Lijst van vragen en antwoorden over eindrapport evaluatie natuurwetgeving (zie Kamerstuk 31536, nr. 1) - Evaluatie Natuurwetgeving

Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 31536 - Evaluatie Natuurwetgeving.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Evaluatie Natuurwetgeving; Lijst van vragen en antwoorden over eindrapport evaluatie natuurwetgeving (zie Kamerstuk 31536, nr. 1) 
Document­datum 21-10-2008
Publicatie­datum 25-10-2008
Nummer KST123278
Kenmerk 31536, nr. 2
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2008–2009

31 536

Evaluatie Natuurwetgeving

Nr. 2

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 21 oktober 2008

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 11 juli 2008 inzake het eindrapport van de evaluatie van de natuurwetgeving (Kamerstuk 31 536, nr. 1). De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 oktober 2008. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Schreijer-Pierik

De griffier van de commissie, Dortmans

1 Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GL), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Vacature (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Inleiding

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de feitelijke vragen over de evaluatie van de natuurwetgeving. Ik ga hieronder in op de vragen. Daarbij houd ik zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aan. Waar vragen hetzelfde onderwerp betreffen, zijn deze zoveel mogelijk tezamen behandeld.

§ 1. Integratie van de natuurwetgeving

21, 37, 38 en 45

Welke concrete voorstellen doetuten aanzien van de evaluatie van de natuurwetgeving om de negatieve trend van de staat van de natuur (zoals uit o.a. de Natuurbalans blijkt) te keren en de ongunstige staat van instandhouding weer gunstig te maken?

Hoe motiveert de minister haar redenering dat er geen verbeteringen van het beschermingsniveau mogelijk zijn van de natuurwetten, nu de Europese richtlijnen spreken over een strikt minimumniveau waarbij verhoging van het beschermingsniveau altijd mogelijk en toegestaan is, maar in het kader van de subsidiariteit wordt overgelaten aan de lidstaten? Hoe motiveert de minister de redenering dat er geen verbeteringen van het beschermingsniveau mogelijk zijn van de natuurwetten, nu er behoudens Europees te beschermen natuurwaarden ook nationale natuurwaarden zijn die beschermenswaardig zijn?

Hoe gaat de komende integrale Natuurwet bewerkstelligen en instrumenteren dat de Europese topnatuur in een gunstige staat van instandhouding gaat komen?

De natuurwetgeving vormt een onmisbaar element in het geheel van maatregelen om de natuur te beschermen en om de biodiversiteit en een gezonde groene omgeving te behouden. De evaluatie is daar duidelijk over. Zij laat zien dat de natuurwetgeving een effectief instrument is voor de bescherming van de natuur en de biodiversiteit. Wel ziet het kabinet, op basis van de evaluatie, mogelijkheden voor verdere verbeteringen, met het oog op een duidelijke, doelmatige en effectieve toepassing van de natuurwetgeving.

In de eerste plaats de wetgeving zelf: die kan transparanter, consistenter en eenvoudiger worden gemaakt. Daartoe zal een wetsvoorstel worden ontworpen dat voorziet in de samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Inhoudelijk zal het voorgenomen wetsvoorstel een adequaat instrumentarium bieden voor de uitvoering van de Europese en andere internationale verplichtingen op het vlak van de natuurbescherming – en daarmee bijdragen aan het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van de natuur in Nederland. Dit geldt ook voor de huidige natuurwetgeving.

Voor de verbetering van het beschermingsniveau, ook waar het gaat om nationale natuurwaarden, zijn ook andere instrumenten dan de drie natuurwetten van belang. Het kabinet heeft verregaande ambities op het vlak van het natuurbeleid. Ik verwijs naar het coalitieakkoord, waarin is aangegeven dat respect voor het leven van mens, dier en natuur het leidende beginsel is. In het beleidsprogramma heeft het kabinet gemeld dat het extra investeert in natuur zodat de ecologische hoofdstructuur (EHS) in 2018 kwantitatief zal zijn gerealiseerd, en dat in 2015 tevens zal zijn voldaan aan Europese verplichtingen op het gebied van natuur. De ambitieuze doelstellingen die het kabinet heeft op natuurgebied gelden op internationaal én op nationaal niveau. Voor de bescherming en ontwikkeling van de natuur bestaan tal van maatregelen naast het specifieke beschermingsregime van de natuurwetten en de daaraan ten grondslag liggende Europese regelgeving. Ik wijs in dit verband op de realisering en bescherming van de EHS en de andere natuurdoelstellingen, vastgelegd

in het meerjarenprogramma 2 (2007–2013) ter uitwerking van de Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland. In het kader van de Wet inrichting landelijk gebied is voor de uitvoering van dit programma een omvangrijk budget – als onderdeel van het investeringsbudget landelijk gebied – aan de provincies ter beschikking gesteld. De Nederlandse inzet om het verlies aan biodiversiteit tot staan te brengen heeft onder andere vorm gekregen in het Beleidsprogramma Biodiversiteit (Kamerstukken II 2007/08, 26 407, nr. 28).

Aanvullend op de genoemde maatregelen wordt de actieve soortenbescherming ingevuld via de leefgebiedenbenadering. Deze benadering richt zich op de instandhouding en actieve ontwikkeling van leefgebieden voor groepen van soorten waarbij rekening wordt gehouden met de ecologische en de economische ontwikkelingen in een bepaald gebied.

1, 10, 22 en 50

Kan een tijdpad aangegeven worden voor het beoogde wetgevingstraject

en de aanpak van verbeterpunten met provincies, en hoe dit alles

aanhaakt bij het Review-traject van de Habitatrichtlijn zowel nationaal als

in Brussel?

En wordt in het wetsontwerp het traject Brussel meegenomen?

Kuntuaangeven hoe gewaarborgd wordt dat het proces transparant is

met voldoende ruimte voor inspraak van maatschappelijke partijen?

Welk uitvoeringstraject in de tijd staat voor ogen bij uw voornemens om

samen met andere uitvoerende overheden zoals provincies de genoemde

verbeterpunten te voorzien van een praktische uitwerking?

Ik verwacht dat een ontwerp van het wetsvoorstel in de loop van 2009 gereed zal zijn om voor consultatie aan maatschappelijke organisaties te worden voorgelegd. Het streven is erop gericht om het wetsvoorstel in 2010 bij het parlement ter behandeling in te dienen. Ten aanzien van de zogenoemde «review» van die richtlijnen merk ik op dat het op dit moment nog niet duidelijk is of de Europese Commissie ook daadwerkelijk een «review» van die richtlijn gaat uitvoeren, of dat zij zich beperkt tot het opstellen van een samenvattend verslag van de door alle lidstaten over te leggen monitoringsrapporten als bedoeld in artikel 17 van de Habitatrichtlijn. Wanneer het samenvattend verslag of een eventuele review daartoe aanleiding geeft, zullen de uitkomsten worden betrokken bij het opstellen van het wetsvoorstel.

Onderdeel van het wetsvoorstel zal zijn de decentralisatie van de uitvoering van de natuurwetgeving, waardoor er een logischer bevoegdheidsverdeling zal ontstaan. Het gaat hier om de verlening van ontheffingen voor ruimtelijke ingrepen, tenzij er een provinciegrensoverschrijdend belang aanwezig is, de beoordeling van kapmeldingen in het kader van de Boswet en tot slot de taken van het Faunafonds. Daarover zal ik de komende tijd praktische afspraken maken met de provincies. Op het punt van de verbetering van de monitoring hebben het Rijk en de provincies het programma waarborgen natuurkwaliteit opgezet. In dat verband zullen Rijk en provincies uiterlijk in 2010 afspraken maken. De verbeteringen ten aanzien van de systematische verzameling van gegevens, zoals over de aard en aantallen van verleende en afgewezen vergunningen en ontheffingen, worden nu besproken met de provincies. De verbeteringen met betrekking het kennisaanbod en de onderlinge kennisuitwisseling zal geschieden via loketten als de AID-Groendesk en het Steunpunt Natura 2000. Deze zullen doorlopend bijdragen aan een verbetering van de samenwerking met en tussen provincies.

9

De minister van LNV wil de bepalingen van de Flora- en faunawet minder ingewikkeld maken; de minister zal in het wets-traject na de evaluatie voorstellen doen voor een eenvoudiger en meer transparante regeling

van de soortenbescherming. De «gelaagdheid» van de huidige regelgeving wordt hierbij genoemd als aandachtspunt. Kan dit nader toegelicht worden? (Over Wetten van de Natuur, p. 11)

Het begrip «gelaagdheid» verwijst naar de gelaagde structuur van de regelgeving. Op basis van de Flora- en faunawet gelden acht algemene maatregelen van bestuur en elf ministeriële regelingen. Geconstateerd is dat het moeilijk is om er achter te komen welk beschermingsregime precies van toepassing is op een beschermde diersoort. Zo wijst de wet zelf beschermde inheemse diersoorten aan (artikel 4, eerste lid), maar ook het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, alsook de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. De verboden en verplichtingen ter bescherming van deze diersoorten zijn in de eerste plaats geregeld in de wet, maar het Besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten en de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet voorzien elk onder voorwaarden weer in uitzonderingen daarop. Daarom wil ik het aangekondigde wetsvoorstel waarin de natuurwetgeving zal worden samengebracht, zodanig opzetten dat de weten regelgeving toegankelijker zal zijn.

30

Op dit moment bestaan er veel verschillende lijsten van te beschermen plant- en diersoorten. De rechtsgeldigheid van deze lijsten (o.a. op de LNV-site) is onduidelijk en het overzicht van wat er per beschermde soort geldt, ontbreekt. Ziet de minister mogelijkheden om het aantal lijsten terug te brengen?

Voor zover wordt gedoeld op de zogenoemde rode lijsten, merk ik allereerst op dat deze lijsten worden gebruikt bij het bepalen of voor een bepaalde soort maatregelen nodig zijn, en zo ja in welke vorm. Opname op deze lijst brengt dus op zichzelf op grond van de Flora- en faunawet geen verplichtingen of verboden met zich.

Bij het ontwerpen van de nieuwe, aangekondigde natuurwetgeving zullen de lijsten met soorten, behorende bij de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, het uitgangspunt vormen. Voor diersoorten die niet op die lijsten voorkomen zal, aan de hand van de toets aan de rode lijsten, worden besloten of het nodig of wenselijk is dat beschermende maatregelen worden getroffen op basis van de nieuwe aangekondigde natuurwetgeving.

33

Naast de drie natuurwetten die nu geëvalueerd worden zijn er ook andere instrumenten, zoals de EHS en subsidie-instrumenten. Hoe passen nog weer andere instrumenten zoals bijvoorbeeld Europese richtlijnen als o.m. de Kader Richtlijn Water en de Nitraatrichtlijn in deze evaluatie en later in nieuwe natuurwet?

Deze evaluatie heeft specifiek betrekking op de werking van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Deze drie wetten hebben als overkoepelend thema de gebieds- en soortenbescherming, en strekken bovendien, althans wat de eerste twee genoemde wetten betreft, tot uitvoering van dezelfde Europese en andere internationale verplichtingen. Dat maakt dat deze wetten zich bij uitstek lenen om onder een wettelijke noemer te worden samengebracht. Andere instrumenten zoals de ecologische hoofdstructuur en de inzet van subsidie-instrumenten, en andere Europese verplichtingen zoals de Kaderrichtlijn water en de Nitraatrichtlijn, zijn geen onderwerp van evaluatie geweest, en zullen geen onderdeel uitmaken van een toekomstig wetsvoorstel waarin de natuurwetgeving wordt samengebracht.

Ten aanzien van het beleid inzake de ecologische hoofdstructuur en de inzet van subsidie-instrumenten, merk ik in dit verband op dat deze via andere wetgeving worden uitgevoerd, via respectievelijk de regelgeving op het vlak van de ruimtelijke ordening en de Kaderwet LNV-subsidies. Ten aanzien van de Kaderrichtlijn water en de Nitraatrichtlijn merk ik op dat deze Europese regelgeving primair strekt tot bescherming van het milieu. Uiteraard heeft de bescherming van het milieu ook positieve gevolgen voor de bescherming van gebieden en soorten, maar voor de milieuregelgeving gelden specifieke nationale wettelijke kaders, zoals de Wet milieubeheer, de Meststoffenwet, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De Kaderrichtlijn water is nauw verbonden met de bescherming van Natura-2000-gebieden. De Kaderrichtlijn water ziet erop toe dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa binnen de daarvoor geldende termijnen, dus ook in de Natura-2000-gebieden. Tot slot merk ik op dat in de nieuwe aangekondigde natuurwetgeving zal worden voorzien in een maximale afstemming met andere, aanpalende regelgeving.

35

Is ooit eerder serieus gedacht aan integratie van de nationale Natuurwetgeving (soorten- en gebiedsbescherming). Zo ja, waarom is daar van afgezien?

Bij de totstandkoming van de Flora- en faunawet is de mogelijke integratie van soorten- en gebiedsbescherming aan de orde geweest (zie onder andere Kamerstukken II 1995/96, 23 147, nr. 7; Kamerstukken II 1996/97 23 147, nrs. 11–12 en Kamerstukken I 1997/98, 23 147, nr. 104b). Hoewel de gebiedsbescherming en de soortenbescherming elkaar in beleidsmatige zin aanvullen, bestond toen niet direct de noodzaak om beide aspecten binnen één en hetzelfde kader op te nemen.

Uit de voorliggende evaluatie is gebleken dat er nu wel een toegevoegde waarde aanwezig is om de drie natuurwetten te integreren. Integratie past immers in het kabinetsbeleid tot vermindering van regeldruk en vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten. Vernieuwing vereist een aanpak bij de bron: bij de wet- en regelgeving. Integratie zorgt voor een betere afstemming van de wettelijke instrumenten. Integratie van de drie wetten zal de regelgeving transparanter en overzichtelijker maken voor de doelgroepen, die nu vaak met alledrie de wetten te maken hebben.

36

Welke specifieke bepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden vereenvoudigd door integratie van de Natuurwetgeving? Welke knelpunten in de wet zullen door integratie naar verwachting weggenomen worden?

De vereenvoudiging zal zich vooral uiten door de nieuwe, transparante opzet van de wet- en regelgeving. Door wettelijke integratie kan meer eenheid worden gebracht in de regeling van het toezicht en de sancties, wat de handhaving van de natuurwetgeving ten goede zal komen. Wettelijke instrumenten kunnen beter op elkaar worden afgestemd, waardoor de administratieve lasten afnemen.

§ 2. Evaluatie

2

De deelonderzoeken in het kader van de evaluatie natuurwetgeving bevatten een groot aantal concrete aanbevelingen. Kuntuper deelrapport gemotiveerd aangeven welke aanbevelingenudenkt over te nemen, en welke niet?

Ten behoeve van de evaluatie zijn diverse deelonderzoeken uitgevoerd. De uitkomsten van deze onderzoeken zijn van groot belang geweest voor het formuleren van de actiepunten in deze evaluatie. Voor zover onderzoeken concrete aanbevelingen bevatten geef ik hieronder schematisch weer welke aanbevelingen zijn overgenomen of waarom een aanbeveling niet is overgenomen.

  • a. 
    Aansluiting bij de richtlijnen, eigen onderzoek ministerie van LNV, 2007, bijlage 1 bij het evaluatierapport

Aanbeveling

Evaluatie natuurwetgeving

Breng in kaart wat het betekent om beschermingsregimes te integreren

Onderscheid diersoorten bij de basis zou waarschijnlijker transparanter systeem opleveren

Deze aanbeveling is overgenomen. In het wetsvoorstel in het vervolg op de evaluatie zal ik voorstellen doen om aan te sluiten bij de terminologie van de richtlijnen ten aanzien van de bescherming van nesten, voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfsplaatsen (par. 4.3).

Deze aanbeveling is overgenomen. Bij het wetsvoorstel in het vervolg op de evaluatie zal ik voorstellen om de lijsten met aangewezen diersoorten aan te passen (par. 4.3) en de gelaagdheid van de Flora- en faunawet te verminderen (par. 4.2).

  • b. 
    Centrum voor Wetgevingsvraagstukken Universiteit van Tilburg (C. J. Bastmeijer, M. K. de Bruin en J. M. Verschuuren), Internationaal natuurbeschermingsrecht: inspiratie voor de nationale wetgever?, Tilburg 2007, bijlage 2 bij het evaluatierapport

Aanbeveling

Evaluatie natuurwetgeving

Uitbreiding werking natuurwetgeving naar EEZ

Onderzoek welke categorieën van activiteiten met een substantiële link met Nederland nadelige gevolgen (kunnen) hebben voor milieu en natuur, welke instrumenten worden ingezet of kunnen worden ingezet om deze problematiek te verminderen, en besteed aandacht aan instrument van milieueffectbeoordeling.

Bezie of voldoende wordt gedaan aan de bescherming van trek- en weidevogels.

Onderzoek op welke wijze grensoverschrijdende gebieden beter kunnen worden beschermd.

Overweeg een expliciete regeling ten aanzien van exoten

Overweeg om de verplichtingen uit verdragen over ex-situ bescherming in wetgeving vast te leggen

Houd verplichtingen uit de verdragen in het oog, relativeer werken met bijlagen

Overweeg om de EHS expliciet te verankeren in de Natuurbeschermingswet 1998

Onderzoek in hoeverre verbetering mogelijk is in de uitvoering van externe integratie van natuurbescherming

Deze aanbeveling is overgenomen. In de evaluatie is als actiepunt opgenomen dat een wetsvoorstel daartoe zal worden ingediend (par. 2.11). Deze aanbeveling is niet overgenomen. Maatregelen om de biodiversiteit te beschermen buiten het grondgebied van een staat zal al snel stuiten op de soevereiniteit van de staat waarin de maatregelen zouden moeten gelden. De aandacht wordt gericht op samenwerking waarin in het Beleidsprogramma Biodiversiteit wordt ingegaan (par. 2.11).

Deze aanbeveling is overgenomen. Het beleid is erop gericht om waar dat nuttig en nodig is de leefgebieden van bepaalde soorten, zoals trekvogels, ook door andere instrumenten dan de wettelijke bescherming van aangewezen gebieden te beschermen, zoals subsidieregelingen (het door de provincies uitgevoerde Programma Beheer). Speciale aandacht is er in het beleid voor weidevogels. Langs deze weg wordt gewaarborgd dat Nederland aan zijn verdragsverplichtingen voldoet (par 3.5).

Deze aanbeveling is niet overgenomen. Ik werk bij een groot aantal grensoverschrijdende natuurgebieden met buurlanden samen om de bescherming te verzekeren. Waar nodig zal deze samenwerking worden versterkt (par 2.11). Deze aanbeveling is overgenomen. Er zal een transparante regeling omtrent exoten worden voorgesteld (par 4.8).

Deze aanbeveling is niet overgenomen. Ik acht de huidige wettelijke bepalingen voldoende om te voldoen aan de verplichtingen uit het Biodiversiteitsverdrag (par 4.10).

Deze aanbeveling zal in het wetsvoorstel volgend op de evaluatie worden meegenomen. Onder andere zullen de lijsten van beschermde soorten worden aangepast (par 4.3).

Deze aanbeveling is niet overgenomen. Een expliciete wettelijke regeling van de ecologische hoofdstructuur wordt niet overwogen. De regering zal wel een algemene maatregel van bestuur op grond van de Wet ruimtelijke ordening voorbereiden om een adequate doorwerking van de Nota Ruimte in de bestemmingsplannen op het punt van de EHS te verzekeren (par 3.5). Deze aanbeveling is niet expliciet besproken in de evaluatie. Met het «aanhaken» van de Nbwet-vergunning en de Ffwet-ontheffing bij de Wabo wordt aan deze aanbeveling enigszins tegemoet gekomen, namelijk voor zover sprake is van locatiegebonden activiteiten.

Aanbeveling

Evaluatie natuurwetgeving

Onderzoek de algehele structuur- en gelaagdheid van wet- en regelgeving

In de vereenvoudiging en integratie van wetgeving zullen een aantal aandachtspunten uit dit onderzoek worden meegenomen, zoals een vermindering van de gelaagdheid van de regelgeving, integratie van soortenbeschermingsrecht en gebiedsbeschermingsrecht in één centrale natuurbeschermingswet en het maken van meer expliciete keuzes inzake het detailniveau van regulering (par. 2.8, 4.2 en 6.2).

  • c. 
    Pro Facto, Rijksuniversiteit Groningen, Programmatisch Handhaven van Natuurwetgeving, Handhavingsveldanalyse, Groningen 2007, bijlage 3 bij het evaluatierapport

Dit onderzoek geeft een schets van de handhavingsorganisatie op het terrein van de natuurwetgeving naar de stand van begin 2007. Eén aanbeveling uit dit onderzoek (verduidelijk het begrippenkader) is in de evaluatie meegenomen. Dit deelonderzoek is wel in het project Programmatisch Handhaven betrokken.

  • d. 
    Royal Haskoning, Verkeer, natuur en Waterstaat, Uitvoering natuurwetgeving in de VenW-praktijk, Nijmegen 2007, in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, bijlage 4 bij het evaluatierapport

Aanbeveling

Evaluatie

Verduidelijking begrippenkader

Bestaand gebruik: benut de lopende procedures over beheerplannen om discussie en verwachtingen inzake bestaand gebruik te managen

Data-opbouw, -beheer- en -ontsluiting: verbeter het verzamelen, het beheer, de kwaliteitsborging, de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van herbruikbare ecologische gegevens per gebied en per soort.

Tijdelijke natuur: stel een beleidspijn op voor de gevallen waarin zich op tijdelijke braakliggende of ongebruikte terreinen natuurontwikkeling voordoet, die volgens de geldende wetgeving leidt tot maximale bescherming in de vorm van vergunnings- of ontheffingsverplichtingen. Regie en cultuur:leg een duidelijke regiefunctie neer bij LNV

Deregulering als evaluatie- en ontwikkelingsperspectief

Optimalisering werking en gebruik beheerplannen en

gedragscode

Herregulering bestaand gebruik

Integratie van toetsing en wetgeving Flexibiliteit

Deze aanbeveling is overgenomen (par 2.5)

Deze aanbeveling is overgenomen. Over de beheerplannen is een paragraaf

opgenomen (3.2.2).

Deze aanbeveling is overgenomen, onder andere door het aanstellen van de Gegevensautoriteit Natuur (par 2.4).

Deze aanbeveling is overgenomen. Er zal een beleidslijn tijdelijke natuur worden opgesteld. Daaraan voorafgaand worden enkele pilots uitgevoerd (par 2.9). Zie ook mijn antwoord op de vragen 3 tot en met 6.

Deze aanbeveling is deels overgenomen. Ik neem regie door bijvoorbeeld het

initiatief te nemen om, in overleg met alle bij de uitvoering en handhaving

betrokken overheden, een doelmatige en effectieve samenwerkingsstructuur in

te richten. Er is een paragraaf besteed aan de regie in de natuurwetgeving

(par 2.2).

Deze aanbeveling zal worden meegenomen in het wetsvoorstel volgend op de

evaluatie (par. 6.1 en 6.2).

Deze aanbeveling is overgenomen (par 3.2.2 en 4.4.1).

Aan deze aanbeveling wordt tegemoet gekomen in het wetsvoorstel bestaand

gebruik (par 3.2.3).

Deze aanbeveling is overgenomen (par 6.2).

De instrumenten van de Boswet zullen waar mogelijk worden aangepast aan

instrumenten van de Natuurbeschermingswet (par. 5.2).

  • e. 
    Milieu en Natuur Planbureau (MNP), Quick scan ecologische effecten natuurwetgeving, Bilthoven 2007, bijlage 5 bij het evaluatierapport

Dit onderzoek bevat geen concrete aanbevelingen. In het evaluatierapport is in paragraaf 2.3 op dit onderzoek ingegaan.

  • f. 
    Royal Haskoning, Doelmatigheid uitvoering natuurwetgeving, Het spel en de k(n)ikkers, ’s-Hertogenbosch 2008, in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bijlage 6 bij het evaluatierapport

Dit onderzoek bevat geen concrete aanbevelingen, maar bevat een aantal oplossingsrichtingen. Met name in de bevindingen over de integratie van de natuurwetgeving en de uitvoering van de natuurwetgeving zijn de oplossingsrichtingen uit het onderzoek meegenomen.

  • g. 
    Verslag Consultatiebijeenkomst Evaluatie Natuurwetgeving, ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag 2007, bijlage 7 bij het evaluatierapport

Op deze bijeenkomst is een groot aantal onderwerpen aan de orde geweest en dit heeft evenzoveel meningen, uitspraken, conclusies en aanbevelingen opgeleverd. Deze zijn in het evaluatierapport betrokken.

19

In de Evaluatie worden buiten voorstellen voor wetswijzigingen, ook andersoortige aanbevelingen gedaan zoals het opstellen van handreikingen. Hoe is de minister van plan het draagvlak voor natuurbescherming te vergroten, nu dit ook onmisbaar is om natuurbeleid te laten slagen?

Om de doelstellingen van het natuurbeleid te realiseren, is het zaak dat er in de samenleving draagvlak bestaat voor de in dat kader getroffen maatregelen. Daarvoor is het wenselijk dat het voor een ieder duidelijk is wat van hem wordt verwacht. Juist daarom onderstreept het kabinet het belang van een goede voorlichting en het opstellen van handreikingen, waarmee de toepassing van de natuurwetgeving waar mogelijk kan worden vergemakkelijkt, wat goed is voor het draagvlak.

32

De evaluatie is uitgevoerd in goede samenwerking met de provincies en de provincies hebben laten weten in te stemmen met de conclusies. Is die instemming ambtelijk of bestuurlijk? En indien het (ook) bestuurlijk is, is het dan Gedeputeerde Staten of Provinciale Staten die hier mee instemmen? Hoe is die samenwerking met de volksvertegenwoordiging in de provincies verlopen?

De evaluatie is ambtelijk afgestemd. Met het Interprovinciaal Overleg (IPO) is op bestuurlijk niveau de evaluatie afgestemd. Hoe de besluitvorming in het IPO is voorbereid en hoe de samenwerking met de provinciale volksvertegenwoordiging is verlopen is een zaak van de provincies. Tevens is er in het IPO bestuurlijke afstemming geweest over de decentralisatievoorstellen zoals die zijn opgenomen in het Bestuursakkoord Rijk-provincies 2008–2011 en in de evaluatie.

§ 3. Voornemens ecologisch beleid

34

Streeft het ministerie van Economische Zaken ook naar de balans tussen ecologie en economie of is dat een exclusieve opgave of opdracht van het ministerie van LNV? Is een goed ecologisch beleid niet een voorwaarde voor een goed economisch beleid, en vice versa?

In het coalitieakkoord van het kabinet Balkenende-IV is de zorg voor een duurzame samenleving één van de pijlers van het kabinetsbeleid. Het coalitieakkoord geeft aan dat een nieuwe balans tussen ecologie en

economie nodig is, waarbij economische dynamiek en ecologische ontwikkeling met elkaar worden verbonden. Het natuurbeleid geeft daaraan uitvoering.

39 en 48

In welk licht wil de minister bij de Review van de Habitatrichtlijn de robuustheid en flexibiliteit van het Natura 2000 netwerk aan de orde stellen en houdt de minister hierbij rekening met het feit dat, volgens de Natuurbalans en bevestigd door de minister op haar reactie op de Natuurbalans, dat meer dan 88% van de Europese tophabitats in Nederland in een ongunstige staat van instandhouding verkeert? Wat wordt bedoeld met de opmerking dat de vraag naar robuustheid en flexibiliteit van de Natura 2000 netwerk in het licht van klimaatverandering moet worden gezien, wat in Brussel aan de orde wordt gesteld bij de review van de habitatrichtlijn? Wat is exact de relatie tussen deze aankondiging en de onderhavige evaluatie? Is deze robuustheid nu te groot of te klein?

Zoals ik hiervoor heb gemeld, is het nog niet duidelijk of de Europese Commissie ook daadwerkelijk een «review» van de Habitatrichtlijn wil gaan uitvoeren, of dat zij zich beperkt tot het opstellen van een samenvattend verslag van de door alle lidstaten over te leggen monitoringsrap-porten overeenkomstig artikel 17 van de Habitatrichtlijn. Op basis van dit verslag zal de Commissie inzicht kunnen geven in de staat van instandhouding van beschermde soorten in de Europese Unie. Daaruit wordt duidelijk of er sprake is van een robuust, doch flexibel netwerk waarbinnen de doelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Nederland zal in elk geval aan de orde stellen dat hierbij ook beschermde natuur wordt betrokken die geen Europese status heeft, zoals de ecologische hoofdstructuur. Ik vind dit belangrijk, omdat in de Nederlandse situatie blijkt dat maatregelen buiten Natura 2000-gebieden van groot belang kunnen zijn om de Natura 2000-doelen te realiseren.

Ook zal ik bij de Europese Commissie bepleiten om de gevolgen van klimaatverandering voor het realiseren van Europese doelen mee te wegen bij verdere beleidsvorming. Dit zal dan met name zijn gericht op de vraag of het Natura 2000-netwerk adequaat is voor het opvangen van deze veranderingen en of de daarvoor benodigde flexibiliteit is verzekerd.

40

Kan een samenvattend overzicht gegeven worden van punten dieuin Brussel wilt gaan inbrengen met het oog op verbetering van de «hanteerbaarheid» van de Europese natuurrichtlijnen?

Een belangrijke manier om de «hanteerbaarheid» van de natuurrichtlijnen verder te vergroten, is het delen van ervaringen met andere lidstaten en het stimuleren van de Europese Commissie om met nadere handreikingen te komen voor die aspecten die in de praktijk nog het meest onduidelijk blijken zijn. Ik zet mij daarbij met name in om op de volgende aspecten de hanteerbaarheid te vergroten: – bestaand gebruik: het delen van ervaringen met de problematiek van

bestaand gebruik zoals die in Nederland wordt ervaren; – tijdelijke natuur: op Europees niveau zijn omgangsregels gewenst voor het omgaan met tijdelijke natuur, zodat een plaats waar tijdelijke natuur is ontstaan, bijvoorbeeld bij aanleg van een weg of een industrieterrein, geen beschermde status hoeft te krijgen; – rapportageverplichtingen: de rapportageverplichtingen van de Vogel-richtlijn en de Habitatrichtlijn moeten op dezelfde leest worden geschoeid, zodat de rapportages het meest effectief kunnen worden gebruikt. De Europese Commissie werkt hier al aan.

46

Kan de minister aangeven of het aanhouden van het beschermingsregime voor Natura 2000 gebieden in het kader van de uniformiteit niet ook kan worden toegepast op beschermde Natuurmonumenten die niet tevens zijn gelegen in Natura 2000 gebieden alsmede voor EHS gebieden en waarden die niet overlappen met Natura 2000 gebieden?

Voor beschermde natuurmonumenten geldt een regime dat vergelijkbaar is met het regime dat van toepassing is op Natura-2000-gebieden. Op grond van artikel 16 van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt een vergunningplicht voor activiteiten die een schadelijk effect kunnen hebben op het natuurmonument – met inbegrip van een verzwaard regime ten aanzien van handelingen met een mogelijk significant negatief effect. Bovendien kan een beheerplan worden opgesteld dat het behoud of het herstel van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het natuurmonument ten doel heeft (artikel 17 van de Natuurbeschermingswet 1998). Het opstellen van een beheerplan voor beschermde natuurmonumenten is echter geen wettelijke verplichting zoals bij Natura 2000-gebieden.

Op grond van artikel 19l van de Natuurbeschermingswet 1998 geldt een zorgplicht voor een ieder met betrekking tot de instandhouding van een beschermd natuurmonument. Gedeputeerde staten zijn bovendien bevoegd om de toegang tot een natuurmonument te beperken, en om herstel- of behoudmaatregelen te treffen wanneer dit nodig is (artikelen 19 en 20 van de Natuurbeschermingswet 1998).

Voor gebieden in de ecologische hoofdstructuur geldt dat de bescherming van die gebieden plaatsvindt via het instrumentarium van de Wet ruimtelijke ordening. De regering zal een algemene maatregel van bestuur op grond van die wet voorbereiden die een adequate doorwerking van de Nota Ruimte in de bestemmingsplannen verzekeren, ter bescherming van gebieden in de ecologische hoofdstructuur.

Het is niet wenselijk om gebieden, gelegen in de ecologische hoofdstructuur, die geen Natura-2000-gebied zijn, onder de werking van de Natuurbeschermingswet 1998 te brengen. De strikte voorschriften van die wet strekken tot uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en zijn specifiek bedoeld voor de bescherming van de Natura-2000-gebieden.

§ 4. Decentralisatie

41, 43 en 47

Welke rol en verantwoordelijkheid houdt het ministerie van LNV, nu méér taken met betrekking tot het natuurbeleid gedecentraliseerd worden naar provincies? Hoe zal het gedecentraliseerde beleid gemonitord worden, en hoe zal verantwoording over het gevoerde beleid naar het ministerie en deKamer plaatsvinden?

Is bij de decentralisatievoornemens ook rekening gehouden met de efficiency van de uitvoering en zo ja, op welke wijze? Wat is de relatie tussen het kabinetsprincipe «Decentraal wat kan en centraal wat moet», en de conclusies en aanbevelingen van de evaluatie? In de evaluatie wordt op verschillende plaatsen gepleit voor meer regie. In hoeverre staat het kabinetsprincipe hiermee op gespannen voet?

Het kabinet is van oordeel dat er meer eenheid en consistentie nodig is in de bevoegdheidsverdeling in de natuurwetgeving. Daarbij is «decentraal wat kan, centraal wat moet» een leidend principe. Daarom is in de evaluatie een aantal decentralisatievoorstellen gedaan, die ook in het bestuursakkoord rijk-provincies 2008–2011 zijn opgenomen. Het gaat hier om de volgende onderwerpen: het verlenen van ontheffingen voor ruimtelijke ingrepen, met uitzondering van ruimtelijke ingrepen met een provincieoverschrijdend belang; de beoordeling van kapmeldingen in het

kader van de Boswet en tot slot de taken van het Faunafonds. Door deze voorstellen wordt de samenhang in de uitvoering en de transparantie voor de burger bevorderd. De uitvoering wordt efficiënter doordat door de decentralisatie de verbinding en versterking met andere provinciale bevoegdheden in het ruimtelijk-economisch domein mogelijk is. De spanning tussen decentralisatie en regievoering is erkend in de evaluatie. Ik ben eerstverantwoordelijk, maar bij de uitoefening van mijn verantwoordelijkheden zal ik recht doen aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van andere overheden.

In het aangekondigde wetsvoorstel tot integratie van de natuurwetgeving zullen de decentralisatievoorstellen in nauw overleg met de provincies worden uitgewerkt. Daarbij zal zeker aandacht zijn voor monitoring en verantwoording van het gedecentraliseerde beleid.

42

Is het beginsel «decentraal wat kan, centraal wat moet» ook toegepast op de versnipperde bevoegdheidtoedeling inzake de beheerplannen in het kader Natura 2000?

Er is geen sprake van een versnipperde bevoegdheidsverdeling. Het uitgangspunt is dat de provincies bevoegd zijn tot het vaststellen van beheerplannen (artikel 19a, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998). Wanneer evenwel het gebied geheel of ten dele wordt beheerd of onder verantwoordelijkheid valt van een minister, dan wordt het beheer-plan vastgesteld door de desbetreffende minister (artikel 19b, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998).

44

Op welke wijze is bij de decentralisatie rekening gehouden met het gegeven dat natuurgebieden onderling van elkaar afhankelijk zijn en dat voor het voortbestaan van natuurwaarden goed functionerende ecologische netwerken, die vaak over de provinciegrenzen heen gaan, noodzakelijk zijn?

Goed functionerende ecologische netwerken vormen een centraal element in het Nederlandse natuurbeleid. Deze netwerkgedachte krijgt sinds 1990 vorm in het streven naar een ecologische hoofdstructuur (EHS), die in 2018 gereed moet zijn. Vanaf het begin wordt dit EHS-beleid uitgevoerd in een goede samenwerking tussen Rijk, provincies en andere betrokken, zoals terreinbeherende organisaties, agrariërs en andere particulieren. Het Rijk draagt daarbij zorg voor de landelijke kaders en de provincies – in overleg met betrokkenen in het gebied – voor de regionale uitwerking en verankering. Waar nodig dragen provincies zorg voor onderlinge afstemming. De in de evaluatie van de natuurwetgeving aangekondigde decentralisatie heeft geen gevolgen voor het EHS-beleid. Hierover zijn voor de periode 2007–2013 concrete afspraken gemaakt in de bestuursovereenkomst inzake het investeringsbudget landelijk gebied.

25

Beoogt de minister met het opnemen van natuur in de omgevingsvergunning de FF-wet te decentraliseren tot op gemeentelijk niveau?

De introductie van de omgevingsvergunning, bedoeld in het voorstel voor een Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Kamerstukken I 2007/08, 30 844, nr. A) zal ertoe leiden dat voor locatiegebonden activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, één vergunning is vereist, met één loket. Ook de voor de betrokken activiteiten benodigde vergunningen op grond van de natuurwetgeving zullen hieronder vallen. Het kabinet beoogt met dat wetsvoorstel om het aantal vergunningen en bijbehorende procedures voor burgers en bedrijven te verminderen.

Aangezien voor de meeste vergunningen die worden geïncorporeerd in de omgevingsvergunning de colleges van burgermeester en wethouders het bevoegd gezag vormen, zullen zij in de regel ook fungeren als bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Immers, alleen dan kan er sprake zijn van één loket.

De inhoudelijke toets van de te vergunnen activiteiten aan de eisen van de natuurwetgeving zal blijven plaatsvinden door het gezag dat daartoe bevoegd is op grond van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 – veelal gedeputeerde staten van de provincie waarin het betrokken beschermde gebied gelegen is. Zij dienen een verklaring van geen bedenkingen af te geven voordat de aangevraagde omgevingsvergunning wordt verleend. Van decentralisatie van bevoegdheden op grond van de natuurwetgeving naar gemeentelijk niveau is daarom geen sprake.

§ 5. Gedragscodes

7

Welke stappen gaatuzetten om knelpunten rond de totstandkoming en het gebruik van Gedragscodes op grond van de Flora- en faunawet weg te nemen? (Over Wetten van de Natuur, p. 8)

De evaluatie laat zien dat de gedragscode kan uitgroeien tot een effectief en efficiënt instrument voor de regulering van werkzaamheden in overeenstemming met de vereisten voor soortenbescherming. Zoals aangegeven in de evaluatie wil ik de effectiviteit van de gedragscode verhogen door een handreiking uit te brengen met criteria waaraan een gedragscode moet voldoen, om de eenheid en kwaliteit van gedragscodes te kunnen bewaken. Tevens laat ik op dit moment in het kader van programmatisch handhaven en in overleg met de andere bevoegde gezagen een nalevingsmeting verrichten om een goed beeld te krijgen van de naleving van gedragscodes.

24

Is het wat betreft de gedragscode wenselijk een gedragscode te ontwikkelen voor jacht, beheer en schadebestrijding in Natura2000 gebieden, mede in relatie tot het schrappen van artikel 46 lid3FF-wet.

Een gedragscode voor jacht, beheer en schadebestrijding is niet nodig. Jacht, beheer en schadebestrijding in Natura 2000-gebieden zullen immers worden gereguleerd in een voor het gebied vast te stellen beheer-plan als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Bovendien hanteren jachthouders bij de uitvoering van jacht, beheer en schadebestrijding een zogenoemde «ere-gedragscode», waarin weidelijkheidsregels zijn vastgesteld. Ik verwijs naar mijn antwoord op eerdere vragen van uw Kamer over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen II 2007/08, nr. 2448).

31

Hoe verhoudt zich het beschermingsniveau dat het instrument gedragscode biedt tot het beschermingsniveau van de Natuurbeschermingswet? Is dit beschermingsniveau gelijkwaardig? En zo ja, kuntudit toelichten?

De gedragscode is een instrument dat hoort bij de Flora- en faunawet. In die wet staat de bescherming van soorten centraal. In de artikelen 9 tot en met 12 van die wet zijn verboden opgenomen die tot doel hebben dieren in hun natuurlijke leefomgeving te beschermen. Daarbij gaat het onder meer om het verbod op het doden, verwonden en vangen van dieren van een beschermde diersoort, het verontrusten van die dieren, het beschadigen en vernielen van nesten. Met deze bepalingen wordt uitvoering gegeven aan de verplichtingen van de Habitatrichtlijn (artikelen 12 tot en met 16) en de Vogelrichtlijn (artikelen 5 tot en met 8). Deze voorschriften

zijn strikt geformuleerd. Dat heeft tot gevolg dat de uitoefening van wenselijke activiteiten, zoals het beheer en onderhoud van bermen en oevers, niet of niet goed kunnen worden uitgevoerd. Via gedragscodes kunnen voor dergelijke activiteiten op maat voorschriften worden vastgesteld, die recht doen aan de bescherming van de betrokken diersoorten en die het tegelijkertijd mogelijk maken dat de wenselijke activiteiten kunnen plaatsvinden. Dit is geregeld in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (artikel 16b). De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit keurt de door de betrokken partijen op te stellen gedragscodes goed. Daarbij toetst de minister, overeenkomstig de eisen van de Habitatrichtlijn, of de desbetreffende werkzaamheden al dan niet een wezenlijke invloed hebben op beschermde soorten. De gedragscode heeft geen betrekking op de bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998. Die wet heeft betrekking op de gebiedsbescherming – en niet op soortenbescherming – en heeft tot doel de natuurlijke habitats en de habitats van soorten te beschermen. Met het oog daarop is het verboden om handelingen te verrichten die een mogelijk schadelijk effect hebben op de natuurwaarden van een beschermd gebied (artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Dit verbod is niet van toepassing wanneer de handeling is opgenomen in een door het bevoegd gezag vastgesteld beheerplan, of indien door het bevoegd gezag een vergunning is verleend voor het verrichten van de handeling. Bij de vaststelling van een beheerplan of bij de beoordeling van een vergunningaanvraag toetst het bevoegd gezag overeenkomstig de eisen van de Habitatrichtlijn of een handeling de natuurlijke kenmerken van een beschermd gebied al dan niet aantast.

De bescherming van de habitats van soorten via de Natuurbeschermingswet 1998 heeft een versterkende werking op de bescherming van soorten via de Flora- en faunawet. Beide instrumenten strekken bovendien tot uitvoering van dezelfde Europese regelgeving, zodat er geen sprake is van wezenlijke verschillen in de beschermingsniveau’s.

§ 6. Ecologisch onderzoek

27

Ziet de minister mogelijkheden in een extra ecologisch onderzoek naar de effectbepaling, omdat in rapporten vaak melding wordt gemaakt over gebrek aan gegevens en tijdsdruk?

De effectbeoordeling is een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer. Hij zal zich in een vroegtijdig stadium moeten vergewissen van de ecologische onderzoeken die nodig zijn. Daarvoor zal hij dus tijdig opdracht moeten verlenen, en dit in de planning opnemen. Tegelijk realiseer ik mij ook dat dit soms erg complex en omvangrijk is. Daarom zal ik waar mogelijk ondersteuning bieden. Waar het gaat om de beschikbaarheid van kwalitatief goede gegevens en de toegankelijkheid ervan, speelt de door mij in het leven geroepen Gegevensautoriteit Natuur een centrale rol.

49

Wanneer zal de Gegevensautoriteit Natuur naar verwachting volledig

landsdekkend operationeel zijn?

De Gegevensautoriteit Natuur heeft een aantal initiatieven genomen om de ontsluiting en beschikbaarheid van natuurgegevens te verbeteren. De bestaande landelijke ecologische meetnetten werken volgens de door de Gegevensautoriteit vastgestelde kwaliteitscriteria. Ook werkt de Gegevens-autoriteit Natuur aan het opzetten van een Natuurloket nieuwe stijl. Dit loket komt in 2009 beschikbaar.

29

Het kabinet legt met betrekking tot de beheerplannen veel de nadruk op de kennisverstrekking aan Bevoegd Gezag. Is de minister voornemens om er voor te zorgen dat de aanmeldingsgegevens bij aanvang van het beheerplanproces ook beschikbaar zijn voor alle andere deelnemers?

Het opstellen van de beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden geschiedt in een open en transparant proces. Zo zijn de gegevens die aan de Europese Commissie zijn verstrekt bij de aanmelding van de Natura 2000-gebieden in 2003, beschikbaar via de website van LNV. Deze gegevens zijn toegankelijk gepresenteerd in de gebiedendocumenten. Per gebied staat hierin aangegeven welke natuurwaarden destijds bij de Europese Commissie zijn aangemeld. Alle aangemelde gegevens zijn openbaar en ook beschikbaar via internetsite van de Europese Commissie: http://eunis.eea.europa.eu/.

Voor het opstellen van de beheerplannen wordt uitgegaan van de openbare gegevens uit de aanwijzingsbesluiten.

28

Ziet de minister aanleiding om een coördinerend juridisch team in te stellen om zo te voorkomen dat de uitvoering van de wetgeving niet accordeert met de wettelijke vereisten, omdat het vaak wel wordt gebruikt als een wetmatig gegeven?

Ten behoeve van een correcte consistente uitvoering van de wetgeving door de verschillende bevoegde gezagen is het Steunpunt Natura 2000 in het leven geroepen. De inbreng van juridische expertise is daarbij verzekerd.

§ 7. Overig

3, 4, 5 en 6

Welke beleidslijn wordt thans gehanteerd met betrekking tot «tijdelijke natuur» op terreinen die braak liggen, bijvoorbeeld in afwachting van de realisatie van woningbouw?

Hoe kunnen–in afwachting van de nog op te stellen beleidslijn tijdelijke-natuur–knelpunten tot een minimum beperkt worden? Wanneer zal deze beleidslijn er naar verwachting komen? (Over Wetten van de Natuur, p. 7) Welke projecten lopen nu in kader van «tijdelijke natuur?

Ik werk aan een beleidslijn tijdelijke natuur. In deze beleidslijn zal onder andere worden beschreven waarom de ontwikkeling van tijdelijke natuur belangrijk is vanuit ecologisch oogpunt. Ook wordt het juridisch kader beschreven dat relevant is voor de ontwikkeling van tijdelijke natuur. Voordat de beleidslijn in het algemeen kan worden toegepast, wil ik dat er eerst op kleine schaal ervaring wordt opgedaan. Daartoe worden op dit moment pilots voorbereid. Zoals ik aangaf in een recent overleg met uw Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 XIV, nr. 3) wordt de inhoud van de pilots in Amsterdam, Rotterdam en ook elders, uitgewerkt in overleg met betrokken private organisaties, onder andere het havenbedrijf, om te bezien hoe de uitvoering in de praktijk het effectiefst kan gebeuren. De ontheffing voor de eerste pilot zal naar verwachting nog in dit jaar worden aangevraagd. Ik ondersteun de initiatiefnemers van deze pilots bij onder andere het indienen van de ontheffingsaanvraag en het verzamelen van informatie.

Ten behoeve van deze pilots zal ik vooraf ontheffing verlenen van de op tijdelijke natuur van toepassing zijnde verboden van de Flora- en faunawet. Dit houdt in dat grondeigenaren of -gebruikers vooraf, voordat het terrein braak wordt gelegd, ontheffing zal kunnen worden verleend.

De ontheffing maakt het mogelijk om beschermde soorten, die zich vestigen gedurende de tijd dat het terrein braak ligt, te verwijderen wanneer het terrein zijn definitieve bestemming krijgt. Op basis van de ervaringen die de komende tijd op kleine schaal met deze pilots zal worden opgedaan, zal worden bezien of de beleidslijn succesvol is, of dat zij nog op punten aanpassing behoeft. Daarbij zullen tevens de eventuele door de Europese Commissie gemaakte opmerkingen naar aanleiding van de consultatie van de beleidslijn, worden betrokken. Dit zal naar verwachting in 2010 zijn.

8

De meld- en herplantplicht van de uit 1962 daterende Boswet hebben volgensunog steeds bestaansrecht. Hoe rechtvaardigt u, dat Staatsbosbeheer niet onderworpen is aan deze herplantplicht? (Over Wetten van de Natuur, p. 9)

Staatsbosbeheer is wel degelijk onderworpen aan de herplantplicht, bedoeld in artikel 3 van de Boswet. Aan Staatsbosbeheer is evenwel ontheffing verleend van de herplantplicht. De ontheffing geldt alleen voor vellingen ten behoeve van natuurlijke verjonging of wanneer houtopstanden worden geveld ter realisering van een ander natuurdoeltype dan bos op basis van een regionaal beheersschema, beheersvisie of beheersplan.

11 en 12

Er is besloten tot een pilot–onder meer van het ministerie van LNV–ter verbetering van de (politieke) verantwoording aan de hand van de Jaarverslagen. Waarom wordt er niet meer standaard bij alle beleidsartikelen verantwoordingsinformatie in termen van aan de operationele doelstelling te koppelen prestaties en effecten over het beleid opgenomen? Waarom een beperking tot financiële verantwoording? Wordt hierdoor de inzichtelijkheid en transparantie van de verantwoording niet ingeperkt? (31 444 XIV, nr. 209, p. 1)

In de brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 20 december 2007 (Kamerstukken II 2007/08, 31 031 en 29 949, nr. 19) zijn maatregelen voorgesteld om te komen tot een verbetering van de verantwoording in het jaarverslag. Daartoe wordt bij enkele ministeries een experiment uitgevoerd, waaronder bij mijn departement. Belangrijke doelstellingen van het experiment zijn om meer focus in de verantwoording aan te brengen en om de administratieve lasten van het verantwoordingsproces te verminderen. Daarom is afgesproken dat ten aanzien van de departementen die deelnemen aan het experiment, in het beleidsverslag verantwoording wordt afgelegd over de kabinetsdoelstellingen en dat in de beleidsartikelen een volwaardige financiële verantwoording wordt opgenomen. In het beleidsverslag worden de kabinetsdoelstellingen uit het beleidsprogramma «samen werken, samen leven» van het kabinet uitgebreid toegelicht en worden deze doelstellingen voorzien van informatie over prestatiegegevens, bereikte resultaten en beleidsconclusies. In het kader van het experiment is tevens afgesproken dat de toelichting bij de beleidsartikelen zich zal beperken tot een zogeheten uitzonderingsrapportage: belangrijke afwijkingen van de realisatie van de uitgaven ten opzichte van de begroting worden toegelicht.

13

Kuntuaan de hand van het convenant handhaving van de natuurwetgeving een nadere toelichting op de regierol van de minister. Hoe vindt monitoring van de gemaakte afspraken plaats? Is er een evaluatietraject? Zijn er afrekenbare afspraken gemaakt? (31 379, nr. 3, p. 6)

Ik ben eerstverantwoordelijk voor het functioneren van de verschillende aspecten van het wettelijke systeem en het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden daarvoor, zoals voldoende middelen voor uitvoering en handhaving. Op dit punt voer ik de regie. Bij de uitoefening van mijn verantwoordelijkheid zal ik recht doen aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die bij andere overheden zijn neergelegd. Hierbij past een benadering die primair gericht is op samenwerking, stimulering en overleg. In mijn regierol zal ik daarom het initiatief nemen om de samenwerking tussen de betrokken overheden te versterken en de randvoorwaarden en uitvoeringsafspraken zoals die zijn opgenomen in het convenvant nalevingsstrategie natuurwetgeving te bewaken (bijlage 8 bij het evaluatierapport).

In dit convenant hebben de partners afspraken gemaakt over de samenwerking de komende jaren, de prioriteitstelling en over een groot aantal verbeterpunten. Het gaat hierbij met name om de verbetering van de kennis van risico’s en doelgroepen, het verbeteren van de informatieuitwisseling, communicatie en nalevingsondersteuning en de borging van kennis en expertise. De nalevingsstrategie natuurwetgeving is een dynamisch document. Wanneer er tijdens de looptijd van het convenant vernieuwde inzichten worden opgedaan, zal het convenant worden aangepast. Een onderdeel van de monitoring wordt dan ook gevormd door het aanpassen van de afspraken op basis van de monitoringsgegevens. Evaluatie vindt dus doorlopend plaats.

Om invulling te geven aan de regievoering bij de handhaving zal gebruik worden gemaakt van de samenwerkingsstructuur van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM). Begin 2003 is dit overleg tussen de handhavende overheden op het terrein van het leefmilieu ingesteld op initiatief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. In het LOM zijn alle betrokken partijen vertegenwoordigd, is expertise en ervaring op het terrein van in het bijzonder de handhaving van de grijze (milieu)wetgeving gebundeld en kan de samenhang tussen handhaving van «grijs» en «groen» worden bewaakt. Monitoring van de naleving van de afspraken en de monitoring van de uitvoering van de handhavingsprogramma’s maakt ook deel uit van de normale jaarplancyclus van de partijen.

Op het terrein van CITES zijn specifieke afspraken gemaakt. In de Interventiestrategie CITES is opgenomen dat er voor een goede samenwerking en afstemming één landelijk CITES-overleg zal worden ingesteld.

14

Waaraan wijtude (lichte) toename van het aantal bezwaarschriften die in

het Jaarverslag Faunafonds 2007 genoemd worden?

Het aantal bezwaarschriften in 2007 is inderdaad licht gestegen. Er is hiervoor geen duidelijke oorzaak aan te wijzen. Het Faunafonds geeft in zijn jaarverslag aan dat wellicht de hogere opbrengstprijzen in de landbouw er de oorzaak van zijn dat aanvragers van een tegemoetkoming minder geneigd zijn de uitkomsten van het Faunafonds te accepteren en hun mening ter toetsing aan de rechter willen voorleggen.

15

Bij het nieuwe Handboek Faunaschade zullen alle regels nog eens tegen het licht worden gehouden. Bentuvoornemens hierbij ook de beleidslijn te betrekken, dat géén schade vergoed wordt aan particulieren die soms aanzienlijk schadeondervinden van beschermde diersoorten, waartegen zij zich niet kunnen beschermen door preventieve maatregelen (bijvoorbeeld schade veroorzaakt door roeken)? (bijlage bij 29 446, nr. 58)

Op grond van artikel 84 van de Flora- en faunawet wordt een tegemoetkoming in de schade slechts verleend als schade niet redelijkerwijs geheel of

gedeeltelijk voor rekening van de belanghebbende behoort te blijven. In de memorie van toelichting bij de Flora- en faunawet is als beginsel geformuleerd dat geen schade vergoed zal worden die geacht kan worden tot het normale maatschappelijke risico te behoren (Kamerstukken II 1992/93, 23 147, nr. 3, p. 57). Het is daarom dat alleen in geval van schade aan (bedrijfsmatige) landbouw, bosbouw of visserij die bovenmatig is, tot een tegemoetkoming van overheidswege wordt overgegaan. Ik zie geen aanleiding dit beginsel te herzien.

Zoals in het jaarverslag 2007 van het Faunafonds is vermeld (Kamerstukken II 2007/08, 29 446, nr. 58, bijlage, blz. 7), zal het Handboek Faunaschade worden geactualiseerd, omdat de middelen en methoden om schade te voorkomen en te beperken op onderdelen zijn vernieuwd. Het gaat er dus niet om alle regels nog eens tegen het licht te houden.

16

De voorzitter van het Faunafonds merkt op dat de druk van schade veroorzakende ganzen ongeveer verdubbeld is, terwijl de maatschappelijke en politieke wens om alternatieven voor afschot te hanteren steeds duidelijker klinkt. Dit brengt beleidsmakers en dus ook het Faunafonds in een lastig dilemma, met het risico dat in toenemende mate de rekening gelegd wordt bij de grondgebruiker. Deeltude mening van de voorzitter van het Faunafonds dat dit «onaanvaardbaar» is, en wat gaatuondernemen om het zover niet te laten komen? (Bijlage bij 29 446, nr. 58)

Er kan inderdaad spanning zijn tussen de toename van de door ganzen veroorzaakte schade en de wens om alternatieven voor afschot toe te passen. Dat doet echter niet af aan de regels die het Faunafonds hanteert voor een tegemoetkoming in de schade die de grondgebruiker lijdt. Als deze schade lijdt die niet redelijkerwijs voor zijn rekening hoort te blijven, betaalt de overheid een tegemoetkoming in de schade. Ik deel dan ook de zorg van de voorzitter van het Faunafonds niet.

17

Er is nog geen duidelijkheid over de mogelijkheid van fiscale vrijstelling van een aantal subsidies uit de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 (SN) en de subsidies voor het beheer van Landschap (uit de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN). De Europese Commissie heeft hier nog geen toestemming voor verleend. Wanneer kan hierover duidelijkheid verwacht worden? Hoe verlopen de gesprekken hierover met de Europese Commissie? (31 146, nr. 4, p. 1)

De besluitvorming door de Europese Commissie over de fiscale vrijstelling van een aantal subsidies uit de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer procedure is bijna afgerond. Ik verwacht deze herfst duidelijkheid.

18

Kuntunadere informatie verstrekken over de afwikkeling van de klacht

inzake Valkerij, in het bijzonder de wachtlijstproblematiek en de zaken die

te maken hebben met ontheffingverlening en handhaving. (brief:

LNV-080020)

In mijn brief van 26 maart 2008 (bij het parlement bekend als niet-dossier-stuk nr. lnv0800209) aan uw Kamer heeft u een afschrift ontvangen van mijn brief aan het Nationaal Overleg Valkerij Organisaties (NOVO). Daarin heb ik aangegeven dat er naar aanleiding van de ingediende klacht twee gesprekken zijn geweest en dat door medewerkers van mijn ministerie de gang van zaken die tot het indienen van de klacht heeft geleid wordt betreurd. In deze brief heb ik gemeld dat de voorzitter van de NOVO meent dat de klacht afdoende is behandeld.

Er is in deze brief nader overleg aangekondigd met de uitvoeringsinstantie van mijn ministerie. Dit overleg heeft inmiddels plaatsgevonden en er zijn praktische afspraken gemaakt om de ontheffingverlening te stroomlijnen. In de evaluatie natuurwetgeving is daarbij aangegeven dat de bestaande numerus fixus voor het uitgeven van valkeniersakten mogelijk wordt verruimd om wachtlijsten te voorkomen. Deze mogelijke verruiming zal alsdan een plaats krijgen in het aangekondigde wetsvoorstel tot integratie van de natuurwetgeving.

20

Met tweederde van de natuurwaarden in Nederland is het slecht gesteld en ook de toekomstverwachtingen zijn negatief. Behalve het vereenvoudigen van de natuurwetgeving is het noodzakelijk dat de natuurwetgeving daadwerkelijk zijn doelstelling kan realiseren; namelijk het behouden dan wel herstellen van een gunstige staat van instandhouding. Uit de evaluatie blijkt dat het beschermingsniveau onveranderd moet blijven. Wat is het huidige beschermingsniveau? Hoe wordt dat gemeten?

De huidige staat van instandhouding is vastgelegd in de profieldocumenten van de habitattypen en soorten, welke mede de basis vormen voor de besluiten tot aanwijzing van gebieden. In de aanwijzingsbesluiten zijn op basis van de huidige staat van instandhouding behouds- en in voorkomende gevallen hersteldoelstellingen opgenomen. De referentie voor de gunstige staat van instandhouding wordt afgeleid uit de langjarige trends van omvang en kwaliteit van populaties en arealen natuurtypen.

23

Wat betreft zomerganzen worden op verschillende locaties in het land om de populaties van met name de grauwe ganzen in aantal in te perken, maatregelen genomen als het vangen en doden en het vernietigen van nesten. Dit als uitwerking van de «handreiking overzomerende ganzen». Vindt de minister dat in dit soort gevallen ook afschot als populatie-beperkende maatregel moet worden toegepast?

Het toepassen van afschot is een mogelijkheid. Door het bevoegd gezag – de provincie – zal per situatie moeten worden bekeken welke middelen het beste kunnen worden gebruikt. Daarbij wordt ook het belang van het dierenwelzijn meegewogen.

26

Soms wordt er door kraaiachtigen schade aangericht aan bijvoorbeeld rieten daken en plastic hoezen van kuilen. Dit zou kunnen worden aangemerkt als «overlast». Acht de minister het zinvol om «overlast door dieren» op te nemen in de FF-wet als grond voor het doden van deze dieren?

De vigerende wet- en regelgeving (artikel 2, derde lid, onderdelen f en g, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten) biedt de mogelijkheid ontheffing te verlenen van het verbod om dieren te doden ter voorkoming van ernstige schade aan vormen van eigendom, anders dan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren, en in het geval van belangrijke overlast door dieren.

51

Wanneer komt de kabinetsreactie op de aanbevelingen van de taskforce Trojan? Welk tijdspad staat voor ogen voor de uitvoering van aanbevelingen?

De kabinetsreactie op het rapport van de Taskforce Trojan bied ik eind november/begin december aan de Tweede Kamer aan, tezamen met de

aangekondigde nieuwe handreiking aan het bevoegd gezag. In de kabinetsreactie wordt het tijdpad van de aanbevelingen geschetst.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.