Verslag algemeen overleg inzake het actie- en implementatieplan 'Investeren in voorsprong' - Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs - Hoofdinhoud
Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 25733 - Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs; Verslag algemeen overleg inzake het actie- en implementatieplan 'Investeren in voorsprong' |
---|---|
Documentdatum | 21-10-1997 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST25138 |
Kenmerk | 25733, nr. 1 |
Van | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) |
Commissie(s) | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1997–1998
25 733
Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs
Nr. 1
1 Samenstelling:
Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks, Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J.M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66) en Bremmer (CDA).
Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van ’t Riet (D66), De Haan (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Rehwinkel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA) en Lansink (CDA).
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 21 oktober 1997
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 2 oktober 1997 overleg gevoerd met minister Ritzen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ten vervolge van het overleg op 24 juni 1997 over het actie- en implementatieplan «investeren in voorsprong» (OCW-97–603, 751 en 802).
Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Van Gelder (PvdA) had grote waardering voor de inzet van de minister. Informatie- en communicatietechnologie (ICT) moet een bijdrage kunnen leveren aan een andere invulling van het onderwijs, zodat meer maatwerk kan worden geleverd en zodat leraren jongeren leren om op basis van een tot ontwikkeling gebracht abstractievermogen gerichter om te gaan met informatie. Daarom betreurt hij het dat de minister sinds het vorige overleg op 24 juni nog steeds niet heeft geconcretiseerd wat hij in de toekomst van het onderwijs verlangt. Als de minister de doelstellingen concretiseert, kan de Kamer beter beoordelen of de investeringen inderdaad beter onderwijs opleveren en of van het onderwijs extra inspanningen verwacht mogen worden.
Duidelijkheid over de eindtermen en leerdoelen (per sector) achtte de heer Van Gelder ook van belang voor het bepalen van de beste strategie voor implementatie van ICT in het onderwijs. Zo kiest de minister voor een centralistische «top-downbenadering» en voor de ontwikkeling van «breedbandige» netwerken, zonder dat een concrete visie bestaat op wat voor informatie e.d. over die netwerken moeten lopen. Wie zorgt voor die informatie en onderhoudt deze? Is het rendement van dergelijke netwerken voldoende doordacht? Hebben de minister en de Kamer wel voldoende inzicht in bestaande ontwikkelingen op het terrein van ICT en in de effectiviteit daarvan? Wordt er bijvoorbeeld voldoende gebruik gemaakt van de expertise van het Surfnet?
De heer Van Gelder was van mening dat in de implementatiestrategie juist zoveel mogelijk gelet moet worden op wat de scholen, gelet op hun grote behoefte aan computers, zelf willen. Er moet voldoende geld beschikbaar worden gesteld voor het cruciale element van de scholing van docenten, die zijns inziens ook verzorgd kan worden door regionale opleidingscentra (ROC’s) of lerarenopleidingen. Is de minister bereid en in staat om het dreigende tekort aan docenten informatica effectief aan te pakken? Ook dient meer nadruk te worden gelegd op de ontwikkeling van software.
Omdat dit een van de grootste projecten in Nederland is en omdat vooraf geen exacte blauwdruk kan worden gemaakt, pleitte de heer Van Gelder voor een driemaandelijkse voortgangsrapportage over de nieuwe manier van werken, de relatie tussen de ontwikkeling en het beheer van het netwerk en de relatie tussen de klassenverkleining en de ICT-impuls, opdat geleidelijk duidelijk wordt hoeveel geld werkelijk nodig is.
De heer Koekkoek (CDA) was zeer bezorgd over het welslagen van het actieplan en kon zich niet aan de indruk onttrekken dat er onvoldoende aandacht wordt besteed aan bepaalde cruciale zaken, bijvoorbeeld de noodzakelijke scholing van HAVO- en VWO-docenten. Er zou moeten worden voorzien in een initiële eerstegraadsopleiding.
Het verbaasde hem dat de financiële paragraaf van het implementatieplan op veel punten ook in de brief van 17 september nog steeds onvoldoende is geconcretiseerd en onderbouwd; ook de invulling van de randvoorwaarden en de relatie met de doelen van het actieplan ontbreken in de financiële paragraaf. Hij betreurde het dat de aanvullende informatie geen inzicht geeft in de aard, de omvang en de aanpak van de risico’s. De minister moet, zo nodig vertrouwelijk, inzicht geven in de bekostiging en de bekostigingsvoorwaarden. Ook moet meer inzicht worden geboden in de ramingen van de budgetverdeling in 1997–1998, de vervolgstappen en de omvang van de structurele kosten op termijn. Wat zijn de financiële consequenties voor de scholen? Is 150 mln. in de komende jaren voldoende voor bijscholing? Hoe kan men verwachten dat scholen uit eigen middelen zullen investeren? Hoe zal de effectiviteit van het beleid worden gemeten?
Met het oog op de omvang, het belang, de grote investeringen en de risico’s van dit project acht de CDA-fractie het noodzakelijk om het actieplan te bestempelen als «groot project», zodat de Kamer in staat is tot zorgvuldige besluitvorming op basis van adequate informatie, die tot nu toe ontbreekt. Ook de projectvoorbereiding moet met extra waarborgen worden omgeven, bijvoorbeeld door de departementale accountantsdienst een risicoanalyse te laten uitvoeren en een oordeel te laten geven over de projectorganisatie.
De heer Koekkoek wees erop dat de in voorbereiding zijnde uitbreiding van de Securitelrichtlijn gevolgen zal hebben voor de ICT-plannen en het Softwareactieplan 1996–2000. Kan de minister de Kamer daarover informeren?
De heer Cherribi (VVD) was bezorgd over de positie van leerlingen op achterstandsscholen en over het onvoldoende aantal computers in het basisonderwijs. Hij was positief over de integratie van ICT in het onderwijs en over de door de Kamer voorgenomen aanwijzing van het actieplan als een «groot project», maar vroeg aandacht voor de nog steeds aanwezige risico’s, met name ten aanzien van de financiële onderbouwing, het ontbreken van standaarden en de Europese aanbesteding.
Omdat pas in het kader van de kabinetsformatie definitieve besluitvorming zal plaatsvinden, committeert de VVD-fractie zich nu niet aan het bedrag van 670 mln. voor de vervolgstappen. Een schriftelijke onderbouwing van de structurele kosten, die volgens het bedrijfsleven worden onderschat, is gewenst.
De heer Cherribi vreesde dat het ontbreken van standaarden ten aanzien van de computersystemen compatibiliteitsproblemen kan opleveren. De minister moet een strakkere regie voeren ten aanzien van de school- plannen, bijvoorbeeld door de scholen een aantal keuzescenario’s aan te bieden. Welke computersystemen zijn geschikt voor de bestaande educatieve software en welke technische voorwaarden zijn verbonden aan aansluiting op het EduNet? Zijn de door de scholen bestelde computersystemen aan te passen aan de eisen van de toekomst? Ook hij was benieuwd naar de gevolgen van de uitbreiding van de Securitelrichtlijn.
Het bedrijfsleven bekritiseert de aanbestedingsprocedure vanwege de gebrekkige aansturing en de onduidelijkheid over zaken als een helpdesk, onderhoud en bedrijfsrisico’s. Wat is de reactie van de minister op de kritiek dat de behoefte niet goed gespecificeerd wordt? Kan met aanbieders nog overleg worden gevoerd over de aanbestedingsprocedure?
De VVD-fractie beschouwt de bijscholing van leraren als een van de belangrijkste voorwaarden voor het succes van het project. Kan de minister aangeven hoe de bijscholing van leraren in het voortgezet onderwijs voor het keuzevak informatica wordt geregeld?
De criteria voor de keuze van voorhoedescholen vond de heer Cherribi niet objectief. Hoeveel scholen per onderwijssector hebben een uitgewerkt projectplan ingediend? Kunnen de scholen het tempo van de ICT-projectgroep bijhouden? Gelet op het feit dat de introductie van ICT niet alleen hardware en training, maar ook veranderingen in organisatie en arbeidsprocessen vereist, dient ook dat aspect te worden meegenomen bij de evaluatie van de eerste stap. Op welke wijze leggen de voorhoedescholen verantwoording af over de besteding van de extra gelden die zij ter beschikking krijgen?
De heer Cherribi verzocht de minister aan te geven bij welke vakken al digitale leermiddelen beschikbaar zijn en bij welke vakken zij nog ontwikkeld moeten worden. Op welke termijn zullen genoeg gebruiksklare leermiddelen beschikbaar zijn voor de prioritaire vakken? Wanneer kan de Kamer de toegezegde notitie over ICT en didactiek verwachten?
Mevrouw Van Vliet (D66) herinnerde aan het standpunt van haar fractie dat het niet alleen gaat om het nemen van een voorsprong, maar ook om het inhalen van een achterstand op bepaalde Europese landen. Daarom mag dit project niet mislukken en moet zowel op het inhoudelijke vlak als op het financiële vlak duidelijkheid worden geschapen voor het onderwijs. Er moet duidelijk worden gemaakt wat van de scholen wordt verwacht, wat de leerdoelen zijn en hoe moet worden omgegaan met de computer als instrument van informatievoorziening.
Omdat het, mede door de ontbrekende standaardisatie, moeilijk zal zijn om tegen een aantrekkelijke prijs educatieve software te ontwikkelen, hecht zij aan duidelijke afspraken over de aard van die software, die in ieder geval niet los mag staan van de huidige leermiddelen.
Mede met het oog op de klassenverkleining vroeg mevrouw Van Vliet nadere informatie over de indeling van de lesruimten. Er moet meer samenhang worden aangebracht met rapporten over andersoortige onderwijsvernieuwing.
Op het punt van de financiën is voor de lange termijn meer duidelijkheid over de financiering van onderhoud en vervanging van groot belang. Voor de korte termijn vroeg zij om een duidelijke onderbouwing van het bedrag van 150 mln. voor de scholing van docenten.
Ook de D66-fractie is van mening dat de brief van de minister onvoldoende inzicht geeft in het budget voor 1997–1998 en in de ramingen voor de vervolgstappen. Zeker voor de jaren 1997 en 1998, die tot de huidige kabinetsperiode behoren, moet de financiële paragraaf in het implementatieplan nog steeds worden geconcretiseerd om onzekerheid te voorkomen. Alleen als de minister duidelijkheid over de financiën verschaft en voor de lange termijn enthousiasme voor het project uitstraalt, zullen scholen worden gestimuleerd om snel met de implemen- tatie te beginnen en zal er, mede door de aanwijzing van het actieplan als groot project, ook voor de Kamer meer zekerheid ontstaan.
Antwoord van de regering
De minister stelde voorop dat de antwoorden op de gestelde vragen voor een belangrijk deel gevonden moeten worden in het proces. Het primaire doel van het actieplan is bijvoorbeeld «Wings to human ability»: door het geven van onderwijs op maat wordt aan jongeren, vooral aan degenen die nu het laagst scoren, meer ruimte gegeven voor de ontwikkeling van talenten, verbetering van prestaties en vergroting van zelfvertrouwen; doordat de jongeren zelf kennis verwerven, is die kennis ook duurzamer. Voor dit doel moeten niet zozeer de eindtermen, maar vooral de procestermen worden aangepast. Daarnaast is er de specifieke eindterm van het leren omgaan met informatie- en communicatietechnologie, maar dat is een secundair doel. De minister rekende het zich aan dat de vermelding van het primaire doel, op basis waarvan de educatieve software ontwikkeld zal worden, na de nota Investeren in voorsprong onvoldoende is herhaald.
De minister bevestigde dat er risico’s kleven aan dit project, dat groter en ingewikkelder is dan de huidige grote infrastructurele projecten. Het project zal inderdaad alleen slagen als de scholen zich ermee verbonden voelen en als zij de ontwikkelingen kunnen meemaken. Opleiding en training zijn daarom erg belangrijk.
Van successen en problemen in andere landen kan naar de mening van de minister veel geleerd worden. De wet van de remmende voorsprong leidt ertoe dat moderne software niet kan worden gebruikt in de landen die voorop hebben gelopen. Ook blijkt er soms onvoldoende sprake te zijn geweest van een integrale benadering. De conclusie uit buitenlandse ervaringen is dat er moet worden uitgegaan van een integraal schoolplan om op de scholen geleidelijk draagvlak te creëren voor een cultuuromslag. Over de noodzaak van die cultuuromslag bestaat overeenstemming, maar zo’n verandering kan niet van bovenaf worden opgelegd. Het instrument van het schoolplan wordt geleidelijk ontwikkeld. De 136 aanmeldingen als voorhoedeschool bij het voortgezet onderwijs beschouwde de minister als een gunstig draagvlak, maar zij moeten nu nog wel de nodige plannen maken, net als de schoolplannen voor het basisonderwijs. In het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie kan dit proces in één keer plaatsvinden, omdat daar al veel ervaring is opgedaan met onderwijs op maat en met de implementatie van ICT. Geleidelijk wordt ICT een integraal onderdeel van het curriculum van alle lerarenopleidingen.
De minister zegde toe, de Kamer op basis van de door het Onderzoek-centrum toegepaste onderwijskunde (OCTO) uitgebrachte rapportages driemaandelijks te rapporteren. In de eerste rapportage zal worden aangegeven welke doelen de scholen zich in de plannen stellen en in hoeverre die doelen sporen met de door hem aangegeven doelen. Ook de scholen zullen aan de hand van de OCTO-rapportages driemaandelijks worden geïnformeerd, zodat zij in deze cruciale fase van elkaar kunnen leren.
De minister constateerde dat de scholen zeer enthousiast zijn en dat de onzekerheden niet hebben geleid tot het afhaken van scholen. Om financiële onzekerheid bij de scholen te voorkomen, verzekerde hij dat, als de investering rendement oplevert, geld voor de aankoop van software beschikbaar zal zijn. De minister had de indruk dat het enthousiasme zich inderdaad in rendement vertaalt.
Naar aanleiding van de kritiek van het ICT-bedrijfsleven benadrukte de minister dat dit project het bedrijfsleven veel mogelijkheden biedt en dat de financiële randvoorwaarden realistisch zijn, gelet op de huidige, beperkte absorptiecapaciteit van het project. Op de lange termijn gaat het om grotere bedragen, die gemotiveerd moeten worden door de resultaten van deze eerste fase. Mede door de gefragmenteerde markt en het gebrek aan voldoende competitie is er bij softwarefabrikanten sprake van terughoudendheid. Daarom wordt in het kader van de EU en de OESO geprobeerd om één Europese markt tot stand te brengen; in het kader van de Organization for economic cooperation and development (OECD) wordt geprobeerd om de beschikbare software in kaart te brengen en te beoordelen.
In de huidige fase kan de softwaremarkt naar de mening van de minister alleen ontwikkeld worden als de overheid voor de softwareontwikkeling betaalt; de scholen dragen in eerste instantie slechts een klein deel van die kosten. Het ad hockarakter van deze opzet wordt sterk beperkt door de keuze van prioritaire gebieden. Er is een vrij ruim budget voor het aansturen van ontwikkelprojecten, maar het uiteindelijke doel is dat de scholen voldoende koopkracht hebben om zelf de markt te vormen.
Desgevraagd merkte de minister op dat scholen pas op de nieuwe leermethoden moeten overgaan wanneer zij overtuigd zijn van het nut daarvan, maar hij benadrukte dat de huidige leermethoden te veel gericht zijn op één tempo voor de hele klas. Het ligt voor de hand dat de software eerst zal aansluiten bij de bestaande methoden, maar ander leermateriaal dan de software zal vervolgens geleidelijk secundair worden. Het in de volwasseneneducatie gebruikte softwareprogramma nieuwe buren is een voorbeeld van een buitengewoon aantrekkelijk en effectief programma.
Gelet op het feit dat het voor de vervolgstappen benodigde bedrag van 670 mln. in alle alternatieve investeringsschema’s in de ICES-nota Groei, ruimte en kwaliteit is opgenomen, achtte de minister het vrijwel uitgesloten dat dit bedrag niet door het volgende kabinet zal worden gefinancierd; het minst omvangrijke investeringsschema in de ICES-nota zal alleen onder druk komen te staan als de economische ontwikkeling heel erg tegenvalt.
Met betrekking tot de structurele kosten benadrukte de minister dat er een bedrag beschikbaar is en dat dit bedrag veel groter is dan de scholen denken: het in de begroting opgenomen bedrag van 100 mln. is structureel beschikbaar, dus ook na 2001. Er zal een kosten-batenanalyse worden uitgevoerd om de omvang van de structurele kosten zichtbaar en verdedigbaar te maken, waarbij rekening zal worden gehouden met de hoge afschrijvingskosten van computers, maar ook met de resultaten die in de initiële fase zijn geboekt. Desgevraagd bevestigde hij dat dit onderzoek niet is gericht op de vraag of de structurele kosten gefinancierd zullen worden, maar op de vraag hoe die kosten gefinancierd zullen worden.
De minister merkte op dat het Surfnet en het BVE-net, waarmee goede ervaringen zijn opgedaan, gekoppeld moeten worden aan het EduNet. Een «breedbandig» netwerk is pas nodig wanneer men het type informatie dat op cd-rom beschikbaar is, wil gaan sturen. Met het BVE-net gebeurt dat in toenemende mate, omdat de BVE-sector verreweg het verst is met de implementatie van ICT. Bij de aanbestedingen voor de netwerken zijn geen bedragen genoemd, omdat genoemde bedragen zeker door de aanbesteders zouden worden overschreden. De nog steeds voortgaande kostendalingen op ICT-terrein moeten tot uiting komen in de prijzen, ook in de prijzen van Nederlandse leveranciers. Op de niet-openbare aanbesteding van computers, servers, etc. zijn 39 aanvragen binnengekomen; na een zorgvuldige selectieprocedure in twee fasen zullen circa vijf kandidaten overblijven. De wijze waarop de onderwijsinstellingen het netwerk zullen gaan gebruiken, kan worden afgeleid uit de door scholen ingediende plannen. De verwachtingen op dit punt zullen voor verschillende fasen systematisch worden weergegeven in de eerste rapportage. De openbare aanbesteding voor het landelijke netwerk en de internetdiensten loopt nog.
Navraag in EU- en OESO-verband heeft uitgewezen dat het bedrag van
150 mln. voor de bijscholing van docenten relatief hoog is. De minister onderschreef het grote belang van bijscholing, die nooit een bottleneck voor het slagen van het project mag worden. Hij geeft er de voorkeur aan om eerst een goed beeld te krijgen van wat de scholen op dit punt willen en om niet nu al de kosten per docent vast te leggen; de BVE-sector, die op dat laatste punt de meeste ervaring heeft, maakt onderscheid tussen korte bijscholingen voor circa f.1000 en uitgebreidere bijscholingen, waarvoor behoorlijke bedragen gereserveerd moeten worden. Voor de scholing voor informaticadocenten, die zo snel mogelijk moet worden geregeld, zullen na een recent ontvangen voorstel van het informatica-platform minder kostbare alternatieven worden ontwikkeld. Daarover zal de Kamer nader worden geïnformeerd.
De minister gaf aan dat voorlopig praktisch met de bijscholing zal worden omgegaan, maar dat hij aan de hand van bruikbare buitenlandse gegevens en enkele pilotcursussen die op 1 januari a.s. van start zullen gaan, tot certificering wil komen. Als er eenmaal certificering is, kan op basis daarvan worden overgegaan tot aanbesteding. De bijscholingscursussen voor scholen die geen voorhoedeschool zijn, zullen parallel lopen aan de cursussen voor de voorhoedescholen. Vooral in het primaire onderwijs moet veel gebeuren, omdat veel PO-scholen niet of nauwelijks met multimediale toepassingen werken. Elke school krijgt in elk geval een of twee multimedia computers om, ook via bijscholing, een basis te leggen. De schoolbegeleidingsdiensten zijn vooral ingeschakeld om PO-scholen te helpen bij de eerste stap van de ICT-impuls.
In de grote behoefte aan systeembeheerders kan worden voorzien door inkoop, maar de bedoeling is ook dat de ROC’s systeembeheerders zullen kunnen leveren. Bijkomend voordeel is dat de opleiding tot systeembeheerder op de ROC’s hierdoor wordt gestimuleerd.
De minister zegde toe dat de Kamer schriftelijk zal worden geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van de Securitelrichtlijn.
Nadere gedachtewisseling
De heer Van Gelder (PvdA) betreurde dat de schriftelijke informatie niet zo helder is als de zojuist door de minister gegeven antwoorden. Juist bij dit onderwerp is duidelijkheid vereist over het uiteindelijke doel: verbetering van het onderwijs. Daarom wil hij ook dat de Kamer dit project zal aanwijzen als groot project, waarbij zij concreet zal aangeven welke informatie zij van het ministerie verlangt. Wellicht kunnen ook de vele vragen van de Kamer worden meegenomen bij de opzet van de monitoring door het OCTO en bij de uitwerking van de kostenoverzichten. Ook vroeg hij naar de datum waarop de resultaten van het onderzoek naar de structurele kosten beschikbaar zijn. Hij gaat ervan uit dat de Kamer binnen ongeveer drie weken kan aangeven aan welke nadere informatie zij behoefte heeft.
Omdat de heer Van Gelder eraan hecht dat enkele van de nu besproken thema’s in het debat van eind november over nascholing aan de orde kunnen komen, drong hij er bij de minister op aan om vragen op dat punt zo te beantwoorden dat zij in dat bredere verband aan de orde kunnen komen. Op het punt van nascholing mogen zich bij dit project in ieder geval geen capaciteitsproblemen voordoen.
De heer Koekkoek (CDA) bepleitte een hechter verband tussen het ICT-project en het project inzake groepsgrootte en kwaliteit in het primair onderwijs, waarin ICT een belangrijke rol speelt. In dat verband riep hij de minister op om zich te verplaatsen in de situatie van de individuele school, die te maken heeft met zeer veel ontwikkelingen inzake kwaliteitsverbetering.
Omdat onduidelijkheid over de financiering voor een deel onvermijdelijk is, vroeg de heer Koekkoek of deze eerste stap op zichzelf zinvol is,
los van vervolgstappen waarvan op dit moment onzeker is of die werkelijk zullen worden gezet.
De heer Cherribi (VVD) benadrukte dat het leren omgaan met computers essentieel is voor het wegnemen van koudwatervrees en machteloosheid bij leraren en leerlingen. Het blijft ook geboden om de scholen op weg te helpen door plannen en scenario’s aan te bieden. Hij onderstreepte het belang van het partnerschap met het bedrijfsleven in dit project.
Een gelijke start van het ICT-project voor alle leerlingen achtte de heer Cherribi zeer belangrijk. Een nadere verduidelijking van de financiering is gewenst. Hij raadde de minister aan om het voorbeeld te volgen van diens Engelse collega, die een hoofdprioriteit heeft gemaakt van de bij- en nascholing van docenten.
Mevrouw Van Vliet (D66) constateerde dat er nu veel meer duidelijkheid is verschaft dan in het vorige overleg. Met name de opmerking van de minister over de ICES-nota geeft haar het gevoel dat de juiste intentie aanwezig is. Het project als geheel moet nu op de rails worden gezet en moet snel van start gaan, zodat vaststaat dat ook de vervolgstappen zullen worden gezet. Door de aanwijzing van het ICT-project als groot project zal de Kamer telkens de financiële onderbouwing van de vervolgstappen controleren.
Omdat mevrouw Van Vliet goede educatieve software van vitaal belang acht en omdat zij de indruk heeft dat de doelstellingen zullen worden geformuleerd op basis van de schoolplannen, hecht zij eraan om in het traject van «het grote project» aan de hand van korte, uitgewerkte stukken ook goed geïnformeerd te blijven over de ontwikkeling van de software en over de door scholen ingediende plannen. Daarbij mag geen onduidelijkheid bestaan over het doel van het gebruik van ICT, namelijk verbetering van de prestaties en vergroting van het zelfvertrouwen van leerlingen. Zij gaat ervan uit dat de Kamer regelmatig met de minister over dit project zal praten.
De minister was zich bewust van zijn plicht om de samenleving en de Kamer goed te informeren. Hij zegde toe, in het contract met het OCTO ruimte over te laten voor monitoring ten behoeve van de Kamer; het conceptcontract zal aan de Kamer worden voorgelegd, waarna de door haar gewenste aanvullingen in het contract zullen worden opgenomen. De eerste monitoring moet in elk geval een gesystematiseerd overzicht opleveren van de inhoud van de schoolplannen en van de mate waarin die plannen betrekking hebben op het verbeteren van de prestaties van leerlingen; ook zal worden ingegaan op de samenhang tussen opleiding, software en hardware. In de volgende rapportage zal bovendien uitvoeriger worden ingegaan op de educatieve software en de didactische waarde daarvan, waarbij ook in kaart zal worden gebracht welke software in andere landen is ontwikkeld. Op dat punt zullen de OESO en de EU hopelijk een rol kunnen spelen bij het openbreken van de markt.
De minister was het ermee eens dat het belangrijk is dat de nascholing op ICT-terrein uitgebreid aan de orde komt in het overleg in november over nascholing.
Klassenverkleining biedt naar zijn mening een uitstekende mogelijkheid voor het introduceren van ICT, omdat zij vanaf het begin is verbonden aan een kwaliteitsslag, die aan de hand van tussen- en eindtermen goed te volgen zal zijn. Desgevraagd bevestigde hij dat in het actieplan zichtbaar moet zijn dat het ook om de inhoud gaat.
Onder alle omstandigheden acht de minister het zetten van deze eerste stap heel zinvol, zelfs als er daarna niets zou gebeuren. Hij ziet deze fase echter als een onderdeel van de weg naar «Nederland brainport», zodat de goede positie van Nederland gehandhaafd kan blijven of zelfs verbeterd kan worden.
In de relatie met het bedrijfsleven gaat het de minister vooral om contracten. Daarbij moet het marktmechanisme maximaal tot zijn recht komen en moet er dus ook sprake zijn van goede informatie-uitwisseling. Er zal bij uitgevers worden geïnformeerd waarom zij niet overstappen op de software en wat hen over de drempel zou kunnen helpen, ook om actiever te worden op de internationale markt. Angst voor versnelde afschrijving van het bestaande materiaal speelt bij de uitgevers zeker een rol.
De minister erkende dat het financiële beeld nog niet helemaal duidelijk is en dat de onderbouwing geleidelijk moet worden verbeterd. Met de beschikbare financiën kan hij nu echter goed uit de voeten.
De voorzitter verduidelijkte dat de vaste commissie overweegt, de Kamer voor te stellen om het ICT-actieplan aan te merken als groot project. De Kamer zal op dat punt de formele beslissing moeten nemen.
De voorzitter van de commissie, M. M. H. Kamp
De griffier van de commissie, Mattijssen