Brief minister - Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 9 toegevoegd aan dossier 25203 - Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen; Brief minister |
---|---|
Documentdatum | 27-11-1998 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST33052 |
Kenmerk | 25203, nr. 9 |
Van | Buitenlandse Zaken |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1998–1999
25 203
Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen
Nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 27 november 1998
Op 24 juni 1998 heeft mijn voorganger overleg gevoerd met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de zorg voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Na dit overleg heeft de Tweede Kamer, in de motie De Milliano/25 203 nr. 7, de regering verzocht om voor het einde van het jaar te rapporteren op welke wijze de voorgestelde intensivering van de zorg voor gedetineerden in het buitenland wordt verwezenlijkt.
Ondertussen ontving de commissie op 13 juli 1998 een brief met een reactie op brieven van de Stichting Epafras en op 14 juli 1998 een rapport met de uitkomsten van een vergelijkend onderzoek bij EU-partners naar de zorg voor gedetineerden in het buitenland.
Uitgangspunten
Alvorens in te gaan op de wijze waarop gewerkt wordt aan de intensivering van de gedetineerdenzorg, wil ik de uitgangspunten van mijn beleid uiteenzetten.
De regering trekt zich het lot van Nederlanders in buitenlandse gevangenissen aan en is zich ervan bewust dat haar verantwoordelijkheid voor de Nederlandse burger niet ophoudt bij de grens. Het is een overheidstaak Nederlanders die in het buitenland in moeilijkheden komen, te helpen. Ook Nederlanders die veroordeeld zijn voor het plegen van een strafbaar feit moeten op hulp kunnen rekenen.
Bij de hulp aan de Nederlandse gedetineerde in het buitenland laat de overheid zich leiden door twee principes: juiste toepassing van het vreemde recht en zorg voor menswaardige omstandigheden waaronder de gedetineerde gevangen wordt gehouden.
Het niveau van hulpverlening dat geboden werd in de «gebruikelijke consulaire bijstand» was in veel gevallen voldoende, maar bleek in een toenemend aantal gevallen onvoldoende.
Mijn beleid is erop gericht de kwaliteit van de algemene hulpverlening te verhogen en in specifieke gevallen aan te vullen met individueel gerichte hulp en zorg. Goede consulaire bijstand voor iedereen en «maatwerk» waar nodig.
Ik ben me er terdege van bewust dat de mogelijkheden van de Nederlandse overheid om over de grens hulp te verlenen aan Nederlandse burgers in buitenlandse gevangenissen beperkt zijn. Het internationale overleg, met name in EU-verband over consulaire zaken is weliswaar toegenomen, maar het gaat uiteindelijk om contacten tussen soevereine overheden.
De twee genoemde principes blijven dan ook leidend voor het optreden tegenover andere overheden. Hiernaast is echter ook een toegenomen behoefte aan directe aandacht en waar nodig zorg van de Nederlandse overheid voor de Nederlandse gedetineerde zelf. Intensivering betekent een minder afstandelijke en formele benadering; in dit verband zijn van belang het frequenter bezoeken van gedetineerden en het beschikbaar stellen van geld bijvoorbeeld voor medische verzorging of extra voeding.
Plan van aanpak
Momenteel zitten 1617 Nederlanders in buitenlandse gevangenissen (zie bijlage)1. De intensivering van de zorg voor deze gedetineerden vraagt inzet van extra medewerkers en middelen. Om dit mogelijk te maken is een plan van aanpak opgesteld.
Doelstelling is er voor te zorgen dat een Nederlander die in het buitenland in hechtenis wordt genomen op de volgende bijstand kan rekenen: – De gearresteerde Nederlander wordt zo spoedig mogelijk bezocht. Dit bezoek is erop gericht de gearresteerde zo goed mogelijk te voorzien van informatie en hem of haar met raad en daad bij te staan in een situatie die verre van gemakkelijk is. – Tijdens het proces houdt de post contact met de gearresteerde, zijn raadsman of gerechtelijke of penitentiaire autoriteiten ter plaatse, terwijl het ministerie contact onderhoudt met een door betrokkene aangewezen contactpersoon. De contactpersoon wordt regelmatig geïnformeerd over de situatie van betrokkene en eventuele ontwikkelingen daarin. – Na de veroordeling wordt de gedetineerde regelmatig door medewerkers van de ambassade of het consulaat bezocht. Daarnaast wordt waar mogelijk een beroep gedaan op lokale netwerken van vrijwilligers die bereid zijn Nederlandse gedetineerden te bezoeken. Over deze bezoeken wordt gerapporteerd aan Reclassering Nederland en de post aangezien deze contacten mede zijn gericht op de herintegratie van betrokkene in de samenleving. Bij vrijlating en terugreis speelt het ministerie een bemiddelende rol.
Toelichting plan van aanpak
In de brief van 7 april jl. heeft mijn voorganger een aantal intensiverings-maatregelen genoemd. Vooralsnog heb ik hiervoor NLG. 2 mln. uitgetrokken.
De intensivering van de gedetineerdenzorg komt tot uiting in het frequenter bezoeken van gedetineerden, het stimuleren van de inzetbaarheid van vrijwilligers en een meer regelmatige rapportage over de stand van zaken in de rechtsgang en over de bezoeken aan gedetineerden.
1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.
-
1.Er heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de personele capaciteit die voor de zorg voor in het buitenland gedetineerde Nederlanders beschikbaar is. Op basis van de uitkomst hiervan wordt nagegaan welke posten extra middelen nodig hebben. Tevens zal, waar noodzakelijk, ondersteuning worden geboden door op korte termijn vanuit het ministerie in niet meer «beheersbare» situaties personeel beschikbaar te stellen. Vanuit dit ministerie hebben inmiddels bezoeken plaatsgevonden aan gedetineerden in Ecuador en Portugal. Bezoeken aan het Verenigd Koninkrijk, Marokko en Suriname staan voor december gepland. Tijdens de ambassadeursconferentie in augustus jl. heb ik bij de ambassadeurs het belang van de gedetineerdenzorg onder de aandacht gebracht. Ik ben voornemens dit onderwerp bij de volgende ambassadeursconferentie in januari 1999 wederom aan de orde te stellen.
-
2.Gedetineerden zullen frequenter bezocht worden door medewerkers van ambassades en consulaten. Hiervoor wordt aan de posten een ruimer reisbudget beschikbaar gesteld. De bezoekfrequentie wordt o.a. afgestemd op de situatie in het land, de gevangenis en op de persoonlijke omstandigheden van de gedetineerde.
Tevens wordt Reclassering Nederland een subsidie verleend opdat door middel van een verbeterde en meer actieve werving het aantal in te zetten vrijwilligers kan worden vergroot. De deskundigheidsbevordering en professionele begeleiding van vrijwilligers krijgt eveneens meer aandacht. Reclassering Nederland heeft inmiddels een subsidie van NLG. 100 000,00 ontvangen om een eerste aanvang te maken met het uitbreiden van het vrijwilligersnetwerk. De resultaten hiervan zijn positief. Vrijwilligers hebben in de afgelopen maanden 50% meer bezoeken aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland gebracht.
-
3.Posten rapporteren regelmatig over de stand van zaken in de rechtsgang en over de situatie van de gedetineerden. Indien nodig kan de ambassade in een specifiek geval besluiten een vertrouwens-advocaat in te schakelen die de ambassade kan adviseren met betrekking tot de rechtsgang in het land. Doel van de inschakeling van een vertrouwensadvocaat is dat hiermee de basis wordt gelegd voor een afweging of, indien noodzakelijk, tot diplomatieke stappen moet worden overgegaan.
De advocaat die zich aanbood om als piketadvocaat op te treden is op het ministerie ontvangen. Geconcludeerd is dat het niet goed mogelijk is criteria vast te stellen op basis waarvan de inschakeling van een piketadvocaat gerechtvaardigd is. Een op maat gesneden benadering lijkt het meest effectief. Reden waarom BZ kiest voor de inschakeling van een vertrouwensadvocaat ter plaatse.
-
4.Posten krijgen de beschikking over een budget om aan de meest dringende behoeften van gedetineerden tegemoet te komen, zoals voedsel, medicijnen of kleding, wanneer andere middelen ontbreken. Aan de hand van een aantal factoren, zoals het land, de gevangenis en het individu, is sprake van maatwerk. Indien noodzakelijk, is het mogelijk een arts van buiten de gevangenis te raadplegen voor het stellen van een nadere diagnose.
-
5.Er zal extra aandacht uitgaan naar voorlichting. Het aantal brochures met als thema de detentie in een bepaald land («Gearresteerd in...») wordt uitgebreid. Ook aan de algemene voorlichting zal uitgebreid aandacht worden besteed.
Het personeel werkzaam op de posten en het ministerie dat zich bezighoudt met de gedetineerdenzorg zal via consulaire opleidings- programma’s op de hoogte worden gehouden van nieuwe ontwikkelingen en de eisen waaraan op consulair gebied moet worden voldaan.
-
6.In het Nederlandse consulaire beleid heeft het particuliere initiatief een belangrijke plaats. De bemoeienis van derden mag echter nimmer in de plaats komen van en/of in strijd zijn met de algemene belangenbehartiging van gearresteerden of gedetineerden. Met Reclassering Nederland is afgesproken dat deze in beginsel de inspanningen van particuliere organisaties kanaliseert. Niettemin worden in het kader van het bevorderen van het particulier initiatief aan diverse organisaties de nodige hand- en spandiensten verleend die erop gericht zijn bezoeken aan gedetineerden in het buitenland mogelijk te maken. Onlangs heb ik een delegatie van de Stichting Epafras ontvangen voor een kennismakingsgesprek. In dit gesprek zette Epafras uiteen welke bijdrage Epafras op het terrein van de gedetineerdenzorg kan bieden. Ik acht ondersteuning daarvan zinvol.
Overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen
Op basis van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de overbrenging van gevonniste personen kan een buitenlands strafvonnis, onder bepaalde voorwaarden, in Nederland ten uitvoer worden gelegd en kan de veroordeelde dus in Nederland de straf uitzitten. In Nederland wordt de toepassing van dit verdrag nader uitgewerkt in de «Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen», gemakshalve ook wel de «WOTS» genoemd.
De gedetineerde dient hiertoe zelf het initiatief te nemen door een verzoek tot overbrenging in te dienen bij het Ministerie van Justitie van het betrokken land. De hele procedure wordt afgehandeld door het Ministerie van Justitie van de staat waarin betrokkene is gedetineerd en het Nederlandse Ministerie van Justitie. In 1997 zijn 87 personen in het kader van de WOTS naar Nederland overgebracht en in dit jaar tot nu toe 73 personen.
Gratieverzoeken
In 1998 zijn 15 gratieverzoeken op humanitaire gronden door de posten ondersteund. De uitkomst van deze gratieverzoeken kan positief worden genoemd. In 10 gevallen heeft dit geleid tot inwilliging van het verzoek.
EU-consulaire samenwerking
In de EU-consulaire werkgroep die 4 keer per jaar bijeenkomt in Brussel (bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Buitenlandse Zaken van de lidstaten) is besloten een lijst op te stellen van landen buiten de EU waarin veel EU-onderdanen in detentie verblijven en die geen partij zijn bij het verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen. De landen die op deze lijst staan worden door middel van EU-demarches benaderd en aangemoedigd tot dit verdrag toe te treden. Het gaat om 22 landen, waaronder Marokko, Ecuador, Panama, Colombia, Thailand en Indonesië.
Wet Sociale zekerheidsrechten gedetineerden (WSG)
Dit wetsvoorstel, dat thans bij u ter behandeling ligt, gaat ervan uit dat de buitenlandse staat in het levensonderhoud van de gedetineerde voorziet. In veel gevallen buiten Europa wordt men echter onvoldoende door de buitenlandse staat onderhouden en is aanschaf van voedsel of medicijnen, op eigen kosten of op die van verwanten, noodzakelijk om het hoofd boven water te houden. Bij onvoldoende financiële middelen zal veelvuldig een beroep worden gedaan op de financiële hulpverlening van dit ministerie. Momenteel is het mogelijk dat BZ met de gedetineerde een overeenkomst van geldlening sluit. Het aantal geldleningen per jaar zal door het wegvallen van de uitkering naar verwachting toenemen.
Naar aanleiding van de behandeling van deze nieuwe wet heb ik besloten NLG. 50,00 per maand beschikbaar te stellen voor Nederlanders die in een gevangenis buiten Europa verblijven. Uitgangspunt hierbij is wel dat alle voorliggende voorzieningen dienen te zijn uitgeput en een financiële tegemoetkoming van BZ noodzakelijk is. Dit wordt beoordeeld aan de hand van een aantal factoren, waardoor sprake is van maatwerk per individu. Bij voorliggende voorzieningen kan men denken aan eigen middelen, inkomsten uit arbeid, uitkeringen of financiële middelen van familie of vrienden.
Algemeen Overleg d.d. 24 juni 1998
Tijdens dit algemeen overleg kwamen enkele vragen naar voren, waarop nog antwoord verschuldigd is.
Voorlichting
Het ministerie verzorgt algemene preventieve voorlichting over de risico’s van drugsbezit en drugssmokkel in het buitenland. Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de wijze waarop deze doelgroep het beste bereikt kan worden. Jaarlijks wordt deelgenomen aan de Vakantiebeurs en de «Op pad beurs» en via verschillende algemene folders, waaronder de folder «Wijs op reis», wordt getracht te wijzen op de risico’s.
Bijzondere bijstand
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft laten weten dat de bijzondere bijstand betrekking heeft op kosten die binnen Nederland worden gemaakt. Kosten van reizen die niet over Nederlands grondgebied worden gemaakt komen hiervoor in principe dan ook niet in aanmerking. Gemeenten hebben echter de bevoegdheid om bij zeer dringende reden af te wijken van de uitsluitingsbepalingen van de Algemene bijstandswet. De mogelijkheid van een uitzondering wordt zeer sterk bepaald door de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. Het is daarom onmogelijk en ongewenst om daarvoor algemene regels te gaan stellen. Aangezien het bovenstaande reeds bestaande bevoegdheden voor de gemeenten betreft in het kader van het individualiserende karakter van de Algemene bijstandswet, acht ik overleg met de VNG op dit punt niet nodig.
Detentie Nederlandse zakenman
Tijdens het overleg kwam ook de detentie van een Nederlandse zakenman in Saudi-Arabië aan de orde. Het zal u niet ontgaan zijn dat betrokkene na ongeveer 4 weken detentie in vrijheid is gesteld, mede dankzij inspanningen van de ambassade.
Motie Dittrich
Met verwijzing naar de Motie Dittrich, 25 203, nr. 6 betreffende het aangaan van een verdrag met Marokko inzake overbrenging van gevonniste personen, kan ik u het volgende meedelen. Op 29 juni jl. heeft een EU-demarche plaatsgevonden om Marokko te bewegen toe te treden tot het Verdrag van de Raad van Europa. Het
Oostenrijkse voorzitterschap heeft in de loop van de maand september gesondeerd bij de Secretaris-Generaal van het Marokkaanse ministerie van Justitie naar de stand van zaken. Het verkregen antwoord was dat het EU-verzoek door de Marokkaanse autoriteiten wordt bestudeerd. Tot op heden heeft hierop nog geen reactie gevolgd. Op korte termijn zal het Oostenrijkse voorzitterschap nogmaals sonderen. Voor het overige verwijs ik u naar de brief van de minister van Justitie van 26 mei jl.
Hiermee meen ik de toezeggingen die mijn ambtsvoorganger in het overleg van 24 juni jl. heeft gedaan voldoende te hebben beantwoord. Het moge duidelijk zijn dat de serviceverlening aan Nederlanders in het algemeen en aan de gedetineerden in het bijzonder, mijn voortdurende aandacht en belangstelling zal blijven behouden.
De Minister van Buitenlandse Zaken, J. J. van Aartsen
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.