Brief minister met notitie over de procedurele aspecten van een internationale strafzaak zoals de zaak Bouterse - De zaak-Bouterse - Hoofdinhoud
Deze notitie is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 25467 - Zaak-Bouterse.
Inhoudsopgave
Officiële titel | De zaak-Bouterse; Brief minister met notitie over de procedurele aspecten van een internationale strafzaak zoals de zaak Bouterse |
---|---|
Documentdatum | 25-08-1997 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST22903 |
Kenmerk | 25467, nr. 2 |
Van | Justitie (JUS) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1996–1997
25 467
De zaak-Bouterse
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 25 augustus 1997
Met verwijzing naar de brief van 22 augustus 1997 van de Minister van Buitenlandse Zaken en ondergetekende, bied ik u hierbij aan de bij voormelde brief toegezegde notitie aangaande procedurele aspecten van een internationale strafzaak zoals de zaak Bouterse.
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
Stand van zaken en procedurele aspecten van de zaak Bouterse
Enige tijd geleden heeft het Openbaar Ministerie laten weten dat het gerechtelijk vooronderzoek tegen de heer Bouterse binnen afzienbare tijd zal kunnen worden afgerond. Een gerechtelijk vooronderzoek kan echter pas gesloten worden nadat de rechter-commissaris de verdachte heeft opgeroepen om te worden gehoord. Of de verdachte verschijnt op de oproep van de rechter-commissaris is op zich niet van belang; de oproep te worden gehoord dient wel rechtsgeldig te zijn betekend aan betrokkene.
Uitreiking van gerechtelijke stukken aan een geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats bekend is, dient, bij het bestaan van een rechtshulpverdrag dat daarin voorziet, te geschieden middels een rechtshulpverzoek aan de bevoegde autoriteiten. Aan het rechtshulpverzoek van de rechter-commissaris, strekkende tot het doen uitreiken aan de heer Bouterse van een oproep op 21 juli jl. te worden gehoord in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek, hebben de Surinaamse autoriteiten geen medewerking verleend. Formeel heeft daarom geen oproeping van Bouterse plaatsgevonden.
Inmiddels heeft de heer Bouterse, via zijn advocaat, laten weten, onder voorwaarden, bereid te zijn mee te werken aan een verhoor door de rechter-commissaris. Daarmee heeft hij aangegeven aan een nieuwe oproep van de rechter-commissaris gevolg te willen geven. De rechtercommissaris en het Openbaar Ministerie zijn daarom momenteel met de advocaat van de heer Bouterse in overleg om te bezien of, en zo ja, onder welke voorwaarden en waar een dergelijk verhoor zou kunnen plaatsvinden. Mocht dit overleg uiteindelijk niet tot een (gewenst) resultaat leiden, zal de rechter-commissaris een hernieuwde poging moeten doen om Bouterse op te roepen voor een verhoor op een door haar te bepalen tijdstip.
De heer Bouterse heeft geen domicilie gekozen ten kantore van zijn raadsman. De oproep te worden gehoord zal hem dan ook in persoon moeten worden betekend. Zoals bovenvermeld, dient zulks te geschieden middels een rechtshulpverzoek aan de Surinaamse autoriteiten. De Surinaamse autoriteiten hebben inmiddels toegezegd de medewerking aan rechtshulpverzoeken in de zaak Bouterse te hervatten. Het is dan ook te verwachten dat de oproep aan de heer Bouterse in persoon zal worden betekend. Zoals boven reeds werd gesteld, is het na een rechtsgeldige betekening voor de voortgang van de procedure niet van belang of betrokkene daadwerkelijk verschijnt op de oproep.
Nadat een verdachte rechtsgeldig is opgeroepen, dan wel is gehoord, kan de rechter-commissaris, al dan niet op verzoek van de Officier van Justitie, het gerechtelijk vooronderzoek sluiten. De beschikking tot sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek dient binnen twee maanden na de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek aan de verdachte te worden betekend. Indien de rechter-commissaris tot sluiting beslist, is de termijn twee maanden en veertien dagen.
Ook de beschikking tot sluiting zal middels een rechtshulpverzoek aan de Surinaamse autoriteiten betekend moeten worden. Mochten de Surinaamse autoriteiten niet binnen de gestelde termijn tot betekening zijn overgegaan, kan de rechtbank, op vordering van de Officier van Justitie, en indien het algemeen belang dit dringend vereist, nog eenmaal een nieuwe termijn stellen (art. 255, lid 4 Sv). Vervolgens kan de termijn op vordering van de Officier van Justitie telkens voor een bepaalde tijd worden verlengd (art. 244, lid 2 Sv).
Uiterlijk binnen twee maanden na het onherroepelijk worden van de beschikking tot sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek (het moment van betekening aan verdachte) dient de Officier van Justitie aan verdachte te betekenen 1) een dagvaarding, dan wel 2) een kennisgeving van verdere vervolging, waarna alsnog moet worden gedagvaard, of 3) een kennisgeving van niet verdere vervolging.
Ook dit gerechtelijk schrijven zal middels een rechtshulpverzoek aan de Surinaamse autoriteiten aan Bouterse betekend moet worden. Mochten de Surinaamse autoriteiten niet binnen de gestelde termijn tot betekening zijn overgegaan, kan ook deze termijn op vordering van de Officier van Justitie telkens voor een bepaalde tijd worden verlengd (art. 244, lid 2 Sv).
In geval het Openbaar Ministerie tot dagvaarding is overgaan en de heer Bouterse zich niet in Nederland bevindt, zal de behandeling van de strafzaak plaatsvinden bij verstek. Het vonnis zal eerst onherroepelijk worden nadat het aan de heer Bouterse betekend is. Ook nu zal dus weer een rechtshulpverzoek aan de Surinaamse autoriteiten moeten worden gedaan.
Afhankelijk van de uitspraak, kan de Officier van Justitie, na het onherroepelijk worden van de uitspraak, de heer Bouterse internationaal signaleren ter fine van executie van de hem opgelegde onherroepelijke uitspraak.
Uit vorengaande procedurele beschrijving blijkt dat de medewerking van de Surinaamse autoriteiten, en indirect de heer Bouterse zelf, onontbeerlijk zijn voor de voortgang van de strafvervolging.