Memorie van toelichting - Voorstel van wet van het lid Van Ardenne-van der Hoeven tot wijziging van de bepalingen betreffende pensioen in de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 26019 - Initiatiefvoorstel Wijziging van de bepalingen betreffende pensioen in de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van wet van het lid Van Ardenne-van der Hoeven tot wijziging van de bepalingen betreffende pensioen in de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 29-04-1998 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST29499 |
Kenmerk | 26019, nr. 3 |
Van | Staten-Generaal |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1997–1998
26 019
Voorstel van wet van het lid Van Ardenne-van der Hoeven tot wijziging van de bepalingen betreffende pensioen in de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Inleiding
Met dit wetsvoorstel wil de CDAfractie recht doen aan een laatste groep veteranen die langer dan twee maar korter dan vijf jaar gediend hebben. In de recentelijk aangenomen Uitkeringswet Tegemoetkoming Twee tot Vijfjarige Diensttijd (25 477) heeft de regering een groep uitgezonderd; namelijk degenen die een overheidspensioen ontvangen. De redenatie was dat zij geen recht op het bedrag van f 1000 gulden hebben omdat de eenmalige uitkering een pensioenvervangend element heeft. De CDAfractie is van mening dat juist het erkenningskarakter van de f 1000regeling voorop staat. Erkenning laat het niet toe dat er onderscheid tussen groepen wordt gemaakt. Uit reacties van veteranenzijde is gebleken dat ook de betrokken groepering de redenatie van de regering niet kan volgen. Velen dachten alsnog een lang verwachte blijk van erkenning te ontvangen maar werden teleurgesteld. Met de indiening van dit initiatiefwetsvoorstel wil het CDA ook pensioengerechtigde voormalig militairen, die langer dan twee maar korter vijf jaar hebben gediend, recht geven op deze erkenningsuitkering.
Voorgeschiedenis
Enkele jaren geleden werd het wetsvoorstel Financiële Compensatie Vijfjarige Diensttijd door de Kamer aangenomen. Hierdoor kregen veteranen die langer dan 5 jaar hadden gediend recht op een pensioenvervangende uitkering. De achtergrond van deze regeling was dat voormalige dienstplichtigen tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan wel in voormalig Nederlands Indië, in Korea of in het voormalig Nederlands Nieuw Guinea langer dan vijf jaar in werkelijke dienst waren geweest, een aanzienlijk gat in de pensioenopbouw ondervonden. De grens voor deze f 7500, regeling werd gezet op vijf jaar omdat deze grens ook gehanteerd werd bij beroepsmilitairen.
Toen deze regeling ten uitvoer werd gebracht bleek de grens van vijf jaar in veel gevallen schrijnend uit te vallen. Mensen die vier en een half jaar hadden gediend, vielen volledig buiten deze regeling. Meer dan ooit bleek een brede behoefte te bestaan aan een blijk van (late) waardering en erkenning. Dit leidde ertoe dat de Kamer in 1995 een motie (Kamerstukken II
1994/1995 21 490 nr 18) aannam waarin gevraagd werd om een uitkering voor veteranen die langer dan twee maar korter dan vijf jaar hadden gediend. De grens van twee jaar sloot min of meer aan bij de gemiddelde «normale» diensttijd die toen gold.
Helaas deed de regering er twee jaar over om deze motie uit te voren, waardoor veel kostbare tijd verloren ging. Pas in oktober 1997 kon het debat worden afgerond in de Kamer.
Het CDA heeft in de debatten over het wetsvoorstel in oktober en november 1997 gepleit om de uitkering ook van toepassing te verklaren op de groep veteranen met een overheidspensioen. De regering was tegen, voornamelijk vanuit financiële overwegingen. Er bleek geen Kamermeerderheid voor het amendement Meyer/ Van Ardenne (25 447 nr 15). Het CDA wil dit voorstel neerleggen in een initiatiefwetsvoorstel omdat gebleken is dat de regeling veel onbegrip ontmoet bij degenen die buitengesloten worden. De kwestie van de erkenningsuitkering moet voor eens en altijd naar behoren geregeld worden. Zeker waar het, qua leeftijd, een kwetsbare groep betreft die zich onder moeilijke omstandigheden loyaal heeft ingezet voor het Koninkrijk.
Erkenningskarakter
De regering heeft in het debat het pleidooi voor een uitkering voor alle pensioengerechtigden afgewezen omdat de bewuste groep een pensioen van overheidswege geniet. De CDAfractie wijst de regering op het feit dat de uitkering bovenal een erkenningskarakter heeft. Ook de regering heeft het erkenningelement aangehaald in de Memorie van Toelichting bij de Twee tot Vijfjarigen regeling. Letterlijk stelt de regering in de MvT bij de Uitkeringswet (25 447 nr 3 p.2): «Daarbij zij benadrukt dat het onderhavige wetsvoorstel in tegenstelling tot ingevolge de Uitkeringswet Financiële Compensatie verstrekte uitkeringen, niet de financiële compensatie voorop staat , maar de erkenning wegens extra langdurige dienst onder moeilijke omstandigheden» Ook staat expliciet vermeld: «De tegemoetkoming is een blijk van erkenning en respect voor hetgeen de militairen destijds loyaal hebben gedaan ten behoeve van het Koninkrijk». Het loslaten van de vijfjarengrens bevestigt in de visie van de CDAfractie bovendien het feit dat deze regeling los staat van pensioencompensatie. De CDAfractie wijst tevens op het commentaar van de Raad van State bij de Uitkeringswet Twee tot Vijf jarige diensttijd. De Raad had terecht de vraag gesteld of het wetsvoorstel wel adequaat was, omdat er opnieuw groepen buiten de regeling dreigden te vallen. Het CDA wil met dit initiatiefwetsvoorstel voorkomen dat de groep met overheidspensioen uitgezonderd blijft van de erkenningsuitkering.
Financiële paragraaf
In de brief dd 17 oktober 1997 (25 477 nr 14) is becijferd dat de kosten van het brengen van overheidspensioengerechtigden onder het wetsvoorstel 2 tot 5 jarigen rond de 29 miljoen bedragen. De kosten voor de weduwen van deze groep, die uiteraard recht hebben op de 1000,, bedragen nog eens 7 miljoen. De CDAfractie heeft in het debat al aangegeven dat zij het veel te dure en omvangrijke ATGWproject als financieringsbron wil aanmerken. Het CDA heeft de behoefte aan antitankwapens onderschreven maar vindt dat er goedkopere alternatieven voorhanden zijn voor het dure samenwerkingsproject. Ook de staatssecretaris heeft in het Algemene Overleg dd 24 september 1997 (23 181 nr 5) twijfels over de toekomst van het samenwerkingsproject. In de brief dd 2 mei 1997 zijn goede, financieel aantrekkelijke alternatieven genoemd. In de begroting 1998 zijn bedragen voor dit project opgenomen onder artikel 04.22. Ten behoeve van het eenmalig vrijmaken van geld voor dit initiatiefwetsvoorstel kan eventueel geschoven worden, in afwachting van de defini- tieve beslissing over de aanschaf van een Anti Tankwapen in de goedkopere variant.
Van Ardenne-van der Hoeven