Brief minister en staatssecretaris inzake de wachtlijstproblematiek in de jeugdzorg (rapportage Quick-scan Wachtlijsten Jeugdzorg) - Jeugdzorg 1999-2002 - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 26211 - Jeugdzorg 1999-2002.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Jeugdzorg 1999-2002; Brief minister en staatssecretaris inzake de wachtlijstproblematiek in de jeugdzorg (rapportage Quick-scan Wachtlijsten Jeugdzorg) |
---|---|
Documentdatum | 09-10-1998 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST31439 |
Kenmerk | 26211, nr. 3 |
Van | Volksgezondheid, Welzijn en Sport Justitie |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1998–1999
26 211
Jeugdzorg 1999–2002
Nr. 3
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Rijswijk, 9 oktober 1998
Bij brief van 12 juni 1998 is u een overzicht aangeboden van de wachtlijsten in de jeugdzorg, vergezeld van een plan van aanpak. De resultaten van deze quick scan waren aanleiding voor de Tweede Kamer te vragen het onderzoek te heropenen (motie Kalsbeek-Jasperse c.s.). De Tweede Kamer achtte het noodzakelijk in verband met de respons van de betrokken instellingen een vollediger en daarmee beter beeld te krijgen van de wachtlijstproblematiek in de jeugdzorg.
Hierbij bieden wij u de aanvullende resultaten van het quick scan-onderzoek aan. Na afsluiting van het heropende onderzoek heeft 95% van de aangeschreven instellingen gereageerd. Van 89% van de instellingen kon de wachtlijstinformatie worden verwerkt. In vergelijking met de gegevens uit het eerdere onderzoek is de tijd die jongeren gemiddeld op de wachtlijst staan enkele dagen korter, maar de norm van maximaal twee maanden als termijn waarbinnen behandeling moet zijn aangevangen, zoals is aangehouden in verband met de afgesproken systeemeisen van toegang in het kader van Regie in de Jeugdzorg, wordt vaak niet gehaald. De toename van het aantal verwerkbare gegevens heeft ook weinig of geen effect gehad op de verdeling naar leeftijd en sexe. Uiteraard is het absolute aantal wachtende jongeren gelet op de grotere respons toegenomen.
Ten aanzien van het terugdringen van de wachtlijsten in de sectoren van de jeugdzorg zijn verschillende maatregelen toegezegd, naast de maatregelen waarop al in de brief van 12 juni 1998 is ingegaan.
Voor de kinder- en jeugdpsychiaterie wordt voor de komende jaren (1999–2003) een uitbreiding van de capaciteit met 254 behandelplaatsen voorzien (zie bijlage A2 van het JOZ-1999). Voor de wachtlijsten in de ambulante geestelijke gezondheidszorg zal de komende kabinetsperiode geld beschikbaar worden gesteld. Een nader te bepalen deel van deze middelen zal worden ingezet voor de kinder- en jeugdpsychiatrie.
Bij de sector jeugdhulpverlening worden sinds 1996 «intensiveringsmid-delen» toegekend aan een aantal provincies en een stadsregio. Een overzicht van de voortgang van de inzet van deze middelen is u op 12 mei 1998 toegezonden. Voor 1999 komt in het kader van deze intensiverings-middelen nog een bedrag van f 12 mln. beschikbaar. Hiervan moet nog een bedrag van f 8,1 mln. worden ingevuld, conform de afspraken in het Gestructureerd Overleg Jeugdbeleid d.d. 31 augustus 1998.
Daarnaast zullen in het kader van het nieuwe regeerakkoord vanaf 1999 extra gelden, oplopend tot f 15 mln. structureel vanaf het jaar 2002, beschikbaar worden gesteld voor de wachtlijsten jeugdhulpverlening. Hierbij wordt verwezen naar de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 28 september 1998 naar aanleiding van de verdeling impuls sociale infrastructuur en intensivering jeugd en geweld. Tevens is in deze brief gemeld dat eventuele beschikbare middelen als gevolg van de fiscalisering omroepbijdragen o.a. worden ingezet voor de knelpunten in verband met de wachtlijsten jeugdhulpverlening.
Over de concrete invulling van de bestedingen zal overleg met de bestuurlijke partners plaatsvinden, met als inzet de wachttijd terug te brengen tot een gemiddelde van twee maanden. Ook is het voornemen, zoals is aangekondigd in het regeerakkoord, om in bestuurlijk overleg tussen provincies en rijk in relatie tot de verruiming van de uitkering aan het provinciefonds nadere afspraken te maken over een gezamenlijke aanpak voor de totale jeugdzorg.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. M. Vliegenthart
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
Rapportage Quick-scan Wachtlijsten Jeugdzorg
-
1.Doelstelling
Bij het Algemeen Overleg Beleidskader Jeugdzorg in de Tweede Kamer op 22 januari 1998 heeft mevrouw Van der Burg (PvdA) de vraag-aanbod-verhouding en de plaatsingsproblematiek in de jeugdzorg aan de orde gesteld. Om inzicht te verkrijgen in de omvang van de plaatsings-problematiek, vergezeld van een plan van aanpak en de daarmee gemoeide kosten is op 12 juni 1998 de Rapportage Quick-scan Wachtlijsten Jeugdzorg (van 29 mei 1998) aan de Kamer verzonden. Over dit rapport vond 17 juni 1998 overleg plaats. De Kamer heeft het kabinet verzocht beter en vollediger informatie ter zake te vergaren dan op dat moment voorhanden was en deze voor 1 oktober 1998 aan de Kamer toe te zenden (25 600 VI nr. 68). De quick-scan is hiertoe heropend om de wachtlijsten in de jeugdzorg vollediger in kaart te brengen. In deze rapportage wordt achtereenvolgens ingegaan op: de respons (2); de resultaten (3); de aanpak (4).
-
2.Respons op de enquête
In totaal zijn er 219 organisaties1 aangeschreven. 207 organisaties hebben gereageerd. Op 21 augustus was de respons 94,5%. Op basis van de verwerkbare reacties (88,6%) is er een beter en vollediger inzicht in de wachtlijsten in de Jeugdzorg ontstaan (tabel A).
Tabel A: Overzicht reacties
aantal reacties percentage organisatie heeft wachtlijst ingezonden organisatie heeft geen wachtlijst organisatie heeft niet verwerkbare reactie organisatie heeft niet gereageerd organisatie is geen plaatser Totaal
159 |
72,6 |
23 |
10,5 |
13 |
5,9 |
12 |
5,5 |
12 |
5,5 |
219 |
100,0 |
-
3.Resultaten
De verstrekte gegevens (peildatum 1 april 1998) zijn verwerkt in overzichten, overeenkomstig de rapportage van 29 mei 1998:
Tabel B Per type voorziening het aantal wachtenden en de (gemiddelde)
tijd die een jeugdige wacht en het aantal jeugdigen dat korter en
2 maanden2 of langer wacht. Tabel C De tijd dat een jeugdige op een wachtlijst staat, afgezet tegen de complexiteit van de problematiek. Tabel D Aantal wachtenden ingedeeld naar leeftijd. Tabel E Aantal wachtenden ingedeeld naar sexe.
1 Er zijn meer dan 219 organisaties aangeschreven, maar als gevolg van fusies vervalt een aantal adressen.
2 In verband met de afgesproken systeemeisen van toegang wordt de periode van
2 maanden aangehouden, als termijn waarbinnen een behandeling moet zijn aangevangen.
3.1. Toelichting op tabel B, C,Den E: algemeen
De peildatum is 1 april 1998.
De gegevens van het Centraal Meldpunt JJI’s zijn inmiddels in tabel B opgenomen. Bij KJP- en LVG-voorzieningen wordt niet gewerkt met «plaatsers», voor deze sectoren zijn de opnemende voorzieningen aangeschreven. De risico’s hiervan zijn dat er in de aantallen, gemeld op deze wachtlijsten, dubbeltellingen zitten. Bovendien zijn de wachtlijsten niet «schoon» en ontbreekt een eenduidige definitie.
Uit de tabellen B en C blijkt dat voor alle typen zorg (nog steeds) een behoorlijke groep jongeren al langer wacht dan twee maanden. Uitzondering is de crisisopvang. De conclusies die zijn vermeld in de rapportage van 29 mei 1998, blijven gelden.
Voor wat betreft de in tabel B genoemde typen voorzieningen zijn de capaciteiten de volgende: pleegzorg: 8508, residentieel: 7564, daghulp: 4998, justitiële jeugdinrichtingen 1410: kjp’s: bedden 994 deeltijd 311, voorzieningen voor licht verstandelijk gehandicapten 2126 (bij ambulante zorg wordt uiteraard niet in capaciteit gerekend).
Uit tabel C blijkt dat het gemiddeld aantal wachtdagen toeneemt als de problematiek meervoudiger wordt. Er is zelfs sprake van een progressieve stijging van het aantal wachtdagen.
Uit tabel D blijkt dat voor jonge kinderen het aantal wachtdagen het laagst is. Voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar is de wachttijd het langst. De verdeling naar sexe (tabel E) laat zien dat de jongens niet alleen oververtegenwoordigd zijn, maar ook langer moeten wachten op een hulpaanbod.
3.2. Rapportage 29 mei 1998 versus rapportage8oktober 1998: effecten
Het totale aantal organisaties dat een wachtlijst ingezonden heeft, is gestegen met 45% (van 110 naar 159). Het totale aantal verwerkbare gegevens vermeld op de wachtlijsten is toegenomen met 50% (van 4585 naar 6933). Met betrekking tot de volgende punten heeft de toename effecten gehad:
– Het gemiddeld aantal dagen op wachtlijst is afgenomen met 3,5% (124,6 in plaats van 129,2 dagen). Het is mogelijk, indien de respons 100% zou zijn, dat het gemiddeld aantal dagen verder af zou nemen. De gemiddelde wachttijden, zoals in het onderzoek gedefinieerd, blijven in relatie tot de norm van 2 maanden echter lang. – Bij de complexiteit van de problematiek veranderen de verhoudingen. De enkelvoudige problematiek heeft nu het grootste aandeel, dat was in het rapport van mei de drievoudige problematiek. Deze verschuiving kan veroorzaakt worden door het type instelling dat gereageerd heeft. Gedacht kan worden aan het volgende: bij de verwerking in mei bleek dat een fors aantal RIAGG’s nog niet gereageerd had, terwijl het merendeel van de LVG-organisaties wel gereageerd had. Nu is het aantal RIAGG’s dat gereageerd heeft fors toegenomen.
Tabel B: aantal wachtenden per type voorziening
Gevraagde zorg |
aantal |
gemiddeld |
korter dan 2 maanden |
langer |
dan 2 maanden |
|
jeugdigen |
aantal dagen |
op wachtlijst |
op wachtlijst |
|||
op wachtlijst |
op wachtlijst |
aantal |
% |
aantal |
% |
|
JHV ambulante hulp |
675 |
64 |
437 |
65 |
238 |
35 |
JHV intensief ambulante hulp |
301 |
75 |
170 |
56 |
131 |
44 |
JHV Dagbehandeling |
||||||
JHV, daghulp |
292 |
111 |
114 |
39 |
178 |
61 |
JHV Residentiële voorzieningen |
||||||
JHV crisisopvang |
42 |
60 |
27 |
64 |
15 |
36 |
JHV kamertraining |
220 |
97 |
113 |
51 |
107 |
49 |
JHV begeleide kamerwoning |
100 |
115 |
36 |
36 |
64 |
64 |
JHV, verblijf, verzorging, opvoe- |
||||||
ding |
262 |
148 |
92 |
35 |
170 |
65 |
JHV, verblijf, behandeling |
223 |
113 |
84 |
38 |
139 |
62 |
JHV, verblijf, intensieve behande- |
||||||
ling |
246 |
137 |
83 |
34 |
163 |
66 |
JHV, landelijk werkende residen- |
||||||
tiële voorziening |
48 |
203 |
12 |
25 |
36 |
75 |
JHV Pleegzorg |
Gevraagde zorg aantal jeugdigen op wachtlijst gemiddeld aantal dagen op wachtlijst korter dan 2 maanden op wachtlijst aantal %
langer dan 2 maanden op wachtlijst aantal %
JHV, pleegzorg |
215 |
174 |
61 |
28 |
154 |
Kinder- en Jeugdpsychiatrie |
|||||
KJP, Poliklinische Kinder- en |
|||||
Jeugdpsychiatrie |
678 |
70 |
376 |
55 |
302 |
KJP, intramurale Kinder- en Jeugd- |
|||||
psychiatrie |
322 |
154 |
132 |
41 |
190 |
RIAGG’s, afdeling jeugd |
2 180 |
76 |
1 189 |
55 |
991 |
Voorz. jeugdig licht verstand. |
|||||
gehandicapten |
|||||
Voorziening LVG |
699 |
248 |
122 |
17 |
577 |
Voorziening LVG (aangemeld door |
|||||
niet-LVG) |
296 |
237 |
59 |
20 |
237 |
Voorziening voor jeugdig licham. |
|||||
Gehandicapten |
|||||
JHV, voorziening voor lichamelijk |
|||||
gehandicapten |
5 |
198 |
1 |
20 |
4 |
Justitiële jeugdinrichtingen1 |
|||||
JJI-opvanginrichting |
10 |
135 |
3 |
30 |
7 |
JJI-behandelinrichting |
60 |
115 |
22 |
37 |
38 |
Overig |
|||||
Onbekend |
59 |
108 |
20 |
34 |
39 |
72
45
59 45
83 80
80
70 63
66
Totaal
6 933
3 153
45
3 780
55
1 Strafrechtelijk te plaatsen jeugdigen in JJI’s worden alleen geplaatst via het Centraal Meldpunt JJI’s; civielrechtelijk te plaatsen jeugdigen worden gedeeltelijk nog rechtstreeks door de gezinsvoogd bij de inrichting gemeld.
Tabel C: Complexiteit van de problematiek
Problematiek
aantal jeugdi- |
percentage |
gemiddeld aantal |
gen |
wachtdagen |
|
932 |
13% |
94 |
203 |
3% |
77 |
2 260 |
33% |
82 |
1 526 |
22% |
112 |
2 012 |
29% |
171 |
Niet ingevuld
Onbekend
Enkelvoudig
Tweevoudig
Drievoudig
Totaal |
6 933 |
100% |
|
Tabel D: aantal wachtenden naar leeftijd |
|||
Leeftijd |
aantal |
procentueel |
gemiddeld aantal wachtdagen |
0–5
6–11
12–15
16–18
19–23
onjuist onbekend
676 |
10% |
2 584 |
37% |
2 068 |
30% |
1 293 |
19% |
228 |
3% |
13 |
0% |
71 |
1% |
76 110 128 130 121 123
63
Totaal |
6 933 |
100% |
||
Tabel E: aantal wachtenden |
ingedeeld |
naar sexe |
||
Geslacht |
aantal |
procentueel |
gemiddeld aantal wachtdagen |
|
vrouw man onbekend |
2 594 4 318 21 |
37% 63% 0% |
103 138 48 |
|
Totaal |
6 933 |
100% |
De toename van het aantal verwerkbare gegevens heeft op de volgende punten geen invloed gehad:
– De verdeling korter en langer dan twee maanden op de wachtlijst. Bij de verwerking in mei was de verdeling «korter:langer» 44:56, nu is de verdeling 45:55. – De verdeling over de leeftijdscategorieën is ongewijzigd. – De verdeling aantal wachtenden naar sexe is constant gebleven. Uit het huidige onderzoek blijkt dat de rapportage van 29 mei 1998 juiste informatie bevatte ten aanzien van de genoemde drie verdelingen.
3.3. Rapportage 29 mei 1998 versus rapportage8oktober 1998: tabel B
Tabel B vertoont de volgende opvallende punten:
– De RIAGG’s kennen de grootste toename in het aantal jeugdigen op wachtlijst. Dit kan verklaard worden door het feit dat de respons van de RIAGG’s beduidend hoger is dan bij de verwerking in mei. Voor het «gemiddeld aantal dagen op wachtlijst» en de verhouding korter en langer dan twee maanden heeft deze toename (bijna) geen effect gehad.
– Procentueel gezien kennen de «JHV intensief ambulante hulp» en de «KJP, intramurale Kinder- en Jeugdpsychiatrie» de grootste toename (100%) van het aantal wachtenden. Voor de «JHV intensief ambulante hulp» heeft de toename alleen een positief (klein) effect op het «gemiddeld aantal wachtdagen», voor de «KJP, intramurale Kinder- en Jeugdpsychiatrie» zijn de effecten fors. Het gemiddeld aantal wachtdagen neemt sterk af, terwijl de verhouding korter en langer dan twee maanden negatief wordt beïnvloed.
-
4.Tot Slot
Om de wachtlijsten te bekorten zijn er tijdens de vorige kabinetsperiode voor verschillende sectoren van de jeugdzorg middelen ter beschikking gesteld. Hierop is al in de rapportage van 29 mei 1998 ingegaan.
Voor het terugdringen van de aangemelde wachtlijsten op peildatum 1 april 1998 in de sector jeugdhulpverlening (JHV) is een extra bedrag nodig van f 46,1 mln. per jaar. Het betreft wachtlijsten volgens de gegevens van de instellingen, op basis van 88,6% verwerkbare respons, voor de duur van zowel korter als langer dan twee maanden. Er is dus niet geëxtrapoleerd naar 100%. De niet-verwerkbare respons is nu echter dusdanig klein (11,4%) dat het niet rekening houden met de wachtlijst die daaruit eventueel nog voortvloeit, vanuit het oogpunt van doelmatigheid en vernieuwing, door ons verantwoord wordt geacht. Bovendien is een betere benutting van de beschikbare capaciteit volgens de SRJV-cijfers mogelijk.
De berekening van het extra bedrag ad f 46,1 mln. is conform de rapportage van 29 mei 1998 gecalculeerd op basis van de volgende gegevens: het aantal jeugdigen op wachtlijst, de gemiddelde behandelduur in maanden (indien van toepassing), benodigde extra plaatsen (indien van toepassing) en de normprijs. De f 46,1 mln. is verdeeld in f 30,8 mln. structureel en -in verband met het «stapeleffect» van de wachtlijsten- een bedrag van f 15,3 mln. per jaar gedurende de eerste drie jaren. Indien de norm van twee maanden voor de wachtlijsten wordt gehanteerd, zoals is aangehouden in verband met de afgesproken systeemeisen van toegang in het kader van Regie in de Jeugdzorg, is een bedrag van f 27,5 mln. benodigd, verdeeld in f 18,3 mln. structureel en f 9,2 mln. voor het stapeleffect gedurende de eerste drie jaren.
Vooralsnog wordt verwacht dat de middelen die in het kader van het regeerakkoord voor de jeugdhulpverlening beschikbaar zullen komen voor het terugdringen van de wachtlijsten (genoemd in de begeleidende brief gericht aan de voorzitter van de Tweede Kamer), grotendeels toereikend zijn. De eerder voorgestelde aanpak, in quick-scan rapportage van 29 mei 1998, met betrekking tot het kwantitatieve inzicht in de vraag-aanbod verhoudingen en het structureel monitoren van wachtlijsten blijft gehandhaafd.