Amendement over consequenties verbonden aan de uitkomst van een referendum - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum - Hoofdinhoud
Dit amendement i is onder nr. 12 toegevoegd aan wetsvoorstel 25153 - Invoering van het correctief referendum (Grondwetswijziging, eerste lezing) i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum; Amendement over consequenties verbonden aan de uitkomst van een referendum |
---|---|
Documentdatum | 09-06-1997 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST22039 |
Kenmerk | 25153, nr. 12 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1996–1997
25 153
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum
Nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID REHWINKEL
Ontvangen 9 juni 1997
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel II, onderdeel B, wordt artikel 89d, tweede lid, vervangen door: 2. Indien bij het referendum niet een meerderheid die ten minste dertig procent omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen, zich tegen het voorstel van wet uitspreekt, wordt het voorstel terstond bekrachtigd.
Toelichting
Als artikel 89d wordt aangenomen zoals door de regering voorgesteld, zal dat tot gevolg hebben dat er aan het referendum drie mogelijke consequenties zijn verbonden. Het wetsvoorstel vervalt van rechtswege, wanneer een meerderheid die ten minste 30% omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen tegen het wetsvoorstel stemt. Het wetsvoorstel wordt terstond bekrachtigd indien een minderheid die ten minste 30% omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen tegen het wetsvoorstel stemt, dan wel een minderheid die minder dan 30% omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen tegen het wetsvoorstel stemt. De derde mogelijke consequentie doet zich voor wanneer een meerderheid die minder dan 30% omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen tegen het wetsvoorstel stemt. De regering is dan vrij het voorstel al dan niet te bekrachtigen.
Dit kan als gevolg hebben dat de regering in weerwil van het uitgesproken oordeel van beide Kamers alsnog een wetsvoorstel intrekt. Bij «normale» wetgeving zal de regering, als zij onoverkomelijke bezwaren heeft tegen het wetsvoorstel, dit vóór de stemming over het voorstel aan de Kamer duidelijk maken. Neemt de Kamer het voorstel toch aan, dan zal de regering (of de verantwoordelijke minister) aftreden.
Wanneer bij het referendum een meerderheid die minder dan 30% omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen, tegen het voorstel stemt zou de uitslag van het referendum geen invloed moeten hebben op het wetgevingsproces en het wetsvoorstel terstond moeten worden bekrachtigd.
Rehwinkel