Verslag schriftelijk overleg over de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg - Gehandicaptenbeleid - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 41 toegevoegd aan dossier 24170 - Gehandicaptenbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Gehandicaptenbeleid; Verslag schriftelijk overleg over de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg |
---|---|
Documentdatum | 12-05-1999 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST35204 |
Kenmerk | 24170, nr. 41 |
Van | Staten-Generaal |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1998–1999
24 170
Gehandicaptenbeleid
Nr. 41
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 mei 1999
In de vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 bestond bij onderstaande fracties behoefte een aantal vragen ter beantwoording voor te leggen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over haar voortgangsbrief van 4 januari 1999 inzake de aanpak van wachtlijsten in de gehandicaptenzorg (24 170, nr. 39).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 mei
1999.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Essers
De griffier van de commissie, Teunissen
1 Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Essers (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Rouvoet (RPF), De Vries (VVD), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Gortzak (PvdA), Hermann (GL), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GL), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD) en Van der Hoek (PvdA).
Plv. leden: Van ’t Riet (D66), Rehwinkel (PvdA), Eurlings (CDA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Van de Camp (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Ravestein (D66), Weekers (VVD), Schutte (GPV), Cherribi (VVD), Schimmel (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Th. A. M. Meijer (CDA), Rosenmöller (GL), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP) en O. P. G. Vos (VVD).
Vragen PvdA-fractie
1
Welke tijdsperiode wordt bedoeld in de zinsnede «als zorg op korte termijn noodzakelijk is»? (blz. 1)
Cliënten worden in het Zorgregistratiesysteem als urgent geregistreerd als zorg op korte termijn noodzakelijk is. Met op korte termijn wordt doorgaans bedoeld binnen enkele maanden. De exacte tijdsperiode die gehanteerd wordt kan per regio variëren. Het voornemen is dat de Ziekenfondsraad als beoogd Landelijk Houder ZRS nieuwe richtlijnen zal opstellen. Daarbij zal ook de omgang met urgentie aan de orde komen.
2
Kuntude wachtlijstgegevens vanaf 1995 geven voor wonen en
dagbesteding?
Het Zorgregistratiesysteem is in de loop van 1995 in de regio’s ingevoerd. De eerste volledige wachtlijstoverzichten zijn vanaf 1 januari 1997 beschikbaar, zoals weergegeven in tabel 1 in mijn brief van 4 januari 1999 (Tweede Kamer, 24 170, nr. 39). De gegevens van 1 januari 1996 zijn gebaseerd op minder intensieve controles en daarom minder betrouwbaar. In de tabel zijn de ZRS wachtlijstgegevens van 1 januari 1996 weergegeven. Ik beschik niet over de gemiddelde wachttijden van dat peilmoment.
Tabel urgent wachtenden ZRS, per 1 januari 1996
Urgent wachtenden
1 januari 1996
Wonen Dagbesteding
6 296 2 864
3
Wiltuper voorziening waarvoor een wachtlijst bestaat aangeven hoeveel plaatsen zijn verwezenlijkt, opdat de verhouding tussen aantal plaatsen en aantal wachtenden duidelijk wordt?
De wachtlijsten worden bijgehouden voor geïndiceerde zorgproducten en niet voor voorzieningen. Hierdoor is het strikt genomen niet mogelijk een vergelijking te maken tussen het gerealiseerde aantal plaatsen en het aantal wachtenden. Omdat uit de gegevens globaal bekend is door welke voorzieningen de verschillende zorgproducten worden gerealiseerd, is het voor de wachtlijst voor wonen wel mogelijk een schatting te maken van het aantal wachtenden per voorziening. Zie de onderstaande tabel.
Wachtlijst wonen per 1 juli 1998 omgerekend naar semimurale en intramurale voorzieningen
Voorziening |
Urgent wachtenden |
Aantal |
toegelaten plaatsen |
Nieuwe plaatsen maatregel 1998 |
Intramuraal Semimuraal |
2 711 4 385 |
34 945 17 314 |
348 724 |
|
Totaal |
7 096 |
52 259 |
1 072 |
4
In de tabel is sprake van gemiddelde wachttijden. Kuntuaangeven hoe
gevarieerd de wachttijden zijn binnen dat gemiddelde, waarbij niet
bedoeld is per individu aan te geven hoe lang de wachttijd is, maar wel voor bijvoorbeeld de tien procent die het langst wachten?
In de bijlage I zijn twee grafieken gegeven van de verdeling van de wachttijden over de wachtlijstkandidaten voor de functies wonen en dagbesteding.
5
Kuntuwachtlijstgegevens verstrekken over de jaren voor 1995?
Nee, het Zorgregistratiesysteem is in de loop van 1995 in de regio’s ingevoerd. De eerste wachtlijstoverzichten zijn van het jaar 1996.
6
Kuntuwachtlijstgegevens verstrekken voor meer specifieke en andere vormen van zorg en in ieder geval voor gezinsvervangende tehuizen, sociowoningen, ambulante zorg, vroeghulp, praktische thuishulp, pedagogische gezinsbegeleiding, begeleid zelfstandig wonen, persoonsgebonden budget, zorg voor de groep licht verstandelijk gehandicapte gedragsgestoorden? Kuntudeze gegevens vanaf 1997 verstrekken, zo mogelijk vanaf 1995?
De wachtlijsten worden bijgehouden aan de hand van geïndiceerde zorgproducten. Dit houdt in dat er geen landelijke overzichten zijn van wachtlijsten van voorzieningen (gezinsvervangende tehuizen, intramurale voorzieningen, etc.). Aan de hand van de wachtlijsten per zorgproduct is wel een schatting te maken van het aantal wachtenden per voorziening. (Zie het antwoord op vraag 3). Per 1 januari 1999 is een deel van de SPD taken, zijnde vroeghulp, praktische thuishulp, pedagogische gezinsbe-leiding en begeleid zelfstandig wonen, een AWBZ aanspraak geworden. Dat heeft als consequentie dat vanaf die datum voor de verstrekking van deze zorgvormen een indicatie vereist is, en dat deze zorgvormen tevens als geïndiceerde zorgproducten in het ZRS geregistreerd worden. De eerste overzichten van de wachtlijsten over deze zorgproducten worden eind 1999 verwacht.
Begeleid zelfstandig wonen werd al in het ZRS geregistreerd. Het aantal wachtenden per 1 juli 1998 was 677 (mediane wachttijd 440 dagen). Voor IBZW, een vorm van begeleid zelfstandig wonen met intensievere ondersteuning, stonden 68 wachtenden op de wachtlijst (mediane wachttijd 180 dagen).
Hoewel het aantal wachtenden voor PGB in het Zorgregistratiesysteem bijgehouden worden, zijn deze gegevens nog niet geheel betrouwbaar. Ik heb de Ziekenfondsraad als beoogd landelijk houder van het ZRS verzocht bij het opstellen van nieuwe richtlijnen prioriteit te geven aan een verbeterde registratie van PGB.
7
Voorzover er nu zorgvoorzieningen zijn waarbij de zorgzwaarte leidt tot een verschillende kostprijs, zowel intra- als extramuraal, gelden daarvoor verschillende wachttijden? Zo ja, hoe groot zijn die verschillen?
in de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de gemiddelde (mediane) wachttijden voor de urgent wachtenden onderscheiden naar woontypen. De woontypen 1 tot en met 5 worden gekenmerkt door een afnemende ondersteuning en begeleiding en geven een indicatie voor de zorgzwaarte van de cliënten die voor het zorgproduct geïndiceerd worden. De wachtlijstgegevens leveren geen directe aanwijzingen op dat instellingen naar zorgzwaarte wachtlijstkandidaten selecteren.
Tabel overzicht mediane wachttijden in dagen urgent wachtenden
Woontype Mediane wachttijdindagen
Woontype1accentopverplegingenverzorging 614
Woontype2accentopbeschutting 560
Woontype3accentopbegeleiding 567
Woontype4accentopzelfstandigheid 628
Woontype5accentopparticipatieenzelfstandigheid 498
8
Wat is voorueen aanvaardbare wachttijd?
De vraag of een bepaalde wachttijd aanvaardbaar is afhankelijk van de persoonlijke situatie van de cliënt. Sommige cliënten hebben reeds een plek gevonden in een categoriale voorziening, maar geven de voorkeur aan een andere voorziening dichter bij het ouderlijk huis. Voor andere cliënten is verder uitstel van plaatsing door de uitval van een ouder of begeleider niet mogelijk. Om die reden geef ik thans prioriteit aan de uitwerking van een benadering waarbij tijdens de indicatiestelling de «datum maximaal aanvaardbare datum uitstel zorg» wordt vastgesteld. Over de wenselijkheid van het vastleggen van een globaal systeem van «aanvaardbare wachttijden» zal ik in het kader van het op te stellen plan van aanpak wachtlijsten met de cliëntenorganisaties, de zorgaanbieders en de zorgverzekeraars overleggen.
9
Is een wachttijd van 430 dagen voor een vorm van dagbesteding
aanvaardbaar? Is een wachttijd van bijna twee jaar, zoals voor wonen,
aanvaardbaar?
De gemiddelde wachttijden voor wachtlijstkandidaten zijn in de gehandicaptenzorg fors. Door de specifieke omstandigheden van cliënten is het echter niet mogelijk in zijn algemeenheid een uitspraak te doen over de aanvaardbaarheid van wachttijden, zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 8.
10
In hoeverre zijn de wachtlijstgegevens betrouwbaar? Overweegtunog
altijd de betrouwbaarheid van de wachtlijstgegevens te verhogen door het
invoeren van een vast cliëntennummer zoals is aangekondigd in de
tweede rapportage (24 170, nr. 29)? Zo ja, kan daarvoor het sofi-nummer
dienen? Zo nee, zijn andere maatregelen nodig om de betrouwbaarheid te
vergroten?
Een volledig betrouwbare wachtlijstregistratie is nog niet gerealiseerd. Uit oogpunt van landelijke vergelijkbaarheid dient een meer uniforme registratiepraktijk nagestreefd te worden. Een uniek cliëntennummer is een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van een betrouwbare wachtlijstregistratie. Introductie van het Sofi-nummer kan alleen AWBZ breed en op basis van een wettelijke grondslag. Over de omgang met de nummerproblematiek in de zorg op de langere termijn bereid ik thans een standpunt voor. Voor de korte termijn zal de Landelijk Houder ZRS een uniek ZRS cliëntennummer invoeren. Met dit nummer worden dubbeltellingen in de registratie praktisch uitgesloten.
11
Komen er dubbeltellingen voor in de wachtlijsten? Zijn de dubbeltellingen die in de tweede rapportage aanpak wachtlijsten (24 170, nr. 29) werden gesignaleerd (7 procent) nog aanwezig? Zo nee, hoe hoog schatude dubbeltelling nu in? Hoe essentieel is een uniform urgentiesysteem met
modelprotocol, waarvan sprake is in de tweede rapportage (24 170, nr. 29) voor de betrouwbaarheid van de wachtlijsten?
Het is juist dat er dubbeltellingen in het Zorgregistratiesysteem voorkomen. Ik beschik niet over een recente schatting van het aantal dubbeltellingen. De Landelijk Houder heeft de procedures voor interregionale bemiddeling (een van de oorzaken van dubbeltellingen) verbeterd. De Landelijk Houder zal daarnaast op korte termijn een uniek ZRS cliëntennummer invoeren. Een uniforme urgentie-systematiek is van groot belang voor de landelijke vergelijkbaarheid van wachtlijsten. Het in het kader van de indicatiestelling nieuwe stijl vast te stellen modelprotocol zal hier in de vorm van «datum maximaal aanvaardbare uitstel zorg» in voorzien. Het definitieve model-protocol zal voor het zomerreces worden vastgesteld.
12
Hoe belangrijk is de onafhankelijke indicatiestelling voor de betrouwbaarheid van de wachtlijstgegevens, en hoe is de stand van zaken rond deze onafhankelijke indicatiestelling?
Op 25 maart jl. is een brief aan de Tweede Kamer uitgegaan over de voortgang en de meest recente ontwikkelingen op het gebied van de indicatiestelling «nieuwe stijl» in de care sectoren. Wat betreft de stand van zaken van de onafhankelijke indicatiestelling in de gehandicaptenzorg wordt kortheidshalve verwezen naar de inhoud van deze brief. Met de formele invoering van de onafhankelijke, objectieve en integrale indicatiestelling in de gehandicaptenzorg per 1 januari 2001 ontstaat een landelijk uniforme en geprotocolleerde werkwijze op het gebied van de indicatiestelling. Hierdoor is het tevens mogelijk te komen tot een meer eenduidige en betrouwbare registratie van gegevens.
Inmiddels is een model-protocol ontwikkeld dat de leidraad vormt voor deze landelijk uniforme werkwijze. Het model-protocol zal nog verder «vertaald» moeten worden naar AWBZ-zorgonderdelen en in het bijzonder de terminologie van de geflexibiliseerde zorgaanspraken/zorgproducten. Een adequate afstemming qua terminologie en typologie tussen protocol en de geflexibiliseerde zorgaanspraken(producten) is van essentieel belang voor de invoering van een landelijk geüniformeerde en geformaliseerde (standaard) indicatiestellingspraktijk èn een betrouwbaar zorgregistratiesysteem. Het definitieve protocol zal voor het zomerreces worden vastgesteld.
13
In hoeverre is er momenteel sprake van een uniform indicatiesysteem?
In de sector verstandelijk gehandicapten vindt de indicatiestelling plaats in 38 ROZ/POZ-regio’s. De sector lichamelijk gehandicapten kent 10 regio’s en voor zintuiglijk gehandicapten zijn enkele landelijke en regionaal werkende instellingen actief op het gebied van de indicatiestelling. In de huidige uitvoeringspraktijk wordt aan de hand van in de onderscheiden sectoren ontwikkelde richtlijnen, procedures en afspraken getracht zoveel mogelijk onafhankelijk en objectief te indiceren Op dit moment is er echter nog geen sprake van een landelijk uniform (onafhankelijk en objectief) indicatiesysteem.
14
Wat is de gemiddelde wachttijd voor:
– de 25% urgent wachtenden met een indicatie woontype1en 2;
– de 62% urgent wachtenden met indicatie woontype3en 4;
– de 13% urgent wachtenden met indicatie woontype 5?
Zie antwoord vraag 7.
15
Hoeveel van de wachtenden die reeds in een categoriale voorziening wonen zijn als urgent aan te merken? Hoeveel tot deze groep behoren wachtenden hebben een andersoortige voorziening nodig dan de voorziening waar ze nu een beroep op doen? Wat zijn de factoren die doorstroming verhinderen?
Van de groep urgent wachtenden verblijft 70% in een thuissituatie en 30% in een categoriale voorziening. Van de totale groep wachtenden die reeds in een categoriale voorziening wonen is 79% als urgent aan te merken. Het is niet bekend hoeveel van deze wachtenden een beroep doen op een andersoortige voorziening dan waar zij thans gebruik van maken. De doorstroming wordt verhinderd doordat regionale wachtlijstbeheerders geneigd zijn voorrang te geven aan urgente wachtlijstkandidaten uit de regio zelf, boven wachtlijstkandidaten die buiten de regio reeds een plaats hebben gevonden in een voorziening.
16
Wat wordt bedoeld met de zinsnede «afzonderlijk geïndiceerd»? Had deze
groep voorheen geen recht op dagbesteding? (blz. 2)
Voorheen werd voor cliënten die geïndiceerd werden voor woontype 1 of woontype 2 (vergelijkbaar met een plaats in een intramurale voorziening) er impliciet vanuit gegaan dat hiermee tevens een indicatie voor dagbesteding werd afgegeven. Thans is het praktijk indicaties voor wonen en dagbesteding afzonderlijk te registreren.
17
Leidt de constatering dat van de wachtenden voor dagbesteding 30% van de mensen reeds gebruik maakt van de dagbesteding en 23% speciaal of algemeen vormend onderwijs bezoekt, tot de conclusie dat 47% van de wachtenden (3847 personen) nog helemaal geen dagbesteding krijgt?
Nee. In onderstaande tabel is een volledig overzicht gegeven van de huidige dagbesteding van de urgent wachtenden.
Tabel huidige dagbesteding urgent wachtenden
Huidige dagbesteding Verdeling
Categoriale dagbesteding 34%
Speciaal onderwijs 22%
Algemeen onderwijs 2%
Vrije bedrijf 1%
Peuterspeelzaal 2%
Bezigheden thuis 3%
Overig 8%
Geen bezigheden 11%
Onbekend 17%
Totaal 100%
18
Is bekend hoeveel personen na het aflopen van het schooljaar 1997–1998
noodgedwongen thuis moeten verblijven zonder enige vorm van
dagbesteding?
Scholen voor speciaal onderwijs doen een opgave van de «bestemming» van uitstromende leerlingen (bijv. «arbeidsproces», «gezin»), voor zover op dat moment bekend. Met deze opgave is dus een indicatie te geven van het aantal leerlingen dat uit het speciaal onderwijs uitstroomt naar «gezin» of «vanwege het bereiken van de 20-jarige leeftijd»; het gaat om respectievelijk 445 en 94 van de 4982 leerlingen waarover deze opgave is gedaan. De omstandigheden die tot deze «bestemming» hebben geleid (m.a.w. of er sprake is van een noodgedwongen situatie) zijn niet bekend.
19
Hoeveel jongeren worden er, gezien de leeftijd van 18 jaar, onnodig lang
op scholen voor speciaal onderwijs gehouden vanwege het ontbreken van
dagopvang?
Wanneer jongeren na de leeftijd van 18 jaar nog in het speciaal onderwijs verblijven, zal de inzet steeds zijn hen nog beter voor te bereiden op een zo zelfstandig mogelijke plaats in de samenleving. In het speciaal onderwijs voor lichamelijk en verstandelijk gehandicapte leerlingen zijn 2158 leerlingen 18 jaar of ouder. Ruim de helft daarvan betreft ZMLK-leerlingen.
20
Is bekend in welke mate gemeenten en/of provincies uit eigen middelen –
noodgedwongen–financieel bijdragen aan dagbesteding voor hun
inwoners?
Ik beschik niet over systematische informatie, waaruit het antwoord op deze vraag zonder meer kan worden afgeleid. Wat de gemeenten betreft, is mij bekend dat in de provincie Friesland vijf gemeentes bijdragen aan dagbesteding, namelijk: Leeuwarden, Opsterland, Tietsjerksteradeel, Achtkarspelen en Weststellingwerf.
Uit navraag bij de provincies blijkt het volgende beeld. Geen enkele provincie stelt structureel middelen ter beschikking voor de dagbesteding voor mensen met een handicap. De provincies Groningen, Friesland, Overijssel, Gelderland, Zeeland, Noord-Brabant, Limburg en Flevoland stellen op incidentele basis geld beschikbaar voor diverse projecten van dagbesteding. De overige provincies dragen niet uit eigen middelen bij.
21
Kan nauwkeurig worden aangegeven hoe de extramiddelen voor dagbesteding gedurende 1998 zijn besteed? Klopt het dat een deel van deze middelen is weggelekt naar cao-afspraken? Welk deel is exact ingezet voor dagbesteding en met welk resultaat?
Nee, dat kan niet nauwkeurig worden aangegeven. De extra gelden zijn in de COTG-beleidsregel loonkosten verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel verwerkt. Voor de helft van de f 41 miljoen door ophoging van het bedrag per toegelaten plaats en voor de andere helft door ophoging van het bedrag per verpleegdag voor de twee zwaarste zorgcategorieën. Daaruit kan niet worden afgeleid welk deel specifiek aan dagbesteding is uitgegeven en welk deel is besteed aan de CAO.
22
De wachttijden in de wachtlijstregistratie voor lichamelijke gehandicaptenvoorzieningen werden tot nu toe niet betrouwbaar geregistreerd. Hebben er inmiddels verbeteringen plaatsgevonden, en zo ja tot welke resultaten heeft dit geleid? Is hiermee inmiddels een betrouwbaar beeld ontstaan van het aantal wachtenden in de zorg voor lichamelijk gehandicapten? Zo ja, in welke mate wijkt dit af van de gegevens zoals vermeld in de brief van4januari 1999.
De wachtlijstregistratie in de lichamelijk gehandicapten sector is opgezet als landelijke registratie. Hierdoor ondersteunt het registratiesysteem niet of nauwelijks de procesgang van indicatiestelling en wachtlijstbeheer. Daarnaast worden de wachttijden in de registratie niet adequaat geregistreerd. Het aantal wachtenden voor lichamelijk gehandicaptenzorg wordt in de registratie betrouwbaar bijgehouden. De VGN die thans houder is van de wachtlijstregistratie in de lichamelijk gehandicaptensector streeft naar een geïntegreerde wachtlijstregistratie voor de lichamelijk en verstandelijk gehandicaptensector. Een werkgroep is gestart om de problematiek van integratie van beide registraties te verkennen. Integratie van de registraties vergt een aanzienlijke inspanning van de betrokken partijen en aanpassing van de huidige ZRS registratie. Het streven is de integratie per 1 januari 2000 te voltooien. Volledige en betrouwbare wachtlijstgegevens (aantal wachtenden en wachttijden) worden medio 2001 verwacht.
23
Ziet het er nog steeds naar uit dat de vormgeving voor een nieuwe systematiek van bekostiging naar zorgzwaarte voor intramurale en semimurale instellingen per juli a.s. gereed is en per1januari 2000 kan worden ingevoerd?
Door het NIZW en het NZI is de afgelopen periode onderzoek verricht, gericht op het ontwikkelen van de bouwstenen voor de nieuwe bekostigingssystematiek. Het gaat om een omschrijving van het aanbod, in termen van functioneel omschreven producten, die aansluit bij de vraagontwikkeling en om een meetinstrument voor de zorgzwaarte van cliënten. Na oplevering van het eindrapport zullen in het kader van de MJA-Gehandicaptenzorg met de betrokken partijen (FvO, VGN, Somma, ZN en COTG) afspraken worden gemaakt over het invoeringstraject. Het is de bedoeling te komen tot een gefaseerde invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek. De bouwstenen zoals beschreven in genoemd rapport zullen naar het zich laat aanzien nog nader uitgewerkt en getoetst moeten worden om tot volledige implementatie over te kunnen gaan. Gelet op de omvang van de operatie van de invoering van een nieuwe bekostigingssystematiek is een overhaaste invoering per 1 januari 2000 onwenselijk. Diverse waarborgen met betrekking tot kwaliteit, kwantiteit en continuïteit van zorgverlening dienen in acht te worden genomen. Het te ontwikkelen bekostigingssysteem zal op een beheersbare wijze de omslag van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte gehandicaptenzorg mogelijk moeten maken.
24
Is bij de besteding van de extra middelen gebruik gemaakt van een systeem voor benchmarking? Is de in de derde rapportage aanpak wachtlijsten gehandicaptenzorg (24 170, nr. 35) aangekondigde systematiek voor benchmarking in de gehandicaptenzorg inmiddels gereed? Zo nee, wanneer wel?
Bij de besteding van de extra middelen is geen gebruik gemaakt van een systeem voor benchmarking. Een systematiek voor benchmarking in de gehandicaptenzorg is nog in ontwikkeling. Voor mijn beleidsvoornemens ten aanzien van benchmarking in de gehandicaptenzorg verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 13 april 1999 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 474, nr. 1).
25
Is bij de dagbesteding van extra middelen rekening gehouden met de wachttijden voor de verschillende vormen van zorg? Zo ja, hoe hebben de verschilleninwachttijden meegewogen?
De extra middelen voor dagbesteding zijn bedoeld om de dagbesteding van de huidige bewoners van intramurale voorzieningen te verbeteren. Deze cliënten staan doorgaans niet op de wachtlijst.
26
Zijn er van de 458 te verwezenlijken intramurale plaatsen (f 43 miljoen) in 1999 ook plaatsen die als kleinschalig kunnen worden betiteld? Zo ja, hoe groot is dit aantal?
Ja, alle 458 te realiseren intramurale plaatsen kunnen als kleinschalig worden betiteld.
27
Op welke wijze is het bedrag vanf8miljoen voor het verbeteren van de levensomstandigheden van bewoners door het stimuleren van kleinschaligheid bij intramurale instellingen voor verstandelijk gehandicapten ingezet? En op welke wijze wordt hieraan in 1999 voorzien.
Vanaf 1997 wordt in het JOZ jaarlijks f 8 mln ter beschikking gesteld voor stimulering van kleinschaligheid in de intramurale gehandicaptenzorg. Tot 1999 was dat een incidenteel bedrag, vanaf 1999 (meerjarenafspraken) is het structureel. Het bedrag van f 8 mln wordt via een beleidsregel van het COTG ingezet bij intramurale instellingen die voldoen aan bepaalde kleinschaligheidscriteria zoals realisering van kleinschalige bouw buiten de hoofdlocatie vanaf 1996. In 1999 gaat het om een toeslag van f 2500,– per plaats voor loonkosten.
28
Zijn er ook recente gegevens bekend over de gemiddelde verblijfsduur in intramurale en semimurale instellingen? Zo ja, welke conclusies kunnen hieraan worden verbonden inzake het gebruik van voorzieningen en het (verwachte) verloop van de wachtlijsten?
De gemiddelde verblijfsduur voor intramurale instellingen per 1 januari 1995 is toegenomen tot 19 jaar en 6 maanden. Voor de gezinsvervangende tehuizen is de gemiddelde verblijfsduur toegenomen tot 5 jaar, eveneens per 1 januari 1995. De verwachting is dat door vergrijzing van de populatie in de instellingen de uitstroom door de toegenomen sterfte-kans de komende jaren zal stijgen. Daar staat tegenover dat de uitstroom door ontslag afneemt. Aan deze gegevens kunnen alleen conclusies over de ontwikkeling van de wachtlijsten worden verbonden op basis van een demografisch stroommodel. Ik heb het RIVM de opdracht gegeven een dergelijk model te ontwikkelen. Het rapport van het RIVM verwacht ik eind juli 1999.
29
In hoeverre vormt het onderzoek naar het model «Arduin», waarbij in vier jaar tijd de organisatie werd hervormd en in 1999 alle 360 cliënten decentraal zullen wonen èn dagbesteding zullen ontvangen, een goede leidraad voor zorgvernieuwing in degehandicaptensector?
De resultaten die bereikt zijn vormen op vele punten een goed voorbeeld voor de zorgvernieuwing in de gehandicaptensector. De manier waarop dat bereikt is, is echter niet «kopieerbaar» voor andere instellingen, omdat vrijwel altijd de startsituatie en de lokale omstandigheden aanzienlijk anders zijn.
30
In hoeverre kan de keuze voor een regionale verantwoordelijkheid voor
het ZRS een landelijke betrouwbare ZRS in de weg staan? Kan de
regionale gegevensverzameling ertoe leiden dat dubbeltellingen worden gecreëerd, omdat het mogelijk is in meer regio’s een beroep te doen op AWBZ-zorg?
Een betrouwbare wachtlijstregistratie is alleen goed te realiseren als de registratie het primaire proces van het wachtlijstbeheer in de regio adequaat ondersteunt. Om landelijk betrouwbare wachtlijstgegevens te kunnen verkrijgen is het wel noodzakelijk dat in de regio’s voldoende uniform wordt geregistreerd, zodat het mogelijk is landelijke overzichten op te stellen. In het verleden ontbrak een effectieve regionale en landelijke sturing van het ZRS, waardoor er in de regio’s verschillende registratiepraktijken ontstonden. Dit probleem is opgelost door een eenduidige bestuurlijke verankering voor het ZRS te realiseren. Uitgangspunt is dat het zorgkantoor regionaal verantwoordelijk wordt en Ziekenfondsraad de taak krijgt van landelijk houder van de registratie. Het bestuurlijk model zoals dat in de gehandicaptenzorg is uitgewerkt, wil ik als leidraad nemen voor de inrichting van de wachtlijstregistratie in de gehele AWBZ. Het optreden van dubbeltellingen wordt uitgesloten middels heldere procedures over interregionale bemiddeling en door het op korte termijn in te voeren unieke ZRS cliëntennummer.
31
In hoeverre kan het zorgregistratiesysteem bijdragen aan de wens meer vraaggestuurde zorg te verwezenlijken? Krijgen de zorgkantoren instructies hoe de vraag van gehandicapten of hun belangenbehartigers wordt vertaaldnaar AWBZ-aanspraken?
De opdracht vraaggestuurde zorg te verwezenlijken ligt vooral bij de zorgaanbieders en de indicatiestelling. Door het zorgregistratiesysteem wordt een actief wachtlijstbeheer beter ondersteund, waardoor beter gezocht kan worden naar (tijdelijke) oplossingen. De zorgkantoren krijgen geen instructies over het vertalen van de vraag naar AWBZ-aanspraken. De verantwoordelijkheid voor het verduidelijken van de vraag van de cliënt ligt bij de indicatiestelling, niet bij zorgkantoren. Het zorgkantoor toetst het indicatiebesluit op rechtmatigheid.
32
Is duidelijk in hoeverre de uitbreiding van PGB, thuishulp en ambulante zorg de wachtlijst bekorten voor urgente wachtlijst-kandidaten en zo ja, op welke wachtlijsten is het effect merkbaar?
In het algemeen is niet bekend hoe uitbreiding van PGB, thuishulp en ambulante zorg doorwerkt op de wachtlijst. Enige aanknopingspunten biedt het onderzoek van Van Berkum en Haveman (Zorg aan huis, Rijksuniversiteit Limburg, 1995). Zij hebben ouders gevraagd of zij bij voldoende thuisondersteuning de uithuisplaatsing van hun kind in een woonvoorziening zouden willen uitstellen. Circa 11% van de ouders wil hun zoon of dochter enkele jaren langer thuishouden, 16% meer dan vijf jaar en 38% wil hun zoon of dochter blijvend thuis begeleiden. De resterende groep wil ondanks voldoende ondersteuning thuis, hun kind uit huis plaatsen. De ouders die hun kind reeds op de wachtlijst hebben geplaatst, hebben lagere verwachtingen over de mogelijkheden van ondersteuning thuis. Een kleine meerderheid zegt hoe dan ook hun zoon of dochter uit huis te willen plaatsten. Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat ambulante zorgvormen een vermindering van de druk van de wachtlijst voor wonen tot gevolg hebben.
33
De wachtlijstaanpak zal (conform de Meerjarenafspraken) worden opgezet
in een regionale benadering. Kan worden aangegeven hoe lang de
wachttijden zijn voor wonen èn dagbesteding voor respectievelijk verstandelijk en lichamelijk gehandicapten in de verschillende provincies?
Met een regionale benadering worden de WZV-regio’s bedoeld. De wachtlijstgegevens voor verstandelijk gehandicapten zijn niet op provinciaal niveau beschikbaar, wel op WZV-regioniveau. Voor de overzichten verwijs ik naar bijlage II; de tabellen 1 en 2.
Vragen VVD-fractie
34
«Cliënten worden alleen als urgent geregistreerd als zorg op korte termijn
noodzakelijk is». Wat bedoelt de minister hier met korte termijn? (blz. 1)
Zie het antwoord op vraag 1.
35
Zijn inmiddels ook de cijfers van de landelijke wachtlijstgegevens
lichamelijk gehandicapten aantal urgent wachtenden per1augustus 1998
bekend?
De wachtlijstgegevens lichamelijk gehandicapten van 1 augustus 1998 komen volgens mededeling van de VGN begin mei 1999 beschikbaar.
36
Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de in- en uitstroom-gegevens per jaar bij de diverse woonvormen en de dagbesteding, evenals die van toe- of afname van de fysieke mogelijkheden en de vergoede plaatsen binnen de woonvormen en de dagbesteding? Is er ook sprake van voorzieningen met leegstand?
Voor de semimurale voorzieningen (GVT’en en DVO’en) beschik ik niet over betrouwbare gegevens. Hieronder volgt een overzicht van de in- en uitstroomgegevens van de intramurale voorzieningen.
Tabel overzicht in- en uitstroomgegevens per 31 december 1994
Aanwezig |
28 279 |
Overleden |
412 |
Ontslagen |
612 |
Opname |
1 495 |
(Bron: VGN, Landelijke registratie zorg en dienstverlening aan mensen met een verstandelijke handicap)
Het RIVM doet thans onderzoek naar een demografisch stroommodel ten behoeve van een prognose van de wachtlijstontwikkeling. Zie het antwoord op vraag 28. Ik beschik niet over exacte gegevens over de toe-of afname van de fysieke mogelijkheden van cliënten. Gelet op de vergrijzing van de populatie van de instellingen is het waarschijnlijk dat de zorgzwaarte van cliënten gemiddeld toeneemt. Voor een overzicht van het aantal plaatsen verwijs ik naar de tabellen 1 en 2 in bijlage II. In de gehandicaptenzorg is in elke regio sprake van aanzienlijke wachtlijsten. Voorzieningen met structurele leegstand komen derhalve niet voor.
37
Hoe zijn de wachtlijstgegevens verdeeld over de provincies? Kan een overzicht worden verstrekt van instellingen die daadwerkelijk een uitbreiding hebben ondergaan c.q. verwezenlijkt ten gevolge van de toevoeging van wachtlijstgelden? Van welke omvang was telkens die uitbreiding en hoe is de verdeling over de provincies?
Voor de wachtlijsten naar provincie en WZV-regioniveau verwijs ik naar bijlage II, de tabellen 1 en 2. Voor een overzicht van de inzet van de extra wachtlijstmiddelen 1998 verwijs ik naar bijlage III, de tabellen 3 tot en met 7.
38
In de derde alinea van blz.4geeft de Staatssecretaris aan de regionale verantwoordelijkheid voor het zorgregistratiesysteem bij het zorgkantoor neer te leggen. In de vijfde alinea pleit de Staatssecretaris voor een geïntegreerde wachttijd die aansluit op de zorgregistratie. Betekent deze aansluiting ook integratie van indicatie en wachtlijstregistratie? Hoe is dan de noodzakelijke onafhankelijkheid van indicatie gewaarborgd? De integratie heeft betrekking op het verbeteren van de wachtlijstregistratie voor lichamelijk gehandicapten, door de wachtlijstregistraties voor de lichamelijk gehandicaptensector met de wachtlijstregistratie voor de verstandelijk gehandicaptensector te integreren. Thans is het mogelijk dat cliënten zowel op de wachtlijst voor verstandelijk gehandicapten als voor lichamelijk gehandicapten voor komen. In mijn brief komen geïntegreerde wachttijden niet aan de orde.
De wachtlijst geeft inzicht in de niet gerealiseerde geïndiceerde zorg. In de indicatiestelling nieuwe stijl is de indicatiestelling een verantwoordelijkheid van de gemeenten.
39
Zijn er redenen voor het minder optimaal functioneren van de wachtlijstregistratie in de lichamelijke gehandicaptensector? Zijn er nog andere maatregelen nodig of gewenst?
Zie het antwoord op vraag 22.
40
Zijn er nog steeds dubbeltellingen te verwachten in de wachtlijstregistratie in 1999 e.v.
Zie de antwoorden op de vragen 10 en 11.
Vragen CDA-fractie
41
Vindt de Staatssecretaris de in tabel1weergegeven wachtlijstgegevens aanvaardbaar (zowel aantal personen als wachttijd per persoon)? Waar liggen de grenzen van aanvaardbaarheid? Is de Staatssecretaris bereid een systeem van aanvaardbare normen vast te leggen?
Zie het antwoord op vraag 8.
42
Waarom zijn geen wachttijden opgenomen van niet-urgent wachtenden? Hoe luiden de wachttijdgegevens voor niet-urgent wachtende verstandelijk gehandicapten? Is er zicht op het aantal verstandelijk gehandicapten die als niet-urgent wachtenden zijn aangemerkt?
In het Zorgregistratiesysteem worden drie categorieën onderscheiden: «urgent», «plaatsing gewenst» en «niet urgent», ook wel plaatsing uit voorzorg genoemd. In een aantal regio’s worden alleen urgent wachtenden geregistreerd. In de regio’s waar ook de niet-urgent wachtenden worden geregistreerd is deze categorie minder betrouwbaar gebleken. Om die reden wordt door de Landelijk Houder ZRS het aantal urgent wachtenden als de meest representatieve categorie gehanteerd. Op deze categorie zijn de wachtlijstgegevens gebaseerd.
43
De Staatssecretaris meldt dat het aantal plaatsingen van verstandelijk gehandicapte wachtenden in 1998 is toegenomen. Kan zij een overzicht geven van het aantal plaatsingen in woonvoorzieningen en in de dagbesteding van1januari 1997 tot en met eind 1998? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het aantal verhoogde plaatsingen verwezenlijkt is?
Het aantal plaatsingen is verhoogd door de extra wachtlijstmaatregelen en de daarmee gepaard gaande uitbreiding van de capaciteit. Daarnaast speelt de snellere melding van plaatsingen door de instellingen aan het ZRS een rol. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de realisaties over de verschillende jaren voor dagbesteding en wonen. De gegevens over het jaar 1998 betreffen voorlopige jaargegevens op basis van de eerste drie kwartalen van 1998.
Tabel ZRS realisaties voor wonen en dagbesteding
1996 1997 1998
Wonen 2038 2278 2711
Dagbesteding 2647 2598 2549
44
Wanneer kan wel een betrouwbare wachtlijstregistratie voor lichamelijk
gehandicaptenvoorzieningen worden verwacht?
Zie het antwoord op vraag 22.
45
Waarom zijn geen wachttijden opgenomen van niet-urgent wachtende lichamelijk gehandicapten? Hoe luiden de wachttijdgegevens voor niet-urgent wachtende lichamelijk gehandicapten? Is er zicht op het aantal lichamelijk gehandicapten die als niet-urgent wachtenden zijn aangemerkt?
Nee. In de wachtlijstregistratie voor lichamelijk gehandicapten worden landelijk alleen de urgent wachtenden geregistreerd.
46
Kan de Staatssecretaris een toelichting geven op het aantal plaatsen en
het budget voor de maatregel «Licht verstandelijk gehandicapte
jeugdigen»?
In totaal is er voor de oplossing van knelpunten in de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen volgens de nota «Vorm en kleur» van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland f 25 mln nodig. Het gaat daarbij niet alleen om plaatsen, maar om uitbreiding van te verlenen zorg in het algemeen met de bedoeling de wachtlijsten te verminderen en de doorstroming te bevorderen. Met deze intensivering, die gepland is voor 1997 t/m 2001, is in 1997/1998 een start gemaakt. In de wachtlijstbrief wordt over de inzet van de beschikbare intensiveringsmiddelen gerapporteerd. Onderstaande toelichting heeft derhalve betrekking op hetgeen in deze brief is gemeld over deze intensiveringsmiddelen, waarbij de vraag is opgevat als een verzoek het aantal en de aard van de plaatsen en de bijbehorende bekostiging te expliciteren.
Wanneer het gaat om plaatsen wordt in deze onderscheid gemaakt tussen reguliere plaatsen en achtervangplaatsen. Afhankelijk van de zorgzwaarte/ gedragsproblematiek van de betrokken jeugdigen varieert het kostenniveau per plaats als volgt.
Plaats Indicatieve kosten
Achtervangplaats (besloten) 150 000,–
Achtervangplaats (open) 129 000,–
Reguliere plaats (met toeslag gedragsgestoorden) 99000,–
Reguliere plaats 72000,–
Met ingang van 1997/1998 is f 7,5 mln. extra beschikbaar gekomen, waarvan f 5,5 mln. voor capaciteitsplaatsen en de overige f 2 mln. voor projecten Families First respectievelijk meldpunten (niet vertaald in aantallen plaatsen). Met dit bedrag van f 5,5 mln. worden de exploitatiekosten van 68 nieuwe, reguliere, plaatsen bekostigd. Deze plaatsen zijn verdeeld over 7 instellingen.
Met ingang van 1998 is daarbovenop nog f 6 mln. extra beschikbaar gekomen voor (open) achtervangplaatsen. Hiermee worden de exploitatiekosten van 38 nieuwe achtervangplaatsen bekostigd, alsmede een toeslag gegeven op 34 bestaande reguliere plaatsen, waardoor deze plaatsen achtervangplaatsen worden. Deze achtervangplaatsen zijn verdeeld over 3 instellingen.
47
In hoeverre is er in het nieuwe registratiesysteem met matching van vraag
en aanbod nog sprake van keuzemogelijkheden?
Het nieuwe registratiesysteem ondersteunt beter het zoeken naar alternatieven. De cliënt heeft de keuze te wachten tot er een plaats vrij is in de voorziening die zijn eerste voorkeur heeft, of tijdelijk een second-best alternatief te accepteren.
48
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de integratie van de wachtlijstregistratie voor de zorg van lichamelijk gehandicapten in het ZRS (mogelijkheden en consequenties)?
Zie het antwoord op vraag 22.
49
In hoeverre kunnen concrete resultaten worden bereikt via meerjarenafspraken als niet voldoende geld is uitgetrokken?
Met de betrokken partijen (zorgaanbieders, cliëntenorganisaties en verzekeraars) ontwikkel ik thans in het kader van de meerjarenafspraken een plan van aanpak. Uitgangspunt is dat extra middelen door de regio worden ingezet zodat zo doelmatig mogelijk regionale wachtlijsten kunnen worden aangepakt.
De aanpak van wachtlijsten heeft niet alleen betrekking op de inzet van extra middelen, ook een effectief wachtlijstbeheer kan daartoe bijdragen. Een eerste vereiste is dat er een betrouwbaar inzicht wordt verkregen in de wachtlijsten. Nu in de regio het zorgkantoor verantwoordelijk wordt, is een belangrijke voorwaarde voor een betrouwbare wachtlijstregistratie, een heldere bestuurlijke verankering, vervuld. Daarnaast kan een effectief wachtlijstbeheer er voor zorgdragen dat de meest urgente wachtlijstkandidaten ook het eerst geplaatst worden, of dat voor deze kandidaten een (tijdelijke) oplossing wordt gevonden.
50
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de wachtlijsten PGB en met
betrekking tot de verdeling van de wachtlijstmiddelen?
De wachtlijsten PGB-VG worden thans niet betrouwbaar geregistreerd. Het verkrijgen van een betrouwbaar inzicht in PGB-wachtlijsten heeft voor mij hoge prioriteit. Ik zal de Ziekenfondsraad als beoogd Landelijk Houder ZRS verzoeken hier prioriteit aan te gegeven. De Ziekenfondsraad heeft inmiddels de voor 1999 beschikbare middelen PGB over de regio’s verdeeld.
51
In hoeverre acht de Staatssecretaris het mogelijk dat de PGB-procedures (aanvraag, indicatie, etc.) zo lastig en ingewikkeld zijn, dat cliënten/ouders/ verzorgers afzien van een PGB-aanvraag?
Het PGB is een keuzemogelijkheid voor de zorgvrager, die zelf moet afwegen wat hem beter past: PGB of zorg in natura. In beide gevallen is er niet alleen sprake van rechten maar ook van plichten. De zorgvrager die voor PGB kiest, moet eigen verantwoordelijkheid willen dragen, zelf zijn zorg organiseren en aan administratieve verplichtingen voldoen. Volgens de PGB-evaluatie 1996–1997 van het ITS wordt van degenen die besloten hebben geen PGB aan te vragen circa 15% weerhouden door in hun ogen negatieve aspecten van de regeling PGB, zoals administratieve verplichtingen en rompslomp of het feit dat men zelf een zorgaanbieder moet zoeken.
52
Klopt het dat ouders/verzorgers van verstandelijk gehandicapten via een PGB vaak minder gelden dus minder zorg krijgen, dan via een natura-verstrekking?
De bedragen die horen bij de budgetcategorieën van het PGB-VG zijn afgeleid van de kosten van vergelijkbare zorg in natura. Als uitgangspunt is 80% van de gemiddelde kosten per jaar van een verstrekking in natura genomen. De overweging daarbij is dat er bij een PGB anders dan bij zorg in natura geen sprake is van investeringen en kapitaalslasten. Anders dan de volwassen bewoners van instellingen zijn PGB-houders geen eigen bijdrage verschuldigd. De bespaarde eigen bijdrage (gemiddeld circa 10 000,– per jaar) moet derhalve bij de desbetreffende budgetcategorieën (V en VII) worden opgeteld om een goede vergelijking te kunnen maken.
53
In hoeverre zijn zorgkantoren voorzichtig met het toepassen van de hardheidsclausule voor ernstig zorg-behoeftigen in verband met het scheppen van precedenten?
De hardheidsclausule stelt zorgkantoren in staat verstandelijk gehandicapten een PGB toe te kennen indien de hoogste budgetcategorieën niet toereikend zijn. De toelichting op de PGB-regeling vermeldt dat het daarbij dient te gaan om zeer uitzonderlijke gevallen waarin objectief (d.w.z. aan de hand van de indicatie) vaststaat dat gelet op alle omstandigheden een beperking van het budget tot het bedrag van de hoogste budgetcategorieën evident onredelijk is. De toelichting vermeldt uitdrukkelijk dat daarbij naar rechtsgelijkheid voor alle verzekerden dient te worden gestreefd. Toepassing van de hardheidsclausule dient te worden gemeld aan de Ziekenfondsraad.
54
Klopt het dat verstandelijk gehandicapten die een PGB-aanvraag hebben gedaan, en aan wie deze ook is toegewezen, in Zuid-Holland Noord vervolgens twee jaar op de daadwerkelijke financiering moeten wachten?
PGB’s kunnen door zorgkantoren worden toegekend voorzover daar voldoende middelen voor beschikbaar zijn. Hoewel de beschikbare middelen voor het PGB tussen 1996 en nu met een factor 2,5 zijn toegenomen, is er in verschillende regio’s sprake van grote wachtlijsten.
55
Is de Staatssecretaris op de hoogte van het feit dat instellingen te maken hebben met een zekere bedrijfseconomische ambivalentie ten aanzien van het «binnenlaten» van PGB-cliënten, in verband met het feit dat het PGB vaak niet toereikend is gelet op wat wordt gevraagd, in combinatie met het feit dat dubbele financiering niet plaats mag vinden?
Het PGB is niet bedoeld als indirecte financiering van instellingen. Het PGB is juist bedoeld als alternatief voor zorg in natura. Het is inderdaad ongewenst dat er dubbele financiering optreedt doordat een plaats die reeds in natura is bekostigd door een instelling nog eens aan een PGB-houder wordt verkocht. Indien een instelling zorg levert aan een PGB-houder moet het om aanvullende productie gaan. Immers, als een bestaande plaats aan een PGB-houder wordt verkocht, dan kan deze plaats niet meer worden gebruikt door een zorgvrager die voor zorg in natura opteert. Hierdoor is er niet alleen sprake van dubbele bekostiging, maar treedt er bovendien verdringing op.
56
Hoe gaat de Staatssecretaris om met de vraag of een PGB-cliënt voorrang mag krijgen ten opzichte van de reeds zittende cliënten als het gaat om schaarse verstrekkingen? Is hier sprake van voorrang in de zorg?
Een instelling die zorg levert aan een PGB-houder dient dit uitsluitend in de vorm van additionele productie te doen. Het is daarom uitgesloten dat houders van PGB voorrang zouden krijgen ten opzichte van zittende cliënten die gebruik maken van zorg in natura, of dat sprake is van verdringing doordat PGB-houders vrijvallende plaatsen bestemd voor wachtlijstkandidaten zouden bezetten. Op mijn verzoek heeft de Ziekenfondsraad de zorgkantoren bericht dat zij nadrukkelijk op het voorkomen van dubbele bekostiging en verdringing dienen toe te zien.
57
Is het waar dat het aantal instellingen in de VG-sector een zeer terughoudend opnamebeleid zullen gaan voeren om zodoende de groei naar 7% deelverstrekkingen mogelijk te maken? Wat is het gevolg hiervan voor de wachtenden in deze sector?
De 7% norm is vastgelegd in het protocol Zorg op Maat 1999. Daarbij hebben de instellingen zich verplicht tenminste voor dat percentage zorg op maat te leveren, dat wil zeggen vraaggestuurde en doelmatige zorg. Voor veel instellingen zal dat geen probleem zijn omdat zij reeds vóór 1999 op grond van substitutie en zorgvernieuwingsmiddelen dat doel nastreefden.
Instellingen waar tot dusver weinig of geen zorgvernieuwingsmiddelen naar toe gaan kunnen in het jaar 1999 van genoemd percentage afwijken mits men daarvoor een onderbouwing kan geven. Het is denkbaar dat instellingen een terughoudend opnamebeleid zullen voeren om toch die norm te halen. Bedacht moet worden dat met de middelen die vrij vallen door het niet bezetten van een plaats, of tijdelijk niet bezetten van een plaats, vaak aan meerdere mensen met een handicap, bijvoorbeeld in de thuissituatie, zorg verleend kan worden. In het algemeen verwacht ik van dit type flexibele zorg dan ook een gunstig effect op de wachtlijst.
58
In hoeverre is de Staatssecretaris het eens met de uitspraak dat de invoering van PGB’s en deelverstrekkingen voor de categorie intensieve en urgente zorgvragenden in de VG-sector slechts tijdelijke en/of gedeeltelijke oplossingen zijn, en dat de vraag om intramurale plaatsen als gevolg van deze instrumenten niet zal afnemen?
Zolang de behoefte aan zorg groter is dan het beschikbare volume van het bestaande aanbod inclusief PGB, d.w.z. zolang er wachtlijsten bestaan, mag worden aangenomen dat ook de vraag naar o.a. intramurale plaatsen voor zorgintensieve gehandicapten zich zal blijven doen gelden. Anderzijds staat vast, dat ook ouders van kinderen met een zeer zorgintensieve handicap welbewust kiezen voor een PGB of flexibele zorgvormen aan huis in plaats van tot uithuisplaatsing van hun kind over te gaan. Met een PGB kan zowel een zorgsituatie worden gerealiseerd waarin gedeeltelijk (voor dagopvang) een beroep op zorg in natura wordt gedaan als een zorgarrangement worden gekozen dat volledig een alternatief voor zorg in natura is.
59
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de wachtlijsten in de
ambulante zorg?
Zie het antwoord op vraag 6.
60
Volgens een onderzoek van het Trimbos Instituut wordt aan ernstig verstandelijk gehandicapte bewoners van instellingen maar7uur per week dagbesteding geboden, terwijl zij volgens het onderzoek graag 20 uur per week dagbesteding zouden willen krijgen. Wat is de mening van de Staatssecretaris over de uitkomsten van dit onderzoek, zijn maatregelen nodig? Wat is er gebeurd met def40 miljoen enf25 miljoen extra (respectievelijk 1998 en 1999), die hiervoor is uitgetrokken (Trouw, 8 februari 1999)?
Op het eerste gezicht vind ik de resultaten teleurstellend. Relativering is echter op zijn plaats. De bedoeling van het onderzoek van het Trimbosinstituut was om per 1 januari 1998 de omvang van de dagbesteding voor intramuraal wonenden vast te stellen en dit onderzoek te herhalen in 2000. Dit eerste onderzoek was dus niet bedoeld om nu al conclusies te trekken over de toename van de dagbesteding.
Voor wat betreft de besteding van de extra middelen 1998 verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 21.
Voor wat betreft de f 24 mln voor 1999 is tussen de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en Zorgverzekeraars Nederland afgesproken dat de extra middelen alleen ter beschikking worden gesteld, als daaraan een gezamenlijk plan van een aantal instellingen voor het realiseren van dagbesteding ten grondslag ligt. Pas nadat het zorgkantoor zijn goedkeuring heeft gehecht aan het plan, worden de extra middelen voor dagbesteding aan de betrokken instelling(en) beschikbaar gesteld.
61
Welke financiële keuzevrijheid blijft er voor verstandelijk gehandicapten
voor woonvormen (intra-semimuraal) over bij de huidige wachtlijsten?
De cliënt heeft de keuze te wachten tot er een plaats vrij is in de voorziening die zijn eerste voorkeur heeft, of tijdelijk een second-best alternatief te accepteren. Cliënten kunnen ervoor opteren een minder geschikte voorziening te accepteren (bijvoorbeeld verder weg van het ouderlijk huis) en vanuit die voorziening op de wachtlijst blijven staan voor de voorziening van de eerste voorkeur. Ik heb de zorgkantoren gevraagd de zogenaamde «verhuizers» die op de wachtlijst staan een hoge urgentie te geven. Hierdoor wordt de beschikbare capaciteit optimaal benut. Een verhuizer laat bij vertrek altijd een plaats vrij voor een andere cliënt op de wachtlijst, zodat uiteindelijk niet één wachtende, maar twee wachtenden zijn geholpen.
Vragen D66-fractie
62
Is, gelet op tabel 1, niet eerder sprake van (geleidelijke en gereduceerde) toename van het aantal wachtenden dan van stabilisatie van de wachtlijsten?
Per 1 juli 1998 staan er 7 096 wachtlijstkandidaten voor wonen op de wachtlijst met een mediane wachttijd van 582 dagen. Ten opzichte van de peildatum van 1 januari 1998 is de mediane wachttijd met 20 dagen gedaald en het aantal wachtenden met 24 toegenomen. Vergeleken met de groei die de wachtlijsten in de periode voor 1 januari 1998 te zien gaven, heb ik op basis van deze gegevens geconcludeerd dat er sprake is van een stabilisatie van de wachtlijst voor wonen.
63
Moet de omvang van de wachtlijsten, gegeven de tabellen1en 2, nog steeds ernstig en zorgelijk worden genoemd, zodat maatregelen tot effectieve reductie nodig zijn?
De aanpak van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg heeft voor mij hoge prioriteit. In het regeerakkoord is f 430 mln gereserveerd aan intensiveringsmiddelen voor de gehandicaptenzorg. Bij de inzet van deze middelen zijn de aanpak van de wachtlijsten en het verminderen van de werkdruk belangrijke prioriteiten. Met de betrokken partijen (verzekeraars, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties) ontwikkel ik thans een meerjarig plan van aanpak. In het kader van de meerjarenafspraken zal ik u daarover nader berichten.
64
Kan de Staatssecretaris een prognose of streefcijfers geven voor de aanpak, respectievelijk reductie van de omvang van wachtlijsten voor perioden van een en van twee jaar vanaf heden?
Met de betrokken partijen ontwikkel ik thans in het kader van de meerjarenafspraken een plan van aanpak wachtlijsten. In het kader van de meerjarenafspraken zal ik u daarover nader berichten.
65
Worden bij registratie van wachtlijsten ook aanmeldingen of inschrijvingen van personen met een handicap meegeteld, van wie te voorzien of te verwachten is dat zij in de toekomst ooit in aanmerking zullen komen voor een of meer vormen van zorg?
Ja. De wachtlijst geeft inzicht in de niet gerealiseerde geïndiceerde zorg. De indicaties «uit voorzorg» worden eveneens geregistreerd. Deze cliënten vallen echter niet onder de categorie urgent wachtend. Een cliënt kan met meerdere indicaties op de wachtlijst staan; bijvoorbeeld voor wonen en dagbesteding. Zodoende kan een cliënt meerdere keren op de wachtlijst meetellen.
66
Wanneer zal het registratiesysteem deugdelijk en effectief kunnen
functioneren?
Het streven is het ZRS op korte termijn naar de Ziekenfondsraad over te dragen zodat de zorgkantoren feitelijk in de loop van 1999 de verantwoordelijkheid voor het ZRS kunnen dragen. De zorgkantoren zullen vervolgens nieuwe richtlijnen en procedures in de regio gaan invoeren. De verwachting is dat per 1 januari 2000 het registratiesysteem adequaat zal functioneren.
Vragen GroenLinks-fractie
67
In tabel1staan de wachtlijstgegevens voor verstandelijk gehandicapten die urgent zorg nodig hebben. Zijn er meerdere categorieën wachtenden te onderscheiden binnen de wachtlijst? Zo ja, welke zijn dat en om welke aantallen gaat en hoeveel dagen wachten zij gemiddeld?
Zie het antwoord op vraag 42.
68
In tabel3staan de maatregelen en de resultaten van beleid in een overzicht weergegeven. Onduidelijk is hoe de genomen maatregelen staan ten opzichte van de diverse wachtlijsten. Is het mogelijk deze gegevens bij elkaar in een tabel onder te brengen?
Zie het antwoord op vraag 3.
69
In paragraaf3staat te lezen dat voor de sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten in 1998 een uitbreiding van 72 is verwezenlijkt. Is er de komende jaren uitbreiding te verwachten? En hoe staat het met de uitvoering van het plan VGN en GGZ Nederland dat sinds april klaarligt om de capaciteit uit te breiden van 96 naar 300?
In het Jaaroverzicht Zorg 1999 (op blz. 90) heb ik aangegeven dat geleidelijk wordt gekomen tot de realisering van verblijfplaatsen voor SGLVG. De inmiddels gerealiseerde 72 verblijfplaatsen vormen een eerste tranche. Afhankelijk van beschikbare financiële middelen en de besluitvorming in het kader van de Meerjarenafspraken kan er dus worden besloten tot verdere uitbreiding.
Over de nota Multifunctionele centra voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigenvan de VGN en GGZ Nederland, waarop in de vraag wordt gedoeld, is op 13 april jl. aan de Tweede Kamer het standpunt van de Minister en mij gestuurd.
Vragen SP-fractie
70
Uit de cijfers wordt de conclusie getrokken dat er sprake is van een
stabilisatie van de wachtlijst voor wonen. Moet niet gelijktijdig de
conclusie worden getrokken dat de progressie minder is geworden maar
dat de lange wachtlijsten waarvan enkele jaren geleden is vastgesteld dat
ze onaanvaardbaar zijn, nu zelfs groter en dus absoluut onaanvaardbaar
zijn?
Zie het antwoord op vraag 62.
71
Bij de wachtlijsten voor dagbesteding blijkt sprake te zijn van een andere indicatiepraktijk, namelijk de afzonderlijke indicatie voor dagbesteding bij cliënten die geïndiceerd zijn voor woontype1en 2. Bij lichamelijk gehandicapten was het in een aantal provincies praktijk geen kandidaten te indiceren als kandidaten niet binnen een bepaalde termijn konden worden geplaatst. Moet hieruit de conclusie worden getrokken dat de plaatsingsproblemen nog veel erger zijn dan aanvankelijk gedacht?
Nee. De wachtlijstregistraties in de zorg voor gehandicapten geven voldoende inzicht in de tekorten in de zorg. De betrouwbaarheid van de registraties kan echter verbeterd worden. In mijn brief over de aanpak van de wachtlijsten van 4 januari 1999 heb ik uiteengezet welke maatregelen ik daarvoor neem. Kortheidshalve verwijs ik daarnaar.
72
Hoeveel van de extra gelden voor dagbesteding vanf41 miljoen zijn ook daadwerkelijk besteed aan extra dagbesteding? Is het waar datf27 van de f 41 miljoen bestemd en nodig was om de stijgende werkgeverslasten te betalen zoals in het VGN Nieuwsbericht van december 1998 staat? Het Trimbos Instituut stelt vast dat nauwelijks meer dagbesteding is verwezenlijkt. Hoe kan dit worden verklaard, en op welke manier wordt veilig gesteld dat de extra middelen voor 1999 daadwerkelijk worden besteed aandagbesteding?
Voor het eerste deel van de vraag verwijs ik naar de antwoord op vraag 21. Voor het tweede deel van de vraag over het onderzoek van het Trimbos Instituut en de besteding van de middelen 1999 verwijs ik naar het antwoord op vraag 60.
73
In de meerjarenafspraken staat expliciet vermeld dat de beschikbare middelen, zoals aangegeven in het Regeerakkoord, onvoldoende zijn om te voorzien in een oplossing van alle knelpunten. Betekent dat dat de wachtlijsten en lange wachttijden voorlopig zullen blijven bestaan en geaccepteerd worden?
Zie de antwoorden op de vragen 63 en 64.
74
Hoe staat het met de oplossing van de knelpunten in de zorg voor dove
kinderen. Is het waar dat de ingediende aanvraag van het instituut Guyot
niet gehonoreerd is en wat voor gevolgen heeft dat voor deze
zorgverlening?
Op 26 januari 1999 is er een verklaring van behoefte afgegeven aan het Koninklijk Instituut voor Doven H.D. Guyot voor uitbreiding met 20 plaatsen. In deze verklaring is de zogenaamde «ijskastclausule» opgenomen, wat inhoudt dat er voor het plan op dit moment geen reservering is gemaakt op de bouwprioriteitenlijst 1997–2000. Daarnaast zijn de 10 tijdelijke plaatsen van Effatha omgezet in structurele plaatsen. De zorgverlening aan de betreffende cliënten wordt aldus gecontinueerd.
Het is mijn voornemen nadere maatregelen op dit terrein van de zorg te nemen na ontvangst van het advies van de Ziekenfondsraad over de bestuurlijke en organisatorische aspecten ten aanzien van de zorgverlening aan mensen met een auditieve handicap. Het is de bedoeling dat de Ziekenfondsraad nog dit jaar een advies aan mij zal uitbrengen.
Vragen SGP-fractie
75
Valt de trendbreuk in de wachtlijstcijfers voor wonen te verklaren?
Een verklaring voor de stabilisatie van de wachtlijst voor wonen is een toename van het aantal realisaties voor wonen in de eerste helft van 1998 met circa 300 plaatsen, terwijl het aantal indicaties voor wonen gelijk is gebleven. De toename van het aantal realisaties is het gevolg van de uitbreiding van het aantal plaatsen die door de inzet van extra middelen zijn gerealiseerd.
76
Hoe zijn de (eerste) ervaringen met de projecten Families First?
In oktober 1998 zijn vier pilot-projecten Families First voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen gestart, respectievelijk in Overijssel, Gelderland en in Noord- en Zuid-Holland. De projecten zijn in samenwerking met de jeugdzorg-teams Families First opgezet. De samenwerking met andere instanties in de betreffende regio’s verloopt goed. Alle projecten zijn voor 100% operationeel, dat wil zeggen dat gezinsmedewerkers zijn geworven en opgeleid. Omdat deze hulpverleningsmodule nieuw is voor de sector verstandelijk gehandicaptenzorg, moet er veel aandacht worden besteed aan het bekend maken en introduceren van Families First bij potentiële aanmelders om de instroom van gezinnen goed op gang te brengen en op peil te houden.
Er zijn in totaal 13 gezinnen in behandeling genomen: de hulp aan zes van deze gezinnen is succesvol afgesloten (waarbij het kind van de wachtlijst is gehaald), aan één gezin is de hulp voortijdig beëindigd (ouders wilden het kind toch uit huis plaatsen) en bij zes gezinnen is de hulp nog niet afgerond.
77
Wat zijn de (eerste) ervaringen met de projecten ADL-clusterwonen?
Voorzover wordt gedoeld op de zogenaamde FOKUS-projecten, deze functioneren al sinds jaar en dag en zijn ruim 25 jaar geleden opgezet om mensen met ernstige lichamelijke handicaps in de gelegenheid te stellen zelfstandig te wonen en de voor hen noodzakelijke zorg en dienstverlening zelf te regelen. In dat opzicht hebben zij hun waarde inmiddels voldoende bewezen.
Hoewel tot op heden de Stichting FOKUS de enige organisatie is die deze projecten feitelijk exploiteert, is zij in het kader van de terzake vigerende subsidieregeling slechts één van de potentiële aanbieders van ADL-assistentie en heeft dus allesbehalve een monopoliepositie. Ervaringen met andere ADL-clusterprojecten zijn er niettemin nog niet. Inmiddels is in de praktijk wel naar voren gekomen dat de regeling in relatie tot de doelstelling ook zekere beperkingen kent. Daarom wordt thans bekeken waar en in hoeverre versoepelingen en aanvullingen ín dan wel náást de regeling wenselijk zijn.
78
Kan nader worden ingegaan op de totstandkoming van het nieuwe
registratiesysteem?
Het nieuwe registratiesysteem, ZRS nieuw, is in nauwe betrokkenheid met de gebruikers door het NZi ontwikkeld. Vooral het Indizorgsysteem, dat in een aantal regio’s met grote tevredenheid werd gebruikt, heeft een voorbeeldfunctie gehad voor het nieuwe registratiesysteem. Met het ter beschikking komen van het nieuwe registratiesysteem gaan alle regio’s
hetzelfde registratiesysteem gebruiken, hetgeen de uniformiteit van registratie bevordert.
79
Hoe staat het met het voor begin 1999 toegezegde uitvoeringsvoorstel van
de Ziekenfondsraad met betrekking tot het ZRS?
Op 16 november 1998 is de Ziekenfondsraad gevraagd te rapporteren over de uitvoerbaarheid van deze nieuwe bestuurlijke vormgeving van ZRS. De Ziekenfondsraad heeft op 25 februari 1999, zijn rapportage vastgesteld. In zijn rapportage beantwoordt de Raad alleen de vraag of de beoogde bestuurlijke vormgeving van het ZRS uitvoerbaar is. In een vervolgrapportage zal de Raad de gewenste technisch-inhoudelijke vernieuwing van ZRS uitwerken. De Ziekenfondsraad staat in het algemeen positief tegenover de nieuwe uitvoeringsstructuur van het ZRS. De Raad stelt voor op korte termijn de overdracht van bestuurlijke taken te regelen. Bij een overdracht op korte termijn wordt de huidige uitvoeringsorganisatie rond het Zorgregistratiesysteem tijdelijk gecontinueerd. De rapportage van de Ziekenfondsraad ondersteunt mijn voornemen op korte termijn de voorgenomen bestuurlijke veranderingen in de uitvoeringsstructuur van ZRS door te voeren. Bij de overdracht zal ik de Ziekenfondsraad aandacht vragen prioriteit te geven aan de verbetering van de registratie van PGB, de integratie van de wachtlijstregistratie voor lichamelijk gehandicapten in ZRS en de inpassing van ZRS in de structuur van de indicatiestelling nieuwe stijl.
Het bestuurlijk model zoals dat in de gehandicaptenzorg is uitgewerkt, wil ik als leidraad nemen voor de inrichting van de wachtlijstregistratie in de gehele AWBZ. Ik streef zoveel mogelijk naar een integrale benadering van de wachtlijstregistratie in de AWBZ, waarvoor een samenhangend veranderingstraject in gang wordt gezet.
80
Op welke onderdelen blijkt de wachtlijstregistratie in de lichamelijk gehandicaptensector niet optimaal te functioneren? Wordt door de voornemens volledig voorzien in het wegnemen van de fricties?
Zie het antwoord op vraag 22.
81
Hoe zijn de ervaringen met PPG/vroeghulp?
PPG is een vorm van praktische hulp die aansluit op opvoedingsproblemen in gezinnen met een verstandelijk gehandicapt kind. Vroeghulp is een verdere specialisatie binnen PPG. Het omvat specifieke ontwikkelingsstimuleringsprogramma’s die al op zeer jonge leeftijd van het verstandelijk gehandicapte kind kunnen worden ingezet. PPG en vroeghulp beogen ouders c.q. het gezin te helpen in de opvoeding zoals die thuis plaatsvindt. Het stelt hen tevens in staat om uithuisplaatsing van het gehandicapte kind te voorkomen dan wel uit te stellen. PPG/vroeghulp zijn werkvormen van de Sociaal Pedagogische Diensten (SPD’en). Gezinnen die gebruik maken van PPG/vroeghulp ervaren die hulpverlening als zeer positief. In 1995 is door prof. Van Gennep e.a. onderzoek verricht naar de ervaringen met vroeghulp. Vastgesteld is dat vroeghulp de handelingscompetentie van ouders aanzienlijk bevordert. Daarnaast is geconstateerd dat het overgrote deel van de ouders zeer tevreden is over de vroeghulp die hen geboden is. Bijna de helft van de ouders geeft aan dat zij eerder met vroeghulp in aanraking had willen komen. In de afgelopen jaren zijn de middelen die met deze werkvormen zijn gemoeid dan ook meerdere malen opgehoogd. En sinds 1 januari 1999 zijn PPG/vroeghulp, samen met enkele andere werkvormen van de
SPD’en, opgenomen in het aansprakenpakket ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Een voorzichtige berekening geeft aan dat in 1998 naar schatting tussen 15 en 20 miljoen gulden besteed is aan PPG/vroeghulp. De exacte omvang van de verschillende hulpverleningsvormen wordt door de SPD’en in nauw overleg met de zorgkantoren afgestemd op de regionale, specifieke situatie. In 1997 zijn ruim 4 500 mensen begeleid (Brancherapport Gehandicaptenzorg 2, NZi, 1998).
Bijlage I wachttijden ZRS per1juli 1998 voor dagbesteding en wonen
Urgent wachtenden wonen afgezet tegen wachttijd
Urgent wachtenden dagbesteding afgezet tegen wachttijd
Bijlage II
Overzicht wachtlijsten en capaciteiten naar provincies en WZV-regio’s
Tabel 1. Wachtlijst voor wonen en dagbesteding voor lichamelijk gehandicapten per provincie en de capaciteit per provincie (tussen haakjes de capaciteit exclusief de grote woonvormen) per 1 augustus 1997.
Provincie wachtenden capaciteit wachtenden capaciteit wonen wonen dag- dagbesteding besteding
Groningen
Friesland
Drente
Overijssel
Flevoland
Gelderland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Onbekend
29 |
55 |
26 |
52 |
31 |
71 |
39 |
58 |
10 |
31 |
25 |
44 |
32 |
155 |
74 |
115 |
9 |
13 |
6 |
22 |
153 |
942 (548) |
122 |
270 |
41 |
80 |
41 |
77 |
129 |
529 (226) |
129 |
167 |
249 |
359 (257) |
266 |
304 |
12 |
91 |
17 |
48 |
124 |
236 |
171 |
202 |
60 |
103 |
100 |
192 |
9 |
11 |
Totaal
888
2 665
1 027
1 551
Tabel 2. Overzicht ZRS wachtlijsten verstandelijk gehandicapten per 1-7-98 per WZV-regio en de capaciteit per WZV per 1-1-1999
Regio’s |
AZI’S |
Orthope- |
ZRS urgent |
Aantal |
ZRS urgent |
ZRS urgent |
Aantal |
ZRS urgent |
inclusief |
dag. |
wachtende |
plaatsen |
wachtende |
wachtende |
plaatsen |
wachtenden |
|
meerv. |
instellingen |
woontype |
gezinsver- |
woontype |
wonen |
Dagverblij- |
dagbesteding |
|
Gehand. |
(intramu- |
1+2 |
vangende |
4+ 5 |
(woontype |
ven voor |
||
(intramu- |
rale zorg) |
tehuizen |
1 t/m 5) |
ouderen |
||||
rale zorg) |
(semimu-rale zorg) |
(semimu-rale zorg) |
||||||
Groningen |
944 |
41 |
29 |
888 |
179 |
266 |
746 |
165 |
Friesland |
1 067 |
50 |
98 |
928 |
312 |
517 |
825 |
309 |
Drenthe |
1 350 |
14 |
72 |
551 |
189 |
355 |
643 |
206 |
Zwolle |
1 624 |
305 |
112 |
567 |
132 |
332 |
607 |
206 |
Twenthe |
831 |
90 |
55 |
631 |
138 |
286 |
531 |
106 |
Stedendriehoek |
1 911 |
134 |
103 |
529 |
167 |
380 |
522 |
177 |
Arnhem |
1 570 |
187 |
193 |
1 278 |
374 |
739 |
940 |
373 |
Nijmegen |
2 237 |
20 |
54 |
367 |
90 |
191 |
389 |
91 |
Utrecht |
2 858 |
283 |
47 |
1 150 |
151 |
280 |
1 013 |
176 |
Flevoland |
205 |
26 |
38 |
156 |
87 |
160 |
273 |
73 |
’T Gooi |
147 |
0 |
41 |
335 |
61 |
132 |
252 |
40 |
Alkmaar |
1 610 |
19 |
52 |
642 |
186 |
298 |
456 |
134 |
Kennemerland |
620 |
90 |
24 |
651 |
109 |
168 |
391 |
38 |
Amsterdam |
1 236 |
114 |
102 |
1 229 |
293 |
568 |
1 045 |
364 |
Leiden |
2 501 |
60 |
61 |
666 |
98 |
217 |
549 |
150 |
’s-Gravenhage |
250 |
68 |
85 |
731 |
44 |
185 |
824 |
184 |
Delft |
1 116 |
0 |
29 |
350 |
21 |
91 |
312 |
47 |
Midden-Holland |
279 |
0 |
31 |
221 |
58 |
117 |
203 |
104 |
Rijnmond |
1 129 |
70 |
186 |
1 473 |
48 |
287 |
1 415 |
154 |
Dordrecht |
571 |
10 |
43 |
455 |
132 |
226 |
427 |
109 |
Zeeland |
725 |
67 |
26 |
339 |
46 |
123 |
340 |
56 |
Breda |
994 |
71 |
61 |
620 |
124 |
257 |
624 |
145 |
Tilburg |
1 561 |
48 |
35 |
357 |
114 |
219 |
343 |
95 |
’s-Hertogenbosch |
1 321 |
186 |
70 |
533 |
158 |
287 |
592 |
93 |
Eindhoven |
1 587 |
49 |
45 |
565 |
130 |
246 |
494 |
121 |
Noord Limburg |
1 489 |
14 |
76 |
446 |
50 |
192 |
460 |
94 |
Zuid-Limburg |
1 022 |
174 |
74 |
656 |
88 |
238 |
710 |
135 |
Totaal |
32 755 |
2 190 |
1 842 |
17 314 |
3 579 |
7 357 |
15 926 |
3 945 |
Toelichting bij de tabel 2.
-
1.In het ZRS worden wachtenden geregistreerd voor geïndiceerde zorgproducten en niet voor voorzieningen. Voor wonen worden de volgende vijf woontypen onderscheiden:
woontype 1 accent op verpleging en verzorging woontype 2 accent op beschutting woontype 3 accent op begeleiding woontype 4 accent op zelfstandigheid woontype 5 accent op participatie en zelfstandigheid Deze zorgproducten kunnen zowel in een intramurale instelling (AZI) als in een gezinsvervangend tehuis worden gerealiseerd. Om deze reden zijn er strikt genomen geen wachtlijsten van voorzieningen beschikbaar. Wel is globaal bekend hoe de verschillende woontypen gerealiseerd worden. Woontype 1 en 2 wordt vooral intramuraal en woontype 4 en 5 wordt vooral semimuraal gerealiseerd. Woontype 3 wordt zowel semimuraal als intramuraal gerealiseerd. De in het ZRS onderscheiden zorgproducten voor dagbesteding worden voornamelijk semimuraal door de Dagverblijven voor ouderen gerealiseerd.
-
2.Het totaal aantal urgent wachtenden ZRS zoals hier is weergegeven, wijkt af van de landelijke ZRS totalen omdat de landelijke totalen handmatig gecorrigeerd zijn.
-
3.In deze tabel zijn de urgent wachtenden weergegeven. Van de urgent wachtenden verblijft circa 70% in een thuissituatie terwijl circa 30% reeds gebruik maakt van een categoriale voorziening.
Bijlage III
overzicht gerealiseerde aantal plaatsen per provincie en instelling
Tabel 3 Gerealiseerd aantal plaatsten semimurale zorg wachtlijstmiddelen 1998 per provincie
Provincie
Aantal plaatsen
GRONINGEN
FRIESLAND
DRENTHE
OVERIJSSEL
GELDERLAND
UTRECHT
FLEVOLAND
NOORD-HOLLAND
ZUID-HOLLAND
ZEELAND
NOORD-BRABANT
LIMBURG
23
27
23
65
99
47
14
101
139
26
121
38
TOTALEN
723
Tabel 4. Nieuwe plaatsen semimurale zorg maatregel 1998
WZV-Regio
Naam Voorziening
Plaatsnaam
Plaatsen
Groningen
Groningen
Groningen
Groningen
Friesland
Friesland
Friesland
Friesland
Friesland
Friesland
Friesland
Friesland
Friesland
Friesland
Friesland
Friesland
Friesland
Drenthe
Drenthe
Drenthe
Drenthe
Drenthe
Drenthe
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Hengelo
Hengelo
Hengelo
Hengelo
Steden-Driehoek
Steden-Driehoek
Steden-Driehoek
Steden-Driehoek
Steden-Driehoek
Steden-Driehoek
Steden-Driehoek
Steden-Driehoek
Steden-Driehoek
Steden-Driehoek
Eikendal
Mozaiek
Ienemane
De Burcht
Duinterpen
Nijtechum
Horn
Stelwe
Twisken
De Skoar
Beukelaar
Tywerthiem
Unia it Eilan
De Spanten
Zwaluwnest
Zwaluwnest
Ter Apel
De Marke
Robaart
Roldebrink
Langendijk
De Stolpen
Groenendael
Regenboog
Bloemstraat
Bloemstraat
De Boeier gvt Humanitas
Steenrots
’t Anker
Dubbel 7
De Wieken
Munldermanshoek
Eben Haezer
De Twickel
De Uiterwaard
Twello
De Thuishaven
De Kroon
Schakel
De Braak
Gvt
Gvt Noordhoek
De Grifthoek
Sappemeer
Winschoten
Niekerk
Bedum
Sneek
Goutum
Sneek
Oosterwolde
Bergum
Damwoude
Dokkum
Wommels
Drachten
Drachten
Wolvega
Sneek
Sneek
Ter Apel
Zuidwolde
Hoogeveen
Emmen
Assen
Kampen
IJsselmuiden
Hardenberg
Steenwijk
Steenwijk
Zwolle
Harderwijk
’t Harde
Putten
Almelo
Tubbergen
Enschede
Rijssen
Deventer
Deventer
Voorst
Apeldoorn
Apeldoorn/Vaassen
Ughelen
Raalte
Lochem
Zutphen
Heerde
4 4 7 3
1 3 4 1 1 5 2 3 3 1 1 1 1 3 2 1 11 6 6 5 4 3 6 7 2 2 3 11 10 5 4 2 2 3 3 1 1 2 1 4 7
WZV-Regio
Naam Voorziening
Plaatsnaam
Plaatsen
Steden-Driehoek
Arnhem
Arnhem
Arnhem
Arnhem
Arnhem
Arnhem
Arnhem
Arnhem
Nijmegen
Nijmegen
Nijmegen
Nijmegen
Nijmegen
Utrecht
Utrecht
Utrecht
Utrecht
Utrecht
Utrecht
Utrecht
Utrecht
Utrecht
Utrecht
Utrecht
Utrecht
Flevoland
Flevoland
Flevoland
’t Gooi
’t Gooi
Alkmaar
Alkmaar
Alkmaar
Alkmaar
Alkmaar
Alkmaar
Kennemerland
Kennemerland
Kennemerland
Kennemerland
Kennemerland
Kennemerland
Kennemerland
Kennemerland
Amsterdam
Amsterdam
Amsterdam
Amsterdam
Amsterdam
Amsterdam
Amsterdam
Amsterdam
Amsterdam
Kennemerland
Kennemerland
Leiden
Leiden
Leiden
Delft
Delft
Dordrecht
Dordrecht
Dordrecht
Dordrecht
Dordrecht
Dordrecht
Dordrecht
Dordrecht
Midden Holland
Midden Holland
Vijfsprong
De Zuiling
De Zeeg
Beekhuis
Slunterhof
Bergveste
De Bongerd
Hartenberg
’t schild
Chopinplein
Kometenstraat
Hegdambroek
Diepvoorde
De Bikkelkamp gvt Humanitas
De Reiger
De Biltse Grift
De Stegel
De Soeverein
De Stobbe
Dennenhuis
De Bongerd
De Grienden
De Wending
Arcohove
De Ark
Poenix
Voortouw
Heemst
Dennenhoek
Booketorre
De Hooge Weid
Drooghe Weert
Zeemeeuw
Rosario
De Dreef
Prunella
C. Sumokilstraat
Boerlagehuis
De Zeshoek
Duinpan
Trias
Margriet
Drieland
Noordhoek
Parels
Meerwijk
Willemsparkweg
Dusartstraat
Sandwijk
Sandwijk
Rooswijk
Palet
Luifel
Anneco v.d.Laanhuis
Rijksstraatweg
Lupinehof
Waterschapsheuvel
Vredestijn
Binnenhof
Leon Jasperhuis
Garve
Hooghe Dijk
Rozenhof
De Griffel
Thuisrecht
Wilgenborg
Keerpunt
Kwintet
De Huik
Singel
Vorden
Elst
Arnhem
Velp
Ede
Ede
Lunteren
Ede
Barneveld
Culemborg
Nijmegen
Nijmegen
Wijchen
Tiel
Amersfoort
Maarsse
Utrecht
Leusden
Utrecht
Amersfoort
Amersfoort
IJsselstein
Nieuwegein
Veenendaal
Driebergen
Bunschoten
Emmeloord
Dronten
Almere
Hilversum
Hilversum
Schagen
Julianadorp
Den Helder
Hoogkarspel
Heerhugowaard
Heerhugowaard
Haarlem
IJmuiden
Heemskerk
IJmuiden
Velserbroek
Haarlem
Haarlem
Haarlem
Hoofddorp
Uithoorn
Amsterdam
Amsterdam
Purmerend
Purmerend
Zaandijk
Zaandam
Amsterdam
Wijk aan Zee
Haarlem
Alphen a.d.Rijn
Oegstgeest
Sassenheim
Delft
Poeldijk
Gorinchem
Sliedrecht
Dordrecht
Dordrecht
Dordrecht
Papendrecht
Gorinchem
Leerdam
Gouda
Gouda
5 20 4 8 1 1 2 3 4 4 5 5 4 4 2 5 5 3 6 4 4 5 2 2 3 6 4 4 6 10 10 3 5 5 3 6 3 3 3 4 2 3 1 1 1 4 6 6 6 4 1 2 1 6 1 1 3 7 8 4 8 2 2 4 5 1 3 1 1 8 8
WZV-Regio
Naam Voorziening
Plaatsnaam
Plaatsen
Midden Holland |
Gvt |
Gouda |
Midden Holland |
Eersteling |
Moerkapelle |
Den Haag |
Berkenhof |
Rijswijk |
Den Haag |
Schaepmanstraat |
Den Haag |
Den Haag |
Kootwijkstraat |
Den Haag |
Den Haag |
Zilvermeeuw |
Leidschendam |
Den Haag |
Pasteurstraat |
Den Haag |
Rijnmond |
De Bun |
Ridderkerk |
Rijnmond |
Sonneheerdt |
Rhoon |
Rijnmond |
Meekrapstraat |
Rotterdam |
Rijnmond |
Blijhof |
Schiedam |
Rijnmond |
Kaap Florida |
Capelle aan de IJssel |
Rijnmond |
Bloemhof |
Rotterdam |
Rijnmond |
Eersteling |
Moerkapelle |
Rijnmond |
De Handpalm |
Berkel Roden R. 3 |
Rijnmond |
Kempenhout |
Rotterdam |
Zeeland |
Westerhof |
Vlissingen |
Zeeland |
Ijsselhof |
Terneuzen |
Zeeland |
Okkernoot |
Oostburg |
Zeeland |
Karnemelksehoeve |
Goes |
Zeeland |
Pijntorenstraat |
Goes |
Zeeland |
Paardenstraat |
Vlissingen |
Zeeland |
De Beukelaar |
’s-Gravenpolder |
Zeeland |
Ter Steene |
St Jansteen |
Zeeland |
Agaat |
Middelburg |
Eindhoven |
Mennov. Coehoorn |
Eindhoven |
Eindhoven |
Liender |
Asten |
Breda |
De Stee |
Oudenbosch |
Breda |
Gvt |
OOsterhout |
Breda |
Liesenberg |
Breda |
Breda |
Gvt |
Made |
Breda |
Beukenhof |
Breda |
Tilburg |
Luchesio |
Tilburg |
Tilburg |
De Korvel |
Tilburg |
Tilburg |
Martino |
Oisterwijk |
Tilburg |
Gvt |
Waalwijk |
Tilburg |
Brabantpark |
Breda |
Den Bosch |
Gvt Humanitas |
Den Bosch |
Den Bosch |
Gvt |
Boxtel |
Den Bosch |
Gvt |
Vlijmen |
Den Bosch |
Sieberg |
Uden |
Den Bosch |
Anemoon |
Oss |
Den Bosch |
De Korf |
Boxmeer |
Den Bosch |
Veldweg |
Cuijk |
Den Bosch |
Heesch gvt |
Heesch |
Zuid Limburg |
Daalhof |
Maastricht |
Zuid Limburg |
Treebeek |
Brunssum |
Zuid Limburg |
Op de Bies |
Landgraaf |
Zuid Limburg |
Maasveld |
Maastricht |
Noord Limburg |
Molenpoort |
Weert |
Noord Limburg |
Nieborg |
Venlo |
Noord Limburg |
Groenborg |
Venlo |
Noord Limburg |
Laterije |
Venray |
Noord Limburg |
Maasbracht |
Maasbracht |
6 3 6 2
10 7 1 4 2 8 1 2
12 5
2 1 4 3 5 5 3 2 2 1
20 8 6 7
11 4
10 4 4 4 6 6 2 4 9 5 4 3 2 2 3 2
10 4 6 3 4 2 4
Totaal aantal plaatsen
723
Het totaal van 723 gerealiseerde plaatsen zoals in deze tabel weergegeven wijkt één plaats af van het vermelde aantal in tabel 3 van de brief aan de Tweede Kamer over de aanpak van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg van 4 januari 1999.
Tabel 5. Uitbreiding plaatsen capaciteit intramurale zorg wachtlijstmaatregelen 1998
Provincie
Naam voorziening
Plaatsnaam
Aantal plaatsen
Overijssel |
Losserhof |
Losser |
’t Bouwhuis |
Enschede |
|
Gelderland |
De Schutse |
Kesteren |
Noord Holland |
Hartekamp |
Heemstede |
Ons Tweede thuis |
Aalsmeer |
|
Noord Brabant |
De Binckhof |
Grave |
Piusoord |
Tilburg |
|
Het Rijtven |
Eindhoven |
20 20 5 10 14 22 18 24
Totaal
160
Tabel 6. Uitbreiding plaatsen bijzondere zorgfuncties SGLVG wachtlijstmaatregelen 1998
Provincie
Naam voorziening
Plaatsnaam
Aantal plaatsen
Gelderland Overijssel Utrecht Noord Holland
Noord-Holland Zuid-Holland Limburg Brabant
Hoeve Boschoord Eefdese Tehuizen Sterrenberg Kleine Johannes/ Ben Sajet Reigersdaal Hooge Burch Nieuw Spraeland Eckartdal
Boschoord
Eefde
Huis ter Heide
Amsterdam
Heerhugowaard Zwammerdam Venlo Eindhoven
8 16
6 6
4 16
4 12
Totaal
72
Tabel 7. Uitbreiding plaatsen licht verstandelijk gehandicapten jeugdigen wachtlijst-maatregelen 1998
Provincie
Naam voorziening
Plaatsnaam
Aantal plaatsen
Noord-Holland |
OZC |
Alkmaar |
Zuid-Holland |
Van Arkel |
Dordrecht |
Zuid-Holland |
Van Arkel |
Dordrecht |
Zuid-Holland |
Stichting Cunera |
Den Haag |
Zuid Holland |
Orthopedagogisch Centrum Maasstad |
Rotterdam |
Noord-Brabant |
Huize de la Salle |
Boxtel |
Noord-Brabant |
Huize de la Salle |
Boxtel |
Overijssel |
Stichting Dreei |
Zwolle |
Zeeland |
Zorgcentra Zeeland/ Veerse Singel |
Middelburg |
24 14 10* 4 10
10
24*
14
7
Totaal
117
-
*betreft de omzetting van reguliere plaatsen naar plaatsen achtervangcapaciteit
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.