Brief staatssecretaris over gedwongen terugkeer van Iraanse asielzoekers - Vluchtelingenbeleid - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 263 toegevoegd aan dossier 19637 - Vreemdelingenbeleid i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vluchtelingenbeleid; Brief staatssecretaris over gedwongen terugkeer van Iraanse asielzoekers |
---|---|
Documentdatum | 18-06-1997 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST22084 |
Kenmerk | 19637, nr. 263 |
Van | Justitie (JUS) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1996–1997
19 637
Vluchtelingenbeleid
Nr. 263
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 18 juni 1997
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 13 juni jl. een ambtsbericht uitgebracht over de situatie in lran. In deze brief informeer ik u over de consequenties die het kabinet aan de inhoud van het ambtsbericht verbindt. Het ambtsbericht zend ik als bijlage mee.1
Het beleid in 1996
Op 24 mei 1996 heb ik uw Kamer gemeld dat ik het beleid, zoals neergelegd in mijn brief van 25 januari 1995, op hoofdlijnen voortzet. In het algemeen overleg van 20 juni 1996 met de vaste commissies van uw Kamer voor Justitie en voor Buitenlandse Zaken hebben minister Van Mierlo, staatssecretaris Patijn en ik met uw Kamer gesproken over de conclusies van de regering over de situatie in Iran en de gevolgen voor toelating en terugkeer. Er is ingestemd met de conclusie van de regering dat het algemene beleid, zoals dat geldt voor de beoordeling van aanvragen om toelating als vluchteling of een vergunning tot verblijf om klemmende redenen van humanitaire aard, nog immer voldoende mogelijkheid biedt om specifieke risico’s voor individuele Iraanse asielzoekers zorgvuldig af te wegen.
Statistische gegevens
In 1995 bedroeg de instroom van Iraanse asielzoekers in totaal 2 698, 9,2% van het totaal aantal asielzoekers in dit jaar. In 1996 liep dit aantal terug tot 1 521, 6,7% van het totaal aantal asielzoekers. Tot 1 mei jl. hebben in totaal 340 Iraniërs asiel aangevraagd, 3.9% van het totaal aantal asielzoekers over deze periode.
In 1995 zijn in totaal 6 532 beslissingen genomen op asielaanvragen van Iraniërs, waarvan 5% A-statussen en 16% verblijfsvergunningen. In 1996 zijn in totaal 10 196 beslissingen genomen op asielaanvragen van Iraniërs, waarvan 7% A-statussen en 7% verblijfsvergunningen.
1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.
In 1995 zijn 66 uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers gedwongen teruggekeerd naar Iran. Daarnaast zijn 150 uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers onder toezicht vertrokken. Ten slotte is in 1995 van 570 uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers het adres gecontroleerd. Uit dergelijke controles blijkt dat betrokken personen niet meer aanwezig zijn op het laatst bekende adres. In 1996 zijn 142 uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers gedwongen teruggekeerd naar Iran.
Daarnaast zijn 201 uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers onder toezicht vertrokken. Tevens is in 1996 van 768 uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers het adres gecontroleerd met als resultaat dat betrokken personen niet meer aanwezig waren op het laatst bekende adres. Ten slotte is in dit verband nog vermeldingswaard dat in 1996 121 uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers naar Teheran vrijwillig zijn teruggekeerd via de IOM.
Conclusies van het ambtsbericht
De Minister van Buitenlandse Zaken trekt in het ambtsbericht zowel een aantal conclusies over de algemene mensenrechtensituatie, de behandeling van vrouwen, het rechtssysteem en de categorieën personen die in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten kunnen staan, als een conclusie over de terugkeermogelijkheden van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers.
De mensenrechtensituatie in Iran geeft nog steeds aanleiding tot bezorgdheid.
Het Iraanse regime ondervindt geen wezenlijke bedreiging van zijn positie en de laatste jaren is er sprake van een langzame, doch beperkte democratisering van het systeem, in de zin dat het parlement een steeds meer uitgesproken rol vervult, binnen de marges die het regime toestaat. De situatie van Iran heeft zich ten opzichte van de beginjaren van de islamitische revolutie gestabiliseerd. Het regime heeft zijn positie geconsolideerd; de repressie is in het algemeen afgenomen, concludeert de Minister van Buitenlandse Zaken.
Nog steeds echter zijn er situaties en bepaalde omstandigheden aan te geven waarin Iraniërs persoonlijk voor vervolging (in de zin van het Vluchtelingenverdrag van Genève) of een onmenselijke behandeling (in de zin van artikel 3 EVRM) hebben te vrezen. Zo is onverminderd sprake van een politiek van repressie jegens personen die als contra-revolutionair worden aangemerkt, staan onafhankelijke schrijvers en journalisten die verdacht worden van gebrek aan loyaliteit aan het regime in toenemende mate onder druk en lijkt de repressie van religieuze minderheden, in het bijzonder van hen die bekeringsactiviteiten ontplooien, eerder toe- dan af te nemen. Ook de situatie van leden van de Baha’i-geloofsgemeenschap is zorgelijk te noemen. Indien deze omstandigheden zich voordoen zal hiermee vanzelfsprekend rekening worden gehouden.
Het aanvragen van politiek asiel in een ander land wordt door de Iraanse overheid niet als een politieke daad gezien en is op zichzelf niet strafbaar. Geen van de uitgewezen Iraniërs heeft na terugkomst problemen ondervonden van de zijde van de autoriteiten wegens zijn/haar verblijf in Nederland en het indienen van een asielverzoek. Gelet op de algemene situatie in Iran kan terugzending van Iraanse asielzoekers die niet op dergelijke gronden als vluchteling dan wel om humanitaire redenen voor toelating in aanmerking komen, niet op voorhand onverantwoord worden geacht. Vanzelfsprekend blijft daarbij iedere aanvraag om toelating individueel beoordeeld worden.
Wel zal de Minister van Buitenlandse Zaken de ontwikkelingen in Iran zeer nauwlettend volgen. Mocht daartoe aanleiding zijn dan zal het kabinet het beleid inzake Iran opnieuw overwegen.
De positie van vrouwen in Iran
Op mijn uitdrukkelijk verzoek heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in dit ambstbericht speciaal aandacht besteed aan de positie van de vrouw in Iran. Op basis van deze informatie zullen de asielverzoeken van vrouwen die genderspecifieke problemen als motief aanvoeren, uiteraard zorgvuldig worden beoordeeld. Zoals gebruikelijk zal iedere aanvraag individueel beoordeeld worden. Ik teken er echter bij aan dat naar mijn oordeel op grond van de informatie van de Minister van Buitenlandse Zaken geconcludeerd kan worden dat genderspecifieke problemen, zoals het overtreden van kledingvoorschriften en de beperkingen op de arbeidsmarkt voor vrouwen, in het algemeen geen aanleiding vormen voor toelating tot Nederland.
Dienstweigering en desertie
Naar aanleiding van het rapport van de heer Copithorne van maart 1996 zijn er in het algemeen overleg van 20 juni 1996 opmerkingen gemaakt over de gevolgen van dienstweigering en desertie. Ik heb vervolgens, zorgvuldigheidshalve, een uitzondering gemaakt voor wat betreft de terugkeer van deze categorie personen.
De informatie uit het rapport van de heer Copithorne van maart 1996 zag op de herziene islamitische strafwet. Uit de informatie is gebleken dat in de herziene Islamistische strafwet géén strafbepaling is opgenomen over dienstweigering en desertie. Bij de artikelen die het in gevaar brengen van de veiligheid van de Islamitische republiek van Iran betreffen, wordt wel het aanzetten tot desertie genoemd, maar niet dienstweigering en desertie als zodanig. De Minister van Buitenlandse Zaken handhaaft, mede daarom, zijn eerdere conclusie met betrekking tot dienstweigeraars en deserteurs, ook uit de oorlog Iran–Irak, dat zij in de praktijk geen (asielrechtelijke) problemen ondervinden van de zijde van de Iraanse autoriteiten. Ik volg dit advies op en zal daarom in het algemeen niet langer een uitzondering maken voor Iraanse dienstweigeraars en deserteurs. Wel zal ook hier iedere aanvraag zorgvuldig en naar individuele omstandigheden worden beoordeeld.
Beleid andere EU-landen
Uit contacten binnen de Europese Unie is gebleken dat ook voor andere Europese landen het enkele bezit van illegaal materiaal als videotapes, alcoholische dranken of satellietschotels veelal geen aanleiding vormt een vluchtelingenstatus toe te kennen. Dit ondersteunt het gestelde in het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken over dit asielmotief, in vervolg op hetgeen hierover gemeld is in het onderliggende ambtsbericht van 1 mei 1996. De Minister van Buitenlandse Zaken stelt dat het enkel in bezit hebben dan wel verspreiden van verboden materiaal, waaronder satellietschotels, speeches op tapes of video, literatuur die beledigend wordt geacht voor de Islam zoals de Duivelsverzen van Salman Rushdie, oud beeld- en geluidmateriaal van de Shah e.d. in de praktijk hooguit tot het opleggen van een geldboete leidt. Bezit van verboden literatuur en van monarchistisch materiaal wordt door de autoriteiten niet als een bedreiging gezien; anders is het voor personen die worden aangetroffen met materiaal van de MKO (Mujaheddin-e-Khalq). De Minister van Buitenlandse Zaken maakt hier onderscheid tussen de aard en herkomst van het verboden materiaal, waarmee ik rekening zal houden in de beoordeling van de asielaanvragen.
De meeste Lid-Staten van de Europese Unie zien geen belemmeringen uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers terug te sturen naar Iran. Het gaat hier in ieder geval om Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Denemarken,
Spanje, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. De Minister van Buitenlandse Zaken meldt in zijn ambtsbericht dat in een aantal landen navraag is gedaan over de uitvoering van het beleid op dit punt. Duitsland, Zweden en Denemarken hebben in 1995, net als Nederland tientallen Iraniërs teruggestuurd naar Iran. Canada heeft Iraniërs uitgezet die zich schuldig hebben gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. Het Verenigd Koninkrijk heeft in 1996 80 uitgeprocedeerde Iraniërs teruggestuurd en 15 naar derde landen uitgezet. Oostenrijk heeft 38 uitgeprocedeerde Iraniërs teruggestuurd, Duitsland 67 en Zweden 198. België heeft in 1996 vier uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers teruggestuurd.
UNHCR-standpunt over Iran
In internationaal overleg is naar voren gekomen dat de UNHCR in beginsel geen bezwaar heeft tegen de gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers, mits het asielverzoek zorgvuldig is onderzocht en alle individuele feiten en omstandigheden gewogen zijn.
Conclusie
Naar aanleiding van de bevindingen van de Minister van Buitenlandse Zaken heeft het kabinet de conclusie getrokken dat ik mijn beleid inzake Iran, zoals uitgevoerd sinds januari 1995, dien voort te zetten. Allereerst heeft de Minister van Buitenlandse Zaken mij heldere informatie verschaft over de vraag welke personen specifieke risico’s lopen. Met die risico’s wordt uiteraard rekening gehouden. Tevens ziet de Minister van Buitenlandse Zaken geen aanleiding gedwongen terugkeer achterwege te laten. Gelet op deze informatie en mede gelet op het standpunt van UNHCR en het beleid inzake Iran in de andere Europese landen, heb ik besloten het huidige beleid, van kracht sinds januari 1995, voort te zetten, met dien verstande dat dit beleid ook van toepassing wordt op dienstweigeraars en deserteurs. Ik benadruk dat bij de beoordeling van de eventuele aanspraak op een vergunning tot verblijf de vraag aan de orde komt of, gelet op de mensenrechtensituatie in Iran, de betrokken asielzoeker een bijzonder risico loopt. Iraanse asielzoekers, die na een zorgvuldige beoordeling van het asielverzoek niet in aanmerking komen voor een vluchtelingenstatus of een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden, kunnen derhalve in beginsel worden teruggestuurd naar Iran.
De beoordeling van de asielverzoeken van Iraanse asielzoekers zal met ingang van heden geschieden op basis van het bijgesloten ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken en deze brief.
De Staatssecretaris van Justitie, E. M. A. Schmitz
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.