Relevante documenten, deel 1 (pag. 576 t/m 605 Bijlagen) - Enquête vliegramp Bijlmermeer; Bijlagen Appendix D

Deze bijlage(n) is onder nr. 10P toegevoegd aan dossier 26241 - Enquête vliegramp Bijlmermeer.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Enquête vliegramp Bijlmermeer; Bijlagen Appendix D; Relevante documenten, deel 1 (pag. 576 t/m 605 Bijlagen) 
Document­datum 22-04-1999
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST33820_P
Kenmerk 26241, nr. 10P
Van Staten-Generaal
Originele document in PDF

2.

Tekst

•Ontvangen: 12/ 3/99 19:OS;                         31 TO 3707925 -> PAUL.ENQ. BIJLMERRAMP; Pagina 2 12/03/99            19:05          MUJ DGRH -> 070 3129346                                                                           NR.196        D02 Openbaar Ministerie College van procureurs-generaal Parket-Generaal

Postadres Postbus 20305.2500 EH Den Haag De Minister van Justitie T.a.v. mevr. mr L.J. Griffith Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Prins Oausfesn 16 2S9SAJ Oen Haag Telefoon (070)3399 600 Fax (070) 33 99 885

£03 33 165-? Onderdeel Contactpersoon Doortclesnunimef(s) Datum Ons kenmerk Onderwerp Kabinet en Voorlichting DJ. de Jong (070) 33 99 802 12 maart 1999 1999030658 Bijlmerenquête Vanmorgen heeft de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer uw ambtsvoorgangster, mevrouw Sorgdrager, openbaar verhoord. Daarin kwam de toibrmatieveratrekking aan de Tweede Kamer over het strafrechtelijk onderzoek naar de lading aan de orde. Namens de Enquêtecommissie werd gesteld dat mevrouw Sorgdrager als Minister van Justitie de Kamer zowel over het onderzoek naar aanleiding van de aangifte van de heer Plettenberg in 1996/1997 als over de heropening van het onderzoek in 1997/1998 pas negen maanden na afronding van die onderzoeken zou hebben geïnformeerd. Wri onderyneV naar aanleiding van (te aanpifte-Plettenberg, Op 25 juli 1996 heeft de heer Plettenberg aangifte gedaan van verduistering en valsheid in geschrifte ten aanzien van de vrachtdocumentarie van het neergestorte El Al-vliegtuig. Hierop is een onderzoek gestart dat heeft geresulteerd in een proces-verbaal d.4 25 november 1996, no. 96.08.21.0452.01. In overleg met de behandelend officier van justitie, mr P.P.E. van de Riviere, heeft nog verder onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek is afgesloten met een proces-verbaal van 30 april 1997, no.970407.0445.01. waarin de verdragsrechtelijke verplichtingen ten aanzien van airwaybills in kaart zijn gebracht De officier van justirie is op 6 mei 1997 in het bezit gesteld van deze laatste onderzoeksresultaten. Na ontvangst heeft de officier van justitie de resultaten van het onderzoek bestudeerd, hierover interne overleggen gevoerd en zijn conclusies geformuleerd. Vervolgens heeft hij een brief over de resultaten van het onderzoek aan de heer Plettenberg opgesteld. Deze brief is op 30 juli 1997 toegezonden aan het College, ten behoeve van doorzending aan de Minister van Justitie alsmede, door uw ambtsvoorgangster, aan de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Griffier van de Vaste Commissie van Verkeer en Waterstaat. Bij brief van 31 juli 1997 beeft het College de ontvangen stukken in drievoud aan uw ambtsvoorgangster toegezonden met het verzoek voor de verdere verspreiding als hiervoor aangegeven zorg te dragen.

-Ontvangen: 12/ 3/99 19:05;                      31 70 3707925 -> PABL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 3 12/03/99             19:05          MUJ DGRH -s- 070 3129346                                                                             NR. 196        G>03 1999030650 / 12 maart 1999 De tennijn van negen maanden die de PEC hanteert, is blijkens het verhoor van mevrouw Sorgdrager, gebaseerd op de veronderstelling dat het onderzoek was afgerond met de voltooiing van het proces-verbaal d.d- 25 november 1996. Deze veronderstelling Is echter onjuist Het feitelijke onderzoek door de Luehtvaartpolirie is op 30 april 1997 afgerond en op 6 mei 1997 ten parkette ontvangen. De daaropvolgende periode tot eind juli 1997 had de officier var» justitie nodig voor de bestudering van de onderzoeksresultaten, overleg, de beoordeling van de zaak en de correspondentie over zijn conclusies met de heer Plettenberg, El Al en de advocaat van de nabestaanden. Ongeveer drie weken later. te weten op 20 augustus 1997, zijn de stukken aan de griffier van de Vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat toegezonden.

T)ff frarnpBijing van he* ctrafrariitFiHjV nnderaoek Naar aanleiding van een interpellatie in de Tweede Kamer op 8 oktober 1997 heeft de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat uw ambtsvoorgangster bij brief van 9 oktober 1997 gevraagd het Openbaar Ministerie te verzoeken het afgesloten onderzoek te heropenen. Onder bijvoeging van dit schrijven is namens uw arnbtsvoorgangsier bij brief van 17 oktober 1997 aan het College verzocht het strafrechtelijk onderzoek te doen heropenen. Een opzet van de officier van justitie naar de te onderzoeken mogelijkheden voor heropening van het strafrechtelijke onderzoek was begin Januari 1998 gereed. Op basis daarvan was inzichtelijk welke activiteiten ter verificatie van die mogelijkheden diende te worden ondernomen. Eind maart tekende zich de voorlopige conclusie af dat geen strafrechtelijke wegen meer open stonden, tenzij de desbetreffende journalist van NOVA bereid zou zijn medewerking te verlenen aan onderzoek naar aanleiding van verklaringen voor de Duitse televisie van Duitse El Al-medewerkers over fraude met vrachtdocumentatie. In een brief rLd. 1 april 1998 van de Minister van Volksgezondheid. Welzijn en Spon aan de Voorzitter van de Tweede Kamer naar aanleiding van een ordedebat van 31 maart 1998, is de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het verzoek tot heropening van het strafrechtelijk onderzoek. Daarbij te aangegeven dat de mogelijkheden beperkt leken te zijn. Eind april 1998 werd het oordeel definitief toen bleek dat de journalist van NOVA de namen van de Duitse El Al-medewerkers niet wenste te verstrekken. Vervolgens heeft de officier van Justitie een rapportage opgesteld. Deze is op 14 mei 1998 door het College ontvangen. Op basis van deze rapportage hebben diverse overleggen plaatsgevonden, onder meer tussen wate^^°/d'f,S van het Openbaar Ministerie en uw departement Bij brief van 18 juni 1998 heeft de hoofdofficier van justitie te Haarlem de eindrapportage d-d. 17 juni 1998 van de officier van justitie aan het College toegezonden. Het College heeft deze brief met bijlagen diezelfde dag aan uw ambtsvoorgangster toegezonden-, waarna deze de Tweede Kamer bij brief van 23 juni 1998 heeft geïnformeerd. In het verhoor van mevrouw Sorgdrager geeft het verhorende lid van de enquêtecommissie niet duidelijk aan waarop zij de tennijn van negen maanden baseert Mogelijk heeft zij daarbij het oog gehad op het totale tijdsvedoop, tussen het verzoek tot heropening en het bericht van de aan de Kamer over de afloop Er van uitgaande dat de feitelijke werkzaamheden ten behoeve van de beoordeling van de mogelijkheid tot heropening van het onderzoek tot eind april 1998 hebben geduurd, heeft de daarop volgende rapportage minder dan twee maanden in

Ontvangen: 12/ 3/99 10:06;                     31 70 3707025 -> PARL.ENQ.BIJLMEHRAMP;

12/63/99            19:05          MUJ DSRH ■» 070 3129346 1999030658 / 12 maan 1999

Pagina 4

NR.196 004 beslag genomen. Daarbinnen valt dan de gehele rapportagelijn: parket-Haarlem, College, Minister en Tweede Kamer. Ik merk daarbij nog op dat na definitieve vaststelling van de eindrapportage van de officier de afwikkeling minder dan een kalenderweek heeft geduurd. fl:vemmr*rèrSpft-rnêthei bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd. Het College van procureurs-géneraal,

(C.BX.R.M. Fic<H>«nd. voorzitter^

Ontvangen: 15/ 3/99 17:23;                            0302846948 -=

,-MRT-Sg 17=20 VAN= ECD MIA IER UTRECHT

PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; ID = 03O284SS4S

FAX Aantal pagina's 4 (inclusief dit vooiWad) Datum 15-3-1999 AAN Naam bediijf Ter attentie van Afdeling Telefoonnummer Telefaxnummer VAN Naam bedrijf Afdeling Afzender Telefoonnummer Telefaxnummer Pariementaire Enquêtecommissie de heer Th. Meijer / M Norder 070-3129321 070 - 3129346 Economische Controledienst Internationaal Economische Recherche P J. van der Logt (030)28489 63 (030)284 8948

vim: ife(3-)25

atus:

BERICHT Geachte heer Meyer,

2toals hedenmiddag telefonisch besproken met de heer M Norder, doe ik u hierbij een tweetal faxberichten toekomen omtrent de vraag van de zijde van de ECD aan en het antwoord van de heer mr. R. W. Polak, met betrekking tot het maken van kopieën van de bescheiden die in het bezit zijn van S ATTN AIR FREIGHT door of ten behoeve van EL AL vlak na de crash en enkele jaren later. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Ontvangen: 15/ 3/99 17:23;                            030264894S

Ï5-MRI-3S 17=20 VAN. ECD MIA IER UTRECHT

PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; ID = 0302348945

Pagina 2

FAX Aantal pagina's 1 (inclusief dit voorblad) Datum 5- 3-1999 AAN Naam bedrijf Ter attentie van Afdeling Telefoonnummer Telefaxnummer SPOED de heer Mr. R.W. Polak 020-5771430 020-5771786 VAN Naam bedrijf Afdeling Afzender Telefoonnummer Telefaxnummer Economische Controledienst Mr. J.W.C.Stalenhoef 070-3512701 070-3512599 BERICHT In aansluiting op ons telefoongesprek van 4-3-1999 leg ik de volgende vragen/verzoeken aan u voor-Tijdens het onderzoek van 2 ECD medewerkers bij het bedrijf Sarin Air Freight, 144-30 157m street, Jamaica, New York, VS, naar de nog ontbrekende vrachtbrieven van de lading van de El AI Boeing welke op 4 oktober 1992 in de Bijlmermeer is neergestort, is hen door het bedrijf medegedeeld dat door EI AI (medewerkers)) vlak na de ramp en nogmaals enkele jaren later kopieën zijn gemaakt van het totale dossier van de nog ontbrekende vrachtbrieven en dat deze kopieën zijn meegenomen door de betreffende El Al mensen. Mijn vraag aan U is of U, danwei El Al, het vorenstaande kunnen bevestigen. Indien het antwoord op deze vraag ja is, verzoek ik U te bewerkstelligen dat de ECD ten behoeve van het onderzoek van de Parlementaire Enquêtecommissie Bijlmerramp in het bezit wordt gesteld van alle bij Satin Air Freight gemaakte kopieën van de vrachtbrieven of van kopieën van deze kopieën. In verband met het lopende onderzoek in de VS verzoek ik U mij zo spoedig mogelijk antwoord op mijn vraag en verzoek te geven. Bij voorbaat dank vopr Uw medewerking. Mr.J-Stalenhoef.

Ontvangen: 23/ 3/99 16:53; 23-03-1999 16=55

31 2ÜS771776 -> PARL.ENQ.BIULMERRAMP; Pagina 13

DBBU AMSTERDAM                                                    31 205771775 P. 13/14

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK

Advocaten & Notarissen

LINKLATERS & ALLIANCE

Tripolis 300 Burgerweeshuispad 301 Postbus 75084 1070 AB Amsterdam

Telefoon: (020) 5 771 771 Telefax; (020) S 771 775

12 maart 1999

Mr J. Stalenhoef Economische Controledienst

Mr RW. Polak

Talefw (070)351.25.99

Tdetaon (020) 5771430 TaM&x (020) 5771786 E-nnH rwpoiak@dbbw.nl

onzBRef F:\275\10108041\F085.209\MPr Pagina's 2.

In geval van problamen mal tranamtaala wontt u verzocm la banen (020) 5771430

Geachte heer Stalenhoef,

Inzake: El Al - house air waybills Satin Air Freight

In antwoord op uw faxbrief van 5 maart jl. het volgende.

Ik heb uw vraag aan El Al voorgelegd. El Al heeft mij daarop medegedeeld dat vanaf oktober 1997 - toen de Nederlandse overheid voor het eerst aan El Al verzocht de house air waybills te achterhalen - twee maal schriftelijk en één maal telefonisch een verzoek aan Satin Air Freight is gedaan. Uit die verzoeken is een klein aantal house air waybills naar boven gekomen, welke stukken zijn doorgeleid naar de heer Putters van de Rijksluchtvaartdienst. De grote meerderheid van de house air waybills is echter nimmer in het bezit van El Al geweest De enige specifieke informatie die El Al daarover heeft - het air cargo manifest betreffende air waybill 114.2913.6251 - is door El Al op 17 februari 1999 per fax van <de

Dit faxbericht is uitsluitend bedoeld voor de geadresseerde. Het Ie mogelijk dat dit faxbericht Informatie bevat dl* vertrouwelijk la of onder een verschoningsrecht valt Indien u dit faxbericht ontvangt terwijl het niet voor u is bedoeld, verzoeken wij u ons hierover per omgaande te berichten. BI] voorbaat dank.

De Brauw Blackstone Westbroek N.V. is gevestigd te Den Haag en ingeschreven In het handelsregister onder nr. 27171912.

Alle diensten en (andere) werkzaamheden worden verricht uit hoofde van een overeenkomst van opdracht met De Brauw Blackstone Westbroek N.V. Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing, die zijn gedeponeerd ter griffie van de rechtbank te Den Haag en waarin onder meer een beperking van de aansprakelijkheid is opgenomen.

De deelnemende kantoren van Linklatere en Alliance zijn: De Brauw Blackstone Westbroek: De Bandt, van Hecke & Lagae; LagerkM & Laman: Linklatere & Paines; Oppenhoff & Radler; mei vestigingen ie: Alicante Amsterdam Antwerpen Bangkok Berlijn Brussel Frankfurt Goteborg Den Haag Hong Kong Keulen Leipzig Londen Malmo Moskou Munohen New York Parijs Praag Rotterdam Sao Paulo Shanghai Singapore St Petersburg Stockholm Tokyo Warschau Washington DC.

Ontvangen: 23/ 3/99 16:54;                        31 205771775 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 14

23-03-1999 16 = 56 DBBW AMSTERDAM                                                    31 205771775 P. 14/14

rechtsopvolger van) Satin Air Freight ontvangen en toen onmiddellijk naar de Parlementaire Enquêtecommissie doorgeleid. Onjuist is derhalve de door u aan mij voorgelegde mededeling dat "door El Al (medewerkers)) vlak na de ramp en nogmaals enkele jaren later kopieën zijn gemaakt van het totale dossier van de nog ontbrekende vrachtbrieven en dat deze kopieën zijn meegenomen door de betreffende El Al mensen". El Al kan het in uw brief gestelde derhalve bepaald niet bevestigen.

El Al beschikt thans nog steeds niet over de betreffende house air waybills.

El Ai heeft ook geen reden om de house air waybills onder zich te houden, als zij die in haar bezit zou hebben. De house air waybills bevatten immers naar alle waarschijnlijkheid de bevestiging van hetgeen El Al reeds meedere keren heeft gesteld, namelijk dat de betreffende lading geen gevaarlijke stoffen in de luchtvaart bevat

Aan het voorgaande voeg ik graag een persoonlijke noot toe, voor wat het waard is. Toen de heer Shalom Zahavi, Director Cargo Division van El Al, mij op 17 februari 1999 in de namiddag thuis belde met de mededeling dat het air cargo manifest door El Al was ontvangen, klonk hij opgewonden en verrast Ik heb mij even later naar het kantoor van El Al begeven om het document samen met mijn medewerkster Suzanne Teijgeler te bestuderen. Het werd ons toen duidelijk dat dit een voor ons nieuw document was, dat voor ons nieuwe informatie bevatte. Uit de opwinding die in het kantoor van El Al toen heerste, niet alleen bij de heer Zahavi (die op dit moment daar was), maar ook bij de heer Uri Sirkis, Vice-President Business Development & Corporate Secretary van El Al en de heer Arnon Asherov, General Manager El Al Benelux, werd mij duidelijk dat ook zij verrast waren. Hun reactie maakte op mij een volstrekt authentieke indruk; ik kan mij niet voorstellen dat zij op die wijze hadden gereageerd, indien de op het air cargo manifest genoemde informatie hen toen reeds (jarenlang) bekend was geweest

Ik houd mij beschikbaar voor een nadere toelichting.

»groet,

LINKLATERS &ALL1ANCK

De heer Th. A. M. Meijer

Voorzitter van de Parlementaire Enquêtecommissie

Vliegramp Bijlmermeer

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Enquêi@con.ni.ss.@

Datum: osteins Mr. W5lcjcjidl\

^Öfcï©ïlk3£rsl"sidï:r>g Nederland ii Ti afftc Control Ine NelliulunJ

Postbus 75200

1117 ZT Luchthaven Schiphol

Nederland

Tel: 4-31(0)20 40 62 000 Fax:*31(0)20 64 84 999 E-maifcatc.nl8Hvnl.nl

uw brief van:

schiphol-o:

23 maart 1999

contactpersoon:

uw kenmerk:

ons kenmerk:

AD 99/084

toestelnummer: 2219

onderwerp:

toelichting bijlage(n): 2

faxnummer:

3536

Geachte heer Meijer,

Nu de openbare verhoren van uw Commissie zijn afgesloten heeft het Bestuur van Luchtverkeersleiding Nederland LVNL de behoefte om de informatie die door onze organisatie aan uw Commissie is verstrekt tijdens en voorafgaande aan de verhoren en de wijze waarop met deze informatie publiekelijk is omgegaan, het kader te geven dat ons inziens gerechtvaardigd is. We hopen dat u dit bij het maken van uw verslag wilt betrekken.

  • 1. 
    Over het "onder de pet houden" van informatie over gevaarlijke lading van het El Al toestel:
  • a. 
    Onze voorlichter heeft aan een van de dienstdoende verkeersleiders gevraagd informatie in te winnen. Dit omdat hij daarover vragen van media had gekregen. De dienstdoend chef-verkeersleider heeft daarop bij El AL navraag laten doen. De chef-verkeersleider heeft de zo verkregen informatie over de lading later doorgegeven aan de voorlichter.
  • b. 
    In tegenstelling tot wat de verkeersleider dacht, die bij El AL navraag heeft gedaan, en ook in tegenstelling tot wat uw Commissie en de media concludeerden, blijkt uit de geluidsbanden niet dat de medewerker van El AL om geheimhouding van het karakter van de lading heeft verzocht. Dit hebben we uw Commissie op 16 februari 1999 in ons schrijven LVNL 900318 (MD-ATM 99/042) gemeld.
  • c. 
    Enkele van de betrokkenen hebben er wel met de voorlichter en met andere functionarissen van de Luchtverkeersbeveiliging over gesproken om geen ruchtbaarheid aan de gevaarlijke lading te geven. Dit was wat hen betreft in overeenstemming met het geldende beleid. Dat stond niet toe dat informatie waarover men beroepshalve beschikte zelfstandig en/of zonder overleg met de voorlichter en meerderen aan journalisten en niet rechthebbende derden werd meegedeeld. Dit beleid behelsde uiteraard geen verbod om de Directeur van de LVB, leiding van de RLD en andere bevoegde autoriteiten van relevante informatie te voorzien. Voor zover het de verkeersleiders aanging hebben zij echter deze autoriteiten voorgelicht door het op de hoogte stellen van de voorlichter G. Knook. Op de avond van de 4° oktober 1992 heeft deze al in zijn telefonische contacten met verschillende betrokkenen meegedeeld leidinggevenden van de LVB en RLD te hebben gesproken.

De heer Knook rapporteerde aan de directie-secretaris en aan de Directeur van de Luchtverkeersbeveiliging en had contact met de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst.

Bezoekadres:

Stationsplein Zuid-West 1001

toelichting                                                                                                                              AD 99/084 -2-

."")

  • 2. 
    Over de geluidsbanden:
  • a. 
    Het opnemen op geluidsbanden van telefoon- en radiogesprekken van de Luchtverkeersleiding en het 30 dagen bewaren van die banden behoort tot internationaal voorgeschreven procedures. Het behoort tevens tot deze procedures die banden alleen af te luisteren, wanneer daar een aanwijsbare reden voor is. Dan wordt volstaan met het afluisteren van het relevante gedeelte van een band. Voor details van de geluidsbanden in kwestie verwijs ik naar het historisch overzicht, dat we onlangs voor de Minister van Verkeer en Waterstaat hebben opgesteld en dat u hierbij aantreft. (bijlage 1).
  • b. 
    Banden waarvan verondersteld wordt dat deze informatie bevatten die van belang kan zijn bij een onderzoek, worden opgeborgen. Het kan echter voorkomen dat er vervolgens geen redenen blijken te zijn om deze af te luisteren. Zo kan informatie onbekend blijven bij medewerkers en bij externe instanties die bij een onderzoek betrokken zijn. Het komt ook voor dat banden die wel zijn vrijgegeven voor hergebruik niet direct opnieuw worden bespeeld. Dit gebeurt wanneer er voldoende banden beschikbaar zijn, of, zoals in dit geval, na een gedeeltelijke vervanging van het geluidsregistratiesysteem.
  • c. 
    Aldus zijn de banden bewaard gebleven met gesprekken gevoerd op de avond van 4 oktober 1992 vanaf ongeveer 20 minuten na het moment van het neerstorten, welke informatie bevatten over de lading van het El Al toestel, die niet meer binnen de organisatie bekend was. Degenen die met El Al of met elkaar over de lading hebben gesproken en zich dat ook nog herinnerden wisten niet dat de banden bewaard waren gebleven. Degenen die opdracht hadden gegeven tot het bewaren van de banden en de technici die met de bewaring waren belast, waren niet op de hoogte van de gesprekken over de lading.

Over het "achterhouden" van informatie:

  • a. 
    Het Bestuur van LVNL wil er geen misverstand over laten bestaan dat informatie waar levens mee gemoeid kunnen zijn terstond moet worden doorgegeven aan al diegenen die van die informatie het meeste nut kunnen hebben. Dit maakt en maakte deel uit van de procedures en komt veelvuldig voor. Zo is ook op de avond van de ramp doelbewust het aantal personen dat zich aan boord van de EL AL Boeing bevond ter sprake gebracht, toen bleek dat genoemde aantallen niet overeenkwamen.

Het is te betreuren dat betrokkenen inzake de informatie over de lading hebben gehandeld vanuit hun overtuiging dat deze informatie al lang bij de belanghebbenden bekend was. Deze overtuiging was mede gestoeld op het feit dat de lading van vliegtuigen op geen enkele wijze deel uit maakt van de operationele procedures van de Luchtverkeersleiding. In de taakverdeling tussen alle instanties was, en is nog steeds, vastgelegd dat de lading een volledige verantwoordelijkheid is van andere betrokken partijen.

Mede daarom werd die avond niet besloten tot een onmiddellijke verificatie van de verkregen informatie. Bij het afwerken van de crisisdraaiboek en het zorgen voor een veilige afhandeling van het luchtverkeer dat ononderbroken doorging, is er later niet meer op terug gekomen. De heer Croon verklaarde tijdens zijn openbare verhoor dat hij het achteraf gezien als een tekortschieten in zijn burgerplicht beschouwde dat hij door de druk van de gebeurtenissen had nagelaten een wel voorgenomen cross-check toe te passen bij de havenmeester van Schiphol op de door betrokkenen ontvangen informatie betreffende de lading. Dat was wat er inderdaad die avond direct had moeten gebeuren en waar de LVB-organisatie van toen niet naar behoren in voorzag.

  • b. 
    Wij zijn van mening dat het bij rampen verstandig lijkt dat elke instantie datgene doet waarvoor zij het beste is geëquipeerd. De les die uit het gebeurde moet worden getrokken is dan ook volgens onze visie dat het bepaald niet verstandig is om alle informatie, rijp en groen, door te geven. Dit kan aanleiding zijn tot ernstige misverstanden en veel onnodig extra werk. Daarentegen moet alle informatie op een zo hoog mogelijk niveau worden vergaard en worden beoordeeld om via een heldere en toetsbare procedure aan bevoegde autoriteiten te worden doorgegeven.

toelichting                                                                                                                               AD 99/084

-3-

~)

  • c. 
    Informatie zoals over de El Al lading zou in 1992 zou volgens een dergelijke, beleidsmatige controleerbare procedure overgebracht moeten zijn aan de Directeur Luchtverkeersbeveiliging en aan diens directie lijnchef, de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst.

Voor zover de betrokken luchtverkeersleiders dat konden beoordelen en mochten verwachten was de informatie echter wel binnen de toenmalige RLD organisatie op het juiste niveau terecht gekomen.

  • 4. 
    Wat betreft de latere correctie op de informatie betreffende de lading:
  • a. 
    Uit het feit dat uit uw verhoren gebleken is dat de mededeling van de El Al functionaris over de gevaarlijke lading op een misverstand berustte dat nog op de avond van de ramp is gecorrigeerd, kan niet zonder meer worden afgeleid dat de Luchtverkeersbeveiliging op de avond van de ramp met die informatie juist heeft gehandeld. Zij kon immers toen niet weten dat er hier een misverstand in het spel was.
  • b. 
    Wel onderstreept ook dit element hoe belangrijk het is om niet iedere informatie zonder verificatie naar buiten te brengen, maar daarvoor verstandige, werkbare procedures te hanteren. Het naar buiten brengen door de Luchtverkeersbeveiliging van de informatie over de lading via de media op de avond van de ramp zou ook achteraf bezien onverantwoordelijk zijn geweest.

Samenvattend menen wij dat het bovenstaande duidelijk maakt dat:

  • a) 
    er geen enkele grond is voor suggesties over een komplot, waarbij de Luchtverkeersbeveiliging en/of haar medewerkers zouden zijn betrokken,
  • b) 
    er geen sprake is van het opzettelijk achterhouden van informatie voor hulpverleners en betrokken autoriteiten,
  • c) 
    er geen kennis bestond over het nog in tact zijn van banden met informatie over de lading en dat deze banden dus niet moedwillig zijn achtergehouden.

Het Bestuur van LVNL begrijpt goed dat het natuurlijk verwondering heeft gewekt dat de vele discussie van de afgelopen jaren over de lading voor de betrokkenen van de LVB nooit aanleiding zijn geweest om de destijds gedane mededelingen ter discussie te stellen. Betrokkenen verklaren echter desgevraagd steevast in de veronderstelling te hebben geleefd, dat de op 4 oktober 1992 door EL AL verschafte informatie al lang was achterhaald.

Een bij de Luchtverkeersbeveiliging bekend intern RLD faxbericht van 22 oktober 1992 de heer M.A. Kraan van de Luchtvaartinspectie aan de heer S. van Dam, op dat moment Hoofd Juridische Zaken van de RLD, onderschrijft dit. (bijlage 2).

Op het moment dat het Bestuur van LVNL vernam van het bestaan van geluidsbanden, waarop gesprekken stonden die opgenomen zijn op de avond van de vierde oktober 1992 na het neerstorten van de Boeing, is onmiddellijk een onderzoek ingesteld. Het Bestuur heeft de kennis die dit opleverde terstond aan uw Commissie ter beschikking gesteld, wetende dat deze informatie de reputatie van onze organisatie niet ten goede zou komen. Dit in de overtuiging dat deze kennis uw Commissie zou kunnen helpen bij het bereiken van het gestelde doelen: de waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst.

Het is allerminst onze bedoeling om u met onze evaluatie aan te geven hoe uw Commissie het handelen van de toenmalige LVB ten tijde van, en na de ramp dient te beoordelen. Wel hopen we dat we uw Commissie met het aanreiken van deze kanttekeningen beter in staat stellen de door ons verschafte informatie in het juiste perspectief te plaatsen.

toelichting

AD 99/084 -4-

Tevens willen we hierbij nog het volgende onder de aandacht van uw Commissie brengen: Tijdens het openbare getuigenverhoor van de heer S.S. Koopmans, Lid van het Bestuur en Directeur Air Traffic Management van LVNL, zijn vragen gesteld over het vliegen over woonbebouwing in een onder controle zijnde noodsituatie. Het Bestuur van LVNL wil graag verwijzen naar de antwoorden die in dit kader zijn gegeven door de President van de Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers VNV, gezagvoerder P. Griffioen. Deze vertolken de opvattingen van onze organisatie en zijn geheel in lijn met de antwoorden van de heer Koopmans op vragen van leden van uw Commissie hierover. Het beperken van de operationele mogelijkheden van vliegers en verkeersleiders in noodsituaties leidt naar de mening van het Bestuur van LVNL eerder tot additionele veiligheidsrisico's dan dat die worden beperkt.

Hoogachtend,

namens het Bestuur van Luchtverkeersleiding Nederland

Eric G.H. Kroe; Voorzitter.

Luchtverkeersleiding Nederland AirTraffic Control the Netherlands

Intern onderzoek LVNL naar gang van zaken rond afhandeling ongeluk EL AL 1862 Chronologisch overzicht relevante feiten

  • 1. 
    Op de avond van de Bijlmerramp waren meerdere functionarissen actief bezig met de afhandeling van het luchtverkeer of daaraan gerelateerde werkzaamheden. Het ging hier om chef-verkeersleiders, verkeersleiders en assistenten van de algemene verkeersleiding, de naderingsverkeersleiding en de plaatselijke verkeersleiding, technici, personeel voor vluchtvoorlichting, personeel voor vliegplanverwerking, meteorologen en waarnemers, personeel verantwoordelijk voor de luchtverkeersstroomregeling, bewakingspersoneel.
  • 2. 
    De telefoonlijnen van een aantal van deze functionarissen werden opgenomen op band. Dit betreft ook de telefoonlijnen van de chef-verkeersleiders.

Deze telefoonlijnen werden opgenomen vanwege de informatie die kan worden uitgewisseld via deze lijnen en die direct verband houdt met de afhandeling van het luchtverkeer.

  • 3. 
    Ten tijde van de Bijlmerramp had de toenmalige Directie Luchtverkeersbeveiliging (LVB) van de Rijksluchtvaartdienst (RLD) de beschikking over drie recorders waarop elk 44 sporen, dus in totaal 132 sporen. Ongeveer 110 sporen werden gebruikt voor het opnemen van informatie die te maken heeft met de afhandeling van het luchtverkeer.
  • 4. 
    Deze sporen betroffen niet alleen de genoemde telefoonlijnen, maar ook de intercomlijnen via welke verkeersleiders met elkaar communiceerden, en de radiofrequenties via welke verkeersleiders en vliegers met elkaar communiceerden.
  • 5. 
    De banden konden elk 24 uur opnemen en waren continu in gebruik, waarbij omstreeks 23:00 uur nieuwe banden werden gestart alvorens de lopende banden werden afgenomen.
  • 6. 
    Normaal gesproken werden de banden, na het wisselen, gedurende minimaal 30 dagen bewaard. In geval van een ongeval of ernstig incident werden de banden doorgaans binnen een half uur gewisseld en zeker gesteld ("gearresteerd"). De banden werden dan zo lang bewaard als noodzakelijk is voor het in te stellen onderzoek. Dit bewaren geschiedde in 1992 in een metalen kast. Vanwege de ernst van het ongeval, werden de banden die te maken hebben met de daadwerkelijke afhandeling van El Al 1862, sinds 6 oktober 1992 in een kluis bewaard.
  • 7. 
    In de jaren 1992,1993 en 1994 vond het onderzoek plaats van de Raad voorde Luchtvaart naar het verongelukken van vlucht El Al 1862. De Raad publiceerde het eindrapport op 24 februari 1994.
  • 8. 
    Door RLD/LVB en later door de per 1 januari 1993 verzelfstandigde Luchtverkeersbeveiligingsorganisatie (LVB), zijn gegevens aangeleverd voor het onderzoek. Hieronder vielen onder meer de radarbeelden (ook vastgelegd op band), kopieën en transcripten van de relevante radiotelefonie en interne communicatie, een intern onderzoeksrapport en commentaar van LVB op het rapport van de vooronderzoeker en de hoorzittingen van de Raad voor de Luchtvaart in het najaar van 1993.
  • 9. 
    Door de Luchtvaartpolitie zijn de door LVB opgestelde en aan de Raad voor de Luchtvaart en Justitie aangeboden transcripten (woordelijke verslagen) vergeleken met de originele banden. De conclusie was dat geen afwijkingen werden geconstateerd.
  • 10. 
    Door Justitie is in oktober 1992 een justitieel (voor)onderzoek gestart naar aanleiding van het telefoongesprek tussen de Kustwacht en het RLD/LVB verkeersleidingscentrum. Het justitieel onderzoek leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van strafbare feiten.
  • 11. 
    De geluidsbanden welke zijn opgenomen tijdens de rampvlucht waren zijn vanaf 4 oktober 1992 om 18:53 uur (het moment van afnemen) tot op heden beschikbaar. Dit betreft 3 banden met elk 44 sporen.
  • 12. 
    Vanaf het moment van arresteren tot 6 oktober 1992, zijn deze banden bewaard in een afgesloten stalen kast in de werkruimte van de toenmalige Centrale Storingsdienst. Deze dienst kende een 24-uurs bezetting. Bij het verlaten van de werkruimte werd deze afgesloten (standaard procedure). Vanaf 6 oktober 1992 zijn de banden bewaard in een kluis.
  • 13. 
    De banden waren gestart omstreeks 23:00 uur op 3 oktober 1992 en afgenomen en gearresteerd kort (ongeveer 18 minuten) na het verongelukken van El Al 1862. Voor de verwerking tot transcripten werden van deze 3 banden "werkkopieën" gemaakt, zodat de originele banden in de kluis konden blijven. Dit was beter vanuit een oogpunt van beveiliging en tevens werd slijtage van de originele opnamen tegengegaan. Deze slijtage treedt gemakkelijk op indien banden veelvuldig worden afgeluisterd, hetgeen bij het opstellen van transcripten als bij het onderzoek naar het verongelukken van El Al 1862, noodzakelijk het geval is. De banden waarop de "werkkopieën" zijn gemaakt, zijn vanaf april 1994 in hergebruik genomen.
  • 14. 
    In het kader van het onderzoek van de Raad voor de Luchtvaart werden door RLD/LVB zelf en in opdracht van de Raad voor de Luchtvaart de volgende sporen van de 3 banden welke draaiden voor en tijdens de rampvlucht beluisterd: de radiofrequenties, interne communicatielijnen en telefoonlijnen van alle functies bij de plaatselijke verkeersleiding, de alarmtelefoon met de brandweer, de mobilofoon tussen LVB en de luchthaven, de radiofrequenties, interne communicatielijnen en telefoonlijnen van de naderingsverkeersleiding, van de sectoren oost, west, zuid en het vluchtinformatiecentrum van de algemene verkeersleiding, de telefoons, centrale alarmtelefoon, noodlijn naar het militaire verkeersleidingscentrum te Nieuw Milligen en inductietelefoon met de Kustwacht (allen op de werkpositie van de chef-verkeersleider en zijn assistent in het verkeersleidingscentrum), de telefoons bij de Luchtvaartmeteorologische Dienst, de telefoon van de vliegplanverwerking, de telefoons van de vluchtvoorlichting, het telefoonnummer van de Centrale Storingsdienst van LVB en de telefooncentrale. Totaal betreft dit 56 sporen. Hiervan werden samenvattingen gemaakt.
  • 15. 
    De voor de toedracht van de rampvlucht relevante delen van de onder punt 14 genoemde 56 sporen, werden banden frequent beluisterd. De aangetroffen gegevens werden omgezet in transcripten. Het betrof hier delen (ongeveer Vz uur) van 18 sporen van de in totaal 110 sporen. Dit werd door alle instanties ruim voldoende geacht om een totaalbeeld te krijgen van de rampvlucht en is in wezen dezelfde procedure die wordt gevolgd bij alle andere onderzoeken naar ongevallen en luchtverkeersincidenten. Het overgrote deel van de overige sporen bevat doorgaans geen relevante informatie.
  • 16. 
    Het onderzoek naar de toedracht was in 1994 door alle genoemde autoriteiten afgesloten. De LVB kreeg op 27 april 1994 toestemming van de Raad voor de Luchtvaart (bijlage) en had reeds toestemming van Justitie (mondeling n.a.v. bijlagen) om alle geluidsbanden en radarbanden opnieuw te gebruiken. Dit houdt in de praktijk in dat de gegevens eerst worden gewist (demagnetiseren), waarna hergebruik plaatsvindt. Na het demagnetiseren zijn banden niet meer individueel te onderscheiden.
  • 17. 
    De leiding van de LVB heeft er vervolgens bewust voor gekozen de 3 banden van de periode tijdens de rampvlucht niet te hergebruiken en te blijven bewaren in de kluis. Redenen hiervoor waren mede gelegen in het feit dat er in die tijd persberichten waren over mogelijke civielrechtelijke claims volgens Amerikaans recht.
  • 18. 
    Op 4 oktober 1992 om 18:53 uur lokale tijd waren 3 nieuwe banden gestart en weer afgenomen omstreeks 23:10 uur. Ook dit zijn banden die elk 44 sporen bevatten. Door wie besloten was deze banden te arresteren is onbekend. Deze banden werden in een kast opgeborgen, aangezien niet werd aangenomen dat zij even belangrijk waren als de banden van tijdens de rampvlucht. Deze "vervolgbanden" van 18:53 tot 23:10 uur bevatten geen gegevens over de toedracht van de rampvlucht. Zij waren gestart 18 minuten na het verongelukken van El Al 1862, nadat de eerdere banden in opdracht van de chef-verkeersleider, volgens de geldende procedures, waren zeker gesteld.
  • 19. 
    De "vervolgbanden" zijn door RLD/LVB en de verzelfstandigde LVB niet betrokken bij het interne onderzoek naar de toedracht. Ook de Raad voor de Luchtvaart, RLD en Justitie hebben geen redenen gezien deze banden ooit te beluisteren. Tenslotte heeft ook de RAND Corporation, die het veiligheidsonderzoek Schiphol uitvoerde, het niet nodig geoordeeld de "vervolgbanden" te beluisteren. Volgens interne informatie waren deze instanties op de hoogte van het bestaan van deze "vervolgbanden".
  • 20. 
    Van de "vervolgbanden", die nooit voor een onderzoek waren gebruikt en dus automatisch konden worden hergebruikt, is één band feitelijk hergebruikt.
  • 21. 
    Na de publicatie van het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart heeft, voor wat betreft de luchtverkeersleidingsaspecten, nimmer een nader onderzoek plaatsgevonden. Ook de vragen van de Commissie Hoekstra gaven geen aanleiding opnieuw een onderzoek te starten, dan wel banden te beluisteren.
  • 22. 
    In de maanden april en mei 1998 werd nog een onderzoek uitgevoerd betreffende mogelijke vluchten van helikopters op de avond na de ramp. Hiertoe werden de radiofrequenties van de toren beluisterd en werd gebruik gemaakt van gegevens uit vliegplannen. Een functionaris van de afdeling die dit werk heeft uitgevoerd constateerde dat nog twee "vervolgbanden" aanwezig waren en heeft een deel van deze banden, te weten de radiofrequenties van de toren, afgeluisterd. Hierbij werden geen bijzonderheden aangetroffen.
  • 23. 
    Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL; voorheen LVB), is zich in het najaar van 1998 gaan voorbereiden op de Parlementaire Enquête Vliegramp Bijlmermeer. Op vrijdag 18 december 1998 bracht een deel van de Parlementaire Enquête Commissie een werkbezoek aan LVNL.
  • 24. 
    De voorbereiding van LVNL was gericht op de taken van de luchtverkeersleiding en werd toegespitst op vragen die vanuit de Commissie aan LVNL zijn gesteld, zowel schriftelijk voorafgaande aan als tijdens het werkbezoek. De lading kwam daarbij slechts zijdelings ter sprake. Gevraagd werd alleen of verkeersleiders en/of LVNL als organisatie op de hoogte behoren zijn van lading van vliegtuigen. Geantwoord is dat dit niet het geval is, omdat de aard van de lading en de vraag of een vliegtuig passagiers, vracht of een combinatie daarvan vervoert, geen invloed heeft op de verkeersleidingstechnische afhandeling.
  • 25. 
    Tijdens de interne voorbereiding kwam in de interne LVNL Regiegroep Parlementaire Enquête Vliegramp Bijlmermeer de vraag aan de orde of de 3 in de kluis bewaarde banden technisch nog waren te beluisteren. LVNL heeft immers op 1 juni 1998 een geheel nieuw verkeersleidingssysteem in gebruik genomen, inclusief een nieuw systeem voor het vastleggen van radiotelefonie en telefonische communicatie.
  • 26. 
    De vraag of de banden technisch nog te beluisteren waren werd bij een terzake deskundige functionaris gelegd, die rapporteerde dat het beluisteren intern LVNL technisch nog wel mogelijk is.

Door de functionaris werd bij zijn rapportering tegelijkertijd aangegeven dat hij had geconstateerd dat 2 van de 3 "vervolgbanden" van na 17:53 UTC (18:53 lokale tijd) nog beschikbaar waren, omdat zij nog niet waren hergebruikt. Deze banden stonden nog in de kast van Technische Zaken. Gezien het genoemde sinds 1 juni 1998 gewijzigde geluidsregistratiesysteem te Schiphol, waren de banden daar ook niet meer nodig voor hergebruik. Wel was gebruik op de regionale luchthavens mogelijk, aangezien deze nog met dezelfde soort apparatuur werken als tot 1 juni 1998 op Schiphol werd gebruikt.

  • 27. 
    Gezien het schrijven van de directeur-generaal RLD van 3 juni 1998, wordt door Bestuurder S.S. Koopmans op 5 januari 1999 onmiddellijk opdracht gegeven de genoemde 2 resterende "Vervolgbanden" aan hergebruik te onttrekken en op te bergen in de kluis, bij de reeds aanwezige 3 banden van de rampvlucht.
  • 28. 
    In het kader van de voorbereiding van de Parlementaire Enquête, maar ook gezien verzoeken van journalisten betreffende het afluisteren van banden, is eveneens op 5 januari 1999 opdracht gegeven om delen van deze banden te beluisteren, te beginnen met gesprekken welke verband houden met het afwerken van de alarmlijst.
  • 29. 
    Gezien lopende onderzoeken naar luchtverkeersvoorvallen of -incidenten van recente datum en de bij eenieder heersende overtuiging dat er geen bijzonderheden zouden worden aangetroffen, kreeg dit onderzoek in eerste instantie niet de hoogste prioriteit.
  • 30. 
    Het genoemde onderzoek heeft onverwacht in de namiddag van 12 januari 1999 nieuwe, nog ruwe informatie opgeleverd over de lading. Het betrof kennis die zich kort na de ramp bevond bij El Al en die, min of meer door een toevallige samenloop van omstandigheden, op de avond van 4 oktober 1992 ook bekend is geraakt bij de LVB.
  • 31. 
    De nieuwe informatie betrof slechts een beperkt deel van hetgeen later dezelfde week is gevonden. Volstrekt onduidelijk was nog wat intern LVB of daarbuiten met deze informatie was gedaan.
  • 32. 
    Nadat Bestuurder Koopmans omstreeks 16:00 uur was ingelicht, heeft hij zich onmiddellijk verstaan met zijn collega Bestuurders. Door een vergadering van het voltallige LVNL Bestuur en een aantal betrokken staffunctionarissen werd de verkregen informatie in het kader van het onderzoek van de Parlementaire Enquête Commissie essentieel geacht. Er werd dan ook opdracht gegeven het gestarte onderzoek voort te zetten, en wel met de hoogste prioriteit.
  • 33. 
    Dit type onderzoek is zeer arbeidsintensief. Een beschrijving van het bandenmateriaal en van het proces van het verwerken van banden tot transcripten is aanwezig en kan desgewenst ter beschikking worden gesteld. Ter illustratie moge dienen dat het opstellen van het transcript dat is opgenomen in het rapport van de Raad voor de Luchtvaart, omstreeks een maand in beslag heeft genomen. Dit betekende dat noch op donderdag 14 januari tijdens contacten tussen de voorzitter van het Bestuur LVNL en de secretaris-generaal van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, noch tijdens de vergadering van de Regiegroep Verkeer en Waterstaat van vrijdagochtend 15 januari op de Plesmanweg, inhoudelijke mededelingen konden worden gedaan over het onderzoek. Wel werd in de vergadering van de Regiegroep Verkeer en Waterstaat gesteld dat LVNL bezig was met nieuwe informatie, maar dat het onderzoek hiernaar nog lopende was.
  • 34. 
    Aan de hand van de bevindingen van het voortgezette onderzoek werden door het Bestuur de (voormalig) LVB/LVNL functionarissen die blijkens de banden van de El Al berichtgeving in kennis waren gesteld, uitgenodigd voor een vergadering op vrijdagmiddag 15 januari 1999.
  • 35. 
    Door betrokkenen is die dag mondeling verklaard hoe zij in kennis zijn gesteld van de genoemde informatie en wat zij daarmee hebben gedaan. Deze verklaringen komen overeen met hetgeen door enkele van hen later is verklaard voor de Parlementaire Enquête Commissie.
  • 36. 
    Aansluitend heeft het Bestuur van LVNL zich op vrijdag 15 januari beraden over (de volgorde van) de te nemen stappen. De conclusie was dat de Parlementaire Enquête Commissie, de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Raad van Toezicht LVNL en de voormalig Directeur Generaal RLD, de heer J.W. Weck (die door een van de betrokken functionarissen was genoemd als een van de personen die dezelfde avond over de mededeling van El Al over de lading zijn ingelicht), op de hoogte dienden te worden gesteld. Enkele leden van de Raad van Toezicht zijn op vrijdagavond geïnformeerd, anderen in het weekend of op maandagmorgen 18 januari.
  • 37. 
    Op zaterdag 16 januari 1999 heeft Bestuurder Koopmans telefonisch de voorzitter van de Parlementaire Enquête Commissie op de hoogte gesteld van het feit dat bij LVNL nieuwe informatie beschikbaar was gekomen, waarvan het Bestuur LVNL van mening was dat zij aan de Commissie, vergezeld van een toelichting, ter hand diende te worden gesteld. Hierbij speelde ook mee dat op maandag 18 januari, om 14:00 uur het voorverhoor zou plaatsvinden van Bestuurder Koopmans.
  • 38. 
    Enerzijds wilde het Bestuur de Commissie niet onvoorbereid met de genoemde informatie confronteren; anderzijds wilde het Bestuur de Commissie wel zo spoedig mogelijk van deze informatie voorzien.
  • 39. 
    In overleg met de voorzitter van de Commissie is besloten een en ander buiten het voorverhoor te bespreken, op maandag 18 januari, om 13:00 uur. Tijdens het telefoongesprek van zaterdag 16 januari 1999 is niet ingegaan op de inhoud van de informatie, maar is uitsluitend gesteld dat het de lading betrof.
  • 40. 
    Eveneens op zaterdag 16 januari 1999, heeft Bestuurder Koopmans contact opgenomen met de heer J.W. Weck. In overleg werd een afspraak gemaakt voor zondagavond, 17 januari 1999, bij LVNL op Schiphol-Oost. De heer Weck werd die avond door het Bestuur LVNL op de hoogte gesteld van de strekking van de verkregen informatie en van de verklaring dat hij hiervan op de avond van 4 oktober 1992 op de hoogte is gesteld, althans volgens de verklaring van een betrokken LVNL medewerker. De heer Weck werd vergezeld door de heer OP. Poot van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
  • 41. 
    Tijdens het gesprek van het Bestuur LVNL met de heren Weck en Poot werd opnieuw gesproken over het inlichten van de Minister van Verkeer en Waterstaat. Bevestigd werd dat in ieder geval (ook) het LVNL Bestuur dit zou doen.
  • 42. 
    Op maandagmorgen, 18 januari 1999, omstreeks 09:40 uur, is de Minister van Verkeer en Waterstaat door de voorzitter van het Bestuur LVNL, G.H. Kroese, op de hoogte gesteld.
  • 43. 
    Op maandagmiddag, 18 januari 1999, vanaf omstreeks 13:15 uur, heeft Bestuurder Koopmans, in aanwezigheid van mevrouw Wenting, Hoofd Corporate Communications LVNL, de Parlementaire Enquête Commissie ingelicht en exemplaren overhandigd van de tot dan beschikbare transcripten. Dit betrof transcripten van anderhalf uur van twee sporen waarop telefoontoestellen van de chef-verkeersleider van het verkeersleidingscentrum waren vastgelegd.
  • 44. 
    Door Bestuurder Koopmans zijn tevens de mondelinge verklaringen van betrokkenen aan het LVNL Bestuur gememoreerd.
  • 45. 
    Tijdens het voorverhoor van Bestuurder Koopmans, dat dezelfde middag (ongeveer een half uur na het verstrekken van de informatie aan de Commissie) plaatsvond, werd door de Commissie op enkele aspecten van de verkregen informatie ingegaan.
  • 46. 
    De Commissie instrueerde Bestuurder Koopmans het onderzoek met spoed voort te zetten en de Commissie op de hoogte te houden van de vorderingen. Dit is in voortdurend overleg met de griffier van de Commissie geschied.
  • 47. 
    Tevens stelde de Commissie met nadruk dat over het onderzoek niet extern diende te worden gecommuniceerd, aangezien dit de voortgang van de enquête zou belemmeren. Het Bestuur LVNL heeft hieraan gehoor gegeven.

Schiphol-Oost, 11 februari 1999

FAX

Aan: Siebern van Dam

Van: Bert Kraan

Onderwerp: LI aktiviteiten vracht EL-AL Boeing

LI heeft aan de hand van de vrachtdocuraëntatie (Cargo manifest, Shippers declaration for dangerous goods, NOTOC of Cargo en Airway bill's), waarvan de kopieën zijn opgevraagd bij El-Al , nagegaan wat de aard van de lading was en met name de vervoerde gevaarlijke stoffen. Aanvankelijk waren de kopieën van airwaybill's betreffende de lading die in Amsterdam aan boord is gebracht beschikbaar. De airwaybills van de lading afkomstig uit New York zijn later door El Al in kopie alsnog ter beschikking gesteld.

De beschikbare informatie leverde ten aan2ien van gevaarlijke stoffen aan boord de navolgende conclusie op:

  • geen explosieve, radioactieve of extreem giftige goederen, maar hoofdzakelijk flamables (verf, parfum, lijmen etc.)

De overige lading bestond uit niet gevaarlijke goederen zoals o.a. vliegtuig(F-16)- en helicopteronderdelen.

Extra aandacht is gegeven aan de militaire onderdelen :

  • betreffende onderdelen vallen niet onder de categorie ge vaarlijke stoffen
  • de Rijkspolitie is op de hoogte gebracht van betreffende vracht i.v.m. mogelijke economische delicten
  • tot op heden is niets gebleken van eventuele (economische) delicten of andere strafbare feiten

Opgemerkt dient te worden dat de Rijkspolitie onderdeel uitmaakt van het onderzoeksteam en dus in dit geval van meet af aan bij het onderzoeK betreffende lading betrokken is geweest.

Ontvangen: 23/ 3/99 1 a:SO;

23-03-1999 16:52

31 205771775 -> PAAL.ENQ.BIJLMERRAMP; Paolna

DBBU) AMSTERDAM

31 205771775 P.01/14

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK

Advocaten » Notarissen

Tripoli» 300 Burgerweeshuispad 301 Postbus 75084 1070 AB Amsterdam felefoon: (020) 5 771 771 Telefax: (020)5 771775

Datum 23 maart 1999

LINKLATERS

Enquêtecommissie Datum: tëfiigg Nr: ec£ ^lözè Status:

de heerTh.AM. Meijer Parlementaire Enquêtecommisie

Mr R.W. Polak

Telefax (070)312 9346

Telefoon       (020) 577 14 30

Telefax         (020) 577 17 86

E-ma»          rwpolak@dbbw.nl

oraRef      F:\275\10108041 \F097.209\MPr

Pagina's       14.

In geval van problemen met transmissie wordt u veracht te bellen (020) S7714 30 Geachte heer Meijer,

Inzake: El Al - parlementaire enquête

Het lijkt mij goed dat ik de contacten tussen El Al en de Commissie sinds 15 maart jl. bevestig en dat ik u in geschrifte op een aantal punten attent maak.

  • 1. 
    De heer Adi Levy van El Al en mijn kantoorgenote Suzanne Teijgeler hebben op 16 maart jl. en

17 maart jl., deels in het bijzijn van Uri Sirkis en Nachman Wieman van El Al, en van mij, werkbesprekingen gevoerd met de heren Norder en Kortenbach, stafleden van de Commissie, en de heer Van Oers van de Douane. El Al hoopt dat die besprekingen voor de Commissie nuttig zijn geweest Van mevrouw Teijgeler begrijp ik dat de heer Kortenbach nog één openstaande vraag heeft, waarop de heer Levy vanuit Israel rechtstreeks zal reageren, en dat

Dit faxbericht is uitsluitend bedoeld voor de geadresseerde. Het Is mogelijk dat dit faxbericht informatie bevat die vertrouwell|k ie of ondar een verschoningsrecht valt Indien u dtt faxbericht ontvangt terwijl het niet voor u Is bedoeld, verzoeken wij u ons hierover per omgaande te berichten. Bij voorbaat dank.

De Brauw Blackstone Westbroek N.V. Is gevestigd te Den Haag en ingeschreven In het handelsregister onder nr. 27171912.

Alle diensten sn (andere) werkzaamheden worden verricht uit hoofde van een overeenkomst van opdracht met De Brauw Blackstone Westbroek N.V. Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing, die zijn gedeponeerd ter griffie van de rechtbank te Den Haag en waarin onder meer een beperking van de aansprakelijkheid is opgenomen.

De deelnemende kantoren van Linklater* en Alliance zijn: De Brauw Blackstone Westbroek; De BandL van Hecke & Lagae; LagerioT & Leman; Linklatere & Paines: Oppenhefl & Radten met vestigingen te: Alicante Amsterdam Antwerpen Bangkok Berlijn Brussel Frankfurt Goteborg Den Haag Hongkong Keulen Leipzig Londen Malm» Moskou MOnehen New Vork Parijs Praag Rotterdam Sao Pauk) Shanghai Singapore St Petersburg Stockholm Tokyo Warschau Washington DC.

Ontvangen: 23/ 3/99 18:50;                        31 2G5771775 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 2

23-03-1999 16 = 52                     DBBUI AMSTERDAM                                                           31 205771775 P. 02/14

D£ BRAUW BLACKSTONE Wtb I BKUtN.

hij voor het overige op dit moment geen vragen meer heeft Mochten er nog vragen opkomen, dan lijkt het mij praktisch dat de heer Kortenbach rechtstreeks contact met de heer Levy of mevrouw Teijgeler opneemt

Ik wil tot slot niet nalaten te vermelden dat de besprekingen in een plezierige sfeer zijn verlopen.

2             Op 16 maart jl. heeft u ruimschoots de tijd genomen om in uw kantoor met de heren Sirkis en Klieman, alsmede met mij. van gedachten te wisselen over een aantal zaken. Dat is door El Al zeer gewaardeerd. Wij hebben tijdens de bespreking afgesproken dat El Al zoveel als .n haar vermogen ligt zal bespoedigen dat de door de Commissie op 25 februari jl. aan de heer Yarkon. van de Israëlische CM Aviation Administration gestelde vragen over maintenance worden beantwoord. Wij hebben voorts afgesproken dat El Al aan u een memo zal zenden over de extra vluchten kort na het ongeval.

3             u heeft tijdens onze bespreking uw grote zorg uitgesproken over het verkrijgen van kopieën van de HAWBs betreffende de zending onder MAWB 114.2913.6251. El Al begrijpt en respecteert die zorg, en de heer Sirkis heeft gesteld dat hij persoonlijk niet zal rusten totdat hij iedere mogelijkheid heeft benut om te bewerkstelligen dat de Commissie die stukken in handen knjgt. In dat verband zend ik u - zoals afgesproken - afschrift van een brief van El Al New York aan Satin Air Freight van 5 maart jl., waaruit blijkt dat El Al ook in het zeer recente verleden zich heeft ingespannen Satin Air Freight ertoe te bewegen de stukken aan de Commissie -desnoods in "commercieel gekuiste vorm" - af te geven (bijlage 1).

4             Tijdens onze bespreking heeft El Al met grote stelligheid betwist dat zij - zoals de Commissie (bij monde van de heerOudkerk) tijdens het verhoor van Minister Jorritsma op 12 maart jl. en tijdens de persconferentie daama (bij monde van u) heeft gesteld - kort na het ongeval en enkele jaren daarna "alle documenten" reeds bij Satin Air Freight heeft gekopieerd, en heb ik namens El Al kritiek geuit op het feit dat de Commissie haar vermoedens op dit punt als vaststaande feiten aan de buitenwereld heeft gepresenteerd. Daarop ontstond tussen u en mij enige discussie, die eindigde met uw oproep om niet naar het verleden, doch naar de toekomst te kijken Hoewel El Al - zoals reeds vaak gesteld - aan de Commissie alle medewerking heeft verleend, verleent en blijft verlenen, dien ik als advocaat van El Al enige opmerkingen te maken over haar juridische positie, opdat daarover later geen misverstanden kunnen ontstaan.

Bandopname

5             Op 3 februari jl. heeft de Commissie een bandopname van een telefoongesprek tussen de heer

Aaij, een medewerker van El Al, en de heer Hendriks van de luchtverkeersbeveiliging, aan de buitenwereld gepresenteerd, evenwel zonder de bandopname ten gehore te brengen. In de presentatie van de Commissie werd de indruk gewekt dat door de bandopname werd "onthuld" dat de lading van het vliegtuig - tot dan toe geheim gehouden - gevaarlijke stoffen bevatte en dat de heer Aaij aan de luchtverkeersbeveiliging om geheimhouding van dat feit had verzocht.

LINIOATERS & ALLIANCE

Ontvangen: 23/ 3/99 16:61;                        31 205771775 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 3

23-03-1999 16:53                     DBBU AMSTERDAM                                                           31 205771775 P 03/14

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK

  • 6. 
    Deze "onthulling" leidde tot ernstige beroering in de Nederlandse samenleving en heeft de eer en goede naam van El Al grote schade berokkend.
  • 7. 
    Nadat de bandopname op 17 februari jl. ten gehore is gebracht, is komen vast te staan dat de door de Commissie op 3 februari jl. gepresenteerde interpretatie onjuist was en dat de Commissie de bandopname op 3 februari jl. op essentiële punten onjuist en onvolledig heeft weergegeven. Hierbij treft u als bijlage aan een vergelijking tussen de presentatie van de bandopname door de Commissie op 3 februari jl. en de bandopname zoals die op 17 februari jl. ten gehore is gebracht (bijlage 2). Ik heb hieraan op dit moment niets toe te voegen.

Ik kan niet uitsluiten dat technische inspectie van de bandopname nog nadere gegevens zal opleveren. Helaas heeft de Commissie - ondanks herhaald verzoek -een kopie van de band niet aan mij willen afgeven.

  • 8. 
    De wijze waarop de Commissie op 3 februari jl. de bandopname heeft gepresenteerd, is mijns inziens zodanig in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat zij onrechtmatig is jegens El Al. Het handelen van de Commissie dient te worden toegerekend aan de Staat der Nederlanden. Dientengevolge is de Staat der Nederlanden aansprakelijk jegens

Fl Al voor de daardoor bij El Al veroorzaakte schade. El Al dient zich te dier zake alle rechten voor te behouden.

"El Al reeds jarenlang In bezit van HAWBs"

  • 9. 
    Op 12 maart jl. heeft de Commissie - zoals hierboven onder 4. reeds gememoreerd - zonder voorbehoud publiek gemaakt dat El Al kort na het ongeval en enkele jaren daarna "alle documenten' (kennelijk is mede bedoeld: de HAWBs) bij Satin Air Freight heeft gekopieerd. De implicatie van die stelling is dat El Al jarenlang en ook recentelijk heeft gelogen door te stellen dat zij niet de beschikking heeft over de HAWBs.
  • 10. 
    Het behoeft geen betoog dat een dergelijke beschuldiging (wederom) erg schadelijk is voor El Al.
  • 11. 
    De beschuldiging is, naar beste weten van El Al, niet gegrond. Nader onderzoek dat door El Al naar aanleiding van de beschuldiging is verricht heeft geen enkel resultaat opgeleverd dat de beschuldiging bevestigt
  • 12. 
    De verklaring waarover de Commissie beschikt, zou een onafhankelijke onderzoekscommissie als de Commissie er niet toe moeten brengen reeds vóór het uitbrengen van haar eindrapport vermoedens publiekelijk te ventileren, laat staan die vermoedens als vaststaande feiten te presenteren, zoals de Commissie heeft gedaan. In dat verband vestig ik uw aandacht op het feit dat de verklaring;
  • a. 
    deels uit de derde hand en deels uit de tweede hand is (dit is - zoals algemeen bekend - niet bepaald een aanbeveling als het om het waarheidsgehalte gaat);

LINKLATER5 &. ALLIANCE

Ontvangen: 23/ 3/99 16:51;                        31 205771775 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMPj Pagina 4

23-03-1999 16=53                     DBBU AMSTERDAM                                                           31 2PIS77177^ d oa^a

  • b. 
    geen namen van de medewerkers van El Al en slechts gedeeltelijk namen van medewerkers van Satin Air Freight vermeldt;
  • c. 
    geen specifieke tijdstippen noemt waarop de kopieën zouden zijn gemaakt

De verklaring is - kortom - te vaag om vermoedens op te baseren, en al helemaal om als volledig bewijs van feiten te kunnen worden gepresenteerd.

  • 13. 
    Het is om verschillende redenen niet waarschijnlijk dat de verklaring juist is. Ten eerste: zoals op 12 maart jl. reeds uit de rapportage van de ECD aan u was gebleken, en zoals u ook tijdens de bespreking van 16 maart jl. tegenover de heer Sirkis, de heer KJieman en mij heeft bevestigd, blijkt uit de inhoud van de HAWBs (zoals opgetekend door de agenten van de ECD) dat - zoals El Al altijd heeft gesteld - de desbetreffende lading niet uit gevaarlijke stoffen in de luchtvaart bestond, terwijl uit die rapportage ook blijkt dat de inhoud van de HAWBs consistent is met het Air Cargo Manifest dat El Al op 17 februari jl. - door tussenkomst van de haer Yarkoni - aan de Commissie ter hand heeft gesteld (nadat El Al dat document op die dag van Satin Air Freight had ontvangen). El Al heeft - kortom - geen enkele reden om de HAWBs - wanneer zij die in haar bezit zou hebben - niet aan de Commissie af te geven en heeft er - integendeel - alle belang bij dat de HAWBs de Commissie zo spoedig mogelijk bereiken. Het is reeds om deze reden erg onwaarschijnlijk dat El Al jarenlang over kopieën van de HAWBs zou hebben beschikt zonder die aan de Nederlandse autoriteiten - waaronder uw Commissie - ter hand te stellen.
  • 14. 
    Bovendien: als Satin Air Freight reeds twee maal zou hebben toegestaan dat El Al kopieën maakte, waarom heeft zij dan nu zo veel bezwaar gemaakt tegen het maken van kopieën?
  • 15. 
    Daaraan voeg ik nog tóe dat het op zichzelf een ongewone gang van zaken zou zijn dat werknemers van bedrijf A in het gebouw van bedrijf B kopieën van documenten toebehorende aan bedrijf B maken. Anders gezegd: als El Al kopieën van documenten van Satin Air Freight heeft ontvangen, ligt het veeleer voor de hand dat de kopieën door Satin Air Freight zijn gemaakt en dat de kopieën door Satin Air Freight naar El Al zijn gezonden (zoals in de loop der jaren - zoals u weet - ten aanzien van een beperkt aantal HAWBs inderdaad is gebeurd). Ook dit doet af aan de geloofwaardigheid van de verklaring.
  • 16. 
    Daar komt tot slot het volgende bij. De heer Stalenhoef van de ECD, handelend in opdracht van de Commissie, heeft mij op 4 maart jl. telefonisch en op 5 maart jl. schriftelijk benaderd en mij toen de desbetreffende verklaring voorgelegd met de vraag of El Al daarop wilde reageren. Ik heb daarop bevestigend geantwoord en ben daarover toen met verschillende topfunctionarissen van El Al in contact getreden. Op 11 maart jl. heb ik hen een (in de Engelse taal vertaald) concept voor een beantwoordingsbrief gezonden. Ik heb op die dag ook de heer Stalenhoef gebeld met de mededeling dat ik verwachtte op vrijdag 12 maart jl. of op maandag 15 maart jl. namens El Al schriftelijk te kunnen reageren. De heer Stalenhoef liet mij weten mijn reactie te zullen afwachten.

LINKLATERS «.ALLIANCE

Ontvangen: 23/ 3/99 16:51;                            31 205771775 -> PAUL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 5

23-03-1999 16 = 53                     DBBUJ AMSTERDAM                                                           31 205771775 P. 05/14

DE BRAUW BLACKSI ÜNt Wtb I BKOfcK.

  • 17. 
    Op 12 maart jl. heb iK inderdaad de schriftelijke reactie per fax aan de heer Stalenhoef gezonden. Die reactie hield een gemotiveerde weerspreking van de verklaring in. Mijn fax van 12 maart jl. is u naar ik aanneem bekend, maar voor de goede orde sluit ik een kopie bij (bijlage 3).
  • 18. 
    Op dezelfde dag is de Commissie - zonder enig voorbehoud - met haar beschuldigende stelling naar buiten getreden, als stond de feitelijke grondslag van die stelling vast Het lijkt mij onzorgvuldig dat de Commissie - door tussenkomst van de ECD - eerst aan El Al een reactie vraagt en vervolgens met een stellige beschuldiging naar buiten komt, zonder te vermelden wat de reactie van El Al inhoudt of zelfs maar dat aan El Al om een reactie is gevraagd.
  • 19. 
    Ik maak u erop attent dat de Commissie thans in wezen over twee tegenover elkaar staande verklaringen van advocaten namens hun cliënten beschikt (waarbij dan nog geldt dat de verklaring van de advocaat van Satin Air Freight niet door hem schriftelijk is afgelegd - dit in tegenstelling tot mijn brief - en bovendien uit de tweede hand tot u komt). In het licht hiervan -alsmede gezien de onder 12. tot en met 15. genoemde redenen - is er bepaald geen reden om de verklaring van de zijde van Satin Air Freight als beslissend bewijs te behandelen en de verklaring van de zijde van El Al te negeren.
  • 20. 
    El Al is nu in een positie gedrongen waarin zij haar onschuld moet bewijzen en wel door te laten zien dat zij iets niet gedaan heeft Dat is vrijwel onmogelijk, maar zij zal niettemin proberen verder materiaal aan te dragen dat haar ontlast
  • 21. 
    Het spijt mij te moeten constateren dat door het onzorgvuldig optreden van de Commissie ook hier aansprakelijkheid van de Staat der Nederlanden voor de aan El Al toegebrachte schade aannemelijk is. Ook hier dient El Al zich alle rechten voor te behouden.

Slotsom

  • 22. 
    De Commissie is mijns inziens gehouden tot openbare rectificatie op zo kort mogelijke termijn van de door haar ten onrechte geuite beschuldigingen (zowel betreffende de bandopname als betreffende de HAWBs).
  • 23. 
    El Al hoopt en dringt er met de grootst mogelijke klem op aan dat de Commissie zich in haar eindrapport zal baseren op bewijsbare feiten en niet op speculaties, alsmede dat de Commissie het uitgangspunt zal hanteren dat iemand onschuldig is totdat diens schuld is bewezen. El Al hoopt voorts en dringt er met even grote klem op aan dat de Commissie, daar waar zij niet over voldoende eenduidig bewijsmateriaal beschikt en niettemin tot feitelijke uitspraken wenst te komen, in haar eindrapport steeds duidelijk zal motiveren waarom zij - ondanks het ontbreken van voldoende eenduidig bewijsmateriaal - toch meent tot de desbetreffende feitelijke uitspraken te kunnen komen.
  • 24. 
    Ik maak u en de andere leden van de Commissie er tot slot op attent dat u ook persoonlijk verantwoordelijkheid draagt voor het verzorgen van een evenwichtig eindrapport

LINKLATER5 & ALLIANCE

Ontvangen: 23/ 3/99 16:52;

31 205771 775

23-03-1999 16:54                     DBBU AMSTERDAM

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK

PARL.ËNQ.BIJLMERRAMP; Pagina e

31 205771775 P.06/14

Ik heb het voorgaande opgeschreven om de juridische positie van El Al te beschermen. Door het voorgaande vast te leggen, is El Al thans in staat om verder met de Commissie samen te werken. Indien de Cqmmissie - naast de in de punten 1., 2. en 3. genoemde zaken - nog andere zaken van El Al verwacht, dan verneem ik dat gaarne van u.

Nu de Commissie haar beschuldigingen (zelfs zonder vooraankondiging aan El Al) publiek heeft gemaakt, zal El Al haar verweer daartegen ook publiek moeten maken. Derhalve zal ik deze brief aan de media ter hand stellen..

en hoogachting,

Biilaoen: 3

LINKLATERS &. ALLIANCE

Ontvangen: 23/ 3/99 16:52;                        31 20S771775 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 7

23-03-1999 16:54 DBBU) RMSTERDflM                                                    31 205771775 P. 07/14

ECZMUJXV. MR. FRANK VBtt JAMAICA N.v H434 FAX: 71*723^373 March 5,199» DEAR MR. VENA,

SS"""-"—«-^^^^ WE UNDERSTAND TB at ALLOWED TO TA^2J^?ERSTAI«> THAT nn™ï2£UWB «HH rZ

coma w w3gJS"*M"r 7Bat »SSBS?AToks wb*e 1HBMTAKE COPÏeÏT^Ï^1 «*&REASOWSFol¥£^OWED TOTAKE THAT ÏOÜ DO^OT JTJ?* "^S CONTA^oS^f THE CONCERNW PARTIE^S^^-^TO - AND flONOT^VE^?*£UL ^*KöN

Ontvangen: 23/ 3/99 16:52;                            31 205771 775 - >■ PARL - ENQ. BIJ LMERRAMP ; Pagina B 23-03-1999 16:54                 DBBU AMSTERDAM                                                 31 205771775 P.08/14

'Of-'''-"'

EL MA VER general manager NORTH ft CENTRAL AMERICA.

Ontvangen: 23/ 3/99 1 e:52;

31 205771775 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 9

23-03-1999 16:54                     DBBU AMSTERDAM

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK

31 205771775 P.09/14 F:«75\10108041\OLMEroN01Z7eO*n<

VERSIE DBBW 23 maart 1999

Transcriptie van de band met gesprek tussen luchtverkeersbeveiliging en (hoogstwaarschijnlijk) de heer Aaij van El Al Cargo, die werd afgespeeld tijdens het verhoor van de heer Aaij op 17 februari 1999.

Transcriptie van "de onthulling" gedaan door de Enquêtecommissie (bij monde van mevrouw Augusteijn) op 3 februari 1999.

Hendriks: "Ja euh met Hendriks euh Rijksluchtvaart Dienst nog even.......euh d'r komen nogal wat vragen naar ons toe omtrent de euh vracht de euh.. lading aan boord. Is daar iets over bekend?"

Ik neem u even mee naar die band. Daaruit blijkt dat de verkeersleiding bij El Al binnen een half uur na de crash, rond een half uur na de crash, informeert naar de lading. El Al Operations meldt dan - en ik citeer de band:

Aaij:          "Euh, ik heb alle manifesten beschikbaar heb alle NOTOCs beschikbaar.... euh alle informatie die u daarover wenst daaromtrent... (onverstaanbaar)."

Hendriks: "Oké."

[Dit cruciale gedeelte wordt door mevrouw Augusteijn niet geciteerd. Had zij dit wel gedaan, dan zouden veel misverstanden vermoedelijk zijn voorkomen. De Commissie heeft tot nog toe niet verklaard waarom zij dit gedeelte in haar weergave heeft weggelaten.

Aaij:           "Dus dat euh ik heb ai met euh... ben ik de gevaarlijke stoffenlijst aan het doorkijken wat er allemaal aan boord zat."

Terzijde: het gaat niet om El Al Operations, maar - hoogstwaarschijnlijk - om de heer Aaij van El Al Cargo.

Hendriks: "Ja."

]

Aaij:           "D'r zat een behoorlijke hoeveelheid explosieven aan boord. Euh......cartridges

"Er zat een behoorlijke hoeveelheid explosieven aan boord, cartridges. Er zat gif aan boord. Er zaten gassen aan

LINKLATERS & ALLIANCE

Ontvangen: 23/ 3/99 16:53;

31 2Q5771775

23-03-1999 16=55                     DBBU AMSTERDAM

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK

PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 10

31 205771775 P.10/14

euh............D'r zat gif aan boord... D'r zaten euh...euh... gassen aan boord euh.... niet gevaarlijke gassen ...euh brandbare gassen... brandbare vloeistoffen."

boord, niet gevaarlijk, brandbare gassen, brandbare vloeistoffen."

Hendriks: "Ja, maar allemaal allemaal losse vracht hè?"

Aaij:

"Ja hoe bedoelt u?"

Hendriks: "Ja ik bedoel dat euh dat is gewoon euhe wat ie vervoerde, dat is de vracht die die vervoerde?"

[Dit gedeelte wordt door mevrouw Augusteijn niet geciteerd, waardoor de onjuiste indruk wordt gewekt dat de navolgende - incorrecte - parafrase direct volgt op het voorafgaande. Deze indruk wordt versterkt door het gebruik van het woord "dan" in "En El Al dringt er dan op aan om over de uitspraken geen mededeling te doen.".

Aaij:

"Ja hoor."

Hendriks: "Ja oké..., nou ja goed dat is euh explosief genoeg zie ik zo."

Aaij:           "Ja nou ja God 't is allemaal

lATAduseuh..."

Hendriks: " Ja, nee daarom daar gaat 't ook niet om. Maar euh die vragen komen natuurlijk toch naar boven toe enneuh dan moet die voorlichter bij ons die euh die euh die wordt daar ook mee overvallen."

Aaij:           "Ja maar euh... d'r worden geen uitspraken gedaan [slecht verstaanbaar]."

En El Al dringt er dan op aan om over de uitspraken geen mededeling te doen.

LINKLATERS &. ALLIANCE

Ontvangen: 23/ 3/99 16:53;                        31 205771775

23-03-1999 16:55                     DBBU AMSTERDAM

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK

PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 11

31 205771775 P.11/14

[Hef voorlopige resultaat van onze analyse is datAaij zegt: "[...] d'r worden geen uitspraken gedaan of het aan de vracht ligt.". Deze interpretatie zou goed in de context passen.

In een interview met De Volkskrant van 5 maart 1999 heeft Aaij zelf verklaard dat hij meent dat hij zegt:"[...] d'r worden geen uitspraken gedaan over het aantal slachtoffers.".

[Deze parafrase is incorrect, omdat Aaij - wat hij ook precies zegt - niet op geheimhouding van de aard van de lading aandringt, zoals in de presentatie van de Commissie wordt gesuggereerd. Het is nogal navrant dat deze -verkeerd geparafraseerde - uitlating van Aaij de enige basis vormt voor de door de Commissie gepresenteerde interpretatie dat El Al om geheimhouding van de aard van de lading zou hebben verzocht]

Een deugdelijke geluidstechnische analyse van de band zou zekerheid moeten kunnen geven.]

Hendriks: "Nee uiteraard niet, maar dat euh.. dat zullen [we?] [ze?] ook niet van ons euh horen. Wij proberen het zo summier mogelijk te vertellen, maar euh tussen ons, 't is euh 't is mij duidelijk even."

Een medewerker van de verkeersleiding zegt dat toe. En ik citeer weer: "Dat zullen ze niet van ons horen". Einde citaat.

[Dit is citaat is op een belang/ijkpunt onvolledig en daarom niet correct, omdat Hendriks geen geheimhouding toezegt, maar aankondigt dat de luchtverkeersbeveiliging zal proberen "het zo summier mogelijk te vertellen".]

Wat vind u van die houding?

Aaij:           "Ja?"

Hendriks: "Ja bedankt."

[Dit gedeelte wordt door mevrouw Augusteijn niet geciteerd.

LINKLATERS «.ALLIANCE

Ontvangen: 23/ 3/99 10:53;                        31 205771775 -* PARL . ENQ . BIJLMERRAMP ,- Pagina 12

23-03-1999 16:55                     DBBU) AMSTERDPM                                                           31 205771775 P. 12/14

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK

Aaij:          "Oké."

Hendriks: "Sterkte d'r mee.'

LINKLATERS & ALLIANCE

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.