Brief minister en staatssecretaris met kabinetsstandpunt over vorming van de stadsprovincie Rotterdam - Stadsprovincie Rotterdam

Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 25096 - Stadsprovincie Rotterdam.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Stadsprovincie Rotterdam; Brief minister en staatssecretaris met kabinetsstandpunt over vorming van de stadsprovincie Rotterdam 
Document­datum 05-11-1996
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST17748
Kenmerk 25096, nr. 1
Van Binnenlandse Zaken (BIZA)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1996–1997

25 096

Stadsprovincie Rotterdam

Nr. 1

BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 5 november 1996

Op 22 oktober 1996 heeft de externe commissie Vernieuwing bestuurlijke organisatie onder voorzitterschap van prof. mr. F. H. J. J. Andriessen het advies «De toekomst wacht niet, Rotterdam: een werkbaar perspectief» aan het kabinet aangeboden. Een exemplaar van dit advies hebben wij u reeds toegezonden.

Het kabinet heeft grote waardering voor de voortvarendheid waarmee de commissie te werk is gegaan. Een woord van dank aan de voorzitter en de leden van de commissie is hier op zijn plaats.

Het kabinet onderschrijft de noodzaak om snel een stadsprovincie Rotterdam in te stellen. De commissie Andriessen geeft daarvoor overtuigende argumenten.

Door middel van een Interimwet kan in deze kabinetsperiode een aantal noodzakelijke stappen worden gezet. Om die reden acht het kabinet het wenselijk reeds nu een standpunt op hoofdlijnen te formuleren en aan u kenbaar te maken. De nadere uitwerking van dit standpunt vindt plaats in de voor de vorming van de stadsprovincie Rotterdam benodigde wetgeving.

Het kabinet heeft het voornemen de hiertoe strekkende wetsvoorstellen snel in procedure te brengen, opdat in de regio Rotterdam reeds op korte termijn een onomkeerbaar proces van vernieuwing van de bestuurlijke organisatie kan worden ingezet.

Het kabinet is buitengewoon verheugd over de constatering van de commissie dat voor de vorming van de stadsprovincie Rotterdam een breed draagvlak bestaat, zowel op gemeentelijk, regionaal als nationaal niveau. Een draagvlak dat zich niet beperkt tot bestuurders, maar zich tevens uitstrekt tot diverse maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Ondanks de hoge mate van eensgezindheid in opvattingen over de inhoudelijke onderbouwing van de stadsprovincie Rotterdam, beseft het kabinet dat nog vele vragen een antwoord behoeven. Met dit standpunt beoogt het kabinet een eerste aanzet voor beantwoording te geven. Het neemt daarbij de hoofdpunten van het advies van de commissie Andriessen als basis.

Het kabinet onderschrijft de noodzaak van een sterk takenpakket van de stadsprovincie in de fysieke sector. Naast inhoudelijke overwegingen speelt de bestuurlijke balans tussen de stadsprovincie Rotterdam en de inliggende gemeenten een belangrijke rol.

Tevens deelt het kabinet de mening van de commissie dat de uitvoering van sociale taken zo dicht mogelijk bij de burger moet worden gelegd, hetgeen impliceert dat gemeenten die taken moeten behouden. In het vervolgtraject kan bezien worden welke rol met betrekking tot de afstemming de stadsprovincie op dit beleidsterrein kan vervullen.

Het advies inzake de beleidsterreinen veiligheid, onderwijs, zorg, cultuur, welzijn neemt het kabinet als uitgangspunt voor de opstelling van het wetsvoorstel.

Gezien de verschuiving van taken tussen gemeenten en stadsprovincie is het noodzakelijk dat de algemene middelen (Provinciefonds en Gemeentefonds) in belangrijke mate door de provincie kunnen worden verdeeld. Bij de nadere uitwerking van dit advies wordt daarvan uitgegaan.

Het is van belang dat er zo spoedig mogelijk een door de burger rechtstreeks gekozen bestuur komt in de regio Rotterdam. De democratische legitimatie van het totstandkomingsproces van de stadsprovincie moet worden gewaarborgd. Daarom dient de burger in het voorjaar van 1998 het bestuur van de door de commissie genoemde «Pre-stadsprovincie Rotterdam» rechtstreeks te kiezen. Op welke wijze dat wordt vormgegeven in de Interimwet is onderwerp van nader overleg.

In deze fase komt het erop aan om snel de draad weer op te pakken. Daarover is inmiddels iedereen het eens. De aanbeveling van de commissie om hiervoor het instrument van een Interimwet in te zetten neemt het kabinet graag over.

Het is dan wel zaak om deze wetgeving voor 1 januari 1998 af te ronden. Het kabinet zal binnenkort de voorbereidingen hiervoor starten en zo snel mogelijk een voorstel van een Interimwet ter advisering aan de Raad van State voorleggen.

De commissie Andriessen stelt voor om het evenwicht in de bestuurlijke balans te bereiken door een wat andere verdeling van taken en bevoegdheden in combinatie met een beperkte gebiedsuitbreiding, met name in de Hoeksche Waard. Het kabinet kan zich met deze opvatting verenigen. Het kabinet neemt het initiatief om de daarvoor benodigde procedure conform het advies van de commissie te doen starten.

Ten aanzien van de overige kaderwetgebieden en de consequenties voor de provincie Zuid-Holland zal het Kabinet de eerder gemaakte afspraken gestand doen door voor het eind van dit jaar een standpunt in te nemen over het bestuurlijk toekomstperspectief van de onderscheiden gebieden. Na overleg met uw Kamer over dit standpunt kan ook voor deze gebieden de noodzakelijke wetgeving ter hand worden genomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, A. G. M. van de Vondervoort

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.