Brief staatssecretaris over aanbieding rapport naar aanleiding van het maatregelenpakket zoals aangekondigd in plan duurzaam bouwen - Duurzaam Bouwen - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 24280 - Duurzaam Bouwen.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Duurzaam Bouwen; Brief staatssecretaris over aanbieding rapport naar aanleiding van het maatregelenpakket zoals aangekondigd in plan duurzaam bouwen |
---|---|
Documentdatum | 05-12-1995 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST11792 |
Kenmerk | 24280, nr. 2 |
Van | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1995–1996
24 280
Duurzaam bouwen
Nr. 2
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 5 december 1995
Op 8 september jongstleden ontving U van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en mij een Plan van aanpak Duurzaam bouwen. Dit plan is erop gericht duurzaamheidsaspecten een sterkere, op termijn vaste positie te geven in de besluitvorming en het gebruik van de gebouwde omgeving. Een belangrijk onderdeel van dat plan is het harmoniseren van de diversiteit aan kennis en initiatieven rond duurzaam bouwen waarvan op dit moment sprake is. Als een van de speerpunten van beleid is aangekondigd dat een eenduidig maatregelenpakket zal worden vastgesteld, dat alle betrokkenen duidelijk maakt wat duurzaam bouwen in hun dagelijkse bouwpraktijk betekent. Daarbij hebben wij aangegeven dat eigen initiatieven van de marktsector zoveel mogelijk zullen worden gestimuleerd: het initiatief van een breed verband van samenwerkende marktpartijen om zo’n pakket te ontwikkelen hebben wij willen honoreren met de bereidheid dat pakket in principe te hanteren als technisch-inhoudelijke basis voor delen van het plan van aanpak.
Over dat pakket is onlangs een rapport gereedgekomen. Zojuist ontving ik van het Nederlands Verbond van Ondernemers in de Bouw en de Stichting Bouwresearch dat rapport, waaraan alle participerende brancheorganisaties hun fiat hebben gegeven. In het rapport is te lezen dat betrokken zijn NOVB, AVBB, VGBouw, NVB, ROZ (Neprom), NWR, NCIV, BNA, ONRI, VNG en SEV. Het is mij een genoegen U een exemplaar van het rapport te kunnen aanbieden.1 Men heeft voorgesteld om het op korte termijn in toegankelijke, losbladige vorm uit te brengen. Ik zal hieronder aangeven onder welke voorwaarden ik tot een gezamenlijke uitgave wil komen.
Het rapport bevat een grote verzameling duurzaam bouwen maatregelen, vergaard uit een inventarisatie van praktijkexperimenten en -ervaringen. In de verzameling is een groep vaste maatregelen aangeduid, die naar de mening van de opstellers in elk nieuw te bouwen project kunnen en moeten worden toegepast. Deze noemt men basismaatregelen.
Van de andere maatregelen acht men de toepassing afhankelijk van de omstandigheden. Zoals de opstellers hebben aangegeven vinden zij een nieuwbouwwoning duurzaam wanneer daarin alle vaste maatregelen en een substantieel deel van de variabele maatregelen zijn toegepast.
Ik heb de opstellers toegezegd dat ik het rapport serieus zal beoordelen op geschiktheid als basis voor onderdelen van het beleid zoals verwoord in het Plan van aanpak. In verband met de principe-bereidheid zoals uitgesproken in het Plan van aanpak, oordeel ik vanuit een positieve houding: instemmen mits dat voor het rijk geen wezenlijke problemen oplevert. Ik oordeel alleen waar rijksverantwoordelijkheid ligt, en zie dus af van opmerkingen die primair een zaak zijn van de betrokken partijen in de bouwsector zelf: ik ga niet in op uitvoeringsdetails of operationele en technische realiseerbaarheid van specifieke maatregelen.
In mijn beoordeling maak ik allereerst drie kanttekeningen over de positionering van het rapport. Deze strekken niet tot wijziging, want zij staan het gebruik van het rapport niet in de weg. Vervolgens meld ik enkele aandachtspunten waarop ik het rapport wil laten nagaan en eventueel wijzigen in overleg met de opstellers.
De kanttekeningen die het rapport kwalificeren maar niet doen wijzigen, zijn de volgende.
Ten eerste bestrijkt het rapport niet het gehele werkterrein. Zoals duurzaam bouwen is beschreven in het Plan van aanpak, is aandacht nodig voor verschillende schaalniveaus van werken (van de stedebouw tot materiaalkeuze en andere bouwdetails), voor meerdere bouwsectoren (woningbouw, utiliteitsbouw en grond-, weg- en waterbouw) en voor zowel nieuwbouw als beheer, onderhoud en renovatie. Het nu afgeronde pakket beperkt zich tot nieuw te bouwen woningen. Ik vind het een begrijpelijke keuze om gezien de breedte van het werkveld niet te streven naar een allesomvattend eerste produkt. Het betekent evenwel dat andere delen van het werkterrein in een later stadium aan bod zullen komen.
Ten tweede is de selectie van maatregelen door de praktijk ingegeven. Het plan van aanpak wil de tot volwassenheid gebrachte innovaties in de brede bouwstroom invoeren, en in lijn daarmee bevat het rapport alleen maatregelen die op dit moment rijp zijn voor grootschalige toepassing. Verwacht mag worden dat zich over enige tijd weer nieuwe of verdergaande innovaties aandienen die rijp zijn voor een schaalsprong naar de brede bouwstroom. Daardoor is het nodig om het pakket periodiek te actualiseren. Ik zie dit rapport dan ook als het eerste in een serie.
Met de betreffende organisaties zal ik overleggen over een jaarlijkse «update» van het pakket. Deze werkwijze biedt ook de mogelijkheid om discussies over onderbouwing en over wat wel en niet duurzaam mag heten, in goede banen te leiden.
De derde kanttekening geldt de onderbouwing. De onderbouwing van de maatregelen bestaat nu grotendeels uit consensus over praktijkervaringen en over de nu beschikbare gegevens. De huidige inzichten laten niet anders toe. Slechts op een beperkt aantal onderdelen is de uitwerking van maatregelen gebaseerd op een integrale levenscyclusanalyse (LCA). Ik streef ernaar het wetenschappelijk gehalte van de onderbouwing gestaag te verhogen. Het rapport kan op dat punt discussie oproepen met belanghebbenden. Het is belangrijk dat deze discussie wordt gevoerd. In dat opzicht heeft dit rapport een nuttige katalysatorfunctie, omdat eventuele onvolmaaktheden de betrokken partijen uitlokken om met verbeterde informatie te komen. Op die manier kan het bouwwerk van gegevens gestaag groeien en verbeteren. Ik zie dat als een nuttige en onontkoombare fase in het proces naar schaalvergroting en normalisering van het duurzaam bouwen. Om deze redenen wil ik het gebruik van dit rapport, ondanks de beperkte onderbouwing, in principe stimuleren.
Naast deze kanttekeningen constateer ik een aantal punten waarop ik het rapport de komende weken wil toetsen, aanvullen en/of wijzigen voordat ik groen licht kan geven voor het gebruik van dit pakket:
Ten eerste wil ik zekerheid over het draagvlak. In het rapport staat vermeld welke organisaties hebben deelgenomen en hun fiat hebben gegeven, en dat is mij door de overhandigende partijen bevestigd. Tijdens het opstellen van het rapport hebben mij signalen van kritiek en discussie bereikt, die ik naar de SBR heb doorverwezen tegelijk met een verzoek van de SBR om daar zorgvuldig naar te kijken. Wat ik zojuist van de initiatiefnemers heb ontvangen is het resultaat van dat proces. Ondanks alle zorgvuldigheid die de opstellers hebben betracht, vind ik het nodig om bij dit rapport het voorbehoud te maken dat ik als sluitstuk op de voorafgaand gevoerde discussies, mogelijk op een enkel punt wijzigingen zal willen aanbrengen.
Ten tweede constateer ik dat in het rapport nog geen maatlat is aangebracht waarmee kan worden beoordeeld wanneer een woning duurzaam mag worden genoemd en wanneer niet. Voor de harmoniserende werking in de praktijk is zo’n maatlat onmisbaar. Belangrijk is, dat duidelijk wordt gemaakt hoe groot het «substantiële deel» van de variabele maatregelen is dat moet worden toegepast voordat sprake kan zijn van «duurzaam bouwen anno 1996». Dat moet in de dagelijkse praktijk voor elk woningbouwproject objectief bepaald kunnen worden. Ik vind dat zo’n maatlat, bepalingsmethode, aan het pakket moet worden toegevoegd voordat het rapport geschikt is voor brede verspreiding en stimulering.
Het ontbreken van een eenduidige maat voor duurzaam bouwen houdt mede verband met het feit dat de kosteneffecten van de maatregelen nog slechts globaal bekend zijn. De opstellers zijn momenteel bezig met een kosteninventarisatie, die ik nog niet heb ontvangen. Eerst nadat ik de resultaten daarvan ter beschikking heb gekregen en kritisch heb bezien, zal ik pas een definitief standpunt kunnen innemen over de hoogte van de lat en daarmee over het ambitieniveau van het pakket. Dat ambitieniveau, dat bijvoorbeeld aangeeft in welke mate energiebesparende maatregelen zouden moeten worden getroffen, is een belangrijk richtpunt voor de praktijk. Ik ben van mening dat de kostenconsequenties doorgerekend en het ambitieniveau bepaald moeten zijn voordat er een pakket vastgesteld kan worden dat gereed is om breed te verspreiden en te stimuleren.
Ten derde roept het rapport op enkele punten inhoudelijke vragen op. Deze zijn onlangs door mijn departement bij de SBR gemeld. Ik wil het rapport daarop laten doornemen. In elk geval zal getoetst moeten worden op:
– het voorkomen van strijdigheden met (inter)nationaal beleid en/of regelgeving. Ik denk met name aan het Bouwbesluit en EU-richtlijnen voor bouwprodukten en mededinging.
– de afwezigheid van milieubezwaren. Voorkomen moet worden dat een materiaal of produkt op dit moment als milieuvriendelijk wordt aangeprezen waarna op een later moment een groot milieubezwaar moet worden gemeld dat nu bekend is c.q. kan worden voorzien. Ik wil daarom zekerstellen dat er alleen maatregelen in het rapport staan waarvan het ontbreken van milieubezwaren stevig vaststaat.
Indien ik na toetsing en eventuele aanvulling/wijziging bij mijn positief oordeel kan blijven, ben ik bereid om het eindresultaat gezamenlijk met de initiatiefnemers te publiceren. Vervolgens zal vanuit de rijksdienst worden bevorderd dat uitvoerende partijen in het veld dit pakket voor hun praktijk hanteren. Met de initiatiefnemers van het pakket zal ik overleggen over een gemeenschappelijke en goed afgestemde bevordering van het gebruik van het pakket door ieders achterban. Een belangrijke en actuele toepassing is die in de Vinex-bouwstroom die nu op gang komt. De komende periode zullen de Inspecties van VROM dit pakket dan ter bespreking inbrengen met de Vinex-contractpartners ter uitvoering van de afspraak die daarover in de contracten staat opgenomen. In verband met de voortgang bij de ontwikkeling van de Vinex-locaties mag de publikatie niet te lang op zich laten wachten. Ik streef ernaar dat binnen drie maanden te doen.
In de eerstvolgende halfjaarrapportage zoals in het Plan van aanpak is toegezegd, zal ik U over de gang van zaken nader kunnen informeren.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
D. K. J. Tommel