Relevante documenten, deel 1 (pag. 606 t/m 644 Bijlagen) - Enquête vliegramp Bijlmermeer; Bijlagen Appendix D - Hoofdinhoud
Deze bijlage(n) is onder nr. 10Q toegevoegd aan dossier 26241 - Enquête vliegramp Bijlmermeer.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Enquête vliegramp Bijlmermeer; Bijlagen Appendix D; Relevante documenten, deel 1 (pag. 606 t/m 644 Bijlagen) |
---|---|
Documentdatum | 22-04-1999 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST33820_Q |
Kenmerk | 26241, nr. 10Q |
Van | Staten-Generaal |
Originele document in PDF |
PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIE VLIEGRAMP BIJLMERMEER - Aan de heer mr. R..W. Polak - De Brauw Blackstone Westbroek - Postbus 75084 - 1070 AB Amsterdam Referentie: 991831 Uw referentie: F097.209.MPr Datum: 25 maart 1999 Betreft: uw brief d.d. 23 maart 1999 Geachte heer Polak,
Hierbij deel ik u mede dat de Enquêtecommissie het ten zeerste betreurt, dat u publiekelijk mededelingen heeft gedaan over de inhoud van het gesprek van 16 maart 1999 tussen stafleden van de Enquêtecommissie en vertegenwoordigers van El Al, uzelf inbegrepen. U handelt hiermee in strijd met hetgeen daaromtrent tussen ons is afgesproken en bevestigd in uw brief van 15 maart jl. In het begin van het gesprek is hieraan nogmaals gerefereerd. Door het naar buiten brengen van deze informatie schendt u de vertrouwelijkheid die dit gesprek mogelijk maakte. De Enquêtecommissie zal van haar kant de gemaakte afspraak met betrekking tot de inhoud van voornoemd gesprek gestand doen.
De Enquêtecommissie is niet van zins publiekelijk in debat te treden met betrokkenen. Zij zal haar oordeel over alle relevante aspecten van haar taakopdracht verwoorden in haar Eindrapport en daarom ook niet ingaan op de inhoud van uw brief van 23 maart 1999.
De Enquêtecommissie betreurt het in hoge mate dat u namens El Al door middel van aansprakelijkstelling van de Staat der Nederlanden en zelfs de leden van de Commissie in persoon tracht de inhoud van het rapport te beïnvloeden. Zij zal zich uiteraard bij haar oordeelsvorming door deze aansprakelijkstellingen - waar overigens naar het oordeel van de Enquêtecommissie geen enkele grond voor bestaat - dan ook niet laten leiden. Ik verwijs in dit verband voor de goede orde naar artikel 71 van de Grondwet.
Hoogachtem
De Voorzitter, Th.A.M. Meijer
PLEIN 2. POSTBUS 20018, 2500 EA • 'S-G R A V ENH AG E TEL: 070-312 92 64 • FAX: 070-312 93 46 .
Ontvangen: 1/ A/99 16:02;
t-31 205771 775
PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 1
APR. 1999 16:1
AMSTERDAM +31 205771775
Hl P. 1/2
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBRO
Advocalen & Notarissen
Tripoli» 300 Burgerweeshubpad 301 Postbus 75084 1070 Afi Amsterdam
Telefoon: (020) 5 771 771 Telera* (020) S 771 775
Oaium 1 april 1999 Aan
de heer Th.A.M. Meijer Parlementaire Enquêtecommisie
Telefax (070) 312 93 46
JËnquê!eceiT.nrs3ïé 'Datum: <|L,^q
LINKLATERS ,& ALLIANCE
Status: v
van Mr R.W. Polak - advocaat
Telefoon (020) 577 14 30
Tasfex (020)57717 86
E-moH rwpolak@dbbw.nl
CroeRef F:\275YI0108041\F122.209\MPr
Pagina's 2.
In geval van pmblanwn im truMmkwl* wordt u verachtte bellen (020) 577 M M
Geachte heer Meijer,
Inzake: El Al - parlementaire enquête
Uw brief van 25 maart jl. heeft mijn cliënte en mij teleurgesteld. De Commissie gaat in het geheel niet in op de dezerzijds gesignaleerde ernstige onzorgvuldigheden, maar bewandelt zijpaden door te suggereren dat dezerzijds getracht zou worden op ongeoorloofde wijze de inhoud van de rapportage te bernvloeden, door een onjuist beroep op een afspraak over vertrouwelijkheid te doen en door te verwijzen naar parlementaire onschendbaarheid. Ik ga op die punten hierna in.
-
1.Uw treurnis over het feit dat ik uw Commissie met mijn brief tracht te beïnvloeden, is niet gerechtvaardigd. In de brief maak ik de Commissie - kort samengevat - attent op twee onzorgvuldigheden die zij jegens El Al heeft begaan en verzoek ik haar die onzorgvuldigheden
pit faxbericht h) uitsluitend bedoeld veer da geadresseerde. Het Is mogelijk dat dit faxbericht Informatie bevat die vertninraWk to of onder een verschonhigarecnt valt Indien u dtt fa-bericht ontvangt terwijl het niet voer u ia bedo^d, WmWw« u^T hierover per omgaande te berichten. Bij voorbaat dank. —«»■■", .«rauewn wij u ons
De Brauw Blackstone Westbroek N.V. Is gevestigd te Oen Haag en Ingeachrevon In het handelsregister onder nr. 2717WZ,
n."" J!!I!*,e!l^i'nd?!?.7üïH,1,n,h9den word"B v*mcnt ult hooMa "■" •on overeenkomst van opdracht met Oe Brauw Btackston., Westbroek N.V. Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing, die zttn "godeVeneertter griffie van de rechttank te Oen Haag en waarin onder moor «m barking van de aanepnt^IJkheid is opgenomen
De deelnemende kantoren van Linklatere en Alliance zjn: Oe Brauw Blackstone Westbroek; Oe Bandt, van Hecke & Laaae Laoerlaf & ^ï2;-Üï-Ire*^a,™^0p^,^*Radte';mrtvM,*ln9anto:Alicanto Amsterdam Antwerpen Bangkok Berlin BmsKl ^an*"V.G*eb<"? °f}»»a HongKong Keulen Leipzig Londen Matno Moskou MOnchen New York Parl|. Praag Rotterdam SSo Paulo Shanghai Singapore SL Petersburg Stockholm Tokyo Warschau Washington DC. "«".mam
Intvangon: 1/ 4/99 16:02; +31 20S771775 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 2 I. APR. 1999 16:11 DBBW AMSTERDAM +31205771775 NO 8411 P 2/2
ut BKAUW BLACKSTONE WESTBROEK
te rectificeren, alsmede dergelijke onzorgvuldigheden bij het concipiëren van het eindrapport te verm.jden. Ik zou menen dat dit gerechtvaardigde verzoeken zijn. Het is immers de Commissie geweest d.e zich door haar onzorgvuldige werkwijze kwetsbaar heeft gemaakt voor kritiek (niet alleen van de zijde van El Al. trouwens). Uw treurnis zou dan ook betrekking moeten hebben op die werkwijze en niet op het feit dat ik u daarop attent heb gemaakt
2.
In m.jn bnef van 23 maart jl. heb ik slechts gerefereerd aan de plezierige sfeer tijdens de werkbespreking van 16 maart jl. en aan het feit dat één (in mijn brief niet nader omschreven) vraag nog moest worden beantwoord. Daardoor wordt de vertrouwelijkheidsafspraak in het geheel niet geschonden. Het zou ook bijzonder vreemd zijn wanneer het El Al (dat in het verleden op dit punt veel terughoudendheid heeft betracht) niet vrij zou staan in de publiciteit te treden, terwijl de Commissie herhaaldelijk onjuist en suggestief in de publiciteit is getreden Het l.gt, meen ik, veeleer op de weg van een onderzoeksinstantie als de Commissie om tijdens het onderzoek terughoudendheid in de publiciteit te betrachten.
-
3.voor het geval de leden van de Commissie inderdaad een beroep zouden willen doen op parlementaire onschendbaarheid, wijs ik er op dat dit in elk geval niet in de weg staat aan aansprakelijkheid van de Staat (anders dan u kennelijk meent had mijn brief van 23 maart jl slechts betrekking op die aansprakelijkheid). Ik wijs er voorts op dat ook voor de leden van uw Commissie persoonlijk die immuniteit in elk geval niet geldt voor uitlatingen buiten het parlement (zoals tijdens persconferenties en televisie-interviews).
Fouten kunnen overal en altijd worden gemaakt. Het zou juist een met staatsmacht beklede onderzoekscommissie als de uwe hebben gesierd wanneer zij haar fouten zou hebben gerectificeerd.
El Al behoudt zich alle rechten voor. Met vriendelijke groet en hoogachting,
R.W. Polak
I INIfl ATPOC
Ontvangen: 9/ 4/99 10:38; 31 20 64210S5 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 1
9.APR. 1999 10:36 EL RL TOWN OFFICE 31 20 6421065 NO.705 P. 1/2
:..;—?\.r |
'j ^ ^ 'ril |
^ï ^^ |
y' J Ü J a ii as |
S |
||
'! 'i^i'^ |
umi |
<(3 |
f |
|||
BB |
33 |
ijt( |
c 0 |
|||
i CH-> |
+i is? • |
■'•" |
ELZWIIJZY.
Parliamentary Investigation Committee Air Accident Bijlmermeer Mr. Th.A.M- Meijer chairman
Plein 2, P.O. box 20018 2500 EA THE HAGUE
Ref. 6101.000.028 April 9 1999
Subjects Additirm*! fHahfrft
Dear Mr. Meijer,
„».^.vP2rJ£ar fc° the meetings with you on 16th March last, «re have f^5ke,!J*e »atte* °* additional flights to Israel on October 5th lllll™* P8r yOUr ™**»* and the following information should
DPS fligh*
Within hours following the accident of 4X-AXG el at '« Management met to decide how to meet its commercial contractual obligations, which would be negatively affect™ resulting from^i loss of a cargo airplane, on the night of October 4th? 1992 EL i£
temSorarllv «ni^ Jf\Hng ?* a ,cargo ai*Pl*ne. which would custo^rs. replace 4X"AXG and EUPPlv ca*9° capacity for EL AL's
UPS directors were able to provide EL AL with an aircraft
SK^itSS 20?*', •^"LW^ f°r ^hiphol aa«daarrfv2 «?£h* £>,- ™ ^\5^' 1992\ TIiat aircraft then operated a cargo ti ^ °w ^ **" b?tween Schiphol and Tel Aviv, which was scheduled to have been performed that day by 4X-AXG The dps fl <«hf ™c operated under an UPS flight numberf as a p^e TOs flight?
EL AL ISRAEL AIRLINES LTD
De Boelslaan 7,1083 HJ Amsterdam, Direetie/Salas tel. 020 - 644 94 00 Reserveringen 020 - 644 01 01 Administratie 080 - 642 71 64, fax 020 - 642 10 65, Bank ABN AMRO Acct, no. 43.50.26.163 Kamer van KooDhandel ta Ametarriam n« a-iAno
Ontvangen: 9/ 4/99 10:39; 31 20 B421065 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 2
9.RPR.1999 10=36 EL OL TOWN OFFICE 31 20 6421065 NO.705 P.2/2
EC7J/AC7M
-2- 707 flight avtotab A special flight was chartered by CAL (Cargo Airlinesï » SS™*1'"™ *itline comPany' representing IsraeU agricultural %£ïï™ „'s*^ " * «"«PfWtcw cf EL AL ana leases *EL AL and foreign airplanes in order to bring agricultural exnorts to S2PrïïJSïSï'J^.t0 S*rry i»P°rt^%o^ to I^ael.XP°rtS t0 This flight was chartered by CAL and had no relation to EL AL. HAPJtft ■jflvr» EL AL has no commercial contacts with Hapaq Llovd. a Euronenn oceratf a SSS"Ï rf"11"8' ^ fUght L*^°™^^O US. EL A^diS ?v^7 ^ Tv«tdUle<i I83,86119617 *li** to Amsterdam, flight number LY337 and LY33S on a Boeing 737 4X-ABN, which was leased from Arkia number?6 " "e ™Wl leSSed t0 EL *** Under an EL AL fligh? Computer H«fc detail! al\S ^l?*®?* * COJï.puter listin<? from our records, which Scëber 4th aS ^llll cements in and out of israel on 2iJ!<.£CCy?mt 4S1LS ""r1^1 an<* departure times, aircraft registrations and destinations. None of the above flights are fUghte .°n *>«"««* as none of these flights were EL a! Sincerely yours, EL AL ISRAEL AIRLINES LTD.
.^-
U. Sirkis
V.P. Business Development
-
&Corporate Secretary
EL AL ISRAEL AIRLINES LTD
De Boelelaan 7,1083 HJ Amsterdam, Directie/Sales tel. 020 - 644 94 00 Reserveringen 020 - 644 01 01 Administratie 020 - 642 71 64, fax 020 - 648 10 65, Bank ABN AMRO Acct no. 43.50.25.163 Kamer van Koonhanria! *a AnnstanjBm nr. aiAaa
:cn.güp
TEL:02246-3491 12 Oct 9 o U; ;' ^ n'>' '
HLo\>
A.S. Kcverling Buisman, ECN-Stralingstcchnologie Petten, 12 oktober 1993 Verarmd uranium-mctaal, wal is dat? Uranium is een metaal. Het ziel er in zuivere vorm uit als een zilverwit blok, maar meestal i/h" oppervlak zwart gekleurd door een reactie met buitenlucht. Het metaal .s iets zachter dan staaf en vrij eenvoudig te bewerken. Het metaal wordt onder moer toegepast als tegenwicht en afscherming vanwege zijn hoge soortelijke massa (1.9 g/cm ).
Uranium wordt gebruikt las brandslof voor kernreactoren, waarbij echter alleen een deel van i is Dit is het uranium-iso.oop U-235 dat slechts voor 0,7% procent voorkomt. Het ovÏÏg ur nium (U-238; 99,3%) is voor dit doel niet te gebruiken. Voor een goede werking vTcSe kernrea toren is het nodig het percentage U-235 te verhogen en dus het percentage U-48 ,e verlagen. Bij dit proces blijf, er uranium over dat minder U-235 bevat dan Dit wordt vcrarnid uranium genoemd. Het verarmde uranium is dus een soort afvalproduct, dal op grote schaal aanwezig is.
De eigenschappen van verarmd uranium zijn vrijwel gelijk aan die van gewoon natuurlijk uranium. De soortelijke massa blijft gelijk, net zoals hel smelt- en kookpunt. _ Set smchpunt van u ankun-metaal ligt oP 1132°C, zodat het ook ,n een kcrosinebrund me zal smelten He, kookpunt is is zeer hoog: 38HTC. Dit laatste betekent dat het uranium met Uranirri^S n'c^tdioactie, Bij verarmd uranium is de radioactiviteit vr.wcl hetzelfde. Het verarmen maakt dus do radioactiviteit niet aanzienlijk kleiner. Als uranium-mctaal in een fijn verdeelde toestand kom. (kleine stofdeeltjes) dan zal het spontaan in brand vliegen en uranium-oxide vormen.
Voor wat betreft de giftigheid van het uranium-mctaal het volgende.
hrT e stc Pi a.s if hef een z.waar metaal. Het heeft daarom dezelfde eigenschappen als de c eremetalen, zoals bijvoorbeeld lood. Het is bekend dat -»>- nic^cha dingen kan veroor7akc„. Maar dan moei het wel in een oplosbare vorm m het lichaam terecht zijn Somen Voor een metaal dat slecht tot smelten is te krijgen is dit een onwaarschijnlijke tcbeu *niE> als . r nium verbrandt, dan vormt zich het slecht oplosbare uranium-ox,de_ SÏi deTon^tt; kan aheen op grote schaal plaa.s vinden als het uranUun-me.aal tot stof nÏnSreïei^ie er bij de omgamg met uranium me.aal (natuurlijk of verarmd) worden genomen zijn daarom te vergelijken met die voor lood.
De radioactiviteit van het uranium legt bij deze beschouwingen weinig gewicht in>****v*l. 5 , materiaal is licht radioactief (25 Bq/mg). De straling die van het unnium afkomt , meten maar de stralingsdosis is slechts van de orde van 0,03 (xSy/h op 1 meter stand van l7™i uranium BH een normale achtergrond van 0,1 uSv/h is d,l een klem gclal. vS w^o~."t binnenkrijgen van uranium is er in dit geval wemig *--«-aan het oppervlak is enig oxide aanwezig dal zich kan verspreiden. Het grooi e deel w « materiaal blijft intact, ook bij ongevallen. Do kans op inhalatie van deze stof s f*™*™" te noemen Mocht de stof .och ingeademd worden dan is de long het meest bedreigde orgaan.
TEL'-02246-3491 12 Oct 95 i4--n iNo.uur Uranium komt in oxidc-vorm vrij vcc! voor in de natuur: gewoon zandgrond bevat ongeveer 0 5 mg per kg /.and. Hierdoor komt hel levens voor in planten en daardoor ook in de mans. Een gemiddeld persoon bevat zodoende ongeveer 0,1 mg uranium.
Uranium-metaal wordt toegepast daar waar een groot ficwiebt nodig is ineen kleine ruimte: Mvoö beeld in hel gyrokompas, als ballast voor zeilschepen, als afschermtngsmatenaal n dn geval gaal het om de toepassing als tegenwicht in de roeren van een vliegtu.g. In een Bocing-747 is voor dit doel ongeveer 400 kg uranium-metaal verwerkt.
Bii het neerstorten van een dergelijk toestel moet verwacht worden dal het uranium intact zal bleven Ook bij de daarop volgende brand is niet te verwachten dal er deeltjes of damp zal worden itcvormd. De inhalaticrisico's moeten dan ook klem worden geacht. S;^a8nder betekent wel da. verwacht moei worden dat het uranium in de resten van het toestel terug te vinden zou moeten zijn.
Volgens informatie is Boeing bezig het gebruik van uranium-metaal als ««a™"*^* vliegtuigen te verminderen. He. vervangend materiaal wordt dan wolfraam-met 1 (Engels. tuniLn) Dit heeft dezelfde soortelijke massa als uranium, maar ,s met rad10acticf. Wolfraam is overigens hel meest bekend als gloeidraad in lampen.
A.S. Kcvcrling Buisman
14 SEP '94 12:07 afdeling
Directie
STADSDEEL ZUIDOOST 31 20 6912315 STADSDEEL ZUIDOOST
INGEK0MEN*SDZ0«
HS 5 SEP. 1S9A
jLMa
nieuws achtergracht 100 postbus 20214 1000 he amsterdam
P.2
3a
9^-% /yéSijG
Stadsdeel Zuidoost
t.a.v. de heer R.P. Janssen
Stadsdeelvoorzitter
Bijlraerdreef 101
1102 PB AMSTERDAM
onze referentie 382(79)94 onderwerp uw referentie telefoon (020) 5555 911 telefax (020) 5555 277 "postrekening 4500069
ecor/081894.mp2 behandeld door
H. Rengelink/J.H. van Wijnen telefoon
(020) 555*5562 datum
31 augustus 1994
bijlagen
Geachte heer Janssen,
Na uw verzoek nader geïnformeerd te worden over lichamelijke gezondheidsklachten die mogelijk een relatie zouden kunnen hebben roet de Bijlmervliegramp hebben wij de volgende stappen gezet.
-
1.Na overleg met uw medewerkers konden wij op 12 april 1994 een aantal bewoners die op de hoogte zouden zijn c.q. zelf last zouden hebben van lichamelijke gezondheidsklachten als gevolg van de vliegramp ontvangen.
In het gesprek werd een grote diversiteit van klachten naar voren gebracht die niet wijzen naar één bepaalde oorzaak. De klachten waren onder andere: chronische luchtweginfecties, mictieklachten, pijnen in de (Imker) arm, impotentie, maag- en darmklachten, ziekteverschijnselen bij dieren.
-
2.De GG&GD heeft daarna opnieuw overlegd met enkele huisartsen. Dit heeft geresulteerd in een brief aan de vertegenwoordiger van de huisartsengroep. Navraag bij de Amsterdamse Huisartsen Vereniging leerde dat voor zover bekend zich geen patiënten bij de huisartsen hebben gemeld waarbij de arts de mening heeft gekregen dat
......er "een oorzakelijk verband lag tussen de vliegramp en lichamelijke klachten.
Eén van de artsen wil graag aan het eind van het jaar zijn dossiers doorlopen om na te gaan of er misschien nog iets zou opvallen.
-
3.Bij de vliegramp, de daaruit voortvloeiende blus-, reddings- en ordewerkzaamheden zijn drie groepen gemeenteambtenaren zeer intensief betrokken geweest, politie, brandweer en GG&GD. Deze groepen hebben de grootste kans gehad op extra blootstelling aan verbrandingsproducten.
Al deze functionarissen krijgen hun bedrijfsgeneeskundige zorg van de ARBO-dienst van de GG&GD. Navraag bij de verantwoordelijke bedrijfsartsen leerde dat geen lichamelijke gezondheidsklachten die een gevolg zouden kunnen zijn van de vliegramp
"•••■ - -gemeld zijn.-..... .........' '! '""■
Eén lid van de vrijwillige brandweer die naar zijn zeggen klachten zou hebben is niet ingegaan op ons aanbod hem te ontvangen en te onderzoeken.
gemeentelijke geneeskundige en gezondheidsdienst amsterdam
14 SEP '94 12:07 STADSDEEL ZUIDOOST 31 20 6912015 STADSDEEL ZUIDOOST
/
P.3
-
-2
JIJI
Wij ontvingen een opgave van de lading van het EL-A1 vliegtuig. Op basis van deze lijst verwachten wij niet dat de bijdrage van de verbranding-van deze stoffen aan de giftigheid van de verbrandingproducten van'vliegtuig en kerosine van betekenis is geweest.
Speciale aandacht hebben wij besteed aan de kans dat zich verhoogde blootstelling aan verarmd uranium (U-235) heeft voorgedaan.
Uranium bestaat uit de isotopen U-238, dat 99,3% van het uranium vormt en U-235 (0,7%). Uranium komt veel voor, o.a. in zandgrond waardoor het ook in planten en de mens terechtkomt. Bij het gebruik van uranium als brandstof voor kernreactoren gaat het om U-235. Hierbij wordt het percentage U-235 in uranium verhoogd. De afvalstof uit deze bewerking, die ca 0,2% U-235 bevat, wordt verarmd uranium genoemd; Voor de giftigheid van verarmd uranium worden de mogelijke chemische effecten, vooral die op de nieren, van groter belang geacht dan de radioactiviteit, die laag is in vergelijking met de achtergrond blootstelling (de hoeveelheid die elk mens onvermijdelijk ontvangt). Het smeltpunt van uranium bedraagt ca 11301 en het kookpunt ca 3800 C. In experimenten is gedemonstreerd dat verarmd uranium bij temperaturen van 800 tot 1100 C kan worden omgezet in uraniumoxydedeeltjes. Dit proces treedt vooral Op wanneer het uranium fijn is verdeeld (als stof aanwezig is). Hoe groter de stukken verarmd uranium, hoe lager het percentage dat wordt omgezet. Een deel van de uraniumoxydedeeltjes is mhaleerbaar en van het inhaleerbare gedeelte kan een deel in de nieren worden gedeponeerd. De temperatuur kan bij kerosinebranden voldoende hoog oplopen voor vorming van uraniumoxydedeeltjes, maar blijft te laag voor vergassing van uranium.
De vrees is geuit dat bij bewoners schade aan de gezondheid is veroorzaakt door blootstelling aan verarmd uranium als gevolg van de brand na het neerstorten van de Boeing 747.
De GG&GD acht het onwaarschijnlijk dat bewoners aan verarmd uranium werden ■ blootgesteld. Zij verwacht zeker niet dat een persoon de tenminste enkele honderden milligrammen uranium.heeft ingeademd, nodig voor het bereikeh_van een schadelijke. hoeveelheid in de nieren. Dit standpunt is o.a. op de volgende overwegingen gebaseerd. Omdat het verarmd uranium in grote stukken was verwerkt, is slechts relatief weinig van het materiaal toegankelijk voor de vorming van uraniumoxydedeeltjes. Kerosinebranden verbruiken zeer veel zuurstof. In een zuurstofarme omgeving zijn de omstandigheden ongunstig voor oxydatie van eventueel in de brandhaard liggende stukken verarmd uranium.
Indien al gedurende de periode tot 'brand meester' uraniumoxydedeeltjes werden gevormd, zijn deze door de grote hitte mei de convectiestromen omhoog getransponeerd, vervolgens verspreid en daardoor sterk verdund over een veel groter gebied dan de plaats van het ongeval. Voorzover een persoon de brandhaard (ca 1000 •Q'koTriadèreh, wareri"dé~coh"dities voor blootstelling aan uranium ongunstig, omdat de luchtstroom niar de brandhaard Is gericht. Eenmaal gedeponeerd op de bodem kunnen (de zware) uraniumdeeltjes niet gemakkelijk opwervelen. Indien eventueel toch. opgewerveld zakken zij snel weer uit, waardoor de verblijfstijd in de lucht kort en de beschikbaarheid voor inademing gering is.
gemeentelijke geneeskundige en gezondheidsdienst Amsterdam
14 SEP '94 12=08 STADSDEEL ZUIDOOST 31 20 6912015 STADSDEEL ZUIDOOST
P.4
JO
Tot slot ' .Na het vliegtuigongeval hebben wij ons een beeld gevormd over de mogelijke effecten op de lichamelijke gezondheid van de bewoners. De klachten die door een groep bewoners naar voren werden gebracht waren niet zodanig dat een relatie met het vliegtuigongeval aannemelijk was. Informeren bij huisartsen en bedrijfsartsen heeft geen gegevens opgeleverd die er op wijzen dat de vliegramp tot, andere dan als direct gevolg van de ramp zelve, lichamelijke gezondheidsschade heeft geleid. Op basis van onze eigen kennis achten wij dit ook niet waarschijnlijk. Nader onderzoek achten wij niet zinvol.
Met vriendelijke groet,
(Dr H, Rengelink), Directeur.
gemeentelijke geneeskundige en gezondheidsdienst amsterdam
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
De Minister van Volksgezondheid,
welzijn en Sport
Mevrouw dr. E. Borst-Eilers sir H. Churchillaan 362
Postbus 5406
2280 HK RIJSWIJX
contactpersoon ir. H.N. Wolleswinicel
Datum 21 juli 1995
Ons kenmerk
DGRLD/LI95.900078
Onderwerp
Verzoek i.v.ta. -El-Al ongeval Vaste-Kamercommissie Venw.
Doorxlesnummer 02503 - 63215 BIJIagein) geen Uw Kenmerk
Geachte Collega, ■ ,
Tijdens het overleg op 22 juni 1395 met de Vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat over het El-Al,ongeval werd de wens naar voren gebracht om op standaard basis na rampen altijd een epidemiologisch onderzoek in te stellen. Ik heb daarop geantwoord dat één en ander niet tot mijn competentie behoort maar dat ik dit verzoek zou doorgeven aan de daarvoor verantwoordeljke minister, hetgeen ik bij deze doe.
Een afschrift van deze brief heb ik gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Met vriendelijke groet,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
A. Jorritsma
Postadres Postöus 90771.2509 LT 's-cravennage Bezoekadres Plesmanweg 1-6
Telefoon 0703516171 Telefax 0703516348 Telex 31435 rldgv nl.
Serelkoaar met tramlijn 1 of 9 vanaf staoon es en ns£usu|n S5 vanaf Leiderdorp. DusWn 88 vanaf oegstgeest
Ub/lU MS 1>1W JLU:44 KAi 31 7U 3408282 MIN VWS OVC
Ministerie van Voltaaezondheid. Weliijn en Sport
VERTROUWELIJK
De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
DBSn/MS/982016 ""^^ °——' ** .-. 5 DKT. «98
Onderwerp
Melding AMC gezondheids- B
klachten Bijlmerramp
Hierbij deel ik u strikt vertrouwelijk mede dat ik het Staatstoezicht op de Volksgëzond-
1Ïh3R', 96SeVen ,b,j he1: °nderZOek do°r hetAMcW de gezondheiSgevol-gen van de ft/lmerrarnp expliciet aandacht te besteden aan een door mij op 2 oktober ,!. onvangen melding van een mogelijk verband tussen de ramp en twee recenfi gevallen van auto-immuunziekte (zie bijlage).
De melding komt uit zodanige hoek dat zij alleszins serieus dient te worden genomen Ik w,js er evenwel nadrukkelijk op dat van enige relatie nog absoluut niet is gebleken'
Sn Vlrl°tï»n '■ 8 d8Ze irïformatie strikt vertrouwelijk te behandelen. In Hét kader van het AMC-onderzoek zal ik te zijner tijd op deze melding terugkomen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. E. Borst-Eilers
Postbus 5406 Bezoekadres: Correapondenti. uitsluitend T.lex Rijswijk
2280 HK Rrjswiik Sir W. Churchiillaan 363 richten aan hat postadres 31680 vwsrwnl
Telefoon 10701340 79 11 Rijswijk met vermelding van de 32347 vwsrw nl
Fax (070) 340.78.34 dalum „„ „„ ,„,„„„,* „an
deze brief
Ontvangen: 25/ 2/99 19:22; 31 TO 3406292 -> PARL-ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 1
25/02 '99 DON 20:24 FAX 31 70 3406292 MIN VWS DVC 8 001
-
!Datum: 2^/01/99-^
i ■■.:;*■
Ministerie van Volksgezondheid. Walzijn en Sport \ \]y P f P) QQ 'Ó\ f
j Status: "':—
Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer t.a.v. de heer Th.A.M. Meijer Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Don Haag
GZB/C&0/99872 2 5 FEB. 1999
Onderwerp Bijlage'n) Uw brief auto-immuu nziekten
Hierbij deel ik u strikt vertrouwelijk het volgende mee. Oe hoofdinspecteur IGZ heeft hedenochtend bij het AMC geïnformeerd naar de voortgang van het onderzoek (derde fase).Hierbij bleek dat inmiddels, buiten de twee reeds bekende gevallen van auto-immuunziekte, twee nieuwe gevallen bekend zijn geworden. Het betreft twee hulpverleners die betrokken zijn geweest bijde Bijlmerramp. Over de twee eerdere gevallen heb ik de Tweede Kamer bij brief van 5 oktober 1998 (DBO/MS/982016) geïnformeerd. In verband met de parlementaire enquête beperk ik mij thans tot informatie aan u.
Naar aanleiding van deze nieuwe gegevens heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan professor dr. J.J. Weening, hoofd pathologie AMC, verzocht om nadere informatie, met name met het oog op het kunnen vaststellen van een eventuele relatie met de Bijlmerramp.
In het kader van het AMC onderzoek zal ik te zijner tijd op deze melding terugkomen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
a^
dr. E. Borst-Eilers
Postbus 2O350 Bezoekadres: Correspondent.*** http://www.minvws.nl
2500 EJ Oen Haag Parnassusplain 5 uitsluitend richten aan het
Telefoon {070) 340 79 11 2511 VX Oen Haag postadres met vermelding
Enquêtecommissie
Datum: W(<-)<? Nr: S£) (jc^iSia . ■. Statu-s: -
^.
am
Aan de leden van de commissie Volksgezondheid Eerste en Tweede Kamer
Academisch Medisch Centrum
Universiteit van Amsterdam
17 maart 1999
uw kenmerk:
ons kenmerk: 99042nu
Raad van Bestuur E2- 130
Geachte mevrouw, heer,
Deze dagen staat de overtuiging van het AMC nogal in de belangstelling, dat ongericht lichamelijk onderzoek bij alle mensen die hun gezondheidsklachten in verband brengen met de Bijlmerramp, medisch niet verantwoord is en eerder reeds aanwezige gevoelens van onzekerheid en onrust vergroot dan doet afnemen.
Aangezien voor ons wezenlijke uitgangspunten voor medisch handelen in het geding zijn, vinden wij het voor eventuele latere oordeelsvorming belangrijk dat onze zienswijze ook de leden van uw Kamercommissie bereikt.
Bij deze brief is daarom ter informatie een toelichting op ons standpunt bijgesloten. Zoals u uit deze notitie kunt opmaken, zal het AMC gedurende de komende maanden nog een substantiële bijdrage leveren aan het verder inventariseren en waar mogelijk gericht diagnosticeren, analyseren en behandelen van gezondheidsklachten die door bewoners of hulpverleners aan de Bijlmerramp worden gerelateerd. Met name in de bijlage, die bij de notitie is gevoegd, wordt evenwel beargumenteerd waarom een grootschalig ongericht medisch onderzoek (in feite een vorm van screening of bevolkingsonderzoek) naar ons gevoelen meer kwaad dan goed doet. De inhoud van deze notitie is middels een brief d.d. 8 maart 1999 reeds aan de minister van VWS, mevrouw dr. E. Borst-Eilers bekend gemaakt.
Wij hopen u met het toezenden van deze informatie van dienst te zijn geweest.
Met vriendelijke groet, namens de Raad van Bestuur,
N^^Z
Prof.dr. N.A.M. Urbanus Voorzitter
am
Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam
17 maart 1999 kenmerk: 99040jko
Afdeling Voorlichting
CO-229
Telefoonnummer: (020) 566 2421
Fax: (020) 566 7899
E-mail: voorlichting@amc.uva.nl
NOTITIE
Naar aanleiding van recente berichten in de pers, waarin van een eventuele deelname of bijstand van het AMC sprake is aan het lichamelijk onderzoek door KLM Arbo-services van bij de Bijlmerramp betrokken bewoners en hulpverleners, willen wij in dit schrijven nog eens inzichtelijk maken welke bijdragen het AMC kan leveren.
Zoals al eerder bekend is gemaakt, stelt het AMC zich op het standpunt dat ongericht lichamelijk onderzoek bij zeker meer dan 1000 personen - in feite spreken we over screening of een vorm van bevolkingsonderzoek - medisch niet verantwoord is. Bovendien is het onze stellige overtuiging dat een dergelijk grootschalig lichamelijk onderzoek eerder gevoelens van onzekerheid en onrust vergroot dan doet afnemen (zie ook de bij deze brief ingesioten bijlage).
Het AMC zal dan ook op geen enkele wijze - direct of indirect - medische (mede)verantwoordelijkheid voor het voorgenomen lichamelijk onderzoek van KLM Arbo-services op zich nemen. Bij herhaling hebben wij tegelijkertijd onze bereidheid verwoord om in overleg met betrokken huisartsen het initiatief te nemen als er zich serieuze aanwijzingen aandienen voor gericht lichamelijk onderzoek. Deze door ons aangegane verplichting heeft inmiddels tot de volgende activiteiten geleid:
een behandelaanbod van AMC/De Meren aan de ca. 100 personen bij wie volgens ons inventariserend, wetenschappelijk onderzoek waarschijnlijk na een intake-gesprek de diagnose van partiële of algehele PTSS gesteld kan worden. Dit initiatief is in nauw overleg met de Hoofdinspectie van de Gezondheidszorg genomen en naar wij hebben begrepen is inmiddels ook over de wijze en de omvang van financiering overeenstemming bereikt;
een voorstel om op korte termijn door de Hoofdinspectie een brief aan alle artsen in Nederland te doen uitgaan, waarin met een meldingsplicht voor soortgelijke gevallen de casussen van systemische autoimmuunziekten worden beschreven, die uit meldingen van prof.dr. J.J. Weening en het inventariserend onderzoek van het AMC zijn voortgekomen. Evenals prof. Weening tijdens zijn verhoor op vrijdag 5 maart j.l. door de parlementaire enquêtecommissie, kiezen wij voor deze benadering omdat ook aan grootschalig serologisch testen als onderdeel van het lichamelijk onderzoek van KLM Arbo-services alle bezwaren verbonden zijn, die ons van ongerichte diagnostiek bij een groot aantal mensen ' doen afzien. Daarnaast heeft prof. Weening ook aangegeven dat na bijna 6,5 jaar de kans zeer klein is, dat er zich nog bij iemand een sluimerende systemische autoimmuunziekte (met name SLE of een vorm van vasculitis) manifesteert, zo er ai een verband met de Bijlmerramp gelegd kan worden. Uiteraard zijn wij wel bereid om in zeer actieve zin medewerking te verlenen aan de door ons gewenste aktie van de Hoofdinspectie van de Gezondheidszorg;
am
Academisch Medisch Centrum
Universiteit van Amsterdam tiet bij voorrang aanvragen en bestuderen van gegevens uit de medische dossiers van de 'bellers' naar het telefonisch meldpunt (via 'informed consent') bij wie in theorie misschien -met nog vele slagen om de arm - een nieuw aanknopingspunt voor gerichte diagnostiek gevonden kan worden. Zo daar al sprake van zal zijn, is het onze stellige verwachting dat het dan om getalmatig kleine subcategorieën van respondenten zal gaan. Wij hopen op begrip dat de tijdsdruk die momenteel op het AMC wordt gelegd, ons er niet van weerhoudt ook in deze derde fase van ons onderzoek de regels van wetenschappelijke en medische zorgvuldigheid in acht te nemen.
Naar ons gevoelen levert het AMC, zoals hiervoor beschreven, een substantiële bijdrage aan het onderzoeken en waar mogelijk verder diagnosticeren en behandelen van gezondheidsklachten, die in verband met de Bijlmerramp worden gebracht. In die zin is met recht een beroep op onze instelling gedaan. En het spreekt voor zich dat wij de overheid te allen tijde met raad en advies terzijde willen staan, wanneer dat tot onze mogelijkheden behoort.
Wij willen evenwel tot slot onze zorg uitspreken dat het voorgenomen lichamelijk onderzoek door KLM Arbo-services een te ernstige inbreuk doet op de reguliere verwijzingspatronen van huisartsen naar ziekenhuizen. Uit ons inventariserend onderzoek bleek namelijk dat 87% van de respondenten onder medische behandeling was of is en dat huisartsen of bedrijfsartsen in 40% van de gevallen hebben doorverwezen naar een specialist in een algemeen of academisch ziekenhuis. Veelzeggend in dit verband zijn de onderzoeksgegevens dat de betrokken huisartsen goed op de hoogte waren van de gezondheidsklachten en zich over het algemeen ook zeer betrokken bij de bijzondere omstandigheden van hun patiënten voelden.
Wij vrezen dat een categoraal, ongericht lichamelijk onderzoek, dat patiënten voor enige tijd van de reguliere gezondheidszorg isoleert, ten onrechte het vertrouwen in betrokken huisartsen en behandelende specialisten aantast. Een verontrustend gegeven, omdat alle mensen die hun gezondheidsklachten relateren aan de Bijlmerramp vroeg of laat weer terugkeren bij hun huisarts en zijn of haar verwijzingsmogelijkheden.
06/04 '99 12:45 FAX 31 70 34M5725
IGZ/PCG PLOKKE». £Cfc> 13J>6
S| 002
STAATSTOEZICHT OP DE VOLKSGEZONDHEID inspectie voor de Gezondheidszorg
PamaMuspleft) 5 2511 VX Den Haag Telefoon (070) 3*0 7911 Telefax (070) 3*0 63 S3 Tetex3ia80«M3Wfil
Com«pondentte uitsluiten*
Poabus 16119 2S0O BC Den Haig
Ons kenmerk 1621999-09 Ondarweip Bijlmer tnlioMlngen bj dr. P.C-'Ihang
DgcxtdMnumnwr (07C) 340 7958 Uw brief
Den Haag,
31 maart 1999 Uw kenmerk
Geachte collega,
De publiciteit rond de bevindingen van de P^emeptjrelEnquête CgMm* *
vii4«mp in de Bijlmermeer i,H992 heeft s?^^™^d™£%^n opdracht van vinSSbSdhgen opgel everd welke mogelijk voor u van belang z,,n.
Deze brief heeft tot doe.1) u te informerer, ove,-de*'™^%^^^éiö verzoeken met name Indian «»n patient zeK «"«'^'^^"^eld'van bijzondere bq de Bijlmerramp en zfln Wa*ten. » «iMt. 4»op ^gggZSJ»-
te nemen.
Enkele van de voorlopige .esultaten uit het inventariserende AM5a°rn*'"^VOOr 2v« gSneld bij de Inspec tie voor de Gezondheidszorg tot aan 29 maart 1999.
Systemische Lupus {-ryiriematodss (SLE) Vasculitis, niet nader gespecificeerd Vasculitis, long (Chuig-Strauss syndroom) Morbus Graves Henoch-Schönlein Purpura Sarcoidosis (Monus Besnier-Boeck)
12 4 1 3 1 7
009* 1GZ
venoofcs or» kcnm«ric imgKtWw ■* ondm-erp in »
v antwoord ta vc'meldcn.
06/04 99 12:45 FAX 31 TO 34HS725 IGZ/PCG PUUDCER. @003
Inspactie vow de Graondhekte*i>fg ons kenmenc MSZ199B-09 Blad:Z Dat deze aandoeningen bij olktiar worden genoemd wil nog geenszins zeggen dat er een onderling verband bestaat, noch dat er een causale relatie met de Bijlmerramp is. Het aantal SLE gevallen lijkt relatief hoog en met name de man/vrouw verhouding is sterk afwijkend van wat in de literatuur wordt beiscr reven. De gebruikelijke prevalentie van SLE in de Kaukasische bevolking is 20 a 40 per 10)000 met een man:vrouw verhouding van 1:9. Er zijn echter belangrijke verschillen in prevalentie en manrvrouw verhoudingen tussen verschillende etnische groepen. Omdat de g öotte en ethnische samenstelling van de bevolking waarurt deze SLE gevallen komen liet goed bekend is, kan niet met zekerheid worden geconcludeerd dat hier een abnormaal hoge prevalentie van SLE bestaat Alhoewel deze onzekerheid vermoedelijk niet geheel is ap :e lossen, vragen wij wel uw aandacht voor de mogelijkheid van bijzondere aandoeningen geassocieerd met de Bijlmerramp. Het medische vervelgomlenoek voor betrokkenen bij de Bijlmerramp. in april zal worden begonnen riet het verdere medische vervolgonderzoek, in de publiciteit meestal "lichamelijk ondenroeir genoemd. Dit vervolgonderzoek wordt inhoudelijk vastgesteld door een onafhankelijke commissie van deskundigen en zal qua logistiek worden georganiseerd door KLM-a.rbo services. Naast een uitgebreide anammsse en een algemeen lichamelijk onderzoek zal laboratonum onderzoek van bloed en uiime plaatsvinden. Dit wordt individueel, afhankelijk van de bevindingen, verder aangevuld met specifiek onderzoek. Relevante bevindingen uit het inventariserende onderzoek vsm het AMC zullen In de opzet van het onderzoek worden betrokken. Dit betekent dat or der andere uitdrukkelijk gekeken zal worden naar de mogelgkheid van posMraumaiische stress stoornis, SLE en eventuele iate chemische teoocrtelt van uranium. Vanuit persberichten is u mogelijk bekend dat veel betrokkenen sterk aandringen op een "lichamelijk onderzoek", terwij vanuit het AMC uitdrukkelijke bezwaren, met name betreffende de "ongerichtheid" van zo'n onderzoek, naar voren zijn gebracht. De Inspectie voor de Gezondheidszorg stelt zie' i op het standpunt dat het binnenkort startende medische onderzoek nodig en verantwoord is omdat 1) er vee» ongerustheid bij betrokkenen bestaat en 2) er, uit het AMC onderzoek Jlijkend, opvallend veel Wachten van diverse aard zijn zoals van huid en gewrichten en posit-triumatische stress stoornis, met mogelijk ook meer kans op SLE dan verwacht Vanuit uw praktijk bent u ongetwijfeld vertrouwd met de soms bestaande noodzaak om bij langer bastaande niet direct te duiden klachten waarover de patiënt ongerust en angstig is 'ongericht' medïuch onderzoek te (laten) verrichten, meestal in de vorm van algemeen internistisch on :ien:oek. in het onderhavige onderzoek zal op verantwoordde wijze follow-up worden gegeven aan positieve bevindingen, in de *orm van rapportage aan de huisarts en andere behandelend artsen.
06/04 '99 12:45 FAX 31 TO 34(S72S
IGZ/PCG PLOKKER-
3004
Inspectie voor da
OnK kenrnartc 1GZ " Blad: 3
iig behandelend artsen niet wordt verstoord.
Voor verdere inlichtingen t». i, contact opnemen met d, P.C. Chang, internist, op bovenstaand telefoonnummer. ihspecteurvoor
du curatieve somatische Gezondheidszorg.
Cifculaire-registratienufnmer Doelstelling circulaire: Helatio met andera circulaires: Juridische grondslag: Geldigheidsduur. Informatie bij:
999-09-IGZ rrtormatie
Gezondheidswet
Ijaar
'.C-Chang 0TO-34O795B
MINISTER-PRESIDENT
Enquêtecommissie Datum: oj/c^/cjg"
Status:
Aan de Voorzitter van de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer De heer Th. A.M. Meijer p/a Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof21 's-GRAVENHAGE Kenmerk: 99M002163 's-Gravenhage, 8 maart 1999 Zeer geachte heer Meijer,
Hierbij zend ik uw Commissie de toegezegde notitie over de positie van El Al op Schiphol. Het stuk is voorbereid op basis van gegevens en bijdragen van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën, Defensie, Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken, onder verantwoordelijkheid van de betrokken Secretarissen-Generaal.
Ik laat het graag aan het oordeel van uw Commissie over of en hoe deze notitie openbaar zal worden gemaakt.
Met de meeste hoogachting,
W.Kok
De positie van El Al op Schiphol
1. Samenvatting
In het onderstaande komt aan de orde dat El Al in ieder geval vanaf 1970 vanwege een constante verhoogde dreiging van terroristische aanslagen internationaal een bijzondere positie in de burgerluchtvaartsector bekleedt. Deze positie is juridisch (Annex 17 bij het Verdrag van Chicago en de Luchtvaartwet) en beleidsmatig (de dreigingsanalyses) gerechtvaardigd. De Nederlandse overheid is om die redenen verplicht ten behoeve van El Al extra beveiligingsmaatregelen te treffen.
Daarbij is zoals hierna wordt beschreven komen vast te staan dat dientengevolge sprake is van een bijzondere positie van medewerkers die werkzaamheden verrichten voor El Al. Vanaf het begin van de jaren '70 was de Nederlandse overheid van het voorhanden hebben en dragen van een vuurwapen door die medewerkers op de hoogte. Functionarissen die beveiligingswerkzaamheden verrichten voor El Al zijn de enige voor wie beschikkingen meteen beroep op de constante verhoogde dreiging zijn aangevraagd en verkregen. Wat betreft de werkzaamheden moet een onderscheid gemaakt worden in twee periodes. Met betrekking tot de periode 1970-1989 kan uit de stukken geen volledig beeld worden verkregen. Aan te nemen valt echter dat de werkzaamheden in essentie niet afgeweken zullen hebben van hetgeen in latere jaren door El Al functionarissen is verricht. Begin jaren 80 werden voor het eerst verblijfsvergunningen verstrekt die afwijkende voorwaarden behelsden in verband met de constante verhoogde dreiging. Dit beleid is sindsdien niet gewijzigd. Over de periode vanaf 1989 kan gesteld worden dat El Al binnen de grenzen van de door de Nederlandse overheid gestelde kaders opereert. Sedert juli 1998 vinden tussen vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie, van de Koninklijke marechaussee en van El Al gesprekken plaats teneinde de transparantie in de onderlinge verhouding tussen de Koninklijke marechaussee en El Al te verbeteren en onduidelijkheden weg te nemen. De conclusie luidt ten slotte dat de gedachte onjuist is dat El Al een "eigen staat" in Nederland op Schiphol zou hebben. De geraadpleegde documenten geven hiertoe geen enkele aanleiding, noch is uit navraag bij de Koninklijke marechaussee daarvan gebleken. De positie van El Al op Schiphol is, daar waar het gaat om de beveiliging van de burgerluchtvaart, weliswaar bijzonder, maar verantwoord. Uit de ter beschikking gestelde informatie in het kader van dit onderzoek is gebleken dat tussen het gevoerde beleid, de uitvoering daarvan en het toezicht daarop geen discrepantie bestaat. Een bijzondere positie neemt El Al niet in waar het gaat om het toezicht op de goederenstromen.
2. Inleiding
Deze notitie strekt ertoe een beschrijving te geven van de feitelijke historie van de positie van El Al op Schiphol. De notitie is geschreven tegen de achtergrond van vragen over een bijzondere positie voor El Al. Daarbij wordt beoogd een antwoord te geven op de volgende vragen:
-
-sinds wanneer en op grond waarvan heeft El Al een bijzondere positie,
-
-sinds wanneer hebben functionarissen die werkzaamheden verrichten voor El Al een bijzondere positie en
-
-waartoe strekken de werkzaamheden op Schiphol?
Paragrafen 3 en 4 van de notitie gaan in het bijzonder in op het beleid van de Nederlandse regering met betrekking tot de beveiliging van El Al-vluchten, de bewapening van EL Al beveiligingsmedewerkers, de verblijfstitel van laatsgenoemden en de doorvoer van wapens. Paragraaf 5 heeft betrekking op het toezicht op El Al-vluchten door de douane.
Reeds hier wordt benadrukt dat de Nederlandse overheid tot op de dag van vandaag bij herhaling vaststelt dat er met betrekking tot de risico's voor de burgerluchtvaart sprake is van een permanente dreiging voor zover het betreft Israël en de Verenigde Staten. Dit kan worden afgeleid uit de dreigingsanalyses die in de Technische Evaluatie Commissie (TEC) en in de Grote Evaluatiedriehoek besproken zijn'. De leden van deze commissies rapporteren aan de ministers van Buitenlandse Zaken, Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. Speciale maatregelen met betrekking tot El Al en de Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen behoren tot de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid en zijn als zodanig ook gezien de situatie in internationaal verband volstrekt op zijn plaats. Nederland loopt in internationaal verband in de pas met andere Europese landen.
3. Periode jaren '70 en '80
Het thema beveiliging van de burgerluchtvaart komt in beeld aan het eind van de jaren zestig wanneer de burgerluchtvaart wereldwijd (met name in Europa) wordt geconfronteerd met zeer gewelddadige vliegtuigkapingen dan wel pogingen daartoe. Ook Nederland en in het bijzonder Schiphol en de KLM krijgen te maken met terroristische aanslagen.
Bij besluit van 22 juli 1970 van de minister van Verkeer en Waterstaat wordt de Veiligheidscommissie voor de Burgerluchtvaart ingesteld met als doel «zich te beraden over maatregelen ter verhoging van de veiligheid op Schiphol». Besloten wordt het voorzitterschap van deze commissie te laten vervullen door de minister van Justitie vanwege diens verantwoordelijkheid inzake de bestrijding van terrorisme dat immers een zeer ernstige bedreiging vormt voor de rechtsorde. Namens de minister van Justitie treedt thans de Directeur-Generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingen-zaken op als voorzitter van de Veiligheidscommisie. Voorts zijn op ambtelijk niveau in deze commissie vertegenwoordigd het ministerie van Verkeer en Waterstaat, van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en van Financiën en de dienst Luchtvaart Rijkspolitie (later Koninklijke marechaussee).
De feitelijke beveiligingstaak is gedurende de jaren '70 tot aan 1994 in handen van de dienst Luchtvaart van het Korps Rijkspolitie die zich daarbij mede bedient van een particulier beveiligingsbedrijf. De beveiliging geschiedt aanvankelijk via het zgn. roulettesysteem; per dag worden vluchten aangewezen die op die dag beveiligd
1 De samenstelling en taak van de TEC en de Grote Evaluatiedriehoek staan beschreven in de circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden "Bewakings- en beveiligingsaangelegenheden". De commissies zijn bedoeld om een gecoördineerde aanpak in de bestrijding van terrorisme en terreurdreiging te kunnen realiseren. Aan de TEC nemen deel de ministeries van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en Defensie. De TEC adviseert de Grote Evaluatie Driehoek over de te nemen maatregelen, grosso modo onder te verdelen in maatregelen m.b.t. objectbewaking/-beveiliging en maatregelen m.b.t. persoonsbeveiliging. In de Grote Evaluatie Driehoek zijn naast vernoemde ministeries het ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken. De leden van de TEC en de Driehoek rapporteren normaal gesproken via de eigen lijn aan de eigen betrokken ministers. In voorkomende gevallen adviseert de Driehoek als geheel aan de betrokken ministers.
worden. Hiema wordt ervoor gekozen alle vluchten aan veiligheidsmaatregelen te onderwerpen (controle van passagiers en handbagage).
Blijkens de notulen van de vergaderingen van de Veiligheidscommissie werden gedurende bovengenoemde periode bij bijzondere gevaar-aantrekkende vluchten, bv. van PanAm en El Al, extra maatregelen getroffen. De beveiliging van de burgerluchtvaart is diverse malen aan de orde geweest in de Tweede Kamer, bijvoorbeeld naar aanleiding van twee kapingen op Schiphol op 6 september 1970 (TK, zitting 1969-1970, 98ste vergadering, p. 4504, zie daarnaast bijvoorbeeld ook TK, 1985-1886, 19 200 hoofdstuk VI, nr 31.). Ook staat vast dat Nederland hierin -ook destijds- in de pas liep met Europa waaronder het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België en Zwitserland.
Zoals bekend is Nederland partij bij het Verdrag van Chicago van 1944. Annex 17 van dit Verdrag van 22 maart 1974 beschrijft aan welke security-eisen en aanbevelingen een lid-staat minimaal moet voldoen. Een daarvan (standard 3.2.2.) schrijft voor dat elke staat garandeert dat verzoeken van andere lidstaten om extra beveiliging, voor zover praktisch mogelijk, dienen te worden gehonoreerd. Deze aanbeveling wordt tot op heden internationaalrechtelijk als grondslag beschouwd voor het treffen van extra maatregelen bij een verhoogde dreiging.
Reeds in 1969 wisselden de ministers van Justitie en Defensie brieven over een plan van het ministerie van Justitie met betrekking tot de bewaking van El Al-vliegtuigen op Schiphol. Uit de notulen van de vergaderingen van de Veiligheidscommissie blijkt dat alle leden van de commissie sinds in ieder geval 1970 bekend waren met het feit dat voor PanAm en El Al-toestellen extra veiligheidsmaatregelen werden getroffen. Tevens was bekend dat met El Al meereizende veiligheidsagenten gewapend waren. Mede gelet op het niveau van de betrokken deelnemers aan genoemde veiligheidscommissie mag worden aangenomen dat betrokken bewindslieden hiervan destijds op de hoogte waren. Voorts deelt de minister van Justitie bij brief van 29 augustus 1972 aan de Commissaris der Koningin in Noord-Holland mee positief te staan ten opzichte van de inwilliging van het verzoek van de Israëlische ambassadeur tot bewapening van veiligheidsagenten van El Al op de luchthaven Schiphol.
Vaststaat dat tot begin jaren '80 de veiligheidsagenten geen verblijfs- of tewerkstellingsvergunning bezaten. Sedertdien zijn deze in verband met de constante terroristische dreiging verleend, waarbij een verschil is dat er geen arbeidsmarkttoets plaatsvindt en dat de vergunning gekoppeld is aan de beveiligingswerkzaamheden ten behoeve van El Al op Schiphol.
Uit de voorhanden zijnde stukken over deze periode is niet meer op te maken welke beveiligingswerkzaamheden door El Al op Schiphol werden verricht. Niet valt aan te nemen dat deze werkzaamheden in essentie afgeweken zullen hebben van hetgeen in latere jaren door El Al functionarissen is verricht.
Tot 1 september 1989 was het voorhanden hebben van wapens gebaseerd op de Vuurwapenwet van 1919 en de Wet van 9 mei 1890, Stb. 81 (niet-officiële citeertitel: Wapenwet), waarbij de afgifte van de nodige vergunning een verantwoordelijkheid van de Commissaris der Koningin in Noord Holland betrof.
Over de beveiliging van de burgerluchtvaart werden geen mededelingen in de openbaarheid gedaan. Door het toenmalige ministerie van Binnenlandse Zaken werd tijdens een vergadering op 23 oktober 1973 waarbij het ministerie van Justitie, de Commissaris van de Koningin Noord-Holland, de burgemeester van Haarlemmermeer, de politie en de Koninklijke marechaussee aanwezig waren, meegedeeld dat de beveiliging van de burgerluchtvaart als vertrouwelijk beschouwd moet worden en dat mitsdien de inhoud niet bestemd geacht wordt voor onder meer de pers. Dit standpunt wordt tot op heden ingenomen.
4. Periode jaren '90
4.1. De herziene Luchtvaartwet
Sinds 1991 is de herziene Luchtvaartwet (Stb. 310) van toepassing waarvan de minister van Verkeer en Waterstaat eerste ondertekenaar is. Bepalingen uit deze wet maken echter duidelijk dat de minister van Justitie politiek verantwoordelijk is voor de beveiliging van de burgerluchtvaart. Uit hoofde van artikel 37i kan de minister van Justitie op grond van omstandigheden en inlichtingen vaststellen dat een bijzonder gevaar bestaat dat luchtvaartuigen object van terroristische aanslagen zullen zijn. Met deze herziening van de Luchtvaartwet werden de belangrijkste hiervoor aangehaalde verdragsbepalingen omgezet in nationale wetgeving.
Uitvoering van de beveiligingstaak op de burgerluchthavens -onder verantwoordelijk-heid van de minister van Justitie, is ingevolge artikel 6 van de Politiewet 1993 in handen van de Koninklijke marechaussee. Een belangrijk deel van de beveiligingstaken is door Justitie met gebruikmaking van artikel 37a van de Luchtvaartwet in nauw overleg met de Koninklijke marechaussee uitbesteed aan het particuliere beveiligingsbedrijf Seceurop. De operationele aansturing, de inzet en het toezicht daarop blijft een taak van de Koninklijke marechaussee. Onder deze beveiligingstaken vallen twee typen vluchten
-
1.vluchten waarbij de overheid uitgaat van een normale dreiging;
-
2.vluchten waarbij de overheid van een verhoogde dreiging uitgaat en waarvoor extra beveiligingsmaatregelen worden genomen. Het betreft de zogenaamde high risk flights, die vallen onder eerdergenoemd artikel 37i van de Luchtvaartwet.
ad 1 Vluchten met normale dreiging
Voor deze vluchten vindt een standaard screening van de passagier (metaaldetector) en zijn handbagage (X-ray)
plaats. Deze wordt door visiteurs en vluchtleiders van Seceurop uitgevoerd.
ad 2 Vluchten met verhoogde dreiging
Naast de maatregelen voorde vluchten met normale dreiging vindt hierbij een interview van de passagiers plaats door specialisten van de particuliere beveiligingsorganisaties Seceurop en Procheck International en wordt alle ruimbagage die de passagiers meenemen op explosieven en dergelijke gescreend. Verder worden gewapende functionarissen van de Koninklijke marechaussee aan de gates geplaatst en wordt het vliegtuig op het platform beveiligd door medewerkers van Seceurop.
4.2. Additionele beveiligingsmaatregelen
Luchtvaartmaatschappijen staat het -mits daarmee het normale proces niet wordt belemmerd- vrij om additionele beveiligingsmaatregelen te treffen indien zij menen dat hun luchtvaartuigen aan verhoogde dreiging worden blootgesteld. Zij dienen hiervoor zelf zorg te dragen. Dit is wereldwijd usance en wordt, zo blijkt uit internationaal overleg (ICAO en ECAC), geaccepteerd op basis van eerdergenoemde Annex 17.
Voor El Al geldt dat zij additionele maatregelen op haar vluchten treft waaronder de inzet van bewapende beveiligingsmedewerkers en een door El AL zelf uitgevoerde screening van ruimbagage. Daarvoor is op de luchthaven Schiphol een zogenaamde decompressietank aanwezig, die overigens ter beschikking staat voor alle luchtvaartmaatschappijen. Een dergelijke voorziening is niet specifiek voor Schiphol maar komt op meer luchthavens voor. Daarnaast verricht El Al zelf vanwege de kennis van taal en cultuur de interviews. Deze procedure is zoals ook in 1995 aan de Tweede Kamer is meegedeeld (TK, 1995-1996, aanhangsel 692) voor wat betreft El Al internationaal gebruikelijk. Voorts verleent de Koninklijke marechaussee extra ondersteuning bij de beveiliging van El Al door de luchtvaartuigen op de luchthaven met pantserwagens te escorteren. Daarnaast worden voor El AL-vliegtuigen andere landings- en startbanenprocedures toegepast. Hierover worden aan het publiek gelet op de daarmee verband houdende risico's geen mededelingen gedaan.
Additionele maatregelen, inhoudende bijzondere bewaking van toestellen en de bijzondere procedures met betrekking tot de start- en landingsbanen, kunnen respectievelijk worden ook getroffen voor vrachtvluchten van El Al.
In de eerste helft van 1998 bleek behoefte te bestaan de onderlinge verhouding tussen de Koninklijke marechaussee en El Al te verduidelijken waarbij met name aandacht werd gevraagd voor de bewapening. Er wordt erop gewezen dat de functionarissen van El Al alleen mogen optreden in geval van noodweersituaties en dus niet op basis van de ambtsinstructie voor de politie en de Koninklijke marechaussee. Nadere instructie en uitleg waren benodigd over het eventueel gebruik van een vuurwapen en over de uitzonderlijke situaties, waarin de Nederlandse strafrechter dergelijk gebruik niet strafbaar acht. Deze problematiek doet zich overigens ook voor wanneer buitenlandse functionarissen ter beveiliging van bv. een staatshoofd of regeringslid zich bewapend op Nederlands grondgebied bevinden. Het op de hoogte brengen en -in het geval van meer structurele aanwezigheid - houden van het geldend Nederlands recht wat betreft de toepassing van geweld is een aspect dat bijzonderen zorgvuldige aandacht behoeft.
Nadat door het ministerie van Justitie besloten was dat de bewapening van El Al functionarissen gecontinueerd zou worden, heeft er in juli 1998 een gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie, van de Koninklijke marechaussee.en van El Al. In dat overleg zijn onder meerde condities aan de orde geweest waaronder de machtigingen zijn verstrekt. Daarbij is gewezen op de geldende regelgeving en de opleiding door de Koninklijke marechausse. Verder is afgesproken dat de Koninklijke marechaussee zal worden geïnformeerd over de wijze van selecteren van passagiers door EL AL. Procedures tussen beveiligers van EL Al en de Koninklijke marechaussee zullen worden afgestemd en gezamenlijke training zal plaatsvinden. Ten slotte is benadrukt dat tijdens het veiligheidsproces door El Al de vereiste informatie verschaft zal worden en dat aanwijzingen van de Koninklijke marechaussee opgevolgd zullen worden. Over de verdere uitwerking vinden regelmatig gesprekken plaats tussen vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie, van de Koninklijke marechaussee en van EL AL.
Wat betreft het beleid ten aanzien van de afgifte van verblijfs- of tewerkstellingsvergunningen voor EL Al-veiligheidsfunctionarissen zij tot slot opgemerkt dat hierin sinds de jaren tachtig geen wezenlijke verandering is gekomen. Op dit moment bevinden zich in Nederland 46 Israëlische El Al beveiligingsfunctionarissen. Deze zijn in het bezit van de daartoe benodigde verblijfsvergunningen.
4.3. De bewapening vanaf inwerkingtreding Wet Wapens en Munitie
Sinds de inwerkingtreding van de Wet Wapens en Munitie (1 september 1989) worden vergunningen voor het voorhanden hebben van vuurwapens afgegeven door de korpschef na instemming van de minister van Justitie op basis van artikel 29 van die wet en onderdeel 4.2.11.1. van de circulaire Wapens en Munitie. Ten aanzien van de uitvoering kan de minister van Justitie aanwijzingen geven. Functionarissen die beveiligingswerkzaamheden verrichten voor El Al zijn de enige voor wie beschikkingen met een beroep op de constante verhoogde dreiging zijn aangevraagd en verkregen.
De korpschef Amsterdam-Amstelland heeft op grond van dit juridisch kader met instemming van de minister van Justitie vergunningen verleend aan 5 Israëlische veiligheidsfunctionarissen die werkzaamheden verrichten ten behoeve van El Al. Voorts heeft in dit kader ook de korpschef Haaglanden sinds juli 1998 6 vergunningen afgegeven. De machtiging strekt zich ook uit tot begeleiding van vliegend personeel van en naar het hotel. Er wordt op gewezen dat steeds per geval wordt beoordeeld of een machtiging kan worden afgegeven.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beleid ten aanzien van El AL verantwoord is. Van even groot belang is dat uit de ter beschikking gestelde informatie in het kader van dit onderzoek gebleken is dat tussen het gevoerde beleid, de uitvoering daarvan en het toezicht daarop geen discrepantie bestaat.
4.4 De doorvoer van wapens en de Wet Wapens en Munitie
Nagegaan is of er bijzondere afspraken bestaan tussen Nederland en Israel op defensiegebied over het transport van militair materieel naar Israel met El Al. Daarvan is niet gebleken2. Wel is gebleken dat Amerikaanse wapenzendingen via Nederland en Nederlandse luchthavens naar Israel hebben plaatsgevonden, waarbij door Nederlandse militairen in het kader van "host nation support" ondersteuning is geleverd (o.a. beveiliging).
Voor doorvoer van militair materieel, voor zover vallend onder de Wapenwetgeving, via Schiphol was krachtens de Vuurwapenwetgeving 1919 een schriftelijk consent vereist van de Commissaris der Koningin. Na inwerkingtreding van de Wet Wapens en Munitie in 1989 bleef dit een verantwoordelijkheid van de Commissaris der Koningin welke bij herziening van de Wet Wapens en Munitie op 1 januari 1997 is overgedragen aan de korpschef. Voor de doorvoer van militair materieel met militaire transportmiddelen geldt een vrijstelling van het consent.
Buiten beschouwing blijft hier het eenmalige transport naar Israël van Nederlands militair materieel in oktober 1973 vanaf het militaire vliegveld Gilze-Rijen op last van de toenmalige minister van Defensie. Dat transport heeft plaatsgevonden met militaire vliegtuigen.
Uit een archief-onderzoek is gebleken dat opgaven van verleende consenten van in- uit- en doorvoer van wapens en munitie anders dan door middel van militaire transportmiddelen, in de periode 1970 -1979 zijn vernietigd. In de periode 1980-1988 zijn ongeveer zestig consenten voor doorvoer verleend waarbij El Al danwei Israel als land van bestemming of herkomst betrokken was. De consenten hadden voornamelijk betrekking op in- en uitvoer van wapens en munitie ten behoeve van een Nederlandse wapenhandelaar te weten de Nederlandse Wapenhandel (voorheen Joh. Muts), de Belgische wapenfabriek FN, alsmede munitie of onderdelen daarvan ten behoeve van de Nederlandse munitiefabrikant Eurometaal NV. Voorts zijn in die periode enkele consenten verleend aan particulieren, de KLM, de Israëlische overheid en de Deense overheid. Er zijn geen gegevens bekend over de periode 1989-1995. Daarna heeft de Commissaris der Koningin in 1996 viermaal consent verleend waarbij El Al als vervoerder optrad. In 1997 heeft de korpschef Amsterdam-Amstelland één consent verleend aan een El Al medewerker voor invoer van een pistool, waarvoor tevens een wapenvergunning is afgegeven (zie par. 4.3.).
-
5.El Al bezien in relatie tot de douane
5.1 Taken en bevoegdheden van de douane van voor 1994
De taken en bevoegdheden van de douane voor 1994 verschillen niet wezenlijk van de huidige. Voor de in-, uiten doorvoer van goederen zijn bepaalde procedures voorgeschreven met het oog op de heffing van rechten bij in- en uitvoer. In het luchtvrachtverkeer van de ene luchthaven naar de andere is van groot belang het zogeheten cargomanifest waarop een globaal overzicht staat van de goederen aan boord.
De douane heeft bij doorvoer, waarbij goederen worden gelost om aan boord te gaan van een ander vliegtuig, de mogelijkheid om fysiek te controleren. De douane maakt voor de controle een keuze uit de zendingen en baseert zich daarbij op het cargomanifest. Tussen maatschappijen wordt geen verschil gemaakt. Uitgangspunt bij de selectie is de kans op het signaleren van een overtreding van een fiscale wet of bijzondere wetten. In de eerste helft van de jaren negentig kwam het manifest bij binnenkomende vluchten ter beschikking op het moment van landing van het vliegtuig en was de tijd om keuzes te maken dus beperkt. Sinds 1994 zijn met de start van het verderop beschreven zogeheten Vracht informatie Punt, het VIP, de mogelijkheden verruimd. Vooral ook omdat de gegevens van het betreffende cargomanifest nu vooraf elektronisch binnenkomen.
Voor goederen die bij de tussenstop niet worden gelost en aan boord blijven, geldt een vormvrije meldingsplicht aan de douane. De lading die aan boord blijft, wordt niet gecontroleerd. In het kader van algemeen douanetoezicht op het platform houdt de douane wel in de gaten of goederen niet heimelijk worden weggevoerd van het platform, dan wel heimelijk aan boord van uitgaande vliegtuigen worden gebracht.
In het kader van de zogenaamde niet-fiscale douanetaken houdt de douane ook toezicht op de naleving van diverse wetten in verband met de gezondheid of veiligheid. In dat kader werkt hij samen met een groot aantal andere handhavingsdiensten. Indien de douane iets opmerkt dat van belang kan zijn, worden deze diensten ingelicht. Het betreft de Economische Controledienst indien het gaat om strategische goederen, de Rijksverkeersinspectie voor gevaarlijke stoffen (in 1992 het Korps Controleurs Gevaarlijke stoffen genaamd), de Inspectie Milieuhygiëne voor radio-actieve stoffen en de Koninklijke marechaussee.
Voor wat betreft de controle op bagage van reizigers en van bemanning gelden voor El Al dezelfde regels als voor andere maatschappijen. Reizigers kunnen na aankomst het vliegveld alleen via de aankomsthal verlaten. Voor wat betreft de bemanning is in het verleden wel eens getolereerd dat de bemanning een dienstingang gebruikte, maar in september 1996 heeft het toenmalige hoofd van het douane district Hoofddorp El Al er schriftelijk nadrukkelijk op gewezen dat dit niet langer werd geaccepteerd.
5.2. Taken en bevoegdheden van de douane nu zijn hetzelfde; meer coördinatie met andere diensten
De samenwerking van de douane met andere overheidsdiensten op Schiphol is vergeleken met de situatie van voor 1994 verbeterd. De cargomanifesten worden sinds 1994 centraal en voor aankomst van het vliegtuig ("pre-arrivarinformatie) bij de douane op het VIP ingeleverd. Hier worden deze manifesten beoordeeld en de douane informeert de andere diensten over de voor hen van belang zijnde informatie. Het Schiphol-bedrijfsleven werkt binnen de mate van het mogelijke mee aan het leveren van pre-arrivalinformatie van op Schiphol te verwachten goederen. Bedoeling is dat het VIP op het moment van binnenkomst van een vlucht als eerste beschikt over de vlucht- en vrachtgegevens. De selectie-mogelijkheden zijn daarmee aanzienlijk verbeterd.
Een bijzondere positie neemt El Al niet in waar het gaat om het toezicht op de goederenstromen door de douane. Hetzelfde geldt met betrekking tot de bagage van reizigers en bemanning van El AL. Onderscheid tussen luchtvaartmaatschappijen wordt door deze dienst niet gemaakt.
«§si@ Minister-President
'.Mr; £.C6 4 'T •
MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN Aan de voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer,
de heer Th.A.M. Meijer Postbus 20018 2500 EA 's-GRAVENHAGE Kenmerk : 99M0O1240 's-Gravenha«e, 9 februari 1999 Zeer geachte heer Meijer,
U hebt verzocht in de gelegenheid te worden gesteld inzage te krijgen in de notulen van de volgende ministerraden waarin het onderwerp van de vliegramp Bijlmermeer aan de orde is gesteld.
9 oktober 1992, punt 15.b .. 24 september 1993, punt 16.c 30 augustus 1996, punt 3.b 2 oktober 1998, punt 10.a 13 november 1998, punt 22x Ik deel u mede dat u, als voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie, de gevraagde notulen op het ministerie van Algemene Zaken kunt inzien. U kunt daartoe een afspraak maken met de secretaris van de ministerraad, mr. G.P.I.M. Wuisman.
et de meeste hoogachting,
W. Kok PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIE VLIEGRAMP BIJLMERMEER Stichting Toezicht Effectenverkeer T.a.v. Mr. A. Docters van Leeuwen Postbus 11723 1001 GS AMSTERDAM Referentie: ECB 991659 Datum: 16 maart 1999 Betreft: vragen van de Enquêtecommmissie Geachte heer Docters van Leeuwen,
Op 8 februari jl. heeft de Enquêtecommissie met u gesproken over de betrokkenheid van de BVD bij de vliegramp in de Bijlmermeer. Besloten is u niet uit te nodigen voor een openbaar verhoor onder ede. Wel wil de commissie u schriftelijk een drietal concrete vragen voorleggen met het verzoek daarop te antwoorden.
-
•De BVD is op geen enkele wijze betrokken geweest bij de afhandeling van de vliegramp in de Bijlmermeer anders dan enkele telefoongesprekken op de avond van de ramp.
Is dat correct? Zo nee, wat was dan precies de betrokkenheid? • De BVD heeft de Mossad "of andere Israëlische geheime diensten niet geassisteerd bij het weghalen van de Cockpit Voice Recorder op de avond van de ramp en de dagen daarna.
Is dat correct? Zo nee, wat was dan precies de betrokkenheid? • De BVD heeft in de jaren na de ramp nooit contact gehad met de Mossad of andere Israëlische geheime diensten over het boven water krijgen van de lading papieren.
Is dat correct? Zo nee, wat was dan precies de betrokkenheid? De Commissie ziet uw antwoord graag voor 24 maart 1999 tegemoet. Indien u zich niet gerechtigd voelt deze brief te beantwoorden, verzoeken wij u deze brief door te geleiden naar uw ambtsopvolger of de minister van Binnenlandse Zaken.
Hoogachtend,
Th.A.M. Meijer Voorzitter
PLEIN 2, POSTBUS 20018, 2500 EA • 'S-G R A V ENH A G E TEL: 070-312 92 64 • FAX: 070-312 93 46
ErsqueteSQnimlssi Datum: S3l$J$$ ■.
Status: ' '.'-
Parlementaire Enquêtecommissie
Vliegramp Bijlmermeer
De heer Th.A.M. Meijer
Voorzitter
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Faxnummer: 070 - 312 93 46
Amsterdam, 23 maart 1999
Betreft : Vragen van de enquêtecommissie Ons kenmerk : 99-127
Geachte heer Meijer,
Onderstaand mijn antwoord op uw vragen gesteld in uw brief d.d. 16 maart 1999 {uw kenmerk ECB 991659).
Ad vraag 1
Dit is correct.
Ad vraag 2
Dit is correct.
Ad vraag 3
Ik draag geen eigen kennis van eventuele betrokkenheid van de BVD in deze. Toen ik mij voorbereidde op het gesprek met u is van de zijde van de BVD medegedeeld dat eind 1994 door de Minister van Binnenlandse Zaken, de heer Dijkstal, aan de BVD vragen zijn gesteld ter zake. Dit was mij niet bekend en ik heb ook met de afhandeling van die vragen geen bemoeienis gehad. Oorzaak daarvan is gelegen in het feit dat ik mij toen al voorbereidde op mijn functie als procureur generaal.
Mr A.W.H. Docters van Leeuwen PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIE VLIEGRAMP BIJLMERMEER Aan de heer J. Wallage Quintuslaan 23 9722 RT Groningen Referentie: ECB 99 1817 Uw referentie:
Datum: 23 maart 1999 Betreft: Vliegramp Bijlmermeer Geachte heer Wallage,
Onder verwijzing naar ons telefoongesprek, enkele dagen geleden, verzoek ik u namens de Enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer aan te geven of het vraagstuk van de Bijlmerramp door u destijds als fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid in formeel, dan wel informeel overleg onder de aandacht van de minister-president is gebracht. Zo ja, wilt u dan aangegeven wanneer en op welke wijze dit heeft plaatsgevonden? Met dank voor uw medewerking,
Hoogachtend,
Th.A.M. Meijer Voorzitter van de Enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer
PLEIN 2, POSTBUS 20018, 2500 EA • 'S-GR A VENHAG E TEL: 070-312 92 64 • FAX: 070-312 93 46
Jacq. Wallage Quintuslaan 23 9722 RT Groningen
Enquêtecommissie Datum: U^fjJ "■ Mr: £66 ogo^l
Status: - '-■■—
Aan de Voorzitter van de-Parlementaire Enquêtecommissie
Vliegramp Bijlmermeer
t.a.v. dhr. Th.A.M. Meijer
Postbus 20018
2500 EA 's Gravenhage
Groningen, 29 maart 1999
Geachte heer Meijer,
Naar aanleiding van Uw brief van 23 maart 1999 bericht ik U als volgt.
Als voorzitter van de Tweede Kamer-fraktie van de PvdA ontmoette ik de heer Kok regulier tijdens een drietal bijeenkomsten: zoals bekend komen de fractievoorzitters van de regeringspartijen wekelijks bijeen met de minister-president en de beide vice-premiers; daarnaast woonde ik, eveneens wekelijks, de bijeenkomst bij van de PvdA-bewindspersonen; tenslotte spraken wij elkaar natuurlijk van tijd tot tijd als geestverwanten, de heer Kok als onze eerste man in het kabinet en ik als voorzitter van onze kamerfraktie. Alle beschreven ontmoetingen dragen naar mijn oordeel een informeel karakter.
Omdat de door U aan mij gestelde vragen niet los kunnen worden gezien van de verklaring die door de minister-president op 11 maart voor Uw commissie is afgelegd hecht ik er aan vanuit mijn perspectief te bevestigen hetgeen de heer Kok daar over zijn contacten met fraktievoorzitters verklaarde. Ik heb hem inderdaad nooit gevraagd tot een departementsoverstijgende aanpak te komen.
Dat laat onverlet dat wij in de verschillende gremia van tijd tot tijd de voortgang, of het gebrek daaraan, van de afwikkeling van de Bijlmerramp hebben besproken.
In ons bilateraal overleg praatte ik de heer Kok dan bij over de wijze waarop mijn collega Van Gijzel trachtte een compleet inzicht te krijgen in de wijze waarop functionele ministers zijn vragen beantwoorden, (o.a. najaar 1997)
Ook heb ik in dat overleg eens mijn zorg geuit over de risico's voor de betrekkingen tussen Israel en ons land als de regering van Israel en EL Al niet voluit zouden meewerken aan de door mijn collega
Van Gijzel terecht gevraagde opheldering, (medio 1996)
Uit het overleg met fraktievoorzitters en kabinetsleiding herinner ik mij tenminste twee gelegenheden waarbij over de afwikkeling van de Bijlmerramp is gesproken.
Allereerst heb ik mij eens beklaagd over de bejegening die de Kamer ten deel was gevallen door de minister van Verkeer en Waterstaat. Bij die gelegenheid heb ik er op aangedrongen dat alle door de heer Van Gijzel en andere collega's gestelde vragen nu volledig zouden worden beantwoord, (medio 1995) Bij een andere gelegenheid bleek irritatie door de vasthoudendheid van de heer Van Gijzel. Ook toen heb ik aangegeven dat de beste methode om aan die vragen een eind te maken een adequate beantwoording zou zijn. (najaar 1996)
Tenslotte vond in het PvdA-bewindspersonenoverleg tenminste éénmaal een discussie plaats n.a.v. een opmerking mijnerzijds dat wanneer niet alle relevante informatie de Kamer zou bereiken ik mij voor zou kunnen stellen dat er uiteindelijk een parlementair onderzoek nodig zou zijn om een fatsoenlijke afronding te kunnen geven aan de afwikkeling van de Bijlmerramp, (najaar 1997)
Ik sluit niet uit dat er vaker over aspecten van deze zaak is gesproken, maar ik beschik niet over aantekeningen die daar een scherper licht op kunnen werpen. Om dezelfde reden moet ik ten aanzien van de wel genoemde tijdstippen een voorbehoud maken.
In de hoop U met deze antwoorden van dienst te zijn geweest, teken ik, met vriendelijke groet,
yjtJCUX,
f Jrccq. Wallage
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie
FRITS BOLKESTEIN Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer Voorzitter Th.A.M. Meijer
Enquêtecommissie
Datum: is{i\^
Nr: aB t^sbo Status:
Den Haag, 24 maart 1999 Zeer Geachte Heer Meijer,
Hartelijk dank voor Uw brief van 23 maart 1999. U schrijft mij aan als voormalig fractievoorzitter van Groen Links. Nu heb ik in het verleden veel verschillende activiteiten ontplooid. Maar fractievoorzitter van Groen Links ben ik nog nooit geweest. Noch verwacht ik dat die partij mij graag als haar fractievoorzitter zou willen zien. Los daarvan het volgende. In het zogenaamde Torentjes-overleg is in de tijd dat ik daaraan deelnam een keer of twee, drie over de Vliegramp Bijlmermeer gesproken, maar alleen en uitsluitend aangaande één aspect daarvan, namelijk de (on)wenselijkheid van een parlementair onderzoek dan wel enquête dienaangaande. De data waarop dit specifieke onderwerp is besproken, kan ik mij helaas niet te binnen brengen, daar ik van die gesprekken nooit aantekeningen maakte.
Met gevoelens van de meeste hoogachting,
T<
te*)^
^
Kr»
TWEEDE KAMERFRACTIE VVD postadres Postbus 20018
2500 EA Den Haag telefoon 070 318 28 52
DEMOCRATEN
TWEEDE- KAM ERFRACTIE
fractievoorzitter mr Th. C. de Graaf
Postbus 20018 2500 EA Den Haag tel. 070 318 26 27 fax. 070 318 36 26
Aan de heer Th.A.M. Meijer Voorzitter Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer
Postbus 20018 .____
2500 EA Den Haag j
Datum: 25j3l<y
WlCÜCï',3.
Den Haag, 24 maart 1999
AcJ.tr Ml^~
In antwoord op uw brief van 23 maart 1999, ECB 99 1818, bericht ik u als volgt.
Sinds 21 november 1997 ben ik voorzitter van de Tweede Kamerfractie van D66. Sinds die tijd heb ik uit dien hoofde ook regelmatig contact met de minister-president. Dit speelt zich vooral af in het wekelijks overleg tussen de minister-president, de vice-premiers en de fractievoorzitters van de coalitiepartijen. Tijdens dit overleg is enkele malen de Bijlmerramp aan de orde gekomen, in het bijzonder in de maanden september en oktober 1998. Bij die gelegenheden is gesproken over het gevolg dat mogelijk zou worden gegeven aan de conclusies van de werkgroep Bijlmervliegramp. In mijn herinnering heb ik zelf- ik meen begin september 1998 - de vraag gesteld aan de ministerpresident of het niet tijd werd dat op het hoogste niveau de regering van Israël onder druk moest worden gezet om maximaal mee te werken aan het verschaffen van informatie.
De minister-president verwees in zijn reactie naar de contacten die in het verleden reeds op ministerieel niveau hadden plaatsgevonden.
Voor het overige is in mijn aanwezigheid door niemand op enigerlei wijze aangedrongen op actie of coördinatie van de zijde van de minister-president.
In de verwachting dat u hiermee voldoende bent geïnformeerd,
met vriendelijke groet,
Th.C. de Graaf
CDA
TWEEDE KAMERFRACTIE
De heer Th.A.M. Meijer, voorzitter Enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer
Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
Den Haag, 24 maart 1999 JdHS/ms
Geachte heer Meijer,
■25 p/qt
CJCJ
Status:
Met verwijzing naar uw brief van 23 maart jl., referentie ECB 99 1823, deel ik u in navolging van ons telefoongesprek mee dat mijnerzijds noch formeel noch informeel het onderwerp vliegramp Bijlmermeer onder de aandacht van de Minister-President is gebracht.
Hoogachtend
Ir J.G. de Hoop Scheffer, '^/voorzitter postbus 30805
telefoon 070-318 22 11
bezoekadres: Plein 2
GROENLINKS Tweede-Kamerfractie
Aan de voorzitter van de Parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer Dhr.-Th.A.M. Meijer Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
Enquêtecommissie Datum:8gl3lgg: Nr:Ecl5cg i&g^ . Status: :
Den Haag, 25 maart 1999
Geachte heer Meijer,
Naar aanleiding van uw schrijven van 23 maart jl. kan ik u het volgende berichten. Ik heb nog nooit een informeel overleg met de Minister-President gehad, dus ook niet over de Bijlmerramp. Formeel heb ik - voor zover ik heb kunnen nagaan - dit onderwerp ook nooit onder de aandacht gebracht van de Minister-President als persoon. Uiteraard wel als jid van het kabinet, maar daar weet u alles van.
Succes met het het schrijven van het eindrapport.
Met vriendelijke groet,
Paul RfflsenmölJer
Fractievooczrrter Tweede-Kamerfractie GroenLinks
Postadres
Postbus 20018 ■> win pa n,.„ ii.
telefoon
070 - 3IH.1Ü30
Inlodr
mr. drs. G.J. Wolffensperger de Breekslraat 55 1024 LK Amsterdam tel: +31-20-6321450 fax: +31-20-6326311
Enquêtecommissie
Datum: .30/3 i<$ Nr:H6S ;^i8c> Status:
Aan de Heer Th.A.M.Meijer voorzitter van de enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer.
Amsterdam, 27 maart 1999.
Geachte Heer Meijer,
In uw brief van 23 maart 1999, referentie ECB 99 1819, vraagt U mij of het vraagstuk van de Bijlmerramp door mij destijds als fractievoorzitter van D66 in formeel, dan wel informeel overleg onder de aandacht van de minister-president is gebracht. Mijn antwoord is hetzelfde als in het telefoongesprek waaraan U refereert.
In de periode van mijn fractievoorzitterschap, van augustus 1994 tot november 1997, is,
voorzover ik mij kan herinneren, nimmer van de zijde van fractievoorzitters aan de Heer Kok gevaagd om een andere rol, een actievere rol, of een coördinerende rol te gaan spelen. In
elk geval is zo'n verzoek er nooit van mijn kant geweest.
Wel is de Bijlmerramp in het overleg tussen de minister-president en de fractievoorzitters in het zogenaamde "torentje" - alweer: voorzover ik mij kan herinneren - een enkele keer ter sprake gekomen. Dat was dan echter zijdelings, met als aanleiding een gebeurtenis in de
Tweede Kamer, of uitspraken van een lid van die Kamer.
U zult mij niet euvel duiden dat het mij niet meer mogelijk is aan te geven wanneer dat dan wel precies is geweest.
Met het bovenstaande heb ik uw vragen naar eer en geweten beantwoord.
Hoogachtend,
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.