Brief minister - Nieuwe infrastructuur mobiele communicatie (C2000)

Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 25124 - Nieuwe infrastructuur mobiele communicatie (C2000).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Nieuwe infrastructuur mobiele communicatie (C2000); Brief minister  
Document­datum 22-11-1996
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST18354
Kenmerk 25124, nr. 1
Van Binnenlandse Zaken
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1996–1997

25 124

Nieuwe infrastructuur mobiele communicatie (C2000)

Nr. 1

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 22 november 1996

In het regeringsstandpunt naar aanleiding van het advies van het Beleidsadviescollege Politiële Informatievoorziening (BPI)(TK 23 900 VI en VII, 31) hebben mijn ambtgenoot van Justitie en ik op 7 juli 1995 de Tweede Kamer geïnformeerd over studies naar de haalbaarheid en realisering van een project dat onder de naam C2000 een nieuwe infrastructuur voor mobiele communicatie moet realiseren. De projectorganisatie C2000 heeft in de achterliggende periode, in samenwerking met vertegenwoordigers van brandweer, ambulance en politie, op bestuurlijk en operationeel niveau de planvorming voorbereid voor de vervanging van de huidige radionetten van de drie disciplines door één nieuw communicatiesysteem. Bij de behandeling van de Rampenwet toonde de Tweede Kamer grote belangstelling voor project C2000. Over de vorderingen wil ik u, mede namens mijn ambtgenoten van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in het onderstaande nader informeren.

Leeswijzer

In deze brief worden na de samenvatting en inleiding kort de aanleiding en de doelgroep van C2000 beschreven. Vervolgens wordt in Wat is C2000 ingegaan op de eisen die de gebruikers en het bestuur stellen aan het netwerk. Daarna wordt in de paragraaf Wat kan C2000beschreven in welke opzichten het nieuwe radionet de huidige communicatievoorzieningen in de schaduw stelt.

Het hoofdstuk Stand van zakenbevat een aantal paragrafen waarin achtereenvolgens de organisatie van het project, de organisatie van het beheer, de internationale aspecten, het kostenaspect, de toerekenings-methodiek en de vervolgactiviteiten belicht worden. Tenslotte worden in twee paragrafen de tijdplanning en de informatievoorziening rond dit project beschreven.

0  Samenvatting

Met het project C2000 zal één integrale communicatie-infrastructuur worden gecreëerd voor in eerste instantie brandweer, politie en ambulancediensten. Dit is nodig om bestaande knelpunten in de huidige communicatievoorzieningen van deze organisaties op te lossen, maar meer nog om nieuwe gebruiksmogelijkheden te creëren. Het netwerk zal gebaseerd zijn op internationaal aanvaarde technische standaarden, zodat van speciaal voor deze diensten gereserveerde (nieuwe) radiofrequenties gebruik gemaakt kan worden.

Met C2000 wordt nationaal én internationaal grens- en disciplineoverschrijdende communicatie in een vroegtijdig stadium mogelijk. Nieuwe faciliteiten komen ter beschikking die het «kantoor op straat» dichterbij brengen. Daardoor kan de effectiviteit van de hulpverlening en de opsporing door deze diensten omhoog. Door betere en beter afgeschermde communicatie wordt ook de veiligheid van de individuele hulpverlener vergroot.

Het totstandbrengen van deze nieuwe infrastructuur is een complexe zaak. Daarom is een projectstructuur in het leven geroepen onder ambtelijke aansturing. Voor de feitelijke realisering van het project zal gebruik worden gemaakt van de IT-organisatie, nu nog onderdeel van het Korps Landelijke Politiediensten.

De omvang van het netwerk zal zijn afgestemd op volledige vervanging van de nu geïnstalleerde capaciteit en het oplossen van onderkende knelpunten. Het netwerk is bedoeld voor communicatie met behulp van spraak en met behulp van overdracht van gestructureerde gegevens. De transmissie van beelden is vooralsnog niet voorzien, gelet op de daaruit voortvloeiende zeer veel hogere kosten.

Er zal een volledige landelijke dekking voor mobilofoons zijn, terwijl de dekkingsgraad bij portofoongebruik vooral in de plattelandsgebieden drastisch zal toenemen.

De totale kosten van het project bedragen ongeveer f 1066 miljoen, terwijl de jaarlijkse exploitatielasten van het nieuwe netwerk berekend zijn op ongeveer f 78 miljoen. Een groot deel van deze kosten zal ten laste van het Rijk (BiZa, Justitie en VWS) komen. De betrokken regionale organisaties zullen echter ook een flinke bijdrage moeten leveren, gelijk aan hun aandeel in het in de huidige communicatievoorzieningen geïnvesteerd vermogen (berekend op in totaal f 483 miljoen), en gelijk aan hun aandeel aan de huidige exploitatie van de netwerkvoorzieningen.

De start van de aanbestedingsprocedure van het landelijk netwerk is voorzien in april 1997. De gunning zal dan ongeveer een jaar later kunnen plaatsvinden. Na de implementatie van een proefregio waarvoor de voorbereidingen in het eerste kwartaal van 1998 aanvangen, wordt het netwerk in fases gerealiseerd. De volledige implementatie zal zijn afgerond in het eerste kwartaal van 2004.

1  Inleiding

De verschillende diensten voor openbare orde, veiligheid en hulpverlening, zijn voor hun individuele functioneren en onderlinge samenwerking afhankelijk van goede systemen voor spraak- en datacommunicatie. In extreme situaties zijn betrouwbare verbindingen voor OOV-functionarissen letterlijk van levensbelang. Goede verbindingen zijn ook uit een oogpunt van bedrijfsvoering van belang voor een efficiënte inzet van mensen en middelen.

Op dit moment beschikken brandweer-, ambulance- en politiediensten over eigen, bijna allemaal analoge, radiosystemen. In totaal zijn er meer dan honderd radionetten in gebruik die niet op elkaar zijn afgestemd. Deze communicatievoorzieningen dateren veelal uit de jaren tachtig en zijn technisch en functioneel verouderd. Ze zijn niet berekend op de veranderende behoeften van politie, brandweer en ambulancehulpverlening bij de uitvoering van hun huidige taken. De beveiliging van de communicatie tegen afluisteren blijft achter bij de eisen van de tijd, de gesprekscapaciteit is onvoldoende, communicatie tussen de diensten onderling is ingewikkeld en tijdrovend.

Om efficiënt en effectief te kunnen werken groeit bovendien de behoefte aan nieuwe functionaliteiten, waaronder het op afstand raadplegen van databanken.

Deze operationele knelpunten zijn met nieuwe digitale technologie op te lossen.

De instandhouding en vervanging van radiocommunicatievoorzieningen is, behalve bij de brandweer, een eigen verantwoordelijkheid van de regio’s. Op diverse plaatsen in het land worden plannen gemaakt en nieuwe toepassingen beproefd. Zonder coö rdinatie in het vervangings-beleid bestaat het risico dat verbeteringen van radiocommunicatie op regionaal niveau zullen leiden tot een lappendeken van verschillende en onderling sterk divergerende radionetwerkoplossingen. Onderlinge communicatie tussen de drie disciplines zal dan – op bovenregionaal zowel als op regionaal niveau – uiterst moeizaam of onmogelijk blijven.

Wij achten een versterkte samenhang ook op het gebied van de communicatie tussen de verschillende overheidsdiensten in de veiligheidsketen van groot belang. Operationele radiocommunicatie tussen brandweer-, ambulance- en politieorganisaties kan de kwaliteit van de samenwerking, en de effectiviteit van optreden op zowel dagelijkse basis als bij incidentele grootschalige inzet verder verbeteren.

Onder de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling, zoals die tot uitdrukking is gebracht in onder meer de Politiewet 1993 en het regeringsstandpunt BPI, is het rijk er voor verantwoordelijk dat de bovenregionale communicatiestromen goed geordend zijn. Wij hebben geconstateerd dat voor de door ons voorgestane versterking van de samenwerking tussen hulpverleningsdiensten nieuwe infrastructurele communicatievoorzieningen noodzakelijk zijn.

Uit onderzoek is ons gebleken dat de eisen die ondermeer op het gebied van beschikbaarheid en betrouwbaarheid en functionaliteit gesteld worden aan een communicatienetwerk voor brandweer, ambulance en politie, onvoldoende gehonoreerd kunnen worden met behulp van bestaande openbare infrastructuur.

Gelet op de complicaties in bestuurlijk, organisatorisch, technisch en financieel opzicht hebben wij besloten een dergelijk project onder centrale regie te plaatsen en een ambtelijk opdrachtgever, de Directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid, aan te stellen binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken.

2 Doel en inhoud van het project C2000

2.1 Waarom C2000

Een nieuwe communicatie-infrastructuur is nodig om de bestaande knelpunten in de communicatievoorzieningen van de verschillende overheidsdiensten in de veiligheidsketen op te lossen. De door ons gewenste versterking van de samenhang tussen de diensten wordt met een nieuw discipline- en regiogrenzen overstijgend systeem gestimuleerd.

Door het nieuwe systeem te baseren op een Europese communicatiestandaard worden ook op het terrein van de grensoverschrijdende communicatie nieuwe mogelijkheden geschapen.

2.2  Voor wie is C2000

De gebruikers van het C2000 netwerk zijn de regionale brandweerorganisaties, de gemeentelijke brandweerkorpsen, de centrale posten ambulancediensten, de regionale politiekorpsen, het Korps Landelijke Politiediensten en de Koninklijke Marechaussee (voor wat betreft de taken genoemd in de Politiewet). Het gebruik van het C2000 radionetwerk zal een verplicht karakter hebben voor deze organisaties.

Daarnaast kunnen ook andere, nog nader aan te wijzen organisaties in de sfeer van openbare orde, veiligheid en hulpverlening onder voorwaarden gebruik maken van het C2000 netwerk.

2.3  Wat is C2000

In het functionele programma van eisen is vastgelegd aan welke eisen van de brandweer, ambulancehulpverlening en politie-organisaties de nieuwe communicatie-infrastructuur moet voldoen.

– De gesprekken dienen zonder waarneembare vertraging opgebouwd te worden.

– Voor noodsituaties moet er een systeem van prioriteittoekenning en noodoproep zijn.

– Gebruikers moeten in groepsverband en met de meldkamer kunnen communiceren en ook moet het voor gebruikers in voorkomende gevallen mogelijk zijn rechtstreeks met elkaar te communiceren zonder gebruik te hoeven maken van de vaste infrastructuur.

Het gebruik van verbindingsmiddelen bij verkeerscontroles hoeft bijvoorbeeld niet noodzakelijkerwijs het netwerk te belasten.

– Het radionetwerk moet voorzien in landelijke portofoondekking, in alarmering van personeel van brandweer en ambulancehulpverlening, alsmede in aansturing van de sirenes van het Waarschuwings- en Alarmerings Stelsel.

– Het radionetwerk dient te beschikken over faciliteiten voor mobiele datacommunicatie.

– Het radionetwerk moet geschikt zijn voor inter- en bovenregionaal verkeer alsmede voor grensoverschrijdende communicatie.

– De betrouwbaarheid en beschikbaarheid dienen gegarandeerd te zijn.

– De communicatie via het radionetwerk en de toegang daartoe moeten beveiligd zijn.

Aan bestuurlijke eisen is geformuleerd

– dat het nieuwe radionetwerk gebaseerd is op een leveranciers-onafhankelijke, open communicatiestandaard;

– dat het project rond de eeuwwisseling gerealiseerd zal zijn, en

– dat het organisatie-onafhankelijk is, dat wil zeggen voor hulpverleningsdoelen te gebruiken is onafhankelijk van hoe we de hulpverlening structureel of incidenteel geregeld hebben.

2.4  Wat kan C2000

De bereikbaarheid van operationele medewerkers neemt door een hogere dekkingsgraad en meer gesprekscapaciteit toe, hetgeen ten goede komt aan de effectieve inzet van de hulpdiensten ten behoeve van de burger. Als gevolg van de sterk verbeterde beveiliging van de communicatie wordt het mogelijk privacy gevoelige informatie te verstrekken,

waardoor bijvoorbeeld in de ambulancewereld consult op afstand en de transmissie van patië ntgegevens naar en van een ziekenhuis mogelijk zijn.

Ten opzichte van de huidige situatie biedt C2000 om dezelfde reden een effectievere bescherming van personeel in levensbedreigende situaties. In plaats van alleen landelijke mobilofoondekking biedt C2000 ook vrijwel landelijke portofoondekking, dat wil zeggen communicatie vanaf de individuele operationele medewerker.

Met de digitale techniek komt verder een nieuwe kwaliteit in het werk beschikbaar niet alleen voor de man op straat, maar ook voor het management voor wie sturingsinformatie op het gebied van de communicatievoorzieningen gegenereerd kan worden. Communicatie in het nieuwe netwerk is niet locatiegebonden en zo nodig organisatie-onafhankelijk.

Door het gebruik van een open, Europese standaard is het netwerk toekomstvast en geschikt voor nieuwe nog in ontwikkeling zijnde toepassingen. Tevens is het geschikt voor (lands- en regio-) grensoverschrijdende communicatie.

Het multidisciplinaire gebruik van het nieuwe netwerk maakt coö rdi-natie van inzet reeds tijdens het aanrijden mogelijk, waar de diensten in de huidige situatie in eerste instantie zijn aangewezen op «stoeprand-overleg».

Door de rechtstreekse toegang vanuit het voertuig tot geautomatiseerde gegevensbestanden op het gebied van bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen of kentekenregistraties, kan effectiever worden opgetreden. De zelfstandigheid van de operationele eenheid wordt er door vergroot en op locatie biedt het netwerk een aantal faciliteiten die in de huidige situatie tot het typische kantoorwerk behoren. Gegevens over routing en geografie zijn effectiever te gebruiken waardoor de hulpverlening sneller ter plaatse kan zijn.

Een neveneffect van de beveiliging van berichtgeving is dat de hulpverleningsdiensten in hun optreden minder dan nu het geval is gehinderd worden door sensatiezoekers.

3 Stand van zaken

3.1 Organisatie van het project

Politieke opdrachtgevers zijn de ministers van Binnenlandse Zaken, van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In voorbereiding is een uitbreiding naar de minister van Defensie in verband met de Koninklijke Marechaussee.

Als ambtelijk opdrachtgever fungeert de Directeur generaal voor Openbare Orde en Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Het hoofd van de afdeling Informatiebeleid van het Directoraat generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, treedt op als gedelegeerd opdrachtgever en vervult op een meer dagelijkse basis de taken van het ambtelijk opdrachtgeverschap.

De opdrachtgever laat zich terzijde staan door een stuurgroep, waarin de verschillende bij het C2000-project betrokken bestuurlijke en ambtelijke veldorganisaties via hun bestuurlijke en ambtelijke koepels zijn vertegenwoordigd. Het betreft hier de Nederlandse Brandweer Federatie, het College van Commandanten van Regionale Brandweren, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Nederlands Ambulance Platform, de

Zorgverzekeraars Nederland, het Korpsbeheerdersberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen.

Tevens zijn lid van deze stuurgroep de directeuren van de direct betrokken departementale beleidsdirecties, te weten de directeuren Politie en Brandweer & Rampenbestrijding van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de directeur Strafrechtelijke Handhaving van het ministerie van Justitie en de directeur Curatieve Somatische Zorg van het ministerie van VWS.

De algemeen projectleider wordt geadviseerd door een klankbordgroep, waarin leidinggevenden uit direct betrokken organisaties van brandweer, ambulancehulpverlening, politie en de KLPD op persoonlijke titel zitting hebben. Tot de projectorganisatie behoort verder een liaisongroep, bestaande uit een drietal vertegenwoordigers van resp. brandweer, ambulancehulpverlening en politie, die op tijdelijke basis bij de projectorganisatie gedetacheerd zijn.

De directeur van de IT-organisatie is beoogd opdrachtnemer.

3.2  Organisatie van het beheer

Mede gelet op de discussie in de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de begroting 1996, waar gesproken is over ondermeer de beheerstaken ten aanzien van het nieuwe netwerk, heb ik besloten de IT-organisatie in Driebergen te belasten met die beheerstaken die nodig zijn om de continuïteit van de voorzieningen te waarborgen. De IT-organisatie is nu nog onderdeel van het Korps Landelijke Politiediensten.

De coö rdinatie van het strategisch beheer zal berusten bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het tactisch beheer zal onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken worden uitgevoerd door de IT-organisatie, evenals de operationele beheerstaken voorzover die niet bij de gebruikersorganisaties zitten of uitbesteed zijn.

3.3  Internationale aspecten

In het verlengde van de samenwerkingsafspraken in het Schengen-verdrag is voor communicatie op het gebied van openbare veiligheid en hulpverlening exclusief voor de diensten in deze sector een groot deel van de 380 – 400 MHZ frequentieband beschikbaar gesteld door de European Radio Office. Voor de communicatie in deze frequentieband dient gebruik gemaakt te worden van een Europese standaard om ongewenste storingen als gevolg van diversiteit aan technieken te voorkomen.

Door het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) is speciaal met het oog op gebruik van mobiele communicatie door Openbare Orde en Veiligheid- en hulpverleningsinstanties een nieuwe standaard ontwikkeld, genaamd Trans European Trunked Radio, kortweg TETRA. Deze nieuwe standaard past vrijwel naadloos op de functionele eisen zoals die zijn opgesteld.

De situatie ten aanzien van de radionetten in Nederland is niet uniek.

In België is men bij de vervanging van de radionetten van de Rijkswacht inmiddels gevorderd tot de aanbestedingsprocedure. In februari 1997 dienen daar de offertes uitgebracht te worden.

Met België en Engeland, dat inmiddels ook een met C2000 vergelijkbaar traject is ingeslagen, bestaat op het niveau van de projectgroep goed en regelmatig overleg waarin kennis en ervaringen worden uitgewisseld.

Met Belgische en Duitse instanties wordt door de IT-organisatie een TETRA-proefneming voorbereid waarbij met name het aspect van grensoverschrijdende radiocommunicatie centraal staat. De resultaten van deze proef zullen direct ten goede komen aan project C2000.

3.4  Dimensie van het netwerk

De aangeboden capaciteit van het radionetwerk zal tenminste gelijk zijn aan de capaciteit, zoals die aanwezig is in de radionetten van brandweer, ambulancehulpverlening en politie per 1 maart 1996. Daarnaast zal, voor zover mogelijk, een oplossing geboden worden voor de per die datum geconstateerde en bekende capaciteitsknelpunten in de huidige radionetwerken.

De dimensionering is afgestemd op de afhandeling van incidenten en routineverkeer in het primaire proces van de brandweer-, ambulance- en politie-organisaties. Voor de communicatie bij de bestrijding van rampen zal de dimensionering van het netwerk toereikend zijn om de organisatie van de rampenbestrijding gedurende de eerste twee uren na de melding in te richten. Daarbij wordt er van uitgegaan dat de op het rampterrein benodigde communicatiecapaciteit in dat tijdsbestek adequaat geregeld is, bijvoorbeeld door de inzet van een verbindingscommando unit.

Hoewel de TETRA-techniek van C2000 in principe de transmissie van videobeelden faciliteert, is deze mogelijkheid niet in het programma van eisen opgenomen. De voor deze functionaliteit noodzakelijke netwerkcapaciteit is dermate groot dat die slechts tegen extreem hoge kosten gerealiseerd kan worden.

Er zal een volledige landelijke dekking voor mobilofoons zijn, terwijl de dekkingsgraad bij portofoongebruik vooral in de plattelandsgebieden drastisch zal toenemen.

Bij het vaststellen van de omvang van de infrastructuur van het radionetwerk hanteer ik het uitgangspunt dat gebruikersorganisaties onder voorwaarden de mogelijkheid zullen hebben om uitbreidingen c.q. aanpassingen te laten verrichten op de radionetwerkvoorzieningen. De kosten daarvan komen voor rekening van de aanvrager.

3.5  Financië n

Het projectbureau heeft een raming gemaakt van de totale projectkosten en de exploitatie-uitgaven van C2000. Die bedragen respectievelijk ongeveer f 1066 miljoen en f 78 miljoen per jaar.

Het rapport Studie naar de kosten van het C2000-netwerk is als bijlage bij deze brief gevoegd.1

Het adviesbureau Coopers & Lybrand heeft in onze opdracht een audit uitgevoerd op deze financiële planning van het projectbureau. Het bureau komt in zijn eindrapport tot de conclusie dat het projectrapport inzake de kosten van het C2000 netwerk een realistisch beeld geeft, en dat een nauwkeuriger schatting thans niet te maken is.

Verder kan het adviesbureau zich verenigen met de in het rapport gehanteerde uitgangspunten en aannamen bij het bepalen van de hoogte en de bandbreedte van de kosten. Eveneens kan het zich verenigen met de structuur van het radionetwerk en de overige technische uitgangspunten en aannamen.

De investering door de deelnemende partijen in de huidige radiocommunicatievoorzieningen is berekend op f 483 miljoen. De stuurgroep C2000

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

kan zich vinden in de onderbouwing van dit bedrag en de verdeling over de deelnemende departementen respectievelijk publiekrechtelijke lichamen.

Met betrekking tot de financiële inbreng van de regio’s en de gemeentelijke overheden is de financiële planning gebaseerd op de aanname dat de middelen die thans worden aangewend voor mobiele communicatie ook voor C2000 beschikbaar zijn. Ter financiering van het totale project is in de begroting en de meerjaren ramingen een bedrag van f 559 miljoen toegevoegd aan de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

3.6 Toerekeningsmethodiek

Hierboven is al gesteld dat er niet aan valt te ontkomen dat de aansturing en het beheer van het gemeenschappelijke deel van het netwerk centraal plaatsvinden. De verantwoordelijkheid voor de inrichting en instandhouding daarvan wordt in de nieuwe situatie bij het Rijk gelegd. Dat betekent ook dat de financiering en de financiële verhouding tussen Rijk en regio’s daarop moeten worden afgestemd. De aanschaf van de benodigde randapparatuur en bediensystemen blijft een regionale verantwoordelijkheid. Hierbij kan het rijk of de IT-organisatie wel faciliterend optreden.

Aan de Raad voor de Gemeentefinanciën (RGF) is advies gevraagd over een redelijke en evenredige toerekening aan de individuele politieregio’s en het KLPD van de totale investering van ongeveer f 231 miljoen door het politieveld. Eveneens is gevraagd hoe de huidige investering van f 79 miljoen in randapparatuur voor de brandweer op een redelijke en evenredige wijze toegerekend kan worden aan de gemeenten.

Tenslotte is de vraag voorgelegd hoe de totale investering van f 1066 miljoen toegerekend kan worden naar alle betrokken partijen, welke wijzigingen dat met zich meebrengt in de omvang van de financiële stromen, en wat dat betekent voor de wijze van financiering, ook wat betreft de exploitatiekosten.

In zijn advies (dat eveneens als bijlage bij deze brief is gevoegd) komt de RGF tot de conclusie dat voor de gemeenten (brandweer) per saldo een uiterst geringe verhoging van de structurele kosten optreedt. Bij de politieregio’s is sprake van enige daling. Wanneer de huidige respectievelijk de verwachte kosten voor de gemeenten afzonderlijk in beschouwing worden genomen, acht de RGF een verdeling via (vooral) kenmerken van de fysieke structuur voor de hand liggen. Wat echter telt is het saldo van de oude en de nieuwe kosten. Dat saldo bepaalt de omvang van de toevoeging aan, dan wel de uitlichting uit het Gemeentefonds en de budgetten van politieregio’s. De raad meent dat dit (positieve) saldo voor de gemeenten zo gering is dat de daaruit voortvloeiende toevoeging aan het Gemeentefonds op een eenvoudige wijze kan worden verdeeld, bijvoorbeeld door verhoging van de uitkeringsfactor.

Bij de politie is het (negatieve) saldo wat groter. Toch ligt het naar mening van de raad ook hier voor de hand de verlaging van het landelijke algemene budget over de afzonderlijke regio’s te verdelen naar rato van ieders aandeel in dat budget.

Ten aanzien van de incidentele kosten ligt de zaak iets ingewikkelder als gevolg van ondermeer de noodzaak tot vervroegde afschrijving. Het optreden van deze kosten hangt af van het moment van aanschaf, dat van regio tot regio verschilt. De vergoeding voor deze kosten is daarom vrijwel zeker niet toe te delen door middel van de algemene verdeelsystemen. Hier zal maatwerk moeten worden geleverd.

Wij zijn voornemens dit advies van de RGF naar z’n systematiek als uitgangspunt te nemen bij de nadere verdeling van het aandeel van de regionale politiekorpsen en de gemeentelijke brandweerkorpsen.

4  Vervolgactiviteiten

Hierboven zijn de kaders geschetst voor de aanbesteding die naar verwachting in april 1997 zal plaatsvinden. De werkzaamheden van het projectteam zullen de komende tijd in belangrijke mate gericht blijven op het totstandbrengen van een bestek op basis waarvan offertes kunnen worden uitgebracht.

Daarnaast worden er tal van activiteiten ontplooid met betrekking tot andere aspecten van het project.

– Zo is de laatste hand gelegd aan een strategisch communicatieplan dat beschrijft hoe de informatievoorziening over het project geregeld wordt.

– Ook het identificeren van de noodzakelijke opstellokaties in het kader van de netwerkplanning en de zekerstelling van het gebruik hiervan voor C2000 is in volle gang.

– Verder wordt onderzocht of de bestaande regelgeving toereikend is voor de nieuwe gebruiksmogelijkheden en situaties die het systeem biedt, met name op het gebied van multidisciplinaire communicatie. Naar verwachting zal aanvullende regelgeving noodzakelijk zijn.

– Er worden toelatingsvoorwaarden geformuleerd. Deze betreffen ondermeer het gebruik van toegelaten apparatuur door de eindgebruikers.

– Er wordt een inventarisatie gemaakt van mogelijke dreigingen en de daaruit voortvloeiende risico’s voor de informatievoorziening van de gebruikers van C2000. Deze analyse dient tevens om aan te geven welke maatregelen genomen dienen te worden om het hoofd te kunnen bieden aan de gesignaleerde bedreigingen, zodat de daaruit voortvloeiende risico’s binnen de daartoe gestelde grenzen blijven.

– Teneinde de regio’s in staat te stellen tijdig in eigen kring voorbereidingen te treffen voor de implementatie van C2000 en de inrichting van het operationele beheer, wordt een opleidingsprogramma samengesteld dat er in voorziet dat een aantal medewerkers per regio vertrouwd gemaakt worden met de nieuwe technologie en de operationele gevolgen daarvan.

5  Tijdpad

Gelet op het belang dat wij hechten aan een spoedige totstandkoming van het netwerk, hebben wij gekozen voor één landelijke aanbesteding, met de inrichting van een proefregio als eerste fase van landelijke roll out.

De planning van C2000 heeft betrekking op drie trajecten:

1 de inrichting van het landelijke radionetwerk

2 de invoering van C2000 in een proefregio

3 de landelijke invoering van C2000 in de rest van het land.

Het plan voor het tijdpad is als volgt. De aanbesteding start in april 1997. Met de invoering van C2000 in een zgn. proefregio, ter voorbereiding op de landelijke invoering, wordt begonnen in het eerste kwartaal van 1999, gereed 2000.

De overdracht van C2000 in de eerste regiocluster vindt plaats in het laatste kwartaal van 2001. De gemiddelde doorlooptijd van de implementatie per cluster wordt begroot op 3 jaren. De implementatie van het laatste cluster zal afgerond worden in het eerste kwartaal van 2004.

Factoren die deze planning kunnen beïnvloeden zijn ondermeer de beschikbaarheid van de nieuwe technologie, de organisatorische complexiteit van de regionale implementatie, en het slagen van de proefregio.

6 Communicatie

Vanaf het voorjaar 1994 is het bestuurlijke en operationele veld door middel van jaarlijkse brieven in globale termen op de hoogte gebracht van de plannen ten aanzien van het project C2000. Belangrijk element in die brieven is steeds geweest het advies zo terughoudend mogelijk te zijn met investeringen in de bestaande voorzieningen, gelet op het risico van kapitaalvernietiging. Het digitale C2000 radionetwerk is immers fundamenteel anders van karakter dan vrijwel alle bestaande netten en biedt geen mogelijkheid huidige apparatuur te blijven gebruiken.

In de tweede helft van 1995 is in een vijftal workshops op verschillende plaatsen in het land met vertegenwoordigers uit het operationele veld gesproken over de verwachtingen ten aanzien van het nieuwe netwerk.

Met de resultaten van deze bijeenkomsten is rekening gehouden in het uiteindelijke functioneel programma van eisen. Dit programma van eisen is besproken in de verschillende commissies van de koepelorganisaties, en op 29 oktober jongstleden is een landelijke voorlichtingsdag georganiseerd over dit projectdocument. Wij zullen dit programma van eisen als uitgangspunt hanteren bij de formulering van het aanbestedingsdocument.

Verdere communicatieve activiteiten zullen worden opgenomen in een jaarlijks op te stellen communicatieplan.

Over de frequentie van de voortgangsrapportage over dit project wil ik nog nadere afspraken met u maken. Ik ben van mijn kant bereid de Kamer in te lichten als ware C2000 een groot project.

De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.