Derde nota van wijziging - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum - Hoofdinhoud
Deze nota van wijziging is onder nr. 21 toegevoegd aan wetsvoorstel 25153 - Invoering van het correctief referendum (Grondwetswijziging, eerste lezing) i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum; Derde nota van wijziging |
---|---|
Documentdatum | 25-06-1997 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST22360 |
Kenmerk | 25153, nr. 21 |
Van | Binnenlandse Zaken |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1996–1997
25 153
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum
Nr. 21
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 25 juni 1997
In artikel III wordt artikel 128a als volgt gewijzigd:
-
1.Voor de tekst van artikel 128a wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
-
2.In het nieuwe eerste lid wordt de zinsnede «en andere bij of krachtens» vervangen door: en andere bij.
-
3.Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende: 2. Indien bij het referendum een meerderheid zich tegen het besluit van provinciale staten of de gemeenteraad uitspreekt en deze meerderheid ten minste dertig procent omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen, dan vervalt het besluit van rechtswege.
Toelichting
De in het eerste lid voorgestelde wijziging leidt ertoe dat slechts bij wet andere besluiten dan besluiten, houdende algemeen verbindende voorschriften, onder het decentrale referendum kunnen worden gebracht. Terzake is geen delegatie mogelijk. De besluiten, houdende algemeen verbindende voorschriften, vormen het grondwettelijk minimum van referendabele besluiten. Bij de wet kunnen daaraan andere besluiten worden toegevoegd.
Het tweede lid strekt ertoe om, evenals dat bij het landelijk referendum wordt voorgesteld, ook bij het decentrale referendum als grondwettelijk vereiste vast te leggen dat een meerderheid van tenminste dertig procent van alle kiesgerechtigden zich tegen het besluit dient uit te spreken, om het besluit te kunnen verwerpen.
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal