Memorie van toelichting - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 25314 - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 18-04-1997 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST20860 |
Kenmerk | 25314, nr. 3 |
Van | Minister-President Algemene Zaken Binnenlandse Zaken |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1996–1997
25 314
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 24a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
Bij de laatste grondwetsherziening konden enkele van de additionele artikelen, die voorzien in een overgangsregeling totdat een nieuwe regeling tot stand is gekomen, nog niet vervallen. De reden daarvoor was dat de wettelijke regelingen nog niet tot stand waren gebracht.
Thans kunnen ook de meeste van deze additionele artikelen vervallen. Zo is in de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement ook een regeling getroffen ten aanzien van militairen in werkelijke dienst. Daarmee kan additioneel artikel XVII vervallen.
Additioneel artikel XXIV voorziet in een vangnetbepaling met betrekking tot de algemeen verbindende voorschriften betreffende de rechtspositie voor ambtenaren. Het bepaalt dat indien algemeen verbindende voorschriften betreffende de rechtspositie van ambtenaren niet op een wet berusten, zij totdat een zodanige wet tot stand is gekomen op gelijke wijze worden gewijzigd als zij tot stand zijn gekomen.
Onlangs is bezien of in alle gevallen voldaan wordt aan de eis dat grondrechten beperkende voorschriften op een specifieke wettelijke grondslag berusten. Bij dat onderzoek is niet gebleken dat – los van de eis van een specifieke wettelijke grondslag voor grondrechten beperkende voorschriften – algemeen verbindende voorschriften een wettelijke grondslag ontberen. Wel is, gelet op de wens om stringentere naleving van de normen die ten aanzien van nevenfuncties gelden te kunnen bewerkstelligen, het wetsvoorstel «Wijziging van de Ambtenarenwet en de Militaire Ambtenarenwet 1931 in verband met het verrichten van nevenwerkzaamheden» bij het parlement aanhangig gemaakt (kamerstukken I en II 1995/96 en 1996/97, 24 575). De verwachting is, dat dit wetsvoorstel binnenkort in werking zal treden. Alle algemeen verbindende voorschriften voor ambtenaren berusten thans op een wet, zodat aan deze vangnetbepaling geen behoefte meer is. Zij kan derhalve vervallen.
De Wet op de adeldom is inmiddels in werking getreden, zodat ook additioneel artikel XXV kan vervallen.
De additionele artikelen XI en XXI zullen bij rijkswet vervallen. Slechts de additionele artikelen IX en XIX blijven van kracht.
Additioneel artikel IX bepaalt dat artikel 16, dat het beginsel bevat dat geen enkele gedraging met terugwerkende kracht strafbaar mag worden gesteld, niet van toepassing is ten aanzien van feiten, strafbaar gesteld krachtens het Besluit Buitengewoon Strafrecht. Op grond van dit Besluit kunnen oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid gepleegd tijdens de Tweede Wereldoorlog nog worden vervolgd of de uitgesproken straf nog worden geëxecuteerd. Gelet op het tijdsverloop sinds genoemde oorlog behoort het tot de mogelijkheden dat personen wegens oorlogsmisdaden ten tijde van die oorlog nog vervolgd kunnen worden of de uitgesproken straf nog ten uitvoer moet worden gelegd. Zolang dit het geval is, dient deze bepaling te worden gehandhaafd.
Additioneel artikel XIX voorziet erin dat het formulier van afkondiging en de formulieren van verzending en kennisgeving naar de Grondwet van 1979 nog van kracht blijven totdat daarvoor een wettelijke regeling is getroffen. Bedoelde wet ter zake is nog niet tot stand gebracht. Dit additionele artikel dient derhalve te worden gehandhaafd.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, W. Kok
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal