Brief minister over onderzoek naar de wijze van alarmering en de hulpverlening door civiele en militaire instanties - Vliegramp Eindhoven

Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 24814 - Vliegramp Eindhoven.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vliegramp Eindhoven; Brief minister over onderzoek naar de wijze van alarmering en de hulpverlening door civiele en militaire instanties 
Document­datum 03-10-1996
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST16848
Kenmerk 24814, nr. 2
Van Binnenlandse Zaken (BIZA)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1996–1997

24 814

Vliegramp Eindhoven

Nr. 2

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 3 oktober 1996

Naar aanleiding van de vliegramp op 15 juli 1996 met de Belgische C-130 Hercules op de Vliegbasis Eindhoven heb ik, mede op verzoek van de Minister van Defensie en de burgemeester van Eindhoven, de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar de wijze van alarmering en de hulpverlening door zowel civiele als militaire instanties.

Zoals eerder toegezegd (Aanhangsel Handelingen II 1995/96, nr. 1517), bied ik U hierbij, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het resultaat aan van het eerste deel van het inspectie-onderzoek.

Ik realiseer mij dat deze aanbieding geschiedt in een zeer bewogen week, waarin de herdenkingsdienst werd gehouden voor de slachtoffers van de DDA-Dakota vliegramp en waarin herdacht wordt dat vier jaar geleden de Bijlmer-ramp plaatsvond. De beslissing om de drie onderzoeksrapporten naar de vliegramp met de C-130 Herculus op de Vliegbasis Eindhoven op 3 oktober openbaar te maken nadat de nabestaanden als eersten over de inhoud daarvan zouden zijn geïnfor-meerd, is reeds enige tijd geleden genomen. Ondanks de samenloop met eerdergenoemde herdenkingen is besloten vast te houden aan het geplande tijdstip om juist de groep van nabestaanden niet langer dan noodzakelijk te laten wachten met het verstrekken van informatie over de resultaten van de verschillende onderzoeken naar de dramatische gebeurtenissen op 15 juli 1996.

Bijgaand rapport1 van de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding heeft betrekking op de primaire hulpverlening. In dit rapport, dat betrekking heeft op het eerste deel van het onderzoek, komen de melding en alarmering, de brandbestrijding, de redding en de organisatie van de hulpverlening op de plaats van het ongeval aan de orde. Het rapport heb ik inmiddels aangeboden aan de Minister en de Staatssecretaris van Defensie en de burgemeester van Eindhoven.

Het tweede deel van het onderzoek van de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding zal betrekking hebben op de overige aspecten, zoals het functioneren van de staven, de opvang van de familie van de slachtoffers, de voorlichting, de verdere behandeling van de gewonden, de identificatie van de slachtoffers, de openbare orde en de verkeersregeling, de bereikbaarheid van de vliegbasis en de nazorg.

Naar verwachting zal de inspectie hierover in de december a.s. rapporteren. Zoals toegezegd zal ook dat rapport zo spoedig mogelijk aan de Kamer worden aangeboden.

Uit het rapport van de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding blijkt dat de brandbestrijding tactisch gezien goed is aangepakt, maar dat waar het gaat om de melding en de alarmering, alsmede de redding van de slachtoffers op de plaats van het ongeval sprake is geweest van communicatiestoornissen en ernstige gebreken. Hierdoor, zo blijkt nu, valt niet uit te sluiten dat indien de alarmering en de hulpverlening wel optimaal was verlopen, er minder dodelijke slachtoffers te betreuren zouden zijn geweest en de letsels van de overlevenden naar omvang en ernst een gunstiger prognose zouden hebben gehad.

De aanbevelingen uit het rapport zijn er met name op gericht om op deze punten tot verbetering te komen en herhaling te voorkomen. Ik onderschrijf de conclusies en de aanbevelingen die zijn gedaan in het rapport van de inspectie. Zowel de conclusies als de aanbevelingen richten zich allereerst tot de bevoegde bestuursorganen, resp. de Minister en de Staatssecretaris van Defensie en het gemeentebestuur van Eindhoven.

Het rapport van de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding vormt voor mij aanleiding in meer algemene zin na te gaan wat de stand van zaken is met betrekking tot de voorbereiding op de bestrijding van vliegtuigongevallen op de Nederlandse luchthavens, meer in het bijzonder waar het gaat om militaire vliegvelden. Met de bevelhebber van de Luchtmacht zijn daartoe inmiddels afspraken gemaakt. Met dit onderzoek zal enige tijd gemoeid zijn. Over de resultaten daarvan zal ik de Kamer te zijner tijd informeren.

Eveneens stuur ik u bijgaand het voorlopige rapport dat de gemeente Eindhoven heeft opgesteld op basis van een eigen onderzoek naar de wijze waarop de civiele hulpverleningsdiensten hun taken hebben uitgeoefend1. Dit rapport is heden door de burgemeester van Eindhoven aangeboden aan de gemeenteraad van Eindhoven. De desbetreffende aanbiedingsbrief voeg ik eveneens bij.

Bij afzonderlijke brief zullen de Minister en de Staatssecretaris van Defensie het voorlopige rapport van de Belgisch-Nederlandse Onderzoekscommissie, dat vooral gericht is op de toedracht van de vliegramp, aan de Kamer toezenden. Daarbij zullen zij tevens ingaan op de door hen op basis van de drie onderzoeksrapporten getrokken conclusies en getroffen maatregelen.

De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.