Brief minister over het "Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde" en "Protocol inz. verbod op kloneren mensen" - Het kloneren van mensen

Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 25835 - Kloneren van mensen.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Het kloneren van mensen; Brief minister over het "Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde" en "Protocol inz. verbod op kloneren mensen" 
Document­datum 28-01-1998
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST27213
Kenmerk 25835, nr. 2
Van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1997–1998

25 835

Het kloneren van mensen

Nr. 2

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

1  Nl. inzake orgaantransplantatie, inzake medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen, inzake de bescherming van de menselijke embryo en foetus en inzake genetica.

2  Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 28 januari 1998

Mede namens de Minister van Justitie bericht ik u over het «Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde» en over het daarbij behorende «Additioneel Protocol inzake het verbod op het kloneren van mensen», het volgende.

Op 4 april 1997 werd het «Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde» van de Raad van Europa opengesteld voor ondertekening. Nederland hechtte groot belang aan dit Verdrag en tekende dan ook nog diezelfde dag. Het verdrag is gepubliceerd in het Tractatenblad (nr. 13 d.d. 6 juni 1997) en van de ondertekening door het Koninkrijk is melding gemaakt in het hierbij behorende maandbericht (april 1997). Thans hebben in totaal 22 landen het Verdrag ondertekend.

In het kader van het Verdrag werd besloten tot het opstellen van vier aanvullende protocollen1. De snelle wetenschappelijke ontwikkelingen rond het kloneren en de onrust die bij velen ontstond na berichten over de mogelijkheden voor het kloneren van genetisch identieke individuen, waren voor de Raad van Europa aanleiding om in de zomer van 1997 te besluiten om bij voorrang een vijfde protocol, inzake het kloneren, op te stellen. In november werd reeds het «Additioneel Protocol inzake het verbod op het kloneren van mensen» definitief aanvaard door het Comité van Ministers van de Raad van Europa en enige tijd later werd besloten het protocol open te stellen voor ondertekening op 12 januari van dit jaar. U gelieve dit Protocol en de toelichting hierbij aan te treffen.2

Wanneer het Verdrag door vijf lidstaten van de Raad van Europa is geratificeerd, treedt het Verdrag voor de lidstaten die hebben geratificeerd in werking. Daarvan is thans nog geen sprake. Dat betekent dat ook het Protocol inzake kloneren nog niet in werking kan treden. De mogelijkheid van ondertekenen van het Protocol, net als voor het Verdrag, blijft nog langere tijd bestaan.

De Minister van Justitie en ik hebben onszelf de vraag gesteld of dit protocol reeds op de dag van openstelling moest worden ondertekend. Het feit dat het protocol een juridisch bindend stuk betreft en de interpretatievragen waartoe het protocol aanleiding kan geven, hebben ons tot het oordeel gebracht dat direct tekenen niet aangewezen was. Wij lichten dit gaarne nader toe.

Voorop zij gesteld dat Nederland meent dat handelingen verboden moeten worden waarmee de geboorte wordt beoogd van een menselijk individu dat genetisch identiek is aan een ander menselijk individu, dat is dus een verbod op klonen van mensen in de zin van «replication of human individuals», zoals dat in de internationale teksten genoemd staat.

Het Protocol laat de precieze betekenis van het in het Protocol gebezigde begrip «human being» in het midden. Blijkens de toelichting op het Protocol is het de bedoeling om aan de lidstaten over te laten hieraan een eigen invulling te geven. Sommige landen menen dat er vanaf de bevruchting van een eicel sprake is van een «human being», terwijl weer andere landen ervan uitgaan dat daarvan sprake is vanaf de geboorte. Aanvaarding van het protocol kan in het eerste geval betekenen dat het wettelijk verboden is kloneringstechnieken te gebruiken in het kader van embryonaal onderzoek bijvoorbeeld gedurende de eerste veertien dagen na de bevruchting. Wij menen dat de interpretatie van het Protocol echter zo moet luiden dat onderzoek in een vroeg stadium van de embryonale ontwikkeling niet op voorhand wettelijk uitgesloten wordt. In elk geval ziet het Protocol, blijkens de toelichting, niet op het kloneren van cellen als techniek.

Nederland heeft overigens in de Wereldgezondheidsassemblee van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ingestemd met een resolutie waarin wordt bevestigd dat het gebruik van kloneringstechnieken voor de replicatie van menselijke individuen ethisch onacceptabel en in strijd met de menselijke waardigheid en moraal is. Binnen de WHO wordt nog een discussie gevoerd in het kader van de «Scientific and ethical review group» over de ethische, juridische, wetenschappelijke en sociale implicaties van het gebruik van de kloneertechnieken in relatie tot de gezondheidszorg.

Ook heeft Nederland ingestemd met de «Universal declaration on the human genome and human rights» van de Unesco waarin wordt omschreven dat praktijken die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, zoals reproductief kloneren, niet moeten worden toegestaan. Tenslotte werd tijdens de Tweede Top van Regeringsleiders in oktober 1997 aandacht besteed aan kloneren.

Volledigheidshalve vermelden wij dat door een bio-ethisch comité van de Europese Commissie het advies «Opinion on ethical aspects of cloning techniques» inzake kloneren werd uitgebracht. Daarin wordt eveneens tot uitdrukking gebracht dat reproductief kloneren verboden moet worden omdat het ethisch onacceptabel is.

Een additioneel protocol bij een verdrag is – na ratificatie – juridisch bindend hetgeen een grondige bezinning op de gevolgen van ondertekening voor de in Nederland in voorbereiding zijnde Nederlandse wetgeving inzake handelingen met geslachtscellen en embryo’s van essentieel belang maakt. Het is de bedoeling om in het kader van deze wet een bepaling op te nemen die handelingen verbiedt waarmee de geboorte wordt beoogd van een menselijk individu dat genetisch identiek is aan een ander menselijk individu, voor de volledigheid: ook indien dit individu is overleden.

Vorenstaande overwegingen hebben ertoe geleid dat Nederland het Protocol niet reeds op 12 januari jl. ondertekend heeft.

Inmiddels heeft het interpellatiedebat op 14 januari jl. plaatsgevonden naar aanleiding van vragen van de heer Stellingwerf. Tijdens dit debat bleek mij dat het niet direct ondertekenen van het protocol door sommige fracties wordt opgevat als een signaal dat het kabinet alsnog enige ruimte zou willen laten voor het repliceren van menselijke individuen. Wij hebben het punt van de ondertekening daarom opnieuw overwogen, en zijn tot de conclusie gekomen dat ondertekening van het Protocol kan plaatsvinden met een interpretatieve verklaring. Deze interpretatieve verklaring wordt zodanig geformuleerd dat een en ander wordt beperkt tot datgene waarover regering en parlement het eens zijn en zal van de strekking zijn dat handelingen verboden zijn waarmee de geboorte wordt beoogd van een menselijk individu dat genetisch identiek is aan een ander menselijk individu. In het kader van de voorbereiding van de Nederlandse wetgeving kunnen dan voor ons land zo nodig preciezere lijnen en grenzen getrokken worden.

Overigens is mede in dit verband door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en mij een verzoek gedaan aan de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW). Per brief van 23 december 1997 (kenmerk CSZ/ME/9720221) is aan u een kopie van de brief aan de KNAW toegezonden. Volledigheidshalve kan worden vermeld dat door het Rathenau Instituut een maatschappelijk debat zal worden georganiseerd. Aan de KNAW is gevraagd hieraan een bijdrage te leveren. Per brief van 30 september 1997 (kenmerk CSZ/ME 98514) werd u een copie van de brief aan het Rathenau Instituut toegezonden.

Vanwege de politiek breed gedragen visie voor deze interpretatie van het Protocol menen wij dat binnen deze Kabinetsperiode in vorenbedoelde zin tot ondertekening van het Protocol overgegaan kan worden.

Tenslotte zegde ik u tijdens het interpellatiedebat toe dat ik zal nagaan op welke wijze u in de toekomst het meest efficiënt geïnformeerd kunt worden over wat er gaande is binnen de internationale gremia die betrokken zijn bij de standpuntbepaling over belangrijke medisch-ethische onderwerpen. Ik zal u te gelegener tijd daarover berichten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.