Motie met het oordeel dat de minister van Justitie heeft gefaald in de opsporing en vervolging van Bouterse - De zaak-Bouterse
Deze motie1 is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 25467 - Zaak-Bouterse.
Inhoudsopgave
Officiële titel | De zaak-Bouterse; Motie met het oordeel dat de minister van Justitie heeft gefaald in de opsporing en vervolging van Bouterse |
---|---|
Documentdatum | 26-08-1997 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST22957 |
Kenmerk | 25467, nr. 3 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1996–1997
25 467
De zaak-Bouterse
Nr. 3
MOTIE VAN HET LID DE HOOP SCHEFFER
Voorgesteld 26 augustus 1997
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
– van oordeel dat de minister van Justitie op een beslissend moment heeft gefaald in de opsporing en vervolging van verdachte D. Bouterse;
spreekt haar afkeuring daarover uit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Hoop Scheffer
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
- 1.In een motie staat een vraag of verzoek van één of meerdere Tweede- of Eerste Kamerleden aan de regering. Deze wordt vooraf gegaan door een standaard aanhef en een opsomming van overwegingen en constateringen. Iedere motie begint met de woorden 'De Kamer, gehoord de beraadslaging'. Ieder deel van de opsomming begint met woorden als 'constaterende dat' of 'overwegende dat'. Na deze opsomming volgt de uiteindelijke vraag of het verzoek.