Brief minister met beantwoording van vragen over het voorstel tot het doen van onderzoek - Onderzoek naar de besluitvorming rond de inval in Irak - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 31847 - Onderzoek naar de besluitvorming rond de inval in Irak.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Onderzoek naar de besluitvorming rond de inval in Irak; Brief minister met beantwoording van vragen over het voorstel tot het doen van onderzoek |
---|---|
Documentdatum | 03-02-2009 |
Publicatiedatum | 07-02-2009 |
Nummer | KST127535 |
Kenmerk | 31847, nr. 2 |
Van | Minister-President (MP) Algemene Zaken (AZ) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2008–2009
31 847
Onderzoek naar de besluitvorming rond de inval in Irak
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2009
De leden van uw Kamer, de heer Pechtold en mevrouw Halsema hebben zojuist bij de regeling van werkzaamheden een aantal vragen gesteld naar aanleiding van mijn brief van 2 februari jl. (kamerstuk 31 847, nr. 1) over het voorgenomen besluit tot instelling van een commissie van onderzoek inzake de besluitvorming betreffende de politieke steun van Nederland aan de inval in Irak in 2003.
Onderstaand worden de gestelde vragen herhaald en per vraag wordt daaronder het antwoord gegeven.
– Wat is de precieze opdracht van de commissie?
Antwoord: zie pagina 2 van voornoemde brief: «onderzoek te doen naar de voorbereiding en besluitvorming tussen zomer 2002 en zomer 2003 over de politieke steun van Nederland aan de inval in Irak in het algemeen en over aspecten van volkenrechtelijke aard, aspecten van de inlichtingen- en informatievoorziening en aspecten van vermeende militaire betrokkenheid in het bijzonder.»
– Wat is de definitie «onafhankelijk» in dit geval?
Antwoord: Om de onafhankelijkheid van de commissie van onderzoek te verzekeren zal deze kunnen beschikken over de bevoegdheden en werkwijze als gemeld in voornoemde brief (pagina 3).
– Komt er ambtelijke steun?
Antwoord: Dat is aan de commissie ingevolge de passage op pagina 3 van voornoemde brief: de commissie kan «zelf voorzien in haar eigen onderzoeks- en secretariële ondersteuning en zich (...) laten bijstaan door deskundigen.»
– Waarom is niet gedacht aan andere instellingen om het onderzoek te doen.
Antwoord: De overwegingen als weergegeven in deze brief, brengt het kabinet tot het voorstel voor een onafhankelijke commissie van onderzoek. Een instelling is niet per definitie hetzelfde als een onafhankelijke commissie.
– Indien de overige vragen worden doorgezonden, geldt daarvoor dan de ministeriële verantwoordelijkheid? Antwoord: ja.
– Alleen de voorzitter is bekend. Waar bestaat de rest van de commissie uit?
Antwoord: «Mr. Davids [is] bereid een dergelijke commissie van onderzoek zelf nader samen te stellen, bijvoorkeur met enkele ministers van staat. Hiermee is deze commissie verzekerd van ruime bestuurlijke en politieke ervaring en van ruime ervaring met vraagstukken van internationale betrekkingen en internationaal recht.», aldus pagina 2 van de brief, en «Wanneer gebleken is dat de Kamers op voorhand geen beletsel zien in een dergelijke commissie van onderzoek, zal mr. Davids deze nader samenstellen en zal het kabinet u van het resultaat en van de formele start van de werkzaamheden van de commissie in kennis stellen», aldus pagina 3.
– Kan de Kamer inzage krijgen in de gesprekken die de commissie voert en komt er een debat tussen TK en commissie? Antwoord: Dat is aan de commissie ingevolge de zin «De commissie bepaalt overigens haar eigen werkzaamheden.» (pagina 3 van de brief).
De minister-president,
De minister van Algemene Zaken,
J. P. Balkenende