Lijst van vragen en antwoorden over het resultaat van de voorstudiefase van het project Antitankwapen korte dracht (SRAT) - Anti-tankwapens - Hoofdinhoud
Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 25884 - Anti-tankwapens.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Anti-tankwapens; Lijst van vragen en antwoorden over het resultaat van de voorstudiefase van het project Antitankwapen korte dracht (SRAT) |
---|---|
Documentdatum | 08-04-1998 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST29021 |
Kenmerk | 25884, nr. 2 |
Van | Staten-Generaal |
Commissie(s) | Defensie (DEF) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1997–1998
25 884
Anti-tankwapens
Nr. 2
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 8 april 1998
De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over het resultaat van de voorstudiefase van het project Antitankwapen korte dracht (SRAT).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 april
1998.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Korthals
De griffier van de commissie, De Lange
1 Samenstelling:
Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Gelder (PvdA), Van de Camp (CDA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (U55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), vacature CD en Koenders (PvdA).
Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Huys (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Middel (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), Visser-van Doorn (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP) en Vacature PvdA.
1, 2 en 3
Is er sprake geweest van samenwerking/overleg tussen Marine en Landmacht bij de behoeftestelling voor antitankwapens? Waarom wordt de behoefte aan antitankwapens van het Korps Mariniers niet betrokken bij dit project? In welk opzicht verschillen de operationele eisen voor de antitankwapens van het Korps Mariniers van de operationele eisen die gelden voor dit project van de Landmacht? Welke van de thans in de marktverkenning betrokken systemen zouden zowel door het Korps Mariniers als door de eenheden van de Landmacht gebruikt kunnen worden? Hoe hoog zou de kwantitatieve behoefte aan systemen zijn als men voor een systeem zou kiezen dat zowel door het Korps Mariniers als door eenheden van de Landmacht gebruikt zou kunnen worden?
De behoefte aan antitankwapens korte dracht (SRAT) van het Korps mariniers maakt deel uit van dit project en het korps is ook vertegenwoordigd in de door de Koninklijke landmacht geleide projectorganisatie SRAT. De kwalitatieve eisen die door het Korps mariniers aan het SRAT zijn gesteld komen overeen met de door de Koninklijke landmacht gestelde eisen. Alle systemen die thans in de marktverkenning zijn betrokken voldoen aan deze eisen.
De kwantitatieve behoefte van het Korps mariniers is nog niet vastgesteld. Dit zal in de volgende DMP-fase gebeuren. De kwantitatieve behoefte van de Koninklijke landmacht is hierop niet van invloed. De samenwerking tussen de Koninklijke landmacht en het Korps mariniers levert naar verwachting wel financiële, onderhoudstechnische en opleidingsvoordelen op.
4
Voor de bestrijding van welke tanks/pantservoertuigen voldoet de AT-4 niet? Is de AT-4 vooral niet meer effectief genoeg omdat het alleen tegen licht gepantserde doelen c.q. wapensystemen werkt?
De bepantsering van moderne tanks en pantservoertuigen is sterk verbeterd, onder meer door de toepassing van verbeterde composietmaterialen en reactieve bepantseringstechnieken. De AT-4 kan daarom niet meer doeltreffend worden ingezet tegen deze tanks en pantservoertuigen. Bovendien heeft de AT-4 een beperkte dracht, van 300 tot 400 meter. Daarnaast kan de AT-4 niet onder alle omstandigheden worden ingezet. Het wapen kan niet worden gebruikt bij duisternis of slecht zicht en evenmin vanuit een besloten ruimte.
5
Is te verwachten dat de firma Dynamite Nobel het door Nederland beoogde wapen zal ontwikkelen nu Duitsland geen concrete voornemens heeft het verbeterde afvuursysteem in te voeren? Welke andere gegadigden zijn er dan nog?
Ja, de aanbieding van de firma Dynamite Nobel is gericht op de Nederlandse behoefte en houdt niet verband met een eventuele Duitse behoefte.
Het Verenigd Koninkrijk zal in het najaar een «shortlist» opstellen voor de verwerving van een SRAT voor zijn strijdkrachten. Het bevindt zich derhalve in een vergelijkbare fase als Nederland.
In Zwitserland wordt op het ogenblik een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar de verbetering van de Panzerfaust 3T.
6
Waarom heeft Duitsland gekozen voor een afvuursysteem dat een
effectieve dracht heeft van 400 meter? Dit systeem lijkt daarmee niet aan
de NAVO-standaard te voldoen. Hoe belangrijk is die standaard?
In 1984 heeft Duitsland besloten tot een verbetering van de toenmalige Panzerfaust. De eis voor de maximale dracht is destijds op 400 meter gesteld. Een concrete Navo-standaard was er toen nog niet. Inmiddels zijn de Navo-partners een standaard van 600 meter overeengekomen die in formele NATO Standaard Agreements (STANAGs) zal worden vastgelegd. De landen zullen deze standaard aanhouden bij de vervanging van hun SRAT-systemen.
7
Als Duitsland geen voornemens heeft tot het verbeteren van het afvuur-systeem van de Panzerfaust, waarin zou dan de mogelijkheden tot internationale samenwerking met de Duitsers nog kunnen zitten? Hoe schat Duitsland de nadelen van geringe bruikbaarheid tegen gepantserde doelen in?
De verbetering van de Panzerfaust heeft betrekking op het afvuur-mechanisme. De projectielen van de verbeterde en niet-verbeterde Panzerfaust zijn gelijk. Dit biedt samenwerkingsmogelijkheden met Duitsland op het gebied van de verwerving van de projectielen en bij de bevoorrading en de eventuele (her-)verdeling van de projectielen in operationele omstandigheden.
Duitsland beschikt over een combinatie van middelen waarmee vijandelijke tanks kunnen worden bestreden. De Duitse Panzerfaust is daar een deel van. Bij de inzet van deze middelen wordt rekening gehouden met de operationele beperkingen van de Panzerfaust.
8
In hoeverre weegt het nadeel van de Eryx dat het niet op zeer korte afstand effectief is op tegen het voordeel dat dit systeem als enige operationeel in gebruik is? Is dit systeem niet relatief complex en kwetsbaar vanwege het draadgeleide besturingssysteem? Hoe zijn de zeer hoge kosten van Eryx verklaarbaar?
Het feit dat de Eryx operationeel in gebruik is, is een voordeel. Dit is meegewogen bij de beoordeling van het wapensysteem. Het al dan niet voldoen van het systeem aan de operationele eisen is echter van doorslaggevende betekenis.
De infanterie treedt doorgaans op in beboste en bebouwde omgevingen. Het is daarom noodzakelijk dat ook op korte afstanden (vanaf 25 meter) vijandelijke pantservoertuigen en tanks kunnen worden uitgeschakeld. Met de Eryx kan dit niet. Bovendien bestaat het systeem uit verschillende componenten waardoor het niet alleen complex maar ook betrekkelijk kwetsbaar is. Verder is het gewicht van de Eryx met 25 kg aanzienlijk hoger dan de maximaal vereiste 15 kg. Ten slotte zijn de levensduurkosten van de Eryx aanzienlijk hoger dan die van de andere kandidaten. Dit wordt vooral veroorzaakt door de hoge kosten van de afvuurinrichting en de nachtzichtmodule van het wapen en de hoge kosten van oefenmunitie, reservedelen en speciaal gereedschap.
9
Hoe zwaar weegt het nadeel van projectielen versus raketten?
Projectielen volgen na het afvuren van het schot een ballistische baan met als hoogste punt ongeveer 10 meter. De hoogte van de ballistische baan van een raket is ongeveer 2,5 meter, wat zeker in beboste gebieden een voordeel is.
Een ander voordeel van een raket ten opzichte van een projectiel is dat, na het afvuren van een raket, kan worden gereageerd op veranderingen van het doel. Zeker bij bewegende doelen is dit belangrijk. Als een projectiel eenmaal is afgeschoten kan zijn baan niet meer worden beïnvloed. Deze eigenschappen spelen een rol in de evaluatie maar zijn op zichzelf niet doorslaggevend.
10
Hoe belangrijk is het vanuit operationeel oogpunt dat een antitankwapen
meer dan één keer gebruikt kan worden? Geldt dit ook voor de huidige
AT-4?
Het maakt vanuit operationeel oogpunt geen verschil of een wapensysteem eenmalig kan worden gebruikt of vaker. Dit geldt ook voor de AT-4, die tot de eerstgenoemde categorie behoort.
11
Wat noopt tot het huidige «ambitieuze tijdschema»? De aanschaf van de
vervanger van de AT-4 heeft toch geen urgentie?
Het is niet zeker op welk moment de beproevingsresultaten van sommige productalternatieven ter beschikking zullen komen. Het tijdschema is evenwel niet aangepast. Om toch deze spanning tot uitdrukking te brengen is de kwalificatie «ambitieus» gebruikt.
12
Wordt voorkomen dat Nederland eerste gebruiker van een nieuw systeem
wordt? Zo ja, hoe?
Ja, in de verwervingsvoorbereidingsfase zal bijzondere aandacht aan dit aspect worden besteed.