefening van de krijgswetenschap, ten behoeve van de buitengewone leerstoel militair recht aan de Universiteit van Amsterdam en het tijdschrift de «Militaire spectator» – Veteranenplatform – Defensie Vrouwennetwerk – Atlantic Exchange program – Stichting Dienstverlening Veteranen – Stichting Maatschappij en Krijgsmacht – Stichting Vrouw en uniform – Stichting Homosexualiteit en Krijgsmacht – Koninklijke Nederlandse vereniging van reserveofficieren – Nederlandse Reservisten Federatie Krijgsmacht – Stichting Koepelorganisatie militaire tehuizen
(KOMT) – Stichting Protestants Interkerkelijk Thuisfront – Stichting Nationaal Katholiek Thuisfront – Stichting bijzondere scholen voor onderwijs op algemene grondslag – Stichting vereniging voor reservemilitairen – Bond Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers (BNMO)
044444
450 |
549 |
549 |
549 |
549 |
549 |
549 |
218 |
270 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
10 |
10 |
10 |
10 |
10 |
10 |
10 |
15 |
15 |
15 |
15 |
15 |
15 |
15 |
10 284 |
10 556 |
10 922 |
11 138 |
11 354 |
11 570 |
11 786 |
498 |
515 |
515 |
515 |
515 |
515 |
515 |
26 0 0 0 0 0 |
0 |
|||||
55 |
55 |
55 |
55 |
55 |
55 |
55 |
126 0 0 0 0 0 |
0 |
|||||
0 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
1 996 |
1 947 |
1 947 |
1 947 |
1 947 |
1 947 |
1 947 |
50 |
50 |
50 |
50 |
50 |
50 |
50 |
25 |
25 |
25 |
25 |
25 |
25 |
25 |
6 533 0 0 0 0 0 |
0 |
|||||
143 0 0 0 0 0 |
0 |
499
87 0 0 0 0
Totaal subsidies
20 928
14 183
14 492
14 708
14 924
15 140
15 356
II Bijdragen aan:
– ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII):
-
*in de doelfinanciering TNO-DO
-
*Stichting bijzondere scholen voor onderwijs op algemene grondslag
– ministerie van Buitenlandse Zaken (V):
-
*Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging
-
*Stichting Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen «Clingendael»
-
*het Internationaal Comité van het Rode Kruis
-
*Stichting Atlantische Commissie
– ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII):
-
*bijdrage aan het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
– ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI):
-
*bijdrage ten behoeve van het Informatie- en Cordinatie-orgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen (ICODO)
0 093 |
102 259 |
101 682 |
101 682 |
101 682 |
101 682 |
101 670 |
8 200 |
8 200 |
8 200 |
8 200 |
8 200 |
8 200 |
|
3 030 |
4 751 |
4 124 |
3 748 |
3 548 |
3 548 |
3 548 |
1 758 |
1 758 |
1 758 |
1 758 |
1 758 |
1 758 |
1 758 |
0 |
70 |
70 |
70 |
70 |
70 |
70 |
298 |
298 |
298 |
298 |
298 |
298 |
298 |
1 000
423
1 000
300
1 000
150
1 000
1 000
1 000
1 000
Totaal bijdragen |
106 602 |
118 636 |
117 282 |
116 756 |
116 556 |
116 556 |
116 544 |
Totaal subsidies |
20 928 |
14 183 |
14 492 |
14 708 |
14 924 |
15 140 |
15 356 |
Totaal artikel |
127 530 |
132 819 |
131 774 |
131 464 |
131 480 |
131 696 |
131 900 |
4
0
Stichting bijzondere scholen voor onderwijs op algemene grondslag
Met ingang van 1999 is deze subsidie omgezet in een bijdrage aan de begroting (VIII) van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Deze omzetting heeft geen gevolgen voor het totaal van de uitgaven van dit artikel.
Ingevolge interne regelgeving dienen subsidies eens in de drie jaar te worden geëvalueerd.
De subsidie aan de Koninklijke Vereniging ter beoefening van de
Krijgswetenschap is geëvalueerd. De doelstelling van de vereniging en de daaraan gekoppelde activiteiten zijn geactualiseerd en de subsidie wordt voortgezet.
De doelstellingen van de Stichting Homosexualiteit en krijgsmacht zijn nog steeds actueel. Derhalve wordt de subsidie gecontinueerd. Dit geldt ook voor de Stichting KOMT.
De subsidie aan de STOAG is geëvalueerd en de doelstellingen zijn geactualiseerd. Zoals eerder vermeld is deze subsidie omgezet in een bijdrage.
01.22 Geheime uitgaven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Overeenkomstig artikel 19 van de Comptabiliteitswet 1976 en de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften, is artikel 01.22 bij Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.
De geheime uitgaven worden jaarlijks door de President van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
||
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
1 300 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
590 |
499 |
499 |
499 |
499 |
499 |
499 |
01.23 Internationale verplichtingen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Nederland hecht grote waarde aan het lidmaatschap van de Navo en de samenhang die op politiek-militair gebied hieruit voortvloeit. De gemeen- schappelijk gefinancierde Navo-programma’s, waaraan Nederland deelneemt, leveren een belangrijke bijdrage. Het betreft hier met name het Navo Veiligheids Investeringsprogramma, de Navo Militaire Begroting, het «Airborne Early Warning en Control System» (Awacs-) programma.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
136 222 144 915 145 118 144 582 144 582
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties |
136 222 7 802 |
144 915 - 1 597 |
145 118 - 1 600 |
144 582 - 1 593 |
144 582 - 1 593 |
|||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
87 967 |
74 348 |
144 024 |
143 318 |
143 518 |
142 989 |
142 989 |
136 353 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
39 918 |
33 738 |
65 355 |
65 035 |
65 126 |
64 886 |
64 886 |
61 874 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
146 522 152 615 152 818 152 282 152 282
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties |
146 522 |
152 615 |
152 818 |
152 282 |
152 282 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
104 759 |
146 522 |
152 615 |
152 818 |
152 282 |
152 282 |
152 282 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
47 538 |
66 489 |
69 254 |
69 346 |
69 103 |
69 103 |
69 103 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingenmutaties
De mutaties in de verplichtingensfeer worden hoofdzakelijk veroorzaakt door het meerjarig vastleggen van verplichtingen voor investeringen AWACS.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Artikelonderdeel (x f 1000) |
Uitgaven |
||||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland Bijdrage aan Navo Veiligheids Investeringsprogramma Investeringen AWACS Exploitatie AWACS
Bijdrage aan de militaire begroting van de Navo Overige bijdragen
15 166 |
23 545 |
31 762 |
31 762 |
31 233 |
31 233 |
31 233 |
21 006 |
64 356 |
64 356 |
64 356 |
64 356 |
64 3 56 |
64 356 |
21 339 |
11 721 |
9 297 |
9 300 |
9 293 |
9 293 |
9 293 |
15 574 |
14 800 |
14 800 |
14 800 |
14 800 |
14 800 |
14 800 |
29 052 |
28 100 |
28 100 |
28 100 |
28 100 |
28 100 |
28 100 |
2 622 |
4 000 |
4 300 |
4 500 |
4 500 |
4 500 |
4 500 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
104 759 |
146 522 152 615 152 818 152 282 152 282 |
152 282 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
146 522 152 615 152 818 152 282 152 282 |
||
Nieuwe mutaties |
00000 |
Toelichting per artikelonderdeel
Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland
Het betreft hier de uitgaven voor de Navo investeringsprojecten in Nederland. Het gaat vooral om de vervanging en restauratie van oliepijpleidingen. Daarnaast zullen werkzaamheden plaats gaan vinden ten behoeve van verbeteringen en vernieuwingen van commando- en communicatiemiddelen. Een groot deel van de uitgaven voor deze activiteiten komt in aanmerking voor verrekening met de Navo. De hieruit voortvloeiende ontvangsten worden verantwoord op het ontvangstenartikel 01.20. De uitgaven waarvoor de Navo het gastland verantwoordelijk houdt (zoals bijvoorbeeld B.T.W. en diverse lokale voorzieningen) en díe uitgaven waarbij slechts een bepaald deel is overeengekomen, worden ook op dit artikelonderdeel verantwoord, maar niet met de Navo verrekend.
Bijdrage aan het Navo Veiligheids Investeringsprogramma
De Nederlandse bijdrage aan het Navo Veiligheids Investeringsprogramma wordt geraamd op f 64,4 miljoen, zijnde circa 5% van het totale programma. Als gevolg van de toetreding van Polen, Tjechië en Hongarije zal het gemiddelde Nederlandse bijdrage-percentage zeer geleidelijk teruglopen. Door implementatie van projecten ten behoeve van deze landen zal het Nederlandse contributie-niveau echter niet wijzigen.
Investeringen AWACS
Nederland draagt bij aan de instandhouding en verbetering van het gemeenschappelijk gefinancierde Airborne Early Warning and Command System (AWACS). Deze vloot bestaat momenteel uit een zeventiental vliegende radarplatforms met de vliegbasis Geilenkirchen als thuisbasis. De activiteiten van deze vloot bestaan momenteel uit het surveilleren boven «brandhaarden» of gebieden die daarvoor in aanmerking komen. De huidige investeringen hebben betrekking op een tweetal verbeterings- programma’s. Deze programma’s betreffen met name de verbetering en vernieuwing van radars en verbindingsmiddelen.
Exploitatie AWACS
Voor de activiteiten, die gemoeid zijn met de exploitatie van AWACS, wordt jaarlijks een bedrag geraamd van f 14,8 miljoen, hetgeen neerkomt op ongeveer 3,75% van de gemeenschappelijk gefinancierde begroting. Deze bijdrage in de exploitatiekosten berust op de, in het «operation and support»- budget voorziene behoeften die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van de AWACS vloot.
Bijdrage militaire begroting van de Navo
Aan de activiteiten die door de militaire hoofdkwartieren en agentschappen worden ontplooid, draagt Nederland ongeveer 3% van de totaal gemeenschappelijk gefinancierde uitgaven bij. De Nederlandse bijdrage is relatief verminderd door de volledige deelname van Spanje aan de militaire structuur van de Navo en door de toetreding van drie nieuwe landen.
Overige bijdragen
Voor Nederlandse deelname in overige activiteiten, waaronder incidentele specifieke projecten, pensioenen voor Nederlandse functionarissen die in het verleden Navo-functies hebben vervuld en diverse voorzieningen van Navo, zoals de internationale school van SHAPE, wordt jaarlijks een bedrag geraamd van f 4,5 miljoen.
01.24 Garanties
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Het ministerie van Defensie heeft de volgende garanties verleend: – voor de lening aan de Woonstichting «Ons Belang» voor een maximum van f 0,4 miljoen met een looptijd tot het jaar 2002; – voor Eurometaal is de garantie doorlopend met een maximum van f 2
miljoen.
Naar de huidige inzichten zijn de uitgaven tot en met het jaar 2004 nihil.
01.25 Milieumaatregelen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
In dit artikel zijn de uitgaven opgenomen voor aan milieumaatregelen gerelateerd wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast worden hier ook contributies aan milieu-organisaties en de inhuur van externe deskundigen op milieugebied verantwoord.
Voor wetenschappelijk onderzoek op milieugebied wordt met ingang van 1998 jaarlijks een bedrag van f 2,9 miljoen geraamd. Naast het reeds voorziene onderzoek naar oppervlaktewater- en luchtverontreiniging zijn ook onderzoeken naar overige vormen van milieubelasting onder dit artikel gebracht.
Op grond van de Hoofdlijnennotitie zijn op dit artikel financiële middelen toegevoegd voor milieu-activiteiten, oplopend van f 5 miljoen in 2000 tot f 20 miljoen in het jaar 2003.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
19 360 2 860 2 860 2 860 2 860
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Beleidsmatige bijstellingen: – Ramingsbijstelling – Nieuw milieubeleid
Totaal nieuwe mutaties
19 360 2 860 2 860 2 860 2 860
14 781
5 000 10 000 15 000 20 000
14 781 5 000 10 000 15 000 20 000
Stand ontwerpbegroting 2000
336 8 445 4 579 7 860 12 860 17 860 22 860 22 860
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
152 3 832 2 078 3 567 5 836 8 105 10 373 10 373
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
19 360 2 860 2 860 2 860 2 860
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Beleidsmatige bijstellingen: – Ramingsbijstelling – Nieuw milieubeleid
Totaal nieuwe mutaties
19 360 2 860 2 860 2 860 2 860
10 000
5 000 10 000 15 000 20 000
10 000 5 000 10 000 15 000 20 000
Stand ontwerpbegroting 2000
4 000 9 360 7 860 12 860 17 860 22 860 22 860
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
1815 4 247 3 567 5 836 8 105 10 373 10 373
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Ramingsbijstelling
De ramingsbijstelling betreft de inventarisatie van het asbestprobleem. De prijsstelling van de hieraan gerelateerde dienstverlening valt lager uit dan was voorzien.
Nieuw milieubeleid
Deze mutatie heeft betrekking op nieuw milieubeleid zoals vermeld in de Hoofdlijnennotitie. De invulling van dit beleid, dat is gericht op duurzame energie, zal voor 2001 en daarna worden uitgewerkt in de Defensienota. Voor het jaar 2000 zijn de navolgende projecten te noemen:
KMD Te honoreren projecten
KM 2 windmolens te Den Helder
KMar Zonne-energiesysteem Koningin Beatrix-kazerne te Den Haag
Klu Fotofoltaïsche- en thermische zonne-energie
KL Zonnecentrales bij staven, mobilisatiecomplexen, magazijn te Bathmen en acculaadstation te Soesterberg en plaatsing soluvents op de Engelbrecht van
Nassaukazerne en Strijpsche Kampen
01.26 Technologie-ontwikkeling
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel zijn de uitgaven geraamd voor de ontwikkeling en toepassing van (technologische) kennis ten behoeve van Defensie. Deze activiteiten worden – vaak in internationaal verband – uitgevoerd door Nederlandse bedrijven, (onderzoeks)instellingen en universiteiten. Incidenteel wordt uit dit artikel ook bijgedragen aan een materieelontwikkelingsproject voor een krijgsmachtdeel, indien de ontwikkeling van nieuwe technologische kennis een belangrijk deel van een dergelijk project uitmaakt. Het ministerie van Economische Zaken neemt financieel deel aan technologie- en materieelontwikkelingsprojecten indien hierdoor de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse industrie wordt verbeterd. Het overleg over de financiële bijdrage van Economische Zaken vindt plaats in de commissie ontwikkeling defensiematerieel (Codema).
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
27 915 25 900 25 400 25 400 25 400
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Technische bijstellingen: – Prijsbijstelling
1999 Beleidsmatige bijstellingen: – Implementatie
IV-beleid – Luchtvaartcluster – Ramingsbijstelling
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen
Totaal nieuwe mutaties:
27 915 25 900 25 400 25 400 25 400
600 770 560 560
560
3 700 |
2 800 |
1 600 |
||
10 500 |
12 000 |
13 000 |
4 500 |
|
13 917 |
-9 718 |
|
|
|
13 917 4 482 13 240 9 496 -5 750
14 517 5 252 13 800 10 056 -5 190
Stand ontwerpbegroting 2000
33 865 54 859 42 432 31 152 39 200 35 456 20 210 9 410
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
15 367 24 894 19 255 14 136 17 788 16 089 9 171 4 270
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
31 004 29 950 29 450
29 450 29 450
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Technische bijstellingen: – Prijsbijstelling
1999 Beleidsmatige bijstellingen: – Implementatie
IV-beleid – Luchtvaartcluster – Ramingsbijstelling
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen
Totaal nieuwe mutaties
31 004 29 950 29 450
600 770 560
29 450 29 450
560
3 700 |
2 800 |
1 600 |
|
10 500 |
12 000 |
13 000 |
|
573 |
74 |
560
4 500
573 14 274 14 800
14 600 4 500
1 173 15 044 15 360
15 160 5 060
Stand ontwerpbegroting 2000 |
35 473 |
32 177 |
44 994 |
44 810 |
44 610 |
34 510 |
30 010 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
16 097 |
14 601 |
20 417 |
20 334 |
20 243 |
15 660 |
13 618 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Technische bijstellingen
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Implementatie IV-beleid
Deze mutatie betreft de fondsen voor de informatie-architectuur, het standaardiseren van informatiesystemen en de vervanging van informatiesystemen van defensiebrede bedrijfsprocessen inclusief testen en implementeren.
Luchtvaartcluster
De luchtvaartcluster bestaat uit een bundeling van bedrijven uit de Nederlandse industrie en onderzoeksinstellingen op het gebied van luchtvaart. In december 1997 is het regeringsstandpunt uitgebracht inzake de herstructurering en stimulering van het Nederlandse luchtvaartcluster. Vervolgens is in maart 1998 besloten f 150 miljoen ter beschikking te stellen voor een voorbereidend technologie-programma gericht op het positioneren van het Nederlandse luchtvaartcluster voor een participatie in Joint Strike Fighter (JSF). Hiervan komt f 100 miljoen ten laste van de begroting van het ministerie van Economische Zaken en f 50 miljoen ten laste van Defensie, waarvan f 45 miljoen voor de Centrale organisatie en het resterende bedrag bij de Koninklijke luchtmacht.
Ramingsbijstelling
De nieuwe mutaties in de verplichtingen- en uitgaven zijn, met inachtneming van de reeds aangegane verplichtingen, het gevolg van het actualiseren van de ramingen van de technologie-ontwikkelingsprojecten.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Bijdrage ruimtevaartprogramma Onderzoek en technologie Gebruik kennis en kunde |
5 200 26 771 3 502 |
4 200 24 477 3 500 |
3 200 38 794 3 000 |
3 200 38 610 3 000 |
3 200 38 410 3 000 |
3 200 28 310 3 000 |
3 200 23 810 3 000 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
35 473 |
32 177 |
44 994 |
44 810 |
44 610 |
34 510 |
30 010 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
31 004 |
29 950 |
29 450 |
29 450 |
29 450 |
||
Nieuwe mutaties |
1 173 |
15 044 |
15 360 |
15 160 |
5 060 |
Wijziging van de artikelonderdelen
De voormalige nationaal gerichte artikelonderdelen technologieontwikkeling in het kader van Codema, nationale technologie-ontwikkeling en de opbouw en instandhouding van kennis en kunde voor Defensie zijn samengevoegd met de voormalige internationaal gerichte artikelonderdelen internationale technologie-ontwikkeling in WEAG/Euclid-verband en internationale technologie-ontwikkeling in overig verband. Door deze samenvoeging is een nieuw artikelonderdeel ontstaan: «Onderzoek en technologie».
Toelichting per artikelonderdeel
Bijdrage ruimtevaartprogramma
Defensie neemt samen met het ministerie van Economische Zaken deel aan het nationaal ruimtetechnologieprogramma van het Nederlands instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR). Met de deelname aan dit programma draagt Defensie bij aan het kabinetsbesluit uit 1986 om industriële ruimtevaartactiviteiten te stimuleren. De defensiebijdrage aan het NRT-programma is de afgelopen jaren teruggebracht van f 6 miljoen in 1996 naar f 3,2 miljoen vanaf 2000.
Onderzoek en technologie
De uitgaven die worden verantwoord op dit artikelonderdeel hebben betrekking op nationale en internationale technologie-ontwikkeling. De uitgaven van dit onderdeel zijn deels bedoeld voor de ontwikkeling, met name door nationale industrie en onderzoeksinstellingen, van voor Defensie relevante nieuwe technologieën. Hiervoor wordt waar mogelijk tevens gebruik gemaakt van resultaten van wetenschappelijk onderzoek. De uitgaven voor onderzoek bij universiteiten, academische ziekenhuizen en andere instellingen komen eveneens ten laste van dit artikel. Voor internationale technologie-ontwikkeling in WEAG-verband is er het Euclidprogramma. De WEAG-landen streven naar gemeenschappelijke projecten, waaraan elk land in beginsel een gelijke bijdrage levert. Het resultaat is voor alle deelnemende landen beschikbaar. De financiering van Euclidprojecten geschiedt volgens een verdeelsleutel, die rekening houdt met de tussen de deelnemende landen overeengekomen werkverdeling. Niet alle projectvoorstellen van internationaal samenwerkende industrieën/instituten zijn inpasbaar in Euclid. Nederland sluit daarom ook buiten het Euclidprogramma internationale samenwerkingsovereenkomsten. Ook wordt de mogelijkheid opengehouden om met niet-WEAG landen, zoals Verenigde Staten, Canada, Zweden en Midden- en Oost-Europese landen te kunnen samenwerken. Met deze landen worden samenwerkingsovereenkomsten gesloten. De opdrachten komen vooral bij de wetenschappelijke en technologische instituten terecht.
Gebruik kennis en kunde
Het gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie (CO) heeft betrekking op uitgaven voor wetenschappelijke advisering en beleids-ondersteuning. Het betreft onder andere onderzoek op het gebied van milieu, informatietechnologie, levensduurkosten, outputmetingen, scenario-ontwikkelingen, personeel, inlichtingen en technologische verkenningen. Dit artikelonderdeel heeft een ander karakter dan de artikelonderdelen, die op technologie-ontwikkeling zijn gericht. Niettemin is, uit praktische overwegingen en vanwege de relatief geringe financiële omvang, het artikelonderdeel in het begrotingsartikel 01.26 opgenomen. De toenemende behoefte aan gebruik van kennis en kunde door de CO is een ontwikkeling waarmee nog geen rekening is gehouden. Naar verwachting zullen de uitgaven voor het gebruik van kennis en kunde in de loop der jaren toenemen. Vooral ondersteuning van de beleidsvorming en advisering op het gebied van medische- en personeelszaken en informatisering, alsmede ondersteuning bij zaken met een hoge politieke wenselijkheid, zullen toenemen.
01.27 Loonbijstelling
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Via dit artikel worden de ontvangen bedragen voor de loonbijstelling en de incidentele looncomponent als nieuwe mutaties over de beleidsterreinen verdeeld.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999 |
49 279 232 797 |
63 277 212 957 |
69 130 200 208 |
85 988 192 918 |
77 659 188 613 |
|
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties |
282 076 - 275 253 |
276 234 - 245 669 |
269 338 - 235 895 |
278 906 - 221 528 |
266 272 - 205186 |
|
Stand ontwerpbegroting 2000 |
6 823 |
30 565 |
33 443 |
57 378 |
61 086 |
60 910 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
3 096 |
13 870 |
15 176 |
26 037 |
27 720 |
27 640 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
De nieuwe mutaties vloeien voort uit het arbeidsvoorwaardenakkoord 1999–2000, de vergoeding van 0,6% voor incidenteel loon en de compensatie van gewijzigde premies (technische loonbijstelling 1999). In de toelichting bij de betreffende begrotingsartikelen zijn de loonbijstellingsmutaties gespecificeerd.
Toelichting op de geraamde bedragen
De gepresenteerde reeks heeft betrekking stallingen verband houdend met onder andere de in het Arbeidsvoorwaardenakkoord 1999–2000 tot stand gebrachte versoberingen in de ziektekostenvergoedingen ter dekking van de in de periode 2000–2002 conform het Regeerakkoord 1998 aan de orde zijnde taakstelling op ziektekosten.
01.28 Prijsbijstelling
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Via dit artikel worden de ontvangen bedragen voor de prijsbijstelling als nieuwe mutaties over de beleidsterreinen verdeeld.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
-
-404 000 - 433 000 - 462 000 - 462 000 115 516 29 781 30 074 30 533 30 479
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe mutaties:
– aanvullende vergoeding prijsbijstelling 1999
– uitdeling prijsbijstelling 1999 over de artikelen van beleidsterreinen
– bijstelling verkoopopbrengsten
– overheveling naar uitgavenartikel 08.05
– taakstelling efficiency-besparing jaar 2000
– diverse herschikkingen met andere begrotingsartikelen
Totaal mutaties
115 516 -374 219 -402 926 -431467 -431521
100 369 99 389 96 639
98 779
98 366
121 643 |
|
|
|
-119 218 |
20 000 |
193 000 |
196 000 |
158 500 |
|
50 000 |
50 000 |
50 000 |
||
50 000 |
||||
116 790 |
395 285 |
266 411 |
278 407 |
298 873 |
115 516 424 219 488 926 503 467 486 521
Stand ontwerpbegroting 2000 |
0 |
50 000 |
86 000 |
72 000 |
55 000 |
39 000 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
0 |
22 689 |
39 025 |
32 672 |
24 958 |
17 697 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Aanvullende vergoeding prijsbijstelling 1999
Bij Voorjaarsnota 1999 was slechts 25% van de toen berekende prijsbijstelling 1999 uitgekeerd. Deze vergoeding is verwerkt met de 1e suppletore begroting 1999. Gegeven de (positieve) ontwikkeling van de economie is besloten tot een aanvullende vergoeding van de prijsbijstelling. In deze aanvulling van 75% is tevens rekening gehouden met hogere vergoedingspercentages.
Uitdeling prijsbijstelling 1999
De totaal verkregen prijsbijstelling 1999 is aan de beleidsterreinen van Defensie uitgedeeld. In de toelichting bij de betreffende begrotingsartikelen zijn de overeenkomstige mutaties gespecificeerd.
Bijstelling verkoopopbrengsten
Voor het jaar 1999 wordt een hogere opbrengst van f 20 miljoen verwacht van de verkopen van de af te stoten roerende en onroerende goederen door tussenkomst van de dienst der Domeinen.
Uitgaande van de Hoofdlijnennotitie vindt verhoging plaats van de verkopen van af te stoten roerende en onroerende goederen door tussenkomst van de dienst der Domeinen met f 193 miljoen in 2001, f 196
miljoen in 2002, f 158,5 miljoen in 2003 en f 60,5 miljoen in 2004. Voor het jaar 2005 wordt tot slot nog rekening gehouden met een opbrengst van f 32,5 miljoen.
Overheveling naar het uitgavenartikel 08.05
Het gestalde bedrag uit de Hoofdlijnennotitie van f 50 miljoen per jaar vanaf 2001 (nader te beleggen met maatregelen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, het compensatiebeleid en het samenvoegen van – delen van materieelverwervingsdiensten), wordt middels deze overheveling gestald op het nieuwe uitgavenartikel 08.05 Efficiencybesparingen/kwaliteitsverbetering.
Taakstelling efficiencybesparing jaar 2000
Het gestalde bedrag uit de Hoofdlijnennotitie van f 50 miljoen voor het jaar 2000 is, in afwachting van concrete maatregelen, over de beleidsterreinen verdeeld en zichtbaar geparkeerd op de artikelen Personeel en materieel bij die beleidsterreinen.
Diverse herschikkingen met andere begrotingsartikelen
Met de begroting 1999 zijn de bedragen gestald die betrekking hebben op de taakstellingen uit het Regeerakkoord 1998. Rekening houdend met de hiervoor genoemde verwachte meeropbrengsten van verkopen via de dienst der Domeinen en de genoemde overheveling naar het nieuwe begrotingsartikel 08.05 worden middels de genoemde herschikkingen de gestalde bedragen tegengeboekt. Het betreft hier in het bijzonder de financiële uitwerking van de Hoofdlijnennotitie.
Toelichting op de geraamde bedragen
Voor de goede orde zij vermeld dat de resterende ramingsbedragen betrekking hebben op stallingsbedragen waarvoor nog maatregelen in de sfeer van (nieuw) personeelsbeleid en de verhoging van de ontslagleeftijd van militairen moeten worden genomen in het traject naar het opstellen van de Defensienota 2000.
01.29 Overige departementale uitgaven
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel komen uitgaven ten behoeve van het gehele ministerie van Defensie. Het betreft uitgaven voor:
– voorlichting;
– schadevergoedingen;
– hulpprogramma’s aan Navo-lidstaten, zoals steun aan landen met
«developing defence industries» (DDI); – samenwerkingsprogramma’s met de Midden- en Oost-Europese landen waaronder uitgaven voor wapenbeheersing; – exploitatiekosten van het WEU-satellietcentrum; – overige uitgaven, zoals drukwerk en publicatiekosten en de uitgaven in het kader van de wettelijke bepalingen omtrent telecommunicatie en frequentiebeheer; – uitgaven met betrekking tot bouwactiviteiten (artikelonderdeel
05-infrastructuur);
op dit artikelonderdeel worden momenteel de uitgaven verantwoord die betrekking hebben op kosten van renovaties en onderhoud van de defensiegebouwen in gebruik bij TNO/DO;
uitgaven met betrekking tot de Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel (ZVD-regeling);
de rentebedragen in het kader van de vermogensconversie agentschappen.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
135990 122 415 122318 122318 122319 -21026 174 174 174 174
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Technische bijstellingen: – Prijsaanpassing
1999 Beleidsmatige bijstellingen: – Overheveling naar Pensioenen en uitkeringen – Ramingsbijstelling
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen
Totaal nieuwe mutaties
114 964 122 589 122 492 122 492 122 493
38
38
38
38
38
-24 371 -24 709 -25 675 -25 951 4150 -862 -1619 -480 -1251
4150 -25 233 -26 328 -26 155 -27 202
4112 -25 195 -26 290 -26 117 -27 164
Stand ontwerpbegroting 2000 |
4 780 |
103 032 |
110 852 |
97 394 |
96 202 |
96 375 |
95 329 |
94 629 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
2 169 |
46 754 |
50 302 |
44 195 |
43 655 |
43 733 |
43 258 |
42 941 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
135990 122 415 122318 122318 122319 -21026 174 174 174 174
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Technische bijstellingen: – Prijsaanpassing
1999 Beleidsmatige bijstellingen: – Overheveling naar Pensioenen en uitkeringen – Ramingsbijstelling
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen
Totaal nieuwe mutaties:
114 964 122 589 122 492 122 492 122 493
38
38
38
38
38
24 371 -24 709 -25 675 -25 951 -359 -896 -230 -1251
24 730 - 25 605 - 25 905 - 27 202
38 -24 692 -25 567 -25 867 -27 164
Stand ontwerpbegroting 2000 |
101 686 |
115 002 |
97 897 |
96 925 |
96 625 |
95 329 |
95 129 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
46 143 |
52 186 |
44 424 |
43 983 |
43 847 |
43 258 |
43 168 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Technische bijstellingen
Prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Overheveling naar beleidsterrein Pensioenen enuitkeringen
Vanaf 1 januari 1999 is het ziektekostenverzekeringsstelsel voor militairen voor UKW’ers van toepassing. De voor de premiebetaling benodigde budgetten zijn overgeheveld naar beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen.
Ramingsbijstelling
De toegang tot de ZVD-regeling voor het actief dienend personeel is per 1 januari 2000 afgesloten. De in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst
1999/2000 overeengekomen maximering van de tegemoetkoming ZVD voor burgerpersoneel heeft geleid tot een neerwaartse bijstelling. Tevens is in deze mutatie begrepen de door de agentschappen DTO en DGW&T in het kader van de vermogensconversie in rekening te brengen rentebedragen.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000) |
|||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
||
1998 1999 2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
01.29.01 Voorlichting
01.29.02 Schadevergoedingen
01.29.03 Samenwerkingsprogramma’s
01.29.04 Overige uitgaven
01.29.05 Infrastructuur
01.29.06 ZVD-regeling
5 593 |
3 258 |
5 665 |
5 665 |
5 665 |
5 665 |
5 665 |
10 338 |
12 608 |
12 890 |
12 890 |
12 890 |
12 890 |
12 890 |
4 088 |
2 301 |
3 062 |
3 062 |
3 062 |
3 062 |
3 062 |
13 496 |
8 653 |
20 368 |
18 948 |
18 548 |
18 248 |
17 798 |
116 |
2 032 |
1 551 |
2 371 |
2 944 |
2 198 |
1 948 |
69 401 |
82 000 |
53 858 |
53 266 |
53 266 |
53 266 |
53 266 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
103 032 |
110 852 |
97 394 |
96 202 |
96 375 |
95 329 |
94 629 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
114 964 |
122 589 |
122 492 |
122 492 |
122 493 |
||
Nieuwe mutaties |
-4 112 |
|
|
|
|
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
01.29.01 Voorlichting
01.29.02 Schadevergoedingen
01.29.03 Samenwerkingsprogramma’s
01.29.04 Overige uitgaven
01.29.05 Infrastructuur
01.29.06 ZVD-regeling
4 820 |
4 186 |
5 736 |
5 665 |
5 665 |
5 665 |
5 665 |
10 886 |
12 815 |
12 890 |
12 890 |
12 890 |
12 890 |
12 890 |
3 211 |
4 674 |
3 744 |
3 285 |
3 062 |
3 062 |
3 062 |
13 131 |
9 068 |
20 368 |
18 948 |
18 548 |
18 248 |
18 048 |
239 |
2 259 |
1 301 |
2 871 |
3 194 |
2 198 |
2 198 |
69 399 |
82 000 |
53 858 |
53 266 |
53 266 |
53 266 |
53 266 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
101 686 |
115 002 |
97 897 |
96 925 |
96 625 |
95 329 |
95 129 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
114 964 |
122 589 |
122 492 |
122 492 |
122 493 |
||
Nieuwe mutaties |
38 |
|
|
|
|
Toelichting per artikelonderdeel Voorlichting
De uitgaven voor specifieke voorlichting, films, exposities, Defensie-informatiecentra, voorlichtingsbrochures, Defensiemaandbladen en de Defensiekrant worden onder dit artikelonderdeel verantwoord. De totale oplagen per jaar van de diverse Defensiemaandbladen zijn als volgt te specificeren (in aantallen stuks):
Defensiekrant
Alle Hens
Legerkoerier
Vliegende Hollander
Militair Rechtelijk Tijdschrift
1 786 000
312 000
744 000
276 000
11 700
Voor de voorlichtingsuitgaven (exclusief de personele exploitatiekosten) wordt jaarlijks een bedrag van omstreeks f 5,6 miljoen geraamd.
Schadevergoedingen
Hieronder vallen de uitgaven voor de vergoeding van schade waarbij de krijgsmachtdelen zijn betrokken, waaronder die in verband met oefeningen en vliegtuigongevallen. Deze uitgaven, waarvoor meerjarig f 12,890 miljoen wordt geraamd, zijn als volgt verdeeld:
Bedragen x f 1000
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Koninklijke marine Koninklijke landmacht Koninklijke luchtmacht Oefenschade Gerechtelijke procedures
Totaal
1 000 |
1 000 |
1 000 |
1 000 |
1 000 |
1 000 |
5 815 |
5 890 |
5 890 |
5 890 |
5 890 |
5 890 |
2 000 |
2 000 |
2 000 |
2 000 |
2 000 |
2 000 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
1 000 |
1 000 |
1 000 |
1 000 |
1 000 |
1 000 |
12 815
12 890
12 890
12 890
12 890
12 890
Hulp- en samenwerkingsprogramma’s
Hierin zijn opgenomen de bijdragen geraamd voor de deelname aan het WEU-programma voor satellietwaarneming (te Torrejon in Spanje) en de steun aan landen met een ontwikkelende defensie-industrie, te weten Griekenland, Portugal en Turkije. Voorts worden hier de uitgaven geraamd voor de wapenbeheersings- en samenwerkingsprogramma’s met de Navo-lidstaten en de Midden- en Oost-Europese landen.
Bedragen x f 1000
1999
2000
2001
2002
2003
2004
WEU-programma
DDI-steun
Samenwerkingsprogramma’s
Totaal
750
468
3 456
4 674
750 2 994
750 2 535
750 2 312
3 744
3 285
3 062
750 2 312
3 062
750 2 312
3 062
Overige uitgaven
Deze uitgaven, waarvoor in 2000 ongeveer f 20,4 miljoen wordt geraamd,
hebben betrekking op:
– uitgaven voor drukwerk ten behoeve van het ministerie van Defensie, waaronder reglementen, voorschriften en formulieren;
– uitgaven in het kader van de wettelijke bepalingen voor telecommunicatie en frequentiebeheer;
uitgaven voor het technisch beheer van onroerende goederen door de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen. Hieronder vallen algemeen technisch beheer door diverse regionale directies en begeleiding van bodemsaneringsprogramma’s.
Bedragen x f 1000
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Drukwerk
Telecommunicatie en frequentiebeheer
Technisch beheer
Rentebedragen agentschappen
Totaal
3 124 |
3 074 |
2 924 |
2 824 |
2 824 |
2 824 |
3 424 |
3 424 |
3 424 |
3 424 |
3 424 |
3 424 |
2 520 |
2 870 |
1 900 |
1 900 |
1 900 |
1 900 |
11 000 |
10 700 |
10 400 |
10 100 |
9 900 |
9 068
20 368
18 948
18 548
18 248
18 048
De verlaging vanaf 2001 bij het onderdeel technisch beheer wordt met name veroorzaakt door het gereed komen van de funnel van de AWACS vliegbasis Geilenkirchen (f 0,450 miljoen) en de afname van ingenieurs-kosten (f 0,450 miljoen) met betrekking tot internationale infrastructuur.
Ten laste van dit artikelonderdeel worden tevens de door de agentschappen DTO en DGW&T in het kader van de vermogensconversie in rekening te brengen rentebedragen van f 11 miljoen voor 2000, f 10,7 miljoen voor 2001, f 10,4 miljoen in 2002, f 10,1 miljoen in 2003 en f 9,9 miljoen in 2004 geraamd en verantwoord.
Infrastructuur
Deze uitgaven hebben betrekking op nieuwbouw, onderhoud en renovatie van defensiegebouwen in gebruik bij TNO/DO. Afhankelijk van de soort activiteit wordt per vierkante meter een prijs gehanteerd die varieert van f 2100 tot f 4500. Daarnaast worden de faciliteiten in Rijswijk aan de wettelijke eisen aangepast.
Ziektekostenvoorziening defensiepersoneel (ZVD)
Hierin is opgenomen het defensie-aandeel in de Rijksregeling Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel.
-
02.BELEIDSTERREIN PENSIOENEN EN UITKERINGEN 02.02 Militaire pensioenen en uitkeringen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
De pensioenvoorziening en uitkeringen voor militair personeel waren voorheen grotendeels in eigen beheer bij Defensie. Overeenkomstig een in december 1998 met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) afgesloten overeenkomst zal het beheer en de uitvoering van pensioenen voor personen ouder dan 65 jaar en van de militaire nabestaandenpensioenen die verband houden met overlijden als gevolg van het uitoefenen van de militaire dienst in 2000 overgaan naar het ABP. Dit houdt in dat alsdan de uitvoering van de militaire ouderdoms- en nabestaandenpensioenen in zijn geheel bij het ABP is ondergebracht. Voor de militaire nabestaandenpensioenen is sprake van volledige kapitaaldekking. Voor diensttijd vanaf 2000 wordt ten behoeve van de militaire ouderdomspensioenen op het kapitaaldekkingsstelsel overgegaan. Ouderdomspensioenen betrekking hebbend op tot 2000 opgebouwde diensttijd en (aanvullende) nabestaandenpensioenen worden op declaratiebasis met het ABP verrekend.
De uitvoering van de sociale zekerheid is in handen van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs. Op artikel 02.02 worden in dit kader verantwoord de uitgaven met betrekking tot de militaire invaliditeitspensioenen, daarmee verband houdende voorzieningen en verstrekkingen (sociale zorg), bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor militairen voorzover geen betrekking hebbend op de voor de WAO van toepassing zijnde eigen risicoperiode, uitkeringen op basis van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UKW) en overige uitkeringen. De werkloosheids- en wachtgelduitkeringen voor militair- en burgerpersoneel, de WAO-uitkeringen voor militair- en burgerpersoneel gedurende de eigen risicoperiode en de daarop aanvullende bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen worden verantwoord op de artikelen personeel en materieel van de respectieve beleidsterreinen.
In verband met het bovenstaande worden op dit artikel de volgende bedragen verantwoord:
– de door ABP op declaratiebasis in rekening te brengen militaire ouderdomspensioenen en (aanvullende) nabestaandenpensioenen;
– de door USZO op declaratiebasis in rekening te brengen uitgaven met betrekking tot de militaire invaliditeitspensioenen, daarmee verband houdende voorzieningen en verstrekkingen (sociale zorg), bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor militairen voorzover geen betrekking hebbend op de voor de WAO van toepassing zijnde eigen risicoperiode, uitkeringen op basis van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UKW) en overige uitkeringen;
– het nominale deel van de door Defensie aan het ABP te verrichten betalingen ten behoeve van de opbouw van kapitaaldekking van de militaire nabestaandenpensioenen. (De daarnaast te verrichten loonsomgerelateerde premiebetalingen worden verantwoord op de artikelen personeel en materieel van de respectieve beleidsterreinen/ ressorts);
– Programma-uitgaven in het kader van het veteranenbeleid, met uitzondering van de op het beleidsterrein 01. Algemeen verantwoorde subsidies.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerp-begroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
1 658 070 1 628 299 134 900 54 200
1 617 606 1 648 158 1 640 964 64 500 70 700 73 030
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe mutaties:
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsbijstelling 1999
Beleidsmatige bijstellingen:
– herschikking verzekerdenadministratie (VZA)
– overheveling tussen beleidsterreinen
– overheveling van beleidserrein Algemeen (ZVD)
– lening aan ABP
– actualisering pensioenen en uitkeringen
Totaal mutatie
1 792 970 1 682 499 1 682 106 1 718 858 1 713 994
63 267 56 592
38 900 -13 000
6 800 - 300
24 371
-
-5 800 - 3 000
56 654 58 024
57 542
-
-1 800 - 3 600 - 4 700 24 709 25 675 25 951 31 883 86 394 87 217
-
-1 600 - 19100 7 700
25 367 64 663 109 846 147 393 173 710
Stand ontwerp-begroting 2000
1 690 290 1 818 337 1 747 162 1 791 952 1 866 251 1 887 704 1 905 188
Waarvan relevant voor uitgavenkader
1 690 290 1 804 379 1 738 635 1 760 069 1 779 857 1 800 487 1 817 251
waarvan niet relevant voor uitgavenkader
31 883 86 394 87 217
87 937
Stand ontwerp-begroting 2000 (in EUR 1000)
767 020 825 125 792 828 813 152 846 868 856 603 864 537
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Herschikking verzekerdenadminstratie
Als gevolg van de overname door het ABP van het beheer en de uitvoering van de militaire diensttijdpensioenen is de noodzaak voor het opzetten van een verzekerdenadministratie voor deze categorie pensioenen komen te vervallen. Afrekening zal met het ABP plaatsvinden doordat het ABP deze kosten binnen de reguliere kostenopslag in de door Defensie af te dragen premie opneemt. De met de VZA samenhangende budgetreeksen worden middels een herfasering in de tijd aangewend voor arbeidsvoorwaarden in latere jaren.
Overheveling tussenbeleidsterreinen in verband met diverse regelingen
Meer-/minderuitgaven verband houdend met de UKW als gevolg van de binnen de UKW opgenomen gelimiteerde mogelijkheid van instroom eerder danwel later dan de reguliere ontslagleeftijd worden op realisatiebasis met de respectieve beleidsterreinen verrekend.
Voorts worden de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen – voorzover het gaat om aanvullingen op de WAO gedurende de voor de WAO van toepassing zijnde eigen risicoperiode – vanaf 1999 verantwoord op de artikelen personeel en materieel van de respectieve beleidsterreinen. De betrokken voor het militaire personeel aan de orde zijnde budgetten worden naar de respectieve beleidsterreinen overgeheveld.
Vanaf 1 januari 1999 is het ziektekostenverzekeringsstelsel voor militairen ook voor UKW-ers van toepassing. De voor de premiebetaling aan de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) benodigde budgetten zijn overgeheveld uit beleidsterrein 01. Algemeen.
Lening aan ABP
Met ingang van 2000 zal voor de nieuw op te bouwen militaire ouderdomspensioenen op het kapitaaldekkingsstelsel worden overgegaan. Een van de elementen om dit mogelijk te maken is een reeks 10-jarige leningen van Defensie aan het ABP. De uitgaven gemoeid met deze leningen worden aangemerkt als niet relevant voor het uitgavenkader van de Rijksbegroting in enge zin. Bij de toelichting op de artikelonderdelen wordt nader op deze systematiek ingegaan.
Actualisering pensioenen en uitkeringen
De mutaties die ten grondslag liggen aan de in de wet opgenomen bedragen, zijn het gevolg van de door de beleidsterreinen geactualiseerde in- en uitstroom van militair personeel in de diverse uitkerings- en pensioenregelingen.
De onderverdeling naar artikelonderdelen |
|||||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||||
Bedragen x f 1000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Militaire nabestaandenpensioenen Militaire diensttijdpensioenen Kapitaaldekking nominale bijdrage Kapitaaldekking lening ABP (hoofdsom) Kapitaaldekking lening ABP (rente) Militaire invaliditeitspensioenen Uitkeringswet gewezen militairen Sociale zorg Overige uitkeringen Reserve-overdracht Veteranenbeleid
61 840 |
63 439 |
63 803 |
64 570 |
65 486 |
66 352 |
67 242 |
607 870 |
637 132 |
635 069 |
633 943 |
632 921 |
633 164 |
633 800 |
- |
79 850 |
57 703 |
68 142 |
74 742 |
76 844 |
79 144 |
- |
- |
- |
31 266 |
83 514 |
80 840 |
78 166 |
- |
- |
- |
617 |
2 880 |
6 377 |
9 771 |
184 974 |
186 401 |
181 791 |
177 550 |
172 740 |
167 820 |
163 227 |
705 422 |
754 771 |
756 974 |
766 641 |
784 744 |
807 083 |
824 614 |
12 534 |
14 000 |
14 000 |
14 000 |
14 000 |
14 000 |
14 000 |
17 177 |
15 000 |
15 000 |
15 000 |
15 000 |
15 000 |
15 000 |
16 338 |
18 600 |
16 800 |
16 800 |
16 800 |
16 800 |
16 800 |
84 135 |
49 144 |
6 022 |
3 423 |
3 424 |
3 424 |
3 424 |
Stand ontwerp-begroting 2000
1 690 290 1 818 337 1 747 162 1 791 952 1 866 251 1 887 704 1 905 188
Stand 1e suppletore begroting 1999
1 792 970 1 682 499 1 682 106 1 718 858 1 713 994
Nieuwe mutaties
25 367 64 663 109 846 147 393 173 710
Toelichting per artikelonderdeel
Militaire nabestaandenpensioenen
De militaire weduwen- en wezenpensioenen komen ten laste van dit artikelonderdeel indien het overlijden van de actieve of post-actieve militair is toe te schrijven aan de gevolgen van de uitoefening van de militaire dienst. De uitgaven voor de overige militaire weduwen- en wezenpensioenen komen ten laste van het ABP dat voor de uitvoering daarvan zorgdraagt.
Militaire diensttijdpensioenen
Hieronder worden de uitgaven opgenomen voor pensioenen ten behoeve van voormalige beroepsmilitairen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en waarbij geen sprake is van invaliditeit als gevolg van het uitoefenen van de militaire dienst.
Kapitaaldekking
Voor de vanaf 1 januari 2000 nieuw op te bouwen militaire ouderdomspensioenaanspraken wordt overgegaan op kapitaaldekking. De post «Kapitaaldekking (nominale bijdrage)» betreft de premiebetalingen aan het ABP die met deze kapitaaldekking samenhangen.
Omdat Defensie bij het totstandkomen van de pensioenovereenkomst met het ABP tijdelijk onvoldoende middelen beschikbaar heeft om aan de volledige premieverplichting te voldoen, is met het ABP tot een financieringsafspraak gekomen. Gedurende de periode dat de beschikbare middelen kleiner zijn dan de premieverplichting ontstaat een vordering van het ABP op Defensie. Door het ABP worden de over deze vordering gemaakte kosten (rente en overige funding costs) aan Defensie doorberekend.
Deze kosten worden gebaseerd op door het ministerie van Defensie aan het ABP te verstrekken leningen met aflossing ineens na 10 jaar. De voor deze Defensie-uitgaven benodigde middelen worden door het ministerie van Financiën aan de Defensiebegroting toegevoegd.
In verband met de totstandkoming van de kapitaaldekking zullen de begrotingslasten verband houdend met de pensioenuitkeringslasten voor diensttijd opgebouwd vanaf 1 januari 2000 vrijvallen. Deze vrijval zal worden ingezet voor de kapitaaldekking. Dit leidt op termijn tot de situatie dat de feitelijk betaalde premiebedragen groter zijn dan de verschuldigde premiebedragen verhoogd met de rente en overige funding costs. Het desbetreffende saldo zal worden aangewend ter aflossing van de vordering van het ABP op Defensie en aan de uitgavenzijde (artikel 02.02) van de Defensiebegroting worden verantwoord.
De vanaf 2011 aan de orde zijnde aflossingen van de 10-jarige leningen door het ABP aan Defensie worden aan de ontvangstenzijde van de Defensiebegroting verantwoord. De overeenkomstige aflossing van de lening aan het ministerie van Financiën door het ministerie van Defensie wordt alsdan aan de uitgavenzijde (artikel 02.02) van de Defensiebegroting verantwoord.
Militaire invaliditeitspensioenen
Hieronder worden uitgaven opgenomen die betrekking hebben op de uitkeringen als gevolg van invaliditeit.
Uitkeringswet gewezen militairen
De uitgaven in het kader van de Uitkeringswet gewezen militairen vertonen, als gevolg van de bestandssamenstelling, een stijgende trend.
Sociale zorg
Hieronder vallen materiële voorzieningen in het kader van sociale zorg aan postactieve militairen, alsmede de uitvoering van de regeling gezondheidszorg. Jaarlijks wordt hiervoor gemiddeld f 14 miljoen geraamd.
Overige uitkeringen
Deze uitgaven, die worden verantwoord bij het artikelonderdeel overige uitkeringen, hebben betrekking op:
– Uitkering RRDPL (Reglement Rechtsbijstand Dienstplichtigen);
– Gratificatie Invaliditeitspensioenen Beroepspersoneel;
– Gratificatie Invaliditeitspensioenen Verlofspersoneel;
– Uitkering Algemeen Militair Ambtenaren Reglement;
– Overlijdensuitkeringen;
– Wet Arbeidsongeschiktheid Militairen (WAMIL);
– Uitkeringen voor ontslag;
– Pensioenkosten algemeen.
Rekening wordt gehouden met een bedrag van jaarlijks gemiddeld f 15 miljoen.
Reserve-overdracht
Sinds 1 december 1987 biedt de Algemene Militaire Pensioenwet de mogelijkheid bij dienstverlating de financiële gevolgen van pensioenbreuk te voorkomen. Dit komt er op neer dat de actuariële tegenwaarde van het bij Defensie opgebouwde recht op ouderdoms- en weduwenpensioen wordt overgedragen aan het pensioenfonds van de nieuwe werkgever. Sedert 8 juli 1994 is sprake van een wettelijk recht op reserve-overdracht.
In de begroting is ervan uitgegaan dat in belangrijke mate van dit recht gebruik wordt gemaakt. In het kader van de privatisering van het ABP en het Spoorwegpensioenfonds gaat het sinds 1994 ook om waardeoverdracht bij overgang naar een burgerfunctie binnen de overheid. Er is rekening gehouden met de toename van het aantal beroepsmilitairen bepaalde tijd en de stimulering van de uitstroom in het kader van de herstructurering van de krijgsmacht.
Vanaf 2000 wordt hiervoor jaarlijks ongeveer f 17 miljoen geraamd.
Veteranenbeleid
De uitgaven wegens nazorg voor veteranen bedragen jaarlijks f 3,4 miljoen. In 2000 zijn de laatste programmakosten zichtbaar voor de uitvoering van de eenmalige uitkering van f 1 000,00 netto als gevolg van de motie Zijlstra met betrekking tot het veteranenbeleid. De kosten verbonden aan de uitvoering van de «Uitkeringswet 2- tot 5-jarige diensttijd veteranen» zijn in de periode 1997–2000 in totaal ruim f 142 miljoen. Daarvan is f 36 miljoen met het initiatief wetsvoorstel Van Ardenne-Van der Hoeven gemoeid, waardoor ook de overheidspensioen-genieters onder de werking van de wet zijn gebracht. In totaal zullen naar verwachting bijna 110 000 veteranen een uitkering ontvangen.
-
03.BELEIDSTERREIN KONINKLIJKE MARINE
Algemeen
De uitgaven binnen het artikel 03.20 Personeel en materieel bij het beleidsterrein Koninklijke marine zijn verdeeld in vijf ressorts: Commandant der Zeemacht in Nederland, Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied, Commandant van het Korps Mariniers, Ondersteunende eenheden en Admiraliteit. De artikelen 03.21 Subsidies en bijdragen en 03.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur completeren de uitgavenbegroting van de Koninklijke marine.
De totale uitgaven van de Koninklijke marine voor de jaren 1999 tot en met 2004 zijn als volgt te specificeren:
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Uitgaven
03.20 Personeel en materieel – Commandant der Zeemacht Nederland – Commandant der Zeemacht CARIB – Commandant van het Korps mariniers – Ondersteunende eenheden – Admiraliteit – Wachtgelden en inactiviteitswedden
Totaal Personeel en materieel
03.21 Subsidies
03.22 Groot materieel en infrastructuur
706 003 |
748 625 |
724 627 |
697 526 |
683 514 |
672 220 |
671 667 |
108 198 |
113 837 |
110 303 |
108 521 |
107 511 |
107 257 |
106 767 |
200 953 |
217 200 |
216 930 |
219 523 |
227 421 |
235 852 |
240 018 |
553 007 |
564 855 |
531 814 |
515 355 |
512 423 |
504 699 |
507 888 |
540 481 |
465 416 |
418 093 |
436 915 |
419 716 |
421 574 |
424 433 |
29 608 |
36 589 |
39 464 |
43 147 |
46 006 |
44 483 |
44 483 |
2 138 250 2 146 522 2 041231 2 020 987 1996 591 1986 085 1995 256
529 533 483 483 483 483 483
644 582 906 957 898 464 850 178 865 253 943 501 912 596
Totale uitgaven (x NLG 1000)
2 783 361 3 054 012 2 940 178 2 871648 2 862 327 2 930 069 2 908 335
Totale uitgaven (x EUR 1000)
1 263 034 1 385 850 1 334 194 1 303 097 1 298 867 1 329 607 1 319 745
03.20 Personeel en materieel
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Door de integratie van de begrotingsartikelen personele- en materiële uitgaven en het Verbeterd Economisch Beheer (Kamerstukken II 1995/ 1996, 24 400 X, nr. 113) wordt inzicht verschaft in de bedrijfsvoeringsuitgaven van resultaatverantwoordelijke eenheden (RVE’n).
Het beleid is gericht op een resultaatgerichte bedrijfsvoering, waarbij budgetten en beheersbevoegdheden zoveel mogelijk decentraal worden neergelegd. Daarmee wordt beoogd de doelmatigheid te verhogen. De decentrale manager, in casu de commandant of directeur van de RVE wordt daarmee in staat gesteld de middelen (personeel, materieel en financieel) optimaal in te zetten. In 2000 zal de aandacht zich richten op verbetering van beheerskaders en beheersmaatregelen om sturing op afstand te optimaliseren.
Per ressort worden vier vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven en materiële uitgaven. De wachtgelduitgaven voor het burger- en het militair personeel worden geraamd en verantwoord op het artikelonderdeel 03.20.21.
De uitgaven van het actief dienend personeel zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De uitkomst hiervan is aangepast voor ontwikkelingen in de komende jaren en voor de categorieën die niet in het SNIP zijn opgenomen, zoals niet-actief dienend personeel en niet-Nederlands hulppersoneel op de Nederlandse Antillen en Aruba.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
2 042 184 1 970 605 1 963 104 1 957 561 1 956 505 28 170 -4016 -4226 -4226 -4234
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties
2 070 354 1 966 589 1 958 878 1 953 335 1 952 271 126 319 66 335 51436 60 572 31730
Stand ontwerpbegroting 2000
299 442 2 106 899 2 196 673 2 032 924 2 010 314 2 013 907 1984 001 1995 256
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
135 881 956 069 996 807 922 501 912 241 913 871 900 300 905 408
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
2 037 278 1 980 707 1 972 752 1 958 620 1 957 564 29 200 -2 986 -3 201 -3 201 -3 209
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Commandant der Zeemacht Nederland Commandant der Zeemacht Carib Commandant van het Korps Mariniers Ondersteunende eenheden Admiraliteit Wachtgelden en inactiviteitswedden
Totaal nieuwe mutaties
2 066 478 1977 721 1969 551 1955 419 1954 355
56 543
11 825
13 286
36 624 40 324
2 090
73 557
11 211
20 756
53 982 99 751
3 755
49 304 10 647 22 199
50 924 87 092
5 454
38 636
11 451
30 952
44 640 91 588
7 081
33 701
11 381
39 423
36 659 97 180
7 746
80 044
63 510 51 436 41 172 31 730
Stand ontwerpbegroting 2000
2 138 250 2 146 522 2 041231 2 020 987 1996 591 1986 085 1995 256
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
970 296 974049 926 270 917 084 906 013 901246 905 408
De nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties worden naar oorzaak bij de ramingen van de ressorts en het artikelonderdeel Wachtgelden en inactiviteitswedden toegelicht.
Bij de bovenstaande ramingen behoren de volgende aantallen vte’n.
Opbouw begrotingssterkte (vte’n op basis van 38-urige werkweek)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Burgers – stand begroting 19991 Burgers – mutaties1
Burgers – stand ontwerpbegroting 20001
4 320 |
4 156 |
4 145 |
4 083 |
4 068 |
26 |
25 |
25 |
25 |
24 |
4 346
4 181
4 170
4 108
4 092
4 092
MP/BOT – stand begroting 1999 MP/BOT – mutaties
MP/BOT – stand ontwerpbegroting 2000
8 540 |
8 418 |
8 423 |
8 409 |
8 329 |
|
|
-457 |
-424 |
-357 |
8 405
8 128
7 966
7 985
7 972
8 029
MP/BBT – stand begroting 19992 MP/BBT – mutaties2
MP/BBT – stand ontwerpbegroting 20002
4 309 |
4 171 |
4 154 |
4 154 |
4 131 |
126 |
260 |
226 |
188 |
229 |
4 435
4 431
4 380
4 342
4 360
4 360
Totale sterkte – stand begroting 1999 Totale sterkte – mutaties
Totale sterkte – stand ontwerpbegroting 2000
17 169 |
16 745 |
16 722 |
16 646 |
16 528 |
17 |
|
|
|
|
17 186
16 740
16 516
16 435
16 424
16 481
1 exclusief niet-actief burgerpersoneel (zie tevens bijlage 13).
2 exclusief ANTARUMIL.
Toelichting
De daling van de totale begrotingssterkte vanaf 2001 wordt veroorzaakt door de verwerking van de Hoofdlijnennotitie in de aantallen personeel. Het betreft het saldo van de reducties (onder meer het afstoten van twee fregatten en drie Orion maritieme patrouillevliegtuigen) en anderzijds de uitbreiding van het Korps Mariniers.
De verhoging van het aantal burgermedewerkers wordt met name veroorzaakt door enkele noodzakelijke uitbreidingen, zoals extra brandwachten in het kader van de rampenbestrijding, en wet- en regelgeving op het gebied van ARBO- en milieumanagement.
Voorts heeft een verschuiving in de opbouw van het militaire personeelsbestand plaatsgevonden waardoor het aantal BOT daalt en het aantal BBT stijgt.
Ressort Commandant der Zeemacht in Nederland
Het ressort Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED) is een Resultaat Verantwoordelijke Eenheid (RVE) onder de BDZ. Jaarlijks komen de BDZ en de CZMNED een convenant overeen betreffende de realisatie van het gewenste operationeel product en de verstrekking van de daartoe behorende middelen.
Dit ressort bestaat uit de Groep Escorte Schepen, de Groep Maritieme Helikopters, de Groep Maritieme Patrouille Vliegtuigen, de Onderzee- dienst, de Mijnendienst en de Overige eenheden van CZMNED, zoals het Maritiem Operatiecentrum Nederland, het commandement, kazernes en walinrichtingen.
De verplichtingen en uitgaven Commandant der Zeemacht in Nederland
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000)
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
03.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
03.20.02 Militair personeel
03.20.03 Overige personele uitgaven
03.20.04 Materiële uitgaven
79 098 71417 70 632 70 440 70 257 70 105 70 105
505 132 512 899 508 928 484 694 471967 462 241 462 241
46 372 43 284 42 268 40 753 40 125 39 857 39 862
71017 139 230 99 512 100 522 119 692 99 144 99 459
Stand ontwerpbegroting 2000 |
701 619 |
766 830 |
721 340 |
696 409 |
702 041 |
671 347 |
671 667 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
691 187 |
647 483 |
647 105 |
644 005 |
637 646 |
||
Nieuwe mutaties |
75 643 |
73 857 |
49 304 |
58 036 |
33 701 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Uitgaven
03.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
03.20.02 Militair personeel
03.20.03 Overige personele uitgaven
03.20.04 Materiële uitgaven
1998 1999
79 098 71 417
505 132 512 899
47 615 43 284
74 158 121 025
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
70 632 |
70 440 |
70 257 |
70 105 |
70 105 |
508 928 |
484 694 |
471 967 |
462 241 |
462 241 |
42 268 |
40 753 |
40 125 |
39 857 |
39 862 |
102 799 |
101 639 |
101 165 |
100 017 |
99 459 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
706 003 |
748 625 |
724 627 |
697 526 |
683 514 |
672 220 |
671 667 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
692 082 |
651 070 |
648 222 |
644 878 |
638 519 |
||
Nieuwe mutaties |
56 543 |
73 557 |
49 304 |
38 636 |
33 701 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
– VEB-mutaties
– Overige mutaties, per saldo
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen:
– haven-, sluis- en loodsgelden
– onderhoud Lynx
– aanpassing van de begrotingssterkte
– overige mutaties, per saldo
Hoofdlijnennotitie:
– reductie twee S-fregatten
– reductie drie P3-C Orions
– overheveling één P3-C Orion naar Antillen
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
26 482 |
29 524 |
24 809 |
23 246 |
20 436 |
47 786 |
49 941 |
51 393 |
51 438 |
51 423 |
|
|
|
|
|
74 004 |
78 943 |
75 980 |
74 462 |
71 637 |
1 296 |
1 310 |
1 238 |
998 |
|
3 000 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
|
|
-9 496 |
|
-8 936 |
-8 936 |
202 |
1 113 |
15 |
265 |
384 |
-13 373 |
|
|
||
|
|
-8 503 |
||
|
|
|
|
17 461
5 386 -26 676 -35 826
37 936
Totaal van de nieuwe mutaties
56 543 73 557 49 304 38 636
33 701
Toelichting op de nieuwe mutaties
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties hangen samen met de bovenstaande mutaties in de uitgaven. Daarnaast is als gevolg van de aanbesteding in de jaren 1999 (+ f 10,070 miljoen) en 2002 (+ f 10,6 miljoen) van de driejarige FMS-case ten behoeve van onderdelen voor de P-3C Orion patrouillevliegtuigen de raming bijgesteld. Voorts is door de voorziene aanbesteding van het driejarige contract in de jaren 1999 (+ f 8,8 miljoen) en 2002 (+ f 8,8 miljoen) voor de beveiliging van objecten de raming nader bijgesteld.
Uitgaven
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
VEB-mutaties
Als gevolg van verdere decentralisatie van taken en bevoegdheden in het kader van het VEB heeft een overheveling plaatsgevonden van diverse budgetten. Het betreft hier met name de uitgaven voor verplaatsingskosten, klein onderhoud van gebouwen en terreinen, huisvesting, ingenieursdiensten en voortstuwing- en energie-opwekkende systemen.
Beleidsmatige bijstellingen
Haven-, sluis- en loodsgelden
Op grond van een uitgevoerde analyse is gebleken dat de haven-, sluis- en loodsgelden in het verleden te laag zijn geraamd. Daarom wordt de raming verhoogd.
Onderhoud Lynx budgetten
Als gevolg van de veroudering van de Lynx-helikopters nemen de kosten van onderhoud, herstel en herbevoorrading toe.
Aanpassing van de begrotingssterkte
In de begroting 1999 zijn de salarissen voor de eerste maal decentraal bij de ressorts ondergebracht. Dit is een uitvloeisel van de kanteling van de Defensiebegroting. Voor de begroting 2000 dient de initiële verdeling uit de begroting 1999 van de aantallen over de ressorts te worden aangepast, mede op basis van de realisatiegegevens over 1998. In de begroting van de Koninklijke marine is deze herschikking budgetneutraal.
Vanwege een wettelijke verplichting voor rampenbestrijding dient de Koninklijke marine op het Marine Vliegkamp Valkenburg de brandweercapaciteit aldaar met twaalf vte’n burgerpersoneel en vijf vte’n militair personeel uit te breiden. Daarnaast worden in verband met de overbrenging van het Opslag- en Distributiecentrum (ODC) naar het Marinebedrijf 162 vte’n burgerpersoneel overgeheveld.
Hoofdlijnennotitie
In de Hoofdlijnennotitie is opgenomen dat het fregattenbestand van de Koninklijke marine met twee standaardfregatten wordt verminderd. Het eerste af te stoten standaardfregat wordt op 1 januari 2001 en het tweede op 1 januari 2002 uit dienst gesteld. De personele sterkte van de Commandant Zeemacht in Nederland wordt hierdoor gefaseerd verminderd met 324 vte’n militair personeel. Van het tweede af te stoten fregat worden 65 kaderleden niet gereduceerd, in verband met de extra benodigde bemanning van het tweede Landing Platform Dock (LPD). Het betreft functies die een lang vooropleidingstraject binnen de Koninklijke marine vereisen en waarvoor een minimum aantal jaren kennis en ervaring nodig is. Dit personeel kan niet rechtstreeks van de arbeidsmarkt worden betrokken en moet daarom worden aangehouden.
Verder is in de Hoofdlijnennnotitie in de periode 2001 tot 2003 een reductie met drie P-3C Orions aangegeven. De sterkte van Commandant Zeemacht in Nederland zal hierdoor worden verminderd met 76 vte’n militair personeel en één vte burgerpersoneel. Vanaf 1 juli 2000 zal één van de resterende tien P-3C Orions worden overgebracht naar de Nederlandse Antillen. De sterkte van Commandant Zeemacht in Nederland zal hierdoor met nog eens 20 vte’n militair personeel worden verminderd.
Operationele doelstellingen CZMNED
De operationele doelstellingen van het ressort CZMNED geven een overzicht van de inzetbaarheid van de eenheden van dit ressort. Uit het overzicht blijkt hoeveel eenheden (hoeveelheid) beschikbaar zijn binnen hoeveel dagen (reactietijd). Uitgangspunt daarbij is dat binnen de aangegeven reactietijd steeds de hoogste gereedheid te leveren is (kwaliteit).
De eenheden met een reactietijd van 2 tot 5 dagen zijn continu inzetbaar voor operaties die de hoogste gereedheid vergen. De overige eenheden maken in vredestijd deel uit van een opwerkcyclus om binnen de aangegeven reactietijd personeel en materieel gereed te hebben voor deze operaties, zodat zij de direct inzetbare eenheden kunnen aflossen. De eenheden die zich in de opwerkcyclus bevinden worden bovendien ingezet voor nationale taken zoals vlagvertoon of kustwachttaken op de Noordzee.
Gereedheidstermijn Type eenheid binnen binnen binnen binnen binnen binnen 2 dagen 5 dagen 10 dagen 20 dagen 30 dagen 60 dagen binnen binnen
180 365 dagen dagen
Fregatten
Bevoorradingsschepen Amfibische schepen (LPD) Onderzeeboten Mijnenbestrijdingsvaartuigen Hydrografische vaartuigen Maritieme patrouillevliegtuigen
2*
4221 1 1
1 2 43212 2 3 3 2
1
Wordt 1 per 1-7-2000.
Activiteitentoelichting
Het ressort CZMNED heeft de volgende hoofdactiviteiten:
– het inzetbaar maken en houden van de operationele eenheden van de vloot; – het inzetten van de operationele eenheden van de vloot.
In het kader van de Belgisch-Nederlandse samenwerking worden deze activiteiten door de Commandant der Zeemacht in Nederland in zijn functie van Admiraal Benelux ook ontplooid ten behoeve van de toegewezen eenheden van de Belgische marine.
De activiteiten die moeten worden uitgevoerd voor het inzetten van de operationele eenheden van de (gezamenlijke Nederlands-Belgische) vloot worden door CZMNED nader uitgewerkt in het jaarlijkse «Belgian and Netherlands Operation Schedule» (BENOPS). Deze activiteiten omvatten onder andere deelname aan een veelheid van Navo-, Partnerschap voor Vrede (PvV)-, multinationale en nationale oefeningen en opwerk-activiteiten.
Ook omvat het BENOPS activiteiten die samenhangen met de inzet voor vredesoperaties, het uitvoeren van kustwachttaken, de inzet van eenheden ten behoeve van operationele verrichtingen van het ressort Commandant van het Korps mariniers, het uitvoeren van technische, operationele en materiële beproevingen en evaluaties, het leveren van eenheden ten behoeve van opleidingen, inzet van eenheden ten behoeve van voorlichting en «public relations» en activiteiten welke voortvloeien uit internationale en nationale verplichtingen en afspraken. CZMNED levert permanent
2
2
een fregat met een boordhelikopter en twee Orion-maritieme patrouillevliegtuigen voor de inzet door CZMCARIB in het Caribisch gebied.
Voor het jaar 2000 worden naar verwachting onder meer de volgende belangrijke activiteiten uitgevoerd:
– permanente deelname met elk één fregat met boordhelikopter aan de
Standing Naval Forces Atlantic (STANAVFORLANT) en de Standing
Naval Forces Mediterranean (STANAV-FORMED); – permanente stationering van één fregat met boordhelikopter in het
Caribisch gebied; – permanente deelname met één mijnenjager aan de «Mine Counter
Measure Force North» (MCMFORNORTH, voorheen
STANAVFORCHAN); – deelname met één mijnenjager aan de «Mine Counter Measure Force
Mediterranean» (MCMFORMED); – deelname aan taken van de Kustwacht Nederland; – deelname aan nationale en internationale vlootdagen; – inzet van een vlootverband voor vlagvertoon in Zuidoost-Azië (met inbegrip van Japan).
Voor het uitvoeren van de activiteiten zijn onderstaande vaardagen en vlieguren nodig. De ramingen zijn exclusief het uitvoeren van eventuele vredesoperaties.
meeteenheden realisatie 1998 ontwerp- vermoedelijke raming 2000
begroting uitkomsten 1999 1999
raming 2001
Groep escorteschepen |
vaardagen |
1 476 |
1 755 |
1 681 |
1 571 |
1 461 |
Onderzeedienst |
vaardagen |
424 |
480 |
480 |
480 |
480 |
Mijnendienst |
vaadagen |
1 440 |
1 360 |
1 360 |
1 440 |
1 440 |
Groep maritieme patrouille- |
||||||
vliegtuigen |
vlieguren |
3 324 |
3 550 |
3 950 |
3 275 |
3 000 |
Groep maritieme helikopters |
vlieguren |
5 086 |
5 850 |
5 850 |
5 850 |
5 850 |
Ressort Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied
Het ressort Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCARIB) is een Resultaat Verantwoordelijke Eenheid (RVE) onder de BDZ. Jaarlijks komen de BDZ en CZMCARIB een convenant overeen betreffende de realisatie van het gewenste operationele product en de verstrekking van de daartoe benodigde middelen.
Dit ressort bestaat uit:
– het commandement der zeemacht in het Caribisch gebied;
– de marinebasis Parera, de marinekazerne Suffisant te Curac¸ao en de marinierskazerne Savaneta te Aruba; – twee infanteriecompagnieën mariniers en een ondersteuningspeloton die deel uitmaken van het deels mobilisabele Vierde Mariniersbataljon; – de Antilliaanse en Arubaanse militie; – het transportschip Hr.Ms. Pelikaan; – de radiostations in het Caribisch gebied.
Hoewel zij niet onder dit ressort vallen, heeft CZMCARIB ook de beschikking over: – het stationsschip met boordhelikopter en twee (medio 2000 drie) Orion maritieme patrouillevliegtuigen van het ressort CZMNED; – tot medio 2000 het 336 Squadron (KLu) met de twee daartoe behorende F-27 M; – overige eenheden van de Nederlandse strijdkrachten indien zij opereren in het Caribisch gebied; – twee helikopters voor de helikoptervliegopleiding (HVO) en (resterende capaciteit) voor de Kustwacht.
De Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied vervult de nevenfunctie van Commandant Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. In de Amerikaanse «Joint Inter Agency Task Force East» (JIATF-EAST) organisatie voor de bestrijding van drugs vervult CZMCARIB de functie van Task Group Commander.
Het fregat met helikopter, de maritieme patrouillevliegtuigen en de Lynx-helikopters worden opgewerkt door CZMNED, die ook in logistieke zin verantwoordelijk blijft gedurende inzet in het Caribisch gebied. Een deel van de exploitatiekosten voor deze eenheden komt daarom ten laste van CZMNED.
De verplichtingen en uitgaven Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998 1999 2000 2001 2002 2003
2004
03.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel
03.20.06 Militair personeel
03.20.07 Overige personele uitgaven
03.20.08 Materiële uitgaven
5 867 |
6 103 |
6 069 |
6 061 |
6 055 |
6 052 |
6 052 |
73 613 |
77 298 |
76 436 |
75 739 |
74910 |
74 615 |
74 153 |
7 491 |
10 777 |
11 046 |
10 839 |
10 871 |
10 752 |
10 823 |
21 227 |
19 659 |
16 752 |
15 882 |
15 675 |
15 838 |
15 739 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
108 198 |
113 837 |
110 303 |
108 521 |
107 511 |
107 257 |
106 767 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
102 012 |
99 092 |
97 874 |
96 060 |
95 876 |
||
Nieuwe mutaties |
11 825 |
11 211 |
10 647 |
11 451 |
11 381 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
– VEB-mutaties
– overige mutaties
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen:
– aanpassing begrotingssterkte
– overige mutaties, per saldo
Hoofdlijnennotitie:
– overheveling één P3-C Orion naar Antillen
– opheffen 336 Squadron
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
6 129 |
6 010 |
5 660 |
5 515 |
5 458 |
4 979 |
6 527 |
6 704 |
6 512 |
6 547 |
-920 |
-924 |
|
-899 |
-899 |
10 188 |
11 613 |
11 448 |
11 128 |
11 106 |
961 |
679 |
679 |
679 |
679 |
676 |
915 |
1 098 |
1 002 |
1 454 |
|
|
|
|
|
|
|
-775 |
|
1 637
402
801
323
275
Totaal van de nieuwe mutaties
11 825
11211
10 647
11 451
11 381
Toelichting op de nieuwe mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties hangen samen met de hierboven genoemde uitgavenmutaties.
Uitgaven
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
VEB-mutaties
Als gevolg van verdere decentralisatie van taken en bevoegdheden in het kader van het VEB heeft een overheveling plaatsgevonden van diverse budgetten. Het betreft hier met name de uitgaven voor verplaatsingskosten en de persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, geneeskundige verzorging en brandstoffen.
Beleidsmatige bijstellingen
Aanpassing begrotingssterkte
In de begroting 1999 zijn de salarissen voor de eerste maal decentraal bij de ressorten ondergebracht. Dit is een uitvloeisel van de kanteling van de Defensiebegroting. Voor de begroting 2000 dient de initiële verdeling uit de begroting 1999 van de aantallen over de ressorts te worden aangepast, mede op basis van de realisatiegegevens over 1998. In de begroting van de Koninklijke marine is deze herschikking budgetneutraal.
ANT/ARUMIL
In verband met het opschorten van de dienstplicht op Aruba wordt, om toch in de behoefte van personeel te kunnen voorzien, door de Koninklijke marine vrijwillig personeel geworven. Daarnaast is het aantal opgeroepen Antilliaanse militairen voor de eerste opkomst verlaagd en zijn vanaf het jaar 2002 de langdurig vrijwillig nadienende militairen uitgefaseerd.
Hoofdlijnennotitie
In de Hoofdlijnennotitie is het voorstel opgenomen dat vanaf 1 juli 2000 één van de resterende tien P-3C Orions zal worden overgebracht naar de Nederlandse Antillen. Enkele budgetten van de Commandant Zeemacht in het Caribisch gebied zijn in het kader van deze maatregel aangepast.
De uitgaven voor het 336 Squadron worden, voor zowel de Koninklijke luchtmacht als de Koninklijke marine, momenteel verantwoord op artikel
08.04 Homogene groep Internationale Samenwerking. De verlaging van de uitgaven voor deze vte’n zal aldaar plaatsvinden.
Tevens vindt een neerwaartse bijstelling van enkele budgetten van
CZMCARIB plaats, met name die voor groot onderhoud van deze vliegtuigen.
De uitgaven voor het klein onderhoud zijn opgenomen in de begroting van de Koninklijke luchtmacht. Verlaging van de uitgaven zal aldaar plaatsvinden.
Operationele doelstellingen CZMCARIB
De operationele doelstellingen van het ressort CZMCARIB geven een overzicht van de inzetbaarheid van de eenheden van dit ressort. Uit het overzicht blijkt hoeveel eenheden (hoeveelheid) beschikbaar zijn binnen hoeveel dagen (reactietijd). Uitgangspunt daarbij is dat binnen de aangegeven reactietijd steeds de hoogste gereedheid te leveren is (kwaliteit).
De eenheden met een reactietijd van twee tot vijf dagen zijn continu inzetbaar voor operaties die de hoogste gereedheid vergen. De overige eenheden maken in vredestijd deel uit van een opwerkcyclus om binnen de aangegeven reactietijd personeel en materieel gereed te hebben voor deze operaties, zodat zij de direct inzetbare eenheden kunnen aflossen. De eenheden die zich in de opwerkcyclus bevinden worden bovendien ingezet voor nationale taken zoals vlagvertoon of militaire bijstand.
Doelstellingen operationele gereedheid CZMCARIB
Gereedheidstermijn Type eenheid binnen binnen binnen binnen binnen binnen 2 dagen 5 dagen 10 dagen 20 dagen 30 dagen 60 dagen binnen binnen
180 365 dagen dagen
Fregatten
Ondersteuningsvaartuigen Maritieme patrouillevliegtuigen F27M
Marinierspelotons met gevechts- en logistieke ondersteuning Marinierspelotons Antilliaanse militie Marinierspeloton Arubaanse militie
2
1**
0*
1
1**
4 2
1
-
*Wordt 1 per 1-7-2000. ** Tot 1-7-2000.
Activiteitentoelichting
Het product van het ressort CZMCARIB bestaat uit inzetbare eenheden en uitgevoerde activiteiten. Hiertoe ontplooit CZMCARIB de volgende hoofdactiviteiten:
– het inzetbaar maken en houden van de ter beschikking gestelde schepen, vliegtuigen en marinierseenheden; – het inzetten van de ter beschikking gestelde operationele eenheden.
De activiteiten omvatten: de deelname aan nationale en internationale oefeningen in de regio, nationale maritieme presentie, individuele opwerkactiviteiten, drugsbestrijding in het kader van de Commander Task Group, uitvoeren van algemene taken waaronder opsporing en redding boven zee (OSRD), ondersteuning van de justitiële rechtshandhaving in de territoriale zee en de Economische Exclusieve Zone (EEZ) van de Nederlandse Antillen en Aruba, het oproepen, keuren, selecteren, opleiden en op peil houden van de geoefendheid van de dienstplichtige Antilliaanse en de vrijwillige (na)dienende Arubaanse militie, het uitvoeren van militaire bijstand en militaire steun in het openbaar belang, het leveren van eenheden voor opleidingen, de inzet van eenheden voor voorlichting en «public relations» en voorts overige activiteiten welke voortvloeien uit internationale en nationale (Koninkrijks-) verplichtingen en afspraken.
Voor het uitvoeren van de activiteiten van het ressort zijn onderstaande vaardagen, vlieguren en manoefendagen nodig. De ramingen zijn exclusief het uitvoeren van eventuele vredesoperaties.
meeteenheden |
realisatie 1998 |
ontwerpbegroting 1999 |
vermoedelijke uitkomsten 1999 |
raming 2000 |
raming 2001 |
|
Schepen |
vaardagen |
243 |
214 |
214 |
254 |
254 |
Groep maritieme |
||||||
patrouillevliegtuigen |
vlieguren |
1 974 |
1 850 |
1 850 |
1 925 |
2 000 |
F27-M |
vlieguren |
1 276 |
1 300 |
1 300 |
600 |
|
Helikopters |
vlieguren |
368 |
525 |
525 |
525 |
525 |
Marinierspelotons |
manoefendagen |
14 424 |
16 000 |
16 000 |
16 000 |
16 000 |
AntMil/AruMil |
manoefendagen |
3 942 |
3 685 |
3 685 |
3 685 |
3 685 |
2
Ressort Commandant van het Korps Mariniers
Het ressort Commandant van het Korps Mariniers (CKMARNS) is een Resultaat Verantwoordelijke Eenheid (RVE) onder de BDZ. Jaarlijks komen de BDZ en CKMARNS een convenant overeen betreffende de realisatie van het gewenste operationeel product en de verstrekking van de daartoe benodigde middelen.
Dit ressort bestaat uit de volgende organisatiedelen:
– het hoofdkwartier van CKMARNS;
– de groep operationele eenheden mariniers (GOEM), waarin de operationele eenheden zijn ondergebracht met uitzondering van het vierde mariniersbataljon, dat onder operationeel gezag staat van CZMCARIB. In vredestijd bestaat de GOEM uit het eerste en het tweede mariniersbataljon, het gevechtssteunbataljon, het amfibisch ondersteuningsbataljon en het logistieke bataljon. De Bijzondere Bijstandseenheid (BBE) is een onderdeel van het gevechtssteun-bataljon.
– de marinierskazernes te Doorn, Rotterdam en Texel;
– het Mariniersopleidingscentrum;
– de mobilisabele eenheden, waaronder het derde mariniersbataljon, de gevechtsveldreserve en de bewakingsdetachementen;
– de marinierskapel der Koninklijke Marine.
De verplichtingen en uitgaven Korps Mariniers
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
03.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel
03.20.10 Militair personeel
03.20.11 Overige personele uitgaven
03.20.12 Materiële uitgaven
2 338 |
2 869 |
2 862 |
2 855 |
2 847 |
2 844 |
2 844 |
158 708 |
168 551 |
169 292 |
171 698 |
178 079 |
185 279 |
188 810 |
14 152 |
15 684 |
16 195 |
15 948 |
16 100 |
16 261 |
16 380 |
25 755 |
30 096 |
28 581 |
29 022 |
30 395 |
31 468 |
31 984 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
200 953 |
217 200 |
216 930 |
219 523 |
227 421 |
235 852 |
240 018 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
203 914 |
196 174 |
197 324 |
196 469 |
196 429 |
||
Nieuwe mutaties |
13 286 |
20 756 |
22 199 |
30 952 |
39 423 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
– VEB-mutaties
– overige mutaties
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen:
– aanpassing begrotingssterkte
– herbevoorrading
– overige mutaties
Hoofdlijnennotitie:
– extra mariniers
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
9 631 |
8 676 |
8 123 |
8 581 |
8 741 |
2 027 |
7 305 |
7 305 |
7 305 |
7 305 |
1 553 |
1 553 |
1 553 |
1 553 |
|
11 658 |
17 534 |
16 981 |
17 439 |
17 599 |
1 997 |
1 226 |
-945 |
|
|
1 900 |
1 900 |
1 900 |
1 900 |
|
-369 |
96 |
|
|
-376 |
4 421 |
13 247 |
22 088 |
1 628
3 222
5 218
13 513
21 824
Totaal van de nieuwe mutaties
13 286
20 756
22 199
30 952
39 423
Toelichting op de nieuwe mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties hangen samen met de hierbovengenoemde uitgavenmutaties.
Uitgaven
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
VEB-mutaties
Als gevolg van verdere decentralisatie van taken en bevoegdheden in het kader van het VEB heeft een overheveling plaatsgevonden van diverse budgetten. Het betreft hier met name de uitgaven voor verplaatsingskosten, voeding, inventarisgoederen en klein materieel.
Beleidsmatige bijstellingen
Aanpassing begrotingssterkte
In de begroting 1999 zijn de salarissen voor de eerste maal decentraal bij de ressorts ondergebracht. Dit is een uitvloeisel van de kanteling van de Defensiebegroting. Voor de begroting 2000 dient de initiële verdeling uit de begroting 1999 van de aantallen over de ressorts te worden aangepast, mede op basis van de realisatiegegevens over 1998. In de begroting van de Koninklijke marine is deze herschikking budgetneutraal. Daarnaast worden als gevolg van het centraliseren van de initiële rij-opleidingen bij de Koninklijke landmacht 14 vte’n militair personeel naar dat beleidsterrein overgeheveld.
Herbevoorrading
Als uitkomst van een onderzoek naar de juiste hoogte van het gedecentraliseerde budget voor herbevoorrading met mariniersartikelen wordt de raming structureel verhoogd.
Hoofdlijnennotitie
In de Hoofdlijnennotitie is opgenomen dat vanaf 2001 de parate sterkte van het Korps Mariniers gefaseerd zal worden uitgebreid met ongeveer 300 functies. Dit zal geschieden door het volledig paraat stellen van een derde mariniersbataljon. Hierdoor stijgt de sterkte inclusief niet-beschik-baarheid met 357 vte’n. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat deze uitbreiding per 1 januari 2004 zal zijn voltooid.
Operationele doelstellingen CKMARNS
De operationele doelstellingen van het ressort CKMARNS geven een overzicht van de inzetbaarheid van de eenheden van dit ressort. Uit het overzicht blijkt hoeveel eenheden (hoeveelheid) beschikbaar zijn binnen hoeveel dagen (reactietijd). Uitgangspunt daarbij is dat binnen de aangegeven reactietijd steeds de hoogste gereedheid te leveren is (kwaliteit).
De eenheden met een reactietijd van twee tot vijf dagen zijn continu inzetbaar voor operaties die de hoogste gereedheid vergen. De overige eenheden maken in vredestijd deel uit van een opwerkcyclus om binnen de aangegeven reactietijd personeel en materieel gereed te hebben voor deze operaties, zodat zij de direct inzetbare eenheden kunnen aflossen. De eenheden die zich in de opwerkcyclus bevinden worden bovendien ingezet voor nationale taken zoals noodhulp of ceremonieel.
Doelstellingen operationele gereedheid CKMARNS
Gereedheidstermijn binnen binnen binnen binnen binnen binnen binnen binnen
Type eenheid 2dagen 5dagen 10dagen 20dagen 30dagen 60dagen 180 365 dagen dagen
Mariniersbataljon met gevechts en logistieke ondersteuning* 1 2**
Bijzondere bijstandseenheid (BBE) 1***
-
*Uit een dergelijk bataljon kunnen zelfstandige en uitzendbare marinierseenheden, onder het niveau van bataljon, worden samengesteld zoals een infanteriecompagnie, mortiercompagnie, bootcompagnie en lange afstandverkenningscompagnie, tegenluchtdoeleenheid, die alle binnen de aangegeven inzetbaarheidstermijn kunnen worden ingezet.
** Eén volledig, één deels paraat
*** Waarvan 1 peloton op 6 uren.
Activiteitentoelichting
Het ressort Commandant van het Korps Mariniers ontplooit de volgende hoofdactiviteiten:
– het inzetbaar maken en houden van de operationele eenheden;
– het uitvoeren van de opgedragen inzet.
Het jaarprogramma omvat activiteiten die samenhangen met de inzet voor vredesoperaties, het beschikbaar hebben van eenheden voor noodhulp, de inzet van eenheden en personeel voor operationele verrichtingen van CZMNED, de inzet van eenheden voor voorlichting, «public relations», ceremonieel en personeelswerving en voorts activiteiten welke voortvloeien uit internationale en nationale (Koninkrijks-)ver-plichtingen en afspraken. Een bataljon en een mortiercompagnie van het Korps Mariniers zijn paraat als respectievelijk strategische en tactische reserve voor inzet in het kader van Sfor in Bosnië-Herzegowina.
De activiteiten van het Korps Mariniers omvatten ook deelname aan een veelheid van oefeningen in Navo-, UKNL-, PvV- en WEU-verband, «cross training» met verschillende landen op groeps-, pelotons- of compagniesniveau, alsmede het uitvoeren van opleidings- en opwerkactiviteiten en nationale oefeningen.
Voor het uitvoeren van de activiteiten van het ressort zijn onderstaande manoefendagen nodig. De ramingen zijn exclusief het uitvoeren van eventuele vredesoperaties.
meeteenheden realisatie 1998 ontwerp- vermoedelijke raming 2000
begroting uitkomsten 1999 1999
raming 2001
Operationele marinierseenheden mandagen
126 000
155 000
155 000
155 000
156 500
Ressort Ondersteunende Eenheden
Het ressort Ondersteunende Eenheden bestaat uit het Marinebedrijf, het «Centrum voor Automatisering van Wapen- en Commando Systemen» en de opleidingseenheden van de Koninklijke marine. Het Marinebedrijf is ontstaan uit de samenvoeging van de Rijkswerf, het SEWACO-bedrijf en het «Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf Oegstgeest» (MEOB-O). De verhuizing van MEOB-O naar Den Helder en de fysieke integratie tot één marinebedrijf zal naar verwachting in het jaar 2000 zijn voltooid.
De verplichtingen en uitgaven Ondersteunende eenheden
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000) |
|||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
||
1998 1999 2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
03.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel
03.20.14 Militair personeel
03.20.15 Overige personele uitgaven
03.20.16 Materiële uitgaven
189 432 |
202 727 |
193 612 |
192 274 |
187 103 |
185 764 |
185 764 |
140 155 |
141 617 |
135 540 |
132 968 |
130 996 |
130 834 |
130 834 |
32 500 |
43 329 |
38 296 |
33 559 |
35 041 |
28 436 |
25 317 |
185 288 |
174 682 |
161 866 |
154 054 |
156 783 |
157 165 |
165 973 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
547 375 |
562 355 |
529 314 |
512 855 |
509 923 |
502 199 |
507 888 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
525 731 |
475 332 |
461 931 |
465 283 |
465 540 |
||
Nieuwe mutaties |
36 624 |
53 982 |
50 924 |
44 640 |
36 659 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
03.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel
03.20.14 Militair personeel
03.20.15 Overige personele uitgaven
03.20.16 Materiële uitgaven
189 432 |
202 727 |
193 612 |
192 274 |
187 103 |
185 764 |
185 764 |
140 155 |
141 617 |
135 540 |
132 968 |
130 996 |
130 834 |
130 834 |
39 300 |
43 329 |
38 296 |
33 559 |
35 041 |
28 436 |
25 317 |
184120 |
177 182 |
164 366 |
156 554 |
159 283 |
159 665 |
165 973 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
553 007 |
564 855 |
531 814 |
515 355 |
512 423 |
504 699 |
507 888 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
528 231 |
477 832 |
464 431 |
467 783 |
468 040 |
||
Nieuwe mutaties |
36 624 |
53 982 |
50 924 |
44 640 |
36 659 |
||
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000) |
|||||||
Omschrijving |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
– VEB-mutaties
– dienstverlening Marinebedrijf
– overige mutaties, per saldo
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen:
– aanpassing begrotingssterkte
– herbevoorrading
– inhuur
– opleiding
– instandhouding
– overige mutaties, per saldo
Hoofdlijnennotitie:
– reductie twee S-fregatten
– reductie drie P3-C Orions
– overheveling een P3-C Orion naar Antillen
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
13 496 |
15 598 |
13 258 |
12 238 |
11 739 |
9 281 |
16 261 |
21 518 |
21 701 |
21 526 |
2 420 |
2 479 |
2 703 |
2 521 |
2 575 |
|
|
|
|
|
25 197 |
33 741 |
36 882 |
35 863 |
35 243 |
12 624 |
6 448 |
8 128 |
7 568 |
7 568 |
6 377 |
1 972 |
776 |
4 952 |
3 614 |
5 564 |
|
4 927 |
|
|
1 539 |
1 468 |
1 237 |
1 239 |
|
-3 406 |
4 080 |
8 786 |
1 941 |
3 536 |
-4 168 |
1 726 |
1 206 |
|
95 |
|
|
-8 936 |
|
|
|
|
|
|
11 427
20 241
14 042
8 777
1 416
Totaal van de nieuwe mutaties
36 624
53 982
50 924
44 640
36 659
Toelichting op de nieuwe mutaties: Verplichtingen
De verplichtingenmutaties hangen samen met de hierbovengenoemde uitgavenmutaties.
Uitgaven
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
VEB-mutaties
Als gevolg van verdere decentralisatie van taken en bevoegdheden in het kader van het VEB heeft een overheveling plaatsgevonden van diverse budgetten. Het betreft hier met name de uitgaven voor verplaatsingskosten, de persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, levensmiddelen, voeding en huisvesting.
Dienstverlening Marinebedrijf
Als gevolg van een verhoging van de dienstverlening door het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf (MEOB) aan de Koninkljke landmacht worden fondsen aan de begroting van de Koninklijke marine toegevoegd.
Beleidsmatige mutaties
Aanpassing begrotingssterkte
In de begroting 1999 zijn de salarissen voor de eerste maal decentraal bij de ressorts ondergebracht. Dit is een uitvloeisel van de kanteling van de Defensiebegroting. Voor de begroting 2000 dient de initiële verdeling uit de begroting 1999 van de aantallen over de ressorts te worden aangepast, mede op basis van de realisatiegegevens over 1998. In de begroting van de Koninklijke marine is deze herschikking budgetneutraal. Daarnaast worden in verband met de overbrenging van het Opslag- en Distributiecentrum (ODC) naar het Marinebedrijf 162 vte’n burgerpersoneel overgeheveld.
Herbevoorrading
Als gevolg van een actualisering van de raming van de voor de vloot benodigde herbevoorradingsbudgetten stijgt het benodigde budget. Dit is met name een gevolg van het opereren met nieuwe scheepstypen, zoals het nieuwe bevoorradingsschip Hr. Ms. Amsterdam en het landing platform dock Hr. Ms. Rotterdam.
Inhuur
De mutaties in de ramingen worden met name veroorzaakt door aanpassingen in het vaar- en onderhoudsplan. Voor een aantal onderhoudswerkzaamheden wordt door de Rijkswerf personeel ingehuurd. Door verschuiving van de onderhoudsmomenten vindt een aanpassing van de inhuurmomenten plaats.
Opleiding
Door de samenvoeging van de drie onderhoudsbedrijven van de Koninklijke marine tot één Marinebedrijf bestaat in verband met de noodzakelijke bij-, her- en omscholing van het personeel extra opleidingsbehoefte.
Instandhouding
De instandhouding bij het Marinebedrijf betreft grotendeels het onderhoud aan de schepen. Door een betere ramingsmethode van dit onderhoud wordt een beter inzicht in de toekomstige interne capaciteit en daarmee aan de behoefte aan het uitbesteed onderhoud verkregen. Hierdoor blijkt het dat het budget naar boven dient te worden bijgesteld.
Hoofdlijnennotitie
Met de in de Hoofdlijnennotitie aangegeven maatregelen zullen bij het Marinebedrijf vooral de budgetten voor instandhouding en herbevoorrading alsmede van het onderhoud van elekronisch materiaal neerwaarts worden bijgesteld. Bij de opleidingseenheden van de Koninklijke marine vindt door deze maatregel een reductie van 54 vte’n plaats.
Activiteitentoelichting
De activiteiten van het ressort Ondersteunende Eenheden zijn erop gericht voorwaarden te scheppen zodat de eenheden van de Koninklijke marine in materieel en in personeel opzicht kunnen voldoen aan de vereiste operationele doelstellingen.
Materieel-logistiek
De activiteiten binnen het materieel-logistieke functiegebied omvatten het innoveren, instandhouden en verbeteren van de platform- en de sensor-, wapen- en commandosystemen van de eenheden van de Koninklijke marine en het beschikbaar stellen van de materiële middelen die nodig zijn om het materieel van de Koninklijke marine in gebruiksgerede staat te brengen en te houden.
Benoemd onderhoud/ meeteenheid realisatie 1998 ontwerp- vermoedelijke raming 2000 raming 2001
begroting 1999 uitkomsten 1999
Aantal MJO’s Aantal TTO’s
4444 6666
Het meerjaarlijks onderhoud (MJO), aangegeven in het vaar- en oefenschema, is het onderhoud aan een eenheid van de vloot dat nodig is om de materiële gereedheid ten minste tot aan een volgende geplande onderhoudsperiode van die eenheid op een kosteneffectieve wijze op peil te houden. De eenheid is gedurende langere tijd niet belast met operationele taken.
Het tussentijds onderhoud (TTO) is een tussen de MJO’s vallende korte reparatieperiode, tijdens de periodieke dokbeurt, waarbij in principe alleen met de directe veiligheid en materiële gereedheid verband houdende werkzaamheden worden uitgevoerd. De eenheid is gedurende kortere tijd niet belast met operationele taken.
Incidenteel onderhoud/ meeteenheid realisatie 1998 ontwerp- vermoedelijke raming 2000 raming 2001
begroting 1999 uitkomsten 1999
Aantal reparatie-orders
11 743
10 868
10 900
10 900
10 900
Het incidenteel onderhoud betreft noodzakelijke reparaties tussen de geplande reparatieperioden (MJO/TTO).
Engineering realisatie 1998 ontwerp- vermoedelijke begroting 1999 uitkomsten 1999
raming 2000
raming 2001
Marinebedrijf
182 449
183 498
150 986
143 585
142185
De uren «engineering» betreffen het ontwerpen en ontwikkelen van kleinere verbeteringen die voortkomen uit het gebruik van het materieel. Ook het configuratiebeheer valt hieronder (het bewaren van de uniformiteit van het materieel binnen een klasse).
Opleidingen
Binnen het functiegebied opleidingen zijn de activiteiten voornamelijk gericht op het geven van onderwijs aan militairen. Dit onderwijs omvat initiële opleidingen aan nieuw binnenstromend personeel, cursussen en opleidingen voor het vervullen van specifieke functies, loopbaanfaseopleidingen voor de ontwikkeling en het geschikt maken voor een hoger functieniveau, het ondersteunen met expertise bij het opwerken van operationele eenheden en het ontwikkelen van cursussen en opleidingen voor bediening, onderhoud en het vinden van storingen van nieuw materieel.
Opleidingen |
realisatie 1998 |
ontwerpbegroting 1999 |
vermoedelijke uitkomsten 1999 |
raming 2000 |
raming 2001 |
Initiële opleidingen Loopbaanfase-opleidingen Functie-opleidingen |
1 481 722 24 220 |
1 315 721 20 724 |
1 300 700 17 000 |
1 300 700 17 000 |
1 300 700 17 000 |
Totaal opleidingen KIM-publicaties |
26 423 155 |
22 760 81 |
19 000 81 |
19 000 81 |
19 000 81 |
In verband met een andere berekeningswijze als gevolg van aangepaste definities (het vanaf 1999 niet meer meenemen van scripties van
KIM-studenten in de aantallen publicaties) is het aantal KIM-publicaties vanaf 1999 lager. Het aantal opleidingen is gebaseerd op de actuele ramingen.
Ressort Admiraliteit
Het ressort Admiraliteit van de Koninklijke marine bestaat uit: de Marinestaf, de Directie Materieel, de Directie Personeel en de Directie Economisch Beheer.
De verplichtingen en uitgaven Admiraliteit
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000)
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
03.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel
03.20.18 Militair personeel
03.20.19 Overige personele uitgaven
03.20.20 Materiële uitgaven
65 184 64 078 62 557 62 415 62 252 62 181 62 181
119 524 110 598 102 626 100 056 98 349 98 219 98 219
48 669 46 005 45 958 47 748 47 619 48 053 46 463
283 925 279 181 204 432 219 640 212 785 214 410 217 570
Stand ontwerpbegroting 2000 |
517 302 |
499 862 |
415 573 |
436 915 |
419 716 |
421 574 |
424 433 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
513 011 |
512 799 |
516 951 |
512 593 |
520 043 |
||
Nieuwe mutaties |
|
-97 226 |
|
-91 588 |
|
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
03.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel
03.20.18 Militair personeel
03.20.19 Overige personele uitgaven
03.20.20 Materiële uitgaven
65 184 64 078
119 524 110 598
54 690 44 505
301 083 246 235
62 557 |
62 415 |
62 252 |
62 181 |
62 181 |
102 626 |
100 056 |
98 349 |
98 219 |
98 219 |
44 458 |
46 248 |
46 119 |
46 553 |
46 463 |
208 452 |
228 196 |
212 996 |
214 621 |
217 570 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
540 481 |
465 416 |
418 093 |
436 915 |
419 716 |
421 574 |
424 433 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
505 740 |
517 844 |
524 007 |
511 304 |
518 754 |
||
Nieuwe mutaties |
|
-99 751 |
|
-91 588 |
|
Specificatie nieuwe uitgavenmutaties (bedragen x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
– VEB-mutaties
– dienstverlening Dico
– overige mutaties, per saldo
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen:
– aanpassing begrotingssterkte
– instandhouding schepen
– instandhouding P3-C Orions
– munitie
– brandstof
– stalling doelmatigheidstaakstelling
– overige mutaties, per saldo
Hoofdlijnennotitie:
– reductie twee S-fregatten
– reductie drie P3-C Orions
– overheveling een P3-C Orion naar Antillen
– extra mariniers
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
17 567 |
25 014 |
24 051 |
23 589 |
23 063 |
|
|
-86 920 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7 731 |
5 193 |
5 403 |
5 473 |
5 473 |
-7 281 |
|
-7 357 |
-9 089 |
|
2 417 |
1 094 |
1 481 |
1 812 |
|
2 102 |
2 903 |
1 630 |
2 304 |
|
-9 941 |
|
-9 622 |
|
|
|
||||
5 360 |
-8 861 |
|
-3 769 |
|
-966 |
|
-8 693 |
-8 693 |
|
|
-953 |
-3 197 |
||
-782 |
|
|
|
|
943 |
1 594 |
2 249 |
13 091
35 744
17 669
21 780
27 011
Totaal van de nieuwe mutaties
40 324
99 751
87 092
91 588
97 180
Toelichting op de nieuwe mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties hangen samen met de hierbovengenoemde uitgavenmutaties. Uitzondering daarop vormen de verschuivingen van de aanbestedingsmomenten van 1998 naar 1999 aangaande het Indringer Detectie Systeem (+ f 24,9 miljoen) en het groot onderhoud (SDLM-C) voor de P3-C Orion-vliegtuigen (+ f 4,8 miljoen).
Uitgaven
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
VEB-mutaties
Als gevolg van verdere decentralisatie van taken en bevoegdheden heeft een overheveling plaatsgevonden van diverse budgetten. Het betreft hier met name de uitgaven voor verplaatsingskosten en de persoonsgebonden toelagen en uitkeringen, levensmiddelen, kleding en uitrusting, voeding en huisvesting.
DienstverleningDico
De mutatie betreft een overheveling van budget naar het Defensie Interservice Commando. Het betreft extra fondsen voor werving en selectie en een aantal restontvlechtingen.
Beleidsmatige bijstellingen
Aanpassing begrotingssterkte
In de begroting 1999 zijn de salarissen voor de eerste maal decentraal bij de ressorts ondergebracht. Dit is een uitvloeisel van de kanteling van de Defensiebegroting. Voor de begroting 2000 dient de initiële verdeling uit de begroting 1999 van de aantallen over de ressorts te worden aangepast, mede op basis van de realisatiegegevens over 1998. In de begroting van de Koninklijke marine is deze herschikking budgetneutraal.
Arbodienst
Vanwege de verplichtingen voor de werkgever in het kader van de arbeidsomstandighedenwet wordt het functiebestand uitgebreid met vijf vte’n burgerpersoneel en zeven vte’n militair personeel.
InstandhoudingSchepen
De raming voor de instandhouding kan bij dit ressort worden verlaagd. Dit kan deels worden verklaard door de verbeterde ramingsmethodiek. De mutatie hangt samen met de verhoogde raming bij het marinebedrijf voor dit onderwerp. Daarnaast is ter invulling van de bijdrage aan de algemene budgettaire problematiek van de Rijksbegroting rekening gehouden met een taakstellende korting op deze raming.
InstandhoudingP3-C Orions
Als gevolg van optimalisatie in de verhouding tussen het inbesteden en het uitbesteden van het onderhoud en herstel van de P3-C Orions wordt de raming voor het uitbestede onderhoud naar boven bijgesteld.
Munitie
Als gevolg van een herschikking binnen de voor munitie beschikbare fondsen stijgt de raming voor oefen- en opleidingsmunitie. Dit wordt gecompenseerd door een daling van de raming van de op artikel 03.22 te belasten munitie. Daarnaast is ter invulling van de bijdrage aan de algemene budgettaire problematiek van de Rijksbegroting rekening gehouden met een taakstellende korting op deze raming.
Brandstof
Als gevolg van de ontwikkeling van de brandstofprijzen worden de ramingen neerwaarts bijgesteld. Daarnaast is ter invulling van de bijdrage aan de algemene budgettaire problematiek van de Rijksbegroting rekening gehouden met een taakstellende korting op deze raming.
Stalling taakstelling efficiencybesparing
De uit de Hoofdlijnennotitie en de Miljoenennota 2000 voortvloeiende taakstelling voor het jaar 2000 is in afwachting van concrete maatregelen gestald.
Hoofdlijnennotitie
Met de in de Hoofdlijnennotitie voorgestelde maatregelen zal bij de Admiraliteit een aantal budgetten, met name de aanschaf van munitie, alsmede opleidingen en brandstoffen, neerwaarts worden bijgesteld. Het budget voor werving zal stijgen, met het oog op de gefaseerde uitbreiding van de parate sterkte van het Korps Mariniers.
Activiteitentoelichting
De activiteiten van het ressort Admiraliteit omvatten:
– het voeren van het operationeel beleid van de Koninklijke marine;
– het doen functioneren van de militaire eenheden en inrichtingen van de Koninklijke marine voor zover deze onder de Admiraliteit zijn gesteld, in onderlinge samenhang en elk afzonderlijk ter uitvoering van de opgedragen taken in vredestijd en in geval van oorlogsvoorbereiding;
– het voeren van een personeelsbeleid en het onderhouden van een personeel-logistiek proces, dat er op is gericht de organisatie van de Koninklijke marine, te allen tijde en in alle omstandigheden te doen beschikken over de gewenste hoeveelheid voor zijn taak berekend en gemotiveerd personeel;
– het voeren van materieelbeleid gericht op de materieel-logistieke processen «voorzien in», «instandhouden» en «afvoeren»;
– het bevorderen en bewaken van de doelmatigheid van de Koninklijke marine door het vormgeven aan en het uitvoeren van het financieel-economisch beleid en het toetsen van de rechtmatigheid van de bestedingen;
– het voeren van een bedrijfsvoerings- en automatiseringsbeleid.
Uitgavenverdeelstaat
bedragen x f 1000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Uitgaven Admiraliteit |
540 481 |
465 416 |
418 093 |
436 915 |
419 716 |
421 574 |
424 433 |
Volledig toe te rekenen aan: |
|||||||
– apparaatsuitgaven Admiraliteit |
262 286 |
245 577 |
236 511 |
231 875 |
228 582 |
228 800 |
228 800 |
Specifiek (uniek) toe te rekenen aan: |
|||||||
CZMNED |
71 634 |
32 479 |
31 284 |
22 518 |
17 656 |
16 868 |
20 050 |
CZMCARIB |
9 768 |
6 277 |
4 782 |
4 639 |
4 842 |
4 796 |
4 796 |
CKMARNS |
227 |
763 |
485 |
1111 |
1115 |
1 121 |
823 |
– Ondersteunende eenheden |
18 525 |
3 720 |
12 016 |
20 072 |
2 682 |
15 909 |
23 855 |
– Stalling taakstelling efficiencybesparing |
|
||||||
Niet specifiek toe te rekenen |
178 041 |
176 600 |
150 640 |
156 700 |
164 839 |
154 080 |
146 109 |
Toelichting op de uitgavenverdeelstaat
De uitgaven voor het ressort Admiraliteit betreffen enerzijds uitgaven ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering, anderzijds uitgaven ten behoeve van het functioneren van andere KM-ressorts.
De uitgaven ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering zijn opgenomen in de regel apparaatsuitgaven Admiraliteit. Het betreft hier de uitgaven voor personele en materiële middelen voor alle onder het ressort vallende eenheden. Deze laatste post bestaat onder andere uit huisvestingskosten, bureauzaken, informatiesystemen en inventarisgoederen en klein materieel.
De uitgaven ten behoeve van het functioneren van andere ressorts van de Koninklijke marine kunnen worden onderscheiden in specifiek en niet-specifiek toe te rekenen uitgaven. Deze uitgaven houden voornamelijk verband met het centraal voorzien in de functie materieel. Gezien de benodigde technische en commerciële deskundigheid en de doelmatigheidsbesparing als gevolg van de vraagaggregatie, wordt een groot deel van de materiële middelen voor met name de operationele taakuitvoering centraal verworven.
Hiervoor zijn de op dit moment nog niet gedecentraliseerde budgetten opgenomen. Het beleid van de Koninklijke marine is gericht op verdere decentralisatie van budgetten en bevoegdheden. Deze doelstelling zal zich op termijn vertalen in een verschuiving van budgetten en de daarvoor benodigde bevoegdheden van het ressort Admiraliteit naar de overige ressorts (eenheden).
De specifiek (uniek) toe te rekenen uitgaven bestaan uit personele en materiële uitgaven. Dit betreft onder andere brandstoffen. Daarnaast zijn uitgaven, genoemd onder niet-specifiek toe te rekenen uitgaven – met uitzondering van de uitgaven voor instandhouding – met name aan het ressort CZMNED toegerekend.
De niet-specifiek toe te rekenen uitgaven bestaan uit personele en materiële uitgaven. Dit betreft onder andere geneeskundige verzorging, opleiding, bureaukosten (waaronder communicatie-kosten), oefenmunitie en de instandhouding.
Stalling taakstelling efficiencybesparing
De uit de Hoofdlijnennotitie en de Miljoenennota 2000 voortvloeiende taakstelling voor het jaar 2000 is in afwachting van concrete maatregelen gestald.
Artikelonderdeel 03.20.21 Wachtgelden en inactiviteitswedden
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke marine. Naast het reguliere wachtgeld worden op dit artikelonderdeel ook de uitgaven voor wachtgelden en uitstroom-bevorderende maatregelen geraamd en verantwoord die voor de Koninklijke marine uit het Sociaal Beleidskader (SBK) voortvloeien.
De geraamde aantallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving
Eenheid
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Wachtgelden SBK/UBMO burger- |
aantal |
|||||||
personeel |
uitkeringsjaren |
243 |
343 |
354 |
399 |
433 |
401 |
384 |
Overige wachtgelden burgerpersoneel |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
68 |
73 |
72 |
77 |
74 |
68 |
62 |
|
WAO- burgerpersoneel |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
17 |
42 |
66 |
89 |
98 |
98 |
||
Wachtgelden SBK/UBMO militairen |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
16 |
23 |
21 |
17 |
13 |
10 |
8 |
|
Werkloosheidsbesluit BBT-militairen |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
199 |
227 |
292 |
278 |
247 |
246 |
246 |
|
WAO- militair personeel |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
9 |
27 |
44 |
61 |
68 |
68 |
||
Overige wachtgelden militair personeel |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
39 |
63 |
38 |
33 |
30 |
23 |
18 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden excl. uitvoeringskosten Bij: uitvoeringskosten |
x f 1 000 x f 1 000 |
24 174 5 434 |
31 145 5 444 |
34 002 5 462 |
37 668 5 479 |
40 515 5 491 |
38 990 5 493 |
38 990 5 493 |
Totale uitgaven ontwerpbegroting 2000 |
x f 1 000 |
29 608 |
36 589 |
39 464 |
43 147 |
46 006 |
44 483 |
44 483 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
x f 1 000 |
34 499 |
35 709 |
37 693 |
38 925 |
36 737 |
||
Nieuwe mutaties |
x f 1 000 |
2 090 |
3 755 |
5 454 |
7 081 |
7 746 |
Toelichting nieuwe mutaties
WAO en Bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid
In verband met de keuze voor eigen risicodragerschap voor de WAO zijn de uitkeringsbedragen – voorzover betrekking hebbend op de eigen-risicoperiode – vanuit beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen overgeheveld.
Uitgaven SociaalBeleidskader
De geraamde uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader (SBK) en de Uitstroombevorderende Maatregel Ouderen (UBMO) worden beïnvloed door de nog in uitvoering zijnde reorganisatie van de Koninklijke marine. Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen te beperken, vooral door het gebruik van de SBK-instrumenten gericht op de tewerkstelling van overtollig personeel van de Koninklijke marine, zowel binnen als buiten de (Rijks)overheid.
In onderstaand overzicht zijn de voorziene uitgaven voor het Sociaal Beleidskader opgenomen. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel van de Koninklijke marine. De verantwoording van de uitgaven vindt, met uitzondering van de wachtgelden, plaats ten laste van de desbetreffende artikelonderdelen «ambtelijk burgerpersoneel», «militair personeel» en «overige personele uitgaven». De uitgaven van de wachtgelden worden geraamd en verantwoord ten laste van dit artikelonderdeel 03.20.21.
Uitgaven Sociaal Beleidskader (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
om-, her-, bijscholing en outplacement verplaatsen wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel wachtgelden SBK/UBMO militair personeel
BDOS plaatsingen burgerpersoneel
BDOS plaatsingen militair personeel
172 |
280 |
280 |
280 |
280 |
280 |
280 |
45 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
11712 |
17 604 |
18 215 |
20 827 |
22 821 |
21 112 |
20 202 |
696 |
675 |
665 |
576 |
476 |
393 |
352 |
1 625 |
3 664 |
6 523 |
5 708 |
1112 |
0 |
0 |
910 |
3 358 |
2 458 |
1 117 |
0 |
0 |
0 |
Totaal uitgaven Sociaal Beleidskader
15 160
25 681
28 241
28 608
24 789
21 885
20 934
03.21 Subsidies en bijdragen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden uitgaven geraamd voor subsidies. De subsidies worden verleend aan instanties die activiteiten uitvoeren, waardoor het belang van de Koninklijke marine direct of indirect wordt gediend. De doelstellingen van deze instanties worden uiteengezet in de subsidiebijlage.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen en uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
533
483
483
483
483
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties |
533 |
483 |
483 |
483 |
483 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
529 |
533 |
483 |
483 |
483 |
483 |
483 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
240 |
242 |
219 |
219 |
219 |
219 |
219 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
03.21.01 Koninklijke marine jachtclub
03.21.02 Marine Watersportvereniging
03.21.03 Marine Sanatoriumfonds
03.21.04 Kon. Vereniging Marine Officieren
03.21.05 Zeekadetkorps Nederland
03.21.06 Stichting Mil. Tehuizen Overzee
03.21.07 Bijdrage aan het ministerie van Economische Zaken (XIII) ten behoeve van het Nederlands Instituut voor Maritieme Ontwikkeling (NIM)
117 117 117 117 117 117
71 71 71 71 71 71
555555 75 75 75 75 75 75
50 50 50 50 50 50
15 15 15 15 15 15
196
200
150
150
150
150
117 71 5 75 50 15
150
Stand ontwerpbegroting 2000 |
529 533 483 483 483 483 |
483 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
529 533 483 483 483 483 |
|
Nieuwe mutaties |
000000 |
03.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor investeringen in groot materieel en infrastructuur.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen en vervanging van verouderd materieel. De nadruk ligt op investeringen ten behoeve van luchtverdediging, mijnen-bestrijding en vergroting van de strategische mobiliteit bij inzet voor crisisbeheersingsoperaties. De belangrijkste projecten in de komende jaren zijn de aanbouw van de fregatten van de De Zeven Provinciënklasse, de Capability Upkeep Program (CUP)-Orion, het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) en het project NH-90.
De maatregelen naar aanleiding van onder andere de Hoofdlijnennotitie hebben geleid tot een brede integrale prioriteitstelling in de planning van zowel de verplichtingen als de uitgaven van de investeringsprojecten. Een groot deel van de voorgestelde mutaties is terug te voeren op deze herijking. Om de mutaties overzichtelijk te houden zijn alleen de aanpassingen die in de Hoofdlijnennotitie genoemd worden en mutaties die over het algemeen meer dan f 25 miljoen bedragen en als beleidsrelevant worden aangemerkt separaat weergegeven. De voorgestelde mutaties op de post overige projecten bestaat uit het saldo van een aantal mutaties op veelal kleine projecten en vloeit deels voort uit de verwerking van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
2 931713 369 109 989 839 529 821 605 415
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties Fregatten van de De Zeven Provinciënklasse PAM
Vervanging L-fregatten Vervanging Zuiderkruis Tweede Landing Platform Dock (LPD) Hydrografisch opnemingsvaartuig ATAS
Theatre Missile Defence System (TMD) NH-90 Cup Orion MILSATCOM Verbindingen mariniers Munitie
Project Millennium Project vorming één marinebedrijf Infrastructurele projecten Overige projecten, per saldo
Totaal nieuwe mutaties
2 931713 369 109 989 839 529 821 605 415
74 300 60 400 19 700
356 000 304 300 5 800
2 400
1 300 104 600
274 200
89 700 10 500
44 600 |
44 900 |
1 200 |
2 700 |
|
|
32 700 |
|
4 000 |
296 000 |
4 500 |
400 |
8 500 6 500 285 000
-
-1 000 - 47 800 - 207 200 100 400 327 400 327 700
-
-1 300 - 16 000 84 100 - 3 300 - 9 400
-
-1 400 3 500 38 900
200 800 88 300 -38 200 -314 400 201300
-
-12 800 16 200
36 100 - 30 000
66 500 -10 500 14 200 12 900 -3 900
70 444 -11345 -6 761 51632 2 986
749 156 776 055 -388 561 92 432 222 786
Stand ontwerpbegroting 2000
1695 094 1019 488 2 182 557 1145164 601278 622253 828 201 742896
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
769 200 462 623 990 401 519 653 272 848 282 366 375 821 337 112
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
903 513 1021809 910 839 952 621 973 115 22 201 20 000
Stand 1e suppletore wet 1999 verwerking Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen
Fregatten van de De Zeven Provinciënklasse PAM
Vervanging Zuiderkruis Tweede Landing Platform Dock (LPD) ATAS
Theatre Missile Defence System (TMD) Cup Orion Verbindingen mariniers Munitie
Project vorming één marinebedrijf Overige bijstellingen Hydrografisch opnemingsvaartuig NH-90
MILSATCOM Project Millennium Infrastructurele projecten Overige projecten, per saldo
Totaal nieuwe mutaties
925714 1041809 910839 952 621 973 115
10 606 |
|
4 766 |
21 830 |
-32 585 |
22 681 |
|
|
|
63 633 |
|
-810 |
|
|
-78 001 15 000 |
|
|
|
|
|
4 000 |
5 000 |
5 000 |
1 000 |
15 000 |
|
|
40 506 |
71 595 |
|
|
-800 |
|
|
|
31 613 |
|
|
-3 600 |
|
5 038 |
|
11 600 |
||
1 335 |
21 964 |
35 658 |
39 304 |
8 104 |
1 011 |
547 |
|
|
-55 944 |
-342 |
|
16 764 |
27 331 |
13 704 |
|
6 408 |
|||
22 070 |
|
8 686 |
14 961 |
|
45 320 |
31 338 |
1 148 |
17 286 |
10 567 |
18 757 -143 345
60 661
87 368
29 614
Stand ontwerpbegroting 2000
644 582 906 957 898 464 850 178 865 253 943 501
912 596
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
292 499 411559 407 705 385 794 392 635 428 142 414 118
Onderverdelingnaar artikelonderdelen
Onderstaand wordt inzicht gegeven in de onderdelen van het artikel, waarbij de belangrijkste ontwikkelingen binnen deze artikelonderdelen alsmede een nadere specificatie van grote beleidsrelevante projecten worden aangegeven.
Artikelonderdeel Schepen
Bedragen x f 1000 Verplichtingen Uitgaven
1998 1999 2000 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Schepen 796 926 552 500 533 500 412 227 573 941 559 891 512 298 442 658 452 280 415 321
Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor investeringen in het varend materieel van de Koninklijke marine.
De volgende projecten worden thans financieel afgerond: Multi-Purpose fregatten en vervanging Poolster (Bevoorrader), Landing Platform Dock (amfibisch transportschip) en de onderzeeboten van de Walrus-klasse. Voor het project fregatten van de De Zeven Provinciën-klasse zijn de verplichtingen voor de bouwmeestercontracten en het grootste deel van de Sensor-, Wapen- en Commandosystemen eveneens aanbesteed. De projecten Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM), het tweede Landing Platform Dock en de hydrografische opnemingsvaartuigen zijn in voorbereiding. De projecten PAM, vervanging L-fregatten en vervanging Zuiderkruis zijn verschoven in de tijd.
De projecten fregatten van de De Zeven Provinciën-klasse, Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM), het tweede Landing Platform Dock en de hydrografische opnemingsvaartuigen worden hieronder toegelicht.
Project fregatten van de De Zeven Provinciën-klasse
Bedragen x f 1000 Verplichtingen Uitgaven
1998 1999 2000 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
De Zeven Provinciën-klasse 724 446 195 100 90 300 346 559 502 497 462 713 419 055 364 836 282 145 271 521
Het project fregatten van de De Zeven Provinciën-klasse betreft een serie van vier luchtverdedigings- en commandofregatten die de twee geleide wapenfregatten van de Tromp-klasse en twee van de vier momenteel nog resterende standaardfregatten zullen vervangen. De Koninklijke marine verzorgt zelf de verwerving en de integratie van de Sewaco-systemen. De proefvaart van het eerste schip is voorzien in 2001 en de overdracht aan de Koninklijke marine in 2002. De volgende drie schepen volgen telkens een jaar later. In het project wordt onder meer samengewerkt met Duitsland en Spanje.
De verplichtingen die in 1999 en 2000 worden aangegaan, hebben onder andere betrekking op het informatieverwerkend systeem, onderdelen van communicatiesystemen, quad pack cannisters voor het Evolved Sea Sparrow Missile (ESSM)-systeem en boordreservedelen. Op 23 maart 1999 is het parlement ingelicht over de voortgang van het project middels de tweede jaarrapportage LCF. Het budget voor het LCF-project bedraagt f 3219,7 miljoen voor nieuwbouw en f 94,3 miljoen voor walreservedelen.
Teneinde invulling te geven aan de oplossing van de financiële problematiek in het kader van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen heeft een herfasering op dit project plaatsgevonden; de voorgestelde mutaties vloeien hieruit voort.
Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
PAM |
6 697 |
329 700 336 200 |
4 493 |
10 600 |
56 000 |
54 315 |
34 300 |
146 400 |
120 400 |
Het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) betreft de samenvoeging van de eerdere projecten «Vervanging mijnenbestrijdings-capaciteit Dokkumklasse» en «Capability Upkeep Program Alkmaarklasse». Het project omvat de noodzakelijke aanpassingen van de schepen van de Alkmaar-klasse en het creëren van de mijnenveegcomponent door de bouw van mijnenveegdrones.
De verplichtingen die in 1999 worden aangegaan hebben betrekking op onder andere het mijnenvernietigingssysteem, de sonarsystemen en het command en control-systeem. Naar verwachting wordt in 2000 gestart met de verwerving van de drones en de akoestische veegsystemen.
Teneinde invulling te geven aan de oplossing van de financiële problematiek in het kader van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen is dit project met één jaar vertraagd; de voorgestelde mutaties vloeien hieruit voort.
Project Tweede Landing Platform Dock (LPD)
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
LPD |
2000 |
15 000 |
20 000 |
Een tweede Landing Platform Dock (LPD) vergroot de mogelijkheden van strategisch transport. Het voorziet in de behoefte aan transport van materieel en personeel en in de behoefte aan de vereiste hoeveelheid capaciteit voor het vervullen van de vele rollen bij (oefeningen voor) maritieme operaties, als voor het garanderen van een permanente beschikbaarheid van strategische mobiliteit over zee. De aanbesteding van het tweede Landing Platform Dock vindt naar verwachting in 2003 plaats. Het schip zal in het jaar 2007 in de vaart komen. Het totale budget is vooralsnog vastgesteld op f 300,0 miljoen.
De in de Hoofdlijnennotitie voorgenomen investeringen voor de bouw van een tweede LPD zijn hier opgenomen.
Hydrografische opnemingsvaartuigen
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Hydrogr. opnemingsvaartuigen |
1 300 89 700 |
1 335 |
21 964 |
35 658 |
39 304 |
8 104 |
Het project hydrografische opnemingsvaartuigen waarborgt de instandhouding van de hydrografische capaciteit van de Koninklijke marine. Het project omvat de bouw van twee nieuwe hydrografische opnemingsvaartuigen, ter vervanging van de twee huidige opnemers Buyskes en Blommendal. De totale projectomvang bedraagt f 106,4 miljoen. De aanbesteding vindt naar verwachting in 2000 plaats. Het eerste schip zal dan in het eerste, het tweede schip zal in het vierde kwartaal van 2002 in de vaart komen.
Als gevolg van de actualisering van de ramingen vinden er wijzigingen plaats in de aan te gane verplichtingen en betalingsmomenten hetgeen per saldo leidt tot de voorgestelde bijstellingen.
Artikelonderdeel vliegtuigen
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
||||||
1998 1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Vliegtuigen |
2 764 1 149 800 329 600 |
10 132 |
23 000 |
45 747 |
66 560 |
113 260 |
123 758 |
132 560 |
Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor het vliegend materieel van de Koninklijke marine. Het betreft hier voornamelijk de vervanging van de Lynx-helikopters en het Capability Upkeep Program (CUP) van de P3-C Orion maritieme patrouillevliegtuigen. Deze projecten worden hieronder toegelicht. Andere projecten die op dit artikelonderdeel worden geraamd, zijn de Bolted Main Rotorheads voor de Lynxhelikopters en het Global Positioning System (GPS) voor de P3-C Orion maritieme patrouillevliegtuigen.
Project NH-90
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
||||||
1998 1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
NH-90 |
2 588 1 120 600 1 900 |
9 833 |
19 900 |
38 300 |
23 400 |
30 600 |
13 300 |
59 700 |
Het NH-90 project is een internationaal samenwerkingsproject dat wordt uitgevoerd met Frankrijk, Duitsland en Italië. Voor Nederland gaat het om de vervanging van de 22 Lynx-helikopters van de Koninklijke marine door 20 NH-90 helikopters in de maritieme versie.
Eind 1997 is de offerte van de industrie voor de pre-productie- en productiefase ontvangen. De prijsstelling en de onderbouwing van deze offerte vormden voor de landen de aanleiding voor een onderzoek naar mogelijke kostenreducties bij de industrie. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt door de industrie en hebben geleid tot een aangepaste offerte in juli 1998. De onderhandelingen op basis van deze offerte zijn nog gaande.
Voor zowel de productievoorbereiding als de productie zelf wordt uitgegaan van het aangaan van de verplichtingen in 1999. Oplevering van de eerste helikopters is uitgesteld van 2004 naar 2007. Oplevering in 2004 zou met zich meebrengen dat Nederland «lead customer» van de maritieme versie van de NH-90 helikopter zou zijn, wat extra risico’s met zich mee zou kunnen brengen. Door de toestellen later af te nemen, wordt voorkomen dat Nederland direct met die risico’s wordt geconfronteerd. De verplichtingen en uitgaven zijn als gevolg van deze ontwikkeling aangepast. Het parlement is op 27 oktober 1998 (Kamerstukken II, 25 928, nr.2) ingelicht over de voortgang van het project. Het totale budget voor de NH-90 bedraagt f 1 736,1 miljoen.
Project Capability Upkeep Programme voor de P3-C Orions
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
CUP Orion |
327 700 |
33 600 |
80 300 |
108 098 |
70 500 |
Het Capability Upkeep Programme (CUP) voor de P3-C Orions maritieme patrouillevliegtuigen van de Koninklijke marine betreft de modernisering van de sensor-, wapen- en commandosystemen. De raming voor het project is opgehoogd van f 278,5 miljoen naar f 327,7 miljoen in verband met de toevoeging van de separaat geraamde bedragen voor de P3-C Orion radio-, peil-, zoek- en ontvangstapparatuur en 99-kanaals sonoboei-ontvanger.
In de Hoofdlijnennotitie is een afname van het aantal vliegtuigen van dertien naar tien stuks voorzien. Van deze tien vliegtuigen zullen zeven de volledige CUP ondergaan. De overige drie worden uitgerust met speciale verkenningsapparatuur, ter verbetering van de uitvoering van kustwacht-taken in het Caribisch gebied.
Teneinde invulling te geven aan de oplossing van de financiële problematiek in het kader van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen is dit project vertraagd, de voorgestelde mutaties vloeien hieruit voort.
Verwacht wordt dat aanbesteding in 2000 zal plaatsvinden, waarna in 2001 de eerste betalingen zullen plaatsvinden. In de tweede helft van 1999 zal het gecombineerde DMB-B/C document aan het parlement worden aangeboden.
Artikelonderdeel Elektronisch materieel
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Elektronisch materieel |
46 312 |
60 300 28 300 |
21 157 |
77 652 |
37 437 |
44 547 |
62 115 |
75 001 |
74 320 |
Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor het elektronisch materieel van de Koninklijke marine, voor zover deze niet in een projectbudget onder een ander artikelonderdeel zijn opgenomen. Voor de volgende projecten worden onder meer uitgaven geraamd: Theatre Missile Defence System (TMD), het project satellietcommunicatie voor militair gebruik (MILSATCOM), de vervanging verbindingsapparatuur Mariniers, het geïntegreerd verbindingsproject, de Elektronische Oorlogsvoering Walrus-klasse, het Local Area Missile System (LAMS), het project Update Lynx full-mission flighttrainer en de operational flight trainer Orion.
Het project het Verbeterd Actief Onderzeebootbestrijdingssysteem (ATAS) is vertraagd tot na 2004.
De projecten ATAS, TMD, MILSATCOM en Vervanging verbindingsappara-tuur Mariniers worden onderstaand toegelicht.
Project Verbeterd ActiefOnderzeeboot Bestrijdingssysteem (ATAS)
Het Active Towed Array System (ATAS) is bedoeld voor het verbeteren van de actieve opsporingscapaciteit onder andere bij de meer complexe onderzeebootbestrijdingsoperaties dicht bij land en in ondiep water. Het voornemen bestaat de M-fregatten met deze systemen uit te rusten. Het project bevindt zich thans in een gecombineerde voorstudie/studiefase.
Teneinde invulling te geven aan de oplossing van de financiële problematiek in het kader van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen is dit project met 5 jaar vertraagd; de voorgestelde mutaties vloeien hieruit voort. De aanbesteding zal naar verwachting in 2006 plaatsvinden.
Project Theatre Missile Defence (TMD)
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
TMD |
8 500 6 500 |
4 000 |
5 000 |
5 000 |
1 000 |
15 000 |
35 000 |
Het project TMD voorziet in een verdediging tegen tactische ballistische raketten. De intentie is om de fregatten van de De Zeven Provinciën-klasse uit te rusten met de benodigde hardware en software voor TMD. De Koninklijke marine reserveert vooralsnog derhalve f 300 miljoen voor dit project.
De in de Hoofdlijnennotitie voorgenomen investeringen voor dit project zijn hier opgenomen. In 1999 zal naar verwachting een verplichting worden aangegaan ten behoeve van een uit te voeren studie naar een maritieme TMDE-capaciteit.
Project Satellietcommunicatie voor militair gebruik (MILSATCOM)
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
MILSATCOM |
1 242 |
400 900 |
234 |
1 308 |
1 212 |
20 357 |
39 101 |
23 947 |
2 554 |
Dit project voorziet in de krijgsmachtbrede behoefte aan satellietcommunicatiecapaciteit voor militair gebruik. De Koninklijke marine is belast met de uitvoering van het project. Het project bestaat uit een korte en lange termijn deel. Het korte termijn deel betreft het inhuren van civiele en militaire ruimtecapaciteit en het realiseren van het grootste gedeelte van de grondcapaciteit. Voor dit deel van het project is een investeringsbudget geraamd van f 88,5 miljoen. Dit budget is met ingang van 1999 geheel in de begroting van de Koninklijke marine ondergebracht. Het lange termijn deel betreft de verdere verwerving van ruimtecapaciteit en het resterende deel van de grondcomponent. Dit deel zal aan het project worden toegevoegd.
Het DMP-B document is op 9 februari 1998 aan het parlement aangeboden (Kamerstukken II, 1997/98, 25 886 X, nr.1). De vaste commissie voor Defensie heeft op 17 december 1998 het DMP-B document voor kennisgeving aangenomen.
In 1999 zal over het korte termijn deel een C-brief deel aan het parlement worden aangeboden.
Als gevolg van de actualisering van de ramingen vinden er wijzigingen plaats in de aan te gane verplichtingen en betalingsmomenten hetgeen per saldo leidt tot de voorgestelde bijstellingen.
Project Vervanging verbindingsapparatuur mariniers
De huidige generatie verbindingsapparatuur van het Korps Mariniers zal in zijn geheel worden vervangen. Bij de verwerving van nieuwe verbindingsapparatuur geeft de Koninklijke marine prioriteit aan internationaal gestandaardiseerde apparatuur. Bij de behoefte is rekening gehouden met de voorgenomen uitbreiding van de parate sterkte van het Korps Mariniers met een derde bataljon als uitvloeisel van de Hoofdlijnennotitie Defensie. In 2002 wordt begonnen met de verwerving. De eerste leveringen zijn gepland vanaf 2003.
Als gevolg van de verwerking van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen heeft een herfasering op dit project plaatsgevonden.
Artikelonderdeel munitie
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Munitie |
8 427 |
159 600 100 600 |
4 192 |
13 384 |
48 520 |
65 080 |
81 410 |
131 200 |
116 500 |
Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor de aanschaf van kapitale munitie zoals onder andere de Harpoon-missiles, Standard-Missiles (SM), torpedo’s, Nato Sea Sparrow Missiles (NSSM) en Evolved Sea Sparrow Missiles (ESSM). Tevens wordt rekening gehouden met de aanschaf van conventionele munitie, zoals die voor de klein kaliber wapens en de kanons, voor zover deze munitie als aanvulling van de oorlogsvoorraden wordt verworven.
Als norm voor de kapitale munitie wordt de «NATO Maritime Stockpile Policy Guidance» (NMSPG) gehanteerd, waarin ook rekening wordt gehouden met het dreigingsbeeld. Hierin zijn de normen voor de Koninklijke marine vastgesteld, uitgaande van de sterkte en samenstelling van de vloot. Bij de raming is de vigerende NMSPG-norm als basis genomen.
Teneinde invulling te geven aan de oplossing van de financiële problematiek in het kader van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen heeft een verkleining van de munitievoorraad plaatsgevonden. Het budget is met name als gevolg hiervan neerwaarts bijgesteld.
Artikelonderdeel Overig groot materieel
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Overig groot materieel |
97 163 |
137 457 50 564 |
113 117 |
135 302 |
103 859 |
69 968 |
67 210 |
83 162 |
95 795 |
Dit artikelonderdeel betreft projecten die naar hun aard niet in één van de andere artikelonderdelen van het groot materieel kunnen worden ondergebracht, waaronder automatisering van de bestuurlijke informatiesystemen en projecten die niet groter zijn dan f 5,0 miljoen. Het betreft hier met name de volgende projecten:
Project vorming één marinebedrijf
Als uitvloeisel van de doelmatigheidsoperatie is besloten tot het vormen van één onderhoudsbedrijf voor de Koninklijke marine. Het nieuwe bedrijf zal worden gevormd uit de Rijkswerf, het SEWACO-bedrijf en het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf (MEOB)-Oegstgeest. De verhuizing van het MEOB-Oegstgeest naar Den Helder en de volledige integratie tot één marinebedrijf zal naar verwachting in 2000 zijn voltooid. De afdeling avionica van de onderhoudsdienst van Marinevliegkamp De Kooy zal eveneens worden ondergebracht bij Marinebedrijf te Den Helder. In 1997 zijn de afzonderlijke bedrijven reeds bestuurlijk samengevoegd.
Als gevolg van de verwerking van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen heeft een herfasering op dit project plaatsgevonden.
Project Millennium
De millenniumproblematiek doet zich voor bij alle informatiesystemen, zowel bij wapen- en commandosystemen als bij bestuurlijke informatiesystemen. De systemen die vitaal zijn voor de continuïteit van de primaire taakstelling van de Koninklijke marine hebben prioriteit gekregen bij het onderzoek en het oplossen van het millenniumprobleem. Naar verwachting zal in 2000 nog een aantal maatregelen moeten worden afgerond, meer dan in de begroting van 1999 was voorzien; de uitgaven en verplichtingen zijn naar aanleiding hiervan aangepast.
Artikelonderdeel Infrastructuur
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Infrastructuur |
67 896 |
122 900 102 600 |
83 757 |
83 678 |
103 010 |
91 725 |
98 600 |
78 100 |
78 100 |
Op dit artikelonderdeel wordt het (nieuw-)bouwprogramma voor gebouwen, werken en terreinen geraamd. Binnen dit artikelonderdeel vinden als gevolg van het actualiseren van de ramingen diverse bijstellingen plaats. In de nieuwe ramingen zijn onder meer de volgende ontwikkelingen verwerkt:
– op de Marinekazerne Willemsoord te Den Helder zal in 1999 worden begonnen met de bouw van het Maritiem Operationeel Centrum Nederland en de legering van officieren. De raming is in verband met de complexiteit en de toenemende collocatie van functionaliteiten naar boven bijgesteld; – de nieuwbouw voor de onderhoudsdienst op Marinevliegkamp De Kooy is herzien: de afdeling avionica, afkomstig van het MEOB-Oegstgeest, zal nu worden ondergebracht bij het Marine-bedrijf te Den Helder. Als gevolg daarvan dient voor het project het ontwerp te worden aangepast; – op de Marinekazerne Amsterdam is de bouw van het bedrijfsrestaurant uitgesteld vanwege vertraging in het voortraject. Het project zal in 2000 worden begonnen en in 2002 worden voltooid; – de nieuwbouw van een multifunctioneel gebouw voor het Korps Mariniers op de Van Ghentkazerne te Rotterdam is vertraagd en zal in 2001/2002 plaatsvinden; – op het Marinevliegkamp Valkenburg is de nieuwbouw van het bedrijfsrestaurant en de zieken boeg uitgesteld vanwege vertragingen bij het opstellen van het programma van eisen; – de nieuwbouw ten behoeve van de legering van officieren op de Alexanderkazerne (in samenwerking met de Koninklijke landmacht) is vertraagd door lange proceduretijden en budgettaire beperkingen. Verwacht wordt dat in 2000 met de bouw kan worden begonnen.
-
04.BELEIDSTERREIN KONINKLIJKE LANDMACHT
Algemeen
De uitgaven binnen het artikel 04.20 Personeel en materieel bij het beleidsterrein Koninklijke landmacht zijn verdeeld in vijf ressorts (en het artikelonderdeel wachtgelden): het 1(GE/NL) Legerkorps, het Nationaal Commando, het Commando Opleidingen Koninklijke landmacht, de groep Overige eenheden Bevelhebber Landstrijdkrachten (BLS) en de Landmachtstaf. De artikelen 04.21 Subsidies en 04.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur completeren de begroting van de Koninklijke landmacht.
De uitgaven van het beleidsterrein Koninklijke landmacht voor de jaren 1999 tot en met 2004 zijn als volgt te specificeren:
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Uitgaven |
|||||||
04.20 Personeel en materieel |
|||||||
– 1 (GE/NL) Legerkorps |
1 060 723 |
967 826 |
1 016 684 |
1 207 117 |
1 208 563 |
1 203 240 |
1 213 173 |
– Nationaal Commando |
1 173 273 |
1 477 211 |
1 391 243 |
1 220 778 |
1 208 367 |
1 193 154 |
1 178 852 |
– Commando Opleidingen Koninklijke landmacht |
325 470 |
462 855 |
439 839 |
440 549 |
443 339 |
448 283 |
448 612 |
– Overige eenheden Bevelhebber der Landstrijd- |
|||||||
krachten |
842 289 |
550 764 |
494 035 |
460 952 |
429 738 |
410 485 |
419 382 |
– Landmachtstaf |
89 867 |
165 945 |
159 086 |
163 136 |
155 719 |
154 563 |
154 935 |
– Wachtgelden en inactiviteitswedden |
107 416 |
101 492 |
88 710 |
74 807 |
69 016 |
66 308 |
63 450 |
Totaal 04.20 Personeel en materieel
04.21 Subsidies en bijdragen
04.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur
3 599 038 3 726 093 3 589 597 3 567 339 3 514 742 3 476 033 3 478 404
1 833 1 833 1 833 1 836 1 839 1 839 1 839
712 168 1045 120 1005 963 924 968 1057 288 994 369 943 066
Totale uitgaven (x NLG 1000)
4 313 039 4 773 046 4 597 393 4 494 143 4 573 869 4 472 241 4 423 309
Totale uitgaven (x EUR 1000)
1957 172 2 165914 2086206 2039353 2075531 2029414 2007210
04.20 Personeel en materieel
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Naar aanleiding van de gewijzigde begrotingsindeling, als gevolg van de integratie van de begrotingsartikelen personeel en materieel en het Verbeterd Economisch Beheer (Kamerstukken II 1995/1996, 24 400 X, nr. 113), wordt met ingang van de begroting 1998 inzicht gegeven in de bedrijfsvoeringsuitgaven van de vijf ressorts. Per ressort worden vier vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven en materiële uitgaven. De wachtgelduitgaven voor het burger- en het militair personeel worden op het artikelonderdeel 04.20.21 verantwoord.
De uitgaven voor het actief dienend personeel zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De uitkomst hiervan is aangepast voor de categorieën die niet in het SNIP zijn opgenomen (Niet-Nederlands Hulppersoneel, NATRES-personeel en zakgelders) en voor ontwikkelingen in de komende jaren.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
t/m 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
3 657 101 3 453 418 3 513 568 3 393 734 3 386 596 135 631 -1283 -3 040 880 631
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties
3 792 732 3 452 135 3 510 528 3 394 614 3 387 227 18 536 51930 55 504 56 308 77 300
Stand ontwerpbegroting 2000
488 291 3 659 632 3 811268 3 504 065 3 566 032 3 450 922 3 464 527 3 518 878
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
221 577 1 660 669 1 729 478 1 590 075 1 618 195 1 565 960 1 572 134 1 596 797
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
3 659 154 3 535 024 3 497 527 3 453 406 3 424 801 48 403 -1 283 - 3 040 880 631
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties 1(GE/NL) Legerkorps Nationaal Commando Commando Opleidingen KL Overige eenheden BLS
Landmachtstaf Wachtgelden en inactiviteitswedden
Totaal nieuwe mutaties
3 707 557
30 925
26 094
14 519
-
-53 571 3 569
-
-3 000
3 533 741 24 710
12 481 2 822
13 816 21 670
-
-19 643
3 494 487 3 454 286 3 425 432
225 985 246 877 243 749
-140912 -157057 -174086
1 408 5 443 7 460
-6 056 -28 213 26 462 27 452
34 035 - 34 046
24 269 27 612
29 865
18 536
55 856
72 852
60 456
50 601
Stand ontwerpbegroting 2000
3 599 038 3 726 093 3 589 597 3 567 339 3 514 742 3 476 033 3 478 404
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
1 633 172 1 690 827 1 628 888 1 618 788 1 594 920 1 577 355 1 578 431
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
De verplichtingen- en uitgavenmutaties worden toegelicht bij de ramingen van de ressorts en het artikelonderdeel Wachtgelden en inactiviteits-wedden.
Bij de bovenstaande ramingen behoren de volgende aantallen vte’n.
Opbouw personeelssterkte (vte’n op basis van 38-urige werkweek)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Burgers – stand begroting 19991 Burgers – mutaties1
Burgers – stand ontwerpbegroting 20001
9 262 |
9 027 |
8 884 |
8 768 |
8 639 |
138 |
37 |
|
|
|
9 400
9 064
8 883
8 710
8 533
8 489
MP/BOT – stand begroting 1999 MP/BOT – mutaties
MP/BOT – stand ontwerpbegroting 2000
11 321 |
11 017 |
10 741 |
10 549 |
10 376 |
|
-90 |
|
|
-8 |
11 075
10 927
10 688
10 543
10 368
10 270
MP/BBT – stand begroting 1999 MP/BBT – mutaties
MP/BBT – stand ontwerpbegroting 2000
12 286 |
12 417 |
12 569 |
12 819 |
13 104 |
|
|
|
92 |
338 |
12 115
12 189
12 497
12 911
13 442
13 775
Totale sterkte – stand begroting 1999 Totale sterkte – mutaties
Totale sterkte – stand ontwerpbegroting 2000
32 869 |
32 461 |
32 194 |
32 136 |
32 119 |
|
|
|
28 |
224 |
32 590
32 180
32 068
32 164
32 343
32 534
exclusief niet-actief burgerpersoneel (zie tevens bijlage 13)
Toelichting personeelsoverzicht
Burgerpersoneel
De bijstellingen in de aantallen hebben betrekking op onder andere de nieuwe regelgeving in het kader van de ARBO-wet met betrekking tot activiteiten die de Koninklijke landmacht in «Single Service Management» verricht voor andere beleidsterreinen en bijstellingen als gevolg van de lopende reorganisaties.
Militair personeel
In het «Beroepspersoneel onbepaalde tijd» zijn onder andere verwerkt de opleidingen die de Koninklijke landmacht verzorgt voor andere beleidsterreinen en de bijstelling in het kader van de correctie herschikking gevechtskracht. Bij «Beroepspersoneel bepaalde tijd» zijn de aantallen personeel onder andere bijgesteld in het kader van de herschikking gevechtskracht, uitbreiding parate capaciteit, de wervingsresultaten in 1998 en interservice-opleidingen.
Ressort 1(GE/NL) Legerkorps
Het ressort betreft het Nederlandse deel van 1(GE/NL) Legerkorps. Dit bestaat uit 1(NL) Divisie «7 December», 11 Luchtmobiele brigade en het Nederlandse aandeel in de binationale legerkorpsstaf en de binationale legerkorpstroepen (Command Support Group).
De verplichtingen en uitgaven 1(GE/NL) Legerkorps
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000)
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
04.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
04.20.02 Militair personeel
04.20.03 Overige personele uitgaven
04.20.04 Materiële uitgaven
20 806 13 193
919 963 835 931
41 338 39 047
124 375 69 850
13 560 122 398
886 560 955 079
43 354 50 561
73 210 79 079
113 798 99 918 97 006
964 898 972 375 982 402
48 836 47 988 48 371
81 031 82 959 85 394
Stand ontwerpbegroting 2000
1106 482 958 021 1016 684 1207 117 1208 563 1203 240 1213 173
Stand 1e suppletore begroting 1999
927 096 991 974 981 132 961 686 959 491
Nieuwe mutaties
30 925 24 710 225 985 246 877 243 749
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
04.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
04.20.02 Militair personeel
04.20.03 Overige personele uitgaven
04.20.04 Materiële uitgaven
20 806 13 193
919 963 835 931
41 096 39 360
78 858 79 342
13 560 |
122 398 |
113 798 |
99 918 |
97 006 |
886 560 |
955 079 |
964 898 |
972 375 |
982 402 |
43 354 |
50 561 |
48 836 |
47 988 |
48 371 |
73 210 |
79 079 |
81 031 |
82 959 |
85 394 |
Stand ontwerpbegroting 2000
1060 723 967 826 1016 684 1207 117 1208 563 1203 240 1213 173
Stand 1e suppletore begroting 1999
936 901 991 974 981 132 961 686 959 491
Nieuwe mutaties
30 925 24 710 225 985 246 877 243 749
Specificatie nieuwe mutaties
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen Beleidsmatige bijstellingen:
-
*Hoofdlijnennotitie: – aanpassing begrotingssterkte:
– uitbreiding parate capaciteit – integratie NVC – herverdeling opu/mu
-
*Overige beleidsmatige bijstellingen: – overige aanpassingen begrotingssterkte – overige materiële uitgaven
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
30 925 35 073 37 826 52 162 52 655
30 925 35 073 37 826 52 162 52 655
11901 16 947 20 558 26 190
129 986 119 789 102 756
1797 15 237 15 354 14 625
15 315 35 415 48 922
-
-8 746 - 9 426 - 9 908
55 897 -8 374
10 363 188 159 194 715 191094
Totaal van de mutaties
30 925 24 710 225 985 246 877 243 749
Toelichting nieuwe mutaties
Aangezien de verplichtingen- en uitgavenmutaties nagenoeg dezelfde oorzaken hebben, geldt hetgeen hieronder vermeld wordt voor de uitgaven eveneens voor de verplichtingen. Indien belangrijke verschillen optreden dan zal daar expliciet melding van worden gemaakt.
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Hoofdlijnennotitie
Uitbreiding parate capaciteit
Om de uitzendbaarheid te vergroten wordt de parate capaciteit van de brigades versterkt door per brigade één extra infanteriecompagnie paraat te stellen. Het parate pantserinfanterie-bataljon bestaat dan uit drie parate en een reserve compagnie. Medio 2000 zal worden aangevangen met de initiële vulling van de eerste compagnie. Medio 2003 zal de uitbreiding volledig gerealiseerd zijn. Voorts worden de parate verkenningseskadrons van het divisie-verkenningsbataljon geruild met de mobilisabele verkenningseskadrons van respectievelijk 13 Gemechaniseerde Brigade te Oirschot en 43 Gemechaniseerde Brigade te Havelte. Hierdoor worden deze twee brigades nog verder paraat en geheel gelijkvormig met 41 Gemechaniseerde Brigade, die al een paraat verkenningseskadron tot zijn beschikking had. De uitbreiding van de geniecapaciteit betreft vooral het paraat stellen van een constructiecompagnie.
Integratie Nationaal Verzorgingscommando
De uitvoerende capaciteit van het huidige Nationaal Verzorgingscommando (NVC) wordt geïntegreerd in het legerkorps, waardoor een verzorgingseenheid met zowel een operationele als een regionale verzorgingsverantwoordelijkheid ontstaat. Uit doelmatigheidsoverwegingen worden hiermee ook niet-legerkorps klanten verzorgd, zoals COKL, NATCO en, voorzover dit nu al het geval is, de andere krijgsmachtdelen. Bestaande problemen in de logistieke ondersteuning van vredesoperaties zullen bij deze operatie zoveel mogelijk worden opgelost.
Herverdeling OPU/MU
In verband met de herverdeling van de begrotingssterktes tussen de verschillende ressorts zijn de hieraan gerelateerde overige personele en materiële uitgaven eveneens herverdeeld.
Overige aanpassingen begrotingssterkte
De overige aanpassingen in de begrotingssterkte worden vooral veroorzaakt doordat geneeskundige elementen van het NATCO en van de CDPO worden geïntegreerd in de organisatie van het legerkorps. Daarnaast wordt een Divisie Gevechtssteun Commando (DGC) opgericht, die in vredestijd verantwoordelijk is voor de aansturing van alle gevechtssteun eenheden op divisieniveau. De tegenvallende wervingsresultaten in 1998 bij beroepspersoneel bepaalde tijd (BBT) werken nog door in latere jaren,
waardoor in 2000 per saldo nog een neerwaartse mutatie ontstaat en vanaf 2001 een opwaartse trend wordt ingezet.
Overige mutaties
Deze mutaties betreffen met name automatiseringsuitgaven. Centrale coördinatie inzake informatietechnologie heeft geleid tot landmacht-brede heroverwegingen ten aanzien van de invulling van de voorliggende behoeftestellingen, de prioriteitsstellingen hiervan en de wijze van verwerving. Het streven is gericht op meer standaardisatie van computersystemen en -applicaties binnen de Koninklijke landmacht. Hierbij wordt een groot deel van de decentrale verwervingen ondergebracht bij het NATCO. Dit heeft tot een neerwaartse bijstelling geleid van de automatiseringsuitgaven.
Operationele doelstellingen 1(GE/NL)Legerkorps
Het product van 1(GE/NL)Legerkorps bestaat uit het leveren van inzet-gerede eenheden. Dit product is vertaald in de operationele doelstellingen van het ressort. Uit onderstaand overzicht blijkt hoeveel eenheden operationeel gereed zijn binnen hoeveel dagen (reactietijd). Desgevraagd kunnen delen van eenheden op kortere termijn beschikbaar zijn. Uitgangspunt daarbij is dat binnen de aangegeven reactietijd steeds de vastgestelde gereedheid wordt geleverd. De tabel gaat uit van de volledige implementatie van het accentperiodesysteem. Het accentmodel houdt een driedeling in, waarbij eenheden zich steeds zes maanden opwerken naar het voor inzet benodigde niveau, vervolgens zes maanden inzetgereed zijn en, na eventuele inzet, maximaal zes maanden recupereren. De gereedheidstermijnen gelden voor parate delen van de eenheden, voor reservecomponenten geldt in principe een gereedheidstermijn van 180 dagen.
Doelstellingen operationele gereedheid 1(GE/NL)Legerkorps (NL deel)
Gereedheidstermijn
Type eenheid binnen binnen 5 binnen 10 binnen 20 binnen 30 binnen 60 2dagen dagen dagen dagen dagen dagen binnen binnen
180 365 dagen dagen
1(GE/NL)Legerkorps*
– Staf 1(GE/NL)Legerkorps
– Verbindingsbataljon
– Commandotroepencompagnie
Luchtmobiele Brigade**
– Luchtmobiel infanteriebataljon met gevechts- en logistieke ondersteuning Divisie
– Divisie Gevechtssteun Commando*** – Divisie Verzorgings Commando**** Gemechaniseerde Brigade** – Pantserinfanteriebataljon met gevechts- en logistieke ondersteuning – Tankbataljon met gevechts- en logistieke ondersteuning – Afdeling Veldartillerie
1 |
|||
1 4 |
1 |
7 1 3 |
|
1113 |
|||
1 |
1 |
1 |
|
1 |
1 |
1 |
Noten:
-
*Voor nationale taken zijn alle parate eenheden van de KL op korte termijn beschikbaar.
** Uit een brigade kunnen diverse zelfstandige en uitzendbare eenheden naast de in het overzicht opgenomen bataljons, worden samengesteld zoals (pantser)infanteriecompagnieën, mortiercompagnie, (pantser)geniecompagnieën, stingercompagnie, luchtdoelartilleriebatterijen,
bevoorradingscompagnieën, herstelcompagnieën en geneeskundige compagnieën, die alle binnen (en vaak sneller dan) de aangegeven inzetbaarheidstermijn kunnen worden ingezet. *** Het betreft hier zelfstandige en uitzendbare eenheden als een verkenningsbataljon, pantsergeniebataljons, een constructiebataljon en afdelingen (veld/luchtdoel)artillerie, die alle kunnen worden ingezet voor een vredesoperatie, binnen (en vaak sneller dan) de aangegeven inzetbaarheidstermijn. **** Het betreft hier zelfstandige en uitzendbare eenheden als een materieeldienstbataljon, geneeskundige dienstbataljon, bevoorradings- en transportbataljons, die alle kunnen worden ingezet voor een vredesoperatie, binnen (en vaak sneller dan) de aangegeven inzetbaarheidster- mijn.
Activiteiten 1(GE/NL)Legerkorps
Om de opgedragen taken binnen de vereiste reactietijden te kunnen uitvoeren en voortdurend bepaalde eenheden gereed te hebben voor inzet in vredesoperaties, is een constante hoge graad van geoefendheid noodzakelijk. De eenheden worden daadwerkelijk ingezet voor vredesoperaties en er wordt zowel binnen als buiten de Koninklijke landmacht steun verleend. De activiteiten van het ressort 1(GE/NL)Legerkorps kunnen worden onderverdeeld in:
– eenheden gereedstellen voor daadwerkelijke vredesoperaties; – opleiden en oefenen; – overige steunverlening; – operationeel onderhoud en bevoorrading.
Een goede geoefendheid is één van de pijlers van een professionele landmacht. Er wordt in toenemende mate opgetreden, en derhalve geoefend, in internationale verbanden en met andere krijgsmachtdelen. De inzet in vredesoperaties vergt veelal nog aanvullende opleidingen in verband met specifieke omstandigheden. Naast het reguliere oefen- en opleidingsschema wordt 1(GE/NL)Legerkorps belast met het uitvoeren van overige steunverlenende activiteiten en het plegen van operationeel onderhoud. De capaciteit voor onderhouds- en bevoorradingswerk-zaamheden wordt in 2001 uitgebreid door de overname van eenheden van het huidige Nationaal Verzorgings Commando.
2
Inzet tijdens vredesoperaties vindt niet plaats onder verantwoordelijkheid van het ressort 1(GE/NL)Legerkorps. Wel worden eenheden gereed-gesteld, hetgeen betekent dat zij volledig opgeleid en eventueel organisatorisch worden aangepast en vervolgens afgeleverd. Het is nauwelijks mogelijk om aan te geven aan welke operaties het ressort 1(GE/ NL)Legerkorps de komende jaren zal deelnemen. Als gevolg van KFOR heeft er in 1999 een forse toename van het aantal ingezette militairen plaats gevonden, tot ongeveer 3000 in de tweede helft van 1999. Het ressort houdt de komende jaren rekening met een jaarlijkse inzet van ongeveer 2000 manjaren.
1999 (ontwerp- 1999 (vermoe-begroting) delijk beloop)
2000
2001
Inzet (manjaren) Oefenen (manweken)
1 350 126 000
2 225 119 000
2 000 124 000
2 000 132000
Ressort Nationaal Commando
Het ondersteunend ressort Nationaal Commando (NATCO) is ingericht op basis van resultaatverantwoordelijke eenheden, georganiseerd volgens de principes van een lijnstaforganisatie. De organisatie van het NATCO bestaat in 2000 uit de volgende eenheden: Staf, de drie Regionale Militair Commando’s, het Netherlands Armed Forces Support Agency Germany (NASAG), het National Support Command, het Landelijk Bevoorradingsbedrijf KL, het Nationaal Verzorgingscommando, het Hoger Onderhoudsbedrijf KL, de Prepositioned Organizational Material Site (POMS), de Arbodienst Koninklijke landmacht, het Explosieven Opruimingscommando Koninklijke landmacht en het Koninklijk Tehuis voor Oud-militairen en Museum Bronbeek.
De verplichtingen en uitgaven Nationaal Commando
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000)
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
04.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel
04.20.06 Militair personeel
04.20.07 Overige personele uitgaven
04.20.08 Materiële uitgaven
470 260 |
492 446 |
474 359 |
346 711 |
341 413 |
340 288 |
339 209 |
227 452 |
224 968 |
212 539 |
138 023 |
134 324 |
134 817 |
134 805 |
98 677 |
166 966 |
173 148 |
148 570 |
141 960 |
142 525 |
167 439 |
511 099 |
609 531 |
549 868 |
632 474 |
558 604 |
584 346 |
570 762 |
Stand ontwerpbegroting 2000
1307 488 1493 911 1409 914 1265 778 1176 301 1201976 1212 215
Stand 1e suppletore begroting 1999
1467 817 1358 170 1416 617 1343 615 1363 496
Nieuwe mutaties
26 094 51744 -150 839 -167314 -161520
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
04.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel
04.20.06 Militair personeel
04.20.07 Overige personele uitgaven
04.20.08 Materiële uitgaven
470 261 492 446 474 359 346 711 341413 340 288 339 209
227 452 224 968 212 539 138023 134324 134817 134805
62 332 164 350 160 381 157 897 135 658 134 966 143 204
413 228 595 447 543 964 578 147 596 972 583 083 561634
Stand ontwerpbegroting 2000
1173 273 1477 211 1391243 1220 778 1208 367 1193154 1178852
Stand 1e suppletore begroting 1999
1 451 117 1 378 762 1 361 690 1 365 424 1 367 240
Nieuwe mutaties
26 094 12 481 -140912 -157057 -174086
Specificatie nieuwe mutaties:
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen: Beleidsmatige bijstellingen:
-
*Hoofdlijnennotitie:
– aanpassing begrotingssterkte:
-
*reorganisatie onderhouds- en beheersfunctie
-
*reorganisatie overig Natco – herverdeling opu/mu
-
*Overige beleidsmatige bijstellingen:
– overige aanpassingen begrotingssterkte
-
*kleding en uitrusting
-
*overige mutaties
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
36 233 45 677 48 623 48 414 47 793
36 233 45 677 48 623 48 414 47 793
-4 082 |
|
|
|
|
-9 821 |
|
|
|
|
|
-30 014 |
|
|
|
13 803 |
|
|
|
|
|
|
16 804 |
-8 992 |
|
|
|
14 264 |
22 926 |
6 376 |
10 139
33 196 -189 535 -205 471 -221879
Totaal van de mutaties
26 094
12 481 -140912 -157057 -174086
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Algemeen
Door de verkleining van de Koninklijke landmacht en de toename van de inzet bij vredesoperaties, werd het noodzakelijk om de organisatiestructuur van het NATCO tegen het licht te houden. De conclusie is dat de aansturing kan worden verbeterd. Naast de reeds in gang gezette personele afbouw van het NATCO kan door overheveling van direct aan het operationele product gerelateerde taken naar het legerkorps, efficiencywinst worden geboekt. Door deze maatregelen, waarvan die gericht op samenvoeging, respectievelijk opheffing van staven de meest wezenlijke vormen, kan het NATCO in de toekomst met ongeveer 800 personen minder toe.
Hoofdlijnennotitie
Reorganisatie onderhouds- enbeheersfunctie
In het kader van de overheveling van taken naar het legerkorps wordt de uitvoerende capaciteit van het huidige Nationaal Verzorgingscommando (NVC) in 2001 geïntegreerd in het legerkorps. Hierdoor ontstaat een verzorgingseenheid met zowel een operationele als een regionale verzorgingsverantwoordelijkheid. Voorts wordt de opleg van materieel van reserve-eenheden en -componenten en de opleg van munitie geoptimaliseerd. Hierdoor kan een aantal complexen worden afgestoten.
Reorganisatie overig NATCO
De verbetering van de aansturing leidt tot een aanzienlijke verkleining: het voornemen is één bestuurslaag te laten verdwijnen en de drie regionale militaire commando’s met hun zestien garnizoenen samen te brengen in vijf militaire regio’s. De ondersteuning van de Nederlandse eenheden in Duitsland door de NASAG blijft ongewijzigd.
Herverdeling OPU/MU
In verband met de herverdeling van de begrotingssterktes tussen de verschillende ressorts zijn de hieraan gerelateerde overige personele en materiële uitgaven eveneens herverdeeld.
Overige aanpassingen begrotingssterkte
De overige aanpassingen begrotingssterkte hebben betrekking op de verdere stroomlijning van de NATCO-organisatie in het kader van de studie NATCO-2000. De uitvoering van deze studie zal eerst in het jaar 2001 tot resultaten leiden. In het jaar 2000 wordt nog een meerbehoefte verwacht als gevolg van vertragingen in lopende reorganisaties, latere sluiting van kazernecomplexen en vertraagde oplevering van personeels-besparende automatiseringssystemen.
Kleding en uitrusting
De invloed van het op grotere schaal verlengen van het dienstverband door het Beroepspersoneel bepaalde tijd en de bijgestelde wervingsbehoefte van dit personeel heeft met name gevolgen voor de omvang van de eerste verstrekkingen. Er zal sprake zijn van een lagere behoefte aan persoonlijke standaarduitrustingen. Dit heeft een neerwaarts effect op het budget. De lopende reorganisatie van de logistieke inrichting – namelijk de oprichting van het Landelijk Bevoorradingsbedrijf Koninklijke landmacht onder het NATCO onder gelijktijdige reorganisatie van de Directie Materieel eind 1998 – heeft geleid tot (tijdelijke) capaciteitsproblemen ten aanzien van met name project- en contractmanagers. Ten aanzien van het budget Kleding en Uitrusting heeft dit gevolgen voor onder meer de projecten vervanging NBC-kleding en gevechtslaarzen. Voor deze projecten wordt een vertraging in de projectvoering voorzien, wat een uitstel van bestel- en aflevermomenten tot gevolg zal hebben. De
oorspronkelijke in 1999 en 2003 geplande bestellingen zullen naar verwachting met één jaar worden vertraagd.
Correctie ontvlechting DM
Het betreft hier een herverdeling van budgetten met het ressort Overige eenheden BLS als gevolg van een verbeterd inzicht in de daadwerkelijke taakverdeling en het centraal in plaats van decentraal afdoen van lopende (reeds verplichte) onderhoudsprogramma’s.
Overige mutaties
Deze mutaties betreffen met name ramingsbijstellingen op automatiseringsuitgaven. Centrale coördinatie inzake informatietechnologie heeft geleid tot landmacht-brede heroverwegingen ten aanzien van de invulling van de voorliggende behoeftestellingen, de prioriteitsstellingen hiervan en de wijze van verwerving. Er wordt gestreefd naar meer standaardisatie van computersystemen en -applicaties binnen de Koninklijke landmacht waarbij het NATCO een groot deel van de decentrale verwervingen verricht. Dit heeft geleid tot opwaartse bijstellingen.
Activiteitentoelichting en prestatie-indicatoren
Het Nationaal Commando is een serviceverlenend commando van de Koninklijke landmacht, dat anderen, binnen en buiten de Koninklijke landmacht, door het aanbieden van een scala aan produkten en diensten, in staat stelt hun taken succesvol uit te voeren. Het staat garant voor de bewaking van kazernes en strategische objecten en voor de ondersteuning van bondgenoten op Nederlands grondgebied en biedt faciliteiten op het gebied van oefeningen, werken, educatie, recreatie, huisvesting en geneeskundige verzorging. Het onderhoudt materieel van allerlei aard en voorziet in de opslag en distributie daarvan. Tevens draagt het zorg voor steunverlening en militaire bijstand, bijvoorbeeld in de vorm van humanitaire noodhulp en rampenbestrijding.
De ontwikkeling in de bedrijfsvoering, de vraag naar meer transparantie en de voorziene veranderingen in de organisatie van het NATCO hebben geleid tot een evaluatie van de door de resultaatverantwoordelijke eenheden te leveren prestaties. De ervaringen in de praktijk en de resultaten van de evaluatie hebben bijgedragen aan de volgende herziene clustering van diensten: – facilitaire diensten: dit betreft het cluster van diensten op het gebied van geneeskundige verzorging, infrastructuur en milieu, integrale veiligheidszorg, telematica, geleverde voedings- en kantinediensten en overige facilitaire diensten; – operationele diensten: hieronder vallen alle steunverleningen; – specifieke diensten: dit betreft de ouderenzorg, arbozorg,
gedetineerdenzorg en explosievenopruiming; – logistieke diensten: hieronder wordt verstaan het uit te voeren onderhoud, bevoorrading, beheer en opleg.
Voor de jaren 1999, (ontwerpbegroting) 2000, en 2001 (voorlopige prognose) is ten aanzien van bovenstaande hoofdprodukten de volgende capaciteitsinzet gepland (x 1000 manuren):
1999
2000
2001
facilitaire diensten operationele diensten specifieke diensten logistieke diensten
5 150 |
5 730 |
4 620 |
140 |
100 |
100 |
750 |
430 |
430 |
3 200 |
2 840 |
1 540 |
In het activiteitenplan zijn de geplande organisatiewijzigingen binnen de Koninklijke landmacht verwerkt. De geneeskundige verzorging gaat geheel over naar 1(GE/NL)Legerkorps, de ondersteuning op het gebied van de telematica (met uitzondering van postvoorziening) wordt vanaf januari 2001 verzorgd door de Defensie Telematica Organisatie (Dico) en de ouderenzorg (KTOMM) gaat eveneens over naar het Dico. De Arbo-dienst KL wordt ondergebracht bij de Centrale Directie Personeel en Organisatie. Het onderhoud, de bevoorrading, het beheer en de opleg dat voorheen door het Nationaal Verzorgings Commando werd verzorgd zal worden overgebracht naar 1(GE/NL)Legerkorps.
Ressort Commando Opleidingen Koninklijke landmacht
Het ressort Commando Opleidingen Koninklijke landmacht (COKL) bestaat uit twaalf resultaatverantwoordelijke eenheden. Dit betreft, naast de Staf, negen opleidingscentra – Manoeuvre, Vuursteun, Genie, Logistiek, Rijden, Ede, Initiële Opleidingen, de Koninklijke Militaire School en het Instituut voor Leiderschap, Media en Opleidingskunde – en twee bijzondere organisatie-eenheden (de Begeleidingsorganisatie Civiel Onderwijs (BOCO) en de Lichamelijke Oefening en Sportorganisatie (LOenS)).
De verplichtingen en uitgaven Commando Opleidingen Koninklijke landmacht
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000) |
|||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
||
1998 1999 2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
04.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel
04.20.10 Militair personeel
04.20.11 Overige personele uitgaven
04.20.12 Materiële uitgaven
49 344 |
61 107 |
61 711 |
63 043 |
64 040 |
65 760 |
66 475 |
210 028 |
330 932 |
309 241 |
308 084 |
309 761 |
312 637 |
312 226 |
38 764 |
44 822 |
44 040 |
44 256 |
44 737 |
45 144 |
45 212 |
26 417 |
25 804 |
24 847 |
25 166 |
24 801 |
24 742 |
24 699 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
324 553 |
462 665 |
439 839 |
440 549 |
443 339 |
448 283 |
448 612 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
448 146 |
437 017 |
439 141 |
437 896 |
440 823 |
||
Nieuwe mutaties |
14 519 |
2 822 |
1 408 |
5 443 |
7 460 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
04.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel
04.20.10 Militair personeel
04.20.11 Overige personele uitgaven
04.20.12 Materiële uitgaven
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen: Beleidsmatige bijstellingen:
-
*Hoofdlijnennotitie:
– aanpassing begrotingssterkte – herverdeling opu/mu
-
*Overige beleidsmatige mutaties
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
49 344 61 107 61711 63 043 64 040 65 760 66 475
210 028 330 932 309 241 308 084 309 761 312 637 312 226
38 889 44 839 44 040 44 256 44 737 45 144 45 212
27 209 25 977 24 847 25 166 24 801 24 742 24 699
Stand ontwerpbegroting 2000 |
325 470 |
462 855 |
439 839 |
440 549 |
443 339 |
448 283 |
448 612 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
448 336 |
437 017 |
439 141 |
437 896 |
440 823 |
||
Nieuwe mutaties |
14 519 |
2 822 |
1 408 |
5 443 |
7 460 |
||
Specificatie nieuwe mutaties |
|||||||
Omschrijving |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
14 519
2 291
2 139
854
14 519
2 291
2 139
854
5 113
3 547
6 297
1 870
1 870
4 734 |
5 367 |
7 201 |
10 531 |
824 |
996 |
1 521 |
1 496 |
-445 |
|
|
|
9 330
Totaal van de mutaties
14 519
2 822
1 408
5 443
7 460
Toelichting nieuwe mutaties
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Algemeen
Het Commando Opleidingen KL (COKL) is een aantal jaren geleden reeds omgevormd tot een ressort met een kleine (concern)staf en een aantal resultaat verantwoordelijke opleidingscentra. Vorig jaar is het Opleiding Centrum Initiële Opleidingen (OCIO) met zijn schoolbataljons van het legerkorps naar COKL overgegaan, mede om een betere afstemming te kunnen garanderen tussen de initiële en de functie-opleidingen van de Koninklijke landmacht. Ook de opleidingen die bestemd zijn voor alle krijgsmachtdelen, de zogenaamde interservice-opleidingen, verlopen naar wens.
Begrotingssterkte
De vergroting van de operationele capaciteit leidt tot een meerbehoefte in de opleidingscapaciteit.
Dit geldt met name voor de opleidingscentra Manoeuvre, Vuursteun, Genie, Rijden, LO&S, BOCO en Initiële Opleidingen. Deze uitbreidingen lopen in de pas met de uitbreiding bij het legerkorps. De onderbrenging van de diverse gemeenschappelijke opleidingen bij het COKL leidt eveneens tot een personele toename.
Herverdeling OPU/MU
In verband met de herverdeling van de begrotingssterktes tussen de verschillende ressorts zijn de hieraan gerelateerde overige personele en materiële uitgaven eveneens herverdeeld.
Overige mutaties
Dit betreft met name een neerwaartse bijstelling in de automatiseringsuitgaven. Centrale coördinatie inzake informatietechnologie heeft geleid tot landmacht-brede heroverwegingen ten aanzien van de invulling van de voorliggende behoeftestellingen, de prioriteitsstellingen hiervan en de wijze van verwerving. Het streven is gericht op meer standaardisatie van computersystemen en -applicaties binnen de Koninklijke landmacht. Hierbij wordt een groot deel van de decentrale verwervingen ondergebracht bij het NATCO.
Activiteitentoelichting en prestatie-indicatoren
Het COKL verzorgt individuele opleidingen voor zover deze niet aan de Koninklijke Militaire Academie zijn opgedragen of zijn uitbesteed aan het Instituut Defensie Leergangen. Het is belast met het ontwikkelen van beleid en het verzorgen van individuele opleidingen, met inbegrip van lichamelijke opvoeding, sport, fysieke training, het certificeren van het militair onderwijs en het bieden van civiele (bij)scholingsmogelijkheden. Tevens betreft dit methoden en technieken van onderwijs en het gebruik van audiovisuele hulpmiddelen ten behoeve van opleiden en oefenen. Het COKL begeleidt het personeel van de Koninklijke landmacht en bemiddelt inzake te volgen opleidingen.
Het COKL maakt onderscheid tussen primaire en secundaire producten. Primaire producten zijn gekoppeld aan de missie en de taken van het COKL. De secundaire producten zijn hier niet direct aan gerelateerd, maar dienen wel door het COKL te worden uitgevoerd.
Clustering van de primaire activiteiten leidt tot een onderscheid in de volgende hoofdproductgroepen:
+ opleidingen ten behoeve van uitzending (in aantal opleidingsplaatsen);
+ algemene militaire/kaderopleidingen (AMO/AKO; in aantallen geslaagde leerlingen): opleidingen in het kader van de algemene opleiding van een militair; het betreft hier opleidingen die voorzien in de basis militaire vaardigheden;
+ initiële functie opleidingen (in aantal opleidingsplaatsen): functieopleidingen die aan een instromende militair wordt gegeven om de eerste functie naar behoren te functioneren, volgt op de AMO/AKO;
+ loopbaanopleiding (in aantal opleidingsplaatsen): opleidingen die gevolgd moeten worden om in aanmerking te komen voor een hogere rang en/of functie;
+ functie- en overige opleidingen (in aantal opleidingsplaatsen): grote variëteit aan opleidingen waaronder functie-opleidingen, die het goed of beter functioneren van medewerkers van de Koninklijke landmacht ondersteunt;
+ LO/Sport-opleiding en training (in uren);
+ maatschappelijke meerwaarde, civiel onderwijs ten behoeve van BBT’ers (in positief afgeronde studiecontracten BBT’ers);
+ kennisproducten (in aantallen documenten): studies, voorschriften en documenten die door de kenniscentra van de opleidingscentra worden geleverd ten behoeve van LAS en DM;
+ trainingsproducten (in aantallen): faciliteiten om de geoefendheid van eenheden en individuen op peil te houden c.q. te brengen (bijvoorbeeld instructeurscapaciteit of gebruik van schietbanen).
Voor 1999 en het jaar 2000 zijn de volgende aantallen voorzien:
Eenheid |
1999 |
2000 |
|
– Opleiding voor uitzendingen |
opleidingsplaats |
8 112 |
8 348 |
– Algemene militaire/kaderopleiding |
opleidingsplaats |
4 589 |
5 194 |
– Initiële functie-opleidingen |
opleidingsplaats |
9 651 |
10 971 |
– Loopbaanopleidingen |
opleidingsplaats |
1 192 |
1 311 |
– Functie en overige opleidingen |
opleidingsplaats |
29 378 |
32 081 |
– LO/Sport opleiding en training |
uren |
204 499 |
216 953 |
– Maatschappelijke meerwaarde |
aantal |
1 680 |
1 944 |
– Kennisproducten |
aantal |
494 |
461 |
– Trainingsproducten |
aantal |
30 296 |
31 218 |
De toename in de raming van het aantal opleidingen gebaseerd op de uitbreiding van het aantal functies.
Ressort Overige eenheden Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS)
Het ressort Overige eenheden BLS bestaat uit de Koninklijke Militaire Academie, de Topografische Dienst Nederland, de Centrale Dienst Personeel en Organisatie (CDPO) en de Directie Materieel (DM). Daarnaast zijn er nog enkele kleine organisatie-elementen ondergebracht bij dit ressort, zoals het personeel van de Koninklijke landmacht bij de Navostaven.
De verplichtingen en uitgaven Overige eenheden BLS
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000)
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
04.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel
04.20.14 Militair personeel
04.20.15 Overige personele uitgaven
04.20.16 Materiële uitgaven
117 664 110 525 110 316 113 252 112 929 112 788 112 779
190 998 153 962 167 444 165 767 164 751 165 076 165 061
111773 80 236 58 079 55 241 53 634 52 711 52 632
264 706 289 663 53 993 80 385 66 670 59 582 96 021
Stand ontwerpbegroting 2000 |
685 142 |
634 386 |
389 832 |
414 645 |
397 984 |
390 157 |
426 493 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
687 957 |
419 205 |
428 122 |
420 088 |
400 293 |
||
Nieuwe mutaties |
|
|
|
|
|
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
04.20.13 Ambtelijk burgerpersoneel
04.20.14 Militair personeel
04.20.15 Overige personele uitgaven
04.20.16 Materiële uitgaven
117664 110525 110316 113252
190 998 153 962 167 444 165 767
150 511 62 595 56 305 70 437
383 116 223 682 159 970 111496
112 929 112 788 112 779
164 751 165 076 165 061
61 370 53 755 53 822
90 688 78 866 87 720
Stand ontwerpbegroting 2000 |
842 289 |
550 764 |
494 035 |
460 952 |
429 738 |
410 485 |
419 382 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
604 335 |
480 219 |
467 008 |
457 951 |
434 754 |
||
Nieuwe mutaties |
|
13 816 |
|
|
|
Specificatie nieuwe mutaties
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen: Beleidsmatige bijstellingen:
-
*Verwerking Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen: – herverdeling opu/mu – stalling taakstelling efficiencybesparing
-
*Overige beleidsmatige bijstellingen: – aanpassing begrotingssterkte – automatiseringsuitgaven (DM) – manoeuvre (DM)
– overheveling andere beleidsterreinen – ontvlechting DM – overige mutaties
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
36 881 44 467 41 849 42 733
43 461
36 881 |
44 467 |
41 849 |
42 733 |
43 461 |
|
|
|
|
|
-31 650 |
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-8 808 |
|
-8 000 |
-8 000 |
|
-90 591 |
|
|
|
|
139 |
2 196 |
1 430 |
|
|
90 452 - 30 651 - 47 905 - 70 946
67 730
Totaal van de mutaties
53 571 13 816 -6 056 -28 213
24 269
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Aangezien de verplichtingen- en uitgavenmutaties op hoofdlijnen nagenoeg dezelfde oorzaken hebben, geldt wat hieronder vermeld wordt voor de uitgaven eveneens voor de verplichtingen.
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999. In het arbeidsvoorwaardencontract 1999/2000 is overeengekomen dat de cadetten op de KMA een salaris in plaats van zakgeld zullen ontvangen. Deze maatregel zal per 1 augustus 1999 worden geïmplementeerd.
Beleidsmatige bijstellingen
Aanpassing begrotingssterkte
De aanpassing van de begrotingssterkte van met name het militair personeel wordt veroorzaakt door een lagere aanmelding van het aantal vrijwillig te herplaatsen militairen dan waarmee planmatig rekening was gehouden. De uitgaven voor het vrijwillig te herplaatsen personeel worden geraamd bij dit ressort.
Automatiseringsuitgaven
Centrale coördinatie inzake informatietechnologie heeft geleid tot landmacht-brede heroverwegingen ten aanzien van de invulling van de voorliggende behoeftestellingen, de prioriteitsstellingen hiervan en de wijze van verwerving. Het streven is gericht op meer standaardisatie van computersystemen en -applicaties binnen de Koninklijke landmacht.
Hierbij wordt een groot deel van de decentrale verwervingen ondergebracht bij het NATCO. Dit heeft geleid tot neerwaartse bijstellingen in de automatiseringsuitgaven.
Manoeuvre
De daling van het budget Manoeuvre hangt met name samen met het niet doorgaan van het nog uit te voeren toestandsafhankelijk onderhoud naar aanleiding van het opheffen van mobilisabele tankbataljons en het afstoten van een aantal Leopard-2 gevechtstanks.
Overheveling naar andere beleidsterreinen
In overleg met diverse beleidsterreinen is een aantal nadere bijstellingen overeengekomen.
Stalling taakstelling efficiencybesparing
De uit de Hoofdlijnennotitie en de Miljoenennota voortvloeiende taakstelling voor het jaar 2000 is in afwachting van concrete maatregelen gestald.
Correctie ontvlechting Directie Materieel
Het betreft hier een herverdeling van budgetten met het ressort NATCO als gevolg van een verbeterd inzicht in de fasering van het daadwerkelijke ontvlechtingstraject en het niet decentraliseren van de afdoening van de lopende (reeds verplichte) onderhoudsprogramma’s.
Activiteitentoelichting
De Overige eenheden BLS ondersteunen de Landmachtstaf en de ressorts bij het uitvoeren van de hun opdragen taken. De diensten van de huidige directies, die vanwege doelmatigheidsoverwegingen niet gedecentraliseerd worden, worden als centraal ondersteunend aangemerkt. Zij ondersteunen de Landmachtstaf bij het ontwikkelen van beleid, instrumenten en planalternatieven.
Binnen het ressort Overige eenheden BLS is de Koninklijke Militaire Academie (KMA) zowel voor de Koninklijke landmacht als de Koninklijke luchtmacht het instituut dat de opleiding en vorming verzorgt tot officier, zowel voor beroepspersoneel bepaalde tijd als voor beroepspersoneel voor onbepaalde tijd. In 2000 bedraagt de gemiddelde sterkte aan leerlingen en cadetten 591. Ook verricht de KMA wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van het onderwijs in de militaire bedrijfskunde. De KMA dient daarnaast de kennis en kunde van het wetenschappelijk personeel (burgers en militairen) beschikbaar te stellen voor het helpen oplossen van militair bedrijfskundige vraagstukken binnen de krijgsmacht. De KMA wordt aangemerkt als resultaatverantwoordelijke eenheid van de Koninkljike landmacht. De KMA ontvangt derhalve van de Koninklijke landmacht één bedrijfsvoeringsbudget waarna de Koninklijke landmacht dit vervolgens verrekent met de Koninklijke luchtmacht. De Topografische Dienst Nederland voorziet de Koninklijke landmacht van geografische informatie in de vorm van bestanden, kaartseries en afgeleide produkten.
Uitgavenverdeelstaat
bedragen x f 1000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Uitgaven Overige eenheden BLS |
842 289 |
550 764 |
494 035 |
460 952 |
429 738 |
410 485 |
419 382 |
Volledig toe te rekenen aan:
– apparaatsuitgaven Overige eenheden BLS
Specifiek (uniek) toe te rekenen aan:
– 1 (GE/NL) Legerkorps
Niet specifiek toe te rekenen
– KL-brede uitgaven
– stalling taakstelling efficiencybesparingen
380 461 341238 371382 368 567 359 496 358 803 359 171
156 225 209 526 154 303 92 385 70 242 51682 60 211
305 603
-31 650
Toelichting op de uitgavenverdeelstaat
Met de oprichting van het Landelijk BevoorradingsBedrijf KL (LBBKL) en de gelijktijdige reorganisatie van de DM eind 1998 zijn de taken en de bevoegdheden in het kader van de voorraadbeheersing door deze directie met ingang van 1999 overgedragen aan het NATCO. Het gaat hierbij met name om kleding, voeding, reservedelen, componenten, overige onderhoudsvoorzieningen en algemene verbruiksartikelen.
De huidige DM richt zich met name op de grotere onderhoudsprojecten. Deze projecten betreffen (sensor-, wapen-, commando- en communicatie)-systemen en (wiel- en rups)voertuigen, die direct zijn gerelateerd aan de taakuitvoering van 1(GE/NL)Legerkorps. Derhalve zijn alle programmauitgaven van de DM toegerekend aan dit ressort. Als lopende grote projecten kunnen worden genoemd het toestandafhankelijk onderhoud aan 180 Leopard-2 gevechtstanks en de uitbesteding van 234 YPR’s in het kader van het «onderhoudsprogramma 2000». Voorts worden onder meer de verlenging van het leasecontract AIR-VSAT (als interimoplossing tot de invoering van Milsatcom) en het basisonderhoud van de Mortieropsporingsradar in de planperiode voorzien.
Stalling taakstelling efficiencybesparing
De uit de Hoofdlijnennotitie en de Miljoenennota voortvloeiende taakstelling voor het jaar 2000 is in afwachting van concrete maatregelen gestald.
Ressort Landmachtstaf
Tot het ressort Landmachtstaf worden de volgende eenheden gerekend: de Beleidsstaf, waaronder de Directeur Beleid en Planning, de Directeur Control en de Directeur Personeel, de Operationele Staf BLS, een ondersteunend element met daarin het kabinet van de BLS en een stafgroep met een aantal kleine eenheden. De Landmachtstaf ondersteunt de bevelhebber bij de aansturing van de Koninklijke landmacht en schept de beleidsmatige voorwaarden om de eenheden en/of het individuele (reserve)personeel van de Koninklijke landmacht gereed te hebben en beschikbaar te stellen voor alle taken in het gehele crisisbeheersings-spectrum.
De verplichtingen en uitgaven Landmachtstaf
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000)
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
04.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel
04.20.18 Militair personeel
04.20.19 Overige personele uitgaven
04.20.20 Materiële uitgaven
27 188 26 284
28 959 29 096 5 322 5 386
67 082 100 027
26 422 |
26 554 |
26 697 |
26 843 |
27 019 |
30 812 |
31 107 |
31 289 |
31 251 |
31 248 |
4 870 |
4 909 |
4 953 |
4 925 |
4 942 |
96 982 |
100 566 |
92 780 |
91 544 |
91 726 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
128 551 |
160 793 |
159 086 |
163 136 |
155 719 |
154 563 |
154 935 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
157 224 |
137 416 |
136 674 |
128 267 |
126 951 |
||
Nieuwe mutaties |
3 569 |
21 670 |
26 462 |
27 452 |
27 612 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
04.20.17 Ambtelijk burgerpersoneel
04.20.18 Militair personeel
04.20.19 Overige personele uitgaven
04.20.20 Materiële uitgaven
27 188 |
26 284 |
26 422 |
26 554 |
26 697 |
26 843 |
27 019 |
28 959 |
29 096 |
30 812 |
31 107 |
31 289 |
31 251 |
31 248 |
4 981 |
5 504 |
4 870 |
4 909 |
4 953 |
4 925 |
4 942 |
28 739 |
105 061 |
96 982 |
100 566 |
92 780 |
91 544 |
91 726 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
89 867 |
165 945 |
159 086 |
163 136 |
155 719 |
154 563 |
154 935 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
162 376 |
137 416 |
136 674 |
128 267 |
126 951 |
||
Nieuwe mutaties |
3 569 |
21 670 |
26 462 |
27 452 |
27 612 |
||
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000) |
|||||||
Omschrijving |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen: Beleidsmatige bijstellingen:
-
*Hoofdlijnennotitie – herverdeling opu/mu
-
*Overige beleidsmatige bijstellingen: – aanpassingen begrotingssterkte – groot onderhoud – overige ramingsbijstellingen
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
3 569 3 400 3 203 3 183
3 569 3 400 3 203 3 183
374
521
582
3 160
3 160
614
410 |
1 109 |
1 412 |
1 590 |
18 862 |
23 071 |
23 659 |
23 679 |
|
|
|
|
18 270
23 259
24 269
24 452
Totaal van de mutaties
3 569
21 670
26 462
27 452
27 612
Toelichting nieuwe mutaties
Aangezien de verplichtingen- en uitgavenmutaties nagenoeg dezelfde oorzaken hebben, geldt hetgeen hieronder vermeld wordt voor de uitgaven eveneens voor de verplichtingen.
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
De aanpassing van de begrotingssterkte wordt met name veroorzaakt door een uitbreiding van de Operationele Staf als gevolg van de stijgende werklast in verband met vredesoperaties.
Groot onderhoud
De verhoging van het budget groot onderhoud is benodigd ten behoeve van het uitvoeren van wettelijk noodzakelijke voorzieningen en de reeds ingezette inhaalslag om achterstallig onderhoud aan gebouwen te kunnen doorvoeren.
Activiteitentoelichting
De Landmachtstaf ondersteunt de bevelhebber bij de aansturing van de Koninklijke landmacht. Belangrijke aktiviteiten van de LAS zijn het uitwerken van de grondslagen en hoofdlijnen van het beleid van de Koninklijke landmacht en het scheppen van de beleidsmatige voorwaarden om de eenheden en/of het individuele (reserve)personeel van de Koninklijke landmacht gereed te hebben en beschikbaar te stellen voor alle taken in het gehele crisisbeheersingsspectrum. De LAS draagt zorg voor het integreren van het beleid in de ter beschikking staande financiële ruimte, het opstellen van plandocumenten en het verzorgen van de informatie uitwisseling met de centrale organisatie. Daarbij waarborgt de LAS een doelmatige inrichting en uitvoering van de bedrijfsprocessen en verschaft zij inzicht in de kwaliteit van de bedrijfsvoering. Tenslotte verzorgt de LAS de beleidsmatige voorbereiding, de coördinatie en de evaluatie van alle uitzendingen en treedt op als aanspreekpunt en coördinator naar de Defensiestaf (met inbegrip van het Defensie Crisis-beheersingscentrum) en naar instanties buiten de Koninklijke landmacht.
Artikelonderdeel 04.20.21 Wachtgelden en inactiviteitswedden
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke landmacht. Naast het regulier wachtgeld worden op dit artikelonderdeel ook de uitgaven voor wachtgelden en uitstroom-bevorderde maatregelen geraamd en verantwoord die voor de Koninklijke landmacht uit het Sociaal Beleidskader (SBK) voortvloeien. Volgens het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de comptabiliteitswet wordt bij dit artikelonderdeel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
De geraamde aantallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving
Eenheid
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel WAO-burgerpersoneel
Overige wachtgelden burgerpersoneel
Wachtgelden SBK/UBMO militairen
Werkloosheidsbesluit BBT-militairen
WAO-militair personeel
Overige wachtgelden militair personeel aantal uitkeringsjaren aantal uitkeringsjaren aantal uitkeringsjaren aantal uitkeringsjaren aantal uitkeringsjaren aantal uitkeringsjaren aantal uitkeringsjaren
569
354 965 360
75
530
50
350
910
420
20
63
508 121 349 847 511 59 38
427 190 353 757 516 98 33
371 257 382 696 532 138 30
305 285 406 650 550 155 23
264 285 419 600 559 155 18
Wachtgelden en inactiviteitswedden exclusief uitvoeringskosten Bij: uitvoeringskosten |
x f 1 000 x f 1 000 |
91 033 16 383 |
84 474 17 018 |
70 610 18 100 |
56 007 18 800 |
49 416 19 600 |
46 108 20 200 |
43 250 20 200 |
Totale uitgaven ontwerpbegroting 2000 |
x f 1 000 |
107 416 |
101 492 |
88 710 |
74 807 |
69 016 |
66 308 |
63 450 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
x f 1 000 |
104 492 |
108 353 |
108 842 |
103 062 |
96 173 |
||
Nieuwe mutaties |
x f 1 000 |
-3 000 |
|
|
|
|
Nieuwe mutaties
De nieuwe mutaties in de uitgavenopbouw zijn als volgt te specificeren:
bedrag x f 1000
1999
2000
2001
2002
2003
wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel overige uitkeringen burgerpersoneel wachtgelden SBK/UBMO militair personeel werkloosheidsbesluit BBT-militairen overige wachtgelden militair personeel uitvoeringskosten
3 000
-4 784 |
|
|
-4 623 |
|
|
-4 326 |
-4 886 |
10 165 |
|
|
|
|
|
-7 264 |
-7 217 |
|
-312 |
-886 |
|
2 932 |
3 621 |
4 423 |
4 990 |
Totaal
3 000
19 643
34 035
34 046
29 865
Toelichting op de nieuwe mutaties
Het wachtgeld- en inactiviteitsbeslag neemt in de periode 2000–2004 af van ongeveer f 88 miljoen in 2000 tot ongeveer f 63 miljoen in 2004. Deze vermindering van de uitgaven is vooral het gevolg van de lagere instroom c.q. verblijfsduur in de SBK/UBMO-regelingen voor burger- en militair personeel.
Ook de instroom en verblijfsduur in de regeling werkloosheidsbesluit militair personeel is lager dan verwacht in de ontwerpbegroting 1999. Deze gunstige ontwikkelingen zijn toe te schrijven aan de intensieve begeleiding van het uitstromende personeel naar de civiele arbeidsmarkt en de intensieve begeleiding door het USZO van het personeel met een werkloosheidsuitkering. Bovendien is geen nieuwe instroom in de dure
SBK/UBMO-regelingen meer te verwachten. Overigens is de toegenomen werkgelegenheid op de civiele arbeidsmarkt van de afgelopen jaren een belangrijke beperkende factor voor nieuwe instroom in de wachtgelden en werkloosheidsuitkeringen.
De positieve ontwikkelingen in de aantallen per uitkeringsjaar worden negatief beïnvloed door een stijging van het uitkeringsbedrag per jaar ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999. Dit is onder andere het gevolg van de uitstroom van personeel dat reeds één of meerdere keren hun contract hebben verlengd, waardoor hogere aanspraken ontstaan. Voorts wordt de stijging veroorzaakt door het feit dat het moeilijk te bemiddelen personeel langer in de diverse wachtgeldregelingen en werkloosheidsuitkeringen verblijft.
Toelichting wachtgelden en werkloosheidsuitkeringen
Algemeen
De studies die naar aanleiding van de voornemens in de Hoofdlijnennotitie zijn uitgevoerd, resulteren in een kwalitatieve mismatch en overtolligheid. De Koninklijke landmacht gaat er van uit dat deze problematiek kan worden opgelost zonder instroom in wachtgeldregelingen.
Wachtgelden SBK/UBMO/Overige uitkeringen burgerpersoneel
De in de ontwerpbegroting 1999 verwachte toename in de diverse SBK-wachtgelden als gevolg van de uitvoering van de grote reorganisaties bij onder andere NATCO en de DM is niet uitgekomen. De instroom c.q. verblijfsduur in 1999 in de SBK/UBMO-regelingen is achtergebleven. Doordat er geen nieuwe instroom meer is te verwachten, werkt de lagere realisatie van dit bestand ook door in de latere jaren. De instroom c.q. verblijfsduur ten opzichte van de «overige wachtgelden» en werkloosheidsuitkeringen is eveneens beperkt gebleven en ongeveer 130 aantallen (in uitkeringsjaren) lager dan verwacht in de ontwerpbegroting 1999 (483–350). Dit lagere aantal werkt in beperkte mate door in de latere jaren, daar de instroom, wegens uitfasering van de SBK-wachtgelden, in de werkloosheidsuitkering uiteraard op termijn zal toenemen.
Het financiële voordeel van de lagere realisatie wordt echter gedeeltelijk teniet gedaan door de stijging van het uit te keren bedrag ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999. De stijging van de uitkering wordt veroorzaakt doordat het moeilijk te bemiddelen personeel langer in de regeling verblijft.
Wachtgelden SBK/UBMO/Overige wachtgelden militair personeel
De afname van het militair personeel in de SBK/UBMO-regelingen gaat voortvarender dan verwacht ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999. Hierdoor bouwt dit bestand aanzienlijk sneller af, terwijl dit eveneens doorwerkt naar latere jaren, daar geen nieuwe instroom meer is te verwachten. Verder wordt een daling van het uit te keren bedrag per jaar verwacht, omdat in de meeste gevallen geen volledige uitkering benodigd zal zijn, doch slechts een aanvullende uitkering. De ontwikkeling van de «overige wachtgelden»-regelingen geven slechts een geringe afwijking te zien ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999.
Werkloosheidsbesluit militairen
Als gevolg van de doorwerking uit 1998 en de aanname dat de Koninklijke landmacht de mismatch en overtolligheid zelf oplost wordt wederom een verlaging van de aantallen (in uitkeringsjaren) verwacht ten opzichte van de in de ontwerpbegroting 1999 opgenomen aantallen. Deze lagere instroom c.q. verblijfsduur in de regeling is toe te schrijven aan de intensieve begeleiding van dit personeel door zowel de Koninklijke landmacht als door het USZO. De Koninklijke landmacht verzorgt een maatschappelijke opleiding ten behoeve van de uitstromende militair, terwijl het USZO zorg draagt voor een intensieve begeleiding van de militair die toch in een werkloosheidsuitkering is ingestroomd. Uiteraard spelen de contractverlengingen en de gunstige situatie op de civiele arbeidsmarkt een rol van betekenis bij de lagere instroom.
Het financiële effect van deze lagere aantallen wordt ongunstig beïnvloed door een stijging van het uit te keren bedrag (per jaar). Deze stijging is onder andere het gevolg van een toename in uitstromende militairen die reeds één of meerdere malen hun contract hebben verlengd en daardoor recht hebben op een hogere en een langduriger uitkering.
WAO en Bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid
In verband met de keuze voor eigen risicodragerschap voor de WAO zijn de uitkeringsbedragen – voorzover betrekking hebbend op de eigen-risicoperiode – vanuit beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen overgeheveld.
Uitvoeringskosten
De intensievere begeleiding door het USZO van een wachtgeldgenietende leidt tot hogere uitvoeringskosten, die naar rato over de beleidsterreinen wordt verdeeld.
Uitgaven SociaalBeleidskader
De uitgaven voor dit beleidskader nemen af als gevolg van de gunstige ontwikkelingen bij de uitgaven voor de SBK/UBMO-wachtgeldregelingen. De instroom c.q. verblijfsduur in deze regelingen zijn lager dan aangenomen in de ontwerpbegroting 1999 met betrekking tot de gevolgen van de reorganisaties bij het NATCO en de DM. Deze ontwikkelingen zijn nader toegelicht bij het desbetreffende artikelonderdeel.
De gevolgen van de verdere stroomlijning van de organisatie levert een kwalitatieve mismatch en overtolligheid op. Deze consequenties zijn in het onderstaande overzicht niet verwerkt, daar de Koninklijke landmacht zal trachten deze problematiek zelf op te lossen door de toepassing van herscholingstrajecten en herplaatsingsmogelijkheden. De overige uitgaven verbonden aan het Sociaal Beleidskader, zoals uitgaven voor om-, her- en bijscholing en verplaatsingen van het hiervoor in aanmerking komende personeel, zijn bijgesteld voor met name de scholingskosten en outplacement.
De geplande uitgaven voor BDOS-personeel zijn voor de periode 2000–2004 niet bijgesteld.
De verantwoording van de hier vermelde uitgaven vindt plaats bij de desbetreffende artikelonderdelen «ambtelijk burgerpersoneel», «militair personeel», «overige personele uitgaven» en «wachtgelden en werkloosheidsuitkeringen».
Uitgaven Sociaal Beleidskader (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
om-, her-, bijscholing en outplacement verplaatsen wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel wachtgelden SBK/UBMO militair personeel
BDOS plaatsingen burgerpersoneel
BDOS plaatsingen militair personeel
13 300 |
6 200 |
6 200 |
5 200 |
4 000 |
2 500 |
1 500 |
600 |
500 |
300 |
50 |
|||
23 500 |
21 700 |
19 700 |
16 200 |
13 100 |
11 100 |
8 700 |
42 300 |
39 100 |
25 500 |
16 100 |
13 000 |
11 600 |
10 800 |
3 100 |
4 700 |
2 700 |
||||
22 500 |
16 200 |
11 500 |
2 300 |
Totaal uitgaven Sociaal Beleidskader
105 300
88 400
65 900
39 850
30 100
25 200
21 000
04.21 Subsidies en bijdragen
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden uitgaven geraamd voor subsidies aan de stichtingen Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum (KNLW) «Generaal Hoefer» en Jeugdwerk Duitsland. Deze stichtingen zijn uitsluitend of hoofdzakelijk werkzaam op het terrein van de Koninklijke landmacht. De doelstellingen van deze instanties worden uiteengezet in de subsidiebijlage.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen en uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
1 854 1 853 1 858 1 861 1 861
-21 -20 -22 -22 -22
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties |
1 833 |
1 833 |
1 836 |
1 839 |
1 839 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
1 833 |
1 833 |
1 833 |
1 836 |
1 839 |
1 839 |
1 839 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
832 |
832 |
832 |
833 |
835 |
835 |
835 |
Aan de volgende instanties verstrekt de Koninklijke landmacht subsidies:
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stichting Jeugdwerk Duitsland Stichting KNLW «Generaal Hoefer» |
250 1 583 |
250 1 583 |
250 1 583 |
250 1 586 |
250 1 589 |
250 1 589 |
250 1 589 |
Totaal |
1 833 |
1 833 |
1 833 |
1 836 |
1 839 |
1 839 |
1 839 |
04.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor investeringen in groot materieel en infrastructuur die niet onder het begrotingsartikel 04.20 Personeel en Materieel worden geraamd en verantwoord. Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen, zowel kwantitatief als kwalitatief en de vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel. Door snelle ingrijpende ontwikkelingen van moderne technologieën worden hoge eisen gesteld aan het materieel, met name op de aspecten bescherming, vuurkracht, mobiliteit en leidbaarheid. Voor het materieel binnen de operationele eenheden van de Koninklijke landmacht is voor de komende jaren een aantal hoofdaandachtspunten onderkend, te weten verbetering van de logistieke ondersteuning, communicatiemiddelen, luchtverdedigingsmiddelen en geniematerieel. Daarnaast is het project Millennium opgenomen waarin fondsen zijn gereserveerd voor projectmatige detectie, analyse, reparatie en testen van systemen. De herstructurering van de Koninklijke landmacht leidt tevens tot maatregelen op infrastructureel gebied. Het beleid is erop gericht de legering op het voor een beroepsleger beoogd kwalitatief niveau te brengen en tot een optimale kazernebelegging en oefen- en schietterrein indeling te komen. Bovendien worden infrastructuurprojecten uitgevoerd, welke noodzakelijk zijn als gevolg van de invoering van de ARBO-wet en milieuwetgeving.
De maatregelen naar aanleiding van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen hebben geleid tot een brede integrale prioriteitstelling in de planning van zowel de verplichtingen als de uitgaven van de investeringsprojecten. Vrijwel alle mutaties binnen de artikelonderdelen zijn terug te voeren op deze herijking. Om de mutaties overzichtelijk te houden zijn alleen de aanpassingen die in de Hoofdlijnennotitie genoemd worden of gerelateerd zijn aan de overige taakstellingen en mutaties die over het algemeen meer dan f 25 miljoen bedragen als beleidsrelevant aangemerkt en separaat weergegeven. De post «diversen» in zowel de verplichtingen als de uitgaven heeft derhalve een relatief grote omvang, maar bestaat dus uit een groot aantal relatief kleinere mutaties in projecten.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 2646 430 1131 030 2375 018 1081 346 566 570 Mutaties 1e suppletore wet 1999 –1058 816 1296 600 177 800
Stand 1e suppletore wet 1999 1587 614 2427 630 2552 818 1081 346 566 570
Nieuwe mutaties: Verwerking Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen: (groot materieel) – uitname BO-105C –15500
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
– aanpassing
TICCS – verkleinen en vertragen
SHORAD – aanpassing mijnvervanging – aanpassing verschietbare mijnen – aanpassing verstrooibare mijnen – aanpassing
Single Channel
Radio Access – MILSATCOM
naar KM – CIMIC – vertragen gevechtswaarde verbetering Leo-2 – vertragen wissellaad-systemen
(proto’s) – vertragen wissellaad-systemen – verkleinen project Logistiek
2000 Hoofdlijnennotitie: (infrastructuur): – JADC – Oprichten BVE’n
en Painfcien – Opleg reserve materieel – Oprichten regiostaven
NATCO – Diversen (incl.
opr. Constr.cie) Overige mutaties (Groot materieel): – Vervanging M109
(fase 1) – Vervanging straalzender – Verstrooibare mijnen – Aggregaten 60
KW – GNK uitr. role 2 – Verbrandingscapaciteit munitie – Licht verkennings- en bewakingsvoertuig – Vervanging mijnsysteem
(luchtmobiel)
6 000
36 000
278 000 174 000
330 000 279 200
-
-25 000
-
-75 000
-
-115 000
35 000
10 000
5 000 - 73 000
6 000
4 000
25 750
85 700
50 000
137 900
108 000
35 000
22 000
8 000 |
10 000 |
|
32 000 |
19 500 |
|
18 000 |
||
7 200 |
1 600 |
|
10 000 |
4 500 |
4 000 |
|
|
720 000 |
|
77 600 |
|
|
115 000 |
|
36 500 |
|
|
49 140 |
|
7 000
50 000
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997 1998
1999 2000
2001
2002 2003
2004
– Vervanging brugleggende tank Leopard 1
– Herfaseren wissellaad-systeem
– Vervanging tenten en kachels
– Battlefield management system
– Vervanging MitrMAG
– Midlife Upgrade Zodiac
– Diversen
Overige mutaties
(infrastructuur):
– Overheveling naar Dico nieuwbouw OCMGD
– Diversen
Totaal nieuwe mutaties
170 000
295 000 - 45 000
30 000
50 000
64 000 - 64 000
-
-30 000 20 114 233 436
11 046 38 244
400
-
-2 400 - 9 600 - 3 520
45 100 117 796 113 120 -97 119
76 858
42 614 -194 078-1301746 744 925 -65 258
Stand ontwerpbegroting 2000
1 481 000 490 440 1 545 000 2 233 552 1 251 072 1 826 271 501 312 906 300
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
672 049 222 552 701090 1013 542 567 712 828 726 227 485 411261
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998 1999 2000 2001
2002 2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
1 050 028 1 133 639 1 078 041 1 201 190 1 084 449 13 468 64 000 6 000
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Verwerking Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen: (groot materieel)
– uitname BO-105C – aanpassing
TICCS – verkleinen en vertragen
SHORAD – aanpassing mijnvervanging
1 063 496 1 197 639 1 084 041 1 201 190 1 084 449
-
-5 000 - 5 500 - 5 000
-
-20 000 - 53 000 - 16 000
27 800 - 65 000 - 15 000 - 13 000
-15 000 -10 000
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
– aanpassing verschietbare mijnen – aanpassing verstrooibare mijnen – aanpassing
Single Channel
Radio Access – MILSATCOM
naar KM – CIMIC – herfaseren
Pabestrijding L.D.
(SFM) – herfaseren gevechtsveld controle radar – vertragen DS/IOT – herfaseren vervanging brugleggende tank – Reductie Mob component – verkleinen gevechtsw.
verbetering Leo 2 – vertragen gevechtsw.
verbetering Leo 2 – herfaseren
Midlife upgrade
Zodiac – Vervanging Zau
MB – C2 impl. 1 GNC – herfaseren
Stingerbol – herfaseren EOV
fase 2 – vertragen wissellaad-systemen
(proto’s) – herfaseren gevechtsdekkingen – verkleinen project Logistiek
2000 – Diversen Overige mutaties (Groot materieel): Hoofdlijnennotitie (infrastructuur): – JADC – Oprichten BVE’n
en Painfcien – Opleg reserve materieel – Oprichten regiostaven
Natco
8 000
5 000
7 500
-9 700 18 000
20 000
35 000 - 17 000
15 000 - 40 000
17 000 |
|
10 000 |
22 600 |
|
|
5 000 |
19 600 4 000
7 500
10 000 15 000
2 000 3 000 4 000 - 5 000
1 500 - 3 000 - 3 000 - 5 000
-
-2 000 - 10 000
7 000
5 000
9 000 |
|
7 000 |
7 000 |
5 000 |
5 000 |
10 000 10 000
4 000 3 000
-
-10 000
9 000
-5 000 5 000
-4 000
-
-900 2100 2 900
15 976 -71958 -58 245 2 127 57 508
5 000 20 000
9 000 25 000 17 500
4 000 11 000 3 000
3 200 5 600
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
– Diversen (incl.
oprichting constrcie) Overige mutaties (infrastructuur): – Overheveling >
Dico nieuwbouw
OCMGD – Diversen
Totaal nieuwe mutaties
7 000 7 500 4 000
2 400 - 9 600 - 3 520
-13 818 -29 508 -41029 -50 988
18 376 -191676 -159 073 -143 902 -90 080
Stand ontwerpbegroting 2000
712 168 1045 120 1005 963 924 968 1057 288 994 369 943 066
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
323168 474255 456 486 419732 479 776 451225 427 945
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Onderstaand wordt inzicht gegeven in de onderdelen van het artikel, waarbij de belangrijkste ontwikkelingen binnen deze artikelonderdelen alsmede een nadere specificatie van grote projecten worden aangegeven. De maatregelen naar aanleiding van onder andere de Hoofdlijnennotitie hebben geleid tot een brede integrale prioriteitstelling in de planning van zowel de verplichtingen als de uitgaven van de investeringsprojecten. Vrijwel alle mutaties binnen de artikelonderdelen zijn terug te voeren op deze herijking. Om de mutaties overzichtelijk te houden zijn alleen de aanpassingen die in de Hoofdlijnennotitie genoemd worden en mutaties die over het algemeen meer dan f 25 miljoen bedragen als beleidsrelevant aangemerkt en separaat weergegeven. De post «diversen» in zowel de verplichtingen als de uitgaven heeft derhalve een relatief grote omvang, maar bestaat dus uit een groot aantal relatief kleinere mutaties in projecten.
Artikelonderdeel Automatisering
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Automatisering |
88 809 |
128 364 80 990 |
67 212 |
139 878 |
74 220 |
57 165 |
55 943 |
63 855 |
69 650 |
In dit onderdeel zijn de investeringsuitgaven opgenomen die samenhangen met de verwerving van informatiesystemen en met de automatisering die de bedrijfsvoering van de Koninklijke landmacht ondersteunen. Een belangrijk aandachtspunt is het bereiken van een betere ondersteuning van de logistieke processen. Uitgaven zijn voorzien voor het project
V-kaart, betreffende het ontwikkelen van een pc-beveiligingskaart. Voorts ligt het accent op het in 1999 in te voeren LAN-2000.
Ook de uitgaven voor de millenniumproblematiek en de aanpassingen in het kader van de euro zijn in dit onderdeel opgenomen.
Als gevolg van de verwerking van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen heeft een verkleining van het project Logistiek 2000
plaatsgevonden.
Artikelonderdeel Logistiek
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Logistiek |
57 595 |
106 523 336 430 |
49 697 |
86 440 |
100 400 |
108 300 |
139 670 |
78 000 |
128 220 |
Dit artikelonderdeel heeft betrekking op de investeringen in het kader van de logistieke ondersteuning van de Koninklijke landmacht. Het betreft de verwerving van een grote diversiteit aan uitrustingsstukken voor de uitvoering van logistieke taken. De in de jaren 2000 en 2001 geplande investeringen voor de oprichting van een CIMIC (Civil Military Cooperation)-groep zijn in dit artikelonderdeel opgenomen. In de begroting is een aantal projecten voorzien om logistieke voertuigen die het einde van hun levensduur hebben bereikt, te vervangen. Zowel de materieelveroudering als de intensievere samenwerking in internationaal verband is voor de Koninklijke landmacht reden geweest om een aantal studies op het gebied van de logistiek te initiëren. De resultaten van de studies zijn mede bepalend voor de aard en aantallen van aan te schaffen materieel.
De uitgaven op dit artikelonderdeel worden gedaan voor de projecten lichte vrachtauto’s en de prototypen voor het project wissellaadsystemen. Om de onderhoudskosten van in opslag gehouden materieel te verminderen worden droge luchtsystemen aangeschaft. Voor de verbetering van geneeskundige voorzieningen is in het verleden het project mobiele geneeskundige installaties verworven en voor explosie-veilige machines bij renovatie van munitie en verpakkingsmaterieel worden nu uitgaven voorzien. Er wordt rekening gehouden met de verwerving van vernietigingscapaciteit voor munitie (restanten), diverse typen aggregaten en de vervanging vrachtauto MB508 (gewondentransport). De omvang van het project wissellaadsystemen is verkleind naar aanleiding van de voornemens uit de Hoofdlijnnotitie, terwijl verwerving van de prototypen voor dit project is vertraagd.
Artikelonderdeel Commandovoering, verbindingen en gevechtsinlichtingen
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Commandovoering |
53 886 |
142 300 128 300 |
156 991 |
142 630 |
160 710 |
86 810 |
96 620 |
87 030 |
80 600 |
De investeringen in dit onderdeel hebben betrekking op de communicatie-en informatiesystemen die het operationele command en control proces ondersteunen.
De ramingen voor dit artikelonderdeel hebben ondermeer betrekking op reeds aangegane verplichtingen voor de projecten Combat Net Radio, Remotely Piloted Vehicle (RPV) en de vervanging van Hoog Frequent Enkel Zijband radio’s (HF-EZB) inclusief de manpackversie. Eveneens zijn uitgaven voorzien voor afstandbedieningsapparatuur. Het project Single Channel Radio Access (SCRA), dat samen met Duitsland werd gevoerd, is in overleg tussen beide landen gestopt. Hiermee wordt invulling gegeven aan een deel van de restproblematiek in de Hoofdlijnennotitie. Gelet op de blijvende behoefte aan tactische mobiele communicatie wordt het project met enige vertraging, alternatief voortgezet.
Het project Military Satellite Communications (MilSatCom) is overgedragen aan de Koninklijke marine.
Project Remotely Piloted Vehicle (RPV)
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
RPV |
13 200 |
60 360 |
41 830 |
Het project RPV voorziet in middelen voor het verkrijgen van gevechtsinlichtingen op middelbare afstand. Hiertoe is in 1995 een verplichting aangegaan voor de levering van de «sperwer», een onbemand vliegtuigje. De totale financiële omvang van het project is f 156,5 miljoen. In 1999 zullen de eerste systemen worden afgeleverd.
Project Single Channel Radio Access (SCRA)
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
SCRA |
3 900 |
5 200 |
3 300 |
2 800 |
10 000 |
25 000 |
Het project SCRA, dat samen met Duitsland werd gevoerd, is in overleg tussen beide landen gestopt. Gelet op de blijvende behoefte aan tactische mobiele communicatie wordt het project met enige vertraging, alternatief voortgezet. In de plannen is hiervoor ongeveer f 39 miljoen opgenomen. Als interimoplossing wordt voor de meest acute behoefte in 1999 voor f 8 miljoen HF-EZB apparatuur verworven.
Project midlife upgrade Zodiac
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Zodiac |
1 500 82 200 |
1 680 |
24 200 |
39 000 |
19 000 |
De basis voor dit project ligt in het feit dat het huidige tactische communicatiesysteem Zodiac is ingevoerd in de jaren 1980–1985 en volledig toegesneden op de destijds geldende operationele optreden. Om dit systeem aan te passen aan het gewijzigde operationeel optreden, aan de verdergaande digitalisering en aan de gewijzigde omvang en aard van de informatiestromen, alsmede in verband met de technische veroudering van systeemdelen dient het communicatiesysteem in de komende periode een midlife upgrade te ondergaan. Bij dit project is, in het kader van prioriteitsstelling, ervoor gekozen om vooruitlopend op verdergaande studie, de financiële omvang te beperken tot f 84,4 miljoen.
Artikelonderdeel Elektronisch materieel
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Elektronisch materieel |
21 234 |
84 300 11 500 |
20 116 |
29 790 |
16 760 |
20 890 |
26 500 |
13 500 |
13 500 |
In dit onderdeel zijn de investeringen opgenomen die betrekking hebben op middelen voor elektronische oorlogsvoering. De geraamde uitgaven hebben betrekking op de completering voor de eerste fase van het project elektronische oorlogsvoering (EOV) (inbegrepen de (beperkte) uitbreiding van het frequentiebereik van de verkenningssystemen voor het uitvoeren van vredesoperaties) en de verwerving van fase twee.
Project EOV fase 1
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
EOV fase 1 |
39 300 11 500 |
29 790 |
11 760 |
3 890 |
15 500 |
5 500 |
5 500 |
Dit project voorziet de Koninklijke landmacht in middelen om vijandelijke eenheden te lokaliseren en te identificeren op basis van uitgezonden signalen. Hierbij bestaat tevens de mogelijkheid middels stoor- en misleidingsoperaties het gebruik van deze signalen te bemoeilijken. Het project heeft een financiële omvang van f 452,7 miljoen en bevindt zich in de eindfase.
Daarnaast zijn uitgaven geraamd voor de ontwikkeling van fase 2 van het EOV project.
Project EOV fase 2
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
EOV fase 2 |
45 000 |
5 000 |
17 000 |
10 000 |
5 000 |
5 000 |
Dit systeem moet de Koninklijke landmacht in staat stellen om vijandelijke grondgebonden radaruitzendingen op te sporen, te identificeren en te lokaliseren. Voor de invulling van deze behoefte zal de Koninklijke landmacht bezien of Nederland na de Duitse prototypefase kan aansluiten bij dit project. Als gevolg van de verwerking van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen heeft een herfasering op dit project plaatsgevonden.
Artikelonderdeel NBC materieel
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
NBC-materieel |
4 379 |
8 800 18 900 |
750 |
14 240 |
10 240 |
7 800 |
14 700 |
6 500 |
Dit onderdeel staat in het teken van investeringen op het gebied van alarmerings-, verkennings-, beschermings- en ontsmettingsapparatuur. Hoewel internationaal wordt gestreefd naar het terugdringen van nucleaire, biologische en chemische (NBC) wapens blijft het risico reëel aanwezig dat Nederlandse militairen tijdens de uitvoering van hun taken worden geconfronteerd met (de dreiging van) dit soort wapens. Op het gebied van nucleaire en chemische alarmering, bescherming en verkenning is een aantal projecten in realisatie dan wel opgenomen in de plannen.
De uitgaven hebben betrekking op diverse NBC-voorzieningen waaronder het project compagnies-ontsmetting, de vervanging van tactische en residuele dosismeters en collectieve beschermingsmiddelen.
Artikelonderdeel Luchtverdediging
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Luchtverdediging |
6 071 |
24 200 19 000 |
65 209 |
85 320 |
69 320 |
25 240 |
14 300 |
60 300 |
102 000 |
De Koninklijke landmacht zal in de komende periode maatregelen treffen om de beschikbaarheid en inzetbaarheid van haar huidige luchtverdedigingssystemen zeker te stellen. Ter voorbereiding op de latere vervanging van luchtverdedigingsmiddelen participeert de Koninklijke landmacht nu in een multinationale Navo-studie die zich richt op de ontwikkeling van de opvolgers van deze middelen. De uitgaven die in 2000 worden voorzien, betreffen reeds aangegane verplichtingen voor de projecten gevechtswaarde-instandhouding van de Pantserrups tegen Luchtdoelen (GWI-PRTL) en Stinger-RMP. In de planning is rekening gehouden met de uitgaven van een modificatie pakket voor de Stinger-RMP die zal worden aangebracht in relatie tot verbetering van de effectiviteit van helikopterdreiging. In verband met het voornemen uit de Hoofdlijnennotitie tot de mogelijke oprichting van een Joint Air Defence Centre (JADC) inclusief een gezamenlijke school, wordt het huidige project Nieuwbouw Stingerbol 2 en modificatie Stingerbol 1 bevroren en wordt de bouw van twee Stingerbollen in de periode 2001–2002 op vliegbasis De Peel als mogelijk alternatief meegenomen in de uitwerking van de studie naar het JADC. In dit kader is ook de financiële omvang van het project Target Information Command and Control System (TICCS) neerwaarts bijgesteld.
Project Gevechtswaarde instandhouding PRTL
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
PRTL |
4 000 |
85 320 |
68 790 |
13 150 |
Het project Gevechtswaarde instandhouding PRTL (GWI PRTL) wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Het betreft het uitvoeren van basisonderhoud met een beperkt aantal verbeteringen (systeem aanpassingen). De gevechtswaarde instandhouding wordt uitgevoerd aan 60 stukken. De totale financiële omvang van dit project bedraagt f 388,1 miljoen.
Project SHORAD
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
SHORAD |
50 000 |
90 000 |
Dit project Short Range Air Defence (SHORAD) betreft de verwerving van een aanvullende component voor de verdediging van eenheden en objecten die het mogelijk maakt om vliegtuigen en helikopters al op grotere afstand (circa tien kilometer) te kunnen bestrijden. Het systeem vormt een noodzakelijke aanvulling op de huidige luchtverdedigingsmid-delen. De totale financiële omvang van dit project voor de Koninklijke landmacht bedraagt f 279,2 miljoen. Dit project zal in samenwerking met de Koninklijke luchtmacht worden gerealiseerd. Een voornemen uit de Hoofdlijnennotitie is het SHORAD project in omvang te verkleinen en te temporiseren. De verwerving is nu voorzien vanaf 2002. Het SHORAD project is nauw gerelateerd aan het project TICCS. Beide projecten zullen integraal worden beschouwd, mede met het oog op mogelijke samenwerking met de Koninklijke luchtmacht in het Joint Air Defence Centre (JADC).
Artikelonderdeel Manoeuvre
Bedragen x f 1000
Verplichtingen
Uitgaven
1998 1999 2000 1998
1999 2000
2001
2002 2003
2004
Manoeuvre
89 715 628 013 1 118 750 157 918 268 550 263 603 281 102 450 165 357 932 253 239
Dit onderdeel heeft betrekking op investeringen die samenhangen met tanks, (gevechts)voertuigen en bewapening. Ook de onderwijsleermiddelen en simulatoren voor deze uitrustingsstukken vallen hieronder. Het project vervanging helikopter BO-105C is uit dit artikelonderdeel genomen.
Technologische ontwikkelingen leiden tot vernieuwde inzichten in operationeel optreden, of het nu gaat om de bondgenootschappelijke verdedigingstaak in Navo-verband of om vredesondersteunende operaties in VN-verband. Mede op grond hiervan is voor de gevechtstank Leopard 2 een verbeteringsprogramma gestart, dat de gevechtswaarde op een aanmerkelijk hoger peil brengt. De huidige pantserbestrijdingsmiddelen zijn technisch en operationeel verouderd en zullen worden vervangen. In dit onderdeel is rekening gehouden met uitgaven voortvloeiende uit reeds aangegane verplichtingen voor onder meer de verbetering van de Leopard 2 en de instroom van pantservoertuigen voor vredesoperaties. Voor de ontwikkeling van het project vervanging pantservoertuigen en het project MRAT/ATGW3 zijn de bestellingen gepland in 1999. Voor het duelsimulatoren en geïnstrumentaliseerd oefenterrein, het short range antitank wapen, het project TACTIS en de gevechtsveld controle radar zijn bestellingen voorzien in 2000.
In 1999 zal naar verwachting ook de beslissing worden genomen om het antitank wapen voor de middellange afstand aan te schaffen. De ontwikkeling voor het project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB) vordert en wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Met de verwerving van de serie voor dit project is in 2000 rekening gehouden. Op basis van de voornemens uit de Hoofdlijnennotitie is het project vervanging helikopter BO-105C uit dit artikelonderdeel genomen en worden de projecten pantserbestrijding lange dracht en gevechtsveld controle radar geherfaseerd.
Project Verbetering Leopard 2
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Leopard 2 |
2 500 221 600 |
145 660 |
103 300 |
57 210 |
62 600 |
26 000 |
30 000 |
Het project Verbetering Leopard 2 wordt in fasen uitgevoerd, waarbij verbeteringen worden doorgevoerd in de commandovoerings-mogelijkheden en de bescherming door het aanbrengen van aanvullende bepantsering en in de vuurkracht door het aanbrengen van een verlengde schietbuis en de verwerving van verbeterde munitie. De Leopard 2 is daarmee in staat alle moderne tanks uit te schakelen. Het aanbrengen van de verbeterde bescherming is voor een deel van het bestand reeds in realisatie.
Als gevolg van de verwerking van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen heeft een herfasering op dit project plaatsgevonden voor wat betreft de verlenging van de schietbuis. Daarnaast is de financiële omvang van het project neerwaarts bijgesteld naar aanleiding van het voornemen tot het opheffen van de mobilisabele tankbataljons en daarmee samenhangend het afstoten van een aantal tanks. De totale financiële omvang van dit project bedraagt f 781,8 miljoen.
Project Pantservoertuigen vredesoperaties
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Pantservoertuigen |
112 520 |
9 930 |
490 |
Met het project Pantservoertuigen vredesoperaties heeft de Koninklijke landmacht een aantal jaren geleden in navolging van andere Navo-landen besloten de eisen ten aanzien van de bescherming van in het kader van VN-operaties uitgezonden personeel te verhogen. De verwerving van pantservoertuigen voor vredesoperaties heeft in 1997 plaatsgevonden en de eerste voertuigen zijn in de tweede helft van 1998 geleverd. De financiële omvang van dit project bedraagt f 162,8 miljoen.
Project Vervanging pantservoertuigen
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Vervanging pantservoertuigen |
75 000 |
17 000 |
16 000 |
16 000 |
16 000 |
10 000 |
Het project Vervanging Pantservoertuigen betreft de vervanging van alle pantservoertuigen van het type YPR en M577. Het project wordt gefaseerd uitgevoerd. Voor de vervanging van de YPR’n van de verkennings-eenheden en alle M577-voertuigen zoekt Nederland aansluiting bij het Duits/Frans/Britse project «Pantserwielvoertuig».
Project Duelsimulatoren en instrumentatie
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Duelsimulatoren |
100 000 |
20 000 |
34 000 |
46 000 |
Met het project Duelsimulatoren en instrumentatie wordt voorzien in een set duelsimulatoren en een mobiele instrumentatieset voor oefeningen van zowel operationele eenheden tot en met compagniesniveau, zo mogelijk in internationaal verband. Bij het project wordt gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden met andere landen. De financiële omvang van dit project bedraagt ongewijzigd f 100 miljoen.
Het project is vertraagd bij de besluitvorming in de studiefase. Hiermee is mede invulling gegeven aan de verwerking van de Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen.
Artikelonderdeel Vuursteun
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Vuursteun |
3 901 |
54 400 81 000 |
42 037 |
27 060 |
27 490 |
27 350 |
39 550 |
94 000 |
122 000 |
Op dit onderdeel zijn de investeringen ten behoeve van de veldartillerie opgenomen. Voor doelopsporing zijn verbeteringen voorzien voor de voorwaartse waarnemers in de vorm van een opbouw op het waarnemingsvoertuig. Voor de langere afstanden worden de zogenaamde «grondgebonden doelopsporingsmiddelen ten behoeve van de grond-wapensysteembestrijding» voorzien. Dit zijn geavanceerde radarsystemen, waarmee op grotere afstand, vijandelijke grondwapen-systemen kunnen worden gelokaliseerd wanneer deze vuur uitbrengen. Er zijn onder meer uitgaven geraamd voor fase 1 van het vuursteun-informatiesysteem (VUIST fase 1) met inbegrip van de integratie met de nieuwe Combat net radio en de integratie van mortieren in het project en van uitgaven voor artilleriemunitie en een prototype voor het project waarnemingsopbouw.
De verplichtingen voor het project vervanging M109 zijn in 2002 voorzien. Met name de uitgaven die met dit project samenhangen leiden vanaf 2003 tot oplopende uitgaven in dit artikelonderdeel.
Project VUIST fase 1
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
VUIST fase 1 |
5 600 |
23 000 |
16 820 |
Het project VUIST 1 betreft een project om het vuursteuninformatie-systeem te automatiseren. De verplichting hiervoor is in 1997 aangegaan. De totale financiële omvang van dit project bedraagt f 118,7 miljoen. De leveringen zijn in de tweede helft van 1998 aangevangen. In 2000 is de verwerving voorzien van de projecten VUIST 2, grondgebonden doelopsporingsmiddelen. De vervanging ballistisch meteosta-tion en het project integratie mortieren in VUIST zijn verplicht in 1999.
Artikelonderdeel Gevechtssteun
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Gevechtssteun |
5 698 |
52 600 43 000 |
11 319 |
25 810 |
28 590 |
35 800 |
18 300 |
32 000 |
20 000 |
In dit onderdeel zijn investeringen opgenomen ten behoeve van geniematerieel. Tot dit onderdeel behoren ook de middelen voor de ondersteuning van de mobiliteit van de eigen eenheden. Het betreft hier onder andere brugslagmiddelen en middelen voor het onder operationele omstandigheden maken van doorgangen door vijandelijke mijnenvelden. De voor 2000 voorziene uitgaven hebben betrekking op ondermeer geniemunitie en het onderzoek naar middelen ten behoeve van ontmij-ningsoperaties. Op de langere termijn zullen voorzieningen worden getroffen voor het verkrijgen van de mijndoorbraak capaciteit. In 1999 is de deelname in de ontwikkeling gepland voor het project vervanging brugleggende tank Leopard 1. De budgetten voor diverse mijnsystemen zijn naar aanleiding van de voornemens in de Hoofdlijnennotitie neerwaarts bijgesteld en geherfaseerd. In 2000 is de verwerving voorzien van het mijnenveegsysteem.
Artikelonderdeel Infrastructuur
Bedragen x f 1000
Verplichtingen
Uitgaven
1998 1999 2000 1998
1999 2000
2001
2002 2003
2004
Infrastructuur
159151 315500 395 682 141669 238 892 250 630 272 071 208 440 193052 147357
Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor nieuwbouw en renovatie van kazernes mede als gevolg van de herstructurering van de Koninklijke landmacht op het gebied van legering van militairen en de aanvullende voorzieningen zoals compagniesburelen, voedings- en kantinefaciliteiten en opleidingsfaciliteiten. Voor bewaking en beveiliging van objecten worden infrastructurele en elektronische voorzieningen getroffen. Ook worden investeringen voorzien ten behoeve van de inrichting van oefen- en schietterreinen, onder meer voor het verkrijgen van oefenmogelijkheden voor vredes(ondersteunende) operaties. Daarnaast worden uitgaven voorzien voor de verplaatsing van het Opleidingscentrum Rijden naar de Strijpse Kampen in Oirschot. Op de langere termijn worden investeringen voorzien voor de verbetering van de infrastructuur van de Mechanische Centrale Werkplaats te Leusden. Binnen dit onderdeel worden eveneens de bodemsaneringsprogramma’s gerealiseerd. Voorts zijn opgenomen de infrastructurele gevolgen van voornemens uit de Hoofdlijnennotitie onder meer de eerste fase aangaande verplaatsingen ten behoeve van de mogelijke oprichting van het Joint Air Defence Centre, noodzakelijke investeringen in met name Oirschot en Havelte en Wezep voor de verplaatsingen en oprichting van Brigadeverkenningseskadrons, extra parate pantserinfanteriecompag-nieën en een extra genieconstructiecompagnie. In de ramingen zijn tevens de infrastructurele gevolgen voor de concentratie van opleg van materi- eel, de nieuwe indeling van de regio’s bij het Nationaal Commando en de overheveling van logistieke taken van het Nationaal Commando naar 1(GE/NL)Legerkorps meegenomen. De overige mutaties betreffen een aantal investeringen die nodig zijn voor een nadere optimalisering van belegging van bestaande objecten, alsmede verschuivingen die hebben plaatsgevonden met betrekking tot diverse projecten.
-
05.BELEIDSTERREIN KONINKLIJKE LUCHTMACHT
Algemeen
De uitgaven binnen het artikel 05.20 Personeel en materieel bij het beleidsterrein Koninklijke luchtmacht zijn, naast het artikelonderdeel wachtgelden en inactiviteitswedden, verdeeld in drie ressorts: Tactische luchtmacht (TL), Decentrale Ondersteunende eenheden (DOE) en Hoofdkwartier Koninklijke luchtmacht (HKKLu). Het artikel 05.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur completeert de begroting van de Koninklijke luchtmacht.
De totaal geraamde uitgaven van de Koninklijke luchtmacht voor de jaren 1998 tot en met 2004 zijn als volgt te specificeren:
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Uitgaven
05.20 Personeel en materieel
– Tactische Luchtmacht
– Decentrale Ondersteunende eenheden
– Hoofdkwartier Koninklijke Luchtmacht
– Wachtgelden en inactiviteitswedden
Totaal Personeel en materieel
05.22 Groot materieel en infrastructuur
717 754 753 752 854 767 845 061 837 762 832 503 836 943
347 381 369 521 273 924 275 882 274 864 271558 271280
843 316 850 833 770 398 819 876 802 830 822 493 835 521
27 539 25 308 24 004 21322 20 156 18 372 18 337
1935 990 1999 414 1923 093 1962 141 1935 612 1944 926 997 122 673 593 389 926 560 492 635 438 848 687
1 962 081 821 103
Totale uitgaven (x NLG 1000)
2 933 112 2 673 007 2 313 019 2 522 633 2 571050 2 793 613 2 783 184
Totale uitgaven (x EUR 1000)
1330 988 1212958 1049 603 1144721 1166692 1267 686 1262 954
05.20 Personeel en materieel
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Naar aanleiding van de gewijzigde begrotingsindeling als gevolg van de integratie van de begrotingsartikelen personeel en materieel en het Verbeterd Economisch Beheer (Kamerstukken II 1995/1996, 24 400 X, nr. 113) wordt sinds de begroting voor 1998 inzicht verschaft in de bedrijfsvoeringsuitgaven per organisatorisch ressort van Resultaat Verantwoordelijke Eenheden (RVE’n).
Het beleid is erop gericht de bevoegdheden en budgetten te leggen waar ook de uitvoering plaatsvindt, mits dit effectief en doelmatig is. Dit past in het beleid om via decentralisatie te komen tot een Verbeterd Economisch Beheer. Gelijktijdig met de reorganisatie van de topstructuur Koninklijke luchtmacht zijn in 1999 de depots bestuurlijk geïntegreerd tot het Logistiek Centrum KLu (LCKLu) en de scholen samengevoegd tot de Koninklijke Militaire School Luchtmacht (KMSL). Met deze reorganisatie worden taken, verantwoordelijkheden en budgetten gedecentraliseerd vanuit het ressort HKKLu naar de ressorts TL en DOE. Als gevolg daarvan heeft vanaf 2000 herschikking van RVE’n binnen de begrotingsindeling plaatsgevonden. Daarnaast zijn initiële leerlingen niet langer planmatig verdeeld over de diverse ressorts, maar (in lijn met de begrotingsbelasting) volledig verwerkt in het ressort DOE. Technische bijstellingen in de begrotingssterkte per categorie en ressort zijn hierdoor grotendeels te verklaren.
In het kader van een betere balans tussen leeftijds- en ervaringsopbouw en vergroting van de flexibiliteit streeft de Koninklijke luchtmacht naar een vergroting van het aantal BBT-ers onder gelijktijdige afname van het aantal BOT-ers. Planmatig wordt uitgegaan van een jaarlijkse groei van het aantal BBT-ers met ongeveer 2%. In combinatie met lopende en nog te voeren reorganisaties resulteert dit op termijn in een daling van de totale uitgaven militair personeel.
Per ressort worden vier vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven en materiële uitgaven. De wachtgelduitgaven voor het burger- en militair personeel worden op het artikelonderdeel 05.20.13 geraamd en verantwoord.
De uitgaven van het actief dienende personeel zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De uitkomst hiervan is aangepast voor de categorieën die niet in het SNIP zijn opgenomen en voor ontwikkelingen in de komende jaren.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
1918 776 1764 877 1836 336 1786 231 1842 596 152 1 599 2 710 -1 210 -571
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: – Tactische luchtmacht – Decentrale
Ondersteunende
Eenheden – Hoofdkwartier
Koninklijke luchtmacht – Wachtgelden en inactiviteits-wedden
Totaal nieuwe mutaties
1918 928 1766 476 1839 046 1785 021 1842 025
23 556 32 049 27 672 15 142 15 006
9 893 -17 454 -18 818 -20 424 -19 998
22 483 193 417 230 010 -61292 -62 505
1279 3710 3 755 4 251 4778
57211 211722 242619 -62 323 -62719
Stand ontwerpbegroting 2000
600 788 2 028 365 1 976 139 1 978 198 2 081 665 1 722 698 1 779 306 1 882 092
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
272 626 920 432 896 733 897 667 944 618 781726 807 414 854 056
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998 1999
2000
2001
2002 2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
1810775 1827017 1849 991 1880 537 1880 058 56 552 -15 801 -12 090 -2210 -22971
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: – Tactische luchtmacht – Decentrale
Ondersteunende
Eenheden – Hoofdkwartier
Koninklijke luchtmacht – Wachtgelden en inactiviteits-wedden
Totaal nieuwe mutaties
1 867 327 1 811 216 1 837 901 1 878 327 1 857 087
25 222 32 049 27 672 15 142 15 006
9 893 -17 454 -18 818 -20 424 -19 998
95 693 93 572 111631 58 316 88 053
1279 3710 3 755 4 251 4778
132 087 111877 124 240 57 285 87 839
Stand ontwerpbegroting 2000
1935 990 1999 414 1923 093 1962 141 1935 612 1944 926 1962 081
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
878 514 907 295 872 662 890 381 878 342 882 569 890 354
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
De nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties worden naar oorzaak bij de ramingen van de ressorts en het artikelonderdeel Wachtgelden en inactiviteitswedden toegelicht.
Bij de bovenstaande ramingen behoren de volgende aantallen vte’n.
Opbouw begrotingssterkte (vte’n op basis van 38-urige werkweek)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Burgers – stand begroting 19991 Burgers – mutaties1
Burgers – stand ontwerpbegroting 20001
1 717 |
1 661 |
1 629 |
1 629 |
1 629 |
38 |
37 |
37 |
37 |
37 |
1 755
1 698
1 666
1 666
1 666
1 666
MP/BOT – stand begroting 1999 MP/BOT – mutaties
MP/BOT – stand ontwerpbegroting 2000
8 004 |
7 833 |
7 687 |
7 598 |
7 525 |
|
|
|
|
|
7 796
7 767
7 565
7 416
7 341
7 266
MP/BBT – stand begroting 1999 MP/BBT – mutaties
MP/BBT – stand ontwerpbegroting 2000
3 468 |
3 537 |
3 608 |
3 680 |
3 755 |
0 |
|
-40 |
|
|
3 468
3 535
3 568
3 618
3 694
3 768
Totale sterkte – stand begroting 1999 Totale sterkte – mutaties
Totale sterkte – stand ontwerpbegroting 2000
13 189 |
13 031 |
12 924 |
12 907 |
12 909 |
|
-31 |
|
|
|
13 019
13 000
12 799
12 700
12 701
12 700
exclusief niet-actief burgerpersoneel (zie tevens bijlage 13)
Toelichting
De stijging van de begrotingssterkte burgerpersoneel ten opzichte van de begroting 1999 betreft de technische bijstelling om de begrotingssterkte in lijn te brengen met de gewenste sterkte.
De daling van de aantallen militair personeel wordt met name veroorzaakt door de verwerking van de maatregelen uit het Regeerakkoord 1998 en de Hoofdlijnennotitie. Binnen het totaal van militair personeel is dan ook rekening gehouden met een jaarlijkse groei van het aantal BBT-ers van 2%, onder gelijktijdige afname van het aantal BOT-ers.
Ressort Tactische Luchtmacht (TL)
Het ressort Tactische Luchtmacht bestaat uit de volgende clusters van Resultaat Verantwoordelijke Eenheden:
-
a.Jachtvliegtuigen, bestaande uit de F-16 vliegbases Leeuwarden, Twenthe en Volkel. Op dit moment maken ook de Object-Luchtverdedigingseenheden (OLVD) deel uit van deze subplannings-eenheid. De OLVD-eenheden beschikken over SHORAD wapensystemen (HAWK, Flycatcher/40L70 en STINGER). Daarnaast beschikt de Vliegbasis Leeuwarden nog over een Search & Rescue eenheid uitgerust met 3 AB-412 helikopters.
-
b.Tactische Helikoptergroep KLu (THGKLu) omvattende de vliegbases Soesterberg en Gilze Rijen. De THGKLu beschikt over transporthelikopters (CH47 Chinook, AS-532 Cougar), gevechtshelikopters (AH-64 A/D Apache) en Light Utility Helikopters (Bo-105 en Alouette III).
-
c.Grond-Lucht Geleide Wapens (GLGW) bestaande uit de Groep Geleide Wapens op de De Peel. Deze eenheid opereert met PATRIOT, HAWK en STINGER wapensystemen.
-
d.Luchttransport opererend vanaf de Vliegbasis Eindhoven met KDC-10, C-130H, Fokker 50/60 en Gulfstream transportvliegtuigen.
-
e.«Air Operations Control» Station bestaande uit het Command and Reporting Centre (CRC) en het MILATCC Nieuw Milligen.
Daarnaast is er nog een aantal kleinere eenheden die rechtstreeks onder de CTL vallen zoals de Luchtmacht Meteorologische Groep en de 2e Luchtmacht Verbindingsgroep.
De verplichtingen en uitgaven Tactische Luchtmacht
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000) |
|||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
||
1998 1999 2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
05.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
05.20.02 Militair personeel
05.20.03 Overige personele uitgaven
05.20.04 Materiële uitgaven
32 734 |
33 746 |
32 209 |
30 499 |
30 455 |
30 042 |
30 042 |
529 130 |
550 383 |
643 690 |
630 819 |
619 955 |
616 235 |
617 975 |
43 661 |
61 289 |
57 905 |
60 742 |
62 313 |
59 149 |
61 849 |
113 895 |
106 668 |
120 963 |
123 001 |
125 039 |
127 077 |
127 077 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
719 420 |
752 086 |
854 767 |
845 061 |
837 762 |
832 503 |
836 943 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
728 530 |
822 718 |
817 389 |
822 620 |
817 497 |
||
Nieuwe mutaties |
23 556 |
32 049 |
27 672 |
15 142 |
15 006 |
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
05.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
05.20.02 Militair personeel
05.20.03 Overige personele uitgaven
05.20.04 Materiële uitgaven
32 734 |
33 746 |
32 209 |
30 499 |
30 455 |
30 042 |
30 042 |
529 130 |
550 383 |
643 690 |
630 819 |
619 955 |
616 235 |
617 975 |
43 978 |
61 606 |
57 905 |
60 742 |
62 313 |
59 149 |
61 849 |
111 912 |
108 017 |
120 963 |
123 001 |
125 039 |
127 077 |
127 077 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
717 754 |
753 752 |
854 767 |
845 061 |
837 762 |
832 503 |
836 943 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
728 530 |
822 718 |
817 389 |
822 620 |
817 497 |
||
Nieuwe mutaties |
25 222 |
32 049 |
27 672 |
15 142 |
15 006 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
– decentralisatie
Sub-totaal technische bijstellingen
Beleidsmatige bijstellingen:
– aanpassing van de begrotingssterkte
– overige bijstellingen, per saldo
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
25 288 |
27 716 |
27 920 |
25 803 |
33 371 |
12 646 |
20 029 |
20 114 |
19 611 |
21 250 |
37 934 |
47 745 |
48 034 |
45 414 |
54 621 |
-8 108 |
|
|
|
|
-4 604 |
|
|
-3 387 |
|
12 712
15 696
20 362
30 272
39 615
Totaal van de nieuwe mutaties
25 222
32 049
27 672
15 142
15 006
Toelichting op de nieuwe mutaties:
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Decentralisatie
Als gevolg van de reorganisatie topstructuur Koninklijke luchtmacht en de daarmee gepaard gaande verdere decentralisatie van verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het HKKLu naar het TL-ressort, zijn eveneens de bijbehorende budgetten gedecentraliseerd (De maatregelen uit de Hoofdlijnennotitie zijn vooralsnog arbitrair in het ressort verwerkt).
Beleidsmatige bijstellingen
Aanpassing van de begrotingssterkte
De aanpassing van de raming burgerpersoneel is deels een effect van de herschikking binnen de ressorts en deels een effect van het laatste jaar van de vertraagde afbouw van het burgerpersoneelsbestand. De aanpassing van de uitgavenreeks militair personeel is het gevolg van de maatregelen naar aanleiding van het Regeerakkoord 1998 en de aanpassing van de ressortindeling.
Overige mutaties
Een aantal kleinere bijstellingen is doorgevoerd als gevolg van meeruitgaven voor de exploitatie van de Tactische Helikopter Groep en de Vliegbasis Eindhoven en wettelijke verplichtingen (Arbo, Beroepen Individuele Gezondheidszorg). Voor het compenseren van de achtergebleven werving BBT, een verhoogd irregulier verloop BOT, alsmede voor het opvangen van piekbelastingen heeft ook aanpassing van de budgetten voor inhuur tijdelijk personeel plaatsgevonden (f 1,385 miljoen).
Operationele doelstellingen ressort Tactische Luchtmacht
Het uiteindelijke product van de Koninklijke luchtmacht bestaat uit het leveren van slagkracht. De slagkracht van de Koninklijke luchtmacht komt tot uiting in de operationele doelstellingen waaraan de Koninklijke luchtmacht dient te voldoen. Deze operationele doelstellingen betreffen vooral inzet en gereedheid ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties. Hierbij valt op te merken dat de THGKLu nog niet volledig inzetbaar is als gevolg van het niet voltallig zijn van de gehele vloot helikopters. De planning is dat medio 2003 de gehele THGKLu de «Fully Operational Capability» (FOC) -status zal bereiken.
Doelstellingen operationele gereedheid ressort Tactische Luchtmacht*
Gereedheidstermijn Type eenheid binnen 2 binnen 5 binnen 10 binnen 20 binnen 30 binnen 60 dagen dagen dagen dagen dagen dagen binnen binnen
180 365 dagen dagen
Air Operations Control Station** Squadron jachtvliegtuigen Objectluchtverdedigingseenheid Triad squadron
Squadron Lutra tankervliegtuigen Squadron Gevechts helikopters Squadron Transport helikopters Squadron Light Utility helikopters
1 |
4 |
1 |
|
1 |
1 |
||
1 |
1 |
2 |
|
1 |
2 2 1*** |
1***
-
*Voor nationale taken zijn alle eenheden van het ressort Tactische Luchtmacht op korte termijn beschikbaar ** inclusief radar post noord
*** betreft 12 helikopters
Activiteiten
Het ressort TL heeft de volgende hoofdactiviteiten:
– het inzetbaar maken en houden van de operationele eenheden van de
Koninklijke luchtmacht; – het inzetten van de operationele eenheden van de Koninklijke luchtmacht.
Deze activiteiten bestaan onder meer uit oefeningen van de verschillende eenheden, onderhoud en vlieguren en zijn vastgelegd in taakopdrachten. Omdat de nadruk van de inzet van de Koninklijke luchtmacht vooral ligt bij crisisbeheersingsoperaties, zullen de activiteiten deels onder crisis-beheersingsomstandigheden worden uitgevoerd. Dit betekent onder meer dat oefeningen in het buitenland onder primitieve omstandigheden worden uitgevoerd. Voorshands zijn de navolgende vlieguren en man(oefen)dagen gepland:
Meeteenheid ontwerp- vermoedelijke raming 2000 raming 2001 begroting uitkomsten 1999 1999
Jachtvliegtuigen
OLVD
Luchttransport
Groep Geleide Wapens
Taktische Helikopter Groep
Gebruiksonderhoud
vlieguren |
25 100 |
25 100 |
24 400 |
23 500 |
manoefendagen |
14 545 |
14 545 |
14 545 |
14 545 |
vlieguren |
9 500 |
9 500 |
9 500 |
8 000 |
manoefendagen |
20 360 |
20 360 |
20 360 |
20 360 |
vlieguren |
17 916 |
17 916 |
19 235 |
20 384 |
mandagen |
3 578 |
3 578 |
3 578 |
3 578 |
Behalve de hierboven genoemde activiteiten zullen tevens activiteiten in het kader van rampenbestrijding, calamiteitenbestrijding en (maatschappelijke) steunverlening worden gehouden.
Ressort Decentrale Ondersteunende Eenheden
Het ressort Decentrale Ondersteunende Eenheden bestaat uit het Depot Mechanisch Vliegtuigmaterieel en Straalmotoren (DMVS), het Depot Elektronisch Materieel (DELM), de Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO), de Koninklijke Militaire School Luchtmacht (KMSL) en een aantal overige kleine organisatie-elementen zowel nationaal als internationaal. In 2000 wordt de bestuurlijke integratie van de depots tot het Logistiek Centrum Koninklijke luchtmacht (LCKLu) afgerond.
De verplichtingen en uitgaven Decentrale Ondersteunende Eenheden
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
05.20.05 Ambtelijk burgerpersoneel
05.20.06 Militair personeel
05.20.07 Overige personele uitgaven
05.20.08 Materiële uitgaven
49 531 |
51 276 |
49 343 |
48 312 |
48 242 |
47 607 |
47 607 |
225 326 |
242 591 |
151 623 |
149 537 |
148 075 |
147 888 |
147 888 |
23 147 |
29 416 |
18 308 |
20 140 |
20 329 |
19 989 |
19 989 |
49 377 |
46 238 |
54 650 |
57 893 |
58 218 |
56 074 |
55 796 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
347 381 |
369 521 |
273 924 |
275 882 |
274 864 |
271 558 |
271 280 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
359 628 |
291 378 |
294 700 |
295 288 |
291 556 |
||
Nieuwe mutaties |
9 893 |
|
|
|
|
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen: – loonaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen Beleidsmatige bijstellingen: – aanpassing van de begrotingssterkte – overige bijstellingen, per saldo
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
11 644
1 751
7 583
7 074
6 742
25 037
25 892
27 166
6 487
11 644 |
7 583 |
7 074 |
6 742 |
6 487 |
-4 271 |
|
|
|
|
2 520 |
4 203 |
3 891 |
4 014 |
4 007 |
26 485
Totaal van de nieuwe mutaties
9 893
17 454
18 818
20 424
19 998
Toelichting op de nieuwe mutaties: Technische bijstellingen Loonaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loonniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Aanpassing van de begrotingssterkte
De lagere raming voor burgerpersoneel is een gevolg van de reorganisatie van de scholen en depots, alsmede van de verdere afbouw van het burgerpersoneelsbestand van de Koninklijke luchtmacht. Ook is met de herschikking van de ressorts per 2000 een aantal burgerfuncties overgeheveld naar het ressort Tactische Luchtmacht. Op grond van de nieuwe indeling worden bovendien de uitgaven voor leerlingen niet langer procentueel verdeeld over de ressorts maar volledig toegewezen aan het LCKLu in het ressort DOE.
Overige bijstellingen
De overige bijstellingen bestaan uit een groot aantal kleinere mutaties van diverse aard. Zo zijn de ramingen voor inhuur van tijdelijk personeel aangepast (f 1,929 miljoen) vanwege het uitvoeren van een aantal projecten, achterblijvende werving, een verhoogd irregulier verloop BOT, alsmede voor het opvangen van piekbelastingen. Daarnaast is voornamelijk als gevolg van de bestuurlijke integratie van de depots en de samenvoeging van de scholen meer inhuur O-, I- en A-deskundigheid benodigd (f 1,992 miljoen).
Activiteiten
De activiteiten die door het ressort DOE worden uitgevoerd zijn erop gericht zodanige voorwaarden te scheppen dat de eenheden van de Koninklijke luchtmacht zowel qua materieel als in personeel opzicht kunnen voldoen aan de vereiste operationele doelstellingen.
De activiteiten binnen het materieel-logistieke functiegebied omvatten het innoveren, instandhouden en verbeteren van de wapen- en overige systemen van de eenheden van de Koninklijke luchtmacht en het beschikbaar stellen van de materiële middelen die nodig zijn om het materieel van de Koninklijke luchtmacht in gebruiksgerede staat te brengen en te houden. De systemen waar de activiteiten betrekking op hebben betreffen F-16 jachtvliegtuigen, helikopters, lesvliegtuigen, geleide wapens en overige systemen. Voor het jaar 1999 tot en met 2001 zijn voor de genoemde systemen de volgende directe uren (capaciteit) gepland. De activiteiten en uren voor het beheer en de distributie van reservedelen en de indirecte uren zijn niet in het overzicht opgenomen.
Omschrijving (aantal uren x 1000)
Ontwerp- Vermoedelijke Raming 2000 Raming 2001
begroting 1999 uitkomsten 1999
DMVS
– Planmatig/preventief aantal uren onderhoud/modificatie – Aantal uren incidenteel/correctief onderhoud – Aantal uren engineering Totaalaantal uren
180 |
231 |
219 |
220 |
213 |
187 |
193 |
195 |
87 |
155 |
159 |
159 |
480 |
573 |
571 |
574 |
188 |
177 |
150 |
134 |
104 |
121 |
117 |
115 |
64 |
61 |
54 |
54 |
356 |
359 |
321 |
303 |
368 |
408 |
369 |
354 |
317 |
308 |
310 |
310 |
151 |
216 |
213 |
213 |
836 |
932 |
892 |
877 |
DELM
– Planmatig/preventief aantal uren onderhoud/
modificatie – Aantal uren incidenteel/correctief onderhoud – Aantal uren engineering Totaalaantal uren
Totaal
– Planmatig/preventief aantal uren onderhoud/
modificatie – Aantal uren incidenteel/correctief onderhoud – Aantal uren engineering Totaalaantal uren
Bij de totstandkoming van de bestuurlijke integratie van DMVS en DELM zullen taken, bevoegdheden en budgetten worden gedecentraliseerd. Verwacht wordt dat het preventief onderhoud DMVS nagenoeg constant blijft. Enerzijds zal de werklast voor de MLU F-16 modificatie afnemen. Anderzijds zal de werklast voor helikopterinspecties toenemen. Doordat een aantal grote modificatieprojecten ten einde loopt, neemt op DELM de werklast voor planmatig/preventief onderhoud af. Verwacht wordt dat de werklast verbonden aan correctief onderhoud op beide depots nagenoeg constant blijft.
De activiteiten van het opleidingsinstituut KMSL bestaat uit het verzorgen van opleidingen, in principe voor militair personeel, die niet worden verzorgd aan de Koninklijke Militaire Academie of het Instituut Defensie Leergangen. De opleidingsactiviteiten omvatten het geven van initiële- en bijscholingsopleidingen om nieuw en zittend personeel gereed te maken en te houden om te functioneren bij de Koninklijke luchtmacht. Verder worden cursussen en opleidingen gegeven die noodzakelijk zijn voor het vervullen van een functie en worden opleidingen verzorgd die noodzakelijk zijn om in aanmerking te kunnen komen voor een hogere functie en/of rang. Voor 1999 tot en met 2001 staan de volgende aantallen cursisten gepland:
Aantal cursisten ontwerp- vermoedelijke raming 2000 raming 2001
begroting 1999 uitkomsten 1999
algemene militaire en kaderopleidingen initiële opleidingen loopbaanopleidingen overige opleidingen1
1 050 |
852 |
852 |
858 |
1 000 |
717 |
717 |
717 |
400 |
328 |
328 |
328 |
11 000 |
3 153 |
3 200 |
3 200 |
Totaal
13 450
5 050
5 097
5 103
Met ingang van de begrotingsuitvoering 1999 is de definitie van de prestatie-indicator «overige opleidingen» gewijzigd. De opleidingen die worden gegeven door het IDL, de KMA en externe instanties worden vanaf dat moment buiten beschouwing gelaten. Derhalve worden nu alleen de opleidingen c.q. de prestaties van de KMSL weergegeven.
Ressort Hoofdkwartier Koninklijke luchtmacht (HKKLu)
Het ressort HKKLu wordt na de herziening topstructuur gevormd door de Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten, bestaande uit de Staf Plaatsvervangend Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten (PBDL), de Directie Materieel KLu (DMKLu), de Directie Personeel KLu (DPKLu), de Directie Control KLu (DCKLu) en daarnaast het Korps Luchtmachtstaven (KLS).
De verplichtingen en uitgaven Hoofdkwartier Koninklijke luchtmacht
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000) |
|||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
||
1998 1999 2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
05.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel
05.20.10 Militair personeel
05.20.11 Overige personele uitgaven
05.20.12 Materiële uitgaven
42 976 |
43 636 |
42 750 |
41 857 |
41 796 |
41 245 |
41 245 |
86 931 |
90 697 |
85 078 |
85 012 |
84 747 |
84 621 |
84 581 |
180 575 |
123 226 |
86 436 |
177 367 |
103 361 |
100 522 |
92 437 |
623 983 |
572 374 |
611 239 |
635 164 |
360 012 |
430 485 |
575 889 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
934 465 |
829 933 |
825 503 |
939 400 |
589 916 |
656 873 |
794 152 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
807 450 |
632 086 |
709 390 |
651 208 |
719 378 |
||
Nieuwe mutaties |
22 483 |
193 417 |
230 010 |
|
|
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
05.20.09 Ambtelijk burgerpersoneel
05.20.10 Militair personeel
05.20.11 Overige personele uitgaven
05.20.12 Materiële uitgaven
42 976 43 636
86 931 90 697
191 785 140 111
521624 576 389 489 354 540 789 540 211
42 750 |
41 857 |
41 796 |
41 245 |
41 245 |
85 078 |
85 012 |
84 747 |
84 621 |
84 581 |
153 216 |
152 218 |
136 076 |
125 863 |
126 356 |
570 764
583 339
Stand ontwerpbegroting 2000 |
843 316 |
850 833 |
770 398 |
819 876 |
802 830 |
822 493 |
835 521 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
755 140 |
676 826 |
708 245 |
744 514 |
734 440 |
||
Nieuwe mutaties |
95 693 |
93 572 |
111 631 |
58 316 |
88 053 |
Specificatie van de nieuwe uitgavenmutaties (bedrag x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
– decentralisatie
Sub-totaal technische bijstellingen:
Verwerking Hoofdlijnennotitie en overige taakstellingen:
– onderhoud 306 Sqn
– onderhoud 120 Sqn
– militair personeel 306 Sqn
– vliegtuigbrandstoffen 306 Sqn
– stalling taakstelling efficiencybesparing
Overige beleidsmatige bijstellingen:
– aanpassing van de begrotingssterkte
– inhuur tijdelijk personeel
– vliegopleidingen F-16/heli
– M3/M4-tape en software aanpassingen
– onderhoud F-16
– automatisering informatievoorziening
– onderhoud infrastructuur
– munitie
– leasekosten Apache-A
– reservedelen heli’s
– overige projecten, per saldo
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
17 633 |
15 949 |
16 181 |
16 509 |
20 819 |
|
|
|
|
|
4 987 |
-4 080 |
|
-3 102 |
-431 |
|
-4 800 |
|
||
|
|
|
||
|
-18 900 |
-18 900 |
||
|
-7 800 |
-7 800 |
||
|
||||
|
37 613 |
38 207 |
38 059 |
37 862 |
6 160 |
8 367 |
4 998 |
5 498 |
5 498 |
20 200 |
17 500 |
10 000 |
5 400 |
|
7 000 |
11 600 |
12 200 |
12 400 |
17 600 |
8 100 |
10 000 |
11 700 |
11 000 |
13 700 |
4 700 |
7 700 |
7 300 |
4 800 |
|
1 500 |
3 500 |
5 000 |
||
3 000 |
6 000 |
3 000 |
||
17 500 |
||||
10 000 |
||||
42 604 |
14 347 |
35 959 |
7 661 |
39 124 |
90 706
97 652 115 564
61 418
88 484
Totaal van de mutaties
95 693
93 572 111 631
58 316
88 053
Toelichting nieuwe mutaties
Technische bijstelling
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Decentralisatie budgetten
Als gevolg van de reorganisatie topstructuur en de daarmee samenhangende verdere decentralisatie van verantwoordelijkheden en bevoegdheden (Verbeterd Economisch Beheer), vindt decentralisatie van budgetten naar de ressorts TL en DOE plaats.
Beleidsmatige bijstelling
Aanpassing van de begrotingssterkte
De verhoging van de verplichtingen (f 37,360 miljoen) en uitgaven ten behoeve van burger- en militair personeel is het gevolg van een technische bijstelling vanuit de ressorts TL en DOE (gewijzigde ressortindeling). In deze raming zijn met name de effecten te zien van de herziening topstructuur Koninklijke luchtmacht en de verdere decentralisatie.
Onderhoud, militair personeel en vliegtuigbrandstoffen betreffende het 306 Squadron en het onderhoud betreffende het 120 Squadron
Het opheffen van 306 Squadron en het integreren van 120 opleidingssquadron in het vierde TRIAD Squadron leiden tot een neerwaartse bijstelling van de ramingen.
Inhuur tijdelijk personeel
Voornamelijk als gevolg van vacatures in enkele kritische functiegroepen is het noodzakelijk de ramingen voor inhuur van tijdelijk personeel in 1999 en 2000 aan te passen. Deze inhuur geschiedt grotendeels ten behoeve van de ressorts TL en DOE.
Vliegopleidingen F-16 en helikopters
De uitgaven voor de vliegopleidingen worden geraamd en verantwoord bij het artikelonderdeel overige personele uitgaven. De vliegopleidingen worden voor het grootste deel gegeven in de Verenigde Staten. Als gevolg van autonome prijsstijgingen per cursusplaats moeten de ramingen voor zowel de F-16 als de helikoptervliegopleidingen worden bijgesteld. Tevens zijn meeruitgaven geraamd voor de conversie-opleiding van de Apache-A naar -D. De uitgaven voor deze vliegopleidingen sluiten aan bij de verplichtingen (contracten).
M3/M4-tape en software-aanpassingen
In de ontwerp-begroting 1999 zijn de benodigde fondsen voor de aanpassingen van de operationele software van de F-16 in het investeringsartikel 05.22 opgenomen. Daar het regulier onderhoud betreft zijn deze fondsen nu opgenomen in de materiële uitgaven.
Onderhoud F-16 vliegtuigen
Teneinde haar eigen onderhoudscapaciteit doelmatiger te kunnen invullen en de aanwezige overcapaciteit, die tot op heden in stand gehouden werd om in de behoeften van F-16 vliegende landen te voorzien, af te kunnen bouwen, heeft de Amerikaanse luchtmacht besloten zelf geen ondersteuning in het onderhoud meer te leveren doch dit uit te besteden bij commerciële bedrijven. Dit heeft voor de Koninklijke luchtmacht geleid tot een aanzienlijke stijging van de prijzen. Bovendien moet in het eerste kwartaal van 2000 een nieuw onderhoudscontract worden afgesloten. Met het afsluiten van een nieuw onderhoudscontract (2000 en 2001) zijn forse aanbetalingen gemoeid.
Automatisering informatievoorziening
Een actualisering van het informatievoorzieningsplan heeft geleid tot een verhoging van de raming voor exploitatie (onderhoud) van de systemen. Hierbij is tevens rekening gehouden met de exploitatie van nog in te voeren nieuwe IV-projecten.
Onderhoud infrastructuur
Mede als gevolg van wettelijke bepalingen dienen de ramingen voor (groot) onderhoud aan de infrastructuur van de Koninklijke luchtmacht te worden aangepast.
Munitie
Ten behoeve van de vervanging van 20 mm (trainings)munitie, «flares» en «squibs» en de vervanging van 40L70 HE-munitie is het noodzakelijk de ramingen voor munitie aan te passen.
Stalling taakstelling efficiencybesparing
De uit de Hoofdlijnennotitie en de Miljoenennota 2000 voortvloeiende taakstelling voor het jaar 2000 is in afwachting van concrete maatregelen gestald.
Overige bijstellingen
De overige bijstellingen betreffen diverse mutaties zoals een aanpassing van het automatiseringsbudget (als gevolg van hogere uitgaven voor systeemontwikkeling door DTO) en een meerbehoefte aan onderhoud van overige systemen, installaties en materieel.
Toelichting op de verplichtingenmutaties
De verplichtingenmutaties zijn voor een belangrijk deel gelijk aan die bij de uitgavenmutaties. De belangrijkste uitzonderingen hierop hebben betrekking op:
– het onderhoud aan F-16 jachtvliegtuigen (+ f 302,188 miljoen, aangezien deze verplichting, in tegenstelling tot de gebruikelijke jaarlijkse verplichting, nu in één keer in 2000 wordt aangegaan voor de realisatieperiode 2000–2008);
– gewijzigde aanbestedingsmomenten voor de onderhoudscontracten helikopters (+ f 12,281 miljoen);
– op grond van de huidige gegevens over de planning van contractsluitingen voor vliegopleidingen vindt een neerwaartse bijstelling plaats van f 15,581 miljoen in het jaar 2000;
– als gevolg van de bestaande voorraad en voorgenomen opheffing van het 306 Squadron worden de verplichtingen voor vliegtuigbrandstoffen verlaagd met f 46,022 miljoen.
Activiteiten
De activiteiten van het ressort HKKLu omvatten:
– het voeren van het operationele beleid van de Koninklijke luchtmacht;
– leidinggevende en ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de onder de Koninklijke luchtmacht ressorterende eenheden;
– het er mede voor zorg dragen dat de eenheden van de Koninklijke luchtmacht kunnen voldoen aan de gestelde normen en randvoorwaarden;
– het voeren van een personeelsbeleid dat erop is gericht de Koninklijke luchtmacht te allen tijde en in alle omstandigheden te doen beschikken over de gewenste aantallen, op hun taak berekend en gemotiveerd personeel;
– het voeren van materieelbeleid gericht op de materieel-logistieke processen «voorzien in», «instandhouding» en «afvoeren»;
– het bevorderen en bewaken van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de Koninklijke luchtmacht door het vormgeven aan en het uitvoeren van het financieel-economisch beleid en het toetsen van de rechtmatigheid van de bestedingen.
Het ressort HKKLu wordt vanaf 1999 geherstructureerd. Hiermee zal een duidelijker scheiding tussen de taakvelden «beleid en plannen» en «beheer en uitvoering» plaatsvinden. Dit leidt tot een nadrukkelijker leggen van het taakveld beheer en uitvoering bij de ressorts TL en DOE (LCKLu en KMSL) die integraal door de BDL worden aangestuurd. De coördinatie en integratie van de bestuurlijke processen beleidsvorming, planvorming en behoeftestelling blijft bij het HKKLu liggen (Staf PBDL). De functionele beleidsdirecties (DMKLu, DPKLu en DCKLu) behouden in de nieuwe organisatie hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden op de respectieve functionele terreinen waar het betreft het formuleren van beleid.
Uitgavenverdeelstaat
bedragen x f 1000 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Uitgaven HKKLu |
850 833 |
770 398 |
819 876 |
802 830 |
822 493 |
835 521 |
Volledig toe te rekenen aan:
– apparaatsuitgaven HKKLu
Specifiek (uniek) toe te rekenen aan:
– ressort TL
– ressort DOE
Niet specifiek toe te rekenen
Stalling taakstelling efficiencybesparing
277 681
225 728 139 468 137 315 127 922
153 912
105 093 |
102 110 |
100 529 |
95 482 |
83 401 |
86 675 |
265 720 |
341 182 |
353 441 |
360 593 |
372 975 |
383 585 |
202 339 |
117 053 - 15 675 |
226 438 |
209 440 |
238 195 |
211 349 |
Toelichting op de uitgavenverdeelstaat
De salarissen in het ressort HKKLu zijn in tegenstelling tot de ontwerpbegroting 1999 geheel toegerekend aan de apparaatsuitgaven HKKLu.
De initiële vliegopleidingen die onderdeel uitmaken van de overige personele uitgaven worden toegerekend aan het ressort DOE. De materiële uitgaven die alleen aan TL zijn toe te rekenen, betreffen vooral het belangrijkste deel uitgaven ten behoeve van vliegtrainingen en oefeningen (waaronder de oefeningen Goose Bay en Red Flag). Deze uitgaven worden met de reorganisatie van de topstructuur van de Koninklijke luchtmacht gedecentraliseerd naar het TL-ressort. De materiële uitgaven die uniek aan DOE zijn toe te rekenen betreffen voor het belangrijkste deel de aanschaf van onderdelen voor de helikopters en de vastvleugelige vliegtuigen, vliegtuigonderhoud (inbesteed en uitbesteed) en onderhoud bewapeningsmaterieel en het aandeel van de Koninklijke luchtmacht in het budget voor het Central European Pipeline System (CEPS) en de DPO. Door toerekening van het groot onderhoud aan het ressort DOE, is het aandeel van dit ressort aanzienlijk groter ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999.
De niet specifiek toe te rekenen personele en materiële uitgaven betreffen onder andere uitrustingsgereedschap zoals kleding, tenten en rantsoenen. Hiervan worden hoeveelheden in voorraad gehouden voor het geval ze nodig zijn als eenheden worden uitgezonden. Daar vooraf niet exact is te bepalen welk personeel wordt uitgezonden, zijn deze uitgaven niet toewijsbaar. Voorts zijn hierin opgenomen uitgaven voor onderwijs en opleidingen en onderhoud infrastructuur.
De stalling voor de doelmatigheidsbesparing is het gevolg van de maatregelen uit de Miljoenennota 2000 en de Hoofdlijnennotitie. Het invullen van de concrete maatregelen is afhankelijk van de resultaten van de Taakgroep Taakstelling Defensie en nog niet separaat toe te rekenen aan een luchtmacht ressort.
Artikelonderdeel 05.20.13 Wachtgelden en inactiviteitsgelden
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke luchtmacht. Naast het reguliere wachtgeld worden op dit artikelonderdeel ook de uitgaven voor wachtgelden en uitstroom-bevorderende maatregelen geraamd en verantwoord die voor de Koninklijke luchtmacht uit het Sociaal Beleidskader (SBK) voortvloeien.
De geraamde aantallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving
Eenheid
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Wachtgelden SBK/UBMO burger- |
aantal |
|||||||
personeel |
uitkeringsjaren |
182 |
148 |
136 |
133 |
110 |
78 |
76 |
Reguliere wachtgelden burgerpersoneel |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
110 |
119 |
104 |
87 |
32 |
32 |
||
WAO burgerpersoneel |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
10 |
23 |
36 |
49 |
55 |
55 |
||
Overige wachtgelden burgerpersoneel |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
115 |
27 6 5 4 5 |
5 |
|||||
Wachtgelden SBK/UBMO militairen |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
115 |
88 |
75 |
51 |
33 |
26 |
26 |
|
Werkloosheidsbesluit BBT-militairen |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
193 |
165 |
158 |
124 |
123 |
118 |
118 |
|
WAO militair personeel |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
7 |
22 |
35 |
49 |
55 |
55 |
||
Overige wachtgelden militair personeel |
aantal |
|||||||
uitkeringsjaren |
35 |
79 |
96 |
100 |
98 |
96 |
96 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden excl. uitvoeringskosten Bij: uitvoeringskosten |
x f 1 000 x f 1 000 |
22 562 4 977 |
22 157 3 151 |
21 109 2 895 |
18 986 2 336 |
18 047 2 109 |
16 378 1 994 |
16 343 1 994 |
Totale uitgaven ontwerpbegroting 2000 |
x f 1 000 |
27 539 |
25 308 |
24 004 |
21 322 |
20 156 |
18 372 |
18 337 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
x f 1 000 |
24 029 |
20 294 |
17 567 |
15 905 |
13 594 |
||
Nieuwe mutaties |
x f 1 000 |
1 279 |
3 710 |
3 755 |
4 251 |
4 778 |
Toelichting nieuwe mutaties
Het beleid van de Koninklijke luchtmacht is er op gericht om de instroom in ontslaguitkeringsregelingen Sociaal Beleidskader (SBK), zoveel mogelijk te voorkomen. Aan het einde van het proces van herstructurering en verkleining van de Koninklijke luchtmacht zijn de mogelijkheden voor herplaatsing bij BOT-ers en burgers echter niet in alle gevallen meer aanwezig. Daarnaast blijkt personeel in lagere rangen/schalen, op grond van een beperkte mobiliteit, in de praktijk niet altijd herplaatsbaar. Bij met name ouder personeel doet zich bovendien het probleem voor dat om- en bijscholing op grond van rendement en/of opleidbaarheid niet in alle gevallen mogelijk is. Dit leidt tot een kwalitatieve «mismatch» tussen het functie- en het personeelbestand.
Om haar taken te kunnen uitvoeren dient de Koninklijke luchtmacht te beschikken over voldoende aantallen, gemotiveerd en op de taak berekend personeel. Door verhoogde instroom van burgers en BOT-militairen in ontslaguitkeringsregelingen in de jaren 1999 t/m 2001 kunnen de kwalitatieve effecten van de ontstane «mismatch» tussen functie- en personeelsbestand worden geminimaliseerd en blijven er mogelijkheden bestaan voor aanstelling van nieuw gekwalificeerd personeel.
WAO en Bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid
In verband met de keuze voor eigen risicodragerschap voor de WAO zijn de uitkeringsbedragen – voorzover betrekking hebbend op de eigen-risicoperiode – vanuit beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen overgeheveld.
Uitgaven SociaalBeleidskader
De geraamde uitgaven voor wachtgelden in verband met het Sociaal Beleidskader (SBK) en de Uitstroombevorderende Maatregel Ouderen (UBMO) worden beïnvloed door de lopende en de komende reorganisatie van de Koninklijke luchtmacht. Verdere bijstellingen van de geraamde uitgaven zijn dan ook niet uit te sluiten. Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen te beperken, vooral door het gebruik van de SBK-instrumenten gericht op de tewerkstelling van overtollig personeel van de Koninklijke luchtmacht, zowel binnen als buiten de (rijks)overheid.
In onderstaand overzicht zijn de voorziene uitgaven voor het Sociaal Beleidskader opgenomen. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel van de Koninklijke luchtmacht. De verantwoording van de uitgaven vindt, met uitzondering van de wachtgelden, plaats ten laste van de desbetreffende artikelonderdelen «ambtelijk burgerpersoneel», «militair personeel» en «overige personele uitgaven». De uitgaven van de wachtgelden worden geraamd en verantwoord ten laste van dit artikelonderdeel.
Uitgaven Sociaal Beleidskader (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
om-, her-, bijscholing en outplacement wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel wachtgelden SBK/UBMO militair personeel BDOS plaatsingen militair personeel
400 |
400 |
400 |
400 |
400 |
400 |
400 |
6 513 |
3 961 |
3 543 |
3 361 |
2 956 |
2 705 |
2 705 |
6 561 |
4 754 1 561 |
3 467 4 325 |
2 078 1 082 |
1 276 |
979 |
979 |
Totaal uitgaven Sociaal Beleidskader
13 474
10 676
11 735
6 921
4 632
4 084
4 084
05.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor investeringen in groot materieel en infrastructuur.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen, zowel kwantitatief als kwalitatief en vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel.
Door snelle ingrijpende ontwikkelingen van moderne technologie worden hoge eisen gesteld aan het materieel, met name op de aspecten bescherming, vuurkracht, mobiliteit en precisie. Voor het materieel van de Koninklijke luchtmacht is voor de komende jaren een aantal kwalitatieve en kwantitatieve hoofdaandachtspunten onderkend, te weten verbetering en op termijn vervanging van de F-16, de vervanging van de Alouette III en Bölkow 105 helikopters, van luchtverkenningsmiddelen, communicatiemiddelen en bewapening. Tevens worden automatiserings- en informatiseringsprojecten uitgevoerd waarmee de Koninklijke luchtmacht in haar nieuwe structuur zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Daarnaast worden infrastructuurprojecten uitgevoerd, die noodzakelijk zijn als gevolg van de herstructurering van de Koninklijke luchtmacht, de invoering van de ARBO-wet en milieuwetgeving.
Onderstaand wordt per artikelonderdeel inzicht gegeven in de belangrijkste investeringsprojecten. Aangegeven worden de belangrijkste ontwikkelingen (inclusief Hoofdlijnennotitie), alsmede een nadere specificatie van de grote projecten waarvan de ontwikkeling ten grondslag ligt aan de in de onderstaande tabel opgenomen mutaties.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
556 537 1 457 360 2 221 145 951 507 688 179 47 714 5 000 -5 000 -15 000
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe mutaties:
– MLU F-16 ontwikkeling, productie en inbouw
– MLU F-16 gerelateerde projecten
– Vervanging F-16
– Simulator transporthelikopters
– Diverse modificatie luchttransport
– MLU modificatie e.d. helikopters (o.a. Longbow Apache)
– Vervanging BO-105
– Motortransport materieel algemeen
604 251 1457 360 2 226 145 946 507 673 179
24 480
21541 -11600 -15 000
9 433 75 -242 800 225 725
50 000 40 000
55 000
173 000
150 000
10 670 -20 470 14 481 32 663 42 413
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
t/m 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Integrated Electronic Warfare
Software M3-M4 tape
Naderingsapparatuur GCA systemen (landingsappara-tuur)
MILSATCOM (naar KM) NAFIN (fase 1a, 2 en 3)
Millennium KLUIM MLU lokale transmissie netwerken SAMCCIS (samoc) ATC Radio (alle vliegtuigen) Receiver processor updat ALQ-131 Aanschaf ACRIU NIMICS dase 2 SHORAD Patriot PAC III PIP/Patriot (P DB-5/SD-5) Voorwaarschuwing Stinger ARM IRLLGW ASRAAM Radar LLGW Amraam Vervanging HAWK
Grondverdedigingsmaterieel (EOD behoeften) Infra bouwprogramma Verbetering lucht grondwapens Overige projecten
19 250 91 900
39 500
24 484
12 800
15 500 - 2 900
28 607
31 500
38 600 92 000
74 000
49 600
69 400
11 000
-
-57 100 220 000 281 700
8 100
226100
140 000 118 000 281 700
2 000
30 000
48 600
72 400 |
|
||
12 800 |
8 000 |
||
27 464 |
|
|
1 300 |
130 000
-8 100 45 000
34 500
|
|||
5 902 |
32 911 |
65 |
|
14 600 |
|
10 000 |
10 000 |
11 100 |
|
||
94 523 |
|
|
-93 010 |
80 700
3 750
44 293
Totaal van de nieuwe verplichtingenmutaties
34 786 - 370 699 - 1 006 587 - 359 380
12 019
Stand ontwerpbegroting 2000
1386 425 199 234 569 465 1086 661 1219 558 587 127 661160 886 389
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
629 132
90 408 258 412 493 105 553 411 266 427 300 021 402 226
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002 2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
577 630 657 889 745 111 115 317 -10 600 -3 200
744 972 1 098 288 - 40 000 - 36 600
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: verwerking Hoofdlijnnotitie en overige taakstellingen – verkleinen en vertragen
SHORAD – herfaseren MLU
F-16 (incl.
gerelateerde projecten) – vertragen naderingsappara-tuur – verkleinen en vertragen verbetering lucht-grond wapens – verkleinen en vertragen inbouw MLU-kits – vervanging
BO-105 – aanpassing project AMRAAM Overige bijtellingen: – MLU F-16
ontwikkeling,
productie en inbouw – MLU F-16
gerelateerde projecten – Vervanging F-16 – Simulator transporthelikopters – MLU modificatie
e.d. helikopters
(o.a. Longbow
Apache) – Motortransport materieel algemeen – Overig transportmaterieel
(brandweer en containers) – Vervanging
Orpheus LVS – Integrated
Electronic
Warfare – Target handover system
692 947 647 289 741 911
704 972 1 061 688
105 541
3 296 2 645
51 500 - 20 000
57 400
7 700
4819 -4300
4 000 - 7 000
1 100
3 399 33 070
17 077 - 1 751
11 000
2 611 19 071
21 000
24 000 - 27 600
-
-2 500
90 000 60 000
40 000 - 128 300
14 400
33175
12 000
17 387
22 175
10 000
60 000
6 083 |
|
4 913 |
|
27 579 |
2 363 |
|
3 620 |
11 095 |
5 350 |
|
-7 950 |
|
|
|
29 |
|
-8 300 - 5 000 |
20 000 - 5 000 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Software M3-M4 tape
Naderingsapparatuur GCA systemen (landingsappara-tuur)
MILSATCOM (naar KM) NAFIN (fase 1a, 2 en 3)
Millennium KLUIM
Automatisering/informatievoorziening Mode S
grondapparatuur MLU lokale transmissie netwerken NIMICCS CRIAP (mobiel MSG-systeem) SAMCCIS (samoc) ATC Radio (alle vliegtuigen) Receiver processor updat ALQ-131 SHORAD Patriot PAC III Patriot (P DB-5/SD-5) Voorwaarschuwing Stinger ARM IRLLGW ASRAAM Radar LLGW Amraam Verbetering lucht grondwapens
Grondverdedigingsmaterieel (EOD behoeften) infra bouwprogramma Overige projecten
|
|
|
|
|
-34 100 |
9 500 |
30 000 |
||
50 |
|
|
|
|
|
-4 600 |
|
|
|
1 100 |
|
43 300 |
|
|
12 800 |
8 000 |
|||
5 900 |
8 600 |
|
1 200 |
1 200 |
700 |
-7 000 |
13 300 7 000 |
21 700 |
7 923
9 700
300
300
|
|
|
|
|
1 000 |
-3 600 5 000 |
-700 - 105 500 |
1 400 |
2 000 50 000
|
5 198 |
2 144 |
11 571 |
9 000 |
|
-315 |
-800 |
|
5 800 - 25 000 |
|
5 500
28 903 |
||||
|
||||
2 782 |
|
|
-8 199 |
|
14 600 |
|
10 000 |
10 000 |
|
67 456 |
|
8 924 |
23 250 |
|
Totaal van de nieuwe uitgavenmutaties |
|
|
-181 419 |
|
-213 001 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
997 122 |
673 593 |
389 926 |
560 492 |
635 438 |
848 687 |
821 103 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
452 474 305 663 176 941
254 340 288 349 385 117 372 600
Artikelonderdeel vliegtuigmaterieel
Bedragen x f 1000
Verplichtingen
Uitgaven
1998 1999 2000 1998
1999 2000
2001
2002 2003
2004
Vliegtuigmaterieel
126 755 115 720 36 270 526 785 236 983 71418 130 680 185 004 183 591 211888
De uitgaven ten laste van dit artikelonderdeel betreffen voor een belangrijk deel de uitgaven voor de instandhouding van de F-16 vliegtuigen. In 1993 is besloten dat 138 F-16 vliegtuigen een Mid Life Update (MLU) krijgen, zodat deze in ieder geval tot 2010 operationeel en technisch op hun taak berekend blijven. De uitgaven op dit artikelonderdeel zijn verbonden aan de MLU-ontwikkeling en de aanschaf en inbouw van de modificatiepakketten. In de periode tot en met 2001 zal de aandacht voornamelijk gericht zijn op de aanschaf en de inbouw van de MLU-kits in de Nederlandse F-16’s, daarna vooral op het «up to date» houden van de operationele capaciteiten van de F-16.
Tevens komen ten laste van dit artikelonderdeel de uitgaven die bestemd zijn voor de projecten die een nationale aanvulling zijn op de MLU F-16. Dit betreft onder meer de aanschaf van nachtzicht- en laserdoelaan-stralingsapparatuur. Voorts worden de uitgaven geraamd in het kader van de ontwikkeling en de verwerving van een vervanger voor de F-16. Ook worden op dit artikelonderdeel de uitgaven geraamd die voornamelijk betrekking hebben op de aanschaf en modificatie van de overige (transport)vliegtuigen en de uitgaven voor de verwerving van simulatiecapaciteit ten behoeve van de transporthelikopters. De jaarlijks fluctuerende uitgaven worden hoofdzakelijk bepaald door contractueel vastgelegde betalingsschema’s, die afgestemd zijn op de produktievoortgang bij de leveranciers.
De projecten MLU-ontwikkeling, produktie en inbouw, MLU gerelateerde projecten, vervanging F-16, simulator transporthelikopters, diverse modificaties luchttransport, Apache Longbow (Rader and Missiles) en vervanging Bo-105 en Al III worden onderstaand nader toegelicht.
Project MLU (Mid Life Update)-ontwikkeling, productie en inbouw
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
MLU ontwikkeling, productie en inbouw |
|
25 500 |
403 753 |
168 385 |
20 405 |
85 840 |
29 942 |
De operationele capaciteit en de inzetmogelijkheden van de F-16 gevechtsvliegtuigen worden verbeterd door het uitvoeren van het Mid Life Update (MLU) programma. Als gevolg van het opheffen van het 306 Squadron, als onderdeel van de maatregelen uit de Hoofdlijnennotitie, wordt het MLU-programma bij minder F-16 vliegtuigen uitgevoerd. Daarnaast is de betalingsreeks voor het project MLU F-16 productie en inbouw geherfaseerd. Vanwege de genoemde factoren zijn zowel de uitgaven- als de verplichtingenraming voor het project MLU F-16 productie en inbouw bijgesteld.
Project MLU (Mid Life Update) gerelateerde projecten
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
MLU gerelateerde projecten |
2 190 |
7 400 2 500 |
71 832 |
46 200 |
43 200 |
16 000 |
Als onderdeel van de nationale aanvulling MLU is het project nachtzicht-en laserdoelaanstralingsapparatuur geherfaseerd. Dit heeft geleid tot mutaties ten opzichte van de vorige begroting. De totale financiële omvang van dit project is f 186,6 miljoen (inclusief infrastructuur en Night Vision Goggles) waarvan f 21,0 miljoen in voorgaande jaren reeds is betaald. Bovenstaande tabel geeft het totaal (waaronder diverse kleine projecten en het project Helmet Mounted Display) dat in de begroting is opgenomen voor MLU gerelateerde projecten.
Project Vervanging F-16
Na uitvoering van het MLU-programma zal de F-16 operationeel en technisch nog enige jaren in staat zijn als een volwaardig en modern gevechtsvliegtuig te kunnen opereren. Na 2010 zal, door de evoluerende dreiging en technische veroudering, de effectiviteit gaan afnemen. Om deze reden is het noodzakelijk dat de F-16 wordt vervangen. Om vanaf 2010 mee te kunnen doen in een vervangingsproject voor de F-16, participeert Nederland als «limited cooperative partner» in het Joint Strike Fighter (JSF)-project. Op dit moment bevindt dit project zich in een (voor)studiefase. Eind 2000 zal moeten worden besloten of Nederland ook aan de volgende fase, de Engineering & Manufacturing Development (EMD)- fase, zal deelnemen.
Project Simulator transporthelikopters
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Simulator transporthelikopters |
40 000 |
428 |
5 000 |
13 000 |
12000 |
10 000 |
Indien geen simulatorcapaciteit voor transporthelikopters (TH’s) voorhanden is, zullen specifieke trainingsaspecten, met name (vlieg)veiligheids-aspecten, zoals noodprocedures, zoveel mogelijk tijdens het vliegen met helikopters moeten worden geoefend. Sommige procedures kunnen in het geheel niet worden geoefend. Aangezien dit een extra druk op het oefen- en vliegprogramma legt en derhalve de mogelijkheden voor de overige trainingen en oefeningen beperkt, moet voor de specifieke trainingsaspecten simulatiecapaciteit worden verworven. Dit project bevindt zich in de (voor) studiefase. Inmiddels is duidelijk geworden dat een dergelijke simulator pas na 1999 beschikbaar zal komen. Daarom zijn de fondsen zodanig gepland dat een meer realistische kasgeldreeks in de plannen is opgenomen. De verwachting is dat er voor dit project een verplichting wordt aangegaan in 2000.
Project Diverse Modificaties Luchttransport
Door operationele en technische veroudering en wijzigingen in de regelgeving zullen op termijn modificaties aan de luchttransportvloot noodzakelijk zijn. De voorziene modificaties voor 2003 en 2004 bleken zodanig afgedekt met fondsen, dat een deel van de reserveringen kan worden geherfaseerd. Voorzien is dat vanaf 2006 structureel fondsen nodig zijn voor het kunnen uitvoeren van modificaties. Deze fondsen zijn derhalve opgenomen in de ramingen voor 2006 en verder.
Project Apache Longbow (Radar and Missiles)
Vanaf het jaar 2003 wordt voorzien in de uitbreiding van een aantal Apache wapensystemen met de Longbow modificatie en de aanschaf van bijbehorende radargeleide Hellfire raketten. Dit betekent een capaciteitsverbetering van de helikopters en verhoogt de overlevingkansen.
Project Vervanging Bo-105 en Al III
De in de inventaris van de Koninklijke luchtmacht aanwezige Bölkow-105 en Allouette III Light Utility Helicopters (LUH) zijn verouderd. Voorzien is dat deze helikopters worden vervangen door een beperkt aantal nieuwe helikopters. Voor de verwerving van de nieuwe helikopters is totaal f 150 miljoen gereserveerd. De verplichting voor de verwerving van een nieuw type zal naar verwachting in 2001 worden aangegaan.
Artikelonderdeel Vervoermiddelen
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Vervoermiddelen |
8 561 |
37 279 74 325 |
36 493 |
18 666 |
19 886 |
45 624 |
47 007 |
68 514 |
71 919 |
De uitgaven op dit artikelonderdeel betreffen de aanschaf en bedrijfsmatige vervanging van voertuigen. Hierbij wordt altijd gekeken naar de mogelijkheid om de voertuigen op kosteneffectieve wijze te renoveren in plaats van te vervangen. Aangezien veel voertuigen oud zijn, maar relatief weinig gereden hebben, zijn daar regelmatig mogelijkheden toe. In beginsel wordt de vervanging of renovatie van voertuigen in samenwerking met de Koninklijke landmacht gedaan. Voorbeelden van deze samenwerking zijn de voertuigen ten behoeve van de interne- en externe logistiek van de THGKLu en de verwerving van gepantserde voertuigen (onder andere van de Explosieven Opruimings Dienst). Daarnaast geschiedt de vervanging van «standaard» vrachtwagens en personenauto’s in nauwe samenwerking met de Koninklijke landmacht. Alleen luchtmacht-specifieke voertuigen worden door de Koninklijke luchtmacht zelf verworven. Een voorbeeld is de verwerving van nieuwe vliegtuigbrandbestrijdingsvoertuigen ter vervanging van de verouderde bestaande voertuigen. In dit project worden tevens enkele vliegtuigbrand-bestrijdingsvoertuigen ten behoeve van de Koninklijke marine verworven. De mutaties op de reeks Motortransport Materieel Algemeen en Overig Transportmaterieel zijn een gevolg van het leggen van de prioriteit bij het realiseren van de Reaction Force behoefte aan voertuigen en van het oplijnen van de behoefte voor de THGKLu en de daaraan gerelateerde samenwerking met de 11e Luchtmobiele Brigade.
Project Motortransportmaterieel (Algemeen)
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Motortransportmaterieel |
2 141 |
36 493 41 880 |
19 840 |
10 562 |
18 041 |
41 054 |
34 962 |
65 014 |
59 969 |
Project Overig transportmaterieel (Brandweermaterieel en bedrijfsmatige vervanging containers)
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Overig transportmaterieel |
6 420 |
786 37 445 |
16 653 |
8 104 |
1 845 |
4 570 |
12 045 |
12 300 |
11 950 |
Artikelonderdeel Elektrisch en elektronisch materieel
Bedragen x f 1000
Verplichtingen
Uitgaven
1998 1999 2000 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Elektrisch en elektronisch materieel
80 813 180 005 371866 119 115 166 342 94 954 153 206 153 480 228 079 173 841
Onder dit artikelonderdeel vallen de uitgaven voor elektrisch en elektronisch materieel ten behoeve van systemen voor grond- en verbindingsap-paratuur. In de ramingen is rekening gehouden met het NAFIN-project. Binnen dit artikelonderdeel zijn tevens fondsen opgenomen voor realisatie van het project KLUIM, alsmede ten behoeve van het oplossen van de Millenniumproblematiek.
Ook de vervanging van het verouderde luchtverkenningssysteem (Orpheus) van de F-16 is in dit artikelonderdeel geraamd. Voorts is een aantal met de modernisering van de F-16 samenhangende projecten op dit artikelonderdeel geraamd, zoals Digital Electronic Engine Control (DEEC). Bij de modernisering van de F-16 komen ook systemen aan de orde die enerzijds de zelfbescherming van de F-16 verbeteren en anderszins de werkdruk van de vlieger verlichten. Onder deze systemen vallen het Integrated Electronic Warfare Management System (IEWMS) en het Missile Approach Warning System (MAWS). MAWS waarschuwt tegen de nadering van infraroodraketten.
Vanaf 2002 zijn uitgaven geraamd ten behoeve van een nieuwe bunker voor het AOCS Nieuw Milligen. Het huidige LTN (Lokale Transmissie Netwerken) wordt opgewaardeerd naar Euro ISDN, de capaciteit wordt uitgebreid en de koppelingen met NAFIN worden gedigitaliseerd. Andere projecten die onder dit artikelonderdeel worden geraamd en verantwoord zijn Mode S apparatuur (ten behoeve van de verbetering van de informatie-uitwisseling tussen vliegtuigen en de luchtverkeersbeveiliging), MIDS (datacommunicatie-apparatuur voor vliegtuigen), NIMICS (aanpassingen van het lokale communicatiesysteem van het Air Operations Control Station (Nieuw Milligen) en UHF-grondapparatuur (ten behoeve van radioverbindingen met vliegtuigen). Deze projecten worden onderstaand nader toegelicht.
Project Vervanging luchtverkenningsysteem (LVS)
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Vervangings LVS |
57 |
200 199 600 |
321 |
1 250 |
36 900 |
40 000 |
49 000 |
59 300 |
De Koninklijke luchtmacht beschikt voor de uitvoering van de luchtverkenningstaak over het Orpheus systeem, dat technisch en operationeel is verouderd. Zolang de vervanging niet is gerealiseerd, kent de Koninklijke luchtmacht beperkingen bij het leveren van «near real time» informatie voor politieke en militaire doeleinden. De bedrijfsmatige vervanging van het systeem door een luchtverkenningssysteem (LVS) met «near real time» capaciteiten en de daarbij behorende grondstations, is in de begroting opgenomen. Vanwege vertraging als gevolg van het later beschikbaar komen van de benodigde apparatuur voor een nieuw luchtverkenningssysteem van de F-16 zijn zowel de verplichtingen als de uitgaven geherfaseerd. De benodigde fondsen zijn nu gepland in 2000–2005. Als gevolg hiervan moet het Orpheus systeem langer worden gebruikt. De totale projectomvang blijft gehandhaafd op f 203,8 miljoen.
Project IEWMS (Integrated Electronic Warfare Management System)
Het opereren met de F-16 in gebieden met een grote dreiging noodzaakt tot het gebruik van elektronische oorlogsvoeringsmiddelen. De bediening hiervan vergroot de werklast van de vliegtuigbemanningen. Dit kan de uitvoering van de opgedragen missies negatief beïnvloeden en de vliegveiligheid in gevaar brengen. Om dit negatieve effect te minimaliseren, wordt de noodzaak onderkend om te beschikken over systemen (IEWMS) die de werklast als gevolg van de bediening van elektronische oorlogsvoeringsmiddelen zo klein mogelijk houden. Een IEWMS integreert de verschillende elektronische oorlogsvoeringsmiddelen en vermindert zo de werklast voor vliegers. Op dit moment zijn deze systemen niet beschikbaar zodat de fondsen moesten worden geherfa-seerd. Daarnaast zijn de fondsen naar beneden bijgesteld als gevolg van het opheffen van het 306 Squadron.
Project Automatic Target Handover System (ATHS)
In de plannen van de Koninklijke luchtmacht waren fondsen gereserveerd voor het automatisch overdragen van doel-informatie van en door F-16 jachtvliegtuigen. Met de uitvoering van het MLU-programma beschikt de F-16 over een dergelijke, zij het meer beperkte, capaciteit. Mede gelet op een door te voeren prioriteitsstelling is besloten af te zien van een separaat systeem ten behoeve van Target Handover.
Project Software M3/M4-tape
Om met de F-16 te kunnen blijven opereren is het noodzakelijk om onderhoud te plegen aan de software van de F-16. Daarnaast zijn software-aanpassingen noodzakelijk om met de MLU F-16 en het gewijzigde wapenpakket te kunnen opereren. Aangezien het een aanpassing/modificatie betreft van een bestaand systeem, zijn de gereserveerde fondsen voor deze software aanpassingen nu onder de materiële exploitatie gebracht. Dientengevolge leidt dit tot een neerwaartse mutatie op het investeringsartikel.
Project Naderingsapparatuur
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Naderingsapparatuur |
92 000 |
100 |
20 000 |
41 900 |
30 000 |
Dit project betreft de vervanging van de huidige verouderde rondzoek-radars van de vliegbases, die zorgdragen voor de zogenaamde «Sector Approach» (SAPP) van vliegtuigen. Een gewijzigde prioriteitstelling heeft geleid tot herfasering van de verplichtingen en uitgaven voor het project Naderingsapparatuur, die deels is aangewend voor de invulling van de taakstelling uit de Hoofdlijnennotitie. Een deel van de gereserveerde fondsen is verschoven van 2000 en 2001 naar 2002 en 2003. Thans wordt reeds een studie terzake uitgevoerd.
Project Landingsapparatuur (GCA systemen/MLS)
Op het moment dat vliegtuigen met de laatste fase van een vlucht bezig zijn (Final Approach, FAPP) worden zij hierbij ondersteund door landings-apparatuur. De huidige bij de Koninklijke luchtmacht in gebruik zijnde systemen, de Precision Approach Radars (PAR), zijn dusdanig verouderd dat zij dienen te worden vervangen. Hiervoor zijn in het verleden reeds fondsen opgenomen. Voor de verwerving van een «Instrument Landing System» (ILS) zijn de voor de vervanging PAR gereserveerde fondsen verminderd en geherfaseerd.
Project MILSATCOM (diverse sensorsystemen)
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
MILSATCOM |
1 021 |
2 010 |
1 000 |
2 000 |
Dit project is gericht op het verkrijgen van militaire satellietcommunicatiecapaciteit. Het project wordt als SSM/SSP-project geleid door de Koninklijke marine. De door de Koninklijke luchtmacht geraamde en opgenomen fondsen zijn overgeheveld naar de Koninklijke marine als gevolg van de Hoofdlijnennotitie. De gereserveerde fondsen voor de jaren 2003 en 2004 zijn ter dekking van de meeruitgaven die vooralsnog bij de Koninklijke luchtmacht staan geparkeerd.
Project NAFIN
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
NAFIN |
1 437 |
31 600 52 100 |
6 870 |
21 400 |
37 200 |
55 800 |
NAFIN beoogt de realisatie van een geïntegreerd telecommunicatienetwerk ten behoeve van de gehele defensie-organisatie. De structuur bestaat uit drie lagen: een transmissielaag, een schakellaag en een dienstenlaag. Het netwerk vervangt alle bestaande interlokale statische communicatienetwerken ten behoeve van spraak- en datacommunicatie. Het project wordt als SSM/SSP-project door de Koninklijke luchtmacht geleid. Er zijn tot 2001 fondsen geraamd voor NAFIN. Als gevolg van een gewijzigde technische invulling van NAFIN is het project geherfaseerd.
Project Millennium
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Millennium |
8 000 |
20 900 |
8 000 |
16 800 |
8 000 |
Om de millenniumproblematiek bij de Koninklijke luchtmacht op te lossen is het project ONTIME ingericht. Het project dient in eerste instantie de hier bedoelde problematiek te inventariseren om deze vervolgens op te lossen. De milleniumproblematiek is niet alleen beperkt tot de ICT-systemen; ook software in wapensystemen, waaronder de «embedded software», wordt meegenomen in het project. Daar verschillende activiteiten in 1998 niet konden worden afgerond, zijn de benodigde fondsen doorgeschoven naar 1999 en 2000. Voor de activiteiten in het kader van de milleniumproblematiek is voor 1999 en 2000 respectievelijk f 16,8 miljoen en f 8 miljoen geraamd.
Project KLUIM
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
KLUIM |
14 612 |
91 600 26 600 |
15 326 |
55 000 |
48 100 |
24 000 |
11 200 |
1 200 |
Dit project heeft tot doel het aanleggen van een voor de luchtmacht kenmerkende ICT-architectuur op de onderdelen om administratieve en operationele informatie binnen de onderdelen van de Koninklijke luchtmacht te distribueren. Tevens zal KLUIM voorzien in de koppeling naar NAFIN om zo landelijke koppelingen te realiseren. De uitvoering van dit project heeft een hoge prioriteit aangezien de realisatie van een gestandaardiseerde ICT-middenlaag de ruggegraat vormt voor de verdere herstructurering van de informatievoorziening. Daarnaast wordt met dit project in belangrijke mate bijgedragen aan de oplossing van de millenniumproblematiek. De realisatie van KLUIM loopt tot 2003. Een nadere prioriteitsstelling in het project KLUIM heeft geleid tot een herfasering en een bijstelling van het project.
Project ModeSapparatuur
In het kader van de European Air Traffic Control Harmonization and Integration Program (EATCHIP) is besloten dat Mode S (datacommunicatiesysteem voor de uitwisseling van vluchtgegevens) in de vliegtuigen en de grondapparatuur moet worden ingevoerd. Aangezien de Koninklijke luchtmacht verplicht is de internationale regelgeving te volgen, zijn hiervoor fondsen opgenomen (2001–2003). Nadere informatie over de verplichting om mode S in te voeren heeft geleid tot het herfaseren van het project.
Project MLU Lokale Transmissie Netwerken
Begin jaren ’90 is bij onderdelen van de Koninklijke luchtmacht het Lokaal Transmissie Netwerk (LTN) ingevoerd. Inmiddels zijn de ontwikkelingen in de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan tele- en datacommunicatie zodanig, dat het LTN systeem is verouderd. Om het LTN geschikt te maken voor het Euro-ISDN (koppeling naar civiele netwerken) en om de capaciteit naar NAFIN te vergroten en te digitaliseren (wat leidt tot verlaging van de kosten naar NAFIN) is het noodzakelijk het LTN op te waarderen (Mid Life Update LTN). Op deze wijze wordt tevens de levensduur van het LTN verlengd en kan de vervanging van het LTN worden uitgesteld tot na 2009. Als gevolg van de vertraging in het verwervingsvoorbereidingstraject, is het noodzakelijk het project te herfaseren en bij te stellen. Hierdoor zijn fondsen overgeheveld van 1999 naar 2001. De verplichting voor de MLU LTN zal worden aangegaan in 1999.
Project Nationale C2-component
Het Meldings- en Gevechtsleidingssysteem ACCS voorziet in de aansluiting van het AOCS Nieuw Milligen op het Navo-breed te implementeren Air Command and Control System (ACCS). De voorziene implementatie van het ACCS en met name de mobiele component leidt ertoe dat het project wordt geherfaseerd.
Project Receiver Processor ALQ 131
Met het in de Hoofdlijnennotitie voorgenomen opheffen van het 306 Squadron en het afstoten van 18 F-16 jachtvliegtuigen is de totale omvang van de behoefte aan gemoderniseerde receiver/processors ALQ 131 afgenomen. Door de vertraagde invoering van de ARM’s is de behoefte aan de gemoderniseerde receiver/processors van de ALQ 131 meer urgent. Bij de fasering is voorrang gegeven aan de invulling van de Reaction-Force-behoefte. De verplichtingen zullen daarom eerder worden aangegaan in 2003.
Project NIMICS fase 2
Het project NIMICS fase 2 omvat diverse aanpassingen aan het lokale AOCS C3-systeem. Omdat de benodigde aanpassingen aan de lokale systemen niet los kunnen worden gezien van en beïnvloed worden door de invoering van het nationale deel van het ACCS, is een wijziging op de fasering noodzakelijk. De fondsen zijn gelijk verdeeld over 2003 en 2004.
Artikelonderdeel Bewapeningsmaterieel
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Bewapeningsmaterieel |
37 519 |
38 027 307 946 |
42 747 |
33 651 |
18 426 |
56 223 |
93 401 |
181 399 |
118 917 |
Bewapeningsprojecten, zoals de modificatie van het luchtverdedigingssysteem Patriot (voornamelijk voor het bereiken van een betere capaciteit tegen tactisch ballistische raketten), de gezamenlijk met de Koninklijke landmacht te verwerven SHORAD-systemen (voor de vervanging van de HAWK PIP II systemen voor de vliegbases), de verbetering/vervanging van de HAWK-systemen van TRIAD-eenheden en Stinger Manpad en Stinger voorwaarschuwingssystemen zijn bepalend voor de uitgaven op dit artikelonderdeel.
Project SHORAD
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
SHORAD |
20 000 |
50 000 |
26 000 |
Een voornemen uit de Hoofdlijnennotitie is het SHORAD project in omvang te verkleinen en te temporiseren. De fondsen zijn nu gereserveerd voor de periode 2002–2006. Omdat de Operationele Luchtverdedigingseenheden (OLVD) van de Koninklijke luchtmacht, waar de SHORAD onderdeel van is, en de Luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke landmacht zullen worden gecoloceerd en geïntegreerd op de GGW De Peel, zal dit project, nog meer dan voorheen, in nauw verband met de Koninklijke landmacht worden gerealiseerd. De invulling van het project hangt samen met het door de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht op te richten Joint Air Defence Centre (JADC).
Project Patriot PAC III
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Patriot PAC III |
281 700 |
5 000 |
21 000 |
50 600 |
100 900 |
61 200 |
Om de capaciteit van het Patriot-systeem tegen Tactisch Ballistische Raketten (TBM’s), kruisraketten en laagvliegende kleine doelen te verbeteren, wordt het Patriot-systeem aangevuld met PAC-III missiles en extra launchers. Omdat de contractonderhandelingen van de Amerikaanse overheid met de industrie en het daaraan gekoppelde realisatietraject resulteren in vertraging van het PAC-III project, zijn de opgenomen reeksen aangepast. In 2000 zullen de eerste betalingen worden gedaan. In eerste instantie zal een hoeveelheid raketten worden verworven die is afgestemd op de Reaction-Force-behoefte.
Door middel van een audit is vastgesteld dat het project PAC III goed wordt beheerst en de regelgeving in voldoende mate wordt nageleefd.
Project Patriot modificaties
Gelet op de steeds verder gaande samenwerking met de Vereningde Staten en Duitsland is het noodzakelijk modificaties op het Patriotsysteem uit te voeren, zoals die ook door de bondgenoten worden uitgevoerd. Deze modificaties staan bekend als PDB (Post deployment Build-up)/SD (Sweepdown)-modificaties en omvatten zowel software als hardware modificaties. In de plannen zijn hiervoor fondsen opgenomen. Tot 2002 loopt het PDB5/SD5 programma. Dit modificatieprogramma heeft als doel te voorzien in een groter en verbeterd detectiebereik van met name kleine en laagvliegende doelen. Hiermee wordt het systeem voorbereid op de PAC-III standaard. De vertraging in het PAC-III programma heeft tot gevolg dat fondsen zijn geherfaseerd. Daarnaast heeft er een herfasering in latere jaren plaatsgevonden van andere modificaties.
Project Stinger (voorwaarschuwing, MANPAD, simulator)
Om de effectiviteit van Stinger-teams te vergroten, zijn Stinger-projecten in de plannen opgenomen. Deze projecten voorzien in een simulator en in voorwaarschuwingsradars voor de Stinger-teams. Daarnaast is een uitbreiding van het aantal Stinger-systemen voorzien. Analoog aan de situatie bij de vliegtuigbewapening en de Patriot, wordt de nadruk gelegd op de invulling van de Reaction-Force behoefte. Hierdoor zijn de gereserveerde fondsen geherfaseerd.
Artikelonderdeel Springstoffen en munitie
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Springstoffen en munitie |
371 |
5 321 133 400 |
40 158 |
31 667 |
409 |
1 900 |
1 000 |
31 900 |
60 000 |
Dit artikelonderdeel betreft het kwalitatief en kwantitatief op peil houden van de oorlogsvoorraad munitie, bommen en raketten voor met name de F-16 vliegtuigen. Daarnaast zijn de behoeften op het gebied van Explosieven Opruiming op dit artikelonderdeel geraamd. Bij de modernisering van de bewapening van de F-16 is de aanschaf van moderne precisie-wapens, die een onbedoelde schade kunnen voorkomen. Hieronder vallen de lasergeleide bommen en de Maverick voor grondaanvallen. Daarnaast zullen op termijn, voor de zelfbescherming van de F-16, Anti Radiation Missiles (ARM’s) worden verworven waarmee vijandelijke luchtverdedigingsradars kunnen worden uitgeschakeld. Voor luchtverdedigingstaken en zelfbescherming tegen vijandelijke vliegtuigen is de verwerving gepland van Infra Rood Lucht Lucht Geleide Wapens (ASRAAM). Voor de AH-64D bewapende helikopters zal vanaf 2004 een aanvulling op de aanwezige bewapening worden verworven.
Project ARM (Anti Radiation Missiles)
Om de F-16 te beschermen tegen de radar van Grond-Lucht geleidewapensystemen zullen op termijn ARM’s worden verworven. Als gevolg van de prioriteitsstelling, de invoering van de MLU F-16, de herschikking van de fotoverkenningstaak en de invoering van een nieuw luchtverken-ningssysteem, wordt de invoering van de ARM’s uitgesteld tot na 2004.
Project IRLLGW (Infra Rood Lucht-Lucht Geleide Wapens)/ASRAAM (Advanced Short Range Air-to-Air Missile)
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
IRLLGW/ASRAAM |
24 500 |
30 000 |
De voorraad Infra Rood Lucht-Lucht Geleide Wapens bestaat uit verschillende typen wapens van uiteenlopende kwaliteit, die aan een geleidelijke vervanging toe zijn. Het opereren met kwalitatief mindere IRLLGW’s en het ontbreken van het «helmet mounted cueing system» waarmee IRLLGW’s onder een groter bereik (kijkhoek) kunnen worden afgeschoten, beïnvloedt de effectiviteit waarmee luchtverdedigingstaken kunnen worden uitgevoerd. Op grond van technologische ontwikkelingen is het geplande invoeringstijdstip van het project Infra Rood Lucht-Lucht Geleide Wapens met één jaar vertraagd. Als gevolg van de in de Hoofdlijnennotitie geschetste opheffing van het 306 Squadron is het project tevens in omvang verkleind. Hierdoor zullen in 2002 de verplichtingen voor de verwerving van een eerste serie ASRAAM raketten worden aangegaan. De eerste serie kent een omvang van f 104,5 miljoen. Een tweede serie ASRAAM-raketten zal worden verworven na 2004.
Project RADAR LLGW AMRAAM
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
LLGW/AMRAAM |
3 593 |
32 891 |
30 200 |
800 |
Initieel zou het middellange afstand Lucht-Lucht Geleide wapen AMRAAM in twee series worden geworven en ingevoerd. De eerste serie is afgestemd op de behoefte van de RF-squadrons en wordt vanaf medio 1998 ingevoerd. De laatste AMRAAM-raketten van de eerste serie zullen medio 2000 worden afgeleverd. Voor de aanvulling van de AMRAAM-raketten waren vanaf 1999 tot en met 2004 fondsen opgenomen. Naar aanleiding van het opheffen van het 306 Squadron, als onderdeel van de maatregelen uit de Hoofdlijnennotitie, en een nadere prioriteitsstelling, wordt afgezien van een tweede serie AMRAAM-raketten in de planperiode.
Project Vervanging HAWK
Als gevolg van prioriteitstelling bij het project «Verbetering/vervanging HAWK» is de aan te gane verplichting in het jaar 2001 vertraagd naar 2004.
Project Verbetering Lucht-Grond Bewapening
Als gevolg van de eisen die momenteel aan de Lucht-Grond Bewapening worden gesteld, is het noodzakelijk dat wapens worden verworven die met grote precisie, onder uiteenlopende weersomstandigheden, vanaf grote afstand kunnen worden ingezet. Inzet van deze wapens zal onbedoelde schade («collateral damage») beperken. Momenteel beschikt de Koninklijke luchtmacht slechts over een beperkt aantal van deze wapens. Om de bestaande situatie te verbeteren, zal in 2000 een verplichting worden aangegaan om in 2001 «laser guidance kits» ten behoeve van de bestaande munitie te verwerven. Voor de langere termijn zijn fondsen gereserveerd voor nieuwe Lucht-Grond Bewapening die voldoet aan de gestelde operationele eisen. Ter gedeeltelijke invulling van de taakstellingen is dit project in omvang en fasering aangepast.
Project Passieve Verdediging (voorheen: EOD-behoeften)
Voor passieve verdediging (waaronder de EOD-behoeften) zijn fondsen opgenomen. Omdat bij de passieve verdediging eerst de Reaction Force (RF)-behoefte wordt ingevuld, is de bestaande reeks aangepast aan de RF-behoefte. Hoewel binnen de totaalreeks de EOD-behoefte naar boven is bijgesteld, zijn de bijstellingen op de andere projecten zodanig dat de totale reeks voor passieve verdediging neerwaarts is bijgesteld en geherfaseerd.
Artikelonderdeel Overig materieel
Bedragen x f 1000 |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Overig materieel |
16 552 |
19 667 13 555 |
25 100 |
12 784 |
11 992 |
15 672 |
11 502 |
11 202 |
11 604 |
In algemene zin worden de uitgaven op dit artikelonderdeel bepaald door projecten (zoals de vervanging van werkplaats- en gronduitrustingen) met een geringe financiële omvang, die een bedrijfsmatig karakter hebben. Daarnaast worden vervangingen, aanpassingen en verbeteringen van met name werkplaats- en gronduitrustingen ingegeven door de Arbo- en Milieuwetgeving. De verplichtingen hiervoor zijn nagenoeg gelijk aan de jaarlijkse uitgaven.
Artikelonderdeel Infrastructuur
Bedragen x f 1000
Verplichtingen
Uitgaven
1998 1999 2000 1998
1999 2000
2001
2002 2003
2004
Infrastructuur
182 173 173 446 149 299 206 724 173 500 172 841 157 187 144 044 144 002 172 934
Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor renovatie en nieuwbouw van infrastructurele voorzieningen ten behoeve van de Koninklijke luchtmacht. De investeringen als gevolg van eisen die de milieuwetgeving stelt, worden ook op dit artikel geraamd en verantwoord. De behoefte aan nieuwbouw wordt onder meer bepaald door de herstructureringsmaatregelen binnen de Koninklijke luchtmacht.
De opdracht voor de realisatie van deze behoeften wordt vervat in het Behoefteplan Nieuwbouw Koninklijke luchtmacht (BPNKLu). De omvang van het BPNKLu is met de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) afgestemd op de beschikbare verwerkingscapaciteit. Op dit artikelonderdeel worden tevens de DGW&T-apparaatsuitgaven, de geluidszonering en de uitgaven voor milieumaatregelen geraamd en verantwoord. In de Novemberbrief van 1994 is het beleid van het ministerie van Defensie ten aanzien van milieumaatregelen uiteengezet. Budgettair is het beleid binnen de Koninklijke luchtmacht ingevuld. Ten behoeve van de herstructurering van de Koninklijke luchtmacht heeft een nadere prioriteitstelling binnen de infrastructuurbehoeften plaatsgevonden.
-
06.BELEIDSTERREIN KONINKLIJKE MARECHAUSSEE
Algemeen
De uitgaven bij het beleidsterrein Koninklijke marechaussee zijn binnen het artikel 06.20 Personeel en materieel als één ressort (inclusief wachtgelden) opgenomen. Het artikel 06.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur completeert de begroting van de Koninklijke marechaussee.
De totale geraamde uitgaven van het beleidsterrein Koninklijke marechaussee voor de jaren 1998 tot en met 2004 zijn als volgt te specificeren:
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Uitgaven 06.20 Personeel en materieel 06.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur |
426 753 48 494 |
464 416 54 319 |
464 911 38 446 |
464 958 54 430 |
469 345 53 266 |
468 347 51 309 |
469 018 49 466 |
Totale uitgaven (x NLG 1000) |
475 247 |
518 735 |
503 357 |
519 388 |
522 611 |
519 656 |
518 484 |
Totale uitgaven (x EUR 1000) |
215 658 |
235 392 |
228 413 |
235 688 |
237 151 |
235 810 |
235 278 |
Uitgaven die betrekking hebben op de samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgaven die betrekking hebben op attachés worden, conform de nota «Herijking van het buitenlands beleid» (Kamerstukken II 1994/1995, 24 337 X, nr. 1), verantwoord op het artikel 08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking.
06.20 Personeel en materieel
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Als gevolg van de gewijzigde begrotingsindeling naar aanleiding van de integratie van de begrotingsartikelen Personeel en materieel en het Verbeterd Economisch Beheer (Kamerstukken II 1995/1996, 24 400 X, nr. 113) wordt op dit artikel inzicht verschaft in de bedrijfsvoeringsuitgaven van de resultaat-verantwoordelijke eenheid Koninklijke marechaussee. De Koninklijke marechaussee vormt als geheel een resultaat-verantwoor-delijke eenheid. Ter toelichting op het bedrijfsvoeringsbudget wordt volstaan met een geïntegreerde tekst voor het artikel Personeel en materieel. De bedrijfsvoeringsuitgaven Koninklijke marechaussee worden in vijf vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven, materiële uitgaven en de wachtgelden en inactiviteitswedden. Het bedrijfsvoeringsbeleid van de Koninklijke marechaussee is gericht op de inzet van personeel voor de operationele taakuitvoering. De effectiviteit daarvan wordt in hoge mate bepaald door de beschikbaarheid van personeel. Een nieuwe taak of een taakintensivering zal derhalve veelal de vorm krijgen van een uitbreiding van de personeelssterkte van de Koninklijke marechaussee.
De verplichtingen en de uitgaven voor personeel en materieel van de Koninklijke marechaussee worden voor dit beleidsterrein als geheel geraamd en verantwoord.
De uitgaven van het actief dienende personeel zijn geraamd met behulp van het Systeem Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De uitkomst hiervan is aangepast voor de categorieën die niet in het SNIP zijn opgenomen en voor ontwikkelingen in de komende jaren.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
t/m 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
449 335 453 725 449 951 460 384 454 932 4 626 -869 -869 -869 -869
Stand 1e suppletore wet 1999 |
453 961 |
452 856 |
449 082 |
459 515 |
454 063 |
|||
Nieuwe mutaties (zie uitgavenopbouw) |
10 530 |
13 030 |
16 044 |
15 889 |
14 584 |
|||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
14 082 |
424 868 |
464 491 |
465 886 |
465126 |
475 404 |
468 647 |
469 318 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
6 390 |
192 797 |
210 777 |
211 410 |
211 065 |
215 729 |
212 663 |
212 967 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
449 260 452 750 449 783 454 325 454 632 4 626 -869 -869 -869 -869
Stand 1e suppletore wet 1999
453 886 451881 448 914 453 456 453 763
Nieuwe mutaties:
Technische bijstellingen:
– loon- en prijsaanpassingen 1999
Beleidsmatige aanpassingen:
– intensivering aanmeldcentra
– overheveling naar andere beleidsterreinen
– bijstelling verrekenbare ontvangsten
– stalling taakstelling efficiency-besparingen
– overige bijstellingen, per saldo
15 167 14 600 13 561 12 714 12 105
3 600 3 600 3 600 3 600
-3 456 -3 627 -3 465 -3318 -3314
981 981 981 981
-3 900
-1 181 1 376 1 367 1 912 1 212
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen: |
10 530 |
13 030 |
16 044 |
15 889 |
14 584 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
426 753 |
464 416 |
464 911 |
464 958 |
469 345 |
468 347 |
469 018 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
193 652 |
210 743 |
210 967 |
210 989 |
212 979 |
212 527 |
212 831 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Intensivering aanmeldcentra
De mutatie die heeft geleid tot een beleidsmatige bijstelling van de verplichtingen en uitgaven op dit artikel met f 3,6 miljoen (van de f 4,0 miljoen totaal, de resterende f 0,4 miljoen is toegevoegd aan het artikel 06.22) heeft betrekking op een verhoging van de formatiesterkte van de Koninklijke marechaussee. De aanleiding hiervan is een, op verzoek van het ministerie van Justitie, gehouden onderzoek naar de taakverdeling tussen de politie en de Koninklijke marechaussee in de aanmeldcentra voor asielzoekers. Op grond hiervan is vastgesteld dat op dit moment voor de drie bestaande centra bij de Koninklijke marechaussee 37 vte’n meer benodigd zijn. De begrotingssterkte van de Koninklijke marechaussee is verhoogd met 40 vte’n, waarbij rekening is gehouden met een niet-beschikbaarheid van 3 vte’n.
Overheveling naar andere beleidsterreinen
Deze overheveling gaat met name naar Dico en heeft vooral te maken met een extra wervingsinspanning die geleverd moet worden en een bijdrage in de meeruitgaven voor specialistische hulp binnen het Centraal Militair Hospitaal.
Bijstelling verrekenbare ontvangsten
De mutatie van f 0,981 miljoen betreft de te verwachten hogere inkomsten als gevolg van het constateren van strafbare feiten en een meerontvangst op legesgelden door de toename van de uitgifte van nooddocumenten in relatie tot de hogere uitgaven die daarvoor moeten worden gemaakt.
Stalling taakstelling efficiencybesparing
De uit de Hoofdlijnennotitie en de Kaderbrief voortvloeiende taakstelling voor het jaar 2000 is in afwachting van concrete maatregelen gestald.
Overige bijstellingen
Deze mutatie betreft met name een aantal geringe budgetaanpassingen. Een toenemende exploitatielast noodzaakt tevens tot een herschikking van budgetten. Hiervoor zijn voor 2000 en verder prioriteiten gesteld ten aanzien van groot materieel.
Bij de bovenstaande ramingen behoren de volgende aantallen vte’n.
Opbouw begrotingssterkte (vte’n op basis van 38-urige werkweek)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Burgers – stand begroting 19991 Burgers – mutaties1
Burgers – stand ontwerpbegroting 20001
251 251 251 251 251
33333
254
254
254
254
254
254
MP/BOT – stand begroting 1999 MP/BOT – mutaties
MP/BOT – stand ontwerpbegroting 2000
3 209
3 209
3 277 20
3 297
3 266 - 7
3 252 - 8
3 259
3 244
3 232 - 12
3 220
3 207
MP/BBT – stand begroting 1999 MP/BBT – mutaties
MP/BBT – stand ontwerpbegroting 2000
1 865 |
1 902 |
1 891 |
1 984 |
2004 |
-86 |
15 |
42 |
43 |
47 |
1 779
1 917
1 933
2 027
2 051
2 064
Totale sterkte – stand begroting 1999 Totale sterkte – mutaties
Totale sterkte – stand ontwerpbegroting 2000
5 325 |
5 430 |
5 408 |
5 487 |
5 487 |
-83 |
38 |
38 |
38 |
38 |
5 242
5 468
5 446
5 525
5 525
5 525
exclusief niet-actief burgerpersoneel (zie tevens bijlage 13)
Toelichting
Burgerpersoneel
De mutatie van 3 vte’n burgerpersoneel is een correctie van niet-actief personeel naar actief personeel.
Militair personeel
Een belangrijke mutatie betreft de noodzakelijke uitbreiding van zowel het BOT en BBT personeel voor de aanmeldcentra Rijsbergen en Zevenaar en het asielzoekerscentrum op de luchthaven Schiphol. De wijziging is gebaseerd op het in opdracht van het ministerie van Justitie gehouden onderzoek naar de taakverdeling tussen de Politie en Koninklijke marechaussee rond de aanmeldcentra voor asielzoekers. Op grond van het onderzoek is vastgesteld dat voor de drie bestaande centra bij de Koninklijke marechaussee 37 vte’n meer militair personeel benodigd is. In totaal is de begrotingssterkte met 40 vte’n opgehoogd, verdeeld over 20 BOT en 20 BBT.
Ten aanzien van de sterkte van het BBT-personeel zal in 2000 de incidentele verlaging van 81 vte’n worden ingelopen die in 1999, op grond van de wervingsresultaten in 1998, moest worden doorgevoerd. Verder is er in de reeksen nog een wijziging van het volume BOT-ers ten gunste van het volume BBT personeel verwerkt (vanaf 2001). Tenslotte heeft er een overheveling van vijf vte’n naar de Koninklijke landmacht plaatsgevonden ten behoeve van rij-opleidingen.
De verplichtingen en de uitgaven
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1000) |
|||
Artikelonderdeel |
Verplichtingen |
||
1998 1999 2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
06.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
06.20.02 Militair personeel
06.20.03 Overige personele uitgaven
06.20.04 Materiële uitgaven Stalling taakstelling efficiencybesparing
06.20.05 Wachtgelden en inactiviteitswedden
13 215 |
17 667 |
17 722 |
17 665 |
17 646 |
17 618 |
17 667 |
312 884 |
342 477 |
352 747 |
350 021 |
352 902 |
351 690 |
351 709 |
45 099 |
44 220 |
43 037 |
41 977 |
42 388 |
42 285 |
42 240 |
52 738 |
59 166 |
55 343 -3 900 |
54 611 |
61 422 |
55 906 |
56 554 |
932 |
961 |
937 |
852 |
1 046 |
1 148 |
1 148 |
Stand ontwerpbegroting 2000
424 868 464 491
465 886 465 126 475 404 468 647
469 318
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1000) |
|||||
Artikelonderdeel |
Uitgaven |
||||
1998 1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
06.20.01 Ambtelijk burgerpersoneel
06.20.02 Militair personeel
06.20.03 Overige personele uitgaven
06.20.04 Materiële uitgaven Stalling taakstelling efficiencybesparing
06.20.05 Wachtgelden en inactiviteitswedden
13 215 |
17 667 |
17 722 |
17 665 |
17 646 |
17 618 |
17 667 |
312 937 |
342 477 |
352 747 |
350 021 |
352 902 |
351 690 |
351 709 |
45 425 |
44 220 |
43 037 |
41 977 |
42 388 |
42 285 |
42 240 |
54 244 |
59 091 |
54 368 -3 900 |
54 443 |
55 363 |
55 606 |
56 254 |
932 |
961 |
937 |
852 |
1 046 |
1 148 |
1 148 |
Stand ontwerpbegroting 2000
426 753 464 416 464 911
464 958 469 345 468 347
469 018
Activiteitentoelichting
Het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) naar de sturing en de bedrijfsvoering van de Koninklijke marechaussee is afgerond. Thans worden de aanbevelingen uitgewerkt in het project Beleid en Bedrijfsvoering Koninklijke marechaussee 2000 (BBKMAR 2000). Gestreefd wordt naar de afronding van dit project eind 2000, zodat de begrotingsvoorbereiding voor 2002 met behulp van de nieuwe systematiek kan worden uitgevoerd. Het doel van de nieuwe systematiek is te komen tot een meer op output-gerichte sturing op basis van gemaakte afspraken over te behalen resultaten per taakveld.
De Koninklijke marechaussee verricht diverse activiteiten binnen een drietal taakgebieden:
– militaire politietaken;
– civiele politietaken;
– algemene ondersteuning.
Het militaire taakgebied bestaat uit de volgende hoofdactiviteiten: – de politietaak krijgsmacht, onder andere de opsporing van strafbare feiten, ordehandhaving, vredesoperaties, het begeleiden van militaire transporten en de controle op het vervoer van gevaarlijke stoffen; – de beveiliging van militaire objecten.
Het civiele taakgebied bestaat uit de volgende hoofdactiviteiten:
– beveiliging Koninklijk Huis;
– grensbewaking;
– mobiel toezicht vreemdelingen;
– politie- en veiligheidstaak burgerluchtvaartterreinen;
– bestrijding grensoverschrijdende criminaliteit;
– beveiliging transporten van De Nederlandsche Bank N.V.
Bij het ondersteunend taakgebied kunnen de volgende activiteiten worden onderscheiden:
– stafondersteuning;
– executieve ondersteuning, waaronder:
– bijzondere beveilingen;
– verkeersbeveiliging;
– recherche-onderzoeken;
– ere-escorten;
– opleidingen.
Artikelonderdeel 06.20.05 Wachtgelden en inactiviteitswedden
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burger- en militair personeel van de Koninklijke marechaussee. Volgens het gestelde in artikel 4, lid 6, punt a van de Comptabiliteitswet wordt bij dit artikelonderdeel als verplichting opgenomen het bedrag dat als uitgaaf wordt geraamd.
De geraamde aantallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving
Eenheid
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
WAO burgerpersoneel
Overige wachtgelden burgerpersoneel
Werkloosheidsbesluit BBT-militairen
WAO militair personeel
Overige wachtgelden militair personeel aantal uitkeringsjaren aantal uitkeringsjaren aantal uitkeringsjaren aantal uitkeringsjaren aantal uitkeringsjaren
12345
6531
552222
13,5
13
12
11
12
12
14
12
14
Wachtgelden en inactiviteitswedden exclusief uitvoeringskosten Bij: uitvoeringskosten |
x f 1 000,– x f 1 000,– |
717 215 |
746 215 |
722 215 |
637 215 |
831 215 |
933 215 |
933 215 |
Totale uitgaven ontwerpbegroting 2000 |
x f 1 000,– |
932 |
961 |
937 |
852 |
1 046 |
1 148 |
1 148 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
x f 1 000,– |
788 |
742 |
891 |
1 266 |
1 514 |
||
Nieuwe mutaties |
x f 1 000,– |
173 |
195 |
-39 |
|
|
Toelichting
De mutaties vanaf het jaar 2000 laten zich verklaren door het beleid van de Koninklijke marechaussee om BBT-ers contractverlenging aan te bieden. Mede gezien de krapte op de arbeidsmarkt, maken weinig BBT-ers gebruik van de wachtgeldregeling. Weinig mensen verlaten de dienst zonder nieuwe baan.
WAO en bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid
In verband met de keuze voor eigen risicodragerschap voor de WAO zijn de uitkeringsbedragen voorzover betrekking hebbend op de eigen-risicoperiode – vanuit beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen overgeheveld.
5
2
5
8
7
06.22 Investeringen groot materieel en infrastructuur
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor investeringen in groot materieel en infrastructuur. Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen, zowel kwantitatief als kwalitatief, en vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel. Door snelle ingrijpende ontwikkelingen van moderne technologieën worden hoge eisen gesteld aan het materieel, met name op de aspecten mobiliteit, bereikbaarheid, tele- en datacommunicatie. Voor het operationele materieel is voor de komende jaren een aantal kwalitatieve en kwantitatieve hoofdaandachtspunten onderkend, te weten: het C-2000-project en het KMARIM (districts- en brigadenetwerk). In samenhang met de oplossing van de millennium-problematiek worden de aan het KMARIM verbonden uitgaven met name in 1999 gerealiseerd. Bezien wordt of dit project een vervolg krijgt indien ook de posten van de marechaussee van dit netwerk moeten worden voorzien. Ten laste van dit artikel worden tevens de uitgaven geraamd voor nieuwbouw, renovatie en aankoop van onroerend goed. Ook de honoraria voor bewezen ingenieursdiensten door DGW&T worden op dit artikel geraamd en verantwoord.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
t/m 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
51770 41508 58 018 42 151 49 672
Stand 1e suppletore wet 1999 Totaal nieuwe mutaties
51770 41508 58 018 42 151 49 672
2 349 -3 456 -1475 5 079 3 437
Stand ontwerpbegroting 2000 |
25 380 |
33 692 |
54 119 |
38 052 |
56 543 |
47 230 |
53 109 |
52 138 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
11 517 |
15 289 |
24 558 |
17 267 |
25 658 |
21 432 |
24 100 |
23 659 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
1998
1999
2000
2001
2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
51 970 42 408 55 905
48 187 47 872
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Technische prijsaanpassing 1999 Beleidsmatige mutaties: – Aanpassing
MilSatCom-project – Intensivering aanmeldcentra – Overheveling naar beleidsterreinen – Project C-2000 – Diverse herschikkingen
63
1 206
2 408 |
55 905 |
48 187 |
47 872 |
1 097 |
1 215 |
1 151 |
1 148 |
1 800 |
-80 |
|
|
400 |
400 |
400 |
400 |
|
-93 |
||
7 100 |
4 700 |
||
2 901 |
|
-3 512 |
|
Totaal nieuwe mutaties |
2 349 |
-3 962 |
|
5 079 |
3 437 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
48 494 |
54319 |
38 446 |
54 430 |
53 266 |
51 309 |
49 466 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
22 006 |
24 649 |
17 446 |
24 699 |
24 171 |
23 283 |
22 447 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Een toenemende exploitatielast noodzaakt tot een herschikking van budgetten. Voor 2000 en verder is door prioriteitsstelling op het artikel investeringen groot materieel en infrastructuur een oplossing gevonden voor het tekort op de overige personele en materiële uitgaven. Door het verschuiven van een aantal geplande projecten (voertuigen, elektrisch en elektronisch materieel en automatisering) kunnen de ontstane tekorten op dit artikel worden opgelost.
De budgetoverheveling naar Dico betreft een financiële bijdrage ten behoeve van het OCMGD.
De Koninklijke marine is krijgmachtbreed met de uitvoering van het MilSatCom-project belast. Daarvoor zijn door de Koninklijke marechaussee budgetten naar de Koninklijke marine overgeheveld.
De mutatie voor het C-2000 project heeft betrekking op de uitgaven voor de landelijke invoer van dit project. Vanaf 2002 is gefaseerd f 16,2 miljoen toegevoegd aan de begroting van de Koninklijke marechaussee. Volgens huidige inzichten en berekeningen is dit bedrag toereikend om de landelijke roll-out binnen de Koninklijke marechaussee hiermee af te dekken.
Artikelonderdeel Vervoermiddelen en vaartuigen
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Vervoermiddelen en vaartuigen |
3 756 |
7 535 8 200 |
4 773 |
7 435 |
8 200 |
10 950 |
9 137 |
9 500 |
8 800 |
Het voertuigenpark van de Koninklijke marechaussee bestaat uit transporters, personenauto’s, motoren, vrachtauto’s en pantserwagens. Door de groei van het wapen als gevolg van de uitbreiding van taken zal in de komende jaren invulling worden gegeven aan de materieelbehoefte op voertuigengebied.
Artikelonderdeel Elektrisch en elektronisch materieel
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Elektrisch en elektronisch materieel |
4 226 |
6 995 5 300 |
4 626 |
6 995 |
6 200 |
7 500 |
13 100 |
10 700 |
9 900 |
Tot 2002 is deelname van de Koninklijke marechaussee in de proefregio van het communicatie-project C-2000 voorzien. C-2000 is de opvolger van het Interim Landelijk Mobilofoonnet (ILM). Voorts is het geraamde budget benodigd voor verbindingsmiddelen en de vervanging en uitbreiding van mobilofoons en portofoons.
Artikelonderdeel Automatiseringsmiddelen
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Automatiserings-middelen |
15 895 |
16 700 5 512 |
14 963 |
16 700 |
5 006 |
7 000 |
6 100 |
6 500 |
6 500 |
In 1999 en 2000 zullen investeringen worden gedaan in automatiserings-middelen die in belangrijke mate bepalend zijn voor de bedrijfsvoering van de Koninklijke marechaussee. Als belangrijkste systemen kunnen worden genoemd de investeringen ter oplossing van het millenniumprobleem, de voltooiing van de districts- en brigadenetwerken (KMARIM) en het Passagiers Afhandelings Systeem (PAS).
Artikelonderdeel Bewapeningsmaterieel
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Bewapeningsmaterieel |
1 800 1 400 |
18 |
1 800 |
1 400 |
1 400 |
1 400 |
1 400 |
1 400 |
Het geraamde bedrag is bestemd voor de vervanging van defect geraakt materieel en de initiële aanschaf van wapens ten behoeve van instromend personeel.
Artikelonderdeel Telefooninstallaties
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Telefooninstallaties |
991 |
1 690 1 100 |
1 227 |
1 790 |
1 200 |
1 500 |
1 100 |
1 100 |
1 000 |
Het geraamde bedrag is bestemd voor de uitbreiding en vervanging van telefooninstallaties, faxen en mobiele telefoonapparatuur.
Artikelonderdeel Overig materieel
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Overig materieel |
1 055 |
4 835 1 372 |
2 023 |
4 787 |
1 372 |
5 048 |
4 393 |
3 662 |
3 715 |
Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven voor kleinere bedrijfsmatige investeringen geraamd.
Artikelonderdeel Infrastructuur
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Infrastructuur |
13 543 |
14 546 15 168 |
20 864 |
14 812 |
15 068 |
21 032 |
18 036 |
18 447 |
18 151 |
Ten laste van dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor nieuwbouw en renovatie van diverse complexen binnen de Koninklijke marechaussee. Door de groei van het wapen is er op een aantal locaties behoefte aan uitbreiding van bureau- en legeringsruimtes. Voor 1999 en
2000 is de renovatie van cellencomplexen voorzien, nieuwbouw van de brigade Coevorden alsmede de infrastructurele voorzieningen van het KMARIM project.
-
08.Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten
Algemeen
De uitgavenbedragen van het beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten voor de jaren 1998 tot en met 2004 zijn als volgt te specificeren:
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Uitgaven 08.01 Luchtmobiele brigade |
322 480 |
362 691 |
361 501 |
327 619 |
322 958 |
59 750 |
11 134 |
08.02 Vredesoperaties |
222 388 |
477 913 |
355 207 |
252 630 |
248 124 |
248 124 |
248 124 |
08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking |
78 773 |
96 753 |
96 537 |
78 242 |
78 250 |
77 799 |
77 799 |
08.05 Efficiencybesparingen/ kwaliteitsverbetering |
|
|
|
|
|||
Totale uitgaven (x NLG 1000) |
623 641 |
937 357 |
813 245 |
558 491 |
524 332 |
235 673 |
187 057 |
Totale uitgaven (x EUR 1000) |
282 996 |
425 354 |
369 034 |
253 432 |
237 931 |
106 944 |
84 883 |
08.01 Luchtmobiele brigade
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Overeenkomstig de door de Kamer aanvaarde motie Van Middelkoop (Kamerstukken II, 1990/91, 21 991 X, nr. 18) zijn de oprichting van de investeringen door de Luchtmobiele brigade onderworpen aan de procedure controle grote projecten. Tijdens het begrotingsonderzoek in november 1998 is door de Kamer ingestemd met het voorstel de rapportages meer in lijn te brengen met die over de overige grote materieelprojecten. Voortaan wordt twee maal per jaar over de oprichting van de Luchtmobiele brigade gerapporteerd; eenmaal separaat naar de stand van zaken op 1 januari en eenmaal in de ontwerpbegroting naar de stand van zaken per 1 juli.
De specifiek voor de oprichting van de luchtmobiele brigade benodigde investeringen worden op dit artikel verantwoord. Dit voorstel van wet bevat tevens de informatie zoals voorheen opgenomen in de halfjaarlijkse rapportage aan de Tweede Kamer omtrent de oprichting van de Luchtmobiele brigade.
Het totale taakstellende budget ten behoeve van de oprichting van de Luchtmobiele brigade neemt ten opzichte van de voorgaande, 14e
halfjaarlijkse rapportage (Kamerstukken II, 1998–1999, 22 327 X, nr. 49) toe met de prijsbijstelling 1999 van f 43 miljoen en komt daarmee in totaal op f 3180 miljoen.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
t/m 1997 |
1998 |
1999 2000 2001 2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 |
116 975 37 794 30 875 55 560 |
||||
Mutaties 1e suppletore wet 1999 |
0000 |
||||
Stand 1e suppletore wet 1999 |
116 975 37 794 30 875 55 560 |
||||
Nieuwe mutaties (zie uitgavenopbouw) |
45 450 47 407 12 244 17 825 |
Stand ontwerpbegroting 2000
1296 184 117 188 162 425 85 201 43 119 73 385
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
588 183 53 178 73 705 38 663 19 567 33 301
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
339 567 405 147 304 982 271846 14 500 - 56 000 12 000 41 000
59 000
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe(technische) mutaties: – Prijsaanpassing 1999
354 067 349 147 316 982 312 846 59 000
8 624 12 354 10 637 10 112
750
Stand ontwerpbegroting 2000 |
322 480 |
362 691 |
361 501 |
327 619 |
322 958 |
59 750 |
11 134 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
146 335 |
164 582 |
164 042 |
148 667 |
146 552 |
27 113 |
5 052 |
Toelichting op de nieuwe technische verplichtingen- en uitgavenmutaties
Prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het prijsniveau 1999.
Artikelonderdeel Bewapende helikopter
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Bewapende helikopter |
69 760 |
90 006 71 132 |
193 817 |
257 123 |
300 559 |
318 483 |
317 379 |
59 210 |
11 134 |
In de 14e halfjaarlijkse rapportage zijn problemen gemeld met betrekking tot de levering aan de firma Boeing van de «Color Multifunctional Display». Intussen is een nieuwe leverancier gecontracteerd en is de productie hiervan weer gestart. De eerste zes Nederlandse AH-64D helikopters zijn compleet afgeleverd. De zevende helikopter is afgeleverd zonder CMD’s. Deze zullen medio september 1999 worden ingebouwd. Vanaf september 1999 wordt de aflevering van AH-64D’s, compleet met CMD’s, hervat. Ten opzichte van het oorspronkelijke afleverschema is er een vertraging opgetreden van één tot twee helikopters. Deze zal eind 2000 zijn ingelopen. De vertraging heeft dus geen invloed op het bereiken van de Fully Operational Capable status in 2003.
Artikelonderdeel Transporthelikopter
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Transporthelikopter |
31 174 |
34 702 11 569 |
102 751 |
81 336 |
40 411 |
9 136 |
5 579 |
540 |
Inmiddels zijn alle Cougar helikopters geleverd en in gebruik genomen. De zes nieuwe Chinook helikopters worden in 1999 verwacht.
Alle Cougar helikopters zijn inmiddels uitgerust met voorzieningen voor een weerradar. In verband met de operaties rond Kosovo is het installeren van een pakket elektronische zelfbeschermingsmiddelen voor vier Cougars versneld. Aansluitend worden vier andere Cougars geschikt gemaakt voor een dergelijk pakket. De levering van de «Radar Warning Receiver» voor één vlucht (vijf Cougars) zal medio 2000 plaatsvinden.
De technische inzetbaarheid van de Cougars fluctueert, onder meer als gevolg van de te nemen (interim) maatregelen voor de aan de Kamer gemelde problemen met de brandstoftanks. Deze interimoplossing is succesvol, naar een definitieve oplossing wordt in overleg met de fabrikant gezocht.
Met het installeren van een pakket electronische zelfbeschermingsmid-delen voor één vlucht van vier Chinooks is begonnen. In verband met de operaties rond Kosovo zijn drie toestellen met voorrang uitgerust met het beschikbare deel van dit pakket. Om het voortzettingsvermogen te behouden worden momenteel nog drie Chinooks voorzien van dit pakket. De installatie hiervan zal in september 1999 worden voltooid. Voor één vlucht Chinooks wordt de «Radar Warning Receiver» in 2000 geleverd.
Artikelonderdeel Luchtmobiel speciaal voertuig
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Luchtmobiel speciaal voertuig |
234 |
4 459 |
11 869 |
7 156 |
4 211 |
Eind 1996 is de bestelling geplaatst voor een licht, luchttransportabel voertuig. Dit voertuig wordt gebouwd door SP Aerospace en Vehicle Systems, het voormalige DAF Special Products. De leverancier heeft inmiddels 179 voertuigen afgeleverd, die deels al bij de Brigade zijn ingestroomd. Eén voertuig zal later worden geleverd, gelijktijdig met de 28 extra LSV’n voor gewondenafvoer, waarvoor de bestelorder in mei 1999 is geplaatst. Deze voertuigen zullen in de eerste helft van 2000 worden geleverd, waarna de Mechanisch Centrale Werkplaats zorg zal dragen voor de productie en de opbouw van het gewondentransport.
Artikelonderdeel Persoonsgebonden uitrusting
Op dit artikelonderdeel werden de uitgaven geraamd die voortvloeien uit de verwerving van parka’s, speciale slaapzakken en overige persoonsgebonden uitrusting. Dit deelproject is afgesloten.
Artikelonderdeel Overige specifieke materieelprojecten
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Overige specifieke materieelprojecten |
42 |
6 777 2 500 |
2 417 |
139 |
9 185 |
De uitgaven hebben betrekking op speciaal voor de luchtmobiele genie en logistieke eenheden bestemd materiaal. Op dit moment worden speciale munitiesoorten verworven voor met name de genie.
Artikelonderdeel Infrastructuur grondcomponent
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Infrastructuur grondcomponent |
1 000 |
1 000 |
De uitgaven hebben betrekking op infrastructurele aanpassingen voor de grondcomponent van de Luchtmobiele brigade te Assen en Schaars-bergen. Dit deelproject wordt in 1999 afgesloten.
Artikelonderdeel Infrastructuur luchtcomponent
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Infrastructuur luchtcomponent |
15 978 |
17 835 |
11 626 |
15 937 |
7 135 |
De uitgaven hebben betrekking op infrastructurele aanpassingen voor de luchtcomponent van de Luchtmobiele brigade, de Tactische helikoptergroep van de Koninklijke luchtmacht, te Soesterberg en Gilze-Rijen.
08.02 Vredesoperaties
De grondslag van het artikel
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd ten behoeve van crisisbeheersings- en humanitaire-operaties. De uitgaven betreffen het verplichte Nederlandse aandeel (contributies) in de kosten van VN-operaties (1,62%) en de additionele uitgaven die het gevolg zijn van de deelneming van de Nederlandse krijgsmacht aan humanitaire en vredesoperaties.
De additionele uitgaven hebben betrekking op:
– personele uitgaven, waaronder toelagen en reis- en verblijfskosten;
– materiële uitgaven, waaronder brandstofverbruik, munitieverbruik,
verbruiksartikelen, gebruiksgereedmaken en onderhoud c.q. herstel van materieel.
Momenteel neemt de Nederlandse krijgsmacht deel aan een spectrum van humanitaire en vredesoperaties. Deze operaties betreffen met name Bosnië/Herzegowina (SFOR), Kosovo (thans Kfor, aansluitend op Allied Force en Allied Harbour) alsmede een aantal kleinere operaties elders in de wereld. De Sfor- en Kfor-operaties zijn door de Navo geleide operaties en worden dientengevolge niet door de Verenigde Naties (VN) gefinancierd. Als gevolg hiervan ontvangt Nederland voor deze operaties geen VN-vergoedingen.
In de loop van 1999 heeft het Kabinet besloten dat f 200 miljoen voor het jaar 1999 en f 99 miljoen voor het jaar 2000 wordt toegevoegd aan vredesoperaties als gevolg van de inzet van militaire middelen in Kosovo (Allied Force, Allied Harbour en Kfor). Ten tijde van de Voorjaarsnota is reeds f 50 miljoen voor het jaar 1999 en f 100 miljoen voor het jaar 2000 verwerkt, zodat onderstaande mutaties resteren.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen en uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
270 400 251701 248 124 248 124 248 124 50 000 100 000
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe (technische)
mutaties:
– Besluitvorming
HGIS Ministerraad – Ramingsbijstelling
320 400 351701 248 124 248 124 248 124
150 000 - 1 000
7 513 4 506 4 506
Stand ontwerpbegroting 2000 |
222 388 |
477 913 |
355 207 |
252 630 |
248 124 |
248 124 |
248 124 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
100 915 |
216 867 |
161 186 |
114 638 |
112 594 |
112 594 |
112 594 |
De onderverdeling naar contributies en vredesoperaties (x f 1000,–)
Omschrijving |
Uitgaven |
||||
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
VN-contributies Sfor Kfor
UNFICYP
Voorziening voor vredesoperaties
31 000 31 000 31 000 31 000 31 000
136 000 133 000
7 000 3 600
48 207 218 030 217 124 217 124 217 124
Totaal
355 207 252 630 248 124 248 124 248 124
VN-contributies
Deze contributies betreffen het verplichte Nederlandse aandeel in de kosten van VN-operaties. Thans is een verschuiving zichtbaar van operaties onder VN auspiciën naar door de Navo geleide humanitaire en vredesoperaties. Het bedrag voor VN-contributies wordt verlaagd naar f 31 miljoen.
Sfor
Dit betreft de uitgaven voor het bataljon van de Koninklijke landmacht met ondersteunende eenheden in Bosnië/Herzegowina. Politieke besluitvorming over de Nederlandse bijdrage aan Sfor bestrijkt de periode tot het jaar 2001.
Kfor
Dit betreft de uitgaven voor de afdeling veldartillerie, een samengestelde genie/humanitaire eenheid alsmede een aantal ondersteunende eenheden, waaronder een helikopterdetachement, in Kosovo. In de raming is rekening gehouden met de inzet gedurende een half jaar daar het huidige mandaat tot medio 2000 loopt.
UNFICYP
Sedert medio 1998 neemt een Nederlands contingent voor een periode van drie jaar deel aan de VN-vredesoperatie op Cyprus (UNFICYP).
Voorziening voor Vredesoperaties
Op deze regel is de resterende voorziening voor vredesoperaties vermeld. Zo is het thans onvoldoende duidelijk op welke wijze en voor welke operatie de Koninklijke luchtmacht F-16 vliegtuigen, gestationeerd op de Italiaanse vliegbasis Amendola, in de nabije toekomst zal inzetten. Derhalve is deze operatie vooralsnog niet afzonderlijk in de raming opgenomen.
08.04 Overige uitgaven Internationale Samenwerking
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Naast de uitgaven voor vredesoperaties ten laste van artikel 08.02 worden tevens de op dit artikel 08.04 geraamde uitgaven voor attachés tot de homogene groep internationale samenwerking (HGIS) gerekend. Tot de HGIS werd in de periode 1997 tot en met 1999 ook het defensie-aandeel in de uitgaven voor het project Humanitair ontmijnen (HOM-2000) gerekend. Tevens worden op dit artikel de uitgaven voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (NA&A) geraamd en verantwoord. Met ingang van de ontwerpbegroting 2000 behoren deze echter niet meer tot de HGIS.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
1998
1999
2000
2001
2002 2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
82 820 69 426 66 979
66 983 66 510
Stand 1e suppletore wet 1999 Nieuwe mutaties: Technische bijstellingen – Prijsaanpassingen
1999 Beleidsmatige bijstellingen – Ramingsbijstelling
82 820 69 426 66 979
2 070 1 735 1 674
11 863 25 376 9 589
66 983 66 510
1 674 1 662
9 593 9 627
Totaal nieuwe mutaties |
13 933 |
27 111 |
11 263 |
11 267 |
11 289 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
78 773 |
96 753 |
96 537 |
78 242 |
78 250 |
77 799 |
77 799 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
35 746 |
43 905 |
43 807 |
35 505 |
35 508 |
35 304 |
35 304 |
Toelichting nieuwe mutaties
De ramingsbijstelling bestaat enerzijds uit de toevoeging in de jaren 1999 en 2000 in verband met de aanvullende investeringen inzake de Kustwacht en anderzijds uit de structurele budgetaanpassing ten laste van de veroorzakende beleidsterreinen van ongeveer f 9,6 miljoen in verband met de geraamde attaché-uitgaven.
De verplichtingen en de uitgaven
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
08.04.01 Attachés
08.04.02 Kustwacht NA&A
08.04.03 Overige uitgaven
Totaal
40 977
36 532
1 264
78 773
41 483
53 770
1 500
41 502 55 035
41 477 36 765
41 481 36 769
41 480 36 319
96 753
96 537
78 242
78 250
77 799
41 480 36 319
77 799
Toelichting per artikelonderdeel Attachés
Dit artikelonderdeel omvat de bezoldigingsuitgaven voor zowel attachés als het ondersteunende personeel.
Kustwacht NA&A
Binnen dit artikelonderdeel is het defensie-aandeel in de exploitatie- en investeringsuitgaven ten behoeve van de Kustwacht NA&A opgenomen. Bij het volledig operationeel zijn van de Kustwacht NA&A zullen de totale exploitatie-uitgaven f 41,3 miljoen bedragen. Voor (varend) materieel en de noodzakelijke aanpassing van infrastructuur is een investeringsbudget van f 78,6 miljoen benodigd. Het deel van de uitgaven dat wordt gedragen door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt aldaar geraamd en verantwoord. De bijdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba in de investerings- en exploitatielasten worden op de Defensiebegroting als verrekenbare ontvangsten opgenomen.
Overige uitgaven
Op dit artikelonderdeel zijn in het jaar 1999 de aan de eindejaarsmarge gerelateerde uitgaven ten behoeve van het project Humanitair Ontmijnen 2000 (HOM-2000) verantwoord. Dit betreft de laatste uitgave op HGIS voor het project HOM-2000.
08.05 Efficiencybesparingen/kwaliteitsverbetering
De grondslag en het uit te voeren beleid
Op dit artikel worden de besparingen geboekt als gevolg van maatregelen ter verbetering van de efficiency en de kwaliteit. Naast budgettaire voordelen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, het compensatiebeleid en het samenvoegen van – delen van – materieel-verwervingsdiensten, worden voordelen beoogd met het Interdepartementale beleidsonderzoek «Uitbesteding ondersteunende eenheden Defensie». De taakstellende bedragen komen voort uit de Hoofdlijnennotitie en de besluitvorming over de Miljoenennota 2000. Het streven is er op gericht om uiterlijk bij het verschijnen van de Defensienota 2000 in elk geval inzicht te geven in de gebieden waarop, de tijdsperiode waarbinnen en de wijze waarop Defensie deze financiële taakstellingen gaat inlossen.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe (beleidsmatige) mutaties: – Taakstelling te bereiken efficiency-besparing (ondersteunende diensten) – Hoofdlijnennotitie
0000
0 - 50 000 -75 000 - 100 000 0 - 50 000 - 50 000 - 50 000
Totaal nieuwe mutaties
0 - 100 000 - 125 000 - 150 000
Stand ontwerpbegroting 2000
0 - 100 000 - 125 000 - 150 000 - 150 000
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
0 -45 378 -56 723 -68 067 -68 067
Toelichting nieuwe mutaties
Taakstelling te bereiken efficiencybesparing (ondersteunende diensten)
De taakstellende besparingen zullen worden gerealiseerd door efficiency-besparingen die voornamelijke bereikt moeten worden door de invoering van vormen van concurrentiestelling met betrekking tot ondersteunende eenheden van Defensie. Dit concept van competitieve dienstverlening is ontwikkeld in het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) «Uitbesteding ondersteunende eenheden Defensie».
Hoofdlijnennotitie
Deze cluster van beoogde besparingen betreft onder andere de mogelijke samenvoeging van delen van de materieeldiensten, mogelijke wijzigingen in het beleid inzake de kosten van compensatie, de omvang van technologisch onderzoek en ontwikkeling.
-
09.Beleidsterrein Defensie Interservice Commando
Algemeen
Het Defensie Interservice Commando (Dico) is het beleidsterrein van Defensie waar diverse diensten en bedrijven met een defensiebrede ondersteunende taak zijn ondergebracht. Door de concentratie van gelijksoortige activiteiten bij interservice dienstverlenende organisaties is een doelmatige ondersteuning van de krijgsmacht mogelijk. De krijgsmachtdelen kunnen zich hierdoor beter op hun primaire taken concentreren.
Samenstelling Dico
Het Dico bestaat uit twee agentschappen, elf resultaat-verantwoordelijke eenheden en de staf van het Dico.
De agentschappen zijn:
– Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T)
– Defensie Telematica Organisatie (DTO)
De begrotingen van beide agentschappen zijn opgenomen in wetsartikel 3
van de artikelsgewijze toelichting. Het beleidsterrein Dico concentreert zich op de overige diensten en bedrijven en de staf van het Dico. Daarbij wordt (begrotingstechnisch) de volgende indeling gehanteerd:
– Staf Dico
– Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO)
– Defensie Werving en Selectie (DWS)
– Instituut Defensie Leergangen (IDL)
– Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB)
– Overige Interservice Diensten (OID)
In 1998 is, uit doelmatigheidsoverwegingen, tot een verdere clustering van diensten bij het ressort Overige Interservice Diensten overgegaan. Tot de Overige Interservice Diensten worden de volgende organisatie-eenheden gerekend:
– Diensten voor Geestelijke Verzorging (DGV) – Defensie Materieel Codificatiecentrum (DMC) – Dienst Militaire Pensioenen (DMP)
– Defensie Archieven Registratie en Informatie Centrum (DARIC) – Dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA) – Bureau Internationale Militaire Sport (BIMS) – Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD)
Ontwikkelingen
In 1999 worden de voorbereidingen getroffen voor de overheveling van het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek (KTOMM) van de Koninklijke landmacht naar het Dico. Ongeveer tegelijkertijd zal vanuit de Centrale Organisatie het Bureau Vorderingen, Inhoudingen en Kortingen (VIK) eveneens aan Dico worden overgedragen. Over het onderbrengen van het nog op te richten Veteraneninstituut voor Defensiepersoneel bij de MDD en de eventuele overdracht van de secretariaten van de Stichting Burgerpersoneelsfonds en van de personeelsvereniging Meer Vriendschap Onderling wordt nog gesproken. De budgetten en personeelsaantallen van de nog op te nemen diensten zijn nog niet in deze begroting verwerkt. Deze budgetten zullen tezijnertijd in overleg met de overdragende instanties worden overgeheveld. Naar verwachting zal in de loop van 2000 de DMP overgaan naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Voor wat betreft de overheveling van de Taakgroep Gegevensverzameling Verzekerdenadministratie is in deze begroting al wel rekening gehouden met de overheveling naar het ABP.
Besturing
Behoudens de agentschappen hebben alle overige eenheden de status van resultaat-verantwoordelijke eenheid en beschikken zij over decentrale uitgavenbudgetten voor personeel en materieel. Alle eenheden hebben een zodanige mate van zelfstandigheid, dat zij zelf een zakelijke relatie met de klanten bij Defensie kunnen onderhouden. Voor een goede afstemming van de dienstverlening met de klanten zijn bij de grotere eenheden afzonderlijke klantenraden ingesteld.
De besturing van het Dico is primair gericht op het op een doelmatige wijze leveren van een breed scala aan ondersteunende diensten. Via een door de Secretaris-Generaal ingesteld college oefenen de Bevelhebbers van de vier krijgsmachtdelen functioneel toezicht uit op de plannen en de uitvoering van de dienstverlenende taken.
De eenheden die onder de Overige Interservice Diensten vallen zijn te klein om de staffuncties, die benodigd zijn voor volledige resultaatverantwoordelijkheid, op te nemen in de eigen organisatie. Voor deze eenheden is bij staf Dico ondersteunende stafcapaciteit samengebracht, die deze eenheden faciliteert op het gebied van financiën, personeel en organisatie. Bij uitbreiding van het Dico met meer kleinere eenheden worden in voorkomend geval functies overgedragen door de betreffende beleidsterreinen.
Ontwikkelen en implementeren doelmatigheidskengetallen
Als onderdeel van de invoering van het Beleid Bedrijfsvoering Defensie bij het Dico, wordt het Voorhoedeproject Dico uitgewerkt. Dit project behelst het ontwikkelen en implementeren van doelmatigheidskengetallen bij de vier grootste resultaat-verantwoordelijke eenheden, te weten DVVO, DWS, MGFB en IDL. Deze doelmatigheidskengetallen leveren een extra bijdrage in de output-gerichte besturing van deze eenheden. Tevens wordt, door de vergelijkbaarheid in de tijd en met gelijksoortige organisaties buiten Defensie, een beter inzicht verkregen in de doelmatige aanwending van middelen en het tot stand komen van de eindproducten.
Voortgangherstructurering
De meeste diensten en bedrijven van het Dico hebben de fase van de initiële herstructurering na opname in het Dico achter de rug. Enkele eenheden bevinden zich nog in het reorganisatieproces. Begin 1999 is de co-locatie in Amsterdam van de Defensie Werving en Selectie voltooid. De reorganisaties in het kader van de doelmatigheidsoperatie bij het Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf en bij de Diensten voor Geestelijke Verzorging zullen in 1999 volgens schema worden voortgezet. De effecten van de uit de doelmatigheidsoperatie voortkomende personeelsreducties zullen daarmee nog herkenbaar zijn tot en met het jaar 2001. Met de herstructurering zijn de noodzakelijke randvoorwaarden voor een klantgericht en doelmatig Dico in belangrijke mate ingevuld.
Voor het goed functioneren van het Dico is het mede van belang dat een goede besturing en beheersing van de organisatie is zekergesteld. Begin 1999 zijn op grond van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en de Defensie Accountantsdienst intern Dico de benodigde verbeteringen aangebracht in de administratieve organisatie rond met name het financiële beheer en het materieelbeheer. De verbeteringen hebben ertoe geleid dat beide instanties een positief oordeel hebben geveld over deze vormen van beheer bij het Dico. Het daarbij in gang gezette verbeter-proces moet ook op de lange termijn een goede besturing en beheersing waarborgen. Een onlangs doorgevoerde reorganisatie in de staf van het Dico levert daar mede een belangrijke bijdrage aan.
De uitgavenramingen van het beleidsterrein Dico voor de jaren 1998 tot en met 2004 zijn als volgt te specificeren:
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Uitgaven
09.02 Personeel en materieel
– Staf Dico
– Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO)
– Defensie Werving en Selectie (DWS)
– Instituut Defensie Leergangen (IDL)
– Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB)
– Overige Interservice Diensten (OID)
– Wachtgelden en inactiviteits-wedden
7 477 14 728 7 982 10 272 8 770 8 528 8 311
107 695 120 807 115 345 114 332 112 593 112 626 112 019
106 484 116 265 110 396 108 704 108 326 108 276 108 276
18 882 19 144 19 237 19 122 19 099 19 086 19 086
121920 124 704 113 367 108 304 109 824 110 520 110 320
79 115 85 180 70 168 73 307 71923 71720 71580
11 128 12 202 10 689 9 618 9 080 8 365 7 755
Totaal 09.02 Personeel en materieel |
452 701 |
493 030 |
447 184 |
443 659 |
439 615 |
439 121 |
437 347 |
09.03 Investeringen groot materieel en infrastructuur |
35 328 |
19 417 |
23 617 |
11 771 |
7 461 |
7 341 |
7 341 |
Totale uitgaven (x NLG 1000) |
488 029 |
512 447 |
470 801 |
455 430 |
447 076 |
446 462 |
444 688 |
Totale uitgaven (x EUR 1000) |
221 458 |
232 538 |
213 640 |
206 665 |
202 874 |
202 596 |
201 791 |
09.02 Personeel en materieel
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
In dit artikel zijn de bedrijfsvoeringsuitgaven opgenomen die nodig zijn voor de leiding en uitvoering van activiteiten door de tot het Dico behorende diensten en bedrijven. Het artikel omvat ondermeer de volgende componenten:
loonkosten en overige tot het loon te rekenen kosten van het ambtelijk burgerpersoneel en het militair personeel;
overige personele uitgaven;
materiële uitgaven inclusief kleine investeringen, automatisering en telecommunicatie;
– activiteitgebonden uitgaven voor inhuur transportcapaciteit, werving en geneeskundige verzorging.
De bedrijfsvoeringsuitgaven zijn per ressort weergegeven. Per ressort worden vier vaste artikelonderdelen gepresenteerd: ambtelijk burgerpersoneel, militair personeel, overige personele uitgaven en materiële uitgaven. De wachtgelduitgaven voor het burger- en militair personeel worden geraamd en verantwoord op artikelonderdeel 09.02.25.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
439 362 403 875 396 251 392 836 392 525
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe mutaties:
– Staf Dico
– Defensie Verkeers-en Vervoersorganisatie (DVVO)
– Defensie Werving en Selectie (DWS)
– Instituut Defensie Leergangen (IDL)
– Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB)
– Overige Interservice Diensten (OID)
– Wachtgelden en inactiviteitswedden
439 362 403 875 396 251 392 836 392 525
5 351 -1 431 1 949 313 71
13162 11 049 11 038 12 074 12 505
27 212 22 702 20 901 21321 21075
725 902 861 839 826
1 797 6 624 4 002 4 336
4 849
458 -987 4 178 2 877 2 966
4 963 4 450 4 479 5 019 4 304
Totaal nieuwe mutaties |
53 668 |
43 309 |
47 408 |
46 779 |
46 596 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
452 701 |
493 030 |
447 184 |
443 659 |
439 615 |
439 121 |
437 347 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
205 427 |
223 727 |
202 923 |
201 324 |
199 489 |
199 264 |
198 459 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
De nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties worden naar oorzaak bij de ramingen van de ressorts en het artikelonderdeel Wachtgelden en inactiviteitswedden toegelicht.
Bij de bovenstaande ramingen behoren de volgende aantallen vte’n.
Opbouw begrotingssterkte (vte’n op basis van 38-urige werkweek)
Omschrijving
1999
2 000
2001
2002
2003
2004
Burgers – stand begroting 19991 Burgers – mutaties1
Burgers – stand ontwerpbegroting 20001
1 280 |
1 249 |
1 211 |
1 182 |
1 182 |
31 |
-9 |
-13 |
-26 |
-28 |
1 311
1 240
1 198
1 156
1 154
1 154
MP/BOT – stand begroting 1999 MP/BOT – mutaties
MP/BOT – stand ontwerpbegroting 2000
1 100 |
1 060 |
1 058 |
1 052 |
1 052 |
|
|
|
-47 |
-49 |
1 035
1 008
1 008
1 005
1 003
1 001
MP/BBT – stand begroting 1999 MP/BBT – mutaties
MP/BBT – stand ontwerpbegroting 2000
327 |
337 |
337 |
337 |
337 |
44 |
40 |
44 |
48 |
52 |
371
377
381
385
389
391
Totale sterkte – stand begroting 1999 Totale sterkte – mutaties
Totale sterkte – stand ontwerpbegroting 2000
2 707 |
2 646 |
2 606 |
2 571 |
2 571 |
10 |
|
|
|
|
2 717
2 625
2 587
2 546
2 546
2 546
exclusief niet-actief burgerpersoneel (zie tevens bijlage 13)
Toelichting
De afname burgerpersoneel wordt met name veroorzaakt door de overgang van het Team Gegevens Verzekerdenadministratie (TGV) naar het ABP.
Daarnaast is een verschuiving zichtbaar van de dure categorie BOT naar de goedkopere categorie BBT.
Ressort Staf Dico
De staf van het Dico heeft als taak het ondersteunen van de Commandant Dico bij de aansturing van de onder het Dico ressorterende eenheden. Staf Dico heeft recentelijk een reorganisatie ondergaan. De staf is nu opgebouwd uit een stafgroep van commandant Dico, de controller Dico, een planning- en controlgroep voor de dagelijkse liaison met de eenheden en een groep die ondersteuning biedt op diverse functionele gebieden. Deze ondersteuningsgroep draagt mede zorg voor de ondersteuning van enkele Dico-eenheden op het gebied van financiën, personeel en organisatie. Het betreft in dit geval eenheden van Dico die te klein zijn om deze taken doelmatig zelf te kunnen uitvoeren.
Hoewel de eenheden van het Dico een grote mate van zelfstandigheid op het gebied van beheer van personeels- en materieelzaken hebben, wordt niettemin regelmatig een beroep gedaan op ondersteuning van Staf Dico, of teruggevallen op de krijgsmachtdelen. Momenteel wordt onderzocht op welke wijze Staf Dico ondersteuning dient te verlenen op het gebied van infrastructuur-, materieel-, personeels- en formatiebeheer.
Staf Dico is gevestigd in het gebouw aan de Koningin Marialaan te Den Haag. Deze locatie is nu nog in gebruik bij verschillende diensten van Defensie. Het ligt in de bedoeling Dico-eenheden in dit gebouw te concentreren. Staf Dico is daar nu reeds gehuisvest, alsmede de staf van het Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf en de staf van de Maatschappelijke Dienst Defensie. Mede als gevolg van de voorgenomen concentratie van Dico-eenheden in dit pand zal in overleg met het kerndepartement worden bezien in hoeverre overdracht van de exploitatie en het beheer van deze infrastructuur aan Staf Dico mogelijk en wenselijk is.
De verplichtingen en de uitgaven van ressort Staf Dico
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1 000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
09.02.01 Ambtelijk burgerpersoneel
09.02.02 Militair personeel
09.02.03 Overige personele uitgaven
09.02.04 Materiële uitgaven Stalling taakstelling efficiencybesparing
2 991 |
3 157 |
3 227 |
3 100 |
2 983 |
2 865 |
2 753 |
2 764 |
2 682 |
2 560 |
2 441 |
2 327 |
2 218 |
2 113 |
409 |
625 |
2 625 |
1 625 |
625 |
625 |
625 |
1 313 |
8 264 |
3 320 -3 750 |
3 106 |
2 835 |
2 820 |
2 820 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
7 477 |
14 728 |
7 982 |
10 272 |
8 770 |
8 528 |
8 311 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
7 477 |
9 377 |
9 413 |
8 323 |
8 457 |
8 457 |
|
Nieuwe mutaties |
5 351 |
|
1 949 |
313 |
71 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000,–)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– Loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen
Beleidsmatige bijstellingen:
– Aanpassing begrotingssterkte
– Stalling taakstelling efficiencybesparing
– Overige bijstellingen, per saldo
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen
158
158
5 193
101
101
75
75
64
64
1 532
1 874
249
62
62
900 |
900 -3 750 |
675 |
450 |
225 |
4 293 |
1 318 |
1 199 |
|
|
Totaal van de mutaties
5 351
1 431
1 949
313
71
Toelichting nieuwe mutaties
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
9
Beleidsmatige bijstellingen
Aanpassing begrotingssterkte
Er is sprake van een toenemende werklast van de staf als gevolg van diverse aan het beleidsterrein Dico gemandateerde beheerstaken en door te voeren verbetermaatregelen als gevolg van het bezwarenonderzoek van de Algemene Rekenkamer. Aangezien de bestaande capaciteit van Staf Dico als een knelpunt werd ervaren, is een tijdelijke uitbreiding van de capaciteit doorgevoerd. De personele cijfers zijn daarop aangepast.
Stalling taakstelling efficiencybesparing
De uit de Hoofdlijnennotitie en de Miljoenennota 2000 voortvloeiende taakstelling voor het jaar 2000 is in afwachting van concrete maatregelen gestald.
Overige bijstellingen
Op grond van de geplande uitgaven op het gebied van bijvoorbeeld informatievoorziening, inhuur en arbeidsomstandigheden heeft een bijstelling plaatsgevonden.
Ressort Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO)
De Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) is belast met het op ieder gewenst moment voorbereiden en (doen) leveren van vervoers- en verkeersdiensten voor het gehele ministerie van Defensie. De DVVO
verzorgt alle niet-operationele verkeers- en vervoersdiensten, voor zover zij betrekking hebben op:
– algemene verdedigingstaken;
– crisisbeheersingsoperaties;
– humanitaire operaties;
– overige vredestaken.
De DVVO bestaat uit een staf DVVO, geloceerd op de vliegbasis Soester-berg, een Verkeers- en Vervoers Coördinatie Centrum (VVCC), eveneens op de vliegbasis Soesterberg en drie regionale vervoerscentra (West, Oost en Zuid).
De organisatie van DVVO is afgestemd op de door de Regiegroep Doelmatigheid vastgestelde te behalen doelmatigheidswinsten. Als gevolg van de afschaffing van de opkomstplicht hebben aanpassingen in het chauffeursbestand plaatsgevonden. Mede door operationele eisen is de functie van dienstplichtig chauffeur grotendeels omgezet naar militaire BBT-functies, in afwijking van eerdere plannen om meer functies voor burgerchauffeurs te creëren. In een overgangsperiode zullen burgerchauffeurs militaire functies vervullen.
De vraag naar diensten van de DVVO, en met name naar de diensten van het VVCC, is grotendeels afhankelijk van de deelname door de krijgsmachtdelen aan grootschalige buitenlandse oefeningen en aan crisisbeheersingsoperaties. Het VVCC en de regionale vervoerscentra worden rechtstreeks benaderd door de resultaat-verantwoordelijke eenheden in hun werkgebied of regio. De DVVO-eenheden leveren hun diensten rechtstreeks aan deze eenheden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de DVVO-capaciteit of van de bij de krijgsmachtdelen aanwezige
(rest)capaciteit (virtuele transportcapaciteit). Indien de capaciteit van Defensiemiddelen niet of niet in voldoende mate aanwezig is, wordt (aanvullend) ingehuurd.
De DVVO is primair verantwoordelijk voor de doelmatigheid van het vervoer, echter niet voor de vervoersbehoefte zelf. De krijgsmachtdelen dienen hun transportaanvragen zelf kritisch te toetsen. De taken van
DVVO bestaan uit:
– integraal afwegen van alle vervoersaanvragen;
– het plannen, coördineren en (doen) uitvoeren van het vervoer;
– het, ter ondersteuning van de operationele commandant, coördineren en (doen) uitvoeren van strategische verplaatsingen van eenheden; – het uitvoeren van verkeers- en vervoersleiding ; – het zorgdragen voor alle (aan de vervoersfunctie gekoppelde)
douanefaciliteiten; – het participeren in noodverkenningsteams en «movement control teams».
De verplichtingen en de uitgaven van het ressort DVVO
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
09.02.05 Ambtelijk burgerpersoneel
09.02.06 Militair personeel
09.02.07 Overige personele uitgaven
09.02.08 Materiële uitgaven
16 032 |
16 153 |
16 268 |
16 096 |
15 915 |
15 758 |
15 758 |
30 162 |
30 299 |
30 766 |
30 667 |
30 661 |
30 681 |
30 637 |
5 162 |
5 414 |
5 283 |
5 283 |
5 283 |
5 283 |
5 283 |
56 339 |
68 941 |
63 028 |
62 286 |
60 734 |
60 904 |
60 341 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
107 695 |
120 807 |
115 345 |
114 332 |
112 593 |
112 626 |
112 019 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
107 645 |
104 296 |
103 294 |
100 519 |
100 121 |
||
Nieuwe mutaties |
13 162 |
11 049 |
11 038 |
12 074 |
12 505 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000,–)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– Loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen:
1 822 2 404 2 533 2 446
1 822 2 404 2 533 2 446
2 309
2 309
Beleidsmatige bijstellingen:
– Meerbehoefte inhuur transportcapaciteit
– Exploitatie informatiesystemen
– Overige bijstellingen, per saldo
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
11 992 |
7 192 |
7 192 |
7 192 |
7 192 |
1 170 |
1 020 |
1 045 |
995 |
950 |
|
433 |
268 |
1 441 |
2 054 |
11 340
8 645
8 505
9 628
10 196
Totaal van de mutaties
13 162
11 049
11 038
12 074
12 505
Toelichting nieuwe mutaties
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Meerbehoefte inhuur transportcapaciteit
De meerbehoefte aan inhuur van transportcapaciteit betreft programmauitgaven die direct gerelateerd zijn aan de klantvraag. Om fluctuaties in de begroting van het Dico en die van de klanten te voorkomen, wordt de vraag op voorhand grotendeels als structureel beschouwd.
Exploitatie informatiesystemen
De exploitatie van de computernetwerken en van enkele grote informatiesystemen bij DVVO is in handen van het agentschap DTO. De doorberekening van de hiermee gepaard gaande kosten komt voor rekening van DVVO.
Overige mutaties
Overige mutaties betreffen de overheveling van budget voor het inhuren van lokale expertise door DVVO in het buitenland, voor het overhevelen van enkele transportdiensten en voor de meerkosten voor het later verhuizen van enige DVVO-eenheden. In de post overige bijstellingen zijn met name kleinere budgetoverhevelingen opgenomen.
Activiteiten en prestatiegegevens
De volgende presentatie van de klantvraag is gebaseerd op het bedrijfsplan DVVO 1999–2004. Geconstateerd moet worden dat het door de klanten – het kerndepartement en de krijgsmachtdelen opleveren van meerjarige behoefte aan verkeers- en vervoersproducten nog onvoldoende invulling heeft gekregen. In voortdurend overleg met de klanten wordt ernaar gestreefd hier meer inzicht in te krijgen.
Het productieplan 2000 ziet er in hoofdlijnen als volgt uit:
Omschrijving |
Eenheid |
Volume 1999 |
Volume 2000 |
Wegvervoer |
|||
Diepladervervoer |
dagen |
25 607 |
25 607 |
Lijndienstvervoer |
pallets |
247 180 |
247 180 |
Munitievervoer |
dagen |
3 280 |
3 280 |
Containervervoer |
dagen |
2 300 |
2 300 |
Overig goederenvervoer |
pallets |
65 263 |
65 263 |
Personenvervoer met chauffeur |
dagen |
10 513 |
10 513 |
Personenauto zonder chauffeur |
dagen |
90 567 |
90 567 |
Busvervoer |
dagen |
10 674 |
10 674 |
Steunverlening opleidingen |
dagen |
6 745 |
6 745 |
Luchtvervoer |
|||
Goederenvervoer |
ton- |
||
vlieguren |
6 874 |
6 874 |
|
Personenvervoer |
personen- |
||
vlieguren |
144 014 |
144 014 |
|
Spoorvervoer |
|||
Goederenvervoer |
ton- |
||
kilometers |
92 395 266 |
92 395 266 |
|
Zeevervoer |
|||
Goederenvervoer |
lanemeter- |
||
vaardagen |
176 527 |
176 527 |
|
Ferryvervoer |
personen-overtoch- |
||
ten |
2 356 |
2 356 |
|
voertuig- |
|||
overtoch- |
|||
ten |
473 |
473 |
Ressort Defensie Werving en Selectie (DWS)
Het ressort Defensie Werving en Selectie (DWS) is als interservice eenheid belast met de werving en selectie van het door de krijgsmachtdelen en de centrale organisatie benodigde burger- en militair personeel. Door DWS wordt personeel geworven, geselecteerd en voorgedragen voor aanstelling op functies binnen de krijgsmacht.
Begin 1999 is de co-locatie van DWS op de Marinekazerne Amsterdam (MKAD) afgerond. DWS bevat naast de staf een afdeling werving, waarin ook de banenwinkels van de Koninklijke landmacht zijn opgenomen en een afdeling selectie.
De belangrijkste ontwikkelingen voor de komende jaren in het deel van de arbeidsmarkt waarop DWS zich vooral richt, zijn:
– de geleidelijke afname van de doelgroep, met name door demografische factoren; – een relatieve toename van vrouwen en allochtonen in de doelgroep; – de stijging van de leeftijd waarop men op de arbeidsmarkt komt; – de stijging van het gemiddelde opleidingsniveau.
Bij de werving zal aandacht worden besteed aan het werven van meer vrouwen en allochtonen. Daarnaast is er per krijgsmachtdeel een aantal bijzondere aandachtspunten aan te geven, die zich concentreren op kwetsbare of moeilijk te realiseren categorieën personeel. Dit zijn in het algemeen de functies voor technisch personeel en voor de gevechts- en gevechtsondersteunende functies.
De verplichtingen en de uitgaven van het ressort DWS
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
09.02.09 Ambtelijk burgerpersoneel
09.02.10 Militair personeel
09.02.11 Overige personele uitgaven
09.02.12 Materiële uitgaven
12 345 |
13 705 |
13 396 |
12 736 |
12 335 |
12 319 |
12 319 |
20 789 |
20 637 |
20 453 |
19 936 |
19 889 |
19 859 |
19 859 |
3 034 |
2 454 |
2 421 |
2 351 |
2 351 |
2 351 |
2 351 |
70 316 |
79 469 |
74 126 |
73 681 |
73 751 |
73 747 |
73 747 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
106 484 |
116 265 |
110 396 |
108 704 |
108 326 |
108 276 |
108 276 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
89 053 |
87 694 |
87 803 |
87 005 |
87 201 |
||
Nieuwe mutaties |
27 212 |
22 702 |
20 901 |
21 321 |
21 075 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– Loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen:
– Aanpassing wervingsbudget
– Opvoeren selectiebudget
– Exploitatiekosten informatiesystemen
– Inhuur O-, I- en A-deskundigheid
– Overige bijstellingen, per saldo
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
3 576 3 724 3 610 3 720
3 576 3 724 3 610 3 720
23 636
3 674
3 674
14 167 |
13 230 |
12 830 |
12 830 |
12 830 |
3 200 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
2 900 |
2 450 |
2 450 |
2 450 |
2 450 |
633 |
100 |
100 |
100 |
100 |
2 736 |
198 |
|
|
-979 |
18 978
17 291
17 601
17 401
Totaal van de mutaties
27 212
22 702
20 901
21 321
21 075
Toelichting nieuwe mutaties
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Aanpassing wervingsbudget
Aan de hand van de wervingsprogramma’s die in overleg met de krijgsmachtdelen en het kerndepartement zijn vastgesteld, is het wervingsbudget structureel verhoogd.
Opvoeren selectiebudget
Het benodigde budget voor de declaraties voor de gemaakte reiskosten en de vergoeding van inkomstenderving voor sollicitanten was voorheen structureel niet opgenomen en wordt vanaf 1998 door DWS betaald.
Exploitatiekosten informatiesystemen
De exploitatiekosten van het computernetwerk bij DWS en van het geautomatiseerde informatiesysteem RIOS-DWS zijn in handen van het agentschap DTO. De doorberekening van de hiermee gepaard gaande kosten komt vanaf 1999 voor rekening van DWS. Voor 1999 is bovendien voor de instandhouding van beide systemen nog extra apparatuur benodigd.
Inhuur O-, I- en A-deskundigheid
Het netwerkbeheer van het DWS-netwerk wordt uitbesteed aan het agentschap DTO. Hiertoe is inhuur van DTO-capaciteit benodigd. Op het gebied van managementinformatie dient het RIOS-DWS te worden doorontwikkeld. Ook hiervoor wordt expertise ingehuurd. Verder is in het kader van het bezwarenonderzoek van de Algemene Rekenkamer inhuur van een financieel adviseur noodzakelijk.
Overige bijstellingen
De overige bijstellingen zijn gebaseerd op de laatste inzichten alsmede kleinere budgetoverhevelingen. Voor 1999 is hierin begrepen een overheveling voor vervanging en onderhoud van bedrijfsmiddelen.
Activiteiten
Voor 1999 en verdere jaren wordt uitgegaan van de volgende aanstellingsbehoeften militair personeel:
Krijgsmachtdeel |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
KM |
||||||
BOT |
211 |
200 |
200 |
200 |
200 |
200 |
BBT |
1 698 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
1 100 |
KL |
||||||
BOT |
510 |
510 |
510 |
510 |
510 |
510 |
BBT |
3 800 |
3 900 |
4 000 |
4 100 |
4 100 |
4 100 |
KLu |
||||||
BOT |
38 |
35 |
35 |
35 |
35 |
35 |
BBT |
802 |
850 |
850 |
850 |
850 |
850 |
KMar |
||||||
BOT |
75 |
75 |
75 |
75 |
75 |
75 |
BBT |
587 |
557 |
557 |
557 |
557 |
557 |
Natres |
750 |
700 |
700 |
700 |
700 |
700 |
Totaal |
8 471 |
7 927 |
8 027 |
8 127 |
8 127 |
8 127 |
Ressort Instituut Defensie Leergangen (IDL)
Het Instituut Defensie Leergangen (IDL) is het geïntegreerde opleidingscentrum voor loopbaanopleidingen en militaire aspectcursussen ten behoeve van Defensie-managers en staffunctionarissen bestemd voor midden-, hoger- en topniveau. Tevens worden internationale opleidingen voor officieren uit Midden- en Oost-Europa verzorgd.
De organisatie van het IDL bestaat naast een staf uit een facilitaire dienst, opleidingsafdelingen voor de respectievelijke krijgsmachtdelen en een interservice opleidingsafdeling. Het IDL heeft de volgende taken: – het verzorgen van loopbaanopleidingen en militaire aspectcursussen voor officieren en hogere burgerambtenaren van Defensie; – het verzorgen van opleidingen voor officieren uit Middenen OostEuropa; – het ondersteunen en faciliteren bij de organisatie en uitvoering van congressen, seminars en andere opleidingsactiviteiten van Defensieonderdelen; – het exploiteren van de restcapaciteit aan faciliteiten door verhuur aan andere overheidsinstellingen.
Binnen Defensie bestaat een structurele samenwerking tussen het IDL, KIM en KMA. De samenwerking tussen de drie instituten bestaat onder meer uit het onderling afstemmen van de opleidingen, het uitwisselen van docenten, gezamenlijk organiseren van seminars en het gemeenschappelijk uitgeven van publicaties. Buiten defensie heeft het IDL een samenwerkingsverband met het Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingen-dael. Dit instituut verzorgt onderwijsmodules in hogere vormingen en de leergang topmanagement Defensie. Daarnaast worden gezamenlijk seminars georganiseerd.
De verplichtingen en de uitgaven van het ressort IDL
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
09.02.13 Ambtelijk burgerpersoneel
09.02.14 Militair personeel
09.02.15 Overige personele uitgaven
09.02.16 Materiële uitgaven
3 087 |
3 373 |
3 361 |
3 355 |
3 346 |
3 341 |
3 341 |
5 516 |
5 781 |
5 885 |
5 854 |
5 840 |
5 832 |
5 832 |
4 279 |
5 422 |
5 422 |
5 422 |
5 422 |
5 422 |
5 422 |
6 000 |
4 568 |
4 569 |
4 491 |
4 491 |
4 491 |
4 491 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
18 882 |
19 144 |
19 237 |
19 122 |
19 099 |
19 086 |
19 086 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
18 419 |
18 335 |
18 261 |
18 260 |
18 260 |
||
Nieuwe mutaties |
725 |
902 |
861 |
839 |
826 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000,–)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– Loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen:
– Reiskosten cursisten
– Overige bijstellingen, per saldo
40
137
96
74
61
-40 |
137 |
96 |
74 |
61 |
1 060 |
1 060 |
1 060 |
1 060 |
1 060 |
|
|
|
|
|
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen: |
765 |
765 |
765 |
765 |
765 |
Totaal van de mutaties |
725 |
902 |
861 |
839 |
826 |
Toelichting nieuwe mutaties
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Reiskosten cursisten
Dienstreisdeclaraties van cursisten worden door de krijgsmachtdelen voldaan. Mede hierdoor wordt niet altijd de meest doelmatige keuze gemaakt bij de planning van dienstreizen. Om dit probleem op te lossen en om een beter inzicht te krijgen in de opleidingskosten, worden deze kosten ten laste van de IDL-begroting gebracht.
Overige bijstellingen
De overige bijstellingen hebben met name betrekking op de weekend-openstelling van het bedrijfsrestaurant, twee nieuwe aspectcursussen (ISOOC advanced cursus en de cursus Joint Operations) en diverse kleinere budgetoverhevelingen.
Activiteiten
De opleidingscapaciteit bij het IDL wordt uitgedrukt in cursistweken. In het bedrijfsplan IDL 1999–2004 is voor de cursusplanning voor 1999 gebruik gemaakt van de behoeftestellingen van het kerndepartement en de krijgsmachtdelen alsmede van een geprognotiseerde behoefte voor de oriëntatiecursussen voor Midden- en Oost-Europeanen. Voor latere jaren is deze extrapolatie toegepast.
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Opleidingen Koninklijke marine Opleidingen Koninklijke landmacht Opleidingen Koninklijke luchtmacht Interservice opleidingen
1 343 |
1 343 |
1 343 |
1 343 |
1 343 |
1 343 |
1 881 |
2 184 |
2 184 |
2 184 |
2 184 |
2 184 |
1 622 |
1 888 |
1 888 |
1 888 |
1 888 |
1 888 |
1 918 |
1 934 |
1 950 |
1 950 |
1 950 |
1 950 |
Ressort Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB)
Algemeen
Het Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB) levert medisch specialistisch personeel, voorziet in medisch specialistische zorg en verzorgt de geneeskundige opleidingen en logistiek. Het MGFB draagt hiermee bij aan de zorgverlening die de geneeskundige diensten van de krijgsmachtdelen leveren bij de inzet van operationele eenheden in het kader van humanitaire en vredesoperaties en de algemene verdedigingstaak. Het MGFB levert deze ondersteuning bij daadwerkelijke inzet, de voorbereidingen hierop en bij de nazorg. Het MGFB vervult tevens een belangrijke rol in het bevorderen van de samenhang en gezamenlijkheid binnen de militaire gezondheidszorg en met de civiele gezondheidszorg.
Het MGFB bestaat uit vier divisies, een gemeenschappelijke geneeskundige beleidsstaf en een kernstaf. De divisies zijn het Centraal Militair Hospitaal (CMH), het Militair Revalidatie Centrum (MRC), het Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Diensten (OCMGD) en het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum (MGLC).
Het MGFB verricht de volgende activiteiten:
– het voorziet in de behoefte aan uitzendbaar medisch specialistisch personeel; – het biedt (medisch specialistische en revalidatie) zorgcapaciteit voor de opvang van (grotere aantallen) militaire slachtoffers; – het voorziet in medisch specialistische zorg en revalidatiezorg in
Nederland; – het verzorgt de geneeskundige opleidingen voor militair personeel; – het verzorgt de logistiek van geneeskundige goederen en diensten; – het verstrekt informatie over gezondheidsrisico’s en preventieve maatregelen in relatie tot de uitvoering van operationele opdrachten; – het ontwikkelt beleid ten aanzien van de militaire gezondheidszorg; – het bevordert de samenwerking binnen de verschillende disciplines van de militaire gezondheidszorg; – het bevordert de samenhang met de civiele gezondheidszorg.
De verplichtingen en de uitgaven van het ressort MGFB
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
09.02.17 Ambtelijk burgerpersoneel
09.02.18 Militair personeel
09.02.19 Overige personele uitgaven
09.02.20 Materiële uitgaven
27 964 |
30 444 |
30 236 |
27 907 |
26 398 |
26 366 |
26 366 |
38 826 |
38 210 |
37 689 |
37 476 |
37 392 |
37 337 |
37 337 |
14 969 |
12 145 |
10 317 |
10 040 |
9 855 |
9 855 |
9 855 |
40 161 |
43 905 |
35 125 |
32 881 |
36 179 |
36 962 |
36 762 |
Stand ontwerpbegroting 2000 |
121 920 |
124 704 |
113 367 |
108 304 |
109 824 |
110 520 |
110 320 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
122 907 |
106 743 |
104 302 |
105 488 |
105 671 |
||
Nieuwe mutaties |
1 797 |
6 624 |
4 002 |
4 336 |
4 849 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000,–)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Technische bijstellingen:
– Loon- en prijsaanpassingen 1999
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen:
– Uitbreiding militair psychiatrische zorg
– Overige bijstellingen, per saldo
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen:
|
|
-707 |
|
|
|
|
-707 |
|
|
2 000 |
2 500 |
3 000 |
3 500 |
|
3 315 |
5 666 |
2 209 |
1 874 |
1 974 |
3 315
7 666
4 709
5 374
5 474
Totaal van de mutaties
1 797
6 624
4 002
4 336
4 849
Toelichting nieuwe mutaties
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Militair psychiatrische zorg
Er is ingestemd met de vastgestelde behoefte aan militair psychiatrische zorg zoals deze is aangegeven door het MGFB. Tegenover een deel van deze uitgaven staan ontvangsten AWBZ (zie de ontvangstenbegroting).
Overige bijstellingen
De overige bijstellingen zijn met name gebaseerd op diverse kleinere budgetaanpassingen.
Activiteiten
De medisch specialistische capaciteit wordt in de komende jaren beter afgestemd op het tegelijkertijd kunnen ondersteunen van vier vredesoperaties. De hiervoor benodigde capaciteit is vastgesteld in een gezamenlijke studie met de Defensiestaf en de krijgsmachtdelen. Met relatieziekenhuizen zullen overeenkomsten worden gesloten om te voldoen aan de benodigde capaciteit. In 1999 vindt de selectie plaats van ziekenhuizen waarmee Defensie een samenwerkingsrelatie wil aangaan. Het is de bedoeling om uiteindelijk met 15 ziekenhuizen een samenwerkingsverband aan te gaan. In 1999 wordt de planning vastgesteld voor de inzet vanaf het jaar 2000.
Het opleidingsprogramma bij het OCMGD omvat ruim 50 verschillende opleidingen voor algemeen militaire artsen, algemeen militaire verpleegkundigen en overige opleidingen. Het opleidingsplan voor 1999 is gebaseerd op een totale opleidingsbehoefte van 72 255 cursistdagen. Het OCMGD bevindt zich nog in een reorganisatiefase waarbij het aantal verschillende cursussen drastisch zal worden beperkt.
Voor het CMH is de productie te splitsen in primaire productie (per specialisme) en secundaire productie (overige verrichtingen). Jaarlijks zal de toegestane curatieve productie in overleg met de zorgverzekeraar worden vastgesteld.
Bij het MRC wordt de productie uitgedrukt in verpleegdagen, revalidatie-behandelingsuren (RBU) en onderzoeken/verrichtingen. Ook hier vindt jaarlijks overleg met de zorgverzekeraars plaats over de toegestane productie.
MRC
omschrijving |
aantal 1999 |
aantal 2000 |
prijs/ehd 1999 |
prijs/ehd 2000 |
totaal 1999 |
totaal 2000 |
||
(x f 1000) |
(x f 1000) |
|||||||
revalidatie behandeluren |
43 000 |
43 000 |
f 200 |
f 200 |
8 600 |
8 600 |
||
verpleegdagen |
24 500 |
24 500 |
f 180 |
f 200 |
4 410 |
4 900 |
||
1e consulten |
1 000 |
1 000 |
f 130 |
f 130 |
1 300 |
1 300 |
||
andere verrichtingen |
15 |
10 |
||||||
orthopedische instrumentmakerij |
3 600 |
3 600 |
f 446 |
f 417 |
1 606 |
1 500 |
CMH
omschrijving aantal 1999 aantal 2000 prijs/ehd 1999 prijs/ehd 2000
totaal 1999 (x f 1000)
totaal 2000 (x f 1000)
1e consulten polikliniek opnamen verpleegdagen dagopnamen verrichtingen polikliniek verrichtingen OK verrichtingen fysiotherapie consulten diëtiek functie-onderzoeken
19 140 |
19 240 |
f 75 |
f 75 |
1 436 |
1 443 |
1 704 |
1 706 |
f 49 |
f 49 |
83 |
84 |
9 210 |
9 210 |
f 750 |
f 750 |
6 908 |
6 908 |
753 |
753 |
f 375 |
f 375 |
282 |
282 |
17 000 |
17 000 |
f 145 |
f 145 |
2 465 |
2 465 |
3 100 |
3 000 |
f 1 158 |
f 1 158 |
3 590 |
3 474 |
11 600 |
11 600 |
f 32 |
f 32 |
371 |
371 |
2 920 |
2 900 |
f 55 |
f 55 |
161 |
160 |
15 700 |
15 700 |
f 255 |
f 255 |
4 004 |
4 004 |
Ressort Overige Interservice Diensten (OID)
Onder de Overige Interservice Diensten zijn ondergebracht:
– het Defensie Materieel Codificatiecentrum (DMC);
– de Dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA);
– de Dienst Militaire Pensioenen (DMP) (tot een nader te bepalen datum in 2000); – het Defensie Archieven, Registratie- en Informatiecentrum (DARIC); – het Bureau Internationale Militaire Sport (BIMS); – de Diensten voor Geestelijke Verzorging (DGV); – de Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD).
Ontwikkelingen
Naar verwachting zal DMP in de loop van van het jaar 2000 overgaan naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Hetzelfde geldt voor het Team Gegevensverzameling Verzekerdenadministratie (TGV) dat nu bij DARIC is ondergebracht. Vooralsnog is budgettair alleen rekening gehouden met de overdracht van het TGV.
De opname van het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek (KTOMM), het Bureau Vorderingen, Inhoudingen en Kortingen (VIK), het Veteraneninstituut en de eventuele opname van de secretariaten van de Stichting Burgerpersoneelsfonds en van de personeelsvereniging Meer Vriendschap Onderling zijn nog niet in deze begroting verwerkt. Nadat ten aanzien van de overname nadere afspraken zijn gemaakt met de overdragende instanties, zijnde de Koninklijke landmacht en het Kerndepartement, worden de gerelateerde personeelsaantallen en budgetten naar het Dico overgeheveld. Deze overhevelingen hebben vooralsnog geen gevolgen voor de totale hoogte van de Defensiebegroting.
De verplichtingen en de uitgaven van het ressort OID
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen en de uitgaven (x f 1000)
Artikelonderdeel
Verplichtingen en uitgaven
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
09.02.21 Ambtelijk burgerpersoneel
09.02.22 Militair personeel
09.02.23 Overige personele uitgaven
09.02.24 Materiële uitgaven
31 115 |
31 902 |
28 650 |
28 562 |
23 089 |
25 478 |
24 210 |
24 774 |
4 901 |
5 597 |
4 335 |
4 362 |
20 010 |
22 203 |
12 973 |
15 609 |
27 280 27 349 27 461
24 698 24 741 24 814
4 730 4 730 4 730
15 215 14 900 14 575
Stand ontwerpbegroting 2000 |
79 115 |
85 180 |
70 168 |
73 307 |
71 923 |
71 720 |
71 580 |
Stand 1e suppletore begroting 1999 |
84 722 |
71 155 |
69 129 |
69 046 |
68 754 |
||
Nieuwe mutaties |
458 |
-987 |
4 178 |
2 877 |
2 966 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000) |
|||||
Omschrijving |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
Technische bijstellingen: – Loon- en prijsaanpassingen 1999 |
8 358 |
8 446 |
9 048 |
8 415 |
8 294 |
Sub-totaal technische bijstellingen:
Beleidsmatige bijstellingen: – Overheveling TGV naar ABP – Herverdeling budgetten – Overige bijstellingen, per saldo
8 358 8 446 9 048 8 415
8 294
-3 600 |
|
-3 400 |
-3 600 |
|
9 000 |
-4 400 |
|
-3 400 |
-3 400 |
1 100 |
|
1 930 |
1 262 |
1 672 |
Sub-totaal beleidsmatige bijstellingen: |
-7 900 |
-9 433 |
|
|
|
Totaal van de mutaties |
458 |
-987 |
4 178 |
2 877 |
2 966 |
Toelichting nieuwe mutaties
Technische bijstellingen
Loon- en prijsaanpassingen 1999
De uitgavenniveaus zijn aangepast aan het loon- en prijsniveau 1999.
Beleidsmatige bijstellingen
Overdracht Team Gegevensverzameling Verzekerdenadministratie (TGV) naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP)
Het TGV, ondergebracht bij DARIC, wordt budgettair overgedragen aan het ABP met ingang van 1 januari 2000.
Herverdeling budgetten
De herverdeling van budgetten heeft betrekking op millennium, toegewezen aan Staf Dico, onderhoud automatiseringsprojecten van diverse diensten en bedrijven alsmede een ramingsbijstelling voor bezoldiging en wachtgelden bij de diverse diensten.
Overige bijstellingen
Deze mutatie heeft met name betrekking op diverse kleinere budgetaanpassingen.
Activiteiten
DMC
Het DMC voert codificatiewerkzaamheden uit in het kader van de functie van Nationaal Codificatie Bureau en stelt codificatie-informatie beschikbaar aan rechthebbenden. Tevens beheert het DMC het Defensie Materieel Codificatie Informatiesysteem (DEMCIS).
Omschrijving 1999 2000
DMC
– aantal codificatie-aanvragen 2000 2000
– aantal artikeleninonderhoud 40000 40000
De aanvragen zijn afkomstig van buitenlandse Nationale Codificatie Bureaus voor het codificeren van in Nederland geproduceerde, nieuwe artikelen. Het aantal artikelen in onderhoud betreft de NATO Stock Nummers voor in Nederland geproduceerde artikelen waarvoor in het verleden een aanvraag is ingediend.
PSA
De dienst PSA verzorgt de salarisbetalingen aan het burgerpersoneel van Defensie en voorziet in personeels- en financiële informatie. Vanwege de grote onderlinge afhankelijkheid van salaris- en personeelsinformatiesystemen is de dienst PSA betrokken bij een aantal vervangings- en nieuwbouwprojecten voor deze informatiesystemen.
Omschrijving 1999 2000
PSA
– aantal individuele arbeidsrelaties (IAR’s) 24500 24500
– aantal deelnemers spaarloonregeling Defensie 33500 33500
Het aantal individuele arbeidsrelaties betreft uitsluitend burgerpersoneel waarmee Defensie een dienstverhouding heeft. De spaarloonregeling Defensie wordt uitgevoerd voor alle medewerkers van Defensie.
DMP
De DMP is belast met het uitvoeren van wetten en regelingen voor nabestaanden- en ouderdomspensioenen van militairen en met het uitvoeren van waarde-overdrachten en -overnames. De werklast bij de DMP is afhankelijk van wetswijzigingen op fiscaal gebied en in de sociale zekerheid. Als gevolg van een toegenomen volume waarde-overdrachten in verband met de privatisering van het ABP en door een groeiend aantal aanvragen van voormalig BBT-personeel, is de capaciteit bij de DMP uitgebreid met tijdelijk personeel.
Omschrijving 1999 2000
DMP
– ouderdomspensioenen (overgangers en uitgesteld) 25 000 25 000
– aantal nabestaandenpensioenen 4400 4400
– aantal waarde-overdrachtenen-overnames 1500 1500
Bij DMP zijn alle pensioenvormen voor militairen en hun nabestaanden in beheer. De waardeoverdrachten en -overnames komen voort uit het voorkómen van pensioenbreuk.
DARIC
Het DARIC verzorgt de centrale documentaire informatievoorziening en voert de algemene secretarie van het ministerie. In het DARIC zijn naast de Centrale Secretarie en Documentaire Informatievoorziening opgenomen het Centraal Archieven Depot (CAD), het Centraal Medisch Archief (CMA) en het Bureau Registratie en Informatie Ontslagen Personeel (BRIOP). In het kader van de realisatie van een verzekerdenadministratie voor militaire pensioenen is het Team Gegevensverzameling Verzekerdenadministratie in het leven geroepen en bij het DARIC ondergebracht.
Omschrijving 1999 2000
DARIC
– aantal telefonische en schriftelijke informatieverstrekkingen 60 000 60 000
– aantal archiefinbeheer (strekkende meters) 40000 40000
In het kader van het verzorgen van de centrale documentaire informatievoorziening verstrekt DARIC telefonische en schriftelijke informatie. De archiveringstaak omvat het in goede staat houden en bewaren van aan DARIC toevertrouwde informatie-bronnen, alsmede overbrenging van archieven naar rijksarchief-bewaarplaatsen.
BIMS
Het BIMS zorgt voor de organisatie van internationale militaire sporttoernooien en uitzending van militaire equipes. Tevens coördineert het de militaire sport op nationaal niveau. Daarnaast wordt gezorgd voor stimulering van (top)sportbeoefening en (individuele) begeleiding van topsporters binnen de defensie-organisatie.
Omschrijving 1999 2000
BIMS
– deelname en organisatie internationale sporttoernooien in
Nederland 10 10
– deelname aan internationale sporttoernooien in het buitenland 50 50
– deelname aan wereldkampioenschappen in verschillende takken van sport 15 15
DGV
De DGV verlenen geestelijke verzorging aan militairen en waar nodig ook aan de gezinsleden van militairen, volgens de richtlijnen van de zendende instanties. De Geestelijke verzorging in de krijgsmacht wordt verzorgd door vier interservice diensten geestelijke verzorging: de rooms-katholieke, de protestantse, de joodse en de humanistische.
MDD
De MDD is belast met het bedrijfsmaatschappelijk werk bij Defensie. De MDD richt zich primair op de ondersteuning bij de operationele inzet, levert diensten in het kader van het reguliere bedrijfsmaatschappelijke werk en levert speciale ondersteuning bij reorganisaties. Genoemde taakaspecten vinden plaats door: hulpverlening aan het Defensiepersoneel, dienstverlening aan lijnverantwoordelijken en het verrichten van bijzondere taken (berichtgeving en 06-dienst).
Artikelonderdeel 09.02.25 Wachtgelden en inactiviteitswedden
De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de diverse wachtgeldregelingen voor het burgerpersoneel van het Dico. Naast het regulier wachtgeld wordt in dit hoofdstuk ook ingegaan op de uitgaven voor wachtgelden en uitstroombevorderende maatregelen die voor het Dico uit het Sociaal Beleidskader (SBK) voortvloeien.
De raming voor wachtgelden is gebaseerd op de reëel verwachte instroom en niet mede gerelateerd aan het toegewezen budget welke voor wachtgelden zijn ontvlochten. Ook de uitvoeringskosten, welke lager zijn toegewezen als gevolg van verwachte doelmatigheidswinst doordat wordt overgegaan op kostprijsberekening van USZO, zijn op basis van realisatie 1998 opgenomen.
De berekening heeft plaatsgevonden met behulp van de zesjaarsraming voor wachtgelden burgerpersoneel en de meerjarige opgaven van USZO.
De geraamde aantallen wachtgelden en inactiviteitswedden
Omschrijving
Eenheid
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Wachtgelden SBK/UBMO burger- |
Aantal |
personeel |
uitkerings- |
jaren |
|
WAO burgerpersoneel |
Aantal |
uitkerings- |
|
jaren |
|
Reguliere wachtgelden burger- |
Aantal |
personeel |
uitkerings- |
jaren |
160 171
42
48
156
14
51
133
22
41
120 104
30
27
33
17
91
33
15
Wachtgelden en inactiviteitswedden excl. uitvoeringskosten Bij: Uitvoeringskosten |
x f 1000,– x f 1000,– |
8 903 2 225 |
9 977 2 225 |
8 464 2 225 |
7 393 2 225 |
6 855 2 225 |
6 140 2 225 |
5 530 2 225 |
Totale uitgaven ontwerpbegroting 2000 Stand 1e suppletore wet 1999 |
x f 1000,– x f 1000,– |
11 128 |
12 202 7 239 |
10 689 6 239 |
9 618 5 139 |
9 080 4 061 |
8 365 4 061 |
7 755 |
Nieuwe mutaties |
x f 1000,– |
4 963 |
4 450 |
4 479 |
5 019 |
4 304 |
Toelichting
De raming is gebaseerd op de geraamde in- en uitstroom en berekend met behulp van de zesjaarsraming op basis van prognoses van USZO en de verwachte realisatie. De opbouw van de rechthebbenden inzake het SBK en de Uitstroombevorderende Maatregel Ouderen (UBMO) wijzigt in de loop van de jaren zodat er geen sprake is van een constante maar van een dalende middensom. Er is rekening gehouden met de loonbijstelling 1999 voor de wachtgelden.
WAO en Bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid
In verband met de keuze voor eigen risicodragerschap voor de WAO zijn de uitkeringsbedragen voorzover betrekking hebbend op de eigen-risicoperiode – vanuit beleidsterrein 02. Pensioenen en uitkeringen overgeheveld.
Uitgaven SociaalBeleidskader
Het Dico heeft bij zijn oprichting doelmatigheidsdoelstellingen opgelegd gekregen waardoor de personeelsaantallen fors naar beneden zijn bijgesteld. Er is vanuit gegaan dat een groot deel van dit personeel herplaatsbaar zou zijn binnen Defensie. Naar thans blijkt is het aantal herplaatsers lager uitgevallen dan werd aangenomen zodat meer personeel in de wachtgeldregeling als gevolg van SBK en de UBMO is beland.
De geraamde uitgaven voor wachtgelden als gevolg van het SBK en de UBMO worden nog beïnvloed door de lopende reorganisatie van het Dico, maar vertoont een dalende tendens. Het beleid blijft er op gericht de instroom in de wachtgeldregelingen te beperken. Daartoe worden vooral de SBK-instrumenten gebruikt die gericht zijn op de tewerkstelling van overtollig personeel van het Dico, zowel binnen als buiten de (rijks)over-heid.
6
In onderstaand overzicht zijn de voorziene uitgaven voor het SBK opgenomen. De uitgaven hebben zowel betrekking op burgerpersoneel als op militair personeel van het Dico. De verantwoording van de uitgaven vindt, met uitzondering van de wachtgelden, plaats ten laste van de desbetreffende artikelonderdelen «ambtelijk burgerpersoneel», «militair personeel» en «overige personele uitgaven». De uitgaven van de wachtgelden worden geraamd en verantwoord ten laste van dit artikelonderdeel 09.02.25.
Uitgaven Sociaal Beleidskader (x f 1000,–)
1998
1999
2000
2001
2002 2003
2004
– om-, her-, bijscholing en outplacement
– verplaatsen
– wachtgelden SBK/UBMO burgerpersoneel
– BDOS plaatsingen burgerpersoneel
– BDOS plaatsingen militair personeel
Totaal uitgaven Sociaal Beleidskader
340 |
200 |
100 |
50 |
|||
13 |
240 |
100 |
100 |
50 |
||
7 203 |
7 641 |
6 195 |
5 422 |
4 852 |
4 272 |
3 815 |
3 856 |
2 343 |
1 784 |
808 |
|||
2 197 |
1 468 |
840 |
475 |
|||
13 269 |
12 032 |
9 119 |
6 905 |
4 952 |
4 272 |
3 815 |
Toelichting
Naar verwachting zullen, als gevolg van het afronden van reorganisaties de uitgaven aan SBK/UBMO en de boven-de-organieke-sterkte plaatsingen (BDOS) verminderen.
09.03 Investeringen groot materieel en infrastructuur
De grondslag van het artikel en het te voeren beleid
Ten laste van dit artikel worden de uitgaven geraamd voor investeringen in groot materieel en infrastructuur, die niet onder het begrotingsartikel 09.02 Personeel en materieel worden geraamd en verantwoord.
Het beleid is gericht op de vervanging en zonodig verbetering van infrastructuur en materieel, waarbij de bestaande tekortkomingen, zowel kwantitatief als kwalitatief, worden opgeheven.
In deze ontwerpbegroting is met de volgende investeringen rekening gehouden:
– Groot materieel: de uitgaven betreffen met name bedrijfsmatige vervangingen van transportmiddelen ten behoeve van het DVVO;
– Infrastructuur: ten behoeve van de nieuwbouw en renovatie van het Militair Revalidatiecentrum (MRC) in Doorn wordt voor 2000 een bedrag geraamd van f 4,3 miljoen. Naar verwachting zal het project in dat jaar ook gereed komen. De totale projectomvang komt daarmee op f 11,3 miljoen. Ten behoeve van nieuwbouw en renovatie van onder andere leslokalen, burelen en legering voor het Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Diensten (OCMGD) in Hilversum is in deze begroting een totaal bedrag geraamd van f 19,4 miljoen. Het project is van start gegaan in 1999 en zal in 2001 zijn afgerond.
De verplichtingen en uitgaven
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
t/m 1997 1998 1999 2000
2001
2002 2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
13 572 8 753 7 371 7 461
7 341
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe (beleidsmatige) mutaties
13 572 8 753
9 000 10 400
7 371 7 461
7 341
Stand ontwerpbegroting 2000
12 899 29 591 22 572 19 153 7 371 7 461
7 341 7 341
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
5 853 13 427 10 243 8 691 3 345 3 386 3 331
3 331
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1000,–)
1998 1999 2000 2001
2002
2003 2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutaties 1e suppletore wet 1999
13 874 11 041 7 371
1 300
7 461 7 341
Stand 1e suppletore wet 1999
Nieuwe (beleidsmatige) mutaties – infrastructuur DWS – infrastructuur MRC – infrastructuur
OCMGD – bijstelling vervanging voertuigen DVVO
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000)
15 174 11041 7 371 7 461 7 341
2 700
-
-576 576
3 000 12000 4 400
881
Totaal nieuwe mutaties |
4 243 |
12 576 |
4 400 |
||||
Stand ontwerpbegroting 2000 |
35 328 |
19 417 |
23 617 |
11 771 |
7 461 |
7 341 |
7 341 |
16 031 8 811 10 717 5 341 3 386 3 331 3 331
Toelichting op de nieuwe mutaties
Infrastructuur DWS
De nieuwbouw ten behoeve van DWS in Amsterdam is begin 1999 afgerond. De financiële gevolgen van dit project werken nog tot in 1999 door.
Infrastructuur MRC (MGFB)
Ten behoeve van de huisvesting van het MRC wordt voor een deel nieuwbouw gerealiseerd. De mutaties betreffen een verschuiving in de projectrealisatie.
Infrastructuur OCMGD
Het OCMGD is gevestigd op de Korporaal van Oudheusden-kazerne te Hilversum. In 1999 is het op deze kazerne gevestigde DWS-onderdeel verplaatst naar Amsterdam. De huidige accommodatie van het OCMGD voldoet voor een groot deel volstrekt niet aan de huidige eisen. Daarom is naast hergebruik van bestaande accommodatie door renovatie besloten tot gedeeltelijke nieuwbouw van leslokalen, burelen en legeringsgebouwen.
Vervanging voertuigen DVVO
De voorgenomen investeringen ten aanzien van de vervanging van voertuigen bij het DVVO hebben enige wijzigingen ondergaan. Het hiervoor ter beschikking staande investeringsbudget wordt voor 1999 niet geheel aangesproken.
Artikelonderdeel Groot materieel
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Groot materieel |
19 636 |
7 341 7 341 |
17 674 |
7 114 |
7 332 |
7 371 |
7 461 |
7 341 |
7 341 |
Artikelonderdeel Infrastructuur
Bedragen x f 1000,– |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|||||||
1998 |
1999 2000 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Infrastructuur |
9 955 |
15 231 11 812 |
17 654 |
12 303 |
16 285 |
4 400 |
Wetsartikel 2 (ontvangsten)
Inleiding
In rekening gebrachte tarieven zijn in het algemeen kostendekkend. Bij de toelichting op de artikelen wordt in voorkomend geval ingegaan op de redenen voor het afwijken van een kostendekkend tarief.
-
01.Beleidsterrein Algemeen
Algemeen
De ontvangstenbegroting van het beleidsterrein Algemeen beslaat in 2000 f 318,1 miljoen. Van dit bedrag wordt op het artikel 01.20 ongeveer f 37,5 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd en op het artikel 01.21 wordt, gelet op de aard van de ontvangsten, f 280,6 miljoen geraamd ten gunste van de niet-verrekenbare ontvangsten.
01.20 Verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
De geraamde ontvangsten hebben betrekking op ontvangsten die gerelateerd zijn aan de personele en materiële uitgaven op artikel 01.20, de overige departementale uitgaven op artikel 01.29 en de ontvangsten die voortvloeien uit internationale verplichtingen in verband met Navo-infrastructuur op artikel 01.23 van de uitgavenbegroting.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
38 690 |
38 690 |
38 690 |
38 690 |
38 690 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
38 690 4 895 |
38 690 - 1 205 |
38 690 - 1 205 |
38 690 - 1 205 |
38 690 - 1 205 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
17 083 |
43 585 |
37 485 |
37 485 |
37 485 |
37 485 |
37 485 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
7 752 |
19 778 |
17 010 |
17 010 |
17 010 |
17 010 |
17 010 |
Toelichting nieuwe mutaties
De nieuwe mutatie betreft met name de ontvangst van teveel betaalde premie aan de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (f 6,1 miljoen). Dit is toegevoegd aan het artikelonderdeel 01.20.01 Personele ontvangsten.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Artikelonderdeel Personele ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Personele ontvangsten |
922 |
7 136 |
1 036 |
1 036 |
1 036 |
1 036 1 036 |
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden ontvangsten en inhoudingen voor verschillende verstrekkingen, zoals voeding, huisvesting en geneeskundige verzorging en ontvangsten in het kader van de inhouding van de nominale AWBZ-premie geraamd en verantwoord. Bij de gehanteerde tarieven zijn de daarmee gemoeide uitgaven als uitgangspunt gehanteerd.
Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Materiële en specifieke ontv. |
3 233 |
4 649 |
4 649 |
4 649 |
4 649 |
4 649 4 649 |
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden verantwoord: – advertenties die zijn geplaatst in defensiepublicaties;
Voor de tarieven van advertenties in de personeelsbladen van Defensie wordt uitgegaan van marktconforme kostendekkende tarieven die zijn gepubliceerd in het handboek «Nederlandse pers en publiciteit»; – overige ontvangsten waaronder verrekening van uitgaven met derden en met het ministerie van Justitie inzake maatregelen die zijn gericht op criminaliteitsbestrijding.
Artikelonderdeel Ontvangsten voortvloeiend uit internationale verplichtingen in verband met Navo-infrastructuur
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Ontvangsten voorvloeiend uit internationale verplichtingen in verband met Navo-infrastructuur |
12 928 |
31 800 |
31 800 |
31 800 |
31 800 |
31 800 31 800 |
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden ontvangsten verantwoord als gevolg van verrekening met de Navo voor uitgaven van Navo Veiligheids Investeringsprojecten in Nederland. De desbetreffende uitgaven zijn opgenomen in artikel 01.23 Internationale verplichtingen. Bij de verrekening worden geen tarieven gehanteerd.
01.21 Niet-verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Dit betreft:
– boetes voor te late levering van goederen door leveranciers ingevolge artikel 22 van de Algemene Rijksinkoopvoorwaarden;
– restitutie van te veel betaalde sociale lasten;
– terugvordering van studiekosten;
– royalties;
– de gelden betrekking hebbend op de vermogensconversie van de agentschappen.
Gezien de samenstelling van dit artikel is het verloop van de ontvangsten moeilijk te voorspellen en kunnen tarieven in dit geval niet als instrument worden gehanteerd. Daarom wordt een vast bedrag aan ontvangsten geraamd, dat ten tijde van de uitvoering van de begroting hoger of lager kan uitvallen.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
700 |
700 |
700 |
700 |
700 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
700 |
700 279 900 |
700 |
700 |
700 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
2 259 |
700 |
280 600 |
700 |
700 |
700 |
700 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
1 025 |
318 |
127 331 |
318 |
318 |
318 |
318 |
Toelichting nieuwe mutatie
De nieuwe mutatie betreft het bedrag dat uit hoofde van de vermogensconversie bij de agentschappen DTO (f 223,5 miljoen) en DGW&T (f 56,4 miljoen) door het moederdepartement van vorengenoemde agentschappen in 2000 worden ontvangen en dat niet verrekenbaar is met het uitgavenniveau.
-
02.Beleidsterrein Pensioenen en uitkeringen
Algemeen
De ontvangstenbegroting van het beleidsterrein Pensioenen en uitkeringen beslaat in 2000 f 4,1 miljoen. Van dit bedrag wordt op het artikel 02.01 ongeveer f 1,5 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd en op het artikel 02.02 wordt, gelet op de aard van de ontvangsten, f 2,6 miljoen geraamd ten gunste van de niet-verrekenbare ontvangsten.
02.01 Verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
De geraamde ontvangsten hebben betrekking op ontvangsten die gerelateerd zijn aan uitkeringen en pensioenen van de uitgavenbegroting.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
2 673 |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
1 213 |
681 |
681 |
681 |
681 |
681 |
681 |
In de ontwerpbegroting 2000 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999 geen nieuwe mutaties opgenomen.
02.02 Niet-verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten verantwoord in het kader van de restitutie van te veel genoten uitkeringen op grond van het anti-cumulatiebeding en die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
433 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
2 600 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
196 |
1 180 |
1 180 |
1 180 |
1 180 |
1 180 |
1 180 |
In de ontwerpbegroting 2000 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999 geen nieuwe mutaties opgenomen.
-
03.Beleidsterrein Koninklijke marine
Algemeen
De ontvangstenbegroting van de Koninklijke marine beslaat in 2000 f 120,2 miljoen. Van dit bedrag wordt op het artikel 03.20 ongeveer f 118,1 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd terwijl op het artikel 03.21, gelet op de aard van de ontvangsten, f 2,1 miljoen wordt geraamd ten gunste van de niet-verrekenbare ontvangsten.
Waar de ontvangsten het gevolg zijn van in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend. De tarieven zijn grotendeels vastgelegd in interne regelgeving. Het gaat hierbij met name om het verrekenen van activiteiten van decentrale eenheden. Op grond van de verrichtingen en de daarvoor geldende tarieven worden de te verrekenen bedragen bepaald en vervolgens in rekening gebracht.
Voor zover tarieven niet zijn vastgesteld in interne regelgeving, wordt per geval een kostendekkend tarief bepaald op basis van de additionele uitgaven, verhoogd met een bedrag voor wettelijk vastgestelde toeslagen.
03.20 Verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
Op dit artikel worden de ontvangsten gesplitst in enerzijds personele-(03.20.01) en anderzijds materiële- en specifieke ontvangsten (03.20.02). De geraamde ontvangsten zijn in het bijzonder te relateren aan de geraamde personele en materiële uitgaven van het uitgavenartikel 03.20 personeel en materieel.
De ontvangsten
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie
114 060 107 269 108 065 106 765 106 765 27 900
Stand 1e suppletore begroting 1999
Nieuwe mutaties:
– B.T.W.
– FMS
– Navo-infrastructuur
– arbeidsvoorwaardencontract 1999
– overige mutaties, per saldo
Totaal nieuwe mutaties
141960 107 269 108 065 106 765 106 765
5 000 |
5 700 |
5 700 |
5 700 |
5 700 |
|
5 000 2000 |
|||
688 |
852 |
852 |
852 |
852 |
490 |
|
-710 |
-710 |
-710 |
1 178
10 842
5 842
5 842
5 842
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
154 058 |
143 138 |
118 111 |
113 907 |
112 607 |
112 607 |
112 607 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
69 908 |
64 953 |
53 596 |
51 689 |
51 099 |
51 099 |
51 099 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
B.T. W.
In 1997 is een aanzet gegeven tot een actiever beleid op het gebied van omzetbelasting, invoerrechten en accijnzen. Met de Belastingdienst en de Douane zijn oude beschikkingen herzien en regelingen getroffen. Als gevolg hiervan zullen de ontvangsten naar verwachting structureel f 5,0 miljoen hoger uitvallen.
Daarnaast worden de ontvangsten structureel met nog f 0,7 miljoen verhoogd als gevolg van een wijziging van de boekingssystematiek. Het betreft de B.T.W.-ontvangsten van het Marinebedrijf die in het vervolg ten gunste van het ontvangstenartikel worden gebracht.
Foreign Military Sales (FMS)
Met name als gevolg van verdere vertraging in de procedures voor het afwikkelen van FMS-cases wordt verwacht dat een deel van het in 1999 te ontvangen bedrag, f 5,0 miljoen, in het jaar 2000 zal worden ontvangen.
Ontvangsten uit hoofde vanNavo-infrastructuur projecten
Als gevolg van vertraging in de besluitvorming zal de bijdrage van de Navo in het message handlingsysteem voor het radiostation Nora, ten bedrage van f 2,0 miljoen, naar verwachting in 2000 plaatsvinden.
Arbeidsvoorwaardencontract 1999
Als gevolg van arbeidsvoorwaardelijke maatregelen is de raming voor het artikelonderdeel personele ontvangsten verhoogd. Dit betreft de inhouding huisvesting en de vermindering afdracht loonheffing voor kinderopvang en scholing.
Overige mutaties
Naar verwachting zal in 2000 naast de benoemde mutaties per saldo f 0,8 miljoen minder worden ontvangen. Met name zullen minder magazijnverstrekkingen aan Navo-partners plaatsvinden. Het betreft ondermeer onttrekkingen van onderdelen uit de gezamenlijke pool voor het onderhoud aan de Goalkeeper wapensystemen door het Verenigd Koninkrijk, alsmede onttrekkingen van onderdelen voor het LW-08 radarsysteem.
In de overige mutaties is de structurele verhoging van de ontvangsten met f 0,5 vanaf 1999 voor het Goalkeeperonderhoud door het marine-bedrijf ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk opgenomen.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Artikelonderdeel Personele ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Personele ontvangsten |
27 721 |
27 753 |
25 752 |
25 702 |
25 482 |
24 837 24 837 |
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en geboekt die als volgt zijn samen te vatten:
– te verhalen salaris en ziektekosten;
– terugstorting spaarloon;
– verstrekking van kleding, voeding, huisvesting e.d.;
– geneeskundige verzorging;
– overige verrekenbare personele ontvangsten.
Te verhalen salaris en ziektekosten
De verrekening van uitgeleend personeel aan Navo-partners geschiedt op basis van berekende middensommen. Bij uitgeleend personeel aan overige instanties worden de werkelijke salariskosten gehanteerd.
Verstrekking van kleding, voeding, huisvesting e.d.
In de raming voor kleding en uitrusting is rekening gehouden met de ontwikkeling van de personeelssterkte. De gehanteerde tarieven zijn kostendekkend.
De militair die voeding geniet is onder bepaalde omstandigheden een bijdrage verschuldigd. In de raming is rekening gehouden met de ontwikkeling van de personeelssterkte en de verkoop van maaltijdbonnen aan buitenlandse militairen. De gehanteerde tarieven zijn kostendekkend.
De geraamde ontvangsten voor huisvesting hebben betrekking op inhouding op de wedde van militair personeel wegens verlening van huisvesting. Verder zijn ramingen opgenomen voor te ontvangen huren van ambtswoningen. De grondslag van de tarieven is kostendekkend.
Geneeskundige verzorging
Bij de oprichting van het beleidsterrein Defensie Interservice Commando (Dico) is de geneeskundige zorgtaak deels overgedragen. Deze zorg betreft de zogenaamde 2e lijnszorg zoals ziekenhuisopname en specialistische medische zorg. Dientengevolge komen de ontvangsten uit hoofde van de 2e lijnszorg eveneens ten gunste van dat beleidsterrein.
Daarnaast blijft een deel van de geneeskundige zorg, de zogenaamde 1e lijnszorg zoals consultatie van huisartsen en tandartsen, de verstrekking van geneesmiddelen en fysiotherapie, ten laste van de Koninklijke marine komen. De ontvangstenramingen terzake zijn onder dit artikelonderdeel opgenomen.
Overige verrekenbarepersonele ontvangsten
De belangrijkste post is de raming uit hoofde van opleidingskosten buitenlandse militairen. De gehanteerde tarieven voor de verrekening zijn kostendekkend.
Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Materiële en specifieke ontv. |
126 337 |
115 385 |
92 359 |
88 205 |
87 125 |
87 770 87 770 |
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geraamd en verantwoord die betrekking hebben op: – verrichte werkzaamheden en verleende diensten; – teruggevorderde B.T.W.;
– de verkoop van zeekaarten, berichten aan zeevarenden, zeemans-gidsen e.d.; – ingebruikgevingen en medegebruik;
– ontvangsten uit hoofde van Navo infrastructuur-projecten; – terugontvangsten op Foreign Military Sales-programs; – levering brandstoffen en kleine inventarisgoederen; – overige materiële en specifieke ontvangsten.
Verrichte werkzaamheden en verleende diensten
Deze post betreft de verrekening door marinebedrijven wegens verrichte werkzaamheden voor voornamelijk Navo-partners. Verrekening vindt plaats op basis van kostendekkende tarieven.
Teruggevorderde B.T.W.
Ten gunste van dit artikelonderdeel wordt de terugvordering geraamd van betaalde omzetbelasting voor goederen, die worden verstrekt aan zeegaande schepen. Voor deze goederen is geen omzetbelasting verschuldigd.
De verkoop van zeekaarten, berichten aan zeevarenden, zeemansgidsen e.d.
De vervaardiging van hydrografische kaarten vloeit voort uit een wettelijke verplichting. Om veiligheidsredenen worden de kaarten niet altijd kostendekkend verkocht (om zo te voorkomen dat te lang met verouderde kaarten wordt doorgevaren). De marktprijs moet min of meer worden gevolgd. In dit verband verdient het tevens vermelding dat hier sprake is van een «bijprodukt» van de betrokken dienst.
Navo-infrastructuurprojecten
De ontvangsten uit hoofde van de door de Koninklijke marine voorgefinancierde Navo-projecten, worden op dit artikelonderdeel geraamd en verantwoord.
Terugontvangsten FMS
Op dit artikelonderdeel worden de terugontvangsten op diverse Foreign Military Sales programma’s vanuit de Verenigde Staten geraamd en verantwoord.
Levering brandstoffen en kleine inventarisgoederen
Ten gunste van dit artikelonderdeel worden de ontvangsten geboekt voor de levering van kleine inventarisgoederen aan derden en de levering van brandstoffen aan Navo-partners. De tarieven zijn niet gebaseerd op wettelijke regelingen. Het uitgangspunt voor de tariefbepaling is de laatst bekende vervangingsprijs vermeerderd met een opslag voor behandeling en opslag. Tarieven worden automatisch aangepast aan de laatst bekende aanschaffingsprijs. Deze prijs is derhalve kostendekkend voor de verstrekking alsmede de behandelingskosten.
Overige materiële en specifieke ontvangsten
Hierin zijn begrepen de afrekening voor het gebruik van de Lynx-helikoptersimulator op het Marinevliegkamp De Kooy en de verrekening uit hoofde van samenwerking op onder andere het gebied van LW08-radarsysteem en het Goalkeeper-wapensysteem met het Verenigd Koninkrijk. De daadwerkelijk gemaakte kosten worden verrekend.
03.21 Niet-verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd en geboekt die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Deze ontvangsten komen ten gunste van de algemene middelen. Het betreft in het bijzonder ontvangsten terzake van:
– krijgstuchtelijke boetes;
– boetes wegens te late levering en nalatigheid;
– ontvangen royalties;
– rente-ontvangsten;
– overige ontvangsten.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
2 100 |
2 100 |
2 100 |
2 100 |
2 100 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
2 100 |
2 100 |
2 100 |
2 100 |
2 100 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
5 113 |
2 100 |
2 100 |
2 100 |
2 100 |
2 100 |
2 100 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
2 320 |
953 |
953 |
953 |
953 |
953 |
953 |
In de ontwerpbegroting 2000 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999 geen nieuwe mutaties opgenomen.
-
04.Beleidsterrein Koninklijke landmacht
Algemeen
De ontvangstenbegroting van de Koninklijke landmacht beslaat in 2000 ongeveer f 122 miljoen. Van dit bedrag wordt op het artikel 04.20 f 114 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd en op het artikel 04.21 wordt, gelet op de aard van de ontvangsten, f 8 miljoen geraamd ten gunste van de niet-verrekenbare ontvangsten.
04.20 Verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die in het bijzonder betrekking hebben op verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen, inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding, huisvesting en dergelijke en verhuur van woningen. Daarnaast betreft het artikel de ontvangsten van teruggevorderde B.T.W., de verkoop van topografische kaarten en drukwerk en de ontvangsten uit dienstverlening. De geraamde ontvangsten zijn te relateren aan de uitgaven van het artikel 04.20 Personeel en materieel.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
111 919 44 070 |
119 143 |
119 678 |
119 568 |
119 926 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
155 989 |
119 143 -4 892 |
119 678 - 5 377 |
119 568 - 5 217 |
119 926 - 5 525 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
112 059 |
155 989 |
114 251 |
114 301 |
114 351 |
114 401 |
114 451 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
50 850 |
70 785 |
51 845 |
51 868 |
51 890 |
51 913 |
51 936 |
Toelichting nieuwe mutaties
Op basis van de feitelijke realisatie in het jaar 1998 zijn de verwachte terugvorderingsbedragen inzake B.T.W. met ongeveer f 6,5 miljoen neerwaarts bijgesteld en zijn de ontvangsten aangaande verstrekking van voeding met ongeveer f 2,0 miljoen verhoogd.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Artikelonderdeel Personele ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Personele ontvangsten |
85 612 |
100 418 |
82 200 |
82 200 |
82 200 |
82 200 82 200 |
De ontvangsten betrekking hebbend op het artikelonderdeel personele ontvangsten worden geraamd op basis van de realisatie van voorgaande jaren, rekening houdend met de ontwikkeling in de personele sterkte. De gehanteerde prijzen voor verstrekking van maaltijden, kleding en uitrusting en de gehanteerde huurprijzen zijn kostendekkend. De incidentele stijging in 1999 wordt veroorzaakt door de afrekening met het Academisch Ziekenhuis Utrecht (AZU) met betrekking tot de verkoop van het Militair Hospitaal Dr. A. Matthijsen.
Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Materiële en specifieke ontvangsten |
26 447 |
55 571 |
32 051 |
32 101 |
32 151 |
32 201 32 251 |
De materiële en specifieke ontvangsten zijn geraamd op basis van de verwachte terugvorderingen van B.T.W., de afrekeningen inzake Foreign Military Sales (FMS) en de leveringen van materieel. De opbrengsten van aan derden verkochte topografische kaarten zijn gebaseerd op de vraag vanuit de overige beleidsterreinen, andere instanties binnen de Rijksoverheid (bijvoorbeeld het kadaster) en de civiele sector. In beginsel worden deze kaarten kostendekkend verkocht.
De incidentele stijging in 1999 is met name het gevolg van de terugontvangst B.T.W. inzake vanaf 1995 bij oefeningen in het buitenland verschoten munitie.
04.21 Niet-verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Het betreft onder andere royalty’s, boetes en rente van voorschotten. De overige ontvangsten worden op basis van de realisatie van voorafgaande jaren geraamd.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
7 390 |
7 390 |
7 390 |
7 390 |
7 390 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
7 390 |
7 390 |
7 390 |
7 390 |
7 390 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
7 543 |
7 390 |
7 390 |
7 390 |
7 390 |
7 390 |
7 390 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
3 423 |
3 353 |
3 353 |
3 353 |
3 353 |
3 353 |
3 353 |
In de ontwerpbegroting 2000 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999 geen nieuwe mutaties opgenomen.
-
05.Beleidsterrein Koninklijke luchtmacht
05.20 Verrekenbare ontvangsten
Algemeen
De ontvangstenbegroting van de Koninklijke luchtmacht beslaat in 2000 f 97,9 miljoen. Van dit bedrag wordt met het artikel 05.20 f 90,2 miljoen als verrekenbaar met de defensie uitgaven geraamd. Met het artikel 05.21 wordt gelet op de aard van de ontvangsten f 7,7 miljoen geraamd ten gunste van de niet-verrekenbare ontvangsten.
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die in het bijzonder betrekking hebben op de personele, de materiële en de specifieke ontvangsten.
De geraamde ontvangsten zijn in het bijzonder te relateren aan de geraamde personele en materiële uitgaven van het uitgavenartikel 05.20 personeel en materieel. Waar de ontvangsten worden gegenereerd via in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend. Bij de toelichting wordt in voorkomend geval ingegaan op de redenen voor het afwijken van een kostendekkend tarief.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
90 500 |
90 200 |
89 500 |
89 500 |
89 500 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
90 500 9 223 |
90 200 |
89 500 |
89 500 |
89 500 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
62 355 |
99 723 |
90 200 |
89 500 |
89 500 |
89 500 |
89 500 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
28 295 |
45 252 |
40 931 |
40 613 |
40 613 |
40 613 |
40 613 |
Toelichting nieuwe mutaties
In de ontwerpbegroting 2000 is voor het jaar 1999 ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999 een nieuwe mutatie opgenomen van f 9,223 miljoen. Deze mutatie is het gevolg van vertraging in de afhandeling van contracten die met zogenoemde FMS-procedure tot stand zijn gekomen. Hierdoor is de ontvangst op het holding account in 1998 niet gerealiseerd. Daarnaast zijn in 1998 BTW-ontvangsten die betrekking hebben op het MLU-F16 project vertraagd, waardoor deze nu in de raming voor 1999 wordt opgenomen.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Artikelonderdeel Personele ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Personele ontvangsten |
23 558 |
25 300 |
25 100 |
25 100 |
25 100 |
25 100 25 100 |
De personele ontvangsten bestaan uit inhoudingen en verrekeningen die betrekking hebben op salarissen, kleding en uitrusting, voeding, huisvesting, voorziening woonruimte, geneeskundig verzorging, onderwijs en opleiding en diversen.
De salaris- en de studiekostenvorderingen zijn de werkelijke te restitueren bedragen. Bij het militair personeel betreffen de ontvangsten de verrekeningen inzake tandheelkundige verrichtingen en bezoldiging van personeel werkzaam bij de explosieven opruimingsdienst en communicatietorens.
De inhouding wegens huisvesting en voeding vindt plaats conform het arbeidsvoorwaarden-akkoord. De gehanteerde tarieven zijn vastgesteld in ministeriële publicaties en zijn kostendekkend.
De gehanteerde prijs bij kleding en uitrusting is de laatst bekende uitgaafprijs. De Koninklijke luchtmacht is Single Service Manager voor de aanschaf van burgerdienstkleding.
Voor houdbare voeding wordt een vaste verrekenprijs gebruikt en voor verse voeding de werkelijke kosten plus een opslag percentage.
De tarieven voor de voorziening van woonruimte zijn in beginsel kostendekkend. Het tarief mag echter niet meer zijn dan 17% van zijn/haar bruto salaris.
De gehanteerde tarieven voor geneeskundige verzorging worden voornamelijk vastgesteld door het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG).
Voor bijdragen in schade wordt de werkelijke schade in rekening gebracht.
Bij onderwijs en opleidingen worden de door derden gevolgde cursussen, die door de Koninklijke luchtmacht zijn verzorgd, door middel van een kostendekkend tarief in rekening gebracht.
De ontvangsten voor de inzet van personeel ten behoeve van de Rijksluchtvaartdienst worden verrekend met het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De tarieven zijn gebaseerd op de binnen Defensie vastgestelde middensommen.
Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Materiële en specifieke ontv. |
38 797 |
74 423 |
65 100 |
64 400 |
64 400 |
64 400 64 400 |
De materiële en specifieke ontvangsten hebben betrekking op de verrekening van militaire steunverlening, diensten en werkzaamheden voor derden, medegebruik vliegbasis, afname door derden van (vliegtuig) brandstof, olie, smeermiddelen, materieel, gebouwen, werken en terreinen, verbruiksbelasting (B.T.W., invoerrechten en accijnzen), in gebruikgeving, medegebruik en overig materieel. De ontvangsten naar aanleiding van door de Koninklijke luchtmacht uitgevoerde diensten voor derden worden nog nader vastgesteld.
De ontvangsten voor groot materieel hebben in het bijzonder betrekking op aan derden beschikbaar gestelde F-16 gereedschappen en de ontvangsten in het Foreign Military Sales Holding Account in de Verenigde Staten van Amerika. Deze ontvangsten worden niet vastgesteld aan de hand van tarieven.
De ontvangsten voor aan derden geleverde diensten en verrichte werkzaamheden worden op dit artikelonderdeel geraamd en verantwoord. Tarieven zijn vastgesteld in ministeriële publicaties. Tevens worden de ontvangsten naar aanleiding van de afrekeningen van de door de Koninklijke luchtmacht voorgefinancierde Navo-projecten op dit artikelonderdeel verantwoord.
Voor de ontvangsten van levering brandstof, elektra en water, alsmede van de te verrekenen schades aan kazernes, worden de werkelijke kosten in rekening gebracht.
De extra kosten in de exploitatie voor het civiele medegebruik van vliegbases worden verrekend, zoals dat is vastgelegd in twee separate overeenkomsten tussen de Koninklijke luchtmacht en Twente Airport en Eindhoven Airport. De materiële extra kosten worden jaarlijks geïndexeerd, terwijl de extra personele kosten worden berekend op basis van de door Defensie gehanteerde middensommen.
De aan derden geleverde brandstoffen, olie, smeermiddelen en dergelijke worden in rekening gebracht. De tarieven zijn kostendekkend en volgen de prijzen op de oliemarkt. De tarieven worden maandelijks aangepast.
05.21 Niet-verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd en geboekt die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Het betreft bijvoorbeeld krijgstuchtelijke geldboetes, royalties, boetes en rente van voorschotten. Deze ontvangsten komen ten gunste van de algemene middelen.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
7 700 |
7 700 |
7 700 |
7 700 |
7 700 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
7 700 |
7 700 |
7 700 |
7 700 |
7 700 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
12 738 |
7 700 |
7 700 |
7 700 |
7 700 |
7 700 |
7 700 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
5 780 |
3 494 |
3 494 |
3 494 |
3 494 |
3 494 |
3 494 |
In de ontwerpbegroting 2000 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting
1999 geen nieuwe mutaties opgenomen.
-
06.Beleidsterrein Koninklijke marechaussee
Algemeen
De ontvangstenbegroting van de Koninklijke marechaussee beslaat in
2000 f 10,1 miljoen. Van dit bedrag wordt met het artikel 06.20 ongeveer f 9,5 miljoen als verrekenbaar met de defensie-uitgaven geraamd en met het artikel 06.21 wordt, gelet op de aard van de ontvangsten, ongeveer f 0,6 miljoen geraamd ten gunste van de algemene middelen. Waar de ontvangsten worden gegenereerd via in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend.
06.20 Verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die in het bijzonder betrekking hebben op:
– verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen;
– inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding en huisvesting en dergelijke; – verrekeningen met derden in verband met dienstverlening. De geraamde ontvangsten zijn in het bijzonder te relateren aan de geraamde personele en materiële uitgaven van het uitgavenartikel 06.20 Personeel en materieel.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
8 529 981 |
8 529 |
8 529 |
8 529 |
8 529 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
9 510 |
8 529 981 |
8 529 981 |
8 529 981 |
8 529 981 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
8 874 |
9 510 |
9 510 |
9 510 |
9 510 |
9 510 |
9 510 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
4 027 |
4 315 |
4 315 |
4 315 |
4315 |
4 315 |
4 315 |
Toelichting nieuwe mutaties
De meerontvangsten van f 0,981 miljoen zijn een gevolg van te verwachten hogere inkomsten in verband met het constateren van strafbare feiten (bijna f 0,6 miljoen). Voorts is de verwachting dat er dit jaar meer nooddocumenten op de luchthavens worden uitgegeven, zodat de te ontvangen legesgelden meer zullen bedragen dan geraamd. Evenals voorgaande jaren worden de ontvangen legesgelden boven het franchise-bedrag van f 0,6 miljoen als verrekenbaar aangemerkt omdat hier aantoonbare uitgaven tegenover staan (ongeveer f 0,4 miljoen).
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Artikelonderdeel Personele ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Personele ontvangsten |
2 704 |
3 762 |
3 762 |
3 762 |
3 762 |
3 762 3 762 |
Op dit artikelonderdeel worden ontvangsten geraamd wegens diverse verstrekkingen alsmede genot van kleding, voeding, huisvesting en dergelijke.
Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Materiële en specifieke ontvangsten |
6 170 |
5 748 |
5 748 |
5 748 |
5 748 |
5 748 5 748 |
Op het artikelonderdeel materiële en specifieke ontvangsten worden ontvangsten geraamd die voortvloeien uit verrekeningen met derden vanwege geleverde diensten in het kader van:
– grensoverschrijdende criminaliteit (ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties); – inzet van personeel ten behoeve van vertegenwoordigingen in het buitenland (ministerie van Buitenlandse Zaken); – begeleiding van waardetransporten van De Nederlandsche Bank NV.
06.21 Niet-verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd en geboekt die niet verrekenbaar zijn met het uitgavenniveau. Het betreft met name de ontvangsten in het kader van verstrekte reisdocumenten. Deze ontvangsten dienen te worden afgedragen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voorts worden nog bedragen ontvangen in verband met krijgstuchtelijke geldboetes, boetes, rente en dergelijke. Deze ontvangsten komen normaal gesproken ten gunste van de algemene middelen. De meerontvangsten in het jaar 1998 dragen een structureel karakter en voorgesteld wordt dan ook de hier aanwijsbare uitgaven tegenover te stellen (zie de toelichting bij artikel 06.20 Verrekenbare ontvangsten).
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
600 |
600 |
600 |
600 |
600 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
600 |
600 |
600 |
600 |
600 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
1 250 |
600 |
600 |
600 |
600 |
600 |
600 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
567 |
272 |
272 |
272 |
272 |
272 |
272 |
In de ontwerpbegroting 2000 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999 geen nieuwe mutaties opgenomen.
-
08.Beleidsterrein Multi-service projecten en activiteiten
08.01 Ontvangsten luchtmobiele brigade
De grondslag van het artikel
Vanaf 1999 worden geen ontvangsten ten gunste van dit artikel voorzien. In 1998 is een bedrag van f 1,708 miljoen inzake boetes voor de vertraging in de overdracht van de Chinook-helikopters ontvangen.
08.02 Ontvangsten naar aanleiding van vredesoperaties
De grondslag van het artikel
De ontvangsten hebben betrekking op de verwachte vergoedingen van, in casu claims bij de Verenigde Naties (VN). Met ingang van 1997 maakt het artikel Vredesoperaties integraal deel uit van de Homogene groep Internationale Samenwerking.
De kosten van humanitaire vluchten ten behoeve van Ontwikkelingssamenwerking worden ook via dit artikel verrekend.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
23 700 |
3 600 |
3 100 |
3 100 |
3 100 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
23 700 |
3 600 |
3 100 |
3 100 |
3 100 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
14751 |
23 700 |
3 600 |
3 100 |
3 100 |
3 100 |
3 100 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
6 694 |
10 755 |
1 634 |
1 407 |
1 407 |
1 407 |
1 407 |
In februari 1998 is met de Verenigde Naties overeenstemming bereikt over het totaal van de VN-vergoedingen voor de inzet van Nederlandse eenheden in voormalig Joegoslavië. Dit leidt tot een verhoging van de vordering op de Verenigde Naties met f 35 miljoen. Vanwege de onzekerheid van het moment van betaling door de VN van deze claim is de verhoging van de vordering op de VN vooralsnog niet in de raming opgenomen.
08.03 Overige ontvangsten Internationale Samenwerking
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikel worden de overige ontvangsten, anders dan naar aanleiding van vredesoperaties, geraamd en verantwoord die samenhangen met de Homogene groep Internationale Samenwerking.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
19 300 |
8 400 |
8 200 |
8 200 |
8 000 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
19 300 |
8 400 |
8 200 |
8 200 |
8 000 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
1 382 |
19 300 |
8 400 |
8 200 |
8 200 |
8 000 |
8 000 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
627 |
8 758 |
3 812 |
3 721 |
3 721 |
3 630 |
3 630 |
In de ontwerpbegroting 2000 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting 1999 geen nieuwe mutaties opgenomen.
-
09.Beleidsterrein Defensie Interservice Commando
Algemeen
De ontvangsten van het Defensie Interservice Commando (Dico) bedragen in 2000 ruim f 45 miljoen. Ze kunnen als verrekenbaar met het uitgavenartikel 09.02 Personeel en materieel worden beschouwd.
Waar de ontvangsten voortkomen uit in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend.
09.02 Verrekenbare ontvangsten
De grondslag van het artikel
Ten gunste van dit artikel worden de ontvangsten geraamd die betrekking hebben op:
– geneeskundige verzorging;
– verhuur van wagons aan de Nederlandse Spoorwegen;
– verhuur faciliteiten door het Instituut Defensie Leergangen.
De ontvangsten
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Stand ontwerpbegroting 1999 Mutatie |
55 780 |
55 780 |
55 780 |
55 780 |
55 780 |
||
Stand 1e suppletore begroting 1999 Nieuwe mutaties |
55 780 - 10 585 |
55 780 - 12 085 |
55 780 - 11 585 |
55 780 - 11 085 |
55 780 - 10 585 |
||
Stand ontwerpbegroting 2000 (in NLG 1000) |
54 644 |
45 195 |
43 695 |
44 195 |
44 695 |
45 195 |
45 195 |
Stand ontwerpbegroting 2000 (in EUR 1000) |
24 796 |
20 509 |
19 828 |
20 055 |
20 282 |
20 509 |
20 509 |
Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x f 1000)
Omschrijving
1999
2000
2001
2002
2003
Minderontvangsten MGFB
Onvangsten AWBZ ivm militaire Psychiatrische zorg
Meerontvangsten DVVO
Minderontvangsten IDL
860 |
|
|
|
|
1 000 |
1 500 |
2000 |
2 500 |
|
500 |
500 |
500 |
500 |
500 |
225 |
|
|
|
|
Totaal van de mutaties
10 585
12 085
11 585 - 11 085
10 585
Toelichting nieuwe mutaties
Minderontvangsten Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB)
Bij de initiële ontvlechting van MGFB zijn de ontvangsten te hoog vastgesteld. In overleg met de Koninklijke landmacht heeft een correctie plaatsgevonden.
Ontvangsten AWBZ in verband met militair psychiatrische zorg
Via de AWBZ worden vergoedingen ontvangen met betrekking tot de verstrekte zorg aan militairen. De raming is op basis van inschattingen vastgesteld.
Meerontvangsten Defense Verkeers- enVervoersorganisatie (DVVO)
De ontvangsten zijn geactualiseerd op basis van feitelijke verhuur van spoorwagons aan de Nederlandse Spoorwegen.
Minderontvangsten IDL
Door het vertrek van de eenheid Koninklijke marechaussee van de IDL-locatie (Ypenburg) wordt de ontvangstenraming IDL neerwaarts bijgesteld.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
Artikelonderdeel Personele ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Personele ontvangsten |
51 796 |
43 170 |
41 670 |
42 170 |
42 670 |
43 170 43 170 |
De ontvangsten hebben voor het merendeel betrekking op verrekening van verpleegkosten met de ziektekostenverzekeraars.
Artikelonderdeel Materiële en specifieke ontvangsten
Bedragen x f 1000 |
Ontvangsten |
|||||
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 2004 |
|
Materiële en specifieke ontv. |
2 848 |
2 025 |
2 025 |
2 025 |
2 025 |
2 025 2 025 |
Deze ontvangsten hebben betrekking op het beschikbaar stellen van faciliteiten door het Instituut Defensie Leergangen alsmede verrekening van verhuur van wagons aan de Nederlandse Spoorwegen door de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie.
D. TOELICHTING BIJ DE AGENTSCHAPSBEGROTINGEN
Wetsartikel 4 (agentschappen)
4.1 DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE
Algemeen
De Defensie Telematica Organisatie (DTO) is het facilitaire Informatie en Communicatie Technologie (ICT)-bedrijf van het ministerie van Defensie. De DTO is per 1 september 1997 opgericht en opereert vanaf 1 januari 1998 als agentschap.
Producten en diensten
De producten en diensten die DTO aanbiedt zijn in vijf productgroepen ondergebracht. Het betreft:
Advies/Ontwikkeling
Deze productgroep bevat de levering van advies met betrekking tot specificatie, ontwikkeling, verwerving, invoering, beheer, exploitatie,
mogelijkheden en toepassing van ICT-middelen, -systemen en
-infrastructuren.
Verder bevat deze productgroep de ontwikkeling, integratie en modificatie van ICT-infrastructuren, -systemen, -applicaties en gegevensbanken op nagenoeg alle soorten platforms.
Beheer/exploitatie
De productgroep beheer/exploitatie bevat het uitvoeren van het technisch, functioneel en applicatiebeheer van de eigen ICT-infrastructuur en systemen. Tevens wordt het technisch beheer en de exploitatie van ICT-infrastructuren en -systemen van afnemers uitgevoerd.
Elektronisch transportnetwerk
De productgroep elektronisch transportnetwerk bevat de communicatiefaciliteiten voor spraak, data en video, evenals de toegang tot externe netwerken.
Generieke diensten
De productgroep generieke diensten bevat de diensten en applicaties voor algemeen gebruik die op of via de ICT-infrastructuur geleverd kunnen worden, zoals kantoorautomatisering, «electronic mail» en informatiegidsen.
Overige producten en diensten
Naast voornoemde producten en diensten levert DTO producten en diensten in de sfeer van opleiding, installatie en verhuur/verkoop van ICT-middelen. Deze producten en diensten worden niet zelfstandig doch uitsluitend in relatie met de in de overige productgroepen opgenomen producten en diensten geleverd.
De hoofdvestiging van DTO bevindt zich in Den Haag. De overige vestigingen zijn in Soesterberg, Den Helder en Maasland. Daarnaast bevindt zich in Woensdrecht een uitwijkcentrum.
Het ministerie van Defensie is de markt van DTO. Binnen grenzen vast te stellen door de voorzitter van de Bestuursraad kan DTO, onder bepaalde voorwaarden, ook producten en diensten leveren aan afnemers binnen de Rijksoverheid («tweeden») en de Navo.
De missie van DTO luidt:
«De Defensie Telematica Organisatie draagt als agentschap van Defensie zorg voor een doeltreffende en doelmatige dienstverlening op het gebied van Informatie en Communicatie Technologie aan de krijgsmacht, zowel in vredestijd, crisis- en oorlogsomstandigheden, als tijdens crisisbeheersingsoperaties».
Begroting van baten en lasten van het agentschap DTO
De begroting van baten en lasten van het agentschap DTO
(bedragen in miljoenen guldens)
19981 |
19992 |
19993 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
|
Baten |
||||||||
opbrengst moederdepartement |
312,9 |
395,6 |
476,9 |
430,5 |
516,9 |
528,3 |
527,0 |
515,0 |
opbrengst overige departementen |
8,8 |
5,3 |
9,9 |
8,4 |
8,1 |
7,7 |
7,9 |
8,0 |
opbrengt derden |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
rentebaten |
0,5 |
0,1 |
0,3 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
buitengewone baten |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
8,9 |
8,8 |
8,6 |
8,5 |
8,3 |
exploitatiebijdrage |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
Totaal baten |
322,2 |
401,0 |
487,1 |
447,8 |
533,8 |
544,6 |
543,4 |
531,3 |
Lasten |
||||||||
apparaatskosten |
||||||||
– personele kosten |
149,8 |
168,1 |
219,8 |
196,0 |
235,2 |
239,9 |
238,7 |
232,6 |
– materiële kosten |
137,3 |
183,2 |
234,2 |
202,8 |
243,2 |
248,6 |
248,2 |
242,7 |
rentelasten |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
9,5 |
9,5 |
9,3 |
9,2 |
9,0 |
afschrijvingskosten |
||||||||
– materieel |
26,9 |
46,6 |
29,2 |
30,6 |
34,8 |
35,5 |
35,1 |
34,3 |
– immaterieel |
2,8 |
3,8 |
2,9 |
2,9 |
2,9 |
2,9 |
2,9 |
2,9 |
dotaties voorzieningen |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
buitengewone lasten |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
Totaal lasten |
318,0 |
402,9 |
487,3 |
443,0 |
526,8 |
537,4 |
535,3 |
522,7 |
Saldo van baten en lasten |
4,2 |
|
-0,2 |
4,8 |
7,0 |
7,2 |
8,2 |
8,6 |
1 realisatie
2 vastgestelde begroting
3 vermoedelijk beloop
ALGEMEEN
De producten en diensten die DTO levert worden verrekend op basis van tarieven. De tarieven worden jaarlijks op voordracht van de Directeur DTO vastgesteld door de Bestuursraad DTO. Deze tarieven zijn gebaseerd op de integrale kosten en concurrerende marktprijzen.
DTO is een omzet- en resultaatverantwoordelijke organisatie zonder winstoogmerk. Het agentschap DTO moet haar opbrengsten betrekken uit de verkoop van producten en diensten, waarbij de totale kosten uit de opbrengsten moeten worden gedekt. Tussen DTO en de beleidsterreinen bestaat een zakelijke relatie. Door daadwerkelijke verrekening treedt regulering op van vraag en aanbod. Tevens bestaat voor de krijgsmachtdelen (in beperkte mate) de mogelijkheid diensten uit de vrije markt te betrekken. Deze (interne) marktwerking vormt een belangrijke prikkel voor de effectiviteit en efficiency bij DTO.
De ontwerpbegroting DTO 2000 – 2004 is opgesteld op basis van het Beleidsplan DTO 2000 – 2004, dat zelf weer gebaseerd is op het bedrijfsplan 1999.
De toename van de omzet (en hieraan gerelateerde kosten) in de periode van 2000 t/m 2004 manifesteert zich met name bij beheer- en exploitatiediensten. Dit hangt samen met nieuwe projecten zoals LAN 2000 en SMARTCARD. Ook het onderbrengen van extra ICT-beheerstaken bij DTO die nu nog bij de beleidsterreinen plaatsvinden zal leiden tot een aanzienlijke toename van de omzet. Zo zal DTO vanaf 2001 worden uitgebreid met die delen van de telematica groepen van de Koninklijke landmacht die zich bezighouden met ICT-beheer. Anderzijds is er is ten opzichte van 1999 sprake van een reductie van de aan de millennium-problematiek gerelateerde omzet. Tevens is rekening gehouden met een prijsdaling die zowel het gevolg is van een verbeterde prijs-/ prestatieverhouding als ook voortkomt uit de samenvoeging van verschillende defensie-automatiseringsonderdelen tot één DTO (doelmatigheidswinst). Deze verbeterde prijs-/prestatieverhouding betreft met name mainframe- en netwerkdiensten. Overigens is uitgegaan van constante prijzen (niveau 1999).
In de paragraaf «baten» zal nader worden ingegaan op de financiële effecten van deze ontwikkelingen.
VERMOGENSCONVERSIE
In deze begroting is rekening gehouden met de door het ministerie van Financiën voorgeschreven vermogensconversie en leenverplichting.
In essentie houdt de vermogensconversie in dat het agentschap alsnog de boekwaarde van de vaste activa per 31 december 1999 verrekent met het moederdepartement. Ter financiering van de afrekening wordt door het agentschap een lening gesloten bij het ministerie van Financiën ter grootte van de boekwaarde van de vaste activa op die datum. Over de lening wordt rente betaald (voorshands gesteld op 4%). Met het moederdepartement is afgesproken dat deze vooralsnog de rente aan DTO separaat zal vergoeden (het ministerie van Defensie ontvangt daarvoor van het ministerie van Financiën de benodigde middelen). Dit is in de staat van baten en lasten afzonderlijk zichtbaar gemaakt onder de buitengewone baten. In overleg met het moederdepartement wordt nog nader bezien of en in hoeverre het wenselijk is om deze rentelasten in de tarieven te verwerken. Mocht daartoe worden besloten dan zal de compensatie van het moederdepartement komen te vervallen.
Ook nieuwe investeringen dienen vanaf 2000 te worden gefinancierd met rentedragende leningen bij het ministerie van Financiën. Deze rentelasten zullen door DTO in de tarieven worden verwerkt en zijn reeds in de bedrijfsopbrengsten verwerkt.
Aflossingen op de leningen vinden plaats op basis van de afschrijvingen op de vaste activa die met die leningen zijn gefinancierd.
Door het ministerie van Financiën is voorgeschreven dat het agentschapsvermogen niet meer mag bedragen dan 5% van de gemiddelde omzet over de laatste drie jaren. Teneinde aan deze voorwaarde te voldoen zal bij de eerste suppletore begroting 2000 in de ramingen in het kasstroomoverzicht rekening worden gehouden met een jaarlijkse «dividenduitkering» aan het moederdepartement. Tevens zal alsdan de fasering worden aangegeven.
Toelichting per post
BATEN
Opbrengsten overige departementen en opbrengsten moederdepartement
De post «opbrengst overige departementen» omvat de omzet die DTO verwacht te realiseren bij andere departementen dan het ministerie van Defensie.
De post «opbrengsten moederdepartement» omvat de omzet die DTO bij het ministerie van Defensie verwacht te realiseren (exclusief omzet ter compensatie van rentekosten conversielening). De wijzigingen van de omzet in de meerjarenraming ten opzichte van de omzetreeks in de ontwerpbegroting 1999, zijn het gevolg van tariefmutaties en afzet-mutaties. Daarnaast zijn de door DTO aan het ministerie van Financiën verschuldigde rentelasten over de «investeringsleningen» toegevoegd aan de bedrijfsopbrengsten van het moederdepartement (uitgangspunt: kostprijsdekkende tarieven).
Ten opzichte van 1999 zijn de komende jaren de volgende belangrijke omzet en kosten ontwikkelingen zichtbaar:
+ Een toename van de omzet door het overnemen van de activiteiten van krijgsmacht telematica groepen door DTO. Op dit moment bestaat een globaal inzicht in de omvang van de over te nemen activiteiten van de Koninklijke landmacht. Aangezien het de verwachting is dat Koninklijke landmacht telematica groepen eind 2000 naar DTO overgaan, wordt hiermee in de meerjarenraming vanaf 2001 rekening gehouden. De hiermee gepaard gaande extra omzet en kosten ten opzichte van 1999 worden vooralsnog geschat op f 65 miljoen.
+ Het aandeel beheersdiensten zal fors toenemen. Dit heeft onder andere te maken met de standaardisering die Defensie voorstaat. In de planperiode moet hierbij vooral gedacht worden aan de standaardisering van de hard- en software (inclusief beheer) van de kantoorautomatisering (het zogenaamde LAN2000-project).
+ Als gevolg van de verdere NAFIN-migratie is de komende jaren een substantiële toename in afzetvolumes te verwachten bij de NAFIN-gerelateerde producten en diensten. Daar staat tegenover dat de migratie zal leiden tot de afname in afzetvolumes van niet NAFIN-gerelateerde producten en diensten in de produktgroep elektronisch transportnetwerk. Rekening houdend met verdere tariefdalingen, wordt per saldo een stabilisatie van de omzet verwacht bij ongeveer gelijkblijvende (vaste) kosten.
+ Een daling van omzet en kosten ten opzichte van 1999 wordt veroor- zaakt door het wegvallen van de millenniumomzet. In 2000 zal deze omzet zeer sterk verminderen en vanaf 2001 in het geheel niet meer aanwezig zijn.
+ Voorzien wordt dat de overgang van de gulden naar Euro in 2000 en 2001 een additionele omzet van in totaal f 18 miljoen zal genereren.
+ De doelmatigheidswinst is in de planperiode volledig verwerkt als omzetdaling, die zal worden gerealiseerd door prijsverlagingen. Met name in de productgroepen «Elektronisch Transport Netwerk» en «Beheer en Exploitatie» zijn substantiële tariefdalingen verwerkt.
De omzet bij het moederdepartement in 2000 neemt ten opzichte van 1999 vanwege het wegvallen van millenniumomzet en het realiseren van doelmatigheidswinst substantieel af. Na 2000 is er, met name als gevolg van de uitbreiding met de Krijgsmacht Telematica Organisaties (KTO) en additionele beheersdiensten, sprake van een substantiële omzettoename. Vanaf 2003 toont de omzet weer een dalende lijn in verband met te bereiken doelmatigheidswinst als gevolg van de verdere integratie van ICT-beheerstaken binnen DTO.
Gemiddeld genomen is rekening gehouden met de in onderstaande tabel weergegeven tariefmutaties:
Ontwerpbegroting 2000: tariefontwikkeling DTO voor de periode 2000–2004
Tariefmutaties (gemiddeld) ten opzichte van tarieven 1999
2000 –2%
2001 –5%
2002 –7%
2003 –10%
2004 –13%
Rentebaten
Een positief liquiditeitssaldo op de rekening-courant met het ministerie van Financiën leidt tot rente-inkomsten. De te ontvangen rente betreft de voorschotrente van De Nederlandsche Bank N.V..
Als gevolg van de vermogensconversie wordt er van uitgegaan dat er vanaf 2000 geen rentebaten zullen zijn.
Buitengewone baten
Onder de buitengewone baten is opgenomen het door het moederdepartement aan DTO te betalen bedrag ter compensatie van de door DTO in het kader van de vermogensconversie te betalen rente aan het ministerie van Financiën. In overleg met het moederdepartement wordt nog nader bezien of en in hoeverre het wenselijk is om deze rentelasten in de tarieven te verwerken. Mocht daartoe worden besloten dan zal de compensatie van het moederdepartement komen te vervallen.
LASTEN
Personeel
De categorie personeel omvat de totale personeelskosten van DTO-medewerkers (burgers en militairen) én de geraamde kosten van inhuur en tijdelijk personeel.
Personeelssterkte van het agentschap DTO
personeelsomvang
19981 19992
19993
2000
2001
2002
2003
2004
Militair personeel Burger personeel
Totaal DTO-personeel
Inhuur personeel
Totaal
135 |
160 |
163 |
163 |
263 |
263 |
263 |
263 |
915 |
1 070 |
1 122 |
1 284 |
1 473 |
1 510 |
1 482 |
1 422 |
1 050 |
1 230 |
1 285 |
1 447 |
1 736 |
1 773 |
1 745 |
1 685 |
157 |
147 |
300 |
154 |
185 |
188 |
194 |
195 |
1 207 |
1 377 |
1 585 |
1 601 |
1 921 |
1 961 |
1 939 |
1 880 |
1 realisatie
2 ontwerpbegroting
3 vermoedelijk beloop
Door verdere integratie met ICT-delen van Defensie en nieuwe beheerstaken, zal de personele omvang van DTO substantieel toenemen. Deze toename zal zich met name aan het begin van de planperiode manifesteren, waarin diverse Defensie beheerstaken bij DTO zullen worden ondergebracht. Aan het einde van de planperiode worden doelmatigheidsresultaten van de integratie-operaties verwacht in de vorm van een afname in het aantal personeelsleden. Daarnaast zal ernaar worden gestreefd tot besparingen op de personele kosten te komen door relatief duur inhuurpersoneel te vervangen door tijdelijk en/of vast personeel. Op het aantal personeelsleden heeft dit uiteraard geen effect.
Materiële kosten
Materiële exploitatiekosten agentschap DTO
(bedragen x f 1 miljoen)
19981
19992
19993
2000
2001
2002
2003
2004
directe kosten huisvestingskosten kantoorkosten verkoopkosten algemene kosten kosten hard- en software
Totaal
78,5 |
120,0 |
158,5 |
119,1 |
124,4 |
124,8 |
127,0 |
128,5 |
9,5 |
9,6 |
10,0 |
11,5 |
12,4 |
12,6 |
12,6 |
12,4 |
3,2 |
5,0 |
4,7 |
5,4 |
6,3 |
6,4 |
6,4 |
6,2 |
1,3 |
1,3 |
2,8 |
2,8 |
2,8 |
2,8 |
2,8 |
2,8 |
4,8 |
1,8 |
3,0 |
4,4 |
8,7 |
9,3 |
8,9 |
8,0 |
40,1 |
45,5 |
55,2 |
59,6 |
88,6 |
92,7 |
90,5 |
84,8 |
137,4 |
183,2 |
234,2 |
202,8 |
243,2 |
248,6 |
248,2 |
242,7 |
realisatie ontwerpbegroting vermoedelijk beloop
Deze post omvat alle lopende (exploitatie-)lasten van DTO. De mutatie ten opzichte van het niveau 1999 (plan) is een saldering van enerzijds een verlaging als gevolg van het aflopen van aan het millenniumprobleem gerelateerde kosten (handelsomzet / outsourcing). Anderzijds veroorzaakt met name het integreren van de KTO’s en ook de LAN2000-werkzaam- heden een toename van bepaalde kostencategorieën. De eerder aan de orde gekomen tariefsverlaging is eveneens verwerkt in de materiële kosten.
Rentelasten
In 2000 en volgende jaren is rente verschuldigd voor de «vermogensconversie-» en «investeringsleningen» die DTO afsluit bij het ministerie van Financiën.
Afschrijvingen activa
Op de vaste activa worden op jaarbasis de volgende afschrijvingspercentages toegepast.
Immateriële vaste activa licenties 20,0%
materiële vaste activa grond 0,0%
gebouwen, glasvezel 3,3%
terreinen (bestrating) 10,0%
machineseninstallaties 12,5%
computerapparatuur 10,0–33,3%
overige bedrijfsmiddelen 20,0–25,0%
Dotaties aan voorzieningen
Voor de jaren 2000 t/m 2004 zijn jaarlijkse dotaties voor assurantiekosten opgenomen. Er wordt vanuit gegaan dat de werkelijke uitgaven aan assurantie meerjarig gezien gelijk zullen zijn aan de opgenomen dotaties.
Saldo baten en lasten
In het voorcalculatorische saldo van baten en lasten is uitgegaan van een «marge» van 1% à 2%, dat wil zeggen van ongeveer f 5 miljoen tot f 10 miljoen
Kengetallen
DTO is onderhevig aan concurrentie. Gegeven de marktpositionering, vormt de ontwikkeling van de tarieven van de producten en diensten van de DTO één van de primaire kengetallen. De beoogde doelmatigheidswinst als gevolg van de vorming van de DTO zal zich volledig manifesteren in tariefdalingen. Deze tariefdalingen zijn reeds weergegeven in een eerdere tabel. Overige externe factoren van invloed op de tarieven, zoals loonstijgingen en andere mogelijke mutaties in de kosten, worden constant verondersteld. De volgende kengetallen geven informatie over de verwachte ontwikkelingen op korte en middellange termijn.
Kengetallen Defensie Telematica Organisatie |
|||||||
19981 |
19992 |
19993 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Productiviteit per werknemer (x f 1 000) 271 Resultaatmarge 1,1% |
297
|
307 -0,1% |
286 1,1% |
292 1,3% |
300 1,3% |
313 1,5% |
326 1,6% |
1 realisatie
2 ontwerpbegroting
3 vermoedelijk beloop
Toelichting bij de kengetallen:
Productiviteit per werknemer
De productiviteit per werknemer is de omzet (exclusief tariefdalingen) per medewerker (inclusief ingehuurd personeel). De afname van dit kengetal wordt veroorzaakt door het wegvallen van de handelsomzet millennium. Vanaf 2001 zal die weer toenemen door de overname van de KTO’s waarvan een deel van de diensten kapitaalintensief is.
Resultaatmarge
De resultaatmarge is het saldo van baten en lasten ten opzichte van de omzet, exclusief rentebaten, rentelasten en buitengewone baten en lasten.
Het kasstroomoverzicht van het agentschap Defensie Telematica Organisatie
(bedragen in miljoenen guldens)
19981
19992
19993
2000
2000 euro’s
2001
2002
2003
2004
Rekening courant RHB
1 januari
Totaal operationele kasstroom
totaal investeringen totaal boekwaarde desinvesteringen
Totaal investeringskasstroom
uitkering aan moederdepartement storting door het moederdepartement aflossingen op leningen beroep op leenfaciliteit
Totaal financieringskasstroom
Rekening courant RHB 31 december
44,9
0,0
95,9
38,2
17,4
43,3
45,3
52,5
60,7
67,2 |
44,5 |
-22,1 |
38,6 |
17,5 |
39,7 |
45,6 |
46,2 |
45,8 |
16,2 |
-39,5 |
-35,6 |
|
- 13,3 |
|
-34,2 |
-34,2 |
-34,2 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
16,2 |
|
-35,6 |
-29,2 |
- 13,3 |
|
-34,2 |
-34,2 |
-34,2 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
|
- 101,5 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
|
0,0 |
-33,5 |
- 15,2 |
|
-38,4 |
-38,0 |
-37,2 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
252,7 |
114,8 |
34,2 |
34,2 |
34,2 |
34,2 |
0,0 |
|
0,0 |
-4,3 |
- 1,9 |
-3,5 |
-4,2 |
-3,8 |
-3,0 |
95,9 |
0,0 |
38,2 |
43,3 |
19,7 |
45,3 |
52,5 |
60,7 |
69,3 |
1 realisatie
2 vastgestelde begroting
3 vermoedelijk beloop
+
+
+
Toelichting bij het kasstroomoverzicht DTO:
Operationele kasstroom
Hieronder zijn het resultaat en de balansmutaties verantwoord die het gevolg zijn van de reguliere bedrijfsvoering. Een belangrijk onderdeel hiervan wordt gevormd door de afschrijvingen, zie de betreffende toelichting onder «Lasten», hiervoor.
Investeringskasstroom
Voor de investeringen in onroerende zaken is een stelpost opgenomen van f 5 miljoen per jaar.
De overige investeringen betreffen voornamelijk vervangingsinvesteringen. Vanaf 2001 wordt uitgegaan van f 5 miljoen extra investeringen als gevolg van de integratie van KTO’s met DTO.
Financieringskasstroom
Uitkering aan moederdepartement.Dit bedrag bestaat voor het jaar 2000 uit het bedrag dat uit hoofde van de vermogensconversie aan het moederdepartement wordt uitgekeerd ter «betaling» van de vaste activa (waarde vaste activa op 31/12 1999).
De bedragen waarmee het eigen vermogen van het agentschap vanaf 2000 wordt verlaagd tot 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaren zullen bij de eerste suppletore begroting 2000 worden verwerkt.
Aflossing op leningen.De bedragen hier verantwoord zijn gelijk aan de afschrijvingen van DTO.
Beroep op leenfaciliteit.Hieronder zijn de door DTO bij het ministerie van Financiën geleende bedragen verantwoord, zowel de vermogens-conversielening als de investeringsleningen.
4.2 DIENST GEBOUWEN, WERKEN EN TERREINEN I. ALGEMENE TOELICHTING
Missie en doelstelling
Algemeen. Het bij Defensie in beheer zijnde onroerend goed heeft een herbouwwaarde van ongeveer f 33 miljard gulden. Het jaarlijks door Defensie aan nieuwbouw en onderhoud te besteden budget bedraagt ongeveer f 700 miljoen gulden.
Missie. De Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) is als vastgoedbeheerder voor Defensie de deskundige adviseur en intermediair die de ruimtelijke belangen van de klanten waarborgt en hun onroerend goed effectief en op maatschappelijk verantwoorde wijze inricht en beheert. DGW&T wil de klanten altijd en overal bijstaan in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed. DGW&T doet dit op een wijze die voor de defensie-organisatie als geheel zo efficiënt mogelijk is en aan de klanten een zo hoog mogelijke kwaliteit biedt.
Doelstelling. De DGW&T wil een betrouwbaar en zakelijk handelend overheidsbedrijf zijn. Daartoe streeft de DGW&T onder andere naar een verantwoorde kostenminimalisatie en naar het snel kunnen reageren op behoeften van de klant. De DGW&T wil de vastgoedbelangen en -verplichtingen van de klant onder alle omstandigheden behartigen en levert daarvoor een compleet en samenhangend dienstenpakket. De DGW&T wil gericht zijn op de primaire doelen van de klanten organisaties in al haar geledingen. Zij wil zich daarbij profileren als «partner in business».
Positionering
Algemeen. Het vastgoed wordt bij Defensie beschouwd als een essentieel productiemiddel. Defensie heeft hierbij behoefte aan vastgoed beheer en een vastgoed beheerder die de primaire doelstellingen van de klanten volledig ondersteunt. Er is behoefte aan een eigen Defensie infra-organisatie voor taken in vredes- en crisistijd.
Markt. De primaire markt van de DGW&T is de Defensiemarkt. De bedrijfsvoering van de DGW&T zal gericht zijn op behoud van het aandeel op die markt, door diensten te leveren met een zo gunstig mogelijke prijs/kwaliteit-verhouding. Om de capaciteit van de DGW&T zo efficiënt mogelijk in te kunnen zetten, wordt naar 100% marktaandeel op de defensiemarkt gestreefd. Om dit ook op lange termijn te realiseren zal in beperkte mate worden gewerkt op de markt van de rijksoverheid.
TakenDGW&T
Door de DGW&T worden onderstaande taken verricht, verdeeld in drie hoofdgroepen, te weten:
-
a.Het waarborgen dat de krijgsmachtdelen ook onder niet-vredesomstandigheden kunnen beschikken over het onroerend goed dat nodig is voor de uitoefening van operationele en logistieke taken. Onder deze taakuitoefening valt ook de ondersteuning van operaties van delen van de krijgsmacht in bondgenootschappelijk- en VN-verband.
-
b.Binnen Defensie vervult DGW&T de rol van vastgoed beheerder en ingenieursbureau. Als vastgoedbeheerder biedt de DGW&T diensten aan op het gebied van algemeen-, juridisch- en technisch beheer (inclusief service). Als ingenieursbureau is de DGW&T actief op de gebieden van nieuwbouw realisatie en het daarmee samenhangend onderzoek en advies (ingenieursdiensten).
-
c.De DGW&T is als uitvoerende dienst belast met departementale beleidsvoorbereidende, belangenbehartigende en adviserende taken op het gebied van vastgoedbeheer, bouwbeleid en ruimtelijke ordening en milieu.
Organisatie
Externe aansturing. De Bestuursraad DGW&T (onder voorzitterschap van Commandant Dico), bestaande uit vertegenwoordigers van de Bevelhebbers van de Krijgsmachtdelen, stuurt de DGW&T extern aan.
StatuutDGW&T. In het Statuut DGW&T is onder andere vastgelegd op welke wijze de DGW&T wordt aangestuurd en op welke wijze de DGW&T aan de voorzitter van de Bestuursraad DGW&T verantwoording aflegt. De Bestuursraad houdt toezicht op de realisatie van de beleidsplannen en keurt de begroting en de jaarstukken van DGW&T goed. Een deel van de financiële informatie die benodigd is voor de aansturing van de DGW&T wordt – in overeenstemming met het statuut – aangeboden in de vorm van kengetallen. De kengetallen worden elders in deze begroting meerjarig gepresenteerd.
De in het statuut toegezegde evaluatie van het agentschap wordt in 1999 uitgevoerd. In de begrotingsperiode zullen de mogelijke aanbevelingen van deze evaluatie waar nodig worden uitgewerkt.
Interne besturing. De organisatie van de DGW&T bestaat uit twee management-niveaus (Centrale Directie en Regionale Directies). De zeven Regionale Directies, waarvan één in Duitsland, functioneren als relatief zelfstandige business-units. De Centrale Directie heeft een sturende taak in het kader van de concern besturing. Binnen de Centrale Directie is een bijzondere business-unit gepositioneerd, die met name is belast met de departementale beleidsvoorbereiding, belangenbehartiging en specialistische advisering.
Doelmatigheid
Algemeen. DGW&T is een omzet-verantwoordelijke organisatie. Het agentschap DGW&T moet zijn opbrengsten halen uit de verkoop van diensten. De totale apparaatskosten moeten uit de opbrengsten worden gedekt.
Resultaatverantwoordelijkheid. De regionale directies zijn resultaatverantwoordelijk. Dit wordt onder andere zichtbaar in een vergaande delegatie van taken en bevoegdheden naar de regionale directies, waarbij de bemoeienis van de Centrale Directie met de uitvoering is teruggedrongen. Sturen op afstand volgens het principe «decentraal, tenzij..». Het beleid en het te verwachten resultaat van de business-units worden vastgelegd in afzonderlijke businessplannen. Deze vormen de basis van de convenanten die jaarlijks worden afgesloten tussen de directeur van het agentschap en de regionale directeuren. Door middel van aan de
Directeur DGW&T aangeboden periodieke rapportages leggen de regionale directies verantwoording af.
Marktwerking. Tussen de DGW&T en de krijgsmachtdelen bestaat een zakelijke relatie. Hierdoor treedt regulering op van vraag en aanbod. Tevens bestaat voor de krijgsmachtdelen op beperkte schaal de mogelijkheid diensten uit de vrije markt te betrekken. Deze marktwerking draagt bij aan vergroting van de efficiency.
Kwaliteit van de dienstverlening.Binnen de DGW&T wordt hard gewerkt aan verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening. Daarbij wordt als denkmodel het model van het Instituut Nederlandse Kwaliteitsprijs, ook bekend als het NKP-model, gehanteerd. In de begrotingsperiode wordt verwacht fase 2 in dit model te bereiken, dat wil zeggen dat DGW&T dan een procesgeoriënteerde organisatie zal zijn.
Kengetallen
Naast indicatoren, zoals omzet en resultaat, vindt sturing plaats op basis van de kengetallen productiviteit, flexibiliteit en de verhouding direct/ indirect personeel.
-
a.Productiviteit: geeft de gefactureerde omzet per directe medewerker weer.
-
b.Flexibiliteit: is de verhouding tussen enerzijds het aantal inhuurkrachten, tijdelijke contractanten en uitbestedingsequivalenten en anderzijds de totale bestede directe capaciteit. Het uitbestedingsequivalent is de in mensjaren uitgedrukte hoeveelheid werk welke de DGW&T om kwantitatieve heeft uitbesteed c.q. zal gaan uitbesteden.
-
c.Verhouding indirect/totaal: is een kengetal dat de verhouding aangeeft tussen het aantal indirecte mensjaren en het totaal aantal mensjaren.
In de toelichting bij de baten en lasten worden deze kengetallen meerjarig gepresenteerd.
II. GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING EN RESULTAATBEPALING
Grondslagen voor de waardering
Immateriële vaste activa
De DGW&T beschikt niet over immateriële vaste activa.
Materiële vaste activa
Grondslag voor de materiële vaste activa is de historische uitgaafprijs (activeringsgrens is f 1 000).
Voorraden
Het karakter van de dienstverlening van de DGW&T is zodanig dat geen voorraden worden aangehouden, anders dan onderhanden werk. Het onderhanden werk wordt gewaardeerd op basis van uren maal kostprijs vermeerderd met uitbestedingskosten en verminderd met de vooruit- ontvangen termijnen op nieuwbouwprojecten. Het gaat hierbij om directe uren. De kostprijzen per uur zijn gebaseerd op directe salariskosten, uitgaande van de normale bezetting op jaarbasis.
Vorderingen
De waardering van vorderingen vindt plaats op basis van nominale waarde; daar waar nodig gecorrigeerd vanwege (vermoedelijke) oninbaarheid.
Overige activa en passiva
De waardering van de overige activa en passiva vindt plaats op basis van nominale waarde.
Voorzieningen
Het agentschap DGW&T kent de volgende voorzieningen:
– Voorziening groot onderhoud
– Voorziening productiemiddelen
– Voorziening millenniumproblematiek
– Voorziening garantieverplichtingen
– Voorziening assurantie eigen risico
– Voorziening voor contractrisico’s
– Voorziening wachtgelduitkeringen
De drie eerstgenoemde voorzieningen worden gevormd ter egalisering van kosten voor het planmatig onderhoud aan gebouwen in economisch eigendom, de aanschaf-, ontwikkel- en ingebruikstellingskosten van de productiemiddelen van de DGW&T zoals de informatie- en automatiseringssystemen (voor zover het geen hardware betreft) en de te maken kosten inzake het gereed maken van informatiesystemen voor de eeuwwisseling. De jaarlijkse dotaties zijn gebaseerd op een onderhouds-plan, respectievelijk automatiseringsplan.
De voorziening garantie verplichtingen heeft betrekking op de eventuele claims die als gevolg van de dienstverlening kunnen optreden.
De voorziening assurantie eigen risico betreft een voorziening ter dekking van aansprakelijkheidsrisico’s met inbegrip van beroepsaansprakelijkheid.
De voorziening voor contractrisico’s dient ter dekking van risico’s samenhangend met het afsluiten van contracten voor bouwen onderhoudsprojecten ten behoeve van de krijgsmachtdelen.
De voorziening voor wachtgelduitkeringen dient ter dekking van de verplichtingen voortvloeiend uit wachtgeld aanspraken van voormalige medewerkers.
Grondslagen voor de bepaling van het resultaat
Algemeen
De DGW&T hanteert voor haar resultaatbepaling de methode van variabele kostencalculatie «direct costing». Hierbij wordt het volgende model gehanteerd:
Opbrengsten
Af: directe kosten
Bruto marge
Af: indirecte kosten
Resultaat uit normale bedrijfsuitoefening
Saldo buitengewone baten en lasten
Resultaat
Opbrengsten
De ingenieursdiensten worden gefactureerd op het moment dat een met de krijgsmachtdelen overeengekomen fase in de werkzaamheden is afgerond. Indien dat afgesproken is, kunnen ook termijnbedragen gefactureerd worden, zonder dat sprake is van afronding van fasen. De diensten in het vastgoedbeheer worden gefactureerd op basis van aan het begin van het jaar vooraf overeengekomen vaste maandtermijnen. Grondslag voor de opbrengst van de producten klein onderhoud, groot onderhoud en commandantenvoorzieningen vormt de door de aannemers ingediende facturen in het betreffende dienstjaar. Het honorarium voor DGW&T is hiervan een bepaald overeengekomen percentage of promillage. Het product storingsdienst wordt verrekend op basis van het vooraf overeengekomen aantal uren vermenigvuldigd met een vast tarief. De diensten samenhangend met beleidsvoorbereiding, specialistisch onderzoek en advies worden uitgevoerd op basis van een regie-contract met een maximale richtprijs.
Directe kosten
De directe kosten bestaan uitsluitend uit met de gefactureerde omzet samenhangende productieve uren, vermenigvuldigd met het kostprijstarief en vermeerderd met de kosten samenhangend met de uitbesteding van werkzaamheden. Deze vormen tezamen de variabele kosten. Het kostprijstarief is gebaseerd op de directe salariskosten en een normale bezetting op jaarbasis.
Indirecte kosten
Alle overige kosten worden gerekend tot de indirecte kosten van de periode.
Buitengewone baten en lasten
Als buitengewone lasten worden aangemerkt de kosten van personeel, welke bij reorganisaties in het verleden als «herplaatsers» in de zin van het «Sociaal Beleidskader Defensie» (kortweg het SBK genoemd) zijn aangemerkt.
Afschrijvingsmethode en -termijnen
De DGW&T past in haar administratie de lineaire afschrijvingsmethode toe.
De afschrijvingstermijnen zijn:
Immateriële vasteactiva
Materiële vasteactiva
Gebouwen
(Houten) opslagloodsen
Verhardingen
Inventaris
Computerapparatuur
Transportmiddelen
Overige activa
n.v.t.
50 jaar 25 jaar 25 jaar 10 jaar
5 jaar 4 á 6 jaar
5 jaar
De begroting van baten en lasten van het agentschap DGW&T
Bedragen x f 1 miljoen
19981
19992
19993
2000
2001
2002
2003
2004
BATEN
Opbrengst moederdepartement
Opbrengst overige departementen
Opbrengst derden
Rentebaten
Bijzondere baten
Mutatie onderhanden werk
Totaal baten
LASTEN
Apparaatskosten
-
*personele kosten
-
*materiële kosten Rentelasten Afschrijvingskosten
-
*materieel
-
*immaterieel dotaties voorzieningen
Incidentele lasten Buitengewone lasten Totaal lasten
161,1 |
146,8 |
166,5 |
150,5 |
143,4 |
139,5 |
134,4 |
129,3 |
8,3 |
0,6 |
0,1 |
0,2 |
0,4 |
0,5 |
0,5 |
0,6 |
0,9 |
1,0 |
0,9 |
0,9 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
|||||
4,0 |
0,0 |
0,0 |
2,1 |
1,9 |
1,8 |
1,6 |
1,6 |
-3,6 |
0,0 |
0,0 |
|||||
170,7 |
148,4 |
167,5 |
153,7 |
146,7 |
142,8 |
137,5 |
132,5 |
138,9 |
116,0 |
137,6 |
123,7 |
117,0 |
112,8 |
107,7 |
102,7 |
18,7 |
22,5 |
21,9 |
20,2 |
20,2 |
20,2 |
20,2 |
20,2 |
0,5 |
2,2 |
2,2 |
2,2 |
2,2 |
2,2 |
||
5,8 |
6,7 |
5,9 |
5,9 |
5,9 |
5,9 |
5,9 |
5,9 |
1,7 |
1,9 |
1,9 |
1,6 |
1,6 |
1,6 |
1,6 |
1,6 |
3,7 |
|||||||
0,2 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
169,5 |
147,2 |
167,4 |
153,7 |
147,0 |
142,8 |
137,7 |
132,7 |
Saldo van baten en lasten
1,2
1,2
0,1
0,0
0,3
0,0
0,2
0,2
voorlopige stand jaarrekening 1998 op basis agentschapsbegroting 1999 vermoedelijk beloop 1999
III. TOELICHTING OP DE BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN VAN HET AGENTSCHAP DGW&T
Algemeen
De meerjarige resultaatsverwachting is een licht positief saldo van baten en lasten. In overeenstemming met de missie van de DGW&T streeft zij niet naar winst. Desalniettemin is een gering positief saldo van baten en lasten wel noodzakelijk in verband met de instandhouding van de onderneming en met het oog op mogelijke toekomstige risico’s.
Vermogensconversie
In deze begroting van baten en lasten is rekening gehouden met de gevolgen van de door het ministerie van Financiën geïnitieerde vermogensconversie en leenconstructie. Deze houdt in dat voor de verwachte boekwaarde van de op 1 januari 2000 aanwezige activa door de
2
3
DGW&T een lening moet worden afgesloten bij Financiën. De rentekosten van die lening (4%) zijn weergegeven in de rentelasten. Daarmee hangt samen de verplichting om toekomstige investeringen te financieren met bij Financiën geleend vreemd vermogen. Ook de verwachte rentekosten die daarmee samenhangen, zijn verwerkt in de rentelasten in de bovenstaande tabel.
DGW&T zal door Defensie (moederdepartement) worden gecompenseerd voor de betaalde rentekosten uit hoofde van de lening, voorzover gerelateerd aan op de op het moment van conversie aanwezige activa. Dat bedrag is weergegeven bij de bijzondere baten. Het moederdepartement ontvangt deze compensatie van Financiën. In overleg met het moederdepartement wordt nog nader bezien of en in hoeverre het wenselijk is om deze rentelasten in de tarieven te verwerken. Mocht daartoe worden besloten dan zal de compensatie van het moederdepartement komen te vervallen.
Noch het moederdepartement, noch DGW&T zullen gecompenseerd worden voor de rentekosten die betrekking hebben op de aan te gane leningen uit hoofde van nieuwe investeringen. De regelgeving schrijft voor dat te verwerken in de tarieven die het agentschap hanteert. In deze begroting is dat deel dan ook toegevoegd aan de regel «opbrengst moederdepartement». Het gaat daarbij om de volgende bedragen (in miljoenen guldens):
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
0,1 |
0,3 |
0,5 |
0,6 |
0,7 |
Baten
De opbrengsten van het moederdepartementvloeien voort uit de dienstverlening aan de vier krijgsmachtdelen en een aantal overige opdrachtgevers, zoals het moederdepartement en de daaronder ressorterende diensten. De meerjarige omzetcijfers bewegen naar beneden. Ten opzichte van de vorige begroting is de trend qua verloop gewijzigd. De omzetcijfers van 1999 tot en met 2002 liggen hoger dan in de vorige begroting (zij het dat zich ook daar een dalende tendens manifesteert); de omzetcijfers voor de twee jaren daarna liggen lager dan in de vorige begroting. De verwachting is dat met name in de eerstkomende jaren sprake is van een flinke werklast, onder meer door te verwachten wijzigingen (in de infrastructuur) bij de krijgsmachtdelen. In de periode daarna wordt een verdere daling verwacht. Zoals eerder opgemerkt is de omzet licht verhoogd met de te verwerken rentecomponent in de commerciële tarieven.
De verdeling van de baten naar krijgsmachtdeel/belangrijkste klanten en productcategoriën is als volgt:
(in procenten)
Ingenieursdiensten
Vastgoeddiensten Overige dienstverlening
Totaal
Koninklijke marine Koninklijke landmacht Koninklijke luchtmacht Koninklijke marechaussee Overige klanten
5 15 8 1 2
8 32 19
1 4
0 |
13 |
1 |
48 |
0 |
27 |
0 |
2 |
4 |
10 |
Totaal
31
64
100
De opbrengsten van overige departementen
De opbrengsten van tweeden worden verkregen door op beperkte schaal diensten te verlenen aan de Rijksgebouwendienst en de centrale opvang asielzoekers (COA).
Opbrengsten van derden
De verkoop van bestekken ten behoeve van aanbestedingen levert omzet van derdenop (aannemers). Deze omzet wordt tot de baten uit normale bedrijfsuitoefening gerekend.
Rentebaten
Gezien het relatief geringe verwachte liquiditeitssaldo wordt de post rentebaten voor de toekomstige jaren vooralsnog op nihil gesteld, evenals dat in de vorige agentschapsbegroting het geval was.
Bijzondere baten
Hierbij gaat het om baten die samenhangen met prestaties uit voorgaande boekjaren, doch wel voortvloeien uit de normale bedrijfsuitoefening. Voor toekomstige jaren wordt vooralsnog uitsluitend de van het moederdepartement te ontvangen rentecompensatie opgenomen.
Mutatie onderhanden werk
De mutatie in het onderhanden werk wordt voor de toekomstige jaren vooralsnog op nul geraamd.
Lasten
De categorie personeelskostenomvat de salariskosten van burger- en militair personeel, de geraamde kosten van inhuur en uitbesteding en de overige aan personeel gerelateerde lasten zoals bijvoorbeeld dienstreizen en opleidingen.
De stijging in de personeelskosten is een effect van een aantal ontwikkelingen. De gestegen omzet in de eerste jaren van de begrotingsperiode leidt tot een extra behoefte aan personeel. Dat wordt met name opgevuld met los personeel (tijdelijke ambtenaren en inhuurkrachten), gegeven de verwacht teruglopende omzet in de komende jaren. Dit losse personeel (vooral de inhuurkrachten) is gemiddeld duurder dan het vaste personeel. Tevens blijkt de prijsfactor in de vorige begroting aan de lage kant te zijn geweest. Een laatste ontwikkeling is dat de administratieve werklast,
5
samenhangend met de vermogensconversie en leenverplichting extra personele capaciteit zullen vergen ten bedrage van ongeveer f 0,5 miljoen.
bezetting
01-01-19991
19992
2000
2001
2002 2003
2004
Militair personeel
Burgerpersoneel
Overige categorieën
– Tijdelijke contracten3
– Herplaatsers/personeel BDOS
Totaal
Gemiddeld per vte (x f 1000) – Ambtenaren – Inhuurkrachten
69 70 |
70 |
70 |
69 |
67 |
65 |
993 1 010 |
1 007 |
988 |
969 |
953 |
935 |
320 299 |
212 |
175 |
153 |
118 |
86 |
10 9 3 2 0 0 |
0 |
1 392
1 388
1 292
1 235
1 191
1 138
1 086
83 |
89 |
89 |
89 |
89 |
89 |
89 |
120 |
128 |
128 |
128 |
128 |
128 |
128 |
1 Voorlopige opgave jaarverslag 1998
2 Op basis van begroting 1999
3 Inhuur, tijdelijke ambtenaren, uitzendkrachten
De materiële kostenbestaan uit de exploitatie van ge-/verbruiksgoederen, de kosten van de ontwikkeling van informatiseringssystemen en de kosten van huisvesting, waaronder huren.
De rentelasten
De opgenomen rentelasten betreffen de aan het ministerie van Financien te betalen rente uit hoofde van de leenverplichting ter financiering van toekomstige investeringen en ter financiering van de boekwaarde van de per 1 januari 2000 aanwezige activa (als gevolg van vermogensconversie).
De afschrijvingen
De afschrijvingslasten in totaal zijn ten opzichte van de vorige begroting niet substantieel gewijzigd.
(x f 1 miljoen)
1999
2000
Afschrijvingen materieel:
– Gebouwen
– Inventaris/installaties
– Hardware
– Overige
Afschrijvingen immaterieel
0,9 |
0,9 |
0,4 |
0,4 |
3,5 |
3,5 |
1,1 |
1,1 |
0 |
0 |
Totaal afschrijvingen
5,9
5,9
Dotaties voorzieningen
Aan de voorziening millennium (voor de lasten van detectie en oplossing van millenniumproblemen in de geautomatiseerde systemen van de DGW&T) zal laatstelijk in 1999 nog een dotatie plaatshebben van f 0,3 miljoen. Voor het overige hebben de dotaties betrekking op de volgende voorzieningen: groot onderhoud (f 0,5 miljoen), garantieverplichtingen
(f 0,25 miljoen), contractrisico’s (f 0,25 miljoen) en opstalrisico’s (f 0,1 miljoen), productiemiddelen (f 0,5 miljoen).
Incidentele lasten
Hierbij gaat het om lasten die samenhangen met prestaties uit voorgaande boekjaren, doch wel voortvloeien uit de normale bedrijfsuitoefening. Voor toekomstige jaren wordt vooralsnog geen raming opgenomen.
De buitengewone lasten
De buitengewone lasten zijn de voorziene lasten van herplaatsers en SBK-gelden. Alleen wachtgeldkosten als gevolg van reorganisaties vanaf het moment dat DGW&T agentschap werd, komen ten laste van de DGW&T. De wachtgeldverplichtingen van eerdere datum komen voor rekening van het moederdepartement.
Resultaatbestemming
Omtrent de bestemming van het resultaat in enig jaar zal besluitvorming in de Bestuursraad DGW&T plaatsvinden. In deze begroting wordt uitgegaan van toevoeging hiervan aan de algemene reserve.
Het kasstroomoverzicht van het agentschap Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen
19981
19992 19993
2000 2000 euro’s
2001
2002
2003
2004
Rekening courant RHB
1 januari
Totaal operationele kasstroom
totaal investeringen totaal boekwaarde desinvesteringen
Totaal investeringskasstroom
uitkering aan moederdepartement lening door het moederdepartement aflossingen op leningen beroep op leenfaciliteit
Totaal financieringskasstroom
Rekening courant RHB 31 december
1,2
0,2
7,1
7,9
3,6
8,4
0,8
0,3
1,2
9,9 |
7,8 |
6,6 |
5,9 |
2,7 |
6,2 |
6,5 |
6,3 |
6,3 |
3,8 |
|
-8,9 |
|
- 2,3 |
|
|
|
|
0,2 |
0,7 |
0,5 |
0,5 |
0,2 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
3,6 |
-6,2 |
-8,4 |
-4,7 |
-2,1 |
-6,0 |
-6,0 |
-6,0 |
-6,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
|
-25,6 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
2,6 |
0,0 |
0,0 |
|
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,4 |
0,0 |
0,0 |
|
- 2,7 |
|
|
|
|
0,0 |
0,0 |
0,0 |
61,6 |
28,0 |
6,5 |
6,5 |
6,5 |
6,5 |
0,4 |
0,0 |
2,6 |
-0,7 |
- 0,3 |
-9,4 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
7,1 |
1,8 |
7,9 |
8,4 |
3,9 |
-0,8 |
0,3 |
1,2 |
2,1 |
realisatie vastgestelde begroting vermoedelijk beloop
+
+
+
2
3
IV. TOELICHTING OP HET KASSTROOMOVERZICHT VAN HET AGENTSCHAP DGW&T
In het overzicht van kapitaaluitgaven staat centraal de meerjarige verwachting omtrent de omvang en besteding van de beschikbare investeringsruimte en de liquiditeitsverwachting in het algemeen.
Operationele kasstroom
De afschrijvingen worden meerjarig geraamd op f 5,9 miljoen per jaar. De mutatie in de voorzieningen wordt na 2000 begroot op f 0,6 miljoen (dotatie f 1,6 miljoen, onttrekking f 1 miljoen). In 1999 komt daar een dotatie aan de voorziening millennium bij van f 0,3 miljoen en tevens de eerste aanwending van deze voorziening (f 0,3 miljoen). In 2000 zullen geen dotaties aan de voorziening millennium meer plaatshebben; wel wordt in dat jaar een aanwending van deze voorziening gepland van f 0,3 miljoen.
Investeringskasstroom
Uitgaven voor onroerende goederen van enige omvang worden met name verwacht in 1999. Dit betreft de investering in Soesterberg, die in 1998 niet is doorgegaan.
De overige uitgaven voor kapitaalgoederen hebben betrekking op voertuigen, computerapparatuur, communicatiemiddelen etc. Hoewel de ontwikkeling naar een ideaalcomplex voor deze goederen nog niet is voltooid, vormt deze veronderstelling toch het uitgangspunt voor de meerjarige verwachting.
Financieringskasstroom
In 1999 is een lening van het moederdepartement ontvangen van f 2,6 miljoen, terwijl het resterend voorschot van f 7,4 miljoen eveneens is omgezet in een lening. In 2001 zal de hele lening worden afgelost.
In de kasstroom uit financieringsactiviteiten is eveneens de eerder genoemde vermogensconversie verwerkt. Het beroep op vreemd vermogen dat voor investeringen is voorgeschreven, is weergegeven in lijn met de geplande investeringen. Daarnaast is in 2000 het verwachte voorgeschreven beroep op vreemd vermogen uit hoofde van de vermogensconversie weergegeven (f 56,4 miljoen).
Uit de afschrijvingen zal de lening worden afgelost. De aflossing is weergegeven bij de regel «aflossingen op leningen» vanaf 2000.
Met de ontvangen liquide middelen uit hoofde van de vermogensconversie, worden de activa per 1 januari 2000 verworven van het moederdepartement en betaald, vanwege de voorgeschreven financiering met vreemd vermogen.
Kengetallen
In de begroting van het agentschap DGW&T zijn, in lijn met het statuut DGW&T, drie kengetallen opgenomen welke een gezamenlijk een beeld geven van de doelmatigheid van het agentschap en de ontwikkeling daarvan.
Kengetallen agentschap DGW&T |
19981 |
1999 I2 |
1999 II3 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
Productiviteit (x f 1000) per directe |
||||||||
medewerker |
154 |
145 |
150 |
151 |
151 |
152 |
153 |
153 |
Verhouding indirect/totaal |
27 |
24 |
25 |
26 |
26 |
26 |
25 |
24 |
Flexibiliteit |
25 |
19 |
26 |
19 |
16 |
15 |
12 |
10 |
1 voorlopige stand jaarrekening 1998, rekening houdend met de mutatie in het onderhanden werk
2 agentschapsbegroting 1999
vermoedelijk beloop 1999
Productiviteit per directe medewerker
De productiviteit per directe medewerker zal de komende jaren naar verwachting licht kunnen stijgen. Deze ontwikkeling is het gevolg van de nog steeds voortgaande vergroting van de inspanningen bij de dienstverlening «algemeen en technisch beheer».
De genoemde intensivering van de inspanningen heeft betrekking op: – het wegwerken van vergunningachterstanden.
– de inventarisatie en registratie van vastgoedgegevens en -informatie. – een intensievere informatievoorziening in de richting van de klantenorganisatie. – verdere verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening.
Een tweede reden voor de verwachte ontwikkeling van de productiviteit is gelegen in het feit dat de dienstverlening in het onderhoud, welke tot op heden een relatief belangrijke bijdrage levert aan de absolute waarde van het productiviteitskengetal, qua omvang daalt.
Verhouding indirect/totaal
Uit oogpunt van doelmatigheid is beleid ontwikkeld om de omvang van het bestand aan indirect personeel gelijke tred te laten houden met de omvang van het directe bestand, dat als gevolg van de productiviteitsontwikkeling af zal nemen. Het aandeel van het indirecte bestand in het totale personeelsbestand is gebonden aan een maximumnorm van 0,25 (1 op 3). Desondanks wordt ernaar gestreefd dit percentage wat te laten teruglopen.
Flexibiliteit
Het beleid ter handhaving van een minimum flexibiliteit van 15% in de directe sector van de DGW&T wordt ook in de toekomst voortgezet. Uit de geschetste ontwikkeling in de omzetprognoses op basis van de meer-jarenverwachting blijkt, dat in de begrotingsperiode de flexibiliteit onder druk zal staan. Die onderschrijding wordt evenwel acceptabel geacht, omdat de opgebouwde flexibiliteit juist bedoeld was voor het kunnen absorberen van omzetfluctuaties. Om redenen van doelmatigheid zou het – voor Defensie en voor het agentschap- onverstandig zijn de flexibiliteit niet voor dit doel te gebruiken en de omzetdaling (mede) af te wentelen op het vaste personeel. De noodzakelijke stijging (ten opzichte van de vorige begroting) van de personeelssterkte in de eerste helft van de begrotingsperiode zal dan ook met flexibel personeel worden gerealiseerd.
3