Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009 - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 31700 XI - Vaststelling begroting Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Waddenfonds 2009.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 16-09-2008 |
Publicatiedatum | 20-09-2008 |
Nummer | KST119607B |
Kenmerk | 31700 XI, nr. 2 |
Van | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2008–2009
31 700 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009
Nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING
A.
Inhoudsopgave
Pag.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
2.3.
B. |
BEGROTINGSTOELICHTING |
3 |
|
1. |
Leeswijzer |
3 |
|
2. |
Het beleid |
9 |
|
2.1. |
De beleidsagenda |
9 |
|
2.2. |
De beleidsartikelen |
32 |
3. |
Artikel 1. Optimaliseren van de ruimtelijke afweging |
32 |
||
Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale |
4. |
||
Ruimtelijke Hoofdstructuur |
37 |
||
Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige |
5. |
||
luchtverontreiniging |
49 |
||
Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem |
60 |
||
Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leef- |
|||
omgeving |
76 |
||
Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en |
|||
GGO’s |
85 |
||
Artikel 7. (Inter)nationaal milieubeleid |
98 |
Artikel 8. Externe veiligheid
Artikel 9. Handhaving en toezicht
De niet-beleidsartikelen
Artikel 91. Algemeen
Artikel 92. Nominaal en onvoorzien
Bedrijfsvoeringsparagraaf
Verdiepingshoofdstuk
Begroting van de Nederlandse Emissieautoriteit
Begroting van het Waddenfonds
Bijlage 1. ZBO’s en RWT’s (VROM-begroting 2009) Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu Bijlage 3. Nalevingsstrategie VROM-Inspectie Bijlage 4. Moties en Toezeggingen Bijlage 5. Lijst van afkortingen Bijlage 6. Trefwoordenregister
Pag.
109 119 129 129 138 139
141
151
156
164 166 173 219 248 250
2
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2009 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2009. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2009.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2009 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendienst)
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst «Nederlandse Emissieautoriteit» voor het jaar 2009 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lasten stelsel voeren.
Wetsartikel 3 (begrotingsstaat van het Waddenfonds)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsartikel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2009. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2009.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2009 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. M. Cramer
Leeswijzer
B. BEGROTINGSTOELICHTING
-
1.Leeswijzer
Voor u ligt de begroting 2009 van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). De memorie van toelichting van de VROM-begro-ting (XI) is opgebouwd uit de volgende onderdelen en is terug te vinden in de hoofdstukken:
2.1. De beleidsagenda
2.2. De beleidsartikelen
2.3. De niet-beleidsartikelen
-
3.Verdiepingshoofdstuk
-
4.Begroting van de Nederlandse Emissieautoriteit
-
5.Begroting van het Waddenfonds Bijlage 1. ZBO’s en RWT’s
Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu Bijlage 3. Nalevingsstrategie VROM-Inspectie Bijlage 4. Moties en Toezeggingen Bijlage 5. Lijst van afkortingen Bijlage 6. Trefwoordenregister
De (niet)beleidsartikelen van de programmabegroting van WWI kennen alleen de component programmageld. De apparaatsuitgaven worden geraamd op de VROM-begroting op het niet-beleidsartikel «Algemeen». Op dat artikel is inzichtelijk hoe de totale apparaatsinzet voor de beleids-diensten wordt toegerekend aan de desbetreffende beleidsartikelen.
1.2. Experiment Verbetering verantwoording en begroting
Om te komen tot meer politieke focus en minder verantwoordingslasten werd in een brief aan de Tweede Kamer op 20 december 2007 een aantal voorstellen gepresenteerd. Tijdens een Algemeen Overleg op 6 februari 2008 ging de Tweede Kamer akkoord met deze plannen. Eén van de voorstellen heeft betrekking op het verantwoordingsproces. Omdat de verantwoording en de begroting nauw met elkaar samenhangen, heeft het voorstel ook betrekking op de begroting. Het Experiment Verbetering verantwoording en begroting wordt uitgevoerd bij zes begrotingen. Dit ministerie maakt deel uit van dit experiment. Het gevolg hiervan is dat deze begroting anders is opgebouwd dan voorheen. De veranderingen hebben betrekking zowel op de inhoud van de beleidsagenda als op de inhoud van de beleidsartikelen.
1.2.1. Beleidsagenda
De politieke focus wordt bereikt door de beleidsagenda in te delen volgens de beleidsprioriteiten van het Kabinet en daarover te rapporteren. In de nieuwe opzet staat het beleidsprogramma Samen werken Samen leven van het Kabinet centraal. In de beleidsagenda worden de kabinetsdoelstellingen en/of projecten uitgebreid toegelicht. De toelichting omvat de inzet van de overheid, in principe toetsbare doelen, de beoogde effecten en een onderbouwing van de belangrijkste in te zetten instrumenten. Daarnaast wordt een beperkt aantal aanvullende beleidsprioriteiten toegelicht. Er wordt een zo nauwkeurig mogelijke koppeling gelegd tussen beleidsprioriteiten en beleidsartikelen.
Aan het einde van de beleidsagenda is een overzichtstabel opgenomen waarin per kabinetsdoelstelling en/of project inzichtelijk wordt wat de
Leeswijzer
voortgang is, bij welke operationele doelstelling de prioriteit hoort, wat de geraamde uitgaven zijn tot 2011 en wat het gebudgetteerde belang is.
In het verlengde van het Coalitieakkoord en het beleidsprogramma van het Kabinet, is de beleidsagenda van VROM ingedeeld in de volgende prioriteiten:
-
•Project Schoon en Zuinig;
-
•Internationale klimaatagenda;
-
•Ontwikkeling van markten voor duurzame produkten;
-
•Mooi Nederland;
-
•Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten.
De beleidsagenda wordt afgesloten met een overzichtstabel met daarin de beleidsmatig belangrijkste budgettaire mutaties en bijbehorende toelichting. Deze tabel geeft de aansluiting weer tussen de vorige begroting en de nu voorliggende ontwerpbegroting.
1.2.2. Beleidsartikelen
Per beleidsartikel worden de beleidsvoornemens uitgewerkt in operationele doelen en instrumenten. De ontwikkelingen van de uitgaven en de doelen die zij dienen worden volledig toegelicht en waar mogelijk in de tijd weergegeven en indien zinvol grafisch geïllustreerd. Dit betekent meer aandacht voor de instrumenten en voor de historische ontwikkeling van de uitgaven en prestaties om tot een goede onderbouwing van de uitgaven te komen.
De beleidsartikelen bevatten geen herhaling van hetgeen al in de beleidsagenda is opgenomen.
In de begroting worden de beleidsdoorlichting(en) van het desbetreffende jaar aangekondigd evenals de programmering voor de komende jaren. De beleidsdoorlichting(en) die in de tijd aansluit(en) op het traject van het jaarverslag, word(en) meegezonden bij de indiening van de verantwoording over het desbetreffende begrotingsjaar. Waar dit niet aansluit, wordt de beleidsdoorlichting separaat verzonden.
De VROM-begroting bestaat uit 9 artikelen waarvan 2 artikelen op het terrein van Ruimte, 5 artikelen op het terrein van Milieu en 2 brede artikelen op de terreinen externe veiligheid en handhaving. Daarnaast zijn er twee niet-beleidsartikelen te weten artikel 91 «Algemeen» en artikel 92 «Nominaal en onvoorzien». Op artikel 91 «Algemeen» worden behalve de apparaatsuitgaven voor de WWI-begroting en de apparaatsuitgaven voor Ruimte en Milieu ook de uitgaven voor de stafdirecties en de gemeenschappelijke bedrijfsvoering inzichtelijk gemaakt. Ten slotte staan op dit artikel ook uitgaven geraamd van een aantal instrumenten die niet een beleidsmatig doel hebben, die passen bij een van de beleidsartikelen. «Nominaal en onvoorzien» is louter een administratief artikel waarop zaken worden geparkeerd die nog niet direct verdeeld kunnen worden over de andere artikelen.
In de beleidsartikelen komt het beleid voor de komende jaren aan bod. Elk artikel start met een omschrijving van de algemene beleidsdoelstelling. Hierbij wordt in algemene vorm consequent ingegaan op: omschrijving, verantwoordelijkheid, externe factoren en meetbare gegevens. Daarna volgt de tabel «budgettaire gevolgen van beleid». Deze tabel geeft meer financieel inzicht op het gebied van begrotingsstanden. In de tabel is een cijfermatige uitsplitsing gemaakt van de «programmagelden». Dit
Leeswijzer
artikelonderdeel «programma» wordt vervolgens weer opgedeeld naar de diverse operationele doelen die weer zijn opgebouwd uit een of meer (financiële) beleidsinstrumenten.
Onder de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» wordt grafisch inzicht gegeven in de budgetflexibiliteit. Deze grafiek geeft inzicht in het nog te beïnvloeden deel van de uitgavenraming. Daarbij worden de verplichtingen gekarakteriseerd aan de hand van de categorieën «Juridisch verplicht», «Bestuurlijk verplicht» en «Beleidsmatig gebonden».
De categorie «Juridisch verplicht» bestaat uit verplichtingen waar een privaatrechtelijke overeenkomst, een publiekrechtelijke beschikking of een wettelijke regeling aan ten grondslag ligt. De categorie «Bestuurlijk verplicht» bestaat uit verplichtingen waaraan afspraken ten grondslag liggen tussen verschillende ministeries, tussen de minister van VROM en/of andere bestuurslagen. De categorie «Beleidsmatig gebonden» bestaat uit geraamde uitgaven waarvoor de minister van VROM in het kader van de beleidsprogramma uitgaven heeft geoormerkt. Ten opzichte van de vorige begroting is de grafiek uitgebreid. De mate van budgetflexibiliteit is nu weergegeven als een percentage en als het absolute bedrag.
De algemene beleidsdoelstelling van een artikel wordt geconcretiseerd met de beschrijving van de operationele doelen. Bij ieder operationeel doel wordt consequent ingegaan op: motivering, instrumenten en meetbare gegevens (prestaties en indicatoren). Ieder artikel wordt afgesloten met een overzicht van geplande beleidsonderzoeken.
1.3. Wijzigingen in de artikelstructuur
In deze begroting is een aantal wijzigingen in de artikelstructuur doorgevoerd. Het betreft de volgende wijzigingen:
-
•Het beleid met betrekking tot de architectuur is aan de deze begroting toegevoegd op artikel 2. Zowel de operationele doelstelling als het bijhorende instrument zijn toegevoegd. Dit beleid is afkomstig van de begroting voor WWI;
-
•Het instrument «Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk gebied» onder de gelijknamige operationele doelstelling behorende tot artikel 4, is in deze begroting gesplitst in de instrumenten «Bevorderen via ruimtelijke maatregelen» en «Bevorderen via milieumaatregelen»;
-
•Het instrument «Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden» onder de gelijknamige operationele doelstelling behorende tot artikel 5, is in deze begroting gesplitst in de instrumenten «Integratie via ruimtelijke maatregelen» en «Integratie via milieumaatregelen»;
-
•Het instrument «Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium» onder de gelijknamige operationele doestelling behorende tot artikel 7, is gesplitst in de instrumenten «Adequaat generiek via ruimtelijke maatregelen», «Adequaat generiek milieuinstrumentarium» en «Adequaat generiek instrumentarium»;
-
•De operationele doelstelling en het gelijknamige instrument «Verzameluitkering» zijn aan artikel 91 van deze begroting toegevoegd. Dit instrument dient voor de overboeking van de verzameluitkeringen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
•Voor de FES-projecten «Mooi Nederland», «Geluidskaarten» en «Klimaatbuffers» zijn drie nieuwe instrumenten toegevoegd aan deze begroting, op respectievelijk artikel 3, 5 en 8;
-
•Het samenvoegen van het Milieu en Natuurplanbureau en het
Leeswijzer
Ruimtelijk Planbureau heeft op apparaatsartikel 91 geleid tot het samenvoegen van de apparaatsinstrumenten van beide planbureaus in een nieuw apparaatsinstrument voor het nieuwe Planbureau voor de Leefomgeving.
Bovenstaande wijzigingen hebben betrekking op de uitgavenzijde van de begroting; de wijzigingen betreffende de FES-projecten hebben eveneens betrekking op de ontvangstenzijde van de begroting. Bovenstaande wijzigingen zijn alle wijzigingen in de artikelstructuur van de begroting van VROM.
1.4. Comply or explain
Bij de samenstelling van de begroting worden als basis gebruikt de kernvragen: «Wat willen we bereiken» (w1), «Wat gaan we er voor doen» (w2) en «Wat mag het kosten» (w3). Op het niveau van de algemene doelstelling en de operationele doelstellingen wordt de beantwoording van deze vragen vervolgens ingevuld volgens de criteria van specifiek, meetbaar en tijdgebonden.
Onderstaand wordt per artikel ingegaan op mate waarin ieder beleids-artikel aan deze criteria voldoet. Daar het op niveau van de algemene doelstelling niet mogelijk of zinvol blijkt om één dekkende indicator voor het hele artikel te presenteren, is het vaak wel mogelijk om hier op het niveau van de operationele doelstelling inzicht in te geven.
Artikel 1 Optimaliseren van de ruimtelijke afweging
Gegeven de aard van dit artikel en de systeemverantwoordelijkheid van
de minister voor de ruimtelijke ordening, is een verdere verbetering niet
haalbaar. Hierdoor voldoet dit artikel op algemeen- en operationeel
doelniveau niet aan de gestelde criteria, voor zowel de «w1- als
w2-vraag».
Artikel 2 Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur
Op het niveau van het algemene doel is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt. Voor de operationele doelen zijn, waar mogelijk, wel indicatoren opgenomen. Voor zowel het algemene doel als de operationele doelen, is ten opzichte van de begroting 2008 het element tijdgebondenheid verbeterd. Ook de mate van meetbaarheid is voor dit artikel verbeterd door onder andere een scherper onderscheid tussen prestatie- en effectindicatoren en het verder uitwerken van de onderliggende componenten. Hierbij zijn de belangrijkste indicatoren uit de monitor Nota Ruimte gehanteerd. Voor een compleet overzicht wordt daarom verwezen naar de Nota Ruimte. Omdat niet alle elementen uit de Nota Ruimte in deze begroting zijn opgenomen, voldoet dit artikel op zowel algemeen als operationeel doelniveau (2.2.1., 2.2.2. en 2.2.3.) niet volledig aan het criterium van «specifiek» voor de eerste «w-vraag». Dit geldt ook voor het operationele doel met betrekking tot het stimuleren van de architectonische kwaliteit, dat is overgeboekt van de WWI-begroting.
Artikel 3 Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging Op het niveau van het algemene doel, is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt, omdat binnen het doel diverse aspecten van het milieubeleid zijn gebundeld. Voor de operationele doelen zijn wel indicatoren opgenomen. Verder zijn voor de diverse operationele doelen
Leeswijzer
onder andere een nieuwe grafiek toegevoegd en zijn tabellen uitgebreid. Zo is de ontwikkeling van de dikte van de ozonlaag boven de Benelux inzichtelijk gemaakt.
Artikel 4 Milieukwaliteit van water en bodem
Op het niveau van het algemene doel is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt, omdat binnen het doel diverse aspecten van het milieubeleid zijn gebundeld. Voor de operationele doelen zijn wel indicatoren opgenomen. Verder zijn enige nieuwe grafieken toegevoegd en zijn tabellen uitgebreid. Zo is de inschatting van het historisch verloop van de aanpak van bodemverontreiniging tot 2015 inzichtelijk gemaakt, evenals een grafische weergave van de potentiële spoedlocaties.
Artikel 5 Milieukwaliteit in de leefomgeving
Op het niveau van het algemene doel is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt, omdat binnen het doel diverse aspecten van het milieubeleid zijn gebundeld. Voor de operationele doelen zijn, waar mogelijk, wel indicatoren opgenomen. Verder is op onderdelen de tabel met indicatoren uitgebreid. Het operationele doel «Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden» blijkt, gezien de aard en de verantwoordelijkheden voor dit doel, niet verder te concretiseren. Hierdoor voldoet dit doel niet aan de gestelde criteria (w1- en w2-vraag).
Artikel 6 Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s Op het niveau van het algemene doel, is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt, omdat binnen het doel diverse aspecten van het milieubeleid zijn gebundeld. Voor de operationele doelen zijn, waar mogelijk, wel indicatoren opgenomen. Het doel «Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen» blijft echter voorlopig noch effectief meetbaar noch tijdgebonden. Daarmee voldoet dit operationeel doel niet aan de criteria. Verder zijn voor de diverse operationele doelen onder andere nieuwe grafieken toegevoegd. Zo is de ontwikkeling van afvalaanbod en -toepassingen inzichtelijk gemaakt, evenals een grafische weergave van straling op de terreinen lucht en water en een aparte grafiek voor de radonconcentratie. In overleg met het Netwerk Ecologische Monitoring en het CBS wordt in 2009 bepaald of - en zo ja welke - indicatoren gebruikt kunnen worden om de veranderingen in het milieu als gevolg van eventuele schadelijke effecten van de teelt van GGO-gewassen te monitoren.
Artikel 7 Versterken van het (inter)nationale milieubeleid Bij dit artikel zijn geen zinvolle indicatoren beschikbaar op algemeen- en operationeel doelniveau. Voor de operationele doelen «Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium» en «Een ambitieus internationaal milieubeleid» is het niet goed mogelijk om deze doelstellingen specifiek, meetbaar en tijdgebonden te formuleren (w1- en w2-vraag) en daarom is het ook niet zinvol daarvoor prestatie-indicatoren te ontwikkelen. Daarmee voldoen het algemene doel en de bovenstaande operationele doelen niet aan de criteria. Het operationele doel «Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB» voldoet hier wel aan.
Artikel 8 Externe veiligheid
De aard van dit artikel maakt dat het verbeteren van de meetbaarheid niet goed mogelijk blijft. Op algemeen doelniveau wordt een onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Voor PR is er een norm, deze is meetbaar en benoemd. Voor GR bestaat geen vastgestelde norm en moet het bevoegd gezag de verplichte elementen
Leeswijzer
uit de verantwoordingsplicht groepsrisico juist invullen. Hier is nog geen effect meetbaar. Voor het operationele doel «Bepalen van aanvaardbaarheid van risicovolle situaties» is geen verbetering van de meetbaarheid mogelijk (w1-vraag). In 2008 wordt het aantal te saneren locaties geregistreerd in het Register. Het resultaat van deze doelstelling - een volledig overzicht van het aantal te saneren locaties - wordt in 2009 gebruikt voor het behalen van doelstelling 8.2.2. Door de korte tijdspanne (2007: 0%, 2008: 100%) heeft het geen toegevoegde waarde hier een aparte effectindicator op te nemen. De operationele doelen 8.2.2 «Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties» en 8.2.3 «Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties» zijn voldoende meetbaar. Voor het vierde operationele doel «Milieu- en veiligheidsaspecten vroegtijdig, gebiedsgericht en geïntegreerd in ruimtelijke planvorming betrekken» wordt een indicator ontwikkeld. Deze zal in de begroting 2010 worden opgenomen. Daarmee voldoen het algemeen doel en de operationele doelen niet volledig aan de criteria (op de w1-vraag).
Artkel 9 Handhaving en toezicht
Gegeven de aard van dit artikel is op zowel algemeen doel als op de
operationele doelen 9.2.2. en 9.2.3. geen zinvolle indicatoren mogelijk
(w1-vraag).
1.5. De baten-lastendiensten
Tegelijkertijd met de VROM-begroting, wordt ook de begroting van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) en de begroting van het Waddenfonds gepresenteerd.
1.6. Verdiepingshoofdstuk
In het verdiepingshoofdstuk zijn de budgettaire mutaties in de beleids-artikelen van de begrotingsstaat opgenomen. Technische mutaties dan wel beleidsmatig niet relevante mutaties worden slechts cijfermatig gepresenteerd. Alleen indien sprake is van een grote budgettaire omvang, worden ook technische mutaties nader toegelicht. De beleidsmatig relevante mutaties worden nader omschreven in de toelichting waarbij het bijbehorende mutatiebedrag wordt genoemd. Een beleidsmatige mutatie is het gevolg van gevoerd beleid en is dus te beïnvloeden (bijvoorbeeld beleidsintensivering en -extensivering, beleidswijzigingen met financiële gevolgen, afwijkingen uit hoofde van behoorlijk bestuur).
Beleidsagenda
WETSARTIKEL 1 (BEGROTINGSSTAAT MINISTERIE VAN VROM XI)
-
2.HET BELEID
2.1. De beleidsagenda
-
1.Inleiding
Het Kabinet zet zich in voor een samenleving gebaseerd op duurzaamheid die rekening houdt met de legitieme belangen van mensen overal in de wereld. Welvaartsgroei en kwaliteit van leven kunnen samengaan wanneer zorg voor het milieu een vanzelfsprekendheid wordt. Een symbiose van een gezonde bevolking, een bloeiende economie en een gezond ecosysteem is mogelijk wanneer we onze wil en duurzaam maatschappelijk handelen combineren met technische innovaties.
Het Kabinet informeerde in het voorjaar van 2008 de Tweede Kamer over de aanpak voor duurzame ontwikkeling1 en gaat in 2009 door op de ingeslagen weg. Op basis van de duurzaamheidsmonitor die de planbureaus en het CBS eind 2008 uitbrengen, bepaalt het Kabinet welke aanvullende maatregelen eventueel nodig zijn.
Binnen het kader van duurzaamheid wil de minister van VROM vooral
resultaten boeken in:
+ Verduurzaming van de ontwikkeling, productie en het gebruik van
energie en grondstoffen zoals uiteengezet in de kabinetsprioriteiten
Schoon en Zuinig en Markten voor Duurzame Producten; + Verduurzaming van het ruimtegebruik in Nederland zoals uiteengezet
in de kabinetsprioriteit duurzame ruimtelijke inrichting, waaronder het
programma Mooi Nederland.
Het Kabinet pakt dit aan door ruimte te geven aan mensen die sociaal en technisch innoveren, door duurzamer gedrag te stimuleren bij bedrijven en consumenten (slimmere regels en minder administratieve lasten) en door goed samen te werken met partijen die een bijdrage willen en kunnen leveren aan dit duurzaamheidsstreven.
Door de internationale ontwikkelingen ten gevolge van de klimaatveranderingen, veranderingen in geopolitieke verhoudingen en de ontwikkeling van de Europese Unie, verandert er veel in de internationale context waarin de doelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Enerzijds zijn de opgaven complex en met onzekerheden omgeven, anderzijds prikkelen deze omstandigheden het innovatieve vermogen van mensen, bedrijven en instellingen in ons land.
Het stellen van thema’s en doelen resulteerde recentelijk in een aantal afspraken met overheidspartners en marktpartijen. In 2009 voert het Kabinet veel maatregelen uit en zet het zich in voor Europese en mondiale afspraken – met name op het terrein van klimaat, energie en duurzame productieketens, om zijn doelen zoals geformuleerd in het coalitieakkoord en het beleidsprogramma, waar te maken.
Hierna wordt beschreven hoe het Kabinet de genoemde beleidsprioriteiten wil realiseren.
Kamerstukken II, 2007–2008, 30 196, nr. 32.
Beleidsagenda
-
2.Project Schoon en Zuinig
De wereldwijde temperatuurstijging dwingt ons allen tot actie. De gevolgen van klimaatverandering zijn een reële dreiging voor Nederland en in feite de hele wereld. Vele wetenschappelijke onderzoeken hebben dat inmiddels wel aangetoond. Nu handelen is meer dan ooit noodzakelijk.
Eén van de belangrijkste oorzaken van de milieuproblematiek is de onverminderd hoge uitstoot van het broeikasgas CO2. Door de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen van onze westerse economieën en de enorm stijgende vraag van de ontwakende reuzen China en India, neemt de uitstoot van broeikasgassen alleen maar toe. Dat is slecht voor de mens, slecht voor het milieu en slecht nieuws voor onze economie. Want de leveringszekerheid en eindigheid van olievoorraden maakt de wereldeconomie kwetsbaar. Kortom, fossiele brandstof is geen bron waarvan we nog langer zo afhankelijk moeten willen zijn.
Het is dan ook van levensbelang dat we de dominantie en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen doorbreken. We moeten de komende decennia de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening realiseren. De zoektocht naar schone, zuinige en betaalbare bronnen moet leidend worden.
Die zoektocht biedt Nederland kansen. We gaan innoveren en technologische vernieuwingen realiseren die de uitstoot van broeikasgassen kunnen verminderen èn een sterke internationale concurrentiepositie bewerkstelligen.
Dat geldt voor alle sectoren waarmee de minister van VROM, als coördinerend minister samen met de ministers van EZ, LNV, VenW en Financiën, medio 2008 afspraken heeft gemaakt: de industrie- en landbouwsector en de gebouwde omgeving. De akkoorden met de resterende sectoren verkeer en vervoer en de energiesector zullen naar verwachting ook binnenkort worden ondertekend. Samen met de overheid zijn deze sectoren hard op weg om van Nederland één van de efficiëntste en schoonste energievoorzieningen van Europa te maken.
Doel
Zoals in het beleidsprogramma is gesteld, streeft het Kabinet voor 2020 de
volgende doelen na:
+ Reductie van dertig procent in de uitstoot van broeikasgassen in 2020
ten opzichte van 1990, bij voorkeur in Europees verband; + Verhoging van het aandeel duurzame energie tot twintig procent in
2020; + Toename van energiebesparing naar gemiddeld twee procent per jaar
in 2020.
Beleidsagenda
Figuur 1. Realisatie en doelen broeikasgasemissies vanuit Nederland per jaar 1990–2020
250 -
220-
190 —
160-
130 —
100
1990
1995
2000
2005
Jaar
2010
2015
2020
Naast de nationale doelen zijn er ook Europese doelen geformuleerd. Voor
Nederland belangrijke Europese verplichtingen gaan over:
+ Het verminderen van broeikasgasemissies met 16 procent in de
sectoren niet aangesloten bij het emissiehandelssysteem (ETS); + Meer gebruik van hernieuwbare energie (circa 16 procent in 2020) en
een groei naar 10 procent van het verbruik van biobrandstoffen in 2020
mits duurzaam geproduceerd.
Nederland gaat met zijn doelstellingen verder dan de EU en wil daarmee een voorbeeldfunctie vervullen. Op weg naar 2020 heeft het Kabinet een aantal tussendoelen te halen. Samengevat:
Klimaat en energie: Schoon en Zuinig
Tussendoelen voor:
Doel voor deze kabinetsperiode:
Broeikasgassen Duurzame energie
6% in 2012 tov 1990 (Kyotoprotocol)
Emissie van max. 209 Mton CO2-eq. in 2011 (of 6–10 Mton reductie-effect van Schoon & Zuinig) (brief
Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 5)
9% duurzame elektriciteit in 2010 (Richtlijn duurzame elektriciteit, Richtlijn 2001/77/EG i).
3 021 MW duurzame energie gecommitteerd in 2011 (indicatief) (brief Kamerstukken II, 2007–2008,
31 239, nr. 7);
100 000 bestaande woningen voorzien van hernieuwbare energievoorzieningen (brief Kamerstukken
II, 2007–2008, 31 209, nr. 1);
Een vast te leggen percentage biobrandstoffen in de brandstofmix van de transportsector in 2010
(Biobrandstoffenrichtlijn 2003/96/EG i)
29–61 PJprim1 per jaar in 2011 (brief Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 5)
500 000 woningen 20–30% energiezuiniger in 2011 t.o.v. dezelfde woningen vóór verbetering (brief
Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 1)
1 PJ staat voor Petajoule, oftewel 1015 Joule. Joule is de eenheid voor energie. 1 PJ energie komt rekening houdend met het opwekkingsrendement overeen met de volgende hoeveelheden primair energieverbruik: 24,8 mln kg zware stookolie, 26,7 mln m3 hoogcalorisch aardgas of 111 mln kWh elektriciteit.
Energiebesparing
Beleidsagenda
Belangrijkste prestaties in 2009
De ambitieuze doelen vereisen een gezamenlijke inzet van overheden, bedrijfsleven en burgers èn een gedragsverandering. Het is cruciaal voor het halen van de doelen dat deze breed gesteund worden in de samenleving.
Als coördinerend minister voor Schoon en Zuinig bewaakt de minister van VROM de voortgang van de uitvoering van het programma en is zij eindverantwoordelijk voor het halen van de gestelde doelen. De betrokken ministers van EZ, LNV, OS, VenW, VROM en WWI zijn daarbij beleidsverantwoordelijk voor de activiteiten op hun werkterrein. In de departementale begrotingen wordt ingegaan op de prestaties van de ministeries. Een deel van de prestaties ligt uiteraard op het terrein van VROM zelf. Hierop wordt hieronder ingegaan.
Essentieel onderdeel van het werkprogramma is een krachtig Europees beleid. Belangrijke voorstellen gaan over de herziening van het Europese ETS (één van de pijlers van het broeikasgasbeleid), een verdeling van de Europese reductie doelstellingen voor broeikasgassen en hernieuwbare energie onder de lidstaten. Ook normering van huishoudelijke apparaten, auto’s en eco-labeling dient op Europese schaal ingevoerd te worden. Nederland zet zich ook in Europa in voor ambitieuze doelen.
Op nationaal niveau komt het erop aan nu meters te maken. Na het
duurzaamheidakkoord met het bedrijfsleven, de bestuursakkoorden met
IPO en VNG en de sectorakkoorden met het bedrijfsleven, worden
maatregelen genomen en uitgevoerd.
De volgende prestaties mogen dan ook in 2009 van de minister van VROM
worden verwacht:
+ Over de inzet van biobrandstoffen zendt het Kabinet dit najaar een separate brief aan de Tweede Kamer. In het Europees richtlijnvoorstel voor hernieuwbare energie worden criteria waardoor duurzaamheid gegarandeerd wordt vastgelegd, met voor Nederland als uitgangspunt de duurzaamheidscriteria uit het rapport van de commissie Cramer;
+ Twee grootschalige demonstratieprojecten voor Carbon Capture and Storage (CCS). VROM en EZ zorgen ervoor dat de condities voor CCS in 2009 duidelijk zijn. Deze duidelijkheid stelt bedrijven en regionale partijen in staat tijdig de juiste investeringen te doen. Het gaat hier onder meer om de juridische verantwoordelijkheid voor de CO2-opslag in de bodem en de aansprakelijkheid op langere termijn. Ook zorgen VROM en EZ voor het creëren van voldoende kennis die van belang is voor de maatschappelijke acceptatie van CCS. Verder zorgen VROM en EZ voor duidelijkheid over de nationale regie voor transport en opslag en hoe daarbij de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden zijn belegd;
+ De EU-onderhandelingen zijn afgerond, en duidelijke en afrekenbare CO2-normen voor nieuwe personenauto’s zijn vastgelegd. Ook is er duidelijkheid over CO2-normen in 2020;
+ Sectorovereenkomsten met het bedrijfsleven en klimaatakkoorden met gemeenten en provincies zijn voortvarend opgepakt, waarbij VROM de regie binnen het Rijk heeft. Zo komen er, conform het nieuwbouw-convenant, tien gebieden waar op grote schaal wordt geëxperimenteerd met energiezuinige nieuwbouw. Andere voorbeelden zijn de semi-gesloten kas en de kas op aardwarmte die door het landbouwakkoord verder worden gestimuleerd. Lokale en regionale initiatieven van de koplopers als het Rotterdam Climate Initiative en Energy Valley
Beleidsagenda
zijn versterkt. En door middel van sectorteams is de verbinding gelegd tussen koplopergemeenten en het peloton van overige gemeenten en provincies;
+ VROM intensiveert de aanpak om de emissies van overige broeikasgassen terug te dringen onder meer door onderzoeken te financieren naar de ontwikkeling van emissiearm veevoer en stimulering van precisielandbouw. Bedrijven die maatregelen nemen ter beperking van broeikasgasuitstoot krijgen subsidie voor de gemaakte kosten van hun ingrepen;
+ Het verminderen van de consumptie van dierlijke eiwitten is belangrijk om de emissies van overige broeikasgassen te reduceren. De beïnvloeding van de eiwitconsumptie is alleen mogelijk in een geleidelijk proces. Dit jaar wordt onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van een transitie in de consumptie van eiwitten, in het bijzonder de consumptie van vlees. Tevens wordt een milieuanalyse uitgevoerd naar de beste mogelijkheden om eiwitten te vervangen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek dat eind september 2008 moet zijn afgerond, wordt een beleidsvisie uitgewerkt door VROM samen met de departementen LNV en Ontwikkelingssamenwerking. Deze beleidsvisie moet in de eerste helft van 2009 klaar zijn;
+ Jaarlijks wordt in september over de voortgang van Schoon en Zuinig gerapporteerd aan de Kamer. Om de resultaten van het in uitvoering gebrachte werkprogramma te kunnen beoordelen is in 2010 de zogenaamde herijking voorzien. Dan beoordeelt het Kabinet in hoeverre aanvullende maatregelen nodig zijn op weg naar de doelen voor 2020. In 2009 brengt het Kabinet verkennende studies naar alle opties hiervoor in kaart zodat de in 2010 te maken keuzes snel uitgevoerd kunnen worden.
Behalve het stimuleren van maatregelen die tijdens deze kabinetsperiode uitvoerbaar zijn, wil het Kabinet ook de voorwaarden creëren voor verdergaand beleid in de navolgende periode. De innovatieagenda die in 2008 is gepresenteerd, maakt duidelijk aan welke thema’s het Kabinet wil werken. Het Kabinet acht het daarbij verstandig te focussen op de versnellingsfase van de innovatieketen.
In totaal is een kwart van de beschikbare middelen uit het programma Schoon en Zuinig voor innovatie gereserveerd. Door het stimuleren van R&D-trajecten en het versnellen van de introductie van bijna-marktrijpe technologieën, zoals de HRe-ketel en LED-verlichting wordt een basis gelegd voor een continue duurzame ontwikkeling. De doelen van 2020 zijn ons zichtpunt, maar tegelijkertijd moet de verduurzaming ook na 2020 voortgezet kunnen worden.
-
3.Internationale klimaatagenda
Doelstelling 8. Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012
De klimaat- en energiedoelstellingen van het Kabinet zijn alleen haalbaar met ambitieuze Europese en internationale afspraken. Klimaatverandering is een mondiaal probleem dat op wereldschaal opgelost moet worden. Het Kabinet gaat daarom ook door met een stevige inzet op een internationale aanpak van de klimaatverandering voor de periode na 2012 – het laatste jaar van het Kyoto-protocol.
Beleidsagenda
In december 2009 vindt in Kopenhagen een internationale klimaattop plaats. Deze top moet nieuwe internationale afspraken opleveren over de bestrijding van het broeikaseffect. Het jaar 2009 is ook een cruciaal jaar voor de Europese Unie – het jaar waarin de ambitieuze doelstellingen voor klimaat- en energiebeleid in 2020 moeten worden omgezet in concrete wetten en maatregelen.
Grafiek: Ontwikkeling mondiale broeikasgasemissies
80
Emissieontwikkeling bij Business-as-Usual
Mondiale emissies bij
30% emissiereductie in , industrielanden
r: "
Emissieontwikkeling met redelijke kans temperatuurstijging tot 2 graden te beperken
0-
-------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1 I
1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050
Doel
Alle landen leggen volgend jaar in Kopenhagen in het VN-Klimaatverdrag vast wat we wereldwijd gaan doen na 2012 om emissies van broeikasgassen terug te dringen. Ook komt een antwoord op de vraag hoe ontwikkelingslanden worden ondersteund bij het verkrijgen van technologie en het nemen van maatregelen. De Nederlandse inzet in Kopenhagen is:
+ De mondiale temperatuurstijging blijft onder de 2 graden Celsius; + De industrielanden reduceren hun emissies in 2020 met 30 procent ten
opzichte van 1990; + De ontwikkelingslanden leveren tastbare inspanningen om emissies te
beperken; + De mondiale CO2-markt ontwikkelt en verbetert; + De ontwikkeling en overdracht van schone technologie wordt
bevorderd; + De armste landen worden ondersteund bij het nemen van maatregelen; + De ontbossing wordt tegengegaan;
+ De emissies van de internationale lucht- en scheepvaart worden aangepakt.
Nederland wil binnen Europa vóór de verkiezingen van het Europees Parlement in 2009 overeenstemming hebben bereikt tussen de Europese Raad en het Europees Parlement over te nemen klimaat- en energiemaatregelen. De Nederlandse inzet is daarbij gericht op:
-
1.Harmonisatie van het emissiehandelssysteem in de EU (ETS);
-
2.Een forfaitaire verhoging van het aandeel hernieuwbare energie in alle lidstaten met de mogelijkheid van handel;
-
3.Het tot stand komen van CCS demonstraties en het toelaten ervan tot de emissiehandel.
Beleidsagenda
Alle ingrepen van de EU moeten zorgen dat de doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en biobrandstoffen op effectieve èn duurzame wijze kunnen worden gehaald. Tegelijk moeten we ervoor waken dat het EU-beleid ongewenste effecten heeft. Dat geldt in de eerste plaats voor de productie van biobrandstoffen. De uitkomst van recent wetenschappelijk onderzoek vraagt om een verstandige inzet van biobrandstoffen in onze energieconsumptie. Het Kabinet staat een stap-voor-stap-benadering voor, waarbij duurzaamheid en kosteneffectiviteit van een biobrandstofverplichting te allen tijde gewaarborgd moeten zijn, zoals vastgesteld in de conclusie van de Europese Raad, en zonder negative neveneffecten, zoals bemoeilijking van de wereldvoedselvoorziening. Tevens in cruciaal dat bedrijven een prikkel krijgen tot ontwikkeling en toepassing van de tweede generatie biobrandstoffen, die dergelijke negatieve bijwerkingen niet of in veel mindere maten kennen. Nederland zal zich actief inzetten voor duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen die dit bewerkstelligen. Waakzaamheid geldt ook voor het risico van «carbon leakage». Indien bedrijven Europa moeten verlaten omdat zij – door hoge kosten van emissierechten – geconfronteerd worden met onaanvaardbare concurrentienadelen, schiet het beleid aan zijn doel voorbij.
Ook zal Nederland voorstander blijven van ambitieuze normen voor de CO2-uitstoot van nieuwe personenauto’s in Europa, zowel voor 2012 als voor de langere termijn (2020). Bovendien moet de Richtlijn Ecodesign1 uitgebreid worden om ook aan energie gerelateerde producten minimumeisen te kunnen stellen. Daarnaast is het introduceren van dynamische benchmarks van groot belang om de koplopers te stimuleren door invoering van een Top Runners-regeling (zie paragraaf 7.2.2.).
Belangrijkste prestaties in 2009
+ Om klimaatverandering effectief aan te pakken, zijn wereldwijd miljarden euro’s aan investeringen nodig. Prioriteit is het helpen opstellen en realiseren van een duidelijk, efficiënt en eerlijk instrumentarium en financieel plan voor het internationale klimaatbeleid. Succes in Kopenhagen hangt immers voor een groot deel af van de – merendeels private – financiering van emissiereductie, bestrijding van ontbossing en aanpassing aan klimaatverandering. De financiële steun voor het uitvoeren van deze maatregelen is met name van belang voor ontwikkelingslanden. VROM concentreert zich op dit vraagstuk en neemt het voortouw in de EU;
+ De industrielanden moeten het voortouw blijven nemen in het
reduceren van emissies. Maar een tweede voorwaarde voor succes in Kopenhagen – en ook het tweede prioriteitsveld voor VROM – is het vergroten van het aandeel van ontwikkelingslanden bij het verminderen van deze uitstoot. Vooral het vergroten van de rol van ontwikkelingslanden met opkomende economieën is belangrijk. Verschillende vormen voor deelname van ontwikkelingslanden aan internationale afspraken, afhankelijk van hun ontwikkelingsniveau, zullen worden uitgewerkt en in de internationale fora zoals het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) worden geagendeerd. Ook zal VROM in samenwerking met het bedrijfsleven en internationale organisaties voorstellen doen voor het financieel ondersteunen van activiteiten voor emissiereductie en klimaatadaptatie;
+ Om actief bij te dragen aan succes in «Kopenhagen» en bij de
gesprekken in Brussel over het EU klimaat- en energiepakket, verlenen Richtlijn 2005/32/EG i. we anticiperende en ambitieuze medewerking aan klimaatdiplomatie.
Beleidsagenda
VROM levert ook de belangrijkste EU-onderhandelaar voor de emissiereductiedoelen op lange termijn van het Bali Action Plan van de UNFCCC en zal een verdiepende impuls geven aan een van de voorbereidende mondiale onderhandelingsrondes op weg naar Kopenhagen met extra financiele en inhoudelijke bijdragen; • VROM wil dat er overeenstemming komt tussen de Europese Raad en het Europees Parlement over de Europese energiewetgeving. We bereiken dit het liefst in december 2008, maar in elk geval in het voorjaar van 2009 vóór de verkiezingen van het Europees Parlement en VROM doet daartoe voorstellen om de nieuwe lidstaten niet in doelstellingen maar wel anderszinds zodanig tegemoet te komen dat zij akkoord gaan. VROM zal voorstellen doen die duurzaamheidcriteria voor biobrandstoffen wereldwijd introduceren.
-
4.Ontwikkeling van markten voor duurzame producten
Doelstelling 21: de overheid wil uiterlijk in 2010 duurzaamheid als
zwaarwegend criterium meenemen in al haar inkopen
Doelstelling 22: het stimuleren van duurzame consumptie en productie
Het Kabinet geeft hoge prioriteit aan het tot stand brengen van markten voor duurzame producten. Voor de milieuproblematiek is de oplossing voor een groot deel te vinden in het economisch verkeer tussen producenten en gebruikers: de markten. Het Kabinet vergroot het aanbod van duurzame (groene) producten en diensten de komende jaren fors en zal innovaties op dit gebied stimuleren. Behalve fiscale prikkels kan het Rijk samen met de andere overheden een bijdrage leveren door duurzaam in te kopen: de overheden kopen per jaar voor meer dan € 40 mrd in. Het streven van alle ministeries dat vanaf 2010 honderd procent van de overheidsinkopen duurzaam is, geeft een grote impuls aan een duurzame markt.
Doel
Het Rijk koopt in 2010 voor 100 procent duurzaam in, de gemeenten voor 75 procent en de provincies en waterschappen voor 50 procent. Een overheid kan in een specifiek geval het noodzakelijk achten bepaalde criteria niet toe te passen en zal zich daar dan over verantwoorden. Het agentschap SenterNovem stelt in opdracht van de overheden duurzaamheidscriteria op voor in totaal tachtig productgroepen. Het gaat om sociale waarden als arbeidsomstandigheden en om milieucriteria. Voorjaar 2008 zijn de criteria voor de eerste 16 productgroepen vastgesteld en door inkopers toegepast. De andere productgroepen volgen maandelijks in de loop van 2008 tot en met begin 2009. Het Kabinet introduceert elementen van het Cradle-to-Cradle (C2C) concept. Begin dit jaar is een team opgericht dat maatschappelijke initiatieven ondersteunt die gericht zijn op het verspreiden van C2C. Om duurzame productie en consumptie van producten verder te stimuleren, heeft het Kabinet nieuwe vergroeningsmaatregelen ingevoerd met inachtneming van noodzakelijk maatschappelijk draagvlak. Deze treden op 1 januari 2009 in werking. Voor de vergroeningsmaatregelen wordt verwezen naar het Belastingplan 2009.
Belangrijkste prestaties in 2009
Om de doelstellingen voor duurzaam inkopen te bereiken, zijn alle criteria eind maart 2009 klaar en passen de inkopers deze toe voor alle tachtig productgroepen. De vorderingen van het duurzaam inkopen worden tweejaarlijks gemeten. Eind 2008 is er al een eerste meting voor de dan al
Beleidsagenda
bekende criteria. De eerstvolgende meting is eind 2010. Omdat de criteria dynamisch zijn en dus geregeld zullen worden aangescherpt, is ook na 2010 meting nodig. Vanaf 2010 wordt ook aangegeven hoe de criteria bijdragen aan het oplossen van de milieuproblemen.
Overzicht indicatoren Duurzaam Inkopen Realisatie c.q. streefwaarde:
overheid:
Indeling overheidsaankopen in 80 product- januari 2008
groepen
Percentage uitgerolde criteriasets voor de 80 25% medio 2008, 100% maart 2009
productgroepen
Percentage duurzame inkoop overheden in 100% Rijk, 75% gemeenten, 50%
2010 provinciesenwaterschappen
In 2009 worden rond het C2C-concept de volgende prestaties geleverd:
+ Voor 25 productstromen is C2C als wens geformuleerd in het programma Duurzaam Inkopen;
+ In tenminste vier ketenprojecten waarbij het bedrijfsleven nauw
betrokken is, wordt een substantiële vermindering van de milieubelasting bereikt, waarbij het doel is in de planperiode uit het Landelijk AfvalPlan (LAP-2) een daling te laten zien van twintig procent;
+ Naar onderwijs, bedrijfsleven en intermediaire organisaties wordt het belang van C2C uitgedragen;
+ In tenminste drie branches dragen organisaties C2C actief uit naar hun leden en in drie opleidingen wordt C2C opgenomen in curriculum;
+ Een toepassingskader C2C in ruimtelijke projecten is ontwikkeld;
+ In twee Nota Ruimte-projecten is C2C in het ontwerp meegenomen;
+ Eventuele gelden uit de maatschappelijke innovatie-agenda worden gebruikt voor een innovatieprogramma C2C waarin koploper-bedrijven en overheden participeren;
+ Voor 2009 onderzoekt het Kabinet nut en noodzaak van verdere vergroening en verdere verfijning van de bestaande vergroenings-maatregelen.
-
5.Mooi Nederland
Elke Nederlander verdient het te kunnen werken, wonen en recreëren in een Mooi Nederland, nu en in de toekomst. We storen ons aan een steeds verdergaande verrommeling van het landschap. De aanpak daarvan is bittere noodzaak. In het programma Mooi Nederland roepen we verrom-meling een halt toe en beschermen we kwetsbare gebieden, zoals Rijksbufferzones en Nationale Landschappen. Het Kabinet zet hiertoe in op bundeling en herstructurering van bedrijventerreinen en woonlocaties. Ook bij de locatiekeuze voor windmolens op de lange termijn staat bundeling in concentratiegebieden centraal.
Omdat een klimaatbestendige inrichting van Nederland een stevige positie moet krijgen in ruimtelijke afwegingen wordt in 2009 een visie op een duurzame ruimtelijke hoofdstructuur voor de lange termijn ontwikkeld, met een doorkijk naar 2100. Deze visie vormt de basis van structuurvisies en wordt meegenomen in Randstad Urgent en Nota Ruimte-projecten. Daarnaast wordt duurzame energie in de vorm van windenergie gerealiseerd.
Tegelijkertijd streeft het Kabinet naar een Nederland dat functioneert als een concurrerende regio. Het Kabinet voert daarom Randstadagenda 2040
Beleidsagenda
uit en ontwikkelt visies op de ruimtelijke inrichting van de nationale stedelijke netwerken in Zuid, Oost en Noord Nederland in 2040.
Een instrument dat de besluitvorming in de ruimtelijke ordening vereenvoudigt, is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli 2008 in werking trad. Kenmerkend is de zodanige verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden over gemeenten, provincies en Rijk dat ieder bestuursniveau optimaal belangen kan behartigen. Het Kabinet definieert in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid (juni 2008) de nationale belangen en geeft aan op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. Voor een aantal belangen zal borging plaatsvinden in een op te stellen AMvB Ruimte. In deze AMvB worden, al dan niet via de provincies, door het Rijk regels gesteld voor de inhoud en/of totstandkoming van bestemmingsplannen. Dit is een AMvB in twee tranches, waarvan de eerste voor het zomerreces 2009 aan de Eerste en Tweede Kamer wordt voorgelegd. In de eerste helft van 2010 kan deze eerste tranche worden vastgesteld.
5a. Bedrijventerreinen
Doelstelling 23: Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties en 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jaar.
Het Kabinet wil voldoende ruimte bieden voor werken, op een slimme en zuinige manier (voor wonen zie begroting WWI). Er is een tendens tot overaanbod van nieuwe bedrijventerreinen, vaak op verkeerde (versnipperde) locaties van weinig kwaliteit. Daarnaast is dertig procent van de bestaande bedrijventerreinen verouderd. De ambitie is het bestaande bebouwde gebied beter te benutten door een groter aantal hectares te herstructureren en die herstructurering te versnellen. Een betere regie van de regionale afstemming over de aanleg van nieuwe terreinen vermindert de aantasting van open ruimte: per provincie zijn in 2008 afspraken gemaakt over behoeften voor nieuwe bedrijventerreinen. Daarnaast streeft het Kabinet naar hogere ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen.
1 De SER-ladder bestaat uit drie onderdelen en is bedoeld als een hulpmiddel bij de besluitvorming. In SER-ladder wordt (1) aandacht besteed aan een optimaal gebruik van de beschikbare (of door herstructurering beschikbaar te maken) ruimte, (2) aan de opties om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen, en (3) aan uitbreiding van het ruimtegebruik.
Doel
De doelstellingen voor bedrijventerreinen voor deze kabinetsperiode zijn:
+ Het herstructureren van 1 000 tot 1 500 hectare bedrijventerrein per
jaar vanaf 2009; + Aanpassing regels voor herstructurering zodat de doorlooptijd
versnelt; + Veertig procent van de 1 000 tot 1 500 hectare wordt gerealiseerd in al
bebouwd gebied; + In alle provincies is de SER-ladder1 in het beleid verankerd en wordt
nageleefd; + Het beperken van de milieubelasting van bedrijventerreinen en
duurzame inrichting, zoals op het gebied van energie (onder andere
gebruik van restwarmte, koude-opslag), materialen (hergebruik van
reststromen), schone en zuinige mobiliteit (vervoersmanagement) en
goede inpassing in de omgeving; + De ruimtelijke kwaliteit wordt door het innovatieprogramma Mooi
Nederland verbeterd.
Beleidsagenda
De doelstellingen voor woningbouw in 2009 zijn (zie ook beleidsagenda WWI):
-
•Realisatie van minimaal 80 000 nieuwe woningen;
-
•Duurzame ruimtelijke inpassing.
Bij zuinig ruimtegebruiken betere ruimtelijke kwaliteit heeft het Kabinet aandacht voor:
-
•Investering in binnenstedelijk bouwen en functiemenging;
-
•Een betere balans tussen rode, groene en blauwe functies in en om de stad;
-
•De (milieu)kwaliteit van de woonomgeving;
-
•Intensief en meervoudig ruimtegebruik;
-
•Een goede en tijdige ontsluiting;
-
•Klimaatbestendigheid en energiezuinigheid;
-
•Regionale afstemming van locatiekeuzen en -ontwikkeling;
-
•Inrichting met oog voor sociale diversiteit;
-
•Voldoende planologische capaciteit;
-
•structurele versterking van de architectuur in het ruimtelijk ontwerp.
Belangrijkste prestaties in 2009
In 2009 levert de minister van VROM in nauwe samenwerking met de minister van EZ de volgende prestaties om duurzaam en efficiënt ruimtegebruik voor werken en wonen te realiseren:
-
•Uitvoeren van vijf pilotprojecten «kwaliteit bedrijventerreinen» en vijf pilotprojecten op basis van het advies van het projectteam «Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen». Dit leidt tot kennis over en ervaring met herstructurering, versnelling en een hogere ruimtelijke kwaliteit op deze terreinen; hierbij wordt ook stimulering van aanbod en gebruik van restwarmte meegenomen;
-
•Uitvoering geven aan de kabinetsreactie op de Taskforce (her-) ontwikkeling bedrijventerreinen;
-
•Toezien op de naleving van de toepassing van de SER-ladder, en toezien op de naleving van de afspraken per provincie over behoefteraming en planning van bedrijventerreinen;
-
•Begin 2009 in overleg gaan met de G27 over de ontwikkeling van bedrijventerreinen in verstedelijkte gebieden, met aandacht voor transformatie, met als motto «functiemenging waar kan, functiescheiding waar moet»;
-
•Eind 2009 wordt in aansluiting op bestaande trajecten en het advies van de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen een beslissing genomen over het parkbeheer op nieuwe terreinen en bevordering hiervan op bestaande terreinen.
Daar waar de minister voor WWI verantwoordelijk is voor de woningbouwopgave zal de minister van VROM inzetten op duurzame ruimtelijke inpassing. VROM zet in met de start van een aanjaagprogramma voor in eerste instantie vier spoorzoneprojecten en kennisverspreiding over duurzame gebiedsontwikkeling.
5b. Openheid van het landschap
Doelstelling 24: In 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden
In gebieden die bekend staan om hun grote landschappelijke kwaliteit treedt sluipenderwijs een grote mate van verrommeling op. Visueel
Beleidsagenda
storende elementen zoals bedrijfsgebouwen, zendmasten, kassen en campings nemen in aantal toe. Zo is in enkele Nationale Landschappen de geplande groei van de bebouwing relatief groter dan het landelijk gemiddelde. Er is een blijvend tekort aan recreatiemogelijkheden om de stad. In de Rijksbufferzones vinden ontwikkelingen plaats waardoor de hoeveelheid groen en het recreatieve gebruik afneemt, en de verstedelijking toeneemt.
In de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland spraken Rijk, IPO en VNG een aantal gezamenlijke acties af om de verrommeling tegen te gaan en de kwaliteit van het landschap te vergroten. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de Agenda Landschap.
Doel
De minister van VROM wil de volgende doelstellingen in 2009 realiseren:
+ In 2009 is de bestaande verhouding tussen bebouwing binnen de steden en dorpen (circa 76 procent) en in het landelijk gebied (circa 24 procent) onveranderd gebleven, ten opzichte van 2004;
+ Vanaf 2009 vindt voor ieder Nationaal Landschap een versterking van de beschreven kernkwaliteiten plaats, dit wordt bewaakt door middel van de Monitor Nota Ruimte;
+ Het areaal zeer open gebied (zie kaart 1) neemt niet af ten opzichte van 2006 (119 000 ha);
+ Stedelijk ruimtebeslag in Rijksbufferzones blijft maximaal 34 ha
(basiswaarde in 2003) en het oppervlak dagrecreatieve functies is met vijf procent toegenomen (basiswaarde in 2003 is 3 900 ha);
+ Sanering van 200 hectare ongewenste bebouwing of glas of bestemming daarvoor, vooral als onderdeel van de Nota Ruimte-projecten en de samenwerkingsagenda Mooi Nederland en met bijpassende financieringsconstructies.
Belangrijkste prestaties in 2009
De minister van VROM onderneemt, samen met de minister van LNV, in
2009 de volgende acties om openheid van het landschap te behouden en
te versterken:
+ De nog ontbrekende gebiedsvisies voor rijksbufferzones laten opstellen;
+ Het stelsel voor de landschappen van nationaal belang (Rijksbuffer-zones, snelwegpanorama’s en Nationale Landschappen) vereenvoudigen;
+ Goed toepasbare ruimtelijke kwaliteitseisen voor de landschappen van nationaal belang uitwerken en vastleggen:
-
a.Kernkwaliteiten van Nationale Landschappen zijn eind 2009 eenduidig en werkbaar uitgewerkt voor provincies;
-
b.Regels voor het bouwen in deze gebieden zijn eind 2009 planologisch vastgelegd en werken door in provinciale verordeningen en bestemmingsplannen via de Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte op basis van de Wro;
+ Uitvoering van de Agenda Landschap en implementeren van het advies van de taskforce Financiering Landschap (Rinnooy Kan);
+ Uitvoering van de afspraken uit de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland voor ongewenste (bestemming voor) bebouwing en de sanering van verspreid liggend glas, met bijbehorende uitwerking van financieringsconstructies (Ruimte voor ruimte, Rood voor groen).
+ Actualisering van de in 2007 tussen Rijk en IPO/VNG vastgestelde samenwerkingsagenda Mooi Nederland.
Beleidsagenda
Kaart 1. Zeer open landschap 2005 (Bron: KELK monitoring, Roos-Klein Lankhorst (2006), opgenomen in Monitor Nota Ruimte, RPB, 2008)
Zeer open gebied
P^
> rr
Beleidsagenda
5c. Klimaatbestendige inrichting
Doelstelling 26: Klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur).
Het klimaat zal de komende eeuwen ingrijpend veranderen. De minister van VROM heeft, samen met de staatssecretaris van VenW, als doel Nederland klimaatbestendig in te richten. Het is daarbij noodzakelijk water als een belangrijke factor te beschouwen bij ruimtelijke afwegingen. Er moet meer ruimte zijn voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur).
Doel
Uiterlijk in 2015 is deze inrichting in alle ruimtelijke plannen verankerd. Herijking van het ruimtelijk beleid en aanpassing van wet- en regelgeving zijn uiterlijk in 2011 klaar. Kennis van innovatieve maatregelen voor klimaatbestendige inrichting wordt in internationaal verband uitgewisseld.
Belangrijkste prestaties in 2009
In 2009 levert de minister van VROM de volgende prestaties:
-
•Benoemt binnen de Nota Ruimte projecten vijf iconen waarbinnen ruimtelijke aanpassingsmaatregelen worden uitgevoerd die een (inter-)nationale voorbeeldfunctie hebben;
-
•Maakt afspraken over uitvoering van innovatieve maatregelen;
-
•Stelt uitgangspunten en randvoorwaarden op voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland;
-
•Stelt een handreiking (Klimaatwijzer) op waarmee overheden afwegingen kunnen maken gericht op een meer klimaatbestendige inrichting;
-
•Selecteert «klimaatbuffer projecten» voor de periode 2009-2012;
-
•Neemt een besluit over een Nationaal Adaptatiefonds;
-
•Stelt een voortgangsrapportage vast uit de lopende projecten binnen het programma «Kennis voor Klimaat»;
-
•Stelt concept aanpassingsstrategieën beschikbaar voor de zogeheten hotspots Haaglanden, Rotterdam, Schiphol, Rivierengebied, Zuidwestelijke Delta, Waddenzee, Veenweidegebieden en Droge Zandgronden;
-
•Levert bijdragen aan de internationale activiteiten van het programma Kennis voor Klimaat, waarbij kennis en ervaring wordt ontwikkeld en uitgewisseld rond het thema Urbane Deltaregio’s.
5d. Windenergie
Het Kabinet kiest voor verdere ontwikkeling van windenergie en gaat een ruimtelijk perspectief opstellen .
Doel
Deze kabinetsperiode is de doelstelling 2000 Megawatt (MW) windenergie op land extra vergund te hebben. Voor het grootste deel van deze 2000 MW is ruimte beschikbaar in streek- en omgevingsplannen en in gemeentelijk beleid. Het voortouw voor de realisatie van deze locaties ligt bij provincies en gemeenten. Door het Rijk zal een aantal knelpunten en randvoorwaarden opgelost moeten worden.
Om doorgroei van windenergie na 2011 mogelijk te maken is aanvullende ruimte nodig in Nederland. Het beleid van de afgelopen jaren heeft tot
Beleidsagenda
veel versnipperde lokaties geleid. De weerstand tegen windmolens is daarmee nogal toegenomen. Daarbij komt dat windmolens steeds groter worden. Het streven van het Kabinet is daarom om voor de toekomst windmolens meer te concentreren in windturbineparken. Het Rijk neemt het initiatief om samen met provincies en gemeenten de locaties voor grootschalige windturbineparken te bepalen. Vanuit het perspectief van Mooi Nederland zullen gebieden worden aangegeven die vrijgesteld worden van windmolens (vides). De doelstelling voor windenergie op zee in deze kabinetsperiode is 450 MW. Het Kabinet werkt aan snellere procedures en gecoordineerde aanpak voor windenergie op zee.
Belangrijkste prestaties in 2009
De prestaties van de minister van VROM in 2009:
-
•Realisatie van tenminste 500 Mw door het plaatsen van nieuwe windturbines;
-
•Inzetten van ondersteuningsteams voor het oplossen van ruimtelijke knelpunten zodat projecten «in de pijplijn» door kunnen gaan;
-
•Meer draagvlak voor windenergie door een intensieve campagne;
-
•Ontwikkeling van een ruimtelijk perspectief voor windenergie om ruimte te vinden voor de 2000 Mw na 2011. Hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen windturbineparken, de zogenaamde vides (waar plaatsing van windturbines niet wenselijk) is en tussengebieden.
5e. Samenhangende ruimtelijke ontwikkeling en Randstad 2040
Doelstelling 29: Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis.
Doel
Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis. De komende decennia worden op basis van de Nota Ruimte grote ingrepen voorzien. Gebiedsontwikkeling is in de Nota Ruimte als centrale werkwijze voor ruimtelijke ontwikkelingen gepresenteerd. Voor de versnelling van de realisatie van een aantal gebiedsontwikkelingen zet het Kabinet het Nota Ruimte-budget in en maken enkele projecten deel uit van het kabinetsprogramma Randstad Urgent. 23 gebiedsprojecten komen mogelijk in aanmerking voor een bijdrage uit het Nota Ruimte-budget (Kamerstukken II, 2007-2008, 29 734, nrs. 192, 201) (zie kaart 2).
Op deze wijze draagt het Kabinet samen met alle relevante partijen (overheden, marktpartijen, en maatschappelijke organisaties) bij aan de realisatie van een duurzame ruimtelijke inrichting. De geselecteerde projecten voor het Nota Ruimte-budget zijn ook opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT), waarin de relatie wordt gelegd tussen de besluitvorming over aan te leggen infrastructuur en gebiedsgerichte ontwikkeling. Veiligheid voor de gevolgen van de klimaatverandering vergt ingrepen aan de kust, rivieren en in het Groene Hart.
De noodzakelijke duurzame economische groei vraagt een optimale bereikbaarheid, voldoende aanbod van ruimte voor bedrijvigheid en uitstekende woon- en leefomstandigheden (inclusief groene voorzieningen). De verstedelijking dient vorm te krijgen zonder dat daarvoor landschap wordt opgeofferd. De kwaliteit van stad én land moet toenemen. In 2009 biedt het innovatieprogramma Mooi Nederland hiervoor handgrepen. Vanuit dit programma krijgen gemeenten, provin-
Beleidsagenda
cies en maatschappelijke organisaties ondersteuning bij het vinden van slimme oplossingen voor de duurzame ruimtelijke inrichting van Nederland.
Kaart 2. Nota Ruimte-projecten
Haarlemmermeer - Amsterdam - Almere
^Schaalsprong Almere
fla Gebiedsontwikkeling Haarlemmermeer
^ Herstructurering Noordelijke U-oevers Amsterdam
{Jl Greenport Aalsmeer
^fe Greenport Bollenstreek
| Nationale stedelijke netwerken I Nationale Landschappen
Beleidsagenda
De economische kracht en duurzaamheid van de zes nationale stedelijke netwerken uit de Nota Ruimte zijn van grote betekenis voor de ontwikkeling van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. In de motie Lemstra (17 januari 2006) wordt aan de minister van VROM gevraagd om een samenhangende regie en lange termijn visie te ontwikkelen op de ontwikkeling van de stedelijke netwerken en de Randstad in het bijzonder. Doelstellingen voor de Randstad in 2040 en de nationale stedelijke netwerken in Zuid, Oost en Noord Nederland zijn gericht op een klimaat-bestendige ontwikkeling, verbetering van de groenblauwe kwaliteit, verbetering van de bereikbaarheid en economische dynamiek en bijdragen aan een aantrekkelijk woon-, leef- en werkklimaat (people, planet, profit).
Belangrijkste prestaties in 2009
In 2009 levert de minister van VROM de volgende prestaties:
+ Uitvoeren van het innovatieprogramma Mooi Nederland;
+ Verkennen en uitwerken van de geselecteerde projecten voor het Nota Ruimte-budget conform de daarvoor opgestelde procedure (Kamerstukken II, 30 800 D, nr. 6). In 2009 neemt de ministerraad een besluit op basis van uitgevoerde MKBA’s en businesscases, over 14 projecten: Nieuwe Hollandse Waterlinie, Deltapoort (alternatief voor Hoeksche Waard), Waterdunen, Nijmegen Waalfront (intentie om over deze vier nog in 2008 besluiten te nemen), Maastricht Belvédère, IJsseldelta en IJsselsprong, Haarlemmermeer, Zuidplaspolder, Stadhavens Rotterdam, Oude Rijnzone, Groningen Centrale Zone, Mooi en Vitaal Delfland, Westelijke Veenweiden (inclusies Groot Mijdrecht) en Hengelo/Hart van Zuid;
+ Voor 2010 heeft de ministerraad voor bijna alle projecten de bijdrage vastgesteld. Alleen voor Schaalsprong Almere, Brainport Eindhoven en Den Haag Internationale Stad moet het moment van besluitvorming nog nader worden bepaald;
+ Er is uitvoering gegeven aan de opgestelde acties voor 2009 uit de actieagenda bij de visie Randstad 2040: – Afronden verkenning naar Randstad Sleutelprojecten; – Besluit over definitie Randstad Sleutelprojecten; – Vaststellen plan van aanpak voor in elk geval de vijf vastgestelde uitvoeringsallianties in het kader van Randstad 2040 met de bijbehorende rijksinzet;
+ Een verkenning is gestart naar de gewenste vorm en inhoud van de visie voor de nationale stedelijke netwerken Brabantstad en Knooppunt Arnhem–Nijmegen;
+ Bijdrage leveren aan de (versnelling van) besluitvorming van projecten binnen het kabinetsprogramma Randstad Urgent.
-
6.Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten
Doelstelling 69: Het oplossen van de 10 meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten (zie ook Doelstelling 16, Minder regels, minder instrumenten, minder loketten).
Burgers en bedrijven gaan de komende jaren goed merken dat de dienstverlening door de overheid verbetert. Een belangrijke maatregel is de introductie van de Omgevingsvergunning en het Digitale Omgevingsloket. De richtdatum voor invoering is nu 1 januari 2010. Deze vergunning is via internet aan te vragen en vervangt de 1 600 formulieren die nu in
Beleidsagenda
omloop zijn. Dat scheelt dus 1599 formulieren en leidt tot een verlaging van administratieve lasten van circa € 65 mln voor het bedrijfsleven en circa € 10 mln voor de burger.
Doel
Het Kabinet heeft de ambitie om in deze kabinetsperiode:
-
•De administratieve lasten op de terreinen van VROM met tenminste een kwart te laten dalen ten opzichte van de administratieve lasten op de peildatum 1 maart 2007 (€ 1,24 mrd per jaar);
-
•De kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. Leidend hierbij is het in het najaar 2008 vast te stellen «eindbeeld» voor de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de verschillende overheden bij de uitvoering van VROM beleid en regelgeving en het toezicht daarop Het kabinetsstandpunt over het advies van de Commissie Mans vormt onderdeel van dit eindbeeld;
-
•In de praktijk gevoelde knelpunten en irritaties van burgers, bedrijven en andere overheden op te lossen.
Belangrijkste prestaties in 2009
Om deze doelen te halen, worden onder de paraplu van het programma
«Slimmere regels, betere uitvoering en minder lasten» diverse activiteiten
uitgevoerd:
-
•Transitieprogramma Werk in Uitvoering: IPO, VNG, UvW en VROM werken samen een aantal projecten uit dat tot doel heeft de kwaliteit van de uitvoering van wet- en regelgeving door overheden te verbeteren en daardoor de ervaren regeldruk te verminderen. Dit moet ertoe leiden dat in 2009:
-
-Kwaliteitscriteria beschikbaar komen voor uitvoerende organisaties teneinde een minimale kwaliteit van de uitvoering (vergunningverlening en toezicht) te borgen;
-
-Ontwerp regelgeving in procedure is gebracht waarmee het interbestuurlijk toezicht sterk wordt versoberd en ondergebracht bij «de naast hogere overheid»;
-
-Ontwerpregelgeving in procedure is gebracht waarmee het hiervoor genoemde eindbeeld kan worden geïmplementeerd;
-
•Merkbaar Minder Regeldruk: diverse projecten worden in deze kabinetsperiode uitgevoerd om regelgeving verder te vereenvoudigen en de administratieve lasten met nog eens een kwart te verminderen. Het complete overzicht aan acties en projecten inclusief de planning waarop ze zijn afgerond, is opgenomen in het Werkprogramma Slimmer, Beter, Minder dat separaat aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Het betreft onder meer het Activiteitenbesluit dat in 2009 wordt uitgebreid waardoor minder bedrijven een vergunning nodig hebben. Ook zijn dan Bouwbesluit en Gebruiksbesluit verder gestroomlijnd en aangepast aan het kabinetsstandpunt over het advies van de commissie Dekker.
Beleidsagenda
-
7.Tabel stand van zaken beleidsdoelstellingen
Nr. kabinets- Omschrijving doelstelling
Nr. Geraamde Geraamde Geraamde Stand van
Beleidsartikel/OD uitgaven uitgaven uitgaven zaken
2009 2010 2011
(x1 000) (x1 000) (x 1000)
Relevante beleidsnota’s
Totstandkoming van ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen na 2012
3.2.2
16 (zie ook |
Minder regels, minder |
7.2.1 en |
doelstelling |
instrumenten, minder |
9.2.3 |
69) |
loketten |
|
Urgentie- |
Randstad ontwikkelt zich |
2.2.1 |
programma |
tot een duurzame en |
|
Randstad |
concurrerende Europese topregio |
|
21 |
De overheid hanteert in 2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium mee te nemen in al haar aankopen |
7.2.1 |
22 |
Het stimuleren van |
3.2.1, |
duurzame consumptie |
3.2.4, |
|
en productie |
4.2.1, 4.2.3, 5.2.1, 5.2.3, 5.2.4, 6.2.2, 7.2.1 en 7.2.3 |
|
23 |
Tijdig op vraag afgestemd aanbod voor goed ingepaste bedrijfslocaties |
2.2.1 |
1 796
2 641
900
2 615
900 In voorbereiding
2 611
In uitvoering Vervolgprogramma
Slimmere Regels, betere uitvoering en Minder lasten
4 000
In voorbereiding
In uitvoering
In uitvoering
Urgentieprogramma Randstad (Kamerstukken II, 2006–2007, 31 089, bijlage bij nr. 1)
Brief over duurzaam inkopen d.d. 29 februari 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 196, nr. 20)
Brief over duurzaam inkopen d.d. 29 februari 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 196, nr. 20)
500
500
500 In uitvoering Beleidsagenda VROM 2008
24
In 2011 Nederlanders meer tevreden over landschap, groene gebieden gerealiseerd, platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden
2.2.2 6470 6470 6469 Inuitvoering Samenwerkingsagenda
Mooi Nederland (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 200 XI, bijlage bij nr. 84)
26
Klimaatbestendige inrichting van Nederland. Meer ruimte voor natuurlijke processen (bodem, water en natuur)
8.2.4 13000 14 000 15 000 In uitvoering Nationaal Programma
Adaptie Ruimte en Klimaat (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 269, nrs. 1 en 2)
29
Realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis
2.2.1
In uitvoering Nota Ruimte (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 435, nrs. 1, 2 en 3)
8
Beleidsagenda
Nr. kabinets- Omschrijving doelstelling
Nr. Geraamde Geraamde Geraamde Stand van
Beleidsartikel/OD uitgaven uitgaven uitgaven zaken
2009 2010 2011
(x1 000) (x1 000) (x 1000)
Relevante beleidsnota’s
Schoon & Zuinig
Streven naar energiebesparing, een verhoging van het aandeel duurzame energie en een reductie van broeikasgassen
3.2.1, 130 190 102 613 90 202 In uitvoering Werkprogramma Schoon
5.2.3en &Zuinig (Kamerstukken
7.2.3 II, 2007–2008,31209,
bijlage bij nr. 1)
Hieronder valt een aantal complexe samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis die onderdeel uitmaken van de Nota
Ruimte. Budgetten worden verantwoord onder doelstelling 29.
Beleidsmatig gezien leveren artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 (direct en indirect) een bijdrage aan het realiseren van doelstelling 22. Het is daarom niet
goed mogelijk om hier een bedrag aan te koppelen.
Voor deze doelstelling is in totaal een budget gereserveerd van € 1 mld in het FES (Nota Ruimte).
Toelichting:
De artikelstructuur van deze VROM-begroting is niet ingericht per prioritaire kabinetsdoelstelling en de bijbehorende geraamde uitgaven zijn daarom niet rechtstreeks hieruit af te leiden. De genoemde bedragen betreffen de totale programmabudgetten voor de operationele doelstellingen of de instrumenten die het beste aansluiten bij de kabinetsdoelstellingen. Een uitzondering hierop vormt echter doelstelling 23 waarbij alleen het budget voor de pilots voor herstructurering bedrijventerreinen is opgenomen. Ook voor doelstelling 21 geldt dat alleen het budget dat specifiek beschikbaar is gesteld voor het ontwikkelen van duurzaamheidscriteria is opgenomen in dit overzicht.
Beleidsagenda
-
8.Belangrijkste mutaties ten opzichte van de begroting 2008
Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties ten opzichte van de VROM-ontwerpbegroting 2008
x€ 1000
2008
2009
2010
2011
2012
2013
art.nr
Stand Ontwerpbegroting 2008
Mutaties 1e suppletore begroting 2008:
1302 124 1118 403 1037 985 1015 620 979 624
FES Realisatie 2007 BIRK |
38 961 |
00000 |
2 |
||||
FES Realisatie 2007 NSP |
242 374 |
00000 |
2 |
||||
Structurele budgetten Toekomstagenda Milieu |
|
|
|
|
|
|
4 |
FES Realisatie 2007 luchtkwaliteit verkeer |
-27 175 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
5 |
Nieuwe mutaties: |
|||||||
|
3 000 |
9 500 |
9 000 |
7 000 |
5 000 |
1 500 |
2 |
|
35 000 |
5 |
|||||
|
0 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
0 |
5 |
|
0 |
27 000 |
20 000 |
15 000 |
0 |
0 |
5 |
|
3 000 |
4 000 |
5 000 |
3 000 |
0 |
8 |
|
|
|
42 055 |
0 |
-2 400 |
0 |
0 |
2 |
|
4 900 |
4 900 |
4 900 |
4 270 |
7 |
||
|
|||||||
2009-2013 |
13 070 |
23 420 |
24 865 |
22 165 |
22 165 |
91 |
|
|
5 602 |
5 452 |
5 104 |
4 459 |
4 372 |
4 372 |
91 |
|
5 527 |
2 764 |
|||||
|
-7 785 |
|
-7 030 |
|
|
|
92 |
|
|
|
92 |
||||
Overige mutaties: |
92 734 |
8 496 |
4 724 |
12 685 |
28 847 |
969 176 |
diversen |
Stand ontwerpbegroting 2009 |
1 634 010 |
1 216159 |
1 094 103 |
1 073 001 |
1 033 233 |
980 168 |
Toelichting mutaties:
De mutaties 1e suppletore begroting 2008 zijn toegelicht in de 1e suppletore begrotingswet 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 474 XI, nr. 2).
Ad 1.
Het budget wordt enerzijds ingezet voor de nieuwe innovatieregeling Mooi Nederland die innovatieve en creatieve projecten gaat ondersteunen welke ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Anderzijds wordt het budget onder meer ingezet voor enkele pilots om bedrijventerreinen te herstructureren, voor de ruimtelijke aspecten rondom het realiseren van windenergie en voor sanering van glastuinbouw.
Ad 3.
Op basis van de Europese richtlijn Omgevingslawaai moeten in de periode 2009–2012 geluidsbelastingskaarten en actieplannen worden opgesteld voor agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners. Hiervoor is een bedrag van in totaal € 12 mln beschikbaar gesteld. Geluidskaarten zorgen ervoor dat periodiek inzicht ontstaat in de geluidsbelasting en de beleving van de burgers daarbij; de actieplannen bieden inzicht in de voorgenomen maatregelen om de geluidsbelasting te beperken. Eind 2008 zijn de geluidskaarten en actieplannen beschikbaar gekomen voor agglomeraties met meer dan 250 000 inwoners.
Ad 4.
Als uitvloeisel van de afspraken trekt het Kabinet in de periode 2009–2011
0
Beleidsagenda
in totaal € 62 mln extra uit voor duurzame mobiliteit. In 2009 wordt hiervan met de transportsector voor de stimulering van de aanschaf van vrachtwagens en bussen met een motor die voldoet aan de Euro 5- of EEV-norm, € 9 mln ter beschikking gesteld. Eveneens wordt in dit kader een fijn stofconvenant bestelwagens met de transportsector gesloten, opdat nieuwe bestelwagens versneld worden voorzien van affabriek roetfilters. Hiervoor wordt in 2009 € 18 mln ter beschikking gesteld.
Ad 5.
Het budget wordt ingezet voor het verlenen van financiële bijdragen om regionale en lokale projecten klimaatbestendiger uit te voeren door gebruik te maken van natuurlijke processen. Dit is een vervolg op de eerste vijf natuurlijke klimaatbuffers, waarvoor de Kamer in 2007 middels een amendement € 5,0 mln beschikbaar voor heeft gesteld.
Ad 6.
De eerder berekende kasverwachtingen voor een aantal BIRK-projecten moeten bijgesteld worden. Een bedrag van € 42 mln zal naar verwachting in 2009 tot betaling komen, in plaats van in 2008. Omdat het een desalde-ring is, wordt ook de ontvangstenraming van artikel 2 aangepast.
Ad 7.
Conform kabinetsbesluit van 16 februari 2007 worden FES-middelen voor in totaal Euro 18 970 000 beschikbaar gesteld om de ProMT-regeling in de periode 2007–2010 voort te kunnen zetten (brief van EZ dd 12 juli 2007 met kenmerk OI/REB 7084228).
Ad 8.
Op 1 januari 2008 is de wetgeving voor de invoering van de basisregistraties BAG, Topografie en Kadaster in werking getreden. Door met lage financiële drempels een breed gebruik tot stand te brengen is gekozen voor centrale financiering. Dit past binnen het huidige kabinetsbeleid (e-Overheidsvoorzieningen waar mogelijk centraal financieren).
Ad 9.
Het ministerie van Financiën keert jaarlijks loonbijstelling uit aan de departementen. De loonbestelling, tranche 2008, is aan de eerste suppletore begroting van het ministerie van VROM toegevoegd. Deze loonbijstelling is vervolgens verdeeld over de apparaatsinstrumenten van het ministerie van VROM. Het leeuwendeel van deze instrumenten bevindt zich op artikel 91; bovengenoemde mutatie is een samenvoeging van meerdere mutaties ter verdeling van de loonbijstelling.
Ad 12.
Het ministerie van Financiën heeft de prijsbijstelling, tranche 2008, niet uitgekeerd. Het ministerie van Financiën heeft een knelpuntenpot in het leven geroepen voor beleid dat en projecten die onherroepelijk in de problemen komen bij het inhouden van de prijsbijstelling. Het ministerie van VROM heeft aanspraak gemaakt op de knelpuntenpot. Het leeuwendeel van de uitkering uit de knelpuntenpot slaat neer op artikel 91; bovengenoemde mutatie is een samenvoeging van meerdere mutaties ter verdeling van de uitkering uit de knelpuntenpot.
Beleidsagenda
Belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties ten opzichte van de VROM-ontwerpbegroting 2008
x € 1000
2008
2009
2010
2011
2012
2013
art.nr
Stand Ontwerpbegroting 2008
Mutaties 1e suppletore begroting 2008:
372 611
190 041 101 926
99 451
50 479
FES Realisatie 2007 BIRK |
38 961 |
00000 |
2 |
||||
FES Realisatie 2007 NSP |
242 374 |
00000 |
2 |
||||
FES Realisatie 2007 luchtkwaliteit verkeer |
-27 175 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
5 |
Nieuwe mutaties: |
|||||||
|
|
42 055 |
2 |
||||
|
3 000 |
9 500 |
9 000 |
7 000 |
5 000 |
1 500 |
2 |
|
35 000 |
5 |
|||||
|
0 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
3 000 |
0 |
5 |
|
4 900 |
4 900 |
4 900 |
4 270 |
7 |
||
|
0 |
3 000 |
4 000 |
5 000 |
3 000 |
0 |
8 |
Overige mutaties: |
31 220 |
3 178 |
1 000 |
|
0 |
37 294 |
diversen |
Stand ontwerpbegroting 2009 |
656 336 |
255 674 |
123 826 |
116 951 |
65 794 |
38 794 |
Toelichting:
Ad 13.
De eerder berekende kasverwachtingen voor een aantal BIRK-projecten moeten bijgesteld worden. Een bedrag van € 42 mln zal naar verwachting in 2009 tot betaling komen, in plaats van in 2008. Omdat het een desalde-ring is, wordt ook de ontvangstenraming van artikel 2 aangepast.
Ad 15.
Eind 2007 is uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) een bedrag van € 150 mln beschikbaar gesteld voor luchtkwaliteit. Hiervan werd € 35 mln specifiek bestemd als aanvulling op de middelen voor de subsidiëring van roetfilters voor zware voertuigen. Dit bedrag wordt thans toegevoegd aan de begroting voor 2008.
Ad 17.
Conform kabinetsbesluit van 16 februari 2007 worden FES-middelen voor in totaal € 18,970 mln beschikbaar gesteld om de ProMT-regeling in de periode 2007–2010 voort te kunnen zetten (brief van EZ dd 12 juli 2007 met kenmerk OI/REB 7084228).
0
Beleidsartikel 1
2.2. De beleidsartikelen
Artikel 1. Optimaliseren van de ruimtelijke afweging
1.1. Algemene Beleidsdoelstelling
1.1.1. De ruimtelijke afweging organiseren door het beheren en ontwikkelen van het ruimtelijke instrumentarium
Motivering
Het gaat om het zodanig beheren en ontwikkelen van ruimtelijke instrumenten dat andere overheden kunnen bijdragen aan het versterken en duurzaam ontwikkelen van de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte in Nederland. Zie ook de Nota Ruimte deel 4 Tekst na parlementaire behandeling (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 435 XI, nr. 153), De uitvoeringsagenda Nota Ruimte (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 435 XI, nr. 3) en de Uitvoeringsagenda 2006 (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 435 XI, nr. 174).
Verantwoordelijkheid
De minister van VROM is verantwoordelijk voor:
-
•Het stellen van nationale kaders en regels en het doorvertalen van relevante Europese beleidskaders;
-
•De uitwerking van het Nota Ruimte-concept «centraal wat moet»;
-
•Beïnvloeden van de ruimtelijke impact van de Europese regelgeving;
-
•Afstemming van het Nederlandse ruimtelijk beleid op dat van de buurlanden;
-
•De ruimtelijke uitwerking van pijler 3 «duurzame leefomgeving» uit het Beleidsprogramma 2007-2011, met in het bijzonderde doelstellingen ten aanzien van bundeling, anti-verrommeling en klimaatbestendigheid.
Externe factoren
Meetbare gegevens
Bij het waarmaken van deze systeemverantwoordelijkheid is de minister van VROM afhankelijk van de mate waarin andere overheden in staat zijn hun ruimtelijke afweging op een ordentelijke manier te maken.
Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat ruimtelijke afwegingen integraal en gecoördineerd plaatsvinden, zowel verticaal (tussen bestuurslagen) als horizontaal (tussen departementen). Dit begrotingsartikel gaat in op het ontwikkelen en onderhouden van het systeem van de ruimtelijke ordening in Nederland. Deze zijn te vinden in begrotingsartikelen 2 en 8.
In samenwerking met IPO/VNG zal ten behoeve van de begroting 2010 een ex-durante monitoring en evaluatie-instrument worden ontwikkeld, gekoppeld aan de nieuwe Wro met als doel het Kabinet en het Parlement regelmatig inzicht te verschaffen in de uitvoeringspraktijk van de wet.
Beleidsartikel 1
Tabel 1.1. Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging |
||||||
x€ 1 000 2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: 12 536 |
13 131 |
6 260 |
6 975 |
4 346 |
2 296 |
2 386 |
Uitgaven: 19 772 Waarvan juridisch verplicht |
28 136 |
19 140 14 593 |
6 039 1 510 |
5 902 0 |
6 595 0 |
3 269 0 |
Programma: |
19 772 |
28 136 |
19 140 |
6 039 |
5 902 |
6 595 |
3 269 |
Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en |
|||||||
beheren: |
19 772 |
28 136 |
19 140 |
6 039 |
5 902 |
6 595 |
3 269 |
FES-projecten |
9 200 |
18 476 |
10 045 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Monitoring Nota Ruimte |
1 057 |
1 347 |
1 176 |
1 199 |
1 423 |
1 423 |
1 423 |
Subsidies algemeen |
891 |
769 |
460 |
460 |
460 |
460 |
460 |
Overige instrumenten algemeen |
6 135 |
3 280 |
2 696 |
1 169 |
1 |
331 |
503 |
INTERREG |
2 489 |
4 264 |
4 763 |
3 211 |
4 018 |
4 381 |
883 |
Ontvangsten:
9 201
19 392
10 033
000
Grafiek 1.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009
90%- |
|||||
|
|
||||
70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%- |
|||||
1 1. in perc. 1. in bedr. x € 1.000 |
|||||
juridisch verplicht beleidsmatig gebonden |
Operationeel doel:
-
1.Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren
Toelichting:
-
1.Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren:
De juridische verplichtingen bestaan in hoofdzaak uit de FES-toezeggingen Habiforum en Klimaat voor Ruimte. Daarnaast komen de uitgaven op de overige instrumenten voor 50% uit verplichtingen die in voorgaande jaren zijn aangegaan.
0
Beleidsartikel 1
Motivering
1.2. Operationele doelstelling
1.2.1. Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren
Het gaat om het bereiken van een goed ruimtelijk systeem door middel
van samenhangende besluitvorming:
+ Door ruimtelijk relevante wet- en regelgeving te onderhouden;
+ Door ruimtelijke afwegingsprocessen te coördineren en optimaliseren;
+ Door «centraal wat moet» uit te werken;
+ Door decentrale overheden in staat te stellen hun ruimtelijke beleid uit
te voeren; + Door het Nederlandse belang in te brengen in Europese kaders die van
invloed zijn op de ruimtelijke afweging.
Instrumenten
De belangrijkste instrumenten zijn: Wet- en regelgeving
-
•Wet op de ruimtelijke ordening (Wro)
De Wro bepaalt hoe ruimtelijke plannen van Rijk, provincies en gemeenten tot stand komen en gewijzigd worden alsook de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking getreden.
-
•Grondexploitatiewet
Doelstelling van de wet is een goede regeling voor kostenverhaal en enkele locatie-eisen bij particuliere projectontwikkeling.
-
•Wet voorkeursrecht gemeenten
Met de wet wordt een vereenvoudiging beoogd van de wetgeving rond grondverwerving door gemeenten en het toekennen van bevoegdheden aan provincie en Rijk.
-
•Structuurvisies en AMvB’s
Het beoordelen van provinciale structuurvisies en/of het uitbrengen van Rijksstructuurvisies en AMvB’s (concrete structuurvisies zijn vermeld in begrotingsartikelen 2 en/of 8).
Bestuurlijk:
-
•Samenwerkingsagenda Mooi Nederland: onder de titel «Mooi Nederland» hebben IPO, VNG en de minister van VROM, mede namens haar collega-bewindslieden van LNV en EZ samenwerkings-afspraken gemaakt om de verrommeling van het landschap tegen te gaan.
Financieel:
-
•Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) VROM draagt bij aan het gezamenlijk met VenW uit te brengen Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). De spelregels moeten zoveel als mogelijk geüniformeerd worden en geschikt gemaakt worden voor integrale gebiedsgerichte afwegingen. Elementen die hierbij een rol spelen zijn een uniforme omgang met decentrale overheden en marktpartijen, (kosten)ramingen, kosten-batenanalyses en risicomanagement.
-
•Europese subsidieprogramma INTERREG
Met INTERREG wordt beoogd de deelname van Nederlandse organisaties aan Europese samenwerkingsprojecten onder het Europese subsidieprogramma INTERREG te stimuleren. Hiertoe wordt de Projectstimuleringsregeling (PSR) ingezet om projecten te stimuleren een INTERREG-aanvraag in te dienen en vindt cofinanciering plaats van INTERREG-projecten (A, B en C). Dit draagt ook bij aan de doelen uit artikel 2 voor de Nota Ruimte.
Beleidsartikel 1
Meetbare gegevens
+ Subsidies aan vakorganisaties
De minister van VROM verleent in een aantal gevallen doelsubsidies aan vakorganisaties die een nationaal of internationaal forum bieden voor het ontwikkelen en het uitwisselen van kennis op het vlak van planologie en ruimtelijke ordening in Nederland. De activiteiten van deze organisaties leveren een duidelijke bijdrage aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen van de minister van VROM. Voor deze subsidies worden bij voorkeur meerjarige afspraken gemaakt, die regelmatig worden getoetst.
Communicatie:
+ Ruimteforum
Ruimteforum is een interactief online communicatie-instrument dat de minister van VROM inzet ter ondersteuning van de RO-professional bij de uitvoering van de RO-prioriteiten van VROM, met een nadruk op het programma «Mooi Nederland». Vanuit Ruimteforum wordt de ontwikkeling van kennisuitwisseling gestimuleerd als een nieuwe activiteit naast de huidige kerntaken.
De prestaties in 2009 zijn:
+ Het 2e deel vereenvoudiging Wet voorkeursrecht gemeenten naar de Eerste Kamer en gepubliceerd in het Staatsblad;
+ De spelregels MIRT worden binnen randvoorwaarden geschikt gemaakt voor integrale gebiedsgericht afwegingen;
+ Voldoen aan eisen Wro door middel van ondersteuning van provincies en gemeenten bij invoering, waaronder ondersteuning bij digitaal beschikbaar maken van nieuwe plannen;
+ Het aanbieden aan beide Kamers van de eerste tranche van de AMvB Ruimte. Dit ter borging van de kaders van de Nota Ruimte die juridische doorwerking behoeven, zoals aangegeven in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid;
+ Afronden van de 157 INTERREG IIIB/C-projecten met Nederlandse deelname.
Tabel 1.2. Prestatie-indicatoren |
||||||
Prestatie-indicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Streefw. 1 |
Periode |
Streefw. 2 |
Periode |
In uitvoering zijn van INTERREG IV-projecten binnen B en C met Nederlandse deelname |
0 |
2007 |
50 |
2009 |
200 |
2013 |
Deelname van Nederland in INTERREG IV B en C. |
0 |
2007 |
n.v.t. |
n.v.t. |
In de top 4 |
2013 |
In uitvoering komen van INTERREG-projecten die uitvoering geven aan Nota Ruimte |
0 |
2007 |
10 |
2009 |
50 |
2013 |
Ruimteforum, inzet interactieve website ter ondersteuning bij uitvoering RO-beleid – Sessies (bezoekers) per dag – Tevredenheid bezoekers over website
400
58%
2008
800
75%
2009
800
75%
2010
Bron: VROM-interne administratie
Beleidsartikel 1
1.3. Overzicht beleidsonderzoeken
Tabel 1.3. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoek
Onderwerp onderzoek
Alg.doel/Op.doel A. Start
B. Afgerond
Beleidsdoorlichting:
Effecten onderzoek ex post: Monitor Nota Ruimte
Overig evaluatieonderzoek:
– evaluatie werkwijze preventief
toezicht – evaluatie doorwerking ruimtelijk
beleid – Monitor nieuwe Wro
– evaluatie Grondexploitatiewet
– evaluatie Wet voorkeursrecht gemeenten
Beleidsdoorlichting operationeel doel 1.2.1. – 2e vervolgmeting
– Werkwijze preventief toezicht
– Doorwerking ruimtelijk beleid
– Werking Wro
– Werking Grondexploitatiewet
– Werking Wet voorkeursrecht gemeenten
OD 1.2.1. |
A. 2011 |
B. 2012 |
|
OD 1.2.1. |
A. 2008 |
B. 2010 |
|
OD 1.2.1. |
A. 2008 |
B. 2009 |
|
OD 1.2.1. |
A. 2009 |
B. 2010 |
|
OD 1.2.1. |
A. 2009 |
B. 2010 |
|
OD 1.2.1. |
A. 2009 |
B. 2010 |
|
OD 1.2.1. |
A. 2009 |
B. 2010 |
Beleidsartikel 2
Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur
2.1. Algemene Beleidsdoelstelling
2.1.1. Gebiedsontwikkeling stimuleren en nationale ruimtelijke hoofdstructuur realiseren
Motivering
Verantwoordelijkheid
Duurzame ruimtelijke ontwikkeling vraagt om samenhangende, integrale gebiedsontwikkeling ingebed in regionaal en soms bovenregionaal afgestemde planontwikkeling. De gebieden en netwerken die het Kabinet vanuit ruimtelijke optiek van nationaal belang acht, vinden hun neerslag in de nationale ruimtelijke hoofdstructuur.
Het ruimtelijk beleid en de doelstellingen voor de komende decennia zijn vastgelegd in de Nota Ruimte. In deze nota is het totale rijksbeleid voor de ruimte verwoord. De nota overstijgt hiermee het beleidsterrein van VROM. Daarom is in deze begroting een selectie van doelstellingen van de Nota Ruimte opgenomen. Het betreft enerzijds doelstellingen waar de minister van VROM een resultaatverantwoordelijkheid kent en anderzijds doelstellingen waar het ruimtelijke (financiële) instrumentarium een belangrijke functie vervult bij gebiedsontwikkeling. Het huidige Kabinet heeft een aantal van de doelstellingen uit de Nota Ruimte nader toegespitst of tot speerpunten van beleid benoemd. Deze nadere precisering van doelstellingen staat vermeld bij de desbetreffende operationele doelstellingen. Op verzoek van de minister van VROM wordt door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) eens in de twee jaar gerapporteerd over de doelbereiking van het gehele ruimtelijk beleid in circa 70 indicatoren. Bij de doelstellingen opgenomen in deze begroting wordt gebruik gemaakt van de relevante indicatoren uit deze monitor.
De doelstellingen gaan over de thema’s: + Duurzame verstedelijking, bundeling;
+ Planning, herstructurering/intensivering en kwaliteit van bedrijventerreinen; + Bescherming en ontwikkeling van nationale landschappen en
rijksbufferzones; + Verrommelde bestemmingen en bebouwing in het buitengebied; + Inpassing van windenergie in ruimtelijk beleid; + De inzet van instrumenten van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Alle doelstellingen richten zich op versterking van de onderlinge samenwerking tussen gemeenten in regionaal verband en met de provincies (concrete doelstellingen staan in de Beleidsagenda genoemd).
De minister van VROM is verantwoordelijk voor de ruimtelijke aspecten
van de uitvoering van het rijksbeleid met betrekking tot:
+ Het stellen van nationale kaders en regels en het doorvertalen van relevante Europese beleidskaders;
+ Verstedelijking, stedelijke netwerken en centrumvorming (Nieuwe Sleutel Projecten);
+ Landschappelijke ontwikkeling (onder andere nationale landschappen en rijksbufferzones);
+ Rivieren, grote wateren en kust (zie ook artikel 11);
+ Rijksinfrastructuur;
+ De architectonische kwaliteit via het interdepartementale architectuurbeleid.
Beleidsartikel 2
De Rijksbouwmeester is onafhankelijk adviseur van het Kabinet voor: + Het architectuurbeleid, het monumentenbeleid van de monumenten in rijksbezit en de rijkshuisvesting.
Externe factoren
De nieuwe Wro stoelt op het basisprincipe dat iedere bestuurslaag verantwoordelijk is voor het eigen ruimtelijk beleid en het instrumentarium krijgt om dat beleid te realiseren. Bemoeienis met een andere overheid is alleen mogelijk indien de noodzaak vanuit het eigen ruimtelijke belang kan worden aangetoond. De normstelling die daaruit voortvloeit, dient zoveel mogelijk vooraf te geschieden, zodat daarover tevoren duidelijkheid bestaat. Beleid en normstelling zijn gescheiden. De nieuwe Wro leidt ertoe dat duidelijk is welke overheid waarvoor verantwoordelijk is, welke normen en kaders door de hogere bestuurslaag zijn gesteld en welke beleidsruimte er vervolgens voor elke bestuurslaag is. Voorts krijgt elke overheidslaag dezelfde adequate instrumenten voor de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Het nieuwe stelsel leidt daarmee tot meer duidelijkheid (Eerste Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 938, C).
Meetbare gegevens
De meetbare gegevens worden weergegeven onder de operationele doelstellingen.
Tabel 2.1. Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur |
||||||
x€ 1 000 2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: 198 739 |
63 343 |
59 074 |
58 398 |
54 243 |
52 085 |
48 095 |
Uitgaven: 73 605 Waarvan juridisch verplicht |
437 446 |
142 920 126 646 |
70 582 55 097 |
71 663 58 099 |
52 095 40 869 |
48 095 40 369 |
Programma: Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen:
FES projecten gebiedsontwikkeling
FES BIRK
FES Mooi Nederland
FES Nieuwe Sleutelprojecten
Onderzoek stedelijk gebied
Subsidies stedelijk gebied
Overige instrumenten stedelijk gebied
Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen:
FES BIRK
Onderzoek landelijk gebied
Subsidies landelijk gebied
Overige instrumenten landelijk gebied
Bufferzones
Belvedere
Het Waddenfonds
Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid
73 605
437 446
142 920
70 582
71 663
52 095
48 095
31 298 |
394 714 |
94 885 |
22 618 |
25 850 |
6 529 |
2 529 |
000000 |
0 |
|||||
13 305 |
101 915 |
50 967 |
9 437 |
17 730 |
500 |
0 |
0 |
3 000 |
9 500 |
9 000 |
7 000 |
5 000 |
1 500 |
3 417 |
274 528 |
24 289 |
1 800 |
0 |
0 |
0 |
82 |
600 |
0000 |
0 |
|||
12 905 |
12 224 |
9 363 |
1 692 |
434 |
343 |
343 |
1 589 |
2 447 |
766 |
689 |
686 |
686 |
686 |
42 307 |
40 984 |
42 988 |
42 983 |
40 855 |
40 855 |
40 855 |
000000 |
0 |
|||||
000000 |
0 |
|||||
1 266 |
577 |
76 |
75 |
75 |
75 |
75 |
1 256 |
402 |
412 |
411 |
411 |
411 |
411 |
5 907 |
6 099 |
6 470 |
6 470 |
6 469 |
6 469 |
6 469 |
0 |
0 |
2 125 |
2 124 |
0 |
0 |
0 |
33 878 |
33 906 |
33 905 |
33 903 |
33 900 |
33 900 |
33 900 |
0 |
1 748 |
5 047 |
4 981 |
4 958 |
4 711 |
4 711 |
Ontvangsten:
16 805 386 536 85 920 20 836 25 328
7 406
1 500
Beleidsartikel 2
Grafiek 2.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009
0% 0
8.900 |
6% |
2.613 |
|||||||||||
90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%- |
0 |
||||||||||||
69% |
3.497 |
||||||||||||
1 II |
|||||||||||||
1 II |
|||||||||||||
I I I I I 1. in perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 |
|||||||||||||
■ juridisch verplicht D bestuurlijk gebonden D beleidsmatig gebonden |
Operationeel doel:
-
1.Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen
-
2.Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen:
-
3.Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid
Toelichting bij de grafiek budgetflexibiliteit, derde operationele doel:
De Rijksgebouwendienst is een baten-lastendienst en voert derhalve geen verplichtingen-kasadministratie. De omvang van de juridische verplichtingen per 1 januari 2009 is een raming.
Toelichting per operationeel doel:
-
1.Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen: De juridische verplichtingen voor de FES-toezeggingen voor Nota Ruimte-projecten, BIRK en NSP vormen samen met de aanvullende BIRK-projecten op subsidies stedelijk gebied het totaal van € 92,480 mln.
-
2.Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen:
De bufferzonereeks is volledig juridisch verplicht aan de provincies (via het ILG). Jaarlijks wordt de reeks voor Belvedere overgeheveld naar OCW. Het bedrag voor het Waddenfonds is de voeding van het fonds (20 jaar € 33,9 mln).
-
3.Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid:
Het derde operationele doel wordt uitgevoerd door de Rijksbouwmees-ter. Hiervoor krijgt de Rijksgebouwendienst, waaronder het Atelier van de Rijksbouwmeester ressorteert, jaarlijks een bijdrage van het moederdepartement. De Rijksgebouwendienst is een baten-lasten-dienst en voert daarom geen verplichtingen-kasadministratie. De omvang van de juridische verplichtingen per 1 januari 2009 is een raming.
Beleidsartikel 2
2.2. Operationele doelstelling
2.2.1. Stedelijk gebied van nationaal belang verder ontwikkelen
Motivering
Het ruimtelijk beleid voor het stedelijk gebied kent de volgende dimensies:
-
a.Op duurzame efficiënte wijze voldoende ruimte bieden voor de ontwikkeling van de door burgers en bedrijven gevraagde woon-milieus, voorzieningen en bedrijventerreinen (Nota Ruimte: «Verbetering van de leefbaarheid en de sociaal economische positie van de steden»).
Krachtige steden zijn steden die veilig zijn en die in alle opzichten voldoen aan de eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Krachtige steden zijn tevens economisch vitaal. Het gaat kortom om steden die kansen bieden aan burgers en veilig en prettig zijn om in te verblijven. Bundeling van verstedelijking in steden en dorpen maakt het mogelijk functies bij elkaar te brengen, waardoor het draagvlak voor voorzieningen ondersteund wordt en arbeid, zorgtaken en ontspanning beter te combineren zijn.
Op sommige plaatsen staat de kwaliteit van woongebieden en bedrijventerreinen onder druk, waarbij revitalisering of transformatie een oplossing kan bieden.
Intergemeentelijke afstemming is van belang om te komen tot een evenwichtige spreiding van lusten en lasten over centrumstad en regio. De ontwikkeling van centra vergroot de stedelijkheid en biedt naast wonen en werken, een breed scala en voorzieningen;
-
b.Ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra door gerichte ruimtelijke investeringen en het ontwerpen van visies (het realiseren van complexe ruimtelijke opgaven en een duurzaam en veilig ingerichte Randstad in 2040, en een duurzame ontwikkeling van de stedelijke netwerken in zuid, oost en noord Nederland). De economische kracht en duurzaamheid van de zes nationale stedelijke netwerken uit de Nota Ruimte zijn van grote betekenis voor de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Daarbij is versterking van de centrumvorming essentieel voor de ontwikkeling van de stedelijke netwerken. In de motie Lemstra wordt de minister van VROM gevraagd om een samenhangende regie en lange termijnvisie te ontwikkelen op de ontwikkeling van de stedelijke netwerken en de Randstad in het bijzonder. Lange termijn (2040) doelstellingen zijn gericht op een klimaatbestendige ontwikkeling, verbetering van de groen/blauwe kwaliteit, verbetering van de bereikbaarheid en economische dynamiek, voldoen aan de vraag naar (kwaliteit van de) ruimte en bijdragen aan een aantrekkelijk woon-, leef- en werkklimaat.
Instrumenten
De belangrijkste instrumenten zijn: Wet- en regelgeving
-
a.nWRO;
-
b.De Wro bepaalt hoe ruimtelijke plannen van Rijk, provincies en gemeenten tot stand komen en gewijzigd worden alsook de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen.
Beleidsartikel 2
Bestuurlijk
-
c.Samenwerkingsagenda Mooi Nederland
Deze agenda bevat afspraken tussen het rijk, IPO en VNG en beoogt een nieuwe stimulans te geven voor «slim» en kwalitatief hoogwaardig ruimtegebruik voor wonen en werken in binnenstedelijk gebied, alsmede behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit van het (open) landschap;
-
d.Randstad Urgent
Het realiseren van besluitvorming van die projecten die in het kader van het programma Randstad Urgent (in totaal 35 projecten) onder de verantwoordelijkheid van de minister van VROM zijn gebracht (6 projecten), hetzij als Randstad Urgent project, hetzij als kandidaat Randstad Urgent project. Randstad 2040 en het kabinetsstandpunt Schiphol zijn twee van de projecten.
Financieel
-
f.Programma Nota Ruimte-budget;
Met subsidies aan integrale gebiedsontwikkeling binnen de Ruimtelijke Hoofdstructuur vanuit het budget uitvoering NR (2007–2014). Dit budget is beschikbaar ten behoeve van (maximaal) 23 reeds geselecteerde complexe integrale gebiedsontwikkelingsprojecten van nationaal belang;
-
g.Subsidies Nieuwe Sleutelprojecten (NSP);
NSP wordt ingezet ter ontwikkeling en versterking van 6 centra in nationale stedelijke netwerken door (her)ontwikkeling van HSL-stations en omgeving;
-
h.Subsidie Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK); BIRK wordt ingezet ter ontwikkeling en versterking van centra in nationale stedelijke en nationale landschappen door subsidiëring van projecten die kwaliteit toevoegen aan het gebied;
-
i.Innovatieprogramma Mooi NL;
Het innovatieprogramma wordt ingezet voor innovatieve aanpak om verrommeling tegen te gaan of kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling te realiseren.
Meetbare gegevens Bij meetbare gegevens wordt een onderscheid gemaakt naar 2 verschil-
lende dimensies en waar nodig naar specifieke onderdelen hiervan:
Dimensie A: Voldoende ruimte bieden voor de ontwikkeling van woon-milieus, voorzieningen en bedrijventerreinen
1: Bundeling van verstedelijking en optimale benutting van verdichting-mogelijkheden; 2: Transformatie van verouderde spoorwegemplacementen, haven- en
industriegebieden; 3: Ontwikkeling en versterking van stedelijke centra.
Dimensie B: Nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra 4: Realiseren van complexe ruimtelijke opgaven; 5: Bundeling van verstedelijking in bundelingsgebieden; 6: Ontwikkeling en versterking van 6 stedelijke centra (NSP).
Beleidsartikel 2
Tabel 2.2. Effectindicatoren
Effectindicator
Basiswaarde
Peildatum
Streefw. 1
Periode
Streefw. 2
Periode
Dimensie A: Voldoende ruimte bieden voor de ontwikkeling van woonmilieus, voorzieningen en bedrijventerreinen
Mismatch tussen vraag en Indicator in ontwikke- n.v.t.
aanbod woonmilieus. ling, beschikbaar eind
Tekort aan groenstedelijke 2008.
en centrumstedelijke
woonmilieus.
Bundeling van woningen 54% 2004
Realisatie van voldoende 130% harde plan- 2007
plancapaciteit voor capaciteit
woningbouw
Intensivering bestaand 35775 2006
bebouwd gebied
Intensiteit van wonen, Intensiteitindex waarde 2002
werken en voorzieningen 54 in stedelijke centra
Dimensie B: Nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra
Bundeling van woningen 54% van het aantal 2004
woningen ligt in bundelingsgebieden
Bundeling van werkzame 58% van het aantal 2004
personen werkzame personen
werkt in bundelings-gebieden
Bundeling van bedrijven- 44% van oppervlakte 2004
terreinen bedrijventerreinen ligt in
bundelingsgebieden
Intensiteit van wonen, Intensiteitindex waarde 2002
werken en voorzieningen 27
in NSP-centra
Wordt kleiner
> 54% 130% harde plancapaciteit
20 000–40 000 woningen per jaar >= 54
>= 54%
>= 58%
>= 44 %
>= 27
2011
2011 2011
2011
2011
2011
2011
2011
2011
Wordt kleiner
> 54% 130% harde plancapaciteit
20 000–40 000 woningen per jaar >= 54
>= 54%
>= 58%
>= 44%
>= 27
2020
2020 2020
2020
2020
2020
2020
2020
2020
Prestaties in 2009:
(zie ook de prestaties zoals opgenomen in de beleidsagenda)
Ad 1:
-
•In samenwerking met de minister voor WWI integrale gebiedsgerichte bestuurlijke afspraken over verstedelijking in de periode 2010-2020 maken, waarin bundelingsbeleid voor nationale stedelijke netwerken wordt geborgd. In «Actieplan woningproductie» wordt een integrale aanpak voorgestaan van de integrale en regionale afspraken over woningbouw, groen, duurzaam ruimtegebruik, binnenstedelijk bouwen, milieuaspecten, voorzieningen, infrastructuur en openbaar vervoer. Daarbij zal een relatie worden gelegd met het MIRT en de reactie op de motie Van Heugten (31 200, nr. 121) over de ruimtelijke investeringsagenda;
-
•De AMvB Ruimte, waarin een kader wordt gesteld voor bundeling en intensivering, aan de Kamer aanbieden;
Ad 2:
-
•Opzetten nieuw model behoefteraming bedrijventerreinen; Ad 4:
-
•Het realiseren van besluitvorming over die projecten die in het kader van Randstad Urgent (35 projecten) onder verantwoordelijkheid van de minister van VROM (schaalsprong Almere, Stadshavens Rotterdam,
Beleidsartikel 2
Zuidplaspolder, Oude Rijnzone en Duurzaam bouwen in de Utrechtse
regio) zijn gebracht, het zij als Randstad Urgent project, hetzij als
kandidaat Randstad Urgent project;
Nota Ruimte-projecten
– besluitvorming over toelating naar de uitwerkingsfase van 9
geselecteerde projecten; – besluitvorming Ministerraad over 14 Nota Ruimte-projecten. De
Kamer zal hierover worden geïnformeerd; Opstellen samenhangende ruimtelijke uitvoeringsstrategie en investeringsprogramma voor de westflank van de Randstad; Uitvoeren van eind 2008 vast te stellen acties uit de structuurvisie en bijbehorende uitvoerings- en onderzoeksagenda Randstad; Afronding businesscase door het Gemeenschappelijke Ontwikkelingsbedrijf (GOB) voor marinevliegkamp Valkenburg ten behoeve van besluitvorming in. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd; De lange termijnvisie voor Hembrugterrein is afgerond. Onderdeel daarvan is de businesscase.
Tabel 2.3. Prestatie-indicatoren
Prestatie-indicator Basiswaarde Peildatum Streefw.1 Periode Streefw.2 Periode
Dimensie A: Voldoende ruimte bieden voor de ontwikkeling van woonmilieus, voorzieningen en bedrijventerreinen
Areaal geherstructureerd 31000ha 2006 1000ha 2010 jaarlijks 1000 2020
bedrijventerreinen voorraad à1500 ha
Doorlooptijd bij herstructurering 7–10 jaren 2008 Doorlooptijd 2014 Doorlooptijd 2020
10% ingekort 20% ingekort
2.2.2. Landelijk gebied van nationaal belang verder ontwikkelen
Motivering Het ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied kant de volgende dimen-
sies:
-
a.Behouden en versterken van de openheid van het landschap: «behoud en versterking van de variatie tussen stad en land». In de Nota Ruimte wordt geconstateerd dat steden min of meer aan elkaar groeien. Hierdoor ontstaat het beeld dat Nederland bestaat uit één grote stad, met een grote mate van eenvormigheid. Het behoud van afwisselende panorama’s op steden, dorpen en landschap is zowel belangrijk voor de reisbeleving als voor het algemene welbehagen van de burgers. Het afwisselende panorama voorkomt ook een eenzijdig beeld en versterkt zodoende de variatie tussen stad en land;
-
b.Behouden en versterken van de openheid van het landschap: «het realiseren van bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond steden». Aanbod van voldoende ontspanningsmogelijkheden is belangrijk voor de leefbaarheid, het welzijn en de gezondheid van de bewoners en voor de economie en dus voor een krachtige stad en voor een vitaal platteland. Gezien de grote tekorten aan dagrecreatie in de stedelijke gebieden is ruimte in en om de stad voor fietsen, wandelen, varen en paardrijden van belang. In de loop van de jaren zijn de rijksbufferzones steeds meer onderdeel gaan uitmaken van de stedelijke netwerkvorming. Zij hebben naast hun belangrijke functies als open gebieden tussen de steden ook een toenemende rol gekregen als recreatiemogelijkheid voor de stedelijke bevolking;
-
c.Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Zowel de Nationale Landschappen als de
Beleidsartikel 2
Werelderfgoederen zijn gebieden die voor Nederland unieke landschappelijke respectievelijk cultuurhistorische waarden hebben. De landschappelijke kwaliteiten zijn daarom mede sturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling in deze gebieden moet plaatsvinden.
-
d.Tegengaan van verrommeling: «ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit». Landbouwkundige ontwikkelingen, verstedelijking en de aanleg van infrastructuur hebben Nederland de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Deze ontwikkelingen hebben op verschillende plaatsen geleid tot verrommeling en nivellering van het landschap. Het Kabinet wil daarom dat de ruimtevraag zorgvuldig wordt geaccommodeerd door het stimuleren van ruimtelijke functies die bijdragen aan de openheid en kwaliteit van het landschap en door het beperken van ongerichte ruimtelijke ontwikkelingen die ten koste gaan van de openheid en kwaliteit;
-
e.Inpassen van windenergie in het ruimtelijk beleid. Het verhogen van het aandeel aan duurzame energie zal in de komende jaren vooral van windenergie op land moeten komen. Daarom wordt gestimuleerd dat partijen (met name provincies en gemeenten en projectontwikkelaars) voortvarend doorgaan met de huidige plaatsingspraktijk. Daarnaast moet ruimte gezocht worden voor toekomstige, nieuwe windturbines, die voor een deel aanzienlijk groter zijn dan de huidige generatie turbines. Dit wordt in de komende tijd nader onderzocht in de landelijke uitwerking Ruimte voor Windenergie.
Instrumenten Debelangrijkste instrumenten zijn:
Wet- en regelgeving
-
•Grondexploitatiewet; Door de Wet grondexploitatie kan de balans tussen rood en groen/blauw worden behouden en versterkt;
-
•nWRO;
De Wro bepaalt hoe ruimtelijke plannen van Rijk, provincies en gemeenten tot stand komen en gewijzigd worden alsook de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen.
Bestuurlijk
-
•Samenwerkingsagenda Mooi Nederland
Deze agenda bevat afspraken tussen het Rijk, IPO en VNG en beoogt een nieuwe stimulans te geven voor «slim» en kwalitatief hoogwaardig ruimtegebruik voor wonen en werken in binnenstedelijk gebied, alsmede behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit van het (open) landschap;
-
•Visie Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp
Via de nota Een Cultuur van Ontwerpen - visie architectuur en ruimtelijk ontwerp wordt ingezet op de verdere versterking van de rol, positie en profilering van het ontwerp (architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur). Het Rijk richt zich op een structurele versterking van de architectuur en het ruimtelijk ontwerp in de inrichting van Nederland. Deze zijn nodig om het ontwerp in de positie te brengen om effectief bij te dragen aan de noodzakelijke samenhang, duurzaamheid en pluriformiteit in de ruimtelijke ontwikkeling.
Financieel
-
•Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)
Het Investeringsbudget Landelijk Gebied wordt ingezet ter verbetering van de kwaliteit van het landelijk gebied. Door het aankopen van gronden in de bufferzones wordt de recreatieve functie van Rijksbuffer-zones versterkt. In de bestuursovereenkomsten 2007-2013 (ILG) zijn
Beleidsartikel 2
met de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht afspraken gemaakt over de oppervlakten te verwerven gronden ten behoeve van de Rijksdoelen Ecologische Hoofdstructuur en Recreatie om de Stad alsmede over het door het Rijk daarvoor aan de provincie ter beschikking gestelde budget;
+ Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK)
Met BIRK wordt beoogd samenhangende oplossingen te laten aansluiten voor functiecombinaties met water, ecologische waarden te versterken, recreatiemogelijkheden voor stedelingen bij de structuurdragers in het gebied te laten toenemen, zodanig dat gebiedseigen kenmerken worden behouden en deze meer identiteit worden gegeven;
+ Rijksbufferzones
VROM en LNV werken gezamenlijk aan de Ecologische Hoofdstructuur en de Recreatie om de Stad door middel van het instrument Rijksbuffer-zones. Rijksbufferzones zijn gebieden die zijn gevrijwaard van grootschalige bebouwing en zijn mede daardoor van grote waarde voor de stedelingen die dicht bij huis van open landschappen willen genieten. Zij hebben een rol als recreatiemogelijkheid voor de stedelijke bevolking.
+ Belvé dè re
Belvé dère wordt ingezet ter versterking van bijzondere cultuurhistorische waarden.
Kaderstelling
+ Nationale Landschappen
Nationale Landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerken. De daar aanwezige landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten moeten worden behouden en ontwikkeld.
Meetbare gegevens Bij meetbare gegevens wordt een onderscheid gemaakt naar 5 verschil-
lende dimensies en waar nodig naar specifieke onderdelen hiervan:
Dimensie A: Behoud variatie tussen stad en land
Dimensie B: Openheid landschap: recreatievoorzieningen in en rond steden. Versterken van de dagrecreatieve functie van Rijksbufferzones
Dimensie C: Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische waarden
Dimensie D: Tegengaan van verrommeling (stimuleren en faciliteren van het behoud van de openheid van het landschap; bundeling van niet-grondgebonden landbouw)
Dimensie E: Inpassen van windenergie in het ruimtelijke beleid (stimuleren huidige plaatsing windturbines; ruimte in ruimtelijke plannen op nationaal en provinciaal niveau voor toekomstige windturbines)
Beleidsartikel 2
Tabel 2.4. Effectindicatoren
Effectindicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Streefw. 1 |
Periode |
Streefw. 2 |
Periode |
Dimensie B: Openheid landschap: recreatievoorzieningen in en |
rond steden |
|||||
Beschikbaarheid van moge- |
14 gemeenten van |
2003 |
20 gemeenten van |
2009 |
Alle gemeenten |
2020 |
lijkheden om te kunnen |
de G50 voldoen |
de G50 voldoen |
G50 voldoen |
|||
wandelen en fietsen binnen 5 |
||||||
kilometer van de woning |
||||||
Beschikbaarheid openbaar |
In 21 gemeen- |
2003 |
30 gemeenten van |
2009 |
Alle gemeenten |
2020 |
groen binnen 500 meter van de |
ten van de G50 is |
de G50 voldoen |
van de G50 heb- |
|||
woning per woning |
meer dan 75 m2 groen per woning |
ben meer dan 75 m2 groen per woning |
||||
Beschikbaarheid openbaar |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
75 m2 per nieuwe |
2020 |
groen binnen 500 meter van de |
woning |
|||||
woning per nieuw gebouwde |
||||||
woning |
||||||
Dimensie C: Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische waarden |
||||||
Het areaal of oppervlakte- |
Ten behoeve van |
n.v.t. |
Blijft tenminste |
2011 |
Blijft tenminste |
2020 |
percentage van kernkwali- |
de begroting 2001 |
gelijk |
gelijk |
|||
teiten in de Nationale Land- |
wordt een Monitor |
|||||
schappen en Werelderfgoed- |
Nationale Land- |
|||||
gebieden, w.o. openheid* |
schappen opgesteld die de kernkwaliteiten gaat kwantificeren. |
|||||
Het aantal woningen in |
952000 woningen |
2004 |
Het aantal wonin- |
2011 |
Het aantal wonin- |
2020 |
nationale landschappen |
gen neemt toe met ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) |
gen neemt toe met ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) |
||||
Dimensie D: Tegengaan van verrommeling |
||||||
Tevredenheid over het |
75% van de bur- |
2007 |
>= 75% |
2010 |
>= 75% |
2020 |
landschap |
gers is tevreden |
|||||
Bundelingspercentage van |
59% van areaal |
2004 |
>= 59% |
2011 |
>= 59% |
2020 |
glastuinbouw |
glastuinbouw is gebundeld |
|||||
Bundelingspercentage |
6,5% van areaal |
2004 |
>= 6,5% |
2011 |
>= 6,5% |
2020 |
bloembollenteelt |
bloembollenteelt is gebundeld |
|||||
Bundelingspercentage |
42% van areaal |
2004 |
>= 42% |
2011 |
>= 42% |
2020 |
boomteelt |
boomteelt is gebundeld |
|||||
Bebouwing in het landelijk |
24% van tota- |
2002 |
24% of minder |
2011 |
Aandeel bebou- |
2020 |
gebied |
le bebouwing ligt in het landelijk gebied |
wing in landelijk gebied bedraagt 24% van woningvoorraad of minder |
||||
Openheid van het landschap |
119 000 ha zeer open gebied |
2006 |
119 000 ha of meer |
2011 |
119 000 ha of meer |
2020 |
-
*Afhankelijk van het karakter van het Nationaal Landschap hebben de kernkwaliteiten betrekking op het areaal landschapselementen met opgaande begroeiing (openheid/geslotenheid), karakteristiek reliëf, historische kavelpatronen, historische landschapselementen, landschapselementen van het watersysteem, veendikte, karakteristiek landgebruik
Beleidsartikel 2
Prestaties in 2009:
(zie ook de prestaties zoals opgenomen in de beleidsagenda)
Ad. A
+ Starten van 5 voorbeeldprojecten voor goede integratie van infrastructuur en ruimte in de snelwegomgeving;
Ad. D
+ Realisering van innovatieve projecten openheid landschap via het innovatieprogramma Mooi Nederland;
+ Uitvoering van het advies van de taskforce ruimte voor ruimteregeling.
Tabel 2.5. Prestatie-indicatoren |
||||||
Prestatie-indicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Streefw. 1 |
Periode |
Streefw. 2 |
Periode |
Rijksbufferzones |
1 708 hectare |
2007 |
244 hectare |
2009 |
1 708 hectare |
2013 |
Dimensie A: Behoud variatie tussen stad en land
Zichtbaarheid panorama’s 1 753 uitzichten
met een lengte van 2 247 km
2006
De zichtbaarheid |
2011 |
De zichtbaarheid |
2020 |
van panorama’s |
van panorama’s |
||
vanaf de snelweg |
vanaf de snelweg |
||
moet minimaal |
moet minimaal |
||
gelijk blijven |
gelijk blijven |
||
d steden |
|||
Oppervlak dag- |
2011 |
Oppervlak dag- |
2020 |
recreatieve func- |
recreatieve func- |
||
ties neemt toe |
ties neemt toe |
||
34 ha of < |
2011 |
34 ha of < |
2020 |
3 |
2011 |
Regels voor het bouwen in alle 9 bufferzones zijn planologisch vastgelegd |
2020 |
Dimensie B: Openheid landschap: recreatievoorzieningen in en rond steden
Oppervlak dagrecreatieve functies in bufferzones
Verstening buitengebied bufferzones
Beschikbaarheid van goed toepasbare ruimtelijke kwaliteitskaders voor alle bufferzones
Ongeveer 3 900 ha 2003
Circa34ha 2003
0 2007
Dimensie D: Tegengaan van verrommeling
Areaal verspreid liggend glas 4 300 ha
2004
4 100 ha
2009
3 500 ha
2020
Dimensie E: Inpassen windenergie in ruimtelijk beleid
Realisatie vermogen windener- 1 500
gie per jaar
Opgeloste belemmeringen 0
2007
2007
3 000 MW + 500 MW vergund Vlotgetrokken projecten voor tenminster 500 MW
2011 2009
6 000 MW
2020
2.2.3. Stimuleren van de architectonische kwaliteit met betrekking tot het interdepartementale architectuurbeleid
Motivering
Om cultuurhistorische waarden te koesteren en de kwaliteit van de (on)gebouwde omgeving te bewaken.
Instrumenten
Bestuurlijk
Visie Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp
Via de nota Een Cultuur van Ontwerpen – visie architectuur en ruimtelijk ontwerp wordt ingezet op de verdere versterking van de rol, positie en profilering van het ontwerp (architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur). Het rijk richt zich op een structurele versterking van de architectuur en het ruimtelijk ontwerp in de inrichting van Nederland.
Beleidsartikel 2
Meetbare gegevens
Deze zijn nodig om het ontwerp in de positie te brengen om effectief bij te dragen aan de noodzakelijke samenhang, duurzaamheid en pluriformiteit in de ruimtelijke ontwikkeling.
Financieel
Financiële bijdrage aan de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst voor: + Studies en activiteiten van de Rijksbouwmeester voor advisering over architectuur, stedenbouw, monumentenzorg en beeldende kunst.
Prestaties: In 2009 zal de rijksprijs voor inspirerend opdrachtgeverschap «Gouden Piramide» worden uitgereikt.
Tabel 2.6. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid:
Soort onderzoek
Onderwerp onderzoek
Alg.doel/Op.doel
A. Start
B. Afgerond
Beleidsdoorlichting
Effecten onderzoek ex post Monitor Nota Ruimte
Monitor Nationale Landschappen
Belevingswaardemonitor
Overig evaluatieonderzoek:
– evaluatie voortgang Nota Ruimte
budget – evaluatie doelbereiking ruimtelijke
kwaliteit stedelijk gebied – evaluatie doelbereiking ruimtelijke
kwaliteit landelijk gebied – evaluatie doorwerking ruimtelijk
beleid – evaluatie organisatie ruimtelijk
beleid op rijksniveau
Beleidsdoorlichting operationeel doel 2.2.1 Beleidsdoorlichting operationeel doel 2.2.2
2e vervolgmeting
Kernkwaliteiten nationale landschappen
Beleving
groen/infrastructuur
Voortgang Nota Ruimte-budget Ruimtelijke kwaliteit stedelijk gebied Ruimtelijke kwaliteit landelijk gebied Doorwerking ruimtelijk beleid Organisatie ruimtelijk beleid op rijksniveau
OD 2.2.1. |
A. 2008 |
||
B. |
2009 |
||
OD 2.2.2. |
A. 2012 |
||
B. |
2013 |
||
OD 2.2.1 en |
2.2.2 |
A. |
2008 |
B. |
2010 |
||
OD 2.2.2 |
A. |
2008 |
|
B. |
2010 |
||
OD 2.2.1 en |
2.2.2 |
A. |
2008 |
B. |
2009 |
||
OD 2.2.1 en |
2.2.2 |
A. |
2009 |
B. |
2010 |
||
OD 2.2.1 |
A. |
2009 |
|
B. |
2010 |
||
OD 2.2.2. |
A. |
2009 |
|
B. |
2010 |
||
OD 2.2.1 en |
A. |
2009 |
|
2.2.2. |
B. |
2010 |
|
OD 2.2.2. |
A. |
2009 |
|
B. |
2010 |
Beleidsartikel 3
Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging
Motivering
3.1. Algemene beleidsdoelstelling
3.1.1. Klimaatverandering door menselijke beïnvloeding tegengaan, net als verzuring van het milieu en de aantasting van de gezondheid door luchtverontreiniging. Dit wordt bereikt door emissies door de industrie (inclusief electriciteitsproductie), de landbouw, het verkeer, de binnenvaart, de bebouwde omgeving en de consumenten te beperken.
In het klimaatbeleid is sprake van drie sporen:
+ In de eerste plaats zijn er doelstellingen die Nederland heeft afgesproken in het kader van het Kyoto-protocol. Deze emissiereductiedoelen hebben betrekking op de periode 2008–2012. De aanpak en voortgang van de Kyoto doelen staan beschreven in operationele doelstelling 3.2.1;
+ In de tweede plaats heeft het Kabinet nationale emissiereductiedoelstellingen geformuleerd voor 2020 in het kader van het werkprogramma Schoon en Zuinig. Het tussendoel voor 2011 bedraagt een maximale uitstoot van 209 Mton CO2. In dit werkprogramma is aangekondigd dat jaarlijks een specifieke voortgangsrapportage over de uitvoering van het werkprogramma Schoon en Zuinig naar de Kamer wordt gestuurd. Het project wordt als prioriteit uit het Beleidsprogramma 2007–2011 voorts op hoofdlijnen toegelicht in de beleidsagenda bij deze begroting;
+ In de derde plaats is er het streven naar mondiale klimaatdoelstellingen voor het vervolg op het Kyoto protocol. Eind 2007 is hiervoor op Bali het fundament gelegd, eind 2009 moeten hiervoor in Kopenhagen bindende afspraken worden gemaakt. Ook dit wordt als prioriteit uit het Beleidsprogramma 2007–2011 op hoofdlijnen toegelicht in de beleidsagenda bij deze begroting, en uitgewerkt met instrumenten in operationeel doel 3.2.2.
Beperken van emissies is nodig om een duurzame samenleving te bereiken, waarin mens en natuur minder nadelige (gezondheids)effecten ondervinden van temperatuurstijging en van de uitstoot van schadelijke stoffen. Door milieuvervuiling een prijs te geven wordt milieuvervuiling een onderdeel van de besluitvorming over investeringen en gedrag. Innovatie wordt steeds belangrijker, evenals internationale samenwerking. De emissiedoelen voor CO2, NOx, SO2 en fijn stof (PM10) komen meestal in Brussel tot stand en hebben meer en meer een hard en verplichtend karakter. De overheid voert onderhandelingen over internationale verplichtingen in de EU of in andere internationale kaders, geeft het noodzakelijke wettelijke stelsel vorm en draagt, ook in financiële zin, bij aan de uitvoering van het beleid.
Verantwoordelijkheid
De minister van VROM is verantwoordelijk voor het vormgeven van wettelijke kaders en het voldoen aan internationale verplichtingen op het terrein van klimaatverandering, verzuring en grootschalige luchtverontreiniging;
De minister van VROM is ook verantwoordelijk voor het VROM-beleid dat wordt uitgevoerd door het agentschap SenterNovem; De minister van VROM is de eerstverantwoordelijke voor de vormgeving en coördinatie van het project «Klimaat en energie: Schoon en Zuinig». De uitvoering is een gezamenlijke verantwoordelijkheid met de ministers van EZ, LNV, WWI, VenW en Financiën.
Externe factoren
Meetbare gegevens
Beleidsartikel 3
Het behalen van deze doelstellingen hangt af van:
+ Voldoende scherpe afspraken op Europees niveau over bronbeleid;
+ Draagvlak in de samenleving (bij bedrijven en burgers) om de doelen te verwezenlijken. Het is belangrijk om naast het mobiliseren van koplopers ook het peloton voldoende snelheid te laten maken;
+ Technische en bedrijfseconomische haalbaarheid van internationaal vastgestelde emissiereducties en -plafonds.
Indicatoren voor het succes van het beleid zijn de feitelijke uitstoot van milieuverontreinigende stoffen, de gemeten mate van energiebesparing en de mate van overschakeling naar duurzame energie. De bijdrage van de overheid daarin kan worden vastgesteld door de snelheid en mate van faciliterend beleid te bepalen (wet- en regelgeving, creëren van de juiste randvoorwaarden). Concrete effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.
Tabel 3.1. Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging |
||||||
x€ 1 000 2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: 49 579 |
96 899 |
41 120 |
41 313 |
24 214 |
18 160 |
18 441 |
Uitgaven: 50 733 Waarvan juridisch verplicht |
96 861 |
97 610 74 891 |
101 332 0 |
86 012 0 |
102 557 0 |
78 170 0 |
Programma: Realisatie Kyoto klimaatverplichtingen: Binnenlandse klimaatinstrumenten Clean Development Mechanism
Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken:
Beperken aantasting van de ozonlaag:
Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging:
50 733 |
96 861 |
97 610 |
101 332 |
86 012 |
102 557 |
78 170 |
42 510 |
89 552 |
89 734 |
93 604 |
80 874 |
97 417 |
73 030 |
21 360 |
18 364 |
39 533 |
37 185 |
24 076 |
18 020 |
18 301 |
21 150 |
71 188 |
50 201 |
56 419 |
56 798 |
79 397 |
54 729 |
2 824 |
1 255 |
1 796 |
1 300 |
900 |
900 |
900 |
88 |
108 |
186 |
190 |
190 |
190 |
190 |
5 311
5 946 5 894 6 238 4 048
4 050
4 050
Ontvangsten:
1 381
297
2 500 6 000 6 000 6 000
6 000
Budgettair belang buiten de VROM-begroting
Tabel 3.2. Fiscale maatregelen die bijdragen aan dit artikel
x € 1 mln
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Teruggaaf kerkgebouwen Teruggaaf non-profit
555555 666667
Beleidsartikel 3
Grafiek 3.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009
4% |
3.730 |
11% |
200 |
5% |
298 |
||||||||||||
90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%- |
|||||||||||||||||
15% |
13.612 |
||||||||||||||||
83% |
4.879 |
||||||||||||||||
I I I I I I I
|
|||||||||||||||||
■ juridisch verplicht D bestuurlijk gebonden D beleidsmatig gebonden |
Operationeel doel:
-
1.Realisatie Kyoto klimaatverplichtingen
-
2.Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken
-
3.Beperken aantasting van de ozonlaag
-
4.Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging
Toelichting per operationeel doel:
-
1.Realisatie van de Kyoto-klimaatverplichtingen: De juridisch verplichte budgetten worden voornamelijk bepaald door meerjarige CDM-verplichtingen (uitgaven tot en met 2013). De bestuurlijk gebonden bedragen betreffen vooral de uitvoering met betrekking tot de NEa en subsidies in relatie tot het nationaal klimaatbeleid.
-
2.Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken: De juridisch verplichte budgetten worden voornamelijk bepaald door (meerjarige) onderzoekprogramma’s, terwijl de bestuurlijk gebonden bedragen vooral in de uitvoeringssfeer zitten en in contributies ten behoeve van internationale organisaties.
-
3.Beperken aantasting van de ozonlaag: Het volledige (overigens in omvang zeer beperkte budget) is reeds in eerdere jaren volledig verplicht, door uitvoerings- en onderzoekskosten.
-
4.Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging: De bestuurlijk gebonden budgetten worden met name bepaald door de gereserveerde middelen voor onderzoeksprogramma’s en stimuleringsregelingen in relatie tot luchtkwaliteit.
Beleidsartikel 3
3.2. Operationele doelstellingen
3.2.1. Realisatie van de nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012) en van het programma Schoon en Zuinig (2007–2020)
Motivering
Nederland kent in het kader van het Kyoto-protocol een verplichting om de nationale broeikasgasemissies in de periode 2008–2012 met 6% ten opzichte van 1990 te reduceren. Daarnaast is in het Coalitieakkoord opgenomen, dat Nederland de komende kabinetsperiode grote stappen zet in de transitie naar een van de schoonste en efficiëntste energievoorzieningen in Europa in 2020. Deze energietransitie moet worden bereikt door energiebesparing (van 1% in 2007 naar 2% per jaar), een toename van het gebruik van hernieuwbare energie (van 2 à 3% in 2007 naar 20% in 2020) en de afvang en opslag van CO2. Samen met andere maatregelen moet dat leiden tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bij voorkeur in Europees verband, van 30% in 2020 ten opzichte van 1990. Op grond van de meest recente inzichten van het PBL wordt verwacht dat Nederland de Kyoto-doelstelling gaat halen. De uitdaging is daarom nu vooral gelegen in het realiseren van de ambities voor de periode tot 2020. Daarop is het interdepartementale werkprogramma Schoon en Zuinig gericht, dat in de beleidsagenda van deze begroting is toegelicht.
Instrumenten
De benodigde aanpak is breed en kent de volgende onderdelen:
+ Een op innovatie gerichte transitiebenadering;
+ Convenanten en akkoorden met verschillende sectoren (onder andere landbouw, de energiesector en de verkeers- en vervoerssector) en mede-overheden;
+ Beperking van de emissieruimte (via het Europese handelssysteem en nationale systemen ter aanvulling);
+ Financiële prikkels (subsidies, voor bijvoorbeeld lokale klimaatinitiatieven en fiscale faciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek);
+ Specifieke juridische instrumenten (voor onder andere de energieprestaties van auto’s en gebouwen);
+ Kennisoverdracht en -ontwikkeling, bijvoorbeeld van veelbelovende technieken;
+ Ter aanvulling op nationaal beleid het aankopen van CO2-rechten via het Clean Development Mechanism (CDM).
Meetbare gegevens
Voornaamste beleidsprestaties 2009:
+ Het behalen van de gecontracteerde emissiereducties, met behulp van een actief risicomanagement op portfolio- en projectniveau (de totale bijdrage via het CDM aan de realisatie van de Kyoto doelstelling (2008–2012) is nagenoeg volledig afgedekt met koopcontracten);
+ Het in stand houden van de kennisbasis en het netwerk op het gebied van CDM en Joint Implementation (JI), om een bijdrage te kunnen blijven leveren aan de toekomstige internationale ontwikkeling van het CDM.
De beleidsprestaties 2009 van de kabinetsprioriteit Schoon en Zuinig zijn opgenomen in paragraaf 1 van de beleidsagenda.
Indicatoren:
In de periode 2008–2012 moet de emissie van de broeikasgassen met 6% zijn gereduceerd ten opzichte van het basisjaar 1990. De Nederlandse emissieruimte wordt gevormd door het emissiebudget dat uit de
Beleidsartikel 3
doelstelling van het Kyoto protocol volgt, vermeerderd met CDM/JI-rechten. Het emissieplafond bedraagt 200,3 Mton. Het Kyoto-beleid kent twee hoofdsporen:
+ Het zoveel mogelijk beperken van de nationale emissies; + Voor zover de nationale emissies het niveau van 200,3 Mton CO2-eq.
overschrijden, wordt het verschil gecompenseerd door de aankoop
van emissierechten via CDM en JI.
Begin 2004 zijn streefwaarden opgesteld voor de diverse sectoren (waarbij werd uitgegaan van de aankoop van 20 Mton aan CDM/JI-credits per jaar). Hiermee wordt transparant gemaakt welke inspanning per sector wordt gevraagd. Recente ontwikkelingen zoals de vaststelling van het emissie-plafond van het nationale allocatieplan voor het Europese emissie handelssysteem (ETS) brengen met zich mee, dat de verwachte emissieniveaus rond 2010 voor sommige sectoren nogal afwijken van de streefwaarden. Tabel 3.2 geeft hiervan een beeld.
Het totaalbeeld laat zien dat Nederland op basis van de huidige inzichten zijn Kyoto-verplichting (max. 200,3 Mton) zal realiseren. In de Voorjaarsnota 2008 is aangekondigd dat voor CDM/JI 65 Mton aan rechten nodig is over de gehele Kyoto-periode. Dit komt overeen met 13 Mton per jaar. De verlaging is ingezet naar aanleiding van de motie Samsom (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 239, nr. 16). Deze motie gaat er van uit dat de binnenlandse emissie niet boven de 209 Mton/jaar zal uitkomen. Indien dit als doel geldt, is er ongeveer 9 Mton aan JI/CDM nodig om aan het Kyoto-protocol te voldoen. Om variaties tussen de jaren op te kunnen vangen is het jaarlijkse doel voor JI/CDM op 13 Mton gesteld, waardoor een marge van 4 Mton ontstaat.
Tabel 3.3 Streefwaarden binnenlands klimaatbeleid (2008–2012) en prognose voor 2010
Sectoren
Streefwaarden 2008–2012 (Mton/jr)
Prognose ECN 2010 (Mton/jr)
Industrie/energie
Landbouw
Gebouwde omgeving
Verkeer
Overige broeikasgassen
Emissies bossen
Totale landelijke emissie
109,2 |
104,5 |
7,6** |
8,8 |
28,3 |
27,4 |
38,7 |
39,7 |
35,4 |
34,9*** |
0,1 |
0,1 |
219,3 |
215,4 |
minus effect lachgas in emissiehandel minus effect Schoon en Zuinig |
4,2 2,6 |
Totale binnenlandse emissie |
208,6 |
NB: minus buitenlandse maatregelen CDM/JI Totaal Nederland Kyoto eind 2010 (incl. S+Z) |
9–13 max. 200,3 |
Vanwege wijzigingen in definities en meetmethoden is vergelijking met basiswaarden per 2006 niet zinvol.
Bij toename van het areaal glastuinbouw tot 11 500 hectare of meer, wordt de CO2-streefwaarde voor de landbouw verhoogd van 7,6 Mton tot maximaal 8,2 Mton. Exclusief de effecten van de voorgestelde opt-in voor lachgas in de chemie.
( )
Beleidsartikel 3
3.2.2. Beperken klimaatverandering door mondiale post-Kyoto afspraken
Motivering
Om de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren op een niveau waarop gevaarlijke verstoring van het klimaatsysteem door de mens wordt voorkomen. Dit doel is neergelegd in artikel 2 van het Raamverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC) inzake klimaatverandering. Deze doelstelling dient te worden gerealiseerd binnen een tijdsbestek dat het mogelijk maakt dat ecosystemen zich op natuurlijke wijze aan klimaatverandering aanpassen. Het behalen van deze doelstelling verzekert eveneens dat de voedselproductie niet in gevaar komt en dat de economische ontwikkeling op duurzame wijze kan voortgaan. Hiervoor is een forse trendbreuk in de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen nodig. Uiteindelijk kan dit mondiale probleem alleen maar effectief worden bestreden door een mondiale aanpak (zie paragraaf 2 van de Beleidsagenda). Daarom zet Nederland zich samen met de andere EU-landen krachtig in om in het kader van het Bali Action Plan op mondiaal niveau vervolgafspraken op het Kyoto-protocol tot stand te brengen. De Nederlandse inzet is er op gericht eind 2009 bij de 15e Conferentie der Partijen inzake het UNFCCC in Kopenhagen internationale afspraken te maken over reductiedoelstellingen en maatregelen die in de periode na 2012 wereldwijd worden genomen. Prioritaire thema’s voor Nederland zijn hoe inspanningen van verschillende landen naar aanleiding van hun ontwikkelingsniveau te differentiëren, hoe technologieoverdracht naar en adaptatie aan klimaatverandering in ontwikkelingslanden financieel te ondersteunen, alsmede het tegengaan van ontbossing en het aanpakken van de emissies van de internationale lucht- en scheepvaart.
Instrumenten
De aanpak bestaat uit de volgende onderdelen:
+ Het voorstellen van teksten, het geven van presentaties, en het bekleden van voorzitterschappen in het kader van internationale onderhandelingen met de industrielanden, de ontwikkelingslanden en de grotere, snelgroeiende economieën, gericht op afspraken over emissiereductie, adaptatie, technologie en financiering in de periode na 2012, onder andere in het kader van het UNFCCC;
+ Bi- en multilaterale overleggen (formeel en informeel) gericht op de totstandkoming van coalities met gelijkgezinde landen zoals de EU-landen, Zwitserland, Noorwegen, Nieuw-Zeeland en Japan, maar ook gericht op overreding van twijfelende landen (Canada, Australië, Mexico);
+ Internationale samenwerkingsprojecten gericht op het demonstreren van de (on)haalbaarheid van oplossingsrichtingen voor klimaatverandering, bijvoorbeeld met Brazilië over biobrandstoffen en met Indonesië over ontbossing;
+ Voorlichting en kennisoverdracht (van «Postbus 51» tot het organiseren van congressen en symposia) gericht op bevordering van bewustzijn van de klimaatproblematiek en bereidheid tot actie bij overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke groeperingen en burgers;
+ Wetenschappelijk onderzoek gericht op aanvulling en versterking van de Nederlandse inzet via de EU in mondiale onderhandelingen.
Meetbare gegevens
Voornaamste beleidsprestaties 2009:
Omdat de Internationale Klimaatagenda een kabinetsprioriteit is, zijn de voornaamste prestaties in 2009 van het ministerie van VROM opgenomen in de beleidsagenda. Voor andere relevante internationale milieuprestaties wordt ook verwezen naar de begrotingen van VenW, LNV en BuZa/OS.
Beleidsartikel 3
3.2.3. Beperken aantasting van de ozonlaag
Motivering:
Ambities voor het herstel van de ozonlaag en van het klimaat moeten in samenhang gerealiseerd worden. Aantasting van de ozonlaag leidt tot verhoogde UV-straling waardoor gezondheidsproblemen, met name huidkanker en oogproblemen zoals staar, toenemen. De meeste ozon-laagafbrekende stoffen zijn ook zeer sterke broeikasgassen. Internationaal is afgesproken om de concentraties van ozonlaagafbre-kende stoffen terug te brengen op het niveau van vóór het «gat in de ozonlaag». Dit is vastgelegd in het Montreal Protocol en verder uitgewerkt in de Europese ozonverordening en nationale regelgeving. Kern van het beleid is om de productie en de consumptie van deze stoffen geheel uit te faseren. Hiervoor zijn per stof reductieschema’s vastgesteld. De reductieschema’s voor ontwikkelde landen zijn strenger dan die voor ontwikkelingslanden.
Instrumenten:
De benodigde aanpak is breed en gericht op de volgende onderdelen: + Internationale onderhandelingen gericht op de naleving van het
Montreal Protocol, afname van het gebruik van methylbromide als
Quarantaine- en Pre-shipment (QPS) toepassing en het voorkomen van
emissies uit «banks»; + Ondersteuning van ontwikkelingslanden bij de naleving van het
Montreal Protocol via het Multilaterale Fonds van het Montreal
Protocol; + Europees beleid gericht op de uitfasering van de productie en het
gebruik van ozonlaagafbrekende stoffen en emissiebeheersing (EG
Verordening 2037/2000 i); + Nationale regelgeving gericht op het voorkomen/beheersen van
emissies en de inzameling van ozonlaagafbrekende stoffen ten
behoeve van recycling, regeneratie en vernietiging; + Voorlichting en kennisoverdracht (en overleg met betrokkenen) ter
bevordering van het gebruik van milieuvriendelijke alternatieven (ook
wereldwijd); + Onderzoek ter ondersteuning van de ontwikkeling van alternatieven
voor het gebruik van methylbromide en milieuvriendelijke alternatieven voor koelapparaten.
Meetbare gegevens:
Voornaamste beleidsprestaties 2009:
De belangrijkste resultaten die VROM in internationale fora wil realiseren
zijn:
+ Maatregelen invoeren ter voorkoming van emissies van ozonlaagaf-brekende stoffen (met name CFK en HCFK) uit zogenoemde «banks»;
+ Afspraken maken over de reductie van het gebruik van methylbromide voor QPS-toepassingen voor 2010;
+ Versterkte maatregelen invoeren tegen illegale handel in ozonlaagaf-brekende stoffen;
+ (Ondersteuning bieden bij) de naleving van de afspraken over uitfasering van CFK in 2010 door ontwikkelingslanden.
Op nationaal niveau wil VROM het volgende bereiken:
+ Invoering van maatregelen per 2010 ter bevordering van de inzameling
(en vernietiging) van ozonlaagafbrekende stoffen (om emissies te
voorkomen); + Afspraken maken met de koelsector ter bevordering van de toepassing
van milieuvriendelijke alternatieven, zoals koeling met natuurlijke
koudemiddelen (CO2 en ammoniak);
Beleidsartikel 3
+ Tijdige jaarlijkse voortgangsrapportage (in juni) aan de Europese Commissie en het UNEP Ozonsecretariaat.
Indicatoren:
Grafiek 3.2 Dikte ozonlaag boven de Benelux (gemeten boven Brussel) (1971– 2006), in Dobson-eenheden (DE)
Bron: KMI (Ukkel, België) Toelichting: De doorgetrokken horizontale lijn (335 DE) geeft het gemiddelde over de periode t/m 1980. Deze lijn is voor de jaren daarna ter indicatie van het herstel van de ozonlaag doorgetrokken.
De afname van de hoeveelheid ozon in de jaren ’80 wordt toegeschreven aan de toename van de hoeveelheid CFKs. Opvallend zijn de lage waarden na de drie aangegeven vulkaanuitbarstingen. Vermoedelijk versterken de zwaveldeeltjes de ozonafbrekende werking van de ozonlaagaantastende stoffen.
De concentratie van chloorhoudende stoffen in de stratosfeer neemt af. De wereldwijde productie en het gebruik van chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s) en halonen is vanaf het eind van de jaren tachtig tot 1997 sterk gedaald. Ondanks de afname van de hoeveelheid ozonlaagafbrekende stoffen in de atmosfeer, vertoont de ozonlaag nog geen duidelijk teken van herstel. In 2006 was het ozongat zelfs groter dan ooit gemeten. Door de zeer sterke toename van het gebruik en de productie van ozonlaagafbrekende stoffen (HCFK) in ontwikkelingslanden en een groter effect van zogenoemde kortlevende ozonlaagafbrekende stoffen zal de ozonlaag later herstellen dan eerder verondersteld.
Herstel van het gat in de ozonlaag aan de zuidpool wordt nu in 2062 verwacht in plaats van 2050. De internationale afspraak in 2007 om de uitfasering van HCFK met 10 jaar te versnellen levert naar verwachting 3 jaar eerder herstel van de ozonlaag op, ten opzichte van het eerder vastgestelde jaar 2065. Ook klimaatverandering en broeikasgassen hebben invloed op de mate van herstel van de ozonlaag. Maatregelen tegen emissies van CFK uit «banks» zullen naar verwachting ook een significante bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de ozonlaag evenals aan het klimaat.
Beleidsartikel 3
Productie- en consumptiecijfers ozonlaagaantastende stoffen Nederland rapporteert de gegevens over productie en consumptie van de gereguleerde stoffen aan de Europese Commissie en aan het Ozonsecre-tariaat van de VN, die controleert of het Montreal Protocol wordt nageleefd. In Nederland (en de EU) zijn de gereguleerde ozonlaagaantas-tende stoffen (170 in totaal) voor meer dan 95% uitgefaseerd, waarmee ruimschoots wordt voldaan aan de doelstellingen van het Montreal Protocol. De schema’s voor de uitfasering verschillen per stof. In Nederland vindt thans alleen nog productie plaats van HCFK. In 2020 moet deze productie uitgefaseerd zijn en mag HCFK alleen nog voor de toepassing als grondstof (waarbij geen emissies optreden) worden gebruikt.
3.2.4. Beperking grootschalige luchtverontreiniging
Motivering
Om de gezondheidseffecten, de verzuring en andere aantasting van het milieu door luchtverontreiniging te beperken. Slechte lucht schaadt -vooral bij langdurige blootstelling - de gezondheid. Het is nodig om emissies door de industrie, de landbouw, het verkeer, de bebouwde omgeving en de consumenten te reduceren. Uit de Grootschalige Concentratiekaart Nederland 2008 (GCN, april 2008) blijkt dat Nederland mede dankzij het extra pakket aan maatregelen inmiddels op de meeste plaatsen aan de Europese luchtkwaliteitseisen kan voldoen. Voor met name fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) is nog steeds sprake van enkele lokale «hotspots» waar de gestelde normen worden overschreden. Het blijft daarom noodzakelijk vooral op lokaal niveau extra maatregelen te nemen. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat in juni 2008 is verschenen, voorziet hierin.
In mei 2008 is een nieuwe Europese Richtlijn Luchtkwaliteit van kracht geworden. Hierin wordt de mogelijkheid van uitstel geboden voor NO2 (tot 2015) en PM10 (2011), op voorwaarde dat via een nationaal programma wordt aangetoond dat binnen de uitsteltermijnen wel aan de normen kan worden voldaan. Voor Nederland is het NSL op 27 juni 2008 als «derogatie» verzoek naar Brussel gestuurd. In de herziene richtlijn wordt ook een grenswaarde voor PM2,5 opgenomen. Deze zal pas in 2020 van kracht zijn, met een streefwaarde tot 2015.
De presentatie van het voorstel voor de herziening van de Richtlijn National Emission Ceilings (NEC), die aanvankelijk was voorzien in juni 2008, is door de Commissie tot nader order uitgesteld. De verwachting is dat dit uitstel tenminste een half jaar zal bedragen. Daardoor zullen ook de onderhandelingen over de herziening van de richtlijn pas veel later dan gepland van start kunnen gaan. De Nederlandse inzet daarbij zal overigens gericht blijven op «ambitieus maar haalbaar». Volgens het PBL lijkt Nederland (met enige onzekerheden) te kunnen voldoen aan de huidige NEC-Richtlijn, met emissieplafonds voor 2010. Dit is een voorwaarde voor het verkrijgen van derogatie voor de Richtlijn Luchtkwaliteit. Bij de onderdelen 5.2.1 en 5.2.3 is de aanpak opgenomen met betrekking tot de verbetering van lokale luchtkwaliteit respectievelijk het bevorderen van duurzame mobiliteit, met als doel de luchtkwaliteit overal in Nederland aan de Europese normen te laten voldoen.
Instrumenten
De volgende instrumenten worden gehanteerd:
+ Wet- en regelgeving zoals Besluit Emissie-Eisen Stookinstallaties en
IPPC; + De herziene Richtlijn Luchtkwaliteit en het NSL;
Meetbare gegevens
Beleidsartikel 3
+ De Richtlijn Nationale Emissieplafonds 2010;
+ Onderzoek (grote onderzoekprogramma’s) onder andere naar fijn stof
en de relatie tussen luchtverontreiniging en klimaatbeleid; + Voorlichting en kennisoverdracht aan maatschappelijke organisaties en
andere overheden; + Afspraken met andere overheden over uitvoeringsaspecten van onder
andere het NSL.
Voornaamste beleidsprestaties 2009:
+ Het realiseren van de NEC-plafonds 2010 (EU-Richtlijn NEC);
+ Het verkrijgen van derogatie voor de EU-Richtlijn Luchtkwaliteit;
+ Het afronden van het Beleidsonderzoeksprogramma Fijn stof (BOP)
uitmondend in rapportages voor verdere beleidsontwikkeling en
effectievere beleidsuitvoering; + Het afronden van het Beleidsonderzoeksprogramma Luchtkwaliteit en
Klimaat (BOLK), uitmondend in rapportages inzake de wisselwerking
tussen klimaatbeleid en luchtverontreinigingsbeleid; + Het leveren van de Nederlandse inbreng in de onderhandelingen over
de NEC-richtlijn voor emissieplafonds in 2020.
Indicatoren:
+ Emissieniveaus voor de diverse verzurende en luchtverontreinigende stoffen. Voor 2010 zijn op EU-niveau tussendoelen vastgesteld voor
emissies van SO2, NOx
NH3 en VOS. Over de emissiedoelen is in 2006
aan de Tweede Kamer en aan Brussel gerapporteerd in de «Nationale Rapportage NEC-plafonds 2006» (Uitvoeringsnotitie emissieplafonds verzuring en grootschalige luchtverontreiniging 2006 (Kamerstukken II, 2005-2006, 28 240 XI, nr. 66)). In 2007 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de inspanningen om de plafonds 2010 zeker te stellen (Kamerstukken II, 2007-2008, 28 240, nr. 88). De NEC-plafonds 2010 voor SO2, NOx, NH3 en VOS komen met het huidige vastgestelde beleid binnen bereik, zoals blijkt uit tabel 3.4 en 3.5. Het Indicatorrapport 2008 van het PBL bevestigt dit;
Positieve reactie van de Europese Commissie op het verzoek tot derogatie voor de Richtlijn Luchtkwaliteit;
Voor de effectindicatoren met betrekking tot lokale luchtkwaliteit wordt verwezen naar tabel 5.2. bij onderdeel 5.2.1.
Tabel 3.4. emissies 1990, 2000, 2005 en 2006, doelstellingen en prognoses 2010 (Kton/jr)
1990
2000
2005
2006
2010
2010
2010
SO2 NOx NH3
VOS
Gotenburg |
NEC- |
Raming |
||||
Protocol |
Richtlijn |
GCN08* |
||||
191 |
73 |
66 |
65 |
50 |
50 |
48,5 |
560 |
398 |
343 |
327 |
266 |
260 |
261 |
250 |
152 |
133 |
130 |
128 |
128 |
123 |
457 |
221 |
171 |
165 |
191 |
185 |
162 |
Bron: Milieubalans PBL 2008 en PBL Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland (rapportage 2008) * GCN08 is de meest recente raming met betrekking tot vermelde stoffen. GCN08 is niet in de Milieubalans opgenomen.
Beleidsartikel 3
Tabel 3.5. Sectorplafonds van de doelgroepen voor 2010 (a) en stand van zaken 2006 (b) in Kton
SO2
NOx
NH3
VOS
(a)
(b)
(a)
(b)
(a)
(b)
(a)
(b)
Industrie
Energie
Raffinaderijen
Consumenten
HDO* en Bouw
Landbouw
Verkeer
Onverdeeld
11,5} |
32 |
||||||
13,5} 14,5} 1 |
}57 |
} 65 |
} 886 |
- |
- |
}61 |
} 58 |
1 |
12 |
14 |
7 |
7 |
29 |
32 |
|
1 |
1 |
7 |
13 |
1 |
1 |
33 |
28 |
0 |
0 |
5 |
12 |
96 |
117 |
1 |
2 |
4 |
6 |
158 |
199 |
3 |
2 |
55 |
47 |
4,5 |
13 |
18 |
6 |
Totaal
50
65
260
327
128
130
185
167
Bron: PBL Milieubalans 2008
-
*HDO = Handel, Diensten en Overheid emissietaakstelling 2010 (Kton/jaar) volgens de NEC-richtlijn.
3.3. Overzicht beleidsonderzoeken
Tabel 3.6. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoek
Onderwerp onderzoek
Alg.doel/Op.doel A. Start
B. Afgerond
Beleidsdoorlichting
Effectenonderzoek ex post Overig evaluatieonderzoek
Herijking Werkprogramma Schoon en Zuinig
Beperken klimaatverandering door mondiale
post-Kyoto-afspraken
Beperken aantasting van de ozonlaag
Beperking verzuring en grootschalige luchtverontrei- OD 3.2.4. niging
n.v.t.
n.v.t.
OD 3.2.1. |
A: 2009 |
B: 2010 |
|
OD 3.2.2. |
A: 2010 |
B: 2010 |
|
OD 3.2.3. |
A: 2010 |
B: 2010 |
|
OD 3.2.4. |
A: 2010 |
B: 2010 |
Beleidsartikel 4
Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem
Motivering
Verantwoordelijkheid
Externe factoren
Meetbare gegevens
4.1. Algemene beleidsdoelstelling
4.1.1. Duurzame milieukwaliteit van water en bodem
Het doel is om een optimaal en verantwoord gebruik van het water- en bodem-systeem te realiseren en op lange termijn (2030) te waarborgen. Dit is inclusief het duurzaam gebruik maken van de diensten die biodiversiteit levert, de zogenaamde ecosysteemdiensten. Specifieke informatie wordt per operationeel doel weergegeven.
+ De minister van VROM is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van nationaal en gebiedsspecifiek rijksbeleid om de milieukwaliteit van water en bodem te waarborgen; de minister van VROM is systeemverantwoordelijk voor de uitvoering van het rijksbeleid door andere overheden, burgers en bedrijven. Voor water betreft dit vooral de normstelling voor grond- en oppervlaktewater; de beheersverantwoordelijkheid ligt bij de minister van VenW;
+ De minister van VROM is verantwoordelijk voor de milieukwaliteit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de vogelhabitatrichtlijngebie-den (VHR). Wat betreft de landbouw gaat het om de milieukaders die voortvloeien uit de normstelling voor bodem en grond- en oppervlaktewater, alsmede om duurzaam gebruik van ecosysteemdiensten;
+ De minister van VROM is verantwoordelijk voor het veiligstellen van de drinkwatervoorziening;
+ De minister van VROM is medeverantwoordelijk voor beleidsvoorstellen van andere ministers, waar deze consequenties hebben voor de milieukwaliteit van het bodem- en watersysteem.
Sterk bepalend voor realisatie van de doelstelling is de mondiale marktwerking in de landbouwsector en de ontwikkeling van het Europese landbouwbeleid. Verontreinigingen uit het verleden zullen nog lang invloed hebben op de kwaliteit van bodem en water. Het gebruik van bodem en water is afhankelijk van een complex van factoren op economisch, sociaal en cultureel gebied. Het vergt een lange adem om het «ecosysteemdenken» stevig te verankeren in dit complex.
Meetbare effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.
Beleidsartikel 4
Tabel 4.1. Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem |
|||||||
x € 1 000 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: Waarvan garantieverplichtingen |
84 002 |
114 455 |
94 598 65 344 |
251 207 65 344 |
266 266 65 344 |
275 883 65 344 |
275 883 65 344 |
Uitgaven: Waarvan juridisch verplicht |
154 842 |
174 379 |
171 063 165 180 |
194 975 28 397 |
210 522 17 721 |
210 539 17 721 |
210 539 17 721 |
Programma: Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem:
Saneren van verontreinigde bodems:
Verbeteren van de milieukwaliteit van water:
Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijke gebied: Bevorderen via milieumaatregelen Bevorderen via ruimtelijke maatregelen
Bevorderen van duurzame landbouw:
154 842 |
174 379 |
171 063 |
194 975 |
210 522 |
210 539 |
210 539 |
2 988 |
4 313 |
3 889 |
4 133 |
4 133 |
4 133 |
4 133 |
146 567 |
149 915 |
143 054 |
158 231 |
183 795 |
183 798 |
183 798 |
1 911 |
2 110 |
2 161 |
2 709 |
2 609 |
2 609 |
2 609 |
1 229 |
11 122 |
19 192 |
27 709 |
18 184 |
18 196 |
18 196 |
1 229 |
2 419 |
6 051 |
3 012 |
2 563 |
2 575 |
2 575 |
0 |
8 703 |
13 141 |
24 697 |
15 621 |
15 621 |
15 621 |
2 147
6 919
2 767
2 193
1 801
1 803
1 803
Ontvangsten:
20 472
30 952
21 600
200
Grafiek 4.1. budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009
0% |
303 |
2% |
405 |
||||||||||||||||
90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%- |
12% 1 1 261 1 |
9% |
_1.800_ |
11%l 1 317 1 |
|||||||||||||||
0 |
0 |
||||||||||||||||||
54% |
2.100 |
||||||||||||||||||
46% |
1.000 |
||||||||||||||||||
1 1 |
|||||||||||||||||||
■ 1 |
|||||||||||||||||||
■ ■ |
|||||||||||||||||||
I I I I I I I I I
|
|||||||||||||||||||
■ juridisch verplicht □ bestuurlijk gebonden □ beleidsmatig gebonden |
Operationeel doel:
-
1.Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem
-
2.Saneren van verontreinigde bodems
-
3.Verbeteren van de milieukwaliteit water
-
4.Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijke gebied
-
5.Bevorderen van duurzame landbouw
0
0
0
Beleidsartikel 4
Toelichting per operationeel doel:
-
1.Verbeteren milieukwaliteit bodem: Het juridisch verplichte deel van het budget betreft de betalingsverplichting als gevolg van aangegane verplichtingen in voorgaande jaren. Het bestuurlijk gebonden budget betreft de middelen uit de Toekomstagenda Milieu voor bodemkwaliteitskaarten.
-
2.Saneren van verontreinigde bodems: Bij bodemsanering zijn de budgetten voor 2009 vrijwel voor 100% verplicht in verband met de systematiek van goedkeuring van meerjarensaneringsprogramma’s. Voor 2010 en latere jaren zijn deze budgetten bestuurlijk gebonden op basis van convenanten met andere overheden.
-
3.Verbeteren milieukwaliteit water: De juridisch verplichte bedragen zitten met name in de uitvoeringssfeer, bijvoorbeeld de uitvoering van de wettelijke taak van de Commissie van Deskundigen ex artikel 17 van de Waterleidingwet. De gelden voor de uitvoering van de Toekomstagenda Milieu (Bestuursakkoord waterketen) zijn bestuurlijk gebonden.
-
4.Verbeteren van de gebiedsspecifieke milieukwaliteit in het landelijk gebied:
Het juridisch verplichte deel van het budget betreft hoofdzakelijk de betalingsverplichting als gevolg van de in december 2006 getekende ILG-Bestuursovereenkomsten 2007–2013. Het bestuurlijk gebonden budget betreft de middelen uit de Toekomstagenda Milieu voor biodiversiteit.
-
5.Duurzame landbouw: De budgetten voor duurzame landbouw zijn vrijwel geheel juridisch verplicht. Het gaat hier met name om het stimuleren van gecombineerde luchtwassers (onderdeel van de FES-gelden). Daarnaast zijn er middelen juridisch afdwingbaar voor onder andere de uitvoering van de wettelijke taak van het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) en het convenant Glastuinbouw en Milieu (GLAMI).
4.2. Operationele doelstellingen
4.2.1. Verbeteren milieukwaliteit bodem
Motivering
Instrumenten
Het verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem is van belang: + Om het bodemsysteem optimaal te benutten door de vereiste
chemische, fysische en biologische bodemkwaliteit te creëren. Dit
houdt in dat nadelige effecten van handelingen en functieverlies van
de bodem worden voorkomen; + Om nieuwe verontreinigingen en aantastingen van het bodemsysteem
«zoveel als redelijkerwijs mogelijk» te voorkomen; + Om de gebruikmaking van de al verontreinigde (water)bodems te
optimaliseren.
+ Wet- en regelgeving: Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet verontreiniging oppervlaktewateren en hierop gebaseerde besluiten, met regels voor het toepassen van bouwstoffen, voor het hergebruik
Beleidsartikel 4
van grond en bagger, met eisen voor bodemintermediairs en met
eisen voor bodembescherming bij stortplaatsen; + Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten
(NRB); + Thematische EU-strategie bodem; + Toegankelijk maken van kennis over bodembeheer via websites en
handreikingen voor andere overheden; + Ondersteuning van het bevoegd gezag door uitvoeringsorganisatie
Bodem+ bij de uitvoering van het bodembeleid.
Meetbare gegevens
Beleidsprestaties 2009:
+ Ontwikkelen van het instrument «digitaal bodemfunctie- en bodemkwaliteitskaartsysteem» ter verbetering van het inzicht in de bestaande en gewenste bodemkwaliteit voor het grondverzet in Nederland (zie tabel 4.2);
+ Van kracht worden herziene Stortbesluit bodembescherming;
+ Ontwikkelen van een toetsingskader voor het duurzaam gebruiken van de ondergrond.
Indicatoren:
Tabel 4.2. Prestatie-indicator milieukwaliteit bodem |
||||||
Indicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Streefw. 1 |
Periode |
Streefw. 2 |
Periode |
Aantal en % vastgelegde gebieden op bodem-kwaliteitskaarten |
0 |
2007 |
200 (50%) |
2009 |
300 (75%) |
2010 |
Bron: SenterNovem en Bodem+
Toelichting:
In 2007 zijn gemeenten begonnen met het vastleggen van de bodemkwaliteit van de desbetreffende beheersgebieden op een bodemkwaliteit-skaart. Met behulp van financiële middelen (Toekomstagenda Milieu) wordt via de Impuls Lokaal Bodembeheer gestreefd naar een vastlegging van 50% in 2009.
De informatie over de bodemkwaliteit wordt opgenomen in een landelijk digitaal systeem, dat naar verwachting medio 2010 operationeel en toegankelijk is en binnen vier jaar een volledig beeld geeft van de bodemkwaliteit in Nederland. Met behulp van dit systeem zullen voor het eerst op landelijke schaal de effecten op de bodemkwaliteit kunnen worden beoordeeld.
4.2.2. Saneren van verontreinigde bodems
Motivering
Het saneren van verontreinigde bodems is van belang: + Om gezondheidsrisico’s die samenhangen met een verontreinigde bodem weg te nemen of te beheersen. Met ingang van 2008 is in het bodemsaneringsbeleid gekozen om de nadruk op de spoedlocaties te leggen. Het gaat dan om locaties waar bij het huidig gebruik risico’s bestaan voor de volksgezondheid, de ecologie of verspreiding in het grondwater. Prioriteit gaat uit naar locaties met risico’s voor de volksgezondheid; volgens de huidige inzichten betreft het hier
Beleidsartikel 4
ongeveer 25 000 potentiële spoedlocaties (Kamerstukken II, 2007-2008, 30 015, nr. 20). Inzet van rijksbeleid is om deze risico’s in 2010 in beeld te hebben en alle spoedlocaties in 2015 beheersbaar te hebben; Om stagnatie te voorkomen in gewenste grondgebonden en economische ontwikkelingen door de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Het Rijk draagt vanuit het bodemsaneringsbudget hieraan bij tot uiterlijk 2030. Het beleid wordt zoveel mogelijk afgestemd met ruimtelijke ontwikkelingsprocessen, zowel aan de oppervlakte als in de ondergrond, zodat de processen elkaar (onder andere financieel) ondersteunen. Tevens wordt het saneringsbeleid afgestemd met het beleid voor «Mooi Nederland», «Van aandachtswijk naar krachtwijk» en het beleid gericht op duurzame energie en adaptatie aan klimaatverandering.
Instrumenten
Wet- en regelgeving: Wet bodembescherming en de daarop gebaseerde besluiten;
Bestuurlijk overleg/afspraken met provincies en gemeenten over de inventarisatie en eventueel te treffen maatregelen voor alle locaties met bodemverontreiniging waar niet-aanvaardbare (gezondheids) risico’s aanwezig zijn. Volgens de huidige systematiek wordt er met 5-jaren programma’s (looptijd 2005-2009 en 2010-2014) gewerkt. In deze programma’s geven de provincies en grote steden aan welke doelstellingen in die periode op het terrein van bodemsanering worden gerealiseerd. Voordat daadwerkelijk wordt begonnen met een sanering, wordt er eerst onderzoek gedaan naar de aard en de ernst van de verontreiniging. Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek wordt het vervolgtraject bepaald;
Taskforce Warmte/Koude Opslag, om vaart maken met het benutten van bodemenergie om de klimaatdoelstellingen te kunnen halen; Kennisontwikkeling en kennisoverdracht door de Stichting Kennisontwikkeling en -overdracht Bodembeheer (SKB) en aan het midden-en kleinbedrijf door het Bodemcentrum;
Ondersteuning van het bevoegd gezag door Bodem+ bij de uitvoering van het bodemsaneringsbeleid door provincies en gemeenten; Subsidiëring van bodemsaneringsactiviteiten in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en de Wet bodembescherming. De rijksbijdrage aan de uitvoering van de daadwerkelijke bodemsaneringen loopt via vier geldstromen:
-
-Via het ISV (Begroting van Wonen, Wijken en Integratie - hoofdstuk 18). Dit betreft een kasbedrag van circa € 62 mln in 2009;
-
-Via de WBB-bijdragen aan bevoegde gezagen; dit betreft onder andere de saneringen in het landelijk gebied. Voor 2009 is hiermee een bedrag van circa € 110 mln gemoeid;
-
-Via een specifieke bijdrageregelingen (convenant of subsidie per sector - bedrijvenregeling). Voor 2009 is hier een kasbedrag van circa € 15 mln mee gemoeid;
-
-Naast deze rijksinzet wordt er ook door andere partijen, mede overheden en private partijen bijgedragen aan de uitvoering van bodemsanering. Het aandeel dat door andere partijen wordt ingezet voor bodemsanering wordt gemonitord. Deze multiplier (verhouding tussen totale uitgaven en uitgaven uit het rijksbudget) lag in 2007 op 2,2.
Meetbare gegevens
Voornaamste beleidsprestaties 2009:
+ Afsluiten van een convenant met het IPO, de VNG en de Unie van
Waterschappen (UvW). In dit convenant worden afspraken opgenomen
Beleidsartikel 4
over de aanpak van spoedlocaties, het duurzaam gebruik van de ondergrond en over het instrumentarium en de aanpak van grootschalige grondwaterverontreinigingen;
+ Invoeren van risicobeoordelingsmethodieken om gemeenten en provincies te ondersteunen bij de verbetering van hun (decentrale) bodembeleid;
+ Uitbrengen jaarverslag bodemsanering 2008 over de realisatie van het bodembeleid door de bevoegde gezagen (provincies en gemeenten).
Indicatoren:
Grafiek 4.2. Inschatting verloop aanpak bodemverontreiniging tot 2015 (alle locaties)
140.000-
120.000-
100.000-
80.000-
60.000-
40.000-
20.000-
0
jaar
Historisch Onderzoek (HO) Oriënterend Onderzoek (OO) Nader Onderzoek (NO) Gesaneerd (incl. BUS-evaluaties)
Beleidsartikel 4
Tabel 4.3a. Prestatie-indicatoren bodemonderzoeken en bodemsaneringen (totaal)
Indicator:
Werk- Peildatum Te realiseren
voorraad productie
Periode
Streefw
Periode
Oriënterende onderzoeken stedelijk gebied
Oriënterende onderzoeken landelijk gebied
Oriënterende onderzoeken bedrijfsterreinen Nadere onderzoeken stedelijk gebied
Nadere onderzoeken landelijk gebied
Nadere onderzoeken bedrijfsterreinen
Saneringen stedelijk gebied Saneringen landelijk gebied Saneringen bedrijfsterreinen
30 000 |
1-1-2005 |
2 140 |
2009 |
0 |
2030 |
30 000 |
1-1-2005 |
250 |
2009 |
0 |
2030 |
100 000 |
1-1-2005 |
710 |
2009 |
0 |
2030 |
7 500 |
1-1-2005 |
760 |
2009 |
0 |
2030 |
7 500 |
1-1-2005 |
190 |
2009 |
0 |
2030 |
60 000 |
1-1-2005 |
390 |
2009 |
0 |
2030 |
3 000 |
1-1-2005 |
1 030 |
2009 |
0 |
2030 |
3 000 |
1-1-2005 |
240 |
2009 |
0 |
2030 |
54 000 |
1-1-2005 |
320 |
2009 |
0 |
2030 |
Bron: RIVM en opgave bevoegde gezagen
Toelichting:
Voordat daadwerkelijk wordt begonnen met een sanering, wordt er eerst onderzoek gedaan naar de aard en de ernst van de verontreiniging. Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek wordt het vervolgtraject bepaald. De sterke stijging in «historische bodemonderzoeken» is ontstaan doordat vanaf 2007 de nadruk op spoedlocaties is gelegd.
Tabel 4.3b. Prestatie-indicator bodemonderzoeken en bodemsaneringen realisatie (totaal)
Indicator:
Werkvoorraad 1-1-05
Productie 2006
Productie 2007
Productie 2008
Streefwaarde 2009
Bron: RIVM en opgave bevoegde gezagen
Tabel 4.3c. Prestatie-indicator bodemonderzoeken en bodemsaneringen (spoedlocaties)
Streefwaarde 2030
Oriënterende onderzoeken |
160 000 |
2 370 |
3 760 |
1 500 |
3 100 |
0 |
Nadere onderzoeken |
75 000 |
1 308 |
1 378 |
1 330 |
1 340 |
0 |
Saneringen |
60 000 |
1 526 |
1 645 |
1 080 |
1 590 |
0 |
Indicator: |
Werkvoorraad 1-1-2007 |
Te realiseren productie |
Periode |
Streefwaarde |
Periode |
Historisch onderzoek |
25 000 |
8 800 |
2009 |
0 |
2010 |
Oriënterend onderzoek |
11 800 |
2 200 |
2009 |
0 |
2012 |
Nader onderzoek |
7 700 |
775 |
2009 |
0 |
2015 |
Beschikking risico’s en nemen maatregelen bij |
|||||
spoedlocaties |
6 500 |
675 |
2009 |
0 |
2015 |
Bron: «Bodembrief januari 2008» (Kamerstukken II, 2007-2008, 30 015, nr. 20)
Beleidsartikel 4
Toelichting:
De voortgang van de totale bodemsanering wordt gemonitord aan de hand van de prestatie-indicatoren in tabel 4.3a en 4.3b, de voortgang van de sanering van spoedlocaties op basis van de indicatoren in tabel 4.3c.
Figuur 4.1. Potentiële Spoedlocaties.
Potentiële spoedlocaties (circa 25.000)
Beleidsartikel 4
Figuur 4.2. VROM budget bodemsanering 2009 (x € 1 mln)
€ 10 € 8
€ 187
Subsidies bodemsanering (incl. ISV-bodemsanering) Kwaliteitsborging, onderzoek en stimulering van de uitvoering Apparaatskostenvergoeding voor andere overheden
Motivering
4.2.3. Verbeteren milieukwaliteit water
Het doel is om de milieukwaliteit van het water te verbeteren, benaderd vanuit de facetten watersysteem en watergebruik:
Watersysteem
Om de milieukwaliteit van water voor nu en in de toekomst te kunnen waarborgen, is het noodzakelijk dat de gewenste kwaliteit (algemeen of passend bij de functie) van het water wettelijk en/of bestuurlijk wordt vastgelegd. De vast te stellen doelen vloeien voort uit Europese water-richtlijnen (Kaderrichtlijn water, Grondwaterrichtlijn, Richtlijn prioritaire stoffen, Zwemwaterrichtlijn). De doelstellingen bestaan uit biologische, fysische, chemische en bacteriologische componenten. Tevens moet verontreiniging van het water en ontstaan van afvalwater «zo veel als redelijkerwijs mogelijk is» worden voorkomen.
Watergebruik
Doel is een duurzame veiligstelling van de waterketen (de drinkwatervoorziening, riolering en afvalwaterzuivering). Daartoe is een meer kosteneffectieve en transparante waterketen nodig (transparant wil zeggen dat de burger inzicht krijgt in de kosten en daarbij behorende prestaties). De prestaties op het gebied van volksgezondheid, milieu en leveringszekerheid moeten worden behouden en versterkt.
Instrumenten
+ Wet- en regelgeving: Wet milieubeheer, Wet bodembescherming,
Waterwet, Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegen-heden, Bestrijdingsmiddelenwet, Wet op de waterhuishouding en Wet verontreiniging oppervlaktewateren waarin doelstellingen en monitoring voor en eisen aan lozingen op water, bodem en riolering worden gesteld, Waterleidingwet en Waterleidingbesluit (in 2008 te vervangen door de nieuwe Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit);
+ Maatschappelijke Investeringsagenda;
Beleidsartikel 4
+ Kennisoverdracht en ontwikkeling: interdepartementale programmadirectie Kennis en Innovatie en het Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water ter ontwikkeling van kennis ten behoeve van de doelstellingen van de kaderrichtlijn Water;
+ Bestuurlijk overleg in het Bestuurlijk Overleg Waterketen en Landelijk Bestuurlijk Overleg Water;
+ Bestuursakkoord Waterketen met tussentijdse ijking in 2009 en ijking van het beleid in 2011.
Meetbare gegevens Beleidsprestaties 2009:
+ Aanbieden tussentijdse ijking van de uitvoering van het Bestuursakkoord Waterketen aan de Tweede Kamer. Dit betreft de concrete afspraken gericht op het uitvoeren van benchmarking in de sectoren, het bevorderen van samenwerking, het realiseren van het zicht op de kosten, het op basis van een langetermijnvisie bevorderen van innovatie en het betrekken van de burger bij het beleidsthema;
+ Van kracht worden van het Drinkwaterbesluit op grond van de
Drinkwaterwet en het van kracht worden van de daarop gebaseerde ministeriële regelingen ((herziene) regeling Materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening, regeling benchmarking, regeling afsluit-beleid, regeling topsalarissen drinkwaterbedrijven, regeling leveringszekerheid);
+ Van kracht worden van de gewijzigde Wet en het Besluit hygiëne en veiligheid baden en zwemgelegenheden (Whvbz en Bhvbz) en het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water voor juridische implementatie van de Zwemwaterrichtlijn;
+ Vaststellen van doelen voor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewateren in het kader van de stroomgebiedbeheerplannen (SGBP’en) door de regio’s. Realiseerbaarheid in niveau en tijd speelt daarbij een doorslaggevende rol.
Beleidsartikel 4
Indicatoren:
Tabel 4.4. Effectindicatoren milieukwaliteit water
Indicator:
Basiswaarde
Peildatum Streefw. 1
Periode
Streefw. 2
Periode
-
1)Percentage meetresultaten die voldoen aan de wettelijke normen voor drinkwaterkwaliteit
-
2)Mate van voldoen van drinkwaterbedrijven aan basisbeveiligingsniveau
-
3)Mate waarin drinkwaterbedrijven beschikken over goedgekeurde leveringsplannen
-
4)Mate waarin drinkwaterbedrijven voldoen aan de wettelijke leveringszekerheidsnorm
-
5)Toename doelmatigheidswinst in de waterketen (per jaar 1 à 2%)
-
6)Percentage gesaneerde huishoudelijke lozingen in het buitengebied
-
7)Percentage zwemlocaties die voldoen aan Zwemwaterrichtlijn
99,9%
50%
50%
70%
Nulmeting
ca. 5%
97,3% zoet 100% zout
2004
2003
2008
2008
2007
2002
2007 2007
99,9%
100%
100%
90%
5 à 10%
100%
100%
2009
2009
2011
2010
2015
2009
2009
99,9%
100%
100%
100%
2010
2010
2012
2015
100%
100% 100%
2010
2015 2015
Bron en toelichting:
De indicatoren met betrekking tot de drinkwaterbedrijven (Indicatoren: 1–4) betreffen de essentiële elementen van de drinkwatervoorziening: kwaliteit en continuïteit. De eisen ten aanzien van continuïteit krijgen een wettelijke basis in de nieuwe Drinkwaterwet (2008). Het beveiligingsniveau (nulmeting 2003) wordt in de nieuwe regelgeving nader omschreven. De drinkwaterbedrijven zijn verplicht deze informatie beschikbaar te hebben. De verplichting om over een goedgekeurd leveringsplan te beschikken, de daaraan te stellen eisen en de leveringszekerheidsnorm worden eind 2008 wettelijk vastgelegd in de nieuwe Drinkwaterwet. De basiswaarde is gebaseerd op een inschatting in hoeverre drinkwaterbedrijven hierop vooruitlopend al aan de inhoudelijke vereisten voldoen. De nulmeting van de doelmatigheidswinst in de waterketen (Indicator: 5) is gebaseerd op een schriftelijke enquête die eind 2007 onder de deelnemende partijen (drinkwaterbedrijven, waterbeheerders en gemeenten) is uitgevoerd. Toekomstige gegevens zullen op vergelijkbare wijze worden verzameld.
De indicator voor gesaneerde lozingen buitengebied (Indicator: 6) wordt vastgesteld door gerichte bevraging (door inspecties VenW en/of VROM) van gemeenten en waterbeheerders. De indicatoren voor zwemwater (Indicator: 7) worden vastgesteld op grond van de verplichte jaarlijkse rapportages van de waterbeheerders over de kwaliteit van het zwemwater.
Beleidsartikel 4
Motivering
4.2.4. Verbeteren van de gebiedsspecifieke milieukwaliteit in het landelijk gebied
Onder gebiedsspecifiek milieu in het landelijk gebied valt het milieu in de
ecologische hoofdstructuur, het vogelhabitat en de waterwingebieden.
Het is van belang de milieukwaliteit in deze gebieden te verbeteren:
+ Om verdroging (voor 2015) en verzuring (voor 2027) te minimaliseren en de vereiste milieucondities in deze gebieden te realiseren;
+ Om het gewenste gebruik van de diensten die biodiversiteit levert (ecosysteemdiensten voor milieukwaliteit) buiten de EHS te behouden of te verkrijgen. Hierbij gaat het om de rol van biodiversiteit in de nutriëntencyclus, watervasthoudend en zelfreinigend vermogen van de bodem, waterzuivering, natuurlijke ziekte- en plaagregulatie. Dit zijn belangrijke diensten die bijdragen aan het oplossen van milieuvraagstukken in zowel het landelijk als het stedelijk gebied;
+ Om duurzaam gebruik van de bodem te bevorderen;
+ Om een duurzame productie in de landbouw en andere sectoren te bevorderen.
Instrumenten
Subsidie aan alle provincies via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) voor de prestatie-afspraken voor de periode 2007-2013. Dit zijn afspraken om de milieucondities van de EHS- en VHR-natuur-gebieden te verbeteren en om duurzaam ondernemen en duurzaam gebruik door de landbouw te stimuleren;
Voor verdrogingsbestrijding zijn prestatie-afspraken gemaakt met provincies in de bestuursovereenkomsten ILG 2007-2013 over de mate van hydrologisch herstel. Voor de vermindering van verzuring en vermesting (stikstofdepositie) zijn geen afspraken gemaakt over de mate waarin het milieutekort zal verminderen, omdat de provincies niet veel invloed hebben op de stikstofdepositie. Wel zijn afspraken gemaakt over het aantal hectares waarvoor maatregelen worden getroffen; het probleem zal in belangrijke mate via generiek beleid moeten worden opgelost;
Kennisontwikkeling en -verspreiding: (1) kennis- en leertraject rondom ILG-pilots duurzaam bodemgebruik en duurzame productie in de landbouw, in samenwerking met LNV en LTO, (2) programma’s «Biodiversity & Business» en «Ecobalans» en (3) inzet ecosysteemdiensten voor het milieu-/VROM-beleid.
Meetbare gegevens
Beleidsprestaties 2009:
-
•Uitvoeren van ILG-pilots Duurzame Productie en de 2e fase van het Functionele Agrobiodiversiteitsproject (FAB-project) Hoeksche Waard. Het doel van de ILG- pilots is om met behulp van biodiversiteit milieuwinst te behalen, onder andere door minder gebruik van bestrijdingsmiddelen, mest en verbetering van waterbergend vermogen in het landelijk gebied. Omvang van het pilotprogramma is € 10 mln voor de gehele ILG-periode 2007-2013, dit komt neer op tenminste € 800 000 per provincie. De provincies zelf zorgen voor co-financiering van 50%;
-
•Uitvoeren van het Stimuleringsprogramma agrobiodiversiteit en duurzaam bodemgebruik (SPADE) en publicatie van het RBB-handboek. De helpdeskfunctie is al operationeel, de registratie van experimenten start nog in 2008 en is in het eerste kwartaal van 2009 actueel. In 2008 is de ontwikkeling van agrobiodiversiteitsindicatoren begonnen, deze worden in 2009 beproefd. Er wordt ook een EU learning network agrobiodiversiteit opgezet;
-
•Opzet van de programma’s «Biodiversiteit & Business» en «Ecoba-
Beleidsartikel 4
lans». Voor de Ecobalans wordt in 2009 een internationale werkgroep opgericht en wordt de link gelegd met het Business & Biodiversity Offsets Programme (BBOP). Beoogd resultaat hiervan is om in internationaal verband te komen tot nieuwe economische instrumenten voor de compensatie van het beslag op biodiversiteit; + In 2009 wordt in samenwerking met Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een overzicht gemaakt van aan bodem en water gerelateerde ecosysteemdiensten. Met het PBL worden afspraken gemaakt over opzet en uitvoering van een nationale «Millennium Ecosystem Assessment». Hierdoor kunnen in de toekomst ecosysteemdiensten nog beter ingezet worden om vastgestelde milieudoelen te halen.
Indicatoren:
Tabel 4.5. Effectindicatoren milieukwaliteit in het landelijk gebied |
|||
|
Milieutekort* VHR (ha gevoelig gebied) |
||
Geen |
Matig |
Ernstig Zeer ernstig |
|
nulmeting 2006 prestatie 2013 streefwaarde 2015 |
29 719 67 249 86 570 |
12 455 12 814 0 |
25 367 17 881 5 578 929 0 0 |
Milieutekort overige EHS (ha gevoelig gebied) |
|||
Geen |
Matig |
Ernstig Zeer ernstig |
|
nulmeting 2006 prestatie 2013 streefwaarde 2027 |
25 471 37 632 102 337 |
7 534 17 830 0 |
47 073 21 922 35 317 11 447 0 0 |
|
Milieutekort VHR (ha gevoelig gebied) |
||
Geen |
Matig |
Ernstig Zeer ernstig |
|
nulmeting 2006 streefwaarde 2027 |
46 638 240 358 |
40 049 0 |
83 839 55 932 0 0 |
Milieutekort overige EHS (ha gevoelig gebied) Geen Matig Ernstig Zeer ernstig |
|||
nulmeting 2006 streefwaarde 2027 |
77 127 275 642 |
54 190 0 |
100 094 35 831 0 0 |
Bron: Provinciale rapportages milieutekorten 2006 en bestuursovereenkomsten ILG 2007–2013. * Het milieutekort is het verschil tussen de actuele milieukwaliteit en de gewenste milieukwaliteit van een natuurgebied.
Toelichting:
Indicator 1 geeft de mate van verdroging aan in het VHR-gebieden en de EHS. Volgens de meest recente gegevens wordt ernaar gestreefd om in 2015 geen milieutekorten meer te hebben. Er zijn echter nog enkele tekortkomingen in de nulmeting 2006; voor deze cijfers is thans een verbeterslag gaande. In 2010 en 2013 wordt de meting van de milieutekorten herhaald. Indicator 2 heeft betrekking op de verzuring en
Beleidsartikel 4
vermesting. Voor deze indicator konden geen prestatieafspraken worden gemaakt voor 2013, in termen van te bereiken verschuivingen in kwaliteitsklassen zoals bij verdroging. Dit laat de thans beschikbare monitoringsystematiek nog niet toe.
De indicatoren vermelden conform de ILG-afspraken alleen prestaties voor het jaar 2013. Er zijn voor de tussenliggende jaren geen tussenpres-taties/tussendoelen afgesproken. Dit is bewust zo gedaan, om conform het ILG-gedachtegoed de verantwoordelijkheid voor (tempo/fasering bij) het realiseren van de overeengekomen prestaties zoveel mogelijk in handen van de provincies te leggen. In 2010 vindt wel een mid-term review plaats die eventueel met instemming van beide partijen (Rijk en provincie) tot een bijstelling van prestaties en budgetten kan leiden. Op grond van de Wet ILG dienen de provincies jaarlijks een verslag in over de voortgang van de uitvoering en besteding van het investeringsbudget. Uitgangspunt is dat deze jaarlijkse verslaglegging/verantwoording is beperkt tot hoofdlijnen.
Het duurzaam benutten van agrobiodiversiteit is gericht op het verduurzamen van de landbouwproductie en het verminderen van verdroging, vermesting en diffuse verontreiniging van milieuvreemde stoffen (onder andere gewasbeschermingsmiddelen). Daarbij zijn de effectindicatoren uit de tabellen 4.6 en 4.7 van belang. Daarnaast worden binnen het overkoepelende SPADE-programma kwantitatieve procesdoelstellingen gehanteerd.
4.2.5. Duurzame landbouw
Motivering
Instrumenten
Duurzame landbouw is van belang om een blijvend ecologisch gebruik en beheer van bodem, water, lucht en overige natuurlijke hulpbronnen door de agrarische sector te garanderen. Het terugdringen van de uitstoot van emissies, gewasbescherming en meststoffen is hierbij de hoofdtaak.
Ammoniak, geur en fijn stof
+ Generiek emissiebeleid voor ammoniak: Besluit ammoniakemissie
huisvesting veehouderij, IPPC-richtlijn; + (Gebiedsgericht) depositiebeleid voor ammoniak: Wet ammoniak en
veehouderij; + Wet geurhinder en veehouderij; + Algemene regels voor agrarische bedrijven op grond van de Wm
(AMvB’s); + Geactualiseerde emissiefactoren fijn stof voor de veehouderij voor
verlening van milieuvergunningen door gemeenten.
Gewasbeschermingsmiddelen en biociden
+ Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
+ Beleidslijnen uit de Nota Duurzame Gewasbescherming (waaronder geïntegreerde gewasbescherming) en het Beleidsprogramma biociden;
+ Aanvullend beleid gericht op de aanpak van specifieke knelpunten (maatwerkaanpak);
+ Garantstelling jegens het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB). Bij de taakuitvoering van het CTB kunnen zich situaties voordoen waarbij het CTB door derden aansprakelijk wordt gesteld (hetzij voor eigen fouten van het CTB, hetzij voor fouten in weten regelgeving) en waarbij door derden schadeclaims worden ingediend. Gelet op de politieke verantwoordelijkheid en de achter-vangposities van de ministeries betrokken bij de uitvoering van de Wet
Beleidsartikel 4
Meetbare gegevens
gewasbeschermingsmiddelen en biociden (SZW, VWS, LNV en VROM) staan deze ministeries samen garant voor eventuele schadeclaims.
Mest/Nitraat
+ Regulering van het gebruik van meststoffen via de Meststoffenwet en het Besluit gebruik meststoffen en het Besluit glastuinbouw, beide gebaseerd op het 3e Nitraatactieprogramma in het kader van de Nitraatrichtlijn.
Beleidsprestaties 2009:
+ Van kracht worden gewijzigd Besluit glastuinbouw, waarin normen voor gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen zijn aangepast en voorschriften voor afscherming van assimilatielicht zijn aangescherpt;
+ Moderniseren en integreren van de algemene regels voor landbouwbedrijven. De AMvB’s Besluit landbouw milieubeheer, Besluit glastuinbouw, Besluit mestbassins milieubeheer, Lozingenbesluit open teelt en veehouderij en onderdelen van het Lozingenbesluit bodembescherming worden samengevoegd tot één nieuwe AMvB. De systematiek en de inhoud wordt zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteiten-besluit). De inwerkingtreding van het nieuwe besluit is voorzien in 2010;
+ Elimineren van specifieke milieuknelpunten gewasbescherming met maatwerkaanpak (op basis van de tussenevaluatie van de Nota duurzame gewasbescherming die heeft plaatsgevonden in 2006) en de brief aan de Tweede Kamer, (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 858, nr. 61);
+ Geactualiseerde beoordelingsmethodiek uitbrengen voor gewasbeschermingsmiddelen in relatie tot oppervlaktewater en de Kaderrichtlijn Water;
+ Tot akkoord komen met de Europese Commissie over invulling van het 4e Actieprogramma Nitraatrichtlijn;
+ Tot akkoord komen met de Europese Commissie over het vervolg op de derogatie in het kader van de Nitraatrichtlijn.
Indicatoren:
Tabel 4.6. Effectindicatoren duurzame landbouw
Indicator:
Basiswaarde
Peildatum
Streefw. 1
Periode
Streefw. 2
Periode
Ammoniak: totale emissie van alle doelgroepen (bron: Milieubalans 2007)
Gewasbeschermingsmiddelen: procentuele vermindering van de milieubelasting t.o.v. 1998 (bron: Nota duurzame gewasbescherming Meststoffen: nitraatgehalte in het grondwater (bron: Evaluatie Meststoffenwet 2007)
133 kiloton
50%
79 mg/l zandgrond
2010 2003 128 kiloton (Europees)
2001
2003-2005
75%
2005
1181
95%
50 mg/l
2020
2010
lange2
termijn
afhankelijk van uitkomst onderhandelingen over emissieplafonds 2020 in het kader van de EU NEC-richtlijn en het UN/ECE Gotenburg protocol doelstelling is omgebogen naar aanleiding van resultaten Evaluatie meststoffenwet 2007 en is mede afhankelijk van onderhandelingen met de EC over 4e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (looptijd 2010–2013)
2
Beleidsartikel 4
4.3. Overzicht beleidsonderzoeken
Tabel 4.7. Overzicht onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoek
Onderwerp onderzoek
Alg.doel/Op.doel A Start
B. Afgerond
Beleidsdoorlichting
Verbeteren milieukwaliteit bodem
Saneren van verontreinigde bodems
Verbeteren milieukwaliteit water
Bevorderen gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk gebied Bevorderen duurzame landbouw
OD 4.2.1. |
A. 2011 |
B. 2011 |
|
OD 4.2.2. |
A. 2007 |
B. 2009 |
|
OD 4.2.3. |
A. 2014 |
B. 2015 |
|
OD 4.2.4. |
A. 2011 |
B. 2011 |
|
OD 4.2.5. |
A. 2011 |
B. 2011 |
De beleidsdoorlichting bodemsanering zal samen met het jaarverslag 2008 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Beleidsartikel 5
Motivering
Verantwoordelijkheid
Externe factoren
Meetbare gegevens
Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving
5.1. Algemene beleidsdoelstelling
5.1.1. De lokale luchtkwaliteit verbeteren en de overlast door geluid verminderen en voorkomen, met bijzondere aandacht voor het verkeer
Algemeen doel van beleid is het voorkomen en beperken van schadelijke effecten van luchtverontreiniging (fijn stof en stikstofdioxide) en geluidhinder op de gezondheid en het welzijn van mensen. Overschrijdingen zijn het meest bedreigend voor de volksgezondheid. Inspanningen op het gebied van luchtverontreiniging zijn erop gericht om na 2010 geen overschrijdingen meer te hebben voor fijn stof en na 2015 voor stikstofdioxide. Wat betreft geluidhinder is het doel om de urgente saneringen voor 2023 gereed te hebben. Voor het duurzame mobiliteitsbeleid wordt ingezet op een samenhangend landelijk en EU-pakket van maatregelen (zie voor de precieze meetbare effectgegevens de operationele doelen).
+ De minister van VROM is grotendeels verantwoordelijk voor de wet en regelgeving (al dan niet ter vertaling van Europees beleid). De minister van Verkeer en Waterstaat is verantwoordelijk voor de Luchtvaartwet/ Wet luchtvaart en de Wegenverkeerswet;
+ De minister van VROM is systeemverantwoordelijk voor de uitvoering van de sanering. Met «systeemverantwoordelijk» wordt hiermee gedoeld op het stellen van de regels en het beschikbaar stellen van middelen. Decentrale overheden, infrastructuurbeheerders en uitvoeringsorganisaties zijn verantwoordelijk voor de daadwerkelijke uitvoering van beleid.
Het behalen van de doelstelling is afhankelijk van de wijze waarop de provincies, gemeenten, samenwerkingsverbanden, infrastructuurbeheerders en uitvoeringsorganisaties hun taken en verantwoordelijkheden waarmaken. Een tweede factor is adequate normstelling voor (onderdelen van) voertuigen in EU- of UN/ECE-verband.
Meetbare effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.
Beleidsartikel 5
Tabel 5.1. Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving |
||||||
x€ 1 000 2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: 281 807 Waarvan garantieverplichtingen |
238 441 |
102 159 |
74 678 |
48 571 |
33 571 |
30 571 |
Uitgaven: 258 638 Waarvan juridisch verplicht |
180 062 |
129 958 124 090 |
96 133 69 000 |
80 927 48 000 |
35 927 3 000 |
32 927 3 000 |
Programma: Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit: |
258 638 169 |
180 062 40 000 |
129 958 40 000 |
96 133 40 000 |
80 927 30 000 |
35 927 0 |
32 927 0 |
Verminderen van geluidhinder: Verminderen van geluidhinder FES Geluidskaarten |
43 502 43 502 0 |
26 373 26 373 0 |
28 159 25 159 3 000 |
29 786 26 786 3 000 |
30 580 27 580 3 000 |
30 580 27 580 3 000 |
27 580 27 580 0 |
Bevorderen van duurzame mobiliteit:
154 761
107 925
55 700
20 000
15 000
Geïntegreerd milieubeleid voor andere
overheden: Integratie via milieumaatregelen Integratie via ruimtelijke maatregelen
60 206 |
5 764 |
6 099 |
6 347 |
5 347 |
5 347 |
5 347 |
60 206 |
2 341 |
1 489 |
1 398 |
944 |
989 |
989 |
0 |
3 423 |
4 610 |
4 949 |
4 403 |
4 358 |
4 358 |
Ontvangsten:
197 938
150 047
71 700
43 000
33 000
3 000
Budgettair belang buiten de VROM-begroting
Tabel 5.2. Fiscale maatregelen die bijdragen aan dit artikel
x € 1 mln
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Laag tarief OV-bussen en huisvuilauto’s Vrijstelling elektrische en hybride motorrijtuigen Verlaging tarief voor dieselauto’s met roetfilter Verlaagde grondslag hybride (bestel)auto’s en nihiltarief elektrische motorrijtuigen
111111
14 39
16 12
16
0
0
0
8
0
0
Beleidsartikel 5
Grafiek 5.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009
90%- |
10% |
2.702 |
15% 1 1 921 1 |
||||||||||||||
8% |
2.245 |
J |_J |
|||||||||||||||
80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%- |
|||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
■ juridisch verplicht D bestuurlijk gebonden D beleidsmatig gebonden |
Operationeel doel:
-
1.Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit
-
2.Verminderen van geluidhinder
-
3.Bevorderen van duurzame mobilliteit
-
4.Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden
Toelichting per operationeel doel:
-
1.Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit: Middelen voor lokale maatregelen luchtkwaliteit zijn juridisch verplicht als onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
-
2.Verminderen van geluidhinder: De middelen voor geluidsanering zijn voor het merendeel juridisch verplicht via de subsidieregeling sanering verkeerslawaai.
-
3.Bevorderen van duurzame mobiliteit: Middelen voor verkeersmaatregelen, zoals roetfilters, zijn juridisch verplicht in het kader van verbetering van de luchtkwaliteit (FES-middelen) en afspraken met de transportsector.
-
4.Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden:
Bij het onderdeel «Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden» is het merendeel van de middelen juridisch verplicht door de meerjarige verplichting die aangegaan is voor de leefbaarheidsprojecten Bestaand Rotterdams Gebied.
Beleidsartikel 5
5.2. Operationele doelstellingen
5.2.1. Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit
Motivering
Slechte lucht schaadt – vooral bij langdurige blootstelling – de gezondheid. Daarom dient de luchtkwaliteit te verbeteren. Tegelijkertijd moet het in Nederland mogelijk blijven om ruimtelijke en infrastructuurplannen doorgang te laten vinden.
Instrumenten
+ Wet- en regelgeving, zoals de Wet luchtkwaliteit en de daaraan
gerelateerde onderliggende regelgeving, de Wet ruimtelijke ordening,
de Tracéwet, de Wet luchtvaart; + Europese emissienormstelling; + Subsidieverlening aan lokale overheden in het kader van het Nationaal
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL); + Kennisontwikkeling en -overdracht om andere overheden in staat te
stellen een goed luchtkwaliteitsbeleid te voeren.
Meetbare gegevens
Beleidsprestaties 2009
+ 2009 wordt een belangrijk jaar voor luchtkwaliteit. Op basis van het in 2008 ingediende NSL zal van de Europese Commissie derogatie verkregen moeten worden – verwacht in april 2009. Hierna kan het NSL definitief worden vastgesteld en zal de verdere uitvoering ter hand worden genomen, waarbij door het NSL een belangrijke verbetering in de luchtkwaliteit kan worden bereikt. Daarnaast kan het NSL dienen als onderbouwing van ruimtelijke projecten;
+ De parlementaire behandeling van de wetswijziging, waarin de Nederlandse vertaling van de nieuwe EU-richtlijn luchtkwaliteit zit, wordt afgerond. In deze richtlijn zijn bijvoorbeeld grenswaarden voor PM2,5 opgenomen.
Indicatoren:
Tabel 5.3. Effectindicatoren lokale luchtkwaliteit
Indicator:
Basiswaarde peiljaar 2005
Streefwaarde Streefwaarde
2010*1 2015*1
Aantal kilometers weglengte (totaal hoofdwegennet en onderliggend wegennet) met een overschrijding van de grenswaarde voor fijn stof (PM10)
Aantal kilometers weglengte (totaal hoofdwegennet en onderliggend wegennet) met een overschrijding van de grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2)
ca. 1 000 km
ca. 1 900 km
ca. 50 km
ca. 480 km
ca. 5 km
ca. 140 km
*1 Exclusief regionale en lokale inspanningen zoals opgenomen in het NSL Bron 2005: RIVM landelijk meetnet
Toelichting:
Met bovenstaande indicatoren wordt aangegeven in hoeverre voldaan wordt aan Europese normstelling op terrein van luchtkwaliteit. Voor de effectiviteit van het beleid wordt bezien op welk gedeelte van het Nederlandse wegennet (nog) sprake is van een overschrijding van de grenswaarden. Deze indicator geeft daarom beter inzicht in de ontwikkeling van de luchtkwaliteit dan een indicator «Gemiddelde uitstoot NO2 en
Beleidsartikel 5
gemiddelde uitstoot PM10 door de jaren heen». De regionale en lokale inspanningen zijn nog niet verwerkt in tabel 5.3: deze zijn opgenomen in het NSL.
Motivering
5.2.2. Verminderen van geluidhinder
Blootstelling aan hoge geluidsniveaus veroorzaakt gezondheidsschade. Daarom moeten overmatige geluidsniveaus worden voorkomen en bestreden. Het geluidbeleid is er verder op gericht om er voor te zorgen dat de oppervlakte van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) waar het stil is, in 2010 minimaal gelijk is aan de oppervlakte in het jaar 2000. Met «stil» wordt gedoeld op een geluidsniveau lager dan 39 dB Lden vanwege de rijksinfrastructuur. Terugdringen van geluidhinder wordt bij voorkeur gerealiseerd via bronbeleid. Waar bronbeleid niet mogelijk is of onvoldoende soelaas biedt, worden subsidies verstrekt om verkeerslawaai te saneren.
Instrumenten
Meetbare gegevens
-
•Wet- en regelgeving: Wet geluidhinder, Wet milieubeheer, EU-Richtlijn geluidhinder, Luchthavenverkeerbesluit;
-
•Bronbeleid, zoals stillere motoren en stillere banden;
-
•Subsidieverlening voor de sanering van verkeerslawaai. Het gaat hier om subsidies voor ondermeer gevelisolatie en geluidsschermen;
-
•Europese geluidsnormering en geluidproductieplafonds;
-
•Geluidbelastingskaarten en actieplannen.
Beleidsprestaties 2009:
-
•In 2009 wordt de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer (met introductie van het begrip «geluidproductieplafonds» en vereenvoudigde normstelling voor de Rijksinfrastructuur) afgerond. De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is voorzien per 1-1-2010;
-
•De budgetten voor de geluidsaneringsoperaties van VenW en VROM worden samengevoegd om de efficiency in de uitvoering te vergroten. Het VROM-budget wordt overgeheveld naar de begroting van het ministerie van VenW;
-
•Voor de typekeuring van voertuigen wordt een nieuwe meetmethodiek voor het geluid voorgesteld in UN/ECE-verband;
-
•VROM zet zich er intensief voor in dat de geluidsnorm voor banden-lawaai in Europees verband met 3 db(A) wordt aangescherpt;
-
•De normen voor de gemiddelde geluidemissies van wegverkeervoer-tuigen, personen- en goederentreinen en vliegtuigen worden verlaagd. Voor wegverkeer wordt gestreefd naar een reductie met 2 dB(A) in 2010, voor spoorgoederenvervoer naar een reductie met 7 dB(A) in 2010 bij een meerderheid van de wagons ten opzichte van goederentreinen met gietijzeren remblokken;
-
•Geluidbelastingskaarten en actieplannen worden in de periode 2009 tot en met 2012 opgesteld en toegepast voor stedelijke agglomeraties met inwonersaantallen vanaf 100 000 tot 250 000 inwoners;
-
•Schiphol zal in 2009 binnen de in de wet- en regelgeving vastgelegde milieugrenzen functioneren. Hinderbeperkende maatregelen worden ingezet om te voorkomen dat het maximum wordt bereikt. Er wordt een convenant met de regiopartners gesloten over welke maatregelen zullen worden getroffen om Schiphol in de periode 2010-2020 onder de maximum toegestane milieuwaarden te laten functioneren;
-
•Op basis van het advies van de «Alderstafel» (geplande afronding eind 2008) wordt samen met het ministerie van VenW een nieuw Luchtha-venverkeersbesluit vastgesteld over de ontwikkeling van Schiphol tot
Beleidsartikel 5
en met 2012; het besluit gaat vooralsnog in per 2009. Ook worden keuzes gemaakt over selectiviteit, ontwikkeling en specialisatie van regionale luchthavens tot 2020 en wordt een nieuw geluidnormen- en handhavingsstelsel uitgewerkt. Aan de Alderstafel wordt deelgenomen door de luchtvaartsector, de regio en de bewoners; + Voor de Duitse luchthaven Geilenkirchen is de beleidsinzet gericht op het zoveel mogelijk reduceren van de geluidsoverlast die in Nederland wordt veroorzaakt. Eén van de manieren waarop dit gerealiseerd kan worden, is door het aantal vliegbewegingen bij Geilenkirchen te verminderen. Het is de gezamenlijke ambitie van de bewindslieden van VROM en Defensie om de EU en de NAVO te bewegen adequate maatregelen te nemen om de geluidsoverlast in de grensstreek bij Onderbanken door NAVO-vliegtuigen te beperken.
Indicatoren:
Met betrekking tot verkeerslawaai worden de volgende indicatoren
gehanteerd:
Tabel 5.4a. Prestatie-indicator voortgang sanering verkeerslawaai; aantal woningen vallend onder urgente deel van de sanering
Indicator: |
65–70 dB |
>70 dB |
Totalen |
Totaal te saneren (per 1-3-1986) |
290 000 |
16 500 |
306 500 |
Uitgevoerd per 31-12-2006 |
157 300 |
8 100 |
165 400 |
Uitgevoerd per 31-12-2007 |
5 400 |
400 |
5 800 |
Uitgevoerd per 31-12-2008 |
5 300 |
600 |
5 900 |
Gepland 2009 |
5 300 |
300 |
5 600 |
Restant per 31–12–2009 |
116 700 |
7 100 |
123 800 |
Planning voor 2023 |
0 |
0 |
0 |
Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai
Toelichting
In 2023 zal het urgente deel van de sanering zijn afgerond. De huidige meerjarenraming gaat uit van lineaire inzet van de middelen. Planning is om in 2009 3 600 woningen te saneren.
Tabel 5.4b. Prestatie-indicator oppervlakte geluidsbelasting Ecologische Hoofdstructuur < 39 dB L
Indicator:
2000
2004
2010 (streefwaarde)
Oppervlakte EHS-gebied met lawaai geringer dan 39 dB Lden
2 310 km2
2 333 km2
> 2 310 km2
Bron: RIVM
5.2.3. Bevorderen van duurzame mobiliteit
Motivering
Het verkeer speelt een bijzondere rol in milieuproblemen op lokaal niveau. Om schadelijke gezondheidseffecten weg te nemen en om te voorkomen dat toekomstige generaties met de milieugevolgen van mobiliteit worden
Beleidsartikel 5
Instrumenten
opgezadeld, worden de emissies door verkeer teruggebracht tot op het «no-effect level». Oftewel, het verkeer wordt schoon, zuinig en stil gemaakt.
-
•Wet- en regelgeving (internationaal): verschillende EU Richtlijnen en EU-bronbeleid en normering;
-
•Wet- en regelgeving (nationaal): zoals milieuzones voor vrachtwagens en bestelauto’s;
-
•Fiscale maatregelen, zoals fiscale bijtelling, differentiatie BPM en MRB;
-
•Subsidieverlening, zoals de roetfilterregeling;
-
•Voorlichting en kennisoverdracht op het gebied van duurzame mobiliteit.
Meetbare gegevens
Beleidsprestaties 2009
-
•In EU-verband wordt een CO2-normeringenstelsel voor personenauto’s ingevoerd dat vermoedelijk in de periode 2012-2015 in werking treedt. De norm voor de gemiddelde CO2-uitstoot van verkochte nieuwe personenauto’s komt te liggen op maximaal 130 g/km op basis van de typekeuringen met de bestaande testcyclus. Voorts wordt wat Nederland betreft een gemiddelde norm voor 2020 vastgesteld, waarbij de inzet is dat deze op maximaal 95 gr/km komt te liggen;
-
•Er wordt een start gemaakt met de implementatie van twee EU-richt-lijnen in Nederlandse regelgeving (over deze onderwerpen zijn onderhandelingen gaande);
-
-de herziene EU-richtlijn voor de brandstoffenkwaliteit wordt voorzien van duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen. Deze criteria zijn gelijk aan die in de richtlijn hernieuwbare energie. Ook bevat de richtlijn de verplichting voor brandstofproducenten om in de periode 2011-2020 de CO2-inhoud, gemeten over de keten, van alle brandstoffen te verminderen. De reductie is voor een belangrijk deel afhankelijk van biobrandstoffen (over deze onderwerpen zijn onderhandelingen gaande);
-
-in de nieuwe EU-richtlijn voor hernieuwbare energie komt voor 2020 een eis van een bepaald percentage biobrandstoffen. Daaraan worden duurzaamheidseisen gekoppeld, identiek aan de EU-richtlijn voor de brandstoffenkwaliteit (over deze onderwerpen zijn onderhandelingen gaande);
-
•Eind 2008 wordt naar verwachting een akkoord bereikt over de EU-verordening met betrekking tot de zogenaamde Euro 6-emissie eisen voor vrachtauto’s en bussen, die per 2012-2013 ingaan. In 2009 volgt de EU-uitwerking en wordt nationaal de stimulering van vroegtijdige introductie van Euro 6-vrachtauto’s en bussen voorbereid;
-
•De EU-richtlijn met betrekking tot de zogenaamde Euro 5 emissie-eisen voor personenauto’s wordt in september 2009 voor nieuwe types personenauto’s van kracht. Vooruitlopend op het verplicht worden van de Euro 6-normen per 2014-2015 zal Nederland de introductie van zeer NOx-arme dieselauto’s stimuleren, vermoedelijk vanaf 2010;
-
•In 2008 is een akkoord in het kader van «Schoon en Zuinig» met de sector Verkeer gesloten. In 2009 worden diverse acties uit dat akkoord in samenwerking met (delen van) de sector verder uitgewerkt;
-
•De uitwerking van het in 2007 gesloten klimaatakkoord met de VNG is met enige vertraging op gang gekomen. In 2009 vinden lokale initiatieven in de vorm van pilots plaats;
-
•Het wetsvoorstel dat de grote steden bij wijze van experiment de mogelijkheid geeft de parkeertarieven te differentiëren aan de hand van de emissieklasse van het voertuig, wordt bij de Tweede Kamer ingediend.
Beleidsartikel 5
Als uitvloeisel van de afspraken trekt het Kabinet in de periode 2009–2011 in totaal € 62 mln extra uit voor duurzame mobiliteit. In 2009 wordt hiervan met de transportsector voor de stimulering van de aanschaf van vrachtwagens en bussen met een motor die voldoet aan de Euro 5- of EEV-norm, € 9 mln ter beschikking gesteld. Eveneens wordt in dit kader een fijn stofconvenant bestelwagens met de transportsector gesloten, opdat nieuwe bestelwagens versneld worden voorzien van de affabriek roetfilters. Hiervoor wordt in 2009 € 18 mln ter beschikking gesteld.
Voorts heeft het Kabinet, om duurzame mobiliteit te stimuleren, een nieuw pakket vergroeningsmaatregelen ingevoerd, dat 1 januari 2009 in werking zal treden. Voor de concrete vergroeningsmaatregelen wordt verwezen naar het Belastingplan 2009.
Indicatoren:
Voor de sector verkeer gelden in zijn algemeenheid de emissieniveaus voor broeikasgassen en voor de diverse verzurende en luchtverontreini-gende stoffen als indicator; zie hiervoor ook artikel 3. Voor de middellange termijn tot 2010 zijn tussendoelen vastgesteld voor luchtkwaliteit en emissies.
Tabel 5.5. Effectindicatoren nationale verkeersemissieplafonds
Indicator: Basiswaarde 1990 Peiljaar 2006 Streefwaarde 2010
NOx SOx NHx
NMVOS
CO2
Bron: Milieu- en Natuurcompendium MNP
5.2.4. Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden
Motivering De activiteiten bij het geïntegreerd milieubeleid zijn er op gericht dat
milieubelangen bijtijds en integraal door gemeenten en provincies worden meegewogen bij het voorbereiden en realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen. Zodoende kan een goede milieukwaliteit, zo mogelijk beter dan de basiskwaliteit, worden bereikt. Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden bestaat uit het bieden van een goed instrumentarium, het faciliteren in concrete gevallen en het uitdragen van voorbeelden als inspiratiebron. Meerwaarde van dit beleid ligt in de integrale gebiedsgerichte aanpak waarin het geheel meer is dan de som der delen. Inzet daarbij is dat de nagestreefde kwaliteit altijd in verband staat met het soort gebied en het (toekomstig) ruimtegebruik. Dit vraagt om maatwerk in werkwijze, inzet en instrumentarium.
In 2009 zal ook inzet worden gepleegd voor de uitvoering van het kabinetsstandpunt over de Commissie Versnelling Besluitvorming Infrastructuur (Commissie Elverding). Zo vinden de nu op te starten verkenningen en pilots uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) al zoveel mogelijk plaats conform de nieuwe werkwijze en besluitvorming. Een voorbeeld is de door VROM getrokken MIRT-verkenning voor een integrale gebiedsgerichte afweging. Bij de inspanningen die voor deze doelstelling worden verricht, gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren om te komen tot een samenhan-
325 Kton |
199 Kton |
158 Kton |
18 Kton |
6,2 Kton |
4 Kton |
1 Kton |
2,5 Kton |
3 Kton |
177 Kton |
48 Kton |
55 Kton |
27,8 Mton |
37,0 Mton |
38,7 Mton |
Beleidsartikel 5
gend lokaal/regionaal milieubeleid. Zoals ook toegelicht in de leeswijzer bij deze begroting is het, gegeven de aard van deze werkzaamheden, niet zinvol hier beleidsprestaties voor 2009 of indicatoren aan te verbinden.
5.3. Overzicht beleidsonderzoeken
Tabel 5.6. Overzicht onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid voor beleid
Soort onderzoek
Onderwerp onderzoek
Alg.doel/Op.doel
A. Start B Afgerond
Beleidsdoorlichting
Effectenonderzoek ex post
Overig evaluatieonderzoek
Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit Verminderen van geluidhinder Bevorderen van duurzame mobiliteit Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden
Stimulering aanschaf roetfilters
Monitoring uitgevoerde NSL-plannen 2008
Evaluatie meerjarenprogramma PIEK
Monitoring Bestaand Rotterdams Gebied leefbaarheidsprojecten
OD 5.2.1. |
A: 2009 |
B: 2011 |
|
OD 5.2.2. |
A: 2010 |
B: 2012 |
|
OD 5.2.3. |
A: 2012 |
B: 2012 |
|
OD 5.2.4. |
A: 2007 |
B: 2009 |
|
OD 5.2.3. |
A: 2008 |
B: 2009 |
|
OD 5.2.1. |
A: 2008 |
B: 2011 |
|
OD 5.2.2. |
A: 2008 |
B: 2008 |
|
OD 5.2.4. |
A: 2008 |
B: 2010 |
Beleidsartikel 6
Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s
6.1. Algemene beleidsdoelstelling
6.1.1. De beheersing van risico’s voor mens en milieu bij het omgaan met chemische stoffen, nanodeeltjes, afvalstoffen, radioactieve stoffen, straling en genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), rekening houdend met sociale en economische factoren
Motivering
Verantwoordelijkheid
Externe factoren
Meetbare gegevens
Om mens en milieu te beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte gezondheidsrisico’s.
+ VROM ontwikkelt beleid en beheert en onderhoudt de beleidsinstrumenten en expertise op het gebied van chemische stoffen, nanodeel-tjes, milieu & gezondheid, afvalstoffen, radioactieve stoffen, straling en genetisch gemodificeerde organismen; + VROM coördineert het thema Verspreiding van stoffen en de Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid alsmede de daaraan gerelateerde doelen taakstellingen.
De minister van VROM is verantwoordelijk voor:
+ De uitvoering van de EU-Verordening REACH, de uitvoering van diverse verdragsverplichtingen en internationale chemicaliënstrate-gieën (OECD, Verdrag van Stockholm, Verdrag van Rotterdam, SAICM) en de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen en nanodeeltjes;
+ De beleidsacties die voortkomen uit de Nota Strategie Omgaan met Stoffen, de nota Nuchter Omgaan met Risico’s, de Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid en de Strategienota Omgaan met Risico’s van Nano(deeltjes);
+ De sturing van het afvalstoffenbeleid;
+ De bescherming van de burgers tegen de gevaren van ioniserende en niet-ioniserende straling;
+ De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met GGO’s.
Het behalen van deze doelstelling hangt af van factoren als internationale ontwikkelingen en de stand van de techniek. Essentieel is de betrokkenheid van een groot aantal maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, overheden en burgers.
Meetbare effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen. Gekozen is voor het opstellen en gebruiken van specifieke deelindicatoren voor de risico’s op het gebied van chemische stoffen, nanodeeltjes, milieu & gezondheid, afvalstoffen, radioactieve stoffen en GGO’s, die recht doen aan de vastgestelde specifieke doelen en normen op deze gebieden. Deze indicatoren zijn bij de operationele doelen opgenomen. De feitelijke risico’s worden bepaald en afgewogen tegen deze doelen en normen.
Beleidsartikel 6
Tabel 6.1. Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s |
||||||
x€ 1 000 2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: 22 721 |
131 230 |
136 812 |
134 808 |
133 045 |
135 770 |
135 470 |
Uitgaven: 27 129 Waarvan juridisch verplicht |
140 106 |
147 662 133 639 |
140 427 131 000 |
138 239 129 000 |
138 134 129 000 |
136 483 129 000 |
Programma: 27129 140 106 147 662 140 427 138 239 138 134 136 483
Veilig gebruik van chemische stoffen: 4113 10659 9340 3855 3845 3845 3845
Reductie van milieubelasting door afvalstoffen: 18 715 120 091 126 871 126 106 125 148 125 411 125 411
Bescherming tegen straling: 2737 6128 6426 6166 6143 5479 3828
Verantwoorde toepassing van ggo’s: 1564 3228 5025 4300 3103 3399 3399
Ontvangsten:
1 950
2 765
2 800
2 100
950
300
0
Grafiek 6.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009
90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%- |
3% 3.625 |
9% |
600 |
||||||||||
10% |
627 |
||||||||||||
44% |
2.225 |
||||||||||||
64% |
6.000 |
||||||||||||
10% |
892 |
||||||||||||
1 1 1 1 1 1 1
|
|||||||||||||
juridisch verplicht bestuurlijk gebonden beleidsmatig gebonden |
Operationeel doel:
-
1.Veilig gebruik van chemische stoffen
-
2.Reductie van milieubelasting door afvalstoffen
-
3.Bescherming tegen straling
-
4.Verantwoorde toepassing van ggo’s
Beleidsartikel 6
Toelichting per operationeel doel:
-
1.Veilig gebruik van chemische stoffen:
De uitgaven zijn juridisch verplicht vanwege de uitvoering van de saneringsregeling asbestwegen in de provincies Overijssel en Gelderland:
-
2.Reductie milieubelasting door afvalstoffen:
Op 27 juli 2007 is de Raamovereenkomst getekend voor de aanpak van de verpakkingenproblematiek. Bij ongewijzigde voortzetting van deze overeenkomst, is een bedrag van € 115 mln per jaar juridisch verplicht. Verder is verplicht de uitvoering van het afvalbeleid door SenterNovem.
-
3.Bescherming tegen straling:
De vergunningverlening en het meldingensysteem op basis van de KEW zijn meerjarig opgedragen aan SenterNovem. Het meerjarig onderzoekprogramma EM-velden is opgedragen aan het RIVM. Deze bedragen zijn juridisch verplicht.
-
4.Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s):
Jaarlijks wordt aan het RIVM de toezegging gedaan voor de Commissie Genetische Modificatie (COGEM). Het programma biotechnologie is opgedragen aan NWO. Deze toezeggingen zijn juridisch verplicht.
Motivering
Instrumenten
6.2. Operationele doelstellingen
6.2.1. Veilig gebruik van chemische stoffen
Doel is om een situatie te bereiken waarin mens en milieu hooguit verwaarloosbare risico’s lopen als gevolg van de schadelijke effecten van chemische stoffen en van nanotechnologie, om de negatieve gezondheidseffecten die optreden als gevolg van (een opeenstapeling van) blootstelling aan agentia in het milieu (zoals stoffen, geluid, lucht- en bodemverontreiniging et cetera) te reduceren en om zoveel als mogelijk is, de ongerustheid weg te nemen over de mogelijke gezondheidseffecten van milieurisico’s. Dit past binnen het VROM-streven naar een gezonde en veilige samenleving.
Om deze doelstelling te realiseren wordt een mix van beleidsinstrumenten ingezet. Afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)natio-nale context betreft dit: + (inter)nationale regelgeving (bijvoorbeeld in geval van het beheersen
van risico’s van chemische stoffen – REACH); + Het toepassen van voorlichting (bijvoorbeeld de burger informeren over de mogelijkheid om de kwaliteit van het binnenmilieu te verbeteren door ventilatie); + Het sluiten van convenanten (bijvoorbeeld in geval van het beheersen van de risico’s van nanotechnologietoepassingen, omdat de regelgeving nog niet adequaat is); + Het toekennen van subsidies (bijvoorbeeld in geval van het saneren van asbestwegen in Gelderland en Overijssel) of van schadevergoedingen aan slachtoffers met asbestmesothelioom.
Beleidsartikel 6
Meetbare gegevens Voornaamste beleidsprestaties 2009:
-
•Op weg naar het bereiken van het einddoel in 2020 voor chemische stoffen zijn voor de jaren 2010, 2013, 2018 (inter)nationale tussendoelen geformuleerd. Om die te bereiken:
-
-Past Nederland, voordat bijlage 17 van EU-verordening REACH in werking treedt, de nationale regelgeving inzake stoffen aan zodat deze voldoet aan de REACH-eisen;
-
-Wordt de voorlichting aan bedrijven over REACH gecontinueerd, gemonitord en geëvalueerd;
-
-Zal Nederland de reguliere onderhandelingen die plaatsvinden in het kader van de uitvoering, de herziening en verdere verfijning van REACH gebruiken om onder andere de uitvoering van REACH door het Europese Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) in Finland zo effectief en efficiënt mogelijk te laten plaatsvinden;
-
-Verschijnt een circulaire over de doorwerking van REACH bij vergunningverleners (gemeenten en provincies);
-
-Wordt over de voortgang van het project «invoering nieuwe EU-stoffenbeleid (2006-2010)» aan de Tweede Kamer gerapporteerd;
-
•Nederland geeft in het kader van «stoffenbeleid mondiaal» uitvoering aan de jaarlijkse verplichtingen die samenhangen met de internationale strategie chemie en diverse verdragsverplichtingen (Verdrag van Stockholm, Verdrag van Rotterdam, et cetera) door de reguliere onderhandelingen die plaatsvinden in het kader van de uitvoering en verdere uitbouw van de verdragen;
-
•De overheid monitort in het kader van «stoffenbeleid Nederland» onder andere de emissiereductie prioritaire stoffen (zie ook Kamerstukken II, 2006-2007, 27 801, nr. 47) en begeleidt de uitvoering sanering asbestwegen 3e fase en de regeling niet-beroepsgebonden asbestme-sothelioomslachtoffers beleidsmatig;
-
•Acties uit de kabinetsvisie Nanotechnologie (Kamerstukken II, 2006-2007, 29 338, nr. 54 en Kamerstukken II, 2007-2008, 29 338, nr. 70) en het Beleidsstandpunt Strategie Omgaan met Risico’s van Nano-(deeltjes) (toegezegd voor eind 2008) worden uitgevoerd. Zo wil de overheid met het bedrijfsleven afspraken maken over het omgaan met risico’s van nanodeeltjes (convenant);
-
•Op weg naar het bereiken van de doelen zoals afgesproken in de Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid (2009-2012) (zie ook Kamerstukken II, 2007-2008, 28 089, nr. 19) worden de volgende prestaties geleverd:
-
-In het najaar verschijnt het advies van de «commissie van wijzen» over de maatschappelijke signalering van milieu- en gezondheidsrisico’s;
- Het convenant binnenmilieu scholen wordt getekend en 200 scholen worden voorzien van een advies ten behoeve van een gezonder binnenmilieu;
- In samenwerking met betrokken partijen (bedrijfsleven, overheid en kennisinstituten) worden twee pilots Gezond ontwerp leefomgeving gerealiseerd;
-
-Met 3 pilot-gemeenten wordt een voorstel gemaakt dat aangeeft op welke wijze goed voldaan kan worden aan de «groene norm»;
- Met vijf pilot-scholen worden «best practices» verzameld met het oog op een gezonde mobiliteit.
Beleidsartikel 6
Indicatoren:
Tabel 6.2. Effectindicatoren veilig gebruik van chemische stoffen
Indicator:
Basiswaarde en basisjaar
Streefwaarde en streefjaar
Implementatiedatum van nieuwe regelgeving inzake EU-Verordening REACH H9 Wm
Het aantal geregistreerde stoffen zoals per uitvoeringstermijn in REACH is afgesproken
Basisjaar voor implementatie REACH is het jaar 2007 (1 januari) waarin de nieuwe regelgeving nog niet van kracht is.
Basisjaar voor uitvoering registratie REACH is 2007, waarin nog geen bestaande stof is geregistreerd (basiswaarde = 0).
Beleidsindicator emissies prioritaire stoffen en beleidsindicator milieukwaliteit prioritaire stoffen. De indicatoren geven voor de verzameling van prioritaire stoffen aan in hoeverre de streefwaarde nog wordt overschreden
Basiswaarden voor emissies prioritaire stoffen en beleidsindicator milieukwaliteit prioritaire stoffen zijn vastgelegd in het basisjaar 1990. Vanaf dat moment is gestart met de uitvoering van de afspraken met bedrijfsleven over emissiereductie en zijn andere instrumenten ingezet (zie NMP4 en Prioritaire Stoffen; Kamerstukken II, VROM-00694, 2001; Kamerstukken II, 2006–2007, 27 801, nr. 47).
Beleidsindicator emissies stoffen en Basisjaar is 2007. Basiswaarde waar vanuit
beleidsindicator milieukwaliteit stoffen. wordt gegaan is: geen bestaande stof is De indicatoren geven voor de verzame- geregistreerd en dus is het gebruik van die ling van stoffen aan in hoeverre de stof, de emissies van de stof en de invloed
streefwaarde nog wordt overschreden van de emissies op de milieukwaliteit niet
bekend.
Streefwaarde: Inwerkingtreding laatste deel EU-Verordening, (hoofdstuk 9 Wm, annex 17; 1 juni 2009).
Registratie van de in potentie meest gevaarlijke stoffen uiterlijk per 2010 (streefwaarde = alle meest gevaarlijke stoffen die worden gebruikt zijn geregistreerd); Registratie van de in potentie gevaarlijke stoffen uiterlijk per 2013 (streefwaarde = alle meest gevaarlijke stoffen die worden gebruikt zijn geregistreerd); Registratie van de overige stoffen uiterlijk per 2018 (streefwaarde = alle meest gevaarlijke stoffen die worden gebruikt zijn geregistreerd).
Doel: in streefjaar 2010 lopen mens en milieu geen of verwaarloosbaar risico (= streefwaarde) a.g.v. prioritaire stoffen, omdat door het bedrijfsleven verstandig, voorzichtig en met voorzorg wordt omgegaan met de prioritaire stoffen (m.a.w. voor elke prioritaire stof die geproduceerd, geïmporteerd, gebruikt en/of geëmitteerd wordt is het risico kleiner dan de vastgestelde norm zijnde het verwaarloosbaar risico). Zie ook onderstaande grafiek.
Doel: in 2020 lopen mens en milieu geen of verwaarloosbaar risico (= streefwaarde) als gevolg van stoffen. Zelfde doel als bij prioritaire stoffen maar dan 10 jaar later bereikt. Een vergelijkbare grafiek als voor prioritaire stoffen (zie hieronder) zal m.i.v. 2010 worden gepresenteerd.
Beleidsindicator emissies nanodeeltjes en beleidsindicator milieukwaliteit nanodeeltjes. De indicatoren geven voor de verzameling van nanodeeltjes aan in hoeverre de streefwaarde nog wordt overschreden
Basisjaar is 2007. Basiswaarde waar vanuit wordt gegaan is: het gebruik van nanodeel-tjes is niet bekend, toepassingen van nanodeeltjes zijn niet geregistreerd, de emissies van nanodeeltjes en de invloed van de emissies op de milieukwaliteit zijn niet bekend.*
Doel: mens en milieu lopen per direct (= doeljaar) geen of verwaarloosbaar risico (= streefwaarde) a.g.v. nanodeeltjes. Zelfde doel als bij prioritaire stoffen maar dan per direct gerealiseerd omdat het nieuwe toepassingen betreft.
Een vergelijkbare grafiek als voor prioritaire stoffen (zie hieronder) zal m.i.v. 2010 worden gepresenteerd.
-
*Nanotechnologie is een geheel nieuw onderwerp, waarover weinig bekend is. Streefwaarden en dergelijke zijn nu niet aan te geven. Dat zal uit onderzoek naar voren moeten komen.
Beleidsartikel 6
Grafiek 6.2. Effectindicatoren voor emissies van prioritaire stoffen
Grafiek 6.3. De milieukwaliteitsindicator voor prioritaire stoffen in de lucht (exclusief zwaveldioxide en stikstofoxiden)
Bron: RIVM-rapport 607 880 005, Prioritaire Stoffen in het Milieu (1990–2005, 2006). Streefwaarden voor MDI en MKI voor 2010 zijn beide 0.
6.2.2. Reductie van milieubelasting door afvalstoffen
Motivering
Om de stroom afvalstoffen te verkleinen en zodanig te beheren, dat de gevolgen voor het milieu aanvaardbaar zijn. De doelen voor 2012 uit het Landelijk Afvalbeheer Plan zijn: het aanbod van afval mag niet groter zijn dan 66 Mton, minimaal 55 Mton afval moet nuttig toegepast worden, maximaal 1 Mton mag worden geloosd, maximaal 2 Mton gestort en de resterende hoeveelheid afval, maximaal 8 Mton, wordt verbrand.
Instrumenten
Afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)nationale
context:
+ Het afvalbeleid wordt primair gestuurd met economische instrumenten (hoge stortheffing maakt preventie en hergebruik financieel aantrekkelijk) en met wet- en regelgeving die in toenemende mate Europees wordt vastgesteld (bijvoorbeeld op het gebied van storten en verbranden, verpakkingen, wit- en bruingoed);
+ Voorlichting over verpakkingen, zwerfafval en Afvalbeheer Plan en communicatie over elektronische apparatuur en de Kaderrichtlijn afvalstoffen naar de afvalsector en naar de andere overheden;
Beleidsartikel 6
-
•In specifieke gevallen worden beleidsafspraken en convenanten met de afvalsector en overheden gemaakt (Raamovereenkomst verpakkingen en zwerfafval);
-
•Verpakkingenbelasting (fiscale heffing op basis van milieubelasting van materialen; geraamd bedrag 2008 € 240 mln);
-
•Subsidieverlening. In de periode 2008-2012 wordt jaarlijks een bedrag van € 115 mln toegekend aan het Afvalfonds. Hiermee worden VNG (met een inzamelvergoeding) en het verpakkende bedrijfsleven (door de uitvoeringsorganisatie Nedvang) in staat gesteld opruim- en preventiemaatregelen te treffen voor de aanpak van het verpakkingenprobleem.
Meetbare gegevens Voornaamste beleidsprestaties 2009:
-
•Vernieuwen landelijk afvalbeleid: in maart 2009 wordt het Landelijk Afvalbeheer Plan 2008-2018 (LAP2) vastgesteld en van kracht. In LAP2 wordt aangegeven of, en zo ja, voor welke afvalstoffen het instrument producentenverantwoordelijkheid in de planperiode van LAP2 wordt ingezet. Op basis van onder meer ervaringen die zijn opgedaan met zes pilots, zal in het LAP2 ook worden aangegeven voor welke productgroepen/afvalstromen de ketenaanpak (C2C) wordt vormgegeven. Voorts wordt aangegeven op welke manier energieterugwinning uit afval een extra rol kan spelen in het klimaatbeleid. Hierbij is speciale aandacht voor de warmteafzet van afvalverbrandingsinstallaties. Ook wordt in LAP2 opgenomen op welke manier de toekomst van de stortsector wordt uitgewerkt, wat het beleid is voor berging van afvalstoffen in de diepe ondergrond en of het moratorium op uitbreiding van stortcapaciteit blijft bestaan;
-
•VROM stimuleert Cradle-to-Cradle (C2C) bij het sluiten van ketens:
-
-In twee Nota Ruimte-projecten wordt de C2C-aanpak opgenomen in het ontwerp van het plan. Ook wordt een toepassingskader C2C in ruimtelijke projecten ontwikkeld;
-
-In het kader van duurzaam inkopen worden bij relevante productgroepen C2C-gerelateerde eisen als «wens» meegenomen. Eind 2008 is dat bij vijf van de 80 productgroepen gereed, eind 2009 bij 25 en eind 2010 bij 40 productgroepen;
-
-In LAP2 zal VROM met het bedrijfsleven afspreken dat er tenminste vier projecten worden uitgevoerd om ketens te sluiten. De resultaten moeten leiden tot een vermindering van de milieubelasting met tenminste 20% in de desbetreffende ketens in de planperiode van het LAP2 (2008-2018);
-
-Daarnaast wordt de aandacht gericht op het uitdragen van het belang van C2C in productketens naar onderwijsinstellingen en naar het bedrijfsleven, intermediaire organisaties en consultancybureaus. In 2009 zullen tenminste drie branches C2C actief uitdragen naar hun leden en in drie (ontwerp-)opleidingen wordt C2C opgenomen in het curriculum. Tenminste 15 bedrijven zijn reeds op het C2C-spoor gezet met uitstraling op onderwijs en onderzoek;
-
-Ook wordt een C2C-aanjaagteam opgericht om maatschappelijke initiatieven die zijn gericht op het bereiken van een olievlekwerking te ondersteunen en stimuleren, en zullen gericht belemmeringen worden weggenomen;
-
•Invoering milieu- en energie-efficiency normen voor energieverbrui-kende apparaten in relatie tot de Richtlijn Eco design (bijdrage aan «Schoon en Zuinig»). Voor 20 producten worden eisen geformuleerd. Het energieverbruik van deze apparaten moet in 2020 met 40% verlaagd zijn ten opzichte van het verbruik bij ongewijzigd beleid. In
Beleidsartikel 6
2008 en 2009 worden de eerste EU-uitvoeringsmaatregelen (onder meer standby en straatverlichting) vastgesteld, die naar verwachting in 2010 in werking zullen treden. Nederland speelt hierbij een pro-actieve rol. Voor het Nederlandse MKB wordt een ondersteuningsprogramma opgezet;
Van kracht worden gewijzigd Besluit beheer verpakkingen, papier en karton;
Implementeren van internationaal beleid, met name de EU-afvalstrate-gie, de nieuwe EU Kaderrichtlijn afvalstoffen, en EU-richtlijnen voor afzonderlijke afvalstoffen (zoals batterijen) en afvalbeheerswijzen (Richtlijn storten Annex II). Nederlandse regelgeving wordt afgestemd op de kwik-verordening;
VROM zet zich in voor herziening van EU-richtlijnen (voor onder meer elektrische en elektronische apparatuur) en voor ontwikkeling van nieuwe regelgeving (met name voor Duurzame productie en consumptie en voor Ecodesign);
In 2009 werkt VROM mee aan internationale afspraken over wanneer een stof een afvalstof is en wanneer een afvalstof een product is geworden (gelijkwaardig speelveld in Europa).
Indicatoren:
Grafiek 6.4. Ontwikkeling afvalaanbod en -toepassing
80.000
70.000-60.000-50.000 40.000-30.000-20.000-10.000-0
1985
1990
1995
2000
2005
2012
----- Afvalaanbod volgens BBP 1985-2000
-----Afvalaanbod werkelijk
Verbranden
♦ Maximaal aanbod in 2012
O Doel verbranden 2012
Afvalaanbod prognose 2000-2012
Nuttig toepassen
Storten I Doel nuttig toepassen 2012 A Doel storten 2012
Bron: SenterNovem
Toelichting:
Voor het afvalbeheer zijn in het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) kwantitatieve en kwalitatieve doelen geformuleerd voor 2012. De indicatoren in bovenstaande grafiek zijn gekoppeld aan deze kwantitatieve doelen (punten rechteras). De lijn «Afvalaanbod volgens BBP 1985-2000» geeft aan wat het afvalaanbod in de periode 1985-2000 zou zijn geweest als het dezelfde groei als het BBP had gevolgd. De lijn «Afvalaanbod prognose
Beleidsartikel 6
2000-2012» geeft aan hoe in 2000 werd voorzien dat het afvalaanbod zich zou ontwikkelen volgens een toen opgesteld beleidsscenario. Dit geeft aan hoeveel preventie is bereikt (verschil tussen de lijn «BBP» en de lijn «Totaal afvalaanbod»; in 2000 is een breuk te zien in de BBP lijn vanwege nieuwe scenario’s en prognoses) en hoeveel afval nuttig is toegepast, verbrand en gestort. Er zijn bij het LAP, en dus deze indicator, geen tussendoelen geformuleerd, met name vanwege de verschillende looptijden tussen het treffen van maatregelen en het effect daarvan. Echter, de ontwikkeling laat zien dat we de doelen voor 2012 behalen. De kwalitatieve doelen richten zich op het realiseren van een gelijkwaardig Europees speelveld en het bevorderen van marktwerking en innovatie. Deze doelen zijn niet in de vorm van een indicator uit te drukken.
Motivering
Instrumenten
6.2.3. Bescherming tegen straling
Om de situatie te handhaven waarbij mensen en milieu, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, beschermd worden tegen de risico’s van ioniserende en niet-ioniserende straling. Voor Nederland vormen de internationaal vormgegeven grens- en advieswaarden het maximum. In Nederland worden deze maxima niet overschreden. Onder deze grenswaarden is ALARA (as low as reasonable achievable) het uitgangspunt.
De volgende instrumenten worden gehanteerd:
+ Vergunningverlening- en meldingensysteem op basis van de
Kernenergiewet; + Convenant met VNO-NCW (vertegenwoordiger van de bouwsector in
Nederland) inzake standstill van radonstraling in de woning; + Adviezen aan overige overheden inzake te hanteren beleid met
betrekking tot elektromagnetische velden in combinatie met het
Kennisplatform en het Onderzoeksprogramma Elektromagnetische
velden en Gezondheid.
Meetbare gegevens
Voornaamste beleidsprestaties 2009:
-
•Regelgeving straling en kernenergie aanpassen als dat noodzakelijk is op grond van wijziging van de Kernenergiewet of Europese richtlijnen/ aanbevelingen, implementeren en uitvoeren, inclusief afhandelen vergunningaanvragen Kernenergiewet;
-
•Samen met het ministerie van EZ beleidsnotitie uitbrengen ter uitwerking van de 3 scenario’s over kernenergie uit het Energierapport, zodat een volgend Kabinet kan beslissen over de optie kernenergie in de toekomst;
-
•Vernieuwen en uitvoeren beveiligingsbeleid met betrekking tot nucleaire inrichtingen door implementatie van het Verdrag Fysieke Beveiliging Kernmateriaal en Inrichtingen (Trb. 2006,81);
-
•Vernieuwen en uitvoeren beleid opwerking, ontmanteling en opslag radioactief afval (vanwege gewijzigde Kew), bestaande uit (1) ontmanteling nucleaire inrichtingen, (2) haalbaarheid partitioning en transmutatie van bestraalde splijtstaven (nieuwe technieken), (3) wel/niet opwerken en (4) onderzoek naar eindberging van radioactief afval «terugneembare ondergrondse berging van radioactief afval» (TOBRA);
-
•Uitvoeren en aanpassen van regelgeving met betrekking tot radioactieve stoffen (inclusief transport, natuurlijke bronnen, sludges, radioactief schroot) vanwege Richtlijn 2006/117 i/EURATOM van de Raad van 20 november 2006;
-
•Ontwikkelen en implementeren van beleid voor ioniserende en
Beleidsartikel 6
niet-ioniserende straling (in en om woningen, gebruiksartikelen, hoogspanningslijnen, elektromagnetische velden) inclusief voorlichting; + Bijdragen aan internationaal stralingsbeleid: (1) Voorbereiden van en deelname aan IAEA-conventie over radioactief afval, (2) OSPAR, (3) art. 31 EU en (4) High Level Group EC over nucleaire veiligheid en radioactief afval.
Indicatoren:
Tabel 6.3. Effectindicatoren bescherming tegen straling
Indicator
Basiswaarde
Streefwaarde 2009
Emissies van radioactieve stoffen uit antropogene bronnen naar water en lucht Straling in de woning
Elektromagnetische velden van hoogspanningslijnen
Bronlimiet is 0,1 mSv/jaar
Stralingsniveau in nieuwbouwwoningen uit de periode 1990–1995 Aantal woningen binnen advieswaardencontouren rond hoogspanningslijnen
Zoveel als redelijkerwijs mogelijk onder
grenswaarde (ALARA)
1,5 mSv/jaar door bouwmaterialen
Standstill
Bron: Afspraken VROM met de sectorpartijen
Grafiek 6.5. Prestatie-indicatoren straling
A. A |
|||
i |
<-'- |
S __m \ |
|
100-50- |
Nn_- |
||
•—^ ^ \ \ |
|||
\ |
\ \ |
______±___±__-n |
|
0- 19 |
\ |
||
i 93 1994 |
I I I I I f 1995 1996 1997 1998 1999 2000 jaar |
f f f f T 2001 2002 2003 2004 200 |
|
lucht•— water |
A totaal |
||
Toelichting
Berekende collectieve dosis straling in Nederland door lozingen naar lucht en water van Nederlandse industrie. Collectieve dosis en onderliggende gegevens per industrietak zijn beschikbaar op het RIVM-milieuportaal in het dossier Reguleerbare stralingsbronnen (www.rivm.nl/brs). De sterke daling van de emissie naar water in 1999–2000 werd veroorzaakt door de sluiting van twee kunstmestfabrieken aan de Nieuwe Waterweg.
Beleidsartikel 6
Grafiek 6.6. Prestatie-indicator Radonconcentratie
40
35
30
25
20
15
10
1_L1:t:J:i--------
0 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
jaar
Bron: RIVM
Toelichting
Radonconcentratie in woonkamers van nieuwbouwwoningen, versus het bouwjaar. Resultaten zijn afkomstig uit het briefrapport met voorlopige resultaten van het VERA-onderzoek (RO Blaauboer, Dekkers SAJ, Slaper H, Bader S, Stralingsbelasting in nieuwbouwwoningen – voorlopige resultaten VERA survey 2006, RIVM briefrapport 6107900004. Het briefrapport is beschikbaar via het milieuportaal: www.rivm.nl/ milieuportaal nieuwsbericht van 6 maart 2008, of de radonwebsite: www.rivm.nl/radon).
6.2.4. Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)
Motivering
Doelstelling van VROM is primair om een voldoende beschermingsniveau te bieden voor mens en milieu tegen mogelijk nadelige effecten van genetisch gemodificeerde organismen. Daartoe worden voorafgaand aan de toepassing van GGO’s de mogelijke schadelijke effecten afgewogen tegen het gebruik van het ongemodificeerde organisme in vergelijkbare situaties. Alleen die GGO’s worden toegestaan, waarvan de mogelijke effecten een verwaarloosbaar risico voor mens en milieu betekenen. Doelstelling is dan ook dat het milieu niet verslechtert als gevolg van het gebruik van GGO’s in vergelijking met het gebruik van ongemodificeerde organismen. Er kunnen daarvoor geen harde normen of streefwaarden worden geformuleerd. Wel wordt het milieu in zijn algemeen gemonitord door het Netwerk Ecologische Monitoring, waarbij veranderingen aan de flora en fauna worden waargenomen. De jaren voorafgaand aan de teelt van GGO’s worden hierbij gebruikt als nulsituatie. Bij de besluitvorming is transparantie over vergunningverlening voor werkzaamheden met GGO’s een belangrijke tweede doelstelling. Derde doelstelling is de kansen die de toepassing van GGO’s biedt in het wetenschappelijk onderzoek,
5
Beleidsartikel 6
Instrumenten
Meetbare gegevens
landbouw, industrie of geneeskunde, optimaal te benutten onder waarborging van het vereiste veiligheidsniveau.
Afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)nationale
context:
+ Nationale regelgeving onder andere ter implementatie van EU-regelgeving;
+ Vergunningen en meldingen op basis van het Besluit GGO voor het gebruik van GGO’s;
+ Voorlichting en communicatie inzake het GGO-beleid;
+ Onderzoek ten behoeve van risicoanalyse van vergunningverlening en het gebruik van GGO’s.
Voornaamste beleidsprestaties 2009:
+ Uitbrengen van een notitie aan de Tweede Kamer over de mogelijke bijdrage van GGO’s aan een duurzame landbouw en een brief aan de Tweede Kamer over synthetische biologie;
+ Uitvoeren GGO-beleid en nationale regelgeving, onder andere afhandelen van vergunningenaanvragen door het Bureau GGO;
+ Van kracht worden van het gewijzigde en/of vereenvoudigde Besluit GGO en de Regeling GGO ter vermindering van de administratieve lasten;
+ Uitvoeren EU-regelgeving over GGO’s, onder andere beoordelingen ten behoeve van markttoelatingen en verplichtingen in het kader van het Biosafety Protocol en uitvoeren van het EU-standpunt nieuwe plantveredelingstechnieken in relatie tot genetische modificatie;
+ Opstellen van het kabinetsstandpunt over biotechnologie (naar aanleiding van Trendanalyse Biotechnologie 2009), verzending naar Tweede Kamer eind 2009;
+ Uitvoering geven aan het kabinetsstandpunt regeldruk biotechnologie (onder andere: totstandkoming EU-regelgeving voor biotechnologie);
+ In overleg met het Netwerk Ecologische Monitoring en het CBS wordt bepaald of, en zo ja welke, indicatoren gebruikt kunnen worden om de veranderingen in het milieu als gevolg van eventuele schadelijke effecten van de teelt van GGO-gewassen te monitoren;
+ VROM zet zich in voor een betere discussie in de EU over maatschappelijk ethische aspecten die verbonden zijn aan GGO’s. Dit kan volgens Nederland het beste met behulp van een rapport door het Joint Research Centre van de Europese Commissie en de Europese Raad voor Ethiek over de ontwikkelingen in de biotechnologie en de gevolgen daarvan waaronder maatschappelijk ethische aspecten, die vervolgens kan worden besproken in de Milieuraad.
Indicatoren:
Zoals vermeld bij de beleidsprestaties voor 2009 wordt onderzocht of – en zo ja welke – effectindicatoren gebruikt kunnen worden om de veranderingen in het milieu als gevolg van eventuele schadelijke effecten van de teelt van GGO-gewassen te monitoren. Andere indicatoren zijn: + Vergunningen in het kader van het Besluit GGO worden verleend
binnen de termijnen die de Algemene wet bestuursrecht stelt; + De situatie voor mens en milieu als gevolg van de doelbewuste
introductie van GGO’s in het milieu, wordt niet slechter in vergelijking met de gangbare landbouw of de reguliere geneeskunde; + De situatie voor mens en milieu als gevolg van werkzaamheden met GGO’s in laboratoria wordt niet slechter in vergelijking met werkzaamheden met wildtype organismen in laboratoria.
Beleidsartikel 6
Tabel 6.4. Afhandelen van vergunningen en marktaanvragen door het Bureau GGO-Kennisgevingen en vergunningen GGO’s
Omschrijving:
Realisatie Realisatie Realisatie |
Realisatie |
Prognose |
Prognose |
2004 2005 2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
761(29) 710(44) 765(60) |
800 |
820 |
840 |
18 (5) 11 (3) 16 (0) |
5 |
10 |
10 |
00222 |
2 |
||
# # # |
20 |
15 |
25 |
000 |
7 |
>3 |
1 -3 |
123 |
5 |
>3 |
5 |
Kennisgevingen ingeperkt gebruik Vergunningen introductie in het milieu* Vergunningen marktintroductie in Nederland* Vergunningen marktintroductie in rest EU* Afhandelen bezwaarprocedures* Afhandelen beroepsprocedures*
Bron: Bureau GGO van RIVM
-
*procedures nemen meerdere jaren in beslag. Realisatie: aantallen zijn inclusief afgebroken/ingetrokken dossiers. Aantal beschikkingen die buiten de termijn zijn afgehandeld, staat tussen ( ) vermeld.
# 2001/18/EC dossiers: geen betrouwbare gegevens van te geven door van kracht worden van Verordening EG/1829/2003. Hierdoor is een aantal dossiers overgeheveld. Sommige dossiers lopen onder zowel Richtlijn 2001/18 i/EC als Verordening EG/1829/2003.
6.3. Overzicht beleidsonderzoeken
Tabel 6.5. Overzicht onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoek
Onderwerp onderzoek
Alg.doel/Op.doel
A. Start
B. Afgerond
Beleidsdoorlichting
Effecten onderzoek ex post Overig evaluatieonderzoek
Veilig gebruik van chemische stoffen
Reductie van milieubelasting door afvalstoffen (NB: afhankelijk van LAP2) Bescherming tegen straling
Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)
Niet van toepassing
2e Vijfjaarlijkse evaluatie resultaten beleid prioritaire
stoffen
1e Tussentijdse evaluatie doelstellingen vernieuwing
stoffenbeleid (REACH/SOMS)
2e Tussentijdse evaluatie doelstellingen vernieuwing
stoffenbeleid (REACH/SOMS)
Tussentijdse evaluatie Omgaan met risico’s van
nanotechnologie
Tussentijdse evaluatie Nationale Aanpak Milieu &
Gezondheid
Vierjaarlijkse evaluatie Nationale Aanpak Milieu &
Gezondheid
Jaarlijkse monitoring LAP
Straling in de woningen (standstill woning)
Vierjaarlijkse wettelijke evaluatie Commissie Genetische Modificatie
OD 6.2.1. |
A. 2012 |
B. 2012 |
|
OD 6.2.2. |
A. 2009 |
B. 2009 |
|
OD 6.2.3. |
A. 2011 |
B. 2011 |
|
OD 6.2.4. |
A. 2012 |
B. 2012 |
|
OD 6.2.1. |
A. 2011 |
B. 2011 |
|
OD 6.2.1. |
A. 2011 |
B. 2012 |
|
OD 6.2.1. |
A. 2013 |
B. 2014 |
|
OD 6.2.1. |
A. 2015 |
B. 2015 |
|
OD 6.2.1. |
A. 2010 |
B. 2010 |
|
OD 6.2.1. |
A. 2013 |
B. 2013 |
|
OD 6.2.2. |
A. 2009 |
B. 2009 |
|
OD 6.2.3. |
A. 2004 |
B. 2015 |
|
OD 6.2.4. |
A. 2011 |
B. 2011 |
Beleidsartikel 7
Motivering
Verantwoordelijkheid
Externe factoren
Meetbare gegevens
Artikel 7. (Inter)nationaal milieubeleid 7.1. Algemene beleidsdoelstelling
7.1.1. Versterken van het (inter)nationale milieubeleid
Vergroten van de herkenbaarheid, de effectiviteit en de efficiency van en het draagvlak voor het nationale en internationale milieubeleid, opdat de diverse maatschappelijke actoren zich (meer) inzetten voor het bereiken van de gewenste milieudoelen. In aanvulling op de doelen van de artikelen 3 t/m 6 richt dit algemene milieudoel zich op de kaderstellende en aanvullende coördinatie van de beleidsontwikkeling en het ontwikkelen en toepassen van milieubreed instrumentarium.
De minister van VROM is verantwoordelijk voor:
+ Milieu, duurzaamheid en coördinatie van het beleid gericht op het bevorderen en bewaken van duurzaamheid in de fysieke leefomgeving;
+ De internationale aspecten van het milieubeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.
De coördinatie van het internationaal milieubeleid ten behoeve van het politieke optreden en vertegenwoordiging van de minister van VROM in de desbetreffende internationale gremia ligt bij de minister van Buitenlandse Zaken.
Het behalen van deze milieudoelstellingen hangt af van voldoende maatschappelijk draagvlak in binnen- en buitenland voor de noodzakelijke milieumaatregelen en de daarmee samenhangende gedragswijziging van burgers en bedrijven.
Waar mogelijk en zinvol zijn deze opgenomen bij de operationele doelen.
Beleidsartikel 7
Tabel 7.1 budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 7. (Inter)nationaal milieubeleid |
|||||||
x € 1 000 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: |
87 752 |
56 689 |
78 044 |
74 289 |
72 708 |
74 711 |
69 841 |
Uitgaven: Waarvan juridisch verplicht |
103 171 |
114 392 |
82 131 60 088 |
73 844 55 546 |
73 419 41 629 |
74 711 36 677 |
69 841 34 132 |
Programma: 103 171 114 392 82131 73844 73419 74711
Strategieontwikkeling en adequaat generiek
instrumentarium: 91747 99564 66090 60009 58866 59320 Adequaat generiek milieu-instrumentarium 0 81815 45128 38154 34976 40484 Adequaat generiek via ruimtelijke maatregelen 0 11521 14240 13360 13205 11875 Adequaat generiek instrumentarium 91747 6228 6722 8495 10685 6961
69 841
54 450 36 219
11 870 6 361
Internationaal milieubeleid: 5201 5854 4285 4826 5225 6263 6263
Internationaal milieubeleid (HGIS-deel) 3802 3696 2747 3846 4245 5074 5074
Internationaal milieubeleid (niet HGIS-deel) 1399 2158 1538 980 980 1189 1189
Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB:
6 223
8 974
11 756
9 009
9 328
9 128
9 128
Ontvangsten:
6 341
7 652
6 900
4 900
4 900
4 270
Budgettair belang buiten de VROM-begroting
Tabel 7.2. Fiscale maatregelen die bijdragen aan dit artikel
x € 1 mln
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
VAMIL
MIA
Vrijstelling groen beleggen
Heffingskorting groen beleggen
50 |
38 |
38 |
38 |
38 |
38 |
38 |
94 |
86 |
89 |
93 |
111 |
111 |
111 |
58 |
65 |
73 |
81 |
89 |
89 |
108 |
73 |
83 |
93 |
103 |
113 |
125 |
138 |
0
Beleidsartikel 7
Grafiek 7.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009
90%- |
|||||||||||||
26% |
17.462 |
||||||||||||
80%- |
|||||||||||||
70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%- |
|||||||||||||
I I I I I 1. in perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 |
|||||||||||||
juridisch verplicht bestuurlijk gebonden beleidsmatig gebonden |
Operationeel doel:
-
1.Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium
-
2.Internationaal milieubeleid
-
3.Gecoö rdineerd milieubeleid voor industrie en MKB
Toelichting per operationeel doel:
1. Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium:
De juridisch gebonden uitgaven liggen veelal in de uitvoerende sfeer (SenterNovem en het RIVM) ten behoeve van het milieubeleid. De bestuurlijk gebonden kosten worden bepaald door ondermeer de inspanningen met betrekking tot het realiseren van de Omgevingsvergunning, de inspanningen op het terrein van de uitvoering van de Toekomstagenda Milieu en de voortzetting van de subsidies op het terrein van milieutechnologie.
2. Een ambitieus internationaal milieubeleid:
De juridische gebonden uitgaven bestaan uit de bijdragen van VROM in het Nederlandse aandeel aan contributies internationale organisaties, waaronder de UNEP en VN-Habitat contributie en in de uitvoerende sfeer (SENTER/NOVEM – SMOM) voor het internationaal milieubeleid. De bestuurlijke gebonden uitgaven worden vooral bepaald door de incidentele contributies aan internationale organisaties.
3. Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB: De juridisch verplichte budgetten worden voornamelijk bepaald door verplichtingen in de uitvoeringssfeer (SenterNovem, Facilitaire Organisatie Industrie, Stichting Milieukeur etc.). De bestuurlijk gebonden bedragen betreffen vooral de inspanningen met betrekking tot het realiseren van het beleid terzake van duurzaam inkopen.
Beleidsartikel 7
Motivering
Instrumenten
7.2. Operationele doelstelling
7.2.1. Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium
De milieuproblematiek en het milieubeleid zijn niet statisch. Voortdurend dient er aandacht te zijn voor vernieuwing en verbetering van het instrumentarium. Ook moeten (toekomstige) milieuknelpunten tijdig worden geïdentificeerd. Hiervoor worden verkenningen uitgevoerd en algemene strategieën voor milieubeleid ontwikkeld. Ter onderbouwing of bijstelling van het milieubeleid wordt kennis ontwikkeld.
Kennisoverdracht en kennisontwikkeling
Het RIVM speelt als kennisinstituut een belangrijke rol in de dynamiek van de milieuproblematiek en daaruit voortvloeiend van het milieubeleid. Hiertoe voert het RIVM beleidsvoorbereidend en -onderbouwend onderzoek uit. Daarnaast ondersteunt het RIVM het milieubeleid bij een groot aantal (vaak wettelijk vastgelegde) reguliere taken, zoals monitoring- en rapportageverplichtingen en stoffenbeoordelingen. Naast het RIVM wordt ten behoeve van het milieubeleid ook onderzoek uitgevoerd door instellingen zoals PBL, TNO en ECN.
Subsidies
Maatschappelijke organisaties worden zo veel mogelijk betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van het milieubeleid, onder andere via de Subsidieregeling voor Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM).
Regelgeving
In 2007 is het programma «Slimmere regels, betere uitvoering en minder lasten» gestart. Dit programma is een prioriteit in het kabinetsprogramma 2007–2011 en is nader toegelicht in de beleidsagenda.
Ontwikkelen van duurzaamheidscriteria en fiscale stimulering Door een schone wijze van produceren en consumeren kan veel milieuwinst geboekt worden. Het creëren van markten voor duurzame producten is dan ook een belangrijk aangrijpingspunt voor een effectief milieubeleid. De onderdelen Duurzaam Inkopen en fiscale vergroening zijn prioriteiten uit het Beleidsprogramma 2007–2011 en worden in de beleidsagenda van de VROM-begroting 2009 nader toegelicht. Daarnaast worden subsidies verstrekt die gericht zijn op het ontwikkelen en toepassen van milieugerichte technologie. Bovendien wordt met private partijen gewerkt aan een gezamenlijke kennisbasis over toekomstig milieubeleid en de innovatie-opgave die daaruit voortkomt. Hierbij wordt nadrukkelijk de link gezocht met de innovatie-opgave die dit Kabinet voorstaat om de concurrentiepositie van Nederland te versterken.
Voorlichting en betrekken van burgers en maatschappelijke organisaties bij milieubeleid
Het programma «Beleid met Burgers» is het voertuig van het VROM-breed implementeren van burgergeoriënteerd werken. Dit is van toepassing op alle VROM-terreinen en beperkt zich niet tot het milieubeleid. Andere instrumenten die betrekking hebben op de maatschappelijke relaties in het milieubeleid zijn de Natuur en Milieu Educatie (NME, samen met LNV, VenW en OCW) en het interbestuurlijke en interdepartementale programma «Leren voor Duurzame Ontwikkeling».
Beleidsartikel 7
Meetbare gegevens Beleidsprestaties 2009:
Kennisoverdracht en kennisontwikkeling
Voor 2009 heeft VROM voor het milieuonderzoek van het RIVM een budget gereserveerd van € 20,2 mln. Voor elke activiteit of onderzoek wordt vooraf een schriftelijke afspraak vastgelegd over het beschikbare bedrag en de te leveren producten. Iedere vier maanden legt het RIVM verantwoording af over de voortgang en de uitputting van het budget.
Regelgeving
Onderhoud en implementatie (inter)nationale regelgeving:
+ Implementatie gewijzigde IPPC-richtlijn. Een politiek akkoord is
gepland voor de 1e helft 2009. Start van de eigenlijke implementatie is vanaf de vaststelling van de nieuwe richtlijn, eind 2009/begin 2010;
+ Implementatie protocol bij Antarcticaverdrag. In het tweede kwartaal van 2008 is gestart met de implementatie van het protocol. In 2008 en 2009 zal worden gewerkt aan een wetswijziging;
+ Voor de beoogde resultaten 2009 van het prioritaire programma «Slimmere regels, Betere uitvoering, Minder lasten» wordt verwezen naar de beleidsagenda;
+ Afronding stelselherziening milieubeoordeling. Dit betreft de aanpassing van het Besluit milieu-effectrapportage 1994, waarbij een betere aansluiting op de richtlijn 85/337/EEG i wordt bereikt.
Ontwikkelen van duurzaamheidscriteria en fiscale stimulering
+ Vergroening van het belastingstelsel. Zoals al in de beleidsagenda toegelicht wordt in samenwerking met het ministerie van Financiën in het Belastingplan 2009 een nieuw pakket vergroeningsmaatregelen ingevoerd, dat 1 januari 2009 in werking zal treden. Zo wordt de fiscale bijtelling voor auto’s van de zaak gedifferentieerd naar milieukenmer-ken en wordt de bestaande BPM-differentiatie versterkt. In 2009 onderzoekt het Kabinet nut en noodzaak van verdere vergroening en verdere verfijning van de bestaande vergroeningsmaatregelen. In 2009 onderzoekt het Kabinet nut en noodzaak van verdere vergroening en verdere verfijning van de bestaande vergroeningsmaatregelen;
+ Innovatief duurzaam inkopen. De beoogde resultaten 2009 bij deze prioriteit uit het Beleidsprogramma 2007–2011 worden toegelicht in de beleidsagenda;
+ Ter bevordering van de ontwikkeling en de toepassing van milieugerichte technologie worden de Regelingen ProMT, VAMIL/MIA en Groen Beleggen uitgevoerd. In 2009 zal de herziene Regeling Groen Beleggen worden gepubliceerd en zal de Regeling ProMT worden geëvalueerd;
+ In samenwerking met het bedrijfsleven worden duurzame milieu-innovatie-programma’s ontwikkeld (Milieu als Kans): Door middel van een door Syntens uit te voeren pilotproject in twee nog nader te bepalen branches wordt de aandacht voor duurzaamheid en innovatie in het MKB versterkt. Er zijn verkennende contacten met de brancheorganisaties in de metaal- en elektrotechnische industrie en in de rubber- en kunststofindustrie. In 2009 zal bij circa 150 innovatieve koplopers in het MKB duurzaamheid zijn geïntegreerd in hun innovatie-activiteiten;
+ Naast het zoveel mogelijk zoeken van aansluiting bij de EZ innovatieprogramma’s en het maatschappelijk innovatieprogramma Energie, worden door interdepartementale samenwerking en samen met externe betrokkenen duurzame-innovatieprogramma’s ontwikkeld. Basis hiervoor zijn de rijksbrede maatschappelijke innovatie-agenda’s die in 2008 zijn opgesteld;
Beleidsartikel 7
-
•De internationale samenwerking voor milieu-innovatie wordt gericht op integratie van de ontwikkelketen onderzoek, technologische ontwikkeling, pilot, demonstratie, markttoegang en verbreding, door internationale programma’s en partner-ships tussen bedrijven, kennisinstellingen, overheden en andere stakeholders.
Voorlichting en betrekken van burgers en maatschappelijke organisaties bij milieubeleid
Stimuleren van activiteiten die uitdagen tot nadenken over milieuvraagstukken:
-
•In het eerste uitvoeringsjaar van de nota Natuur- en Milieu-Educatie formuleren van een gezamenlijke agenda, verbeteren van de bestuurlijke samenwerking en opzetten van een kennisbanken -uitwisseling;
-
•Uitvoeren van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling met bijzondere aandacht voor alternatieve handelingsperspectieven voor burgers en voor duurzame ontwikkeling als uitgangspunt voor besluitvormingsprocessen bij overheden;
-
•Uitvoeren van de nieuwe communicatiestrategie voor milieubeleid. Doelstelling van het programma «Beleid Beter Uitleggen» is om de afstand tussen burgers en het milieubeleid te verkleinen, door burgers beter te informeren over de achtergronden van het milieubeleid, gemaakte beleidskeuzen en beleidsresultaten.
Inbedden van (burger)participatie en dialoog in beleidsprocessen:
-
•Het opzetten van een systeem voor het signaleren en monitoren van standpunten en initiatieven van burgers, maatschappelijke organisaties en stakeholders, gekoppeld aan de prioriteiten en belangrijke beleidsdossiers;
-
•Bij prioritaire projecten uitvoeren van participatietrajecten als onderdeel van de beleidsvoorbereiding;
-
•Experimenteren met instrumentarium gericht op een zinvolle en effectieve dialoog met de samenleving, zoals e-participatie, online adviesplatforms met NGO’s, en (nieuwe) netwerken rondom de prioriteiten;
-
•Organiseren van ronde tafels en thematreffers met stakeholders, maatschappelijke organisaties en beleid.
Stimuleren van projecten van maatschappelijke organisaties en initiatieven van burgers:
-
•In overleg en in samenwerking met ondersteuningsorganisaties, fondsen en andere overheden ondersteunen van maatschappelijke initiatieven, onder andere via IdeeVROM (in oprichting) en stichting Greenwish (programmafinanciering 2008-2010);
-
•Uitvoeren van de tenderronde 2009 van de Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM), inclusief module «Milieubeleid van deur tot dampkring» en «module Subsidie internationale milieusamenwerking».
Indicatoren:
In de «comply or explain»-passage in de leeswijzer bij deze begroting is uitgelegd waarom het voor dit operationele doel niet mogelijk is om zinvolle meetbare effectgegevens op te nemen.
7.2.2. Een ambitieus internationaal milieubeleid
Motivering Belangrijke beleidsformuleringen vinden internationaal plaats, waarbij
VROM de invloed met name in Brussel moet aanwenden. Ambitieus internationaal milieubeleid vergt hecht samenspel van strategische, procesmatige en inhoudelijke aspecten. Vanuit die optiek moeten de
Beleidsartikel 7
prestaties en instrumenten bij dit operationele doel en die bij de overige milieudoelen in hun samenhang bezien worden. De complexiteit aan (belangen bij) internationale besluitvorming vraagt om goede kennis van het krachtenveld, het definiëren van robuuste doelstellingen, pro-actief inspelen op kansen en bedreigingen, en de inzet van kennis en diplomatie. Timing van initiatieven en het juiste niveau voor interventies is essentieel voor een effectieve belangenbehartiging. Effectief staat hier voor implementeerbaar, de burger aansprekend en uitvoering gevend aan de doelstellingen. Uitvoering van dergelijk ambitieus internationaal milieubeleid vereist een strakke regierol.
De internationale milieubeleidsagenda van het Kabinet heeft drie centrale thema’s, waarbij de laatste twee punten als dwarsdoorsnijdend en generiek kunnen worden gezien: + Versterkte inzet op klimaat en energie (zie de prioriteit «Internationale
klimaatagenda» in de beleidsagenda) en op biodiversiteit/natuurlijke
hulpbronnen; + Verbetering proces richting Europa; + Verbetering internationale regelgeving en handhaving van regels.
Instrumenten
De aanpak bij het internationale milieubeleid is breed en kent als onderdelen:
Kennisoverdracht
+ Het ontwikkelen van een visie en strategie ten aanzien van de
internationale beleidsvorming op de VROM-beleidsterreinen; + Het tijdig signaleren van nieuwe internationale ontwikkelingen die van
invloed (kunnen) zijn op de VROM-beleidsterreinen; + Het onderhouden van een netwerk met lidstaten, EU-instellingen en
mondiale organisaties; + Het met andere lidstaten nemen van besluiten in de EU-Milieuraad,
Conferenties van Partijen bij de Internationale milieuverdragen (zoals
Klimaat), de Beheersraad van UNEP en UN-Habitat; + Het opstellen van internationale «horizontale» beleidsstukken zoals de
Internationale Leefomgevingsagenda; + Uitwisseling met denktanks en NGO’s.
Subsidies
De inzet van onderstaande financiële instrumenten is op hoofdlijnen
onderwerp van de jaarlijkse interdepartementale programmering in
HGIS-kader, de Homogene Groep Internationale Samenwerking.
+ Bijdragen aan internationale organisaties, waaronder het Nederlandse
aandeel in de UNEP-contributie; + Subsidies in het kader van de SMOM-regeling; + Incidentele subsidies aan (inter)nationale organisaties.
Buiten HGIS wordt op bescheiden schaal financieel bijgedragen aan:
+ Het Nederlandse aandeel van de VN-Habitat-contributie;
+ De implementatie van de Habitat-agenda, voor samenwerking in projecten met buurlanden op het terrein van huisvesting/energiebesparing/klimaat-bescherming en met economisch achtergebleven landen in het kader van integratie;
+ Projecten gericht op internationale kennisoverdracht en -uitwisseling.
Meetbare gegevens
In de «comply or explain»-passage in de leeswijzer bij deze begroting is uitgelegd waarom bij dit operationele doel geen meetbare effect- of prestatie-indicatoren kunnen worden opgenomen. Dit operationele doel is ondersteunend aan in andere operationele doelen geformuleerde
Beleidsartikel 7
prestaties. De beoogde beleidseffecten zijn bovendien niet alleen afhankelijk van de Nederlandse inzet, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen. Dit is bijvoorbeeld het geval als het gaat om internationale onderhandelingen. De internationale taken van VROM zijn bij verschillende dienstonderdelen belegd en worden op diverse begrotingsartikelen gepresenteerd; de voornaamste internationale beleidsprestaties 2009 worden daar aangegeven en verantwoord. Een integrale beleidsdoorlichting is bij dit operationele doel daarom ook niet zinvol uit te voeren.
Voor de drie bovengenoemde centrale thema’s van de internationale milieubeleidsagenda zullen in 2009 de belangrijkste prestaties zijn:
Versterkte inzet op biodiversiteit/natuurlijke hulpbronnen
-
•Nederland zal op basis van de eerdere EU-successen officiële voorstellen in mondiale organisaties (FAO, WTO, VN) doen op het gebied van:
-
1.Duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen;
-
2.Betaling voor ecosysteemdiensten, inclusief bossen.
-
•Binnen de EU wil Nederland een aantal cruciale elementen van het Commissiepakket Duurzame Productie en Consumptie geaccepteerd krijgen, zoals:
-
1.De uitbreiding en verdieping van de Ecodesign richtlijn, en
-
2.De invoering van een Top Runners regeling;
-
•Liefst in december 2008 doch uiterlijk in het voorjaar van 2009 moet het EU wetgevingspakket op het terrein van energie tussen Raad en Parlement worden aangenomen. Het betreft onder meer de inspanningsverdeling tussen EU-lidstaten, herziening van het emissiehandelssysteem, doelstelling voor hernieuwbare energie, energie-efficiency bij gebruik van biomassa voor biobrandstoffen en de ondergrondse opslag van kooldioxide;
-
•De inzet voor de internationale klimaatagenda is nauw verweven met de inzet voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. In 2009 wordt door VROM verder ingezet op de ontwikkeling van internationale economische instrumenten voor biodiversiteit. De inzet is enerzijds gericht op het stimuleren van (internationale) betalingen voor ecosysteemdiensten. Anderzijds is die gericht op de compensatie van het gebruik van biodiversiteit op basis van het landgebruik voor de productie van natuurlijke hulpbronnen als soja, palmolie, hout en katoen. In het kader van het «Beleidsprogramma Biodiversiteit werkt: voor natuur, voor mensen, voor altijd» is dit een bijdrage aan de verduurzaming van de genoemde handelsketens;
-
•Er moeten nieuwe instrumenten worden aangenomen voor het verduurzamen van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Belangrijke instrumenten zijn regelgeving, fiscale labeling, monitoring om ongewenste indirecte effecten aan te pakken en certificering. VROM werkt hieraan zowel via het Europese Actieplan voor duurzame productie en consumptie als via het mondiale spoor, met name de initiatieven van UNEP (bijvoorbeeld het internationale panel voor natuurlijke hulpbronnen). Speciale nadruk krijgt de verduurzaming van het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden. In Europa gaat het om implementatie van duurzaamheidscriteria (de zogenaamde «Cramer-criteria») in het kader van het eerder genoemde energiepakket. Gebruik van deze criteria zal ook in mondiaal kader geborgd moeten worden. Daartoe vinden besprekingen plaats in internationale gremia, zoals de Conventie voor Biodiversiteit, de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling en het Global Bio energy Partnership. De in
Beleidsartikel 7
2008 gestarte samenwerking met Brazilië, Maleisië, Indonesië en Mozambique zal in 2009 leiden tot concrete activiteiten in deze landen.
Verbetering proces richting Europa:
In 2008 heeft VROM een verbetertraject ingezet voor de werkzaamheden van de dossierteams die de inbreng van VROM in de Brusselse arena voorbereiden. Doel van dit traject was het ontwikkelen van een werkwijze die dossierteams stimuleert effectiever en efficiënter hun werkzaamheden uit te voeren. Belangrijke meerwaarde van deze dossierteams is dat, waar van toepassing, andere departementen en andere bestuurslagen actief participeren. Zodoende is gewaarborgd dat de beoordeling van Europese initiatieven en het formuleren van het Nederlandse standpunt op basis van die beoordeling vanuit diverse invalshoeken geschiedt. Op basis van de pilots in 2008 wordt dit project in 2009 volledig geïmplementeerd, wat tot de volgende resultaten zal leiden: + Voor alle nieuwe initiatieven in de EU wordt een quick scan uitgevoerd,
die inzicht biedt in de terreinen waarop een voorstel voor Nederland
effect kan hebben; + Als uit de quick scan blijkt dat een voorstel belangrijke effecten zal
hebben, zal een krachtenveldanalyse en/of een nationale impact
assessment worden uitgevoerd, inclusief ruimtelijke, juridische en
uitvoeringseffecten; + Een afname van 10 tot 20% vergadertijd in Den Haag over de Europese
inzet.
Verbetering naleving en handhaving van internationale regels:
+ VROM blijft ernaar streven om Nederlanders verkozen te krijgen in nalevingscomités van milieuverdragen. Deze comités buigen zich over nalevingsproblemen van verdragspartijen en stellen maatregelen voor aan de bijeenkomst van partijen. In 2008 is dat al gelukt voor het Cartagenaprotocol over bioveiligheid en het Verdrag van Aarhus. Deze Nederlanders dienen vanaf 1 januari 2009 minimaal de komende vier respectievelijk zes jaar in deze comités. Zij zullen zich (binnen de geldende regels) inzetten om nalevingsproblemen op een transparante manier aan de orde te stellen en op een effectieve manier op te lossen;
+ VROM zet zich in om bij milieuverdragen die nog geen nalevings-regime hebben een daadwerkelijk effectief regime tot stand te brengen. Een van die verdragen is het Verdrag van Stockholm over persistente organische vervuilende stoffen. De bijeenkomst van partijen bij dat verdrag wordt begin mei 2009 gehouden en de inzet van VROM is er op gericht de onderhandelingen dan te kunnen afronden.
+ VROM zal, zelfstandig en via de EU, ook in 2009 actief bijdragen aan het transparant en effectief functioneren van de verschillende nalevingscomités die onder milieuverdragen zijn ingesteld. Deze comités buigen zich over nalevingsproblemen van verdragspartijen en stellen maatregelen voor aan de bijeenkomst van partijen om die problemen op te lossen. Het streven is gericht op benoeming van Nederlanders in deze comités, zoals in 2008 gelukt is voor het Cartagenaprotocol over bioveiligheid en het VN-ECE-Verdrag van Aarhus. In 2009 is de mogelijkheid daartoe echter beperkt tot bovengenoemd Verdrag van Stockholm, indien het nalevingsregime inderdaad tot stand komt.
Voor de internationale doelen en prestaties bij de handhaving van de milieuwetgeving wordt verwezen naar artikel 9.
Beleidsartikel 7
7.2.3. Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB
Motivering
Instrumenten
Om te zorgen voor een blijvende ontkoppeling van economische groei enerzijds en milieubelasting door de industrie anderzijds. Daartoe moet de industrie als geheel voldoen aan de NEC-doelstellingen 2010 wat betreft de uitstoot van verzurende stoffen (NOx, SO2, VOS en NH3) naar de lucht en moet zij bijdragen aan het verminderen van de uitstoot van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), zie ook bij 3.2.4. Daarnaast moeten specifieke industrietakken voldoen aan de voor 2010 afgesproken integrale milieutaakstellingen (IMT 2010), waarbij tevens milieuwinst in de productie- en consumptieketens wordt gerealiseerd. Het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid bij bedrijven om bovenwettelijke maatregelen te nemen (maatschappelijk verantwoord ondernemen; MVO) wordt gecoördineerd door MVO-Nederland.
+ Voorlichting en kennisoverdracht. Het opstellen van een Handreiking Bedrijfsmilieuplan, werk- en handboeken per betrokken bedrijfstak, en het overdragen van kennis door middel van de tijdelijke Facilitaire Organisatie Industrie (FOI);
+ Bestuurlijk overleg. Per bedrijfstak is er overleg tussen de betrokken overheden en de bedrijven over de voortgang van de uitvoering;
+ Convenanten. Per betrokken bedrijfstak is er een convenant afgesloten, hierin staat de Integrale Milieutaakstelling (IMT);
+ Subsidies. Jaarlijks wordt een bijdrage aan de VNG toegekend voor de uitvoering van het doelgroepenbeleid Milieu en Industrie (DMI);
+ Normering. Voor energiebesparende maatregelen zijn in het kader van de zogenaamde meerjarenafspraken (MJA) afspraken gemaakt. Voor MKB-bedrijven die niet onder de MJA vallen is een traject gestart om in het duurzaamheidsakkoord vastgelegde doelstellingen te bereiken. Over dit traject vindt overleg plaats met MKB en het energiecentrum MKB.
Meetbare gegevens
Beleidsprestaties 2009
+ Toezending samenvattende jaarrapportage 2007 Doelgroepbeleid Milieu & Industrie aan de Tweede Kamer. Deze jaarrapportage geeft per thema een overzicht van de voortgang van de uitvoering van de IMT’s. De Tweede Kamer heeft de samenvattende jaarrapportage 2006 op 9 mei 2008 ontvangen (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 XI, nr. 111);
+ Uitbrengen van het Actieplan Fijn stof en Industrie, als onderdeel van het NSL;
+ Actualisatie Besluit emissie-eisen stookinstallaties B (BEES B). Dit is een 8.40 AMvB, waarin de geldende emissie-eisen (voor stookinstal-laties) voor NOx, SO2 en stof uit rookgas zijn opgenomen;
+ Voorstel voor voortzetting van het Doelgroepbeleid Milieu & Industrie na 2010 voorleggen aan de Tweede Kamer.
Indicatoren:
Voor een aantal relevante bedrijfstakken zijn integrale milieutaakstellingen (IMT) voor 2010 vastgelegd. Een IMT betreft een nationale, vrijwillige afspraak met een industriële bedrijfstak over het halen van milieuresultaten voor een breed aantal milieu-thema’s. Voor NOx, SO2, VOS en NH3 zijn in de Europese NEC-richtlijn vanaf 2010 per lidstaat jaarlijkse emissie-plafonds vastgesteld (zie tabel 3.4 en 3.5).
Beleidsartikel 7
Als streefwaarde is voor de meeste stoffen in de IMT vastgelegd dat de emissie in 2010 met 80 tot 90% moet zijn gereduceerd ten opzichte van 1990. Er zijn geen tussendoelen geformuleerd. De afgesproken resultaten zijn gebaseerd op:
+ De jaarlijkse emissieontwikkeling voor een groot aantal stoffen die in de IMT zijn opgenomen (bedrijven rapporteren, gesommeerd geeft dit een landelijk beeld) met bijzondere aandacht voor de NEC-stoffen; + De mate waarin bedrijven procesafspraken nakomen (opstellen bedrijfsmilieuplannen, jaarlijks rapporteren over voortgang). In de bovengenoemde jaarrapportage Doelgroepbeleid Milieu en Industrie wordt per thema een overzicht gegeven van de voortgang van de realisatie van de IMT’s.
7.3. Overzicht beleidsonderzoeken
Tabel 7.3. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Soort onderzoek
Onderwerp onderzoek
Alg.doel/Op.doel A Start
B Afgerond
Beleidsdoorlichting
Effectenonderzoek ex post
Overig evaluatieonderzoek
Strategieontwikkeling en adequaat generiek
instrumentarium.
Een ambitieus internationaal milieubeleid
Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB
Tweejaarlijkse monitoring (2007–2008) voortgang duurzaam inkopen.
Evaluatie organisatorische inbedding duurzaam-heidscriteria voor duurzaam inkopen Programma Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten: fundamentele doorlichting van de regelgeving van tenminste twee regelgevingsdomeinen (de domeinen voor 2009 worden rond september 2008 vastgesteld). In 2008 worden doorgelicht: Besluit Financiële zekerheid en Warmte-Koude Opslag in de bodem. Structurele Evaluatie Milieuwetgeving (STEM). Het jaarprogramma hiervoor wordt jaarlijks vastgesteld.
OD 7.2.1. |
nvt (OD gesplitst |
miv. begr. 2010) |
|
OD 7.2.2. |
n.v.t. |
OD 7.2.3. |
A. 2010 |
B. 2010 |
|
OD 7.2.3. |
A. 2008 |
B. 2009 |
|
OD 7.2.3. |
A. 2008 |
B. 2009 |
|
OD 7.2.1. |
A. 2008 |
B. 2009 |
OD 7.2.1.
doorlopend
Artikel 8
Motivering
Verantwoordelijkheid
Artikel 8. Externe veiligheid
8.1. Algemene beleidsdoelstelling
8.1.1. Vergroten van de externe veiligheid
Om een samenleving te bereiken waarin risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, door het gebruik van luchthavens en door overstromingen bekend zijn, zoveel mogelijk beperkt zijn en maatschappelijk en bestuurlijk geaccepteerd zijn, en waarbij een bepaald basisveiligheidsniveau niet overschreden wordt. Het beleid is er op gericht, dat alle burgers in Nederland per 2010 in hun woonomgeving over een minimum beschermingsniveau (het plaatsgebonden risico) kunnen beschikken tegen externe veiligheidsrisico’s.
Bij het borgen van veiligheid tegen overstromingen gaat het om het borgen van de veiligheid van de kust en het IJsselmeergebied met behoud van (inter)nationale ruimtelijke waarden, en het borgen van de veiligheid tegen overstromingen in de Zuidwestelijke Delta met behoud van de natuurlijke kwaliteit en de toegankelijkheid voor de scheepvaart.
De minister van VROM is verantwoordelijk voor:
-
•Het ontwikkelen van beleid met betrekking tot gevaarlijke stoffen in inrichtingen;
-
•Het uitvoeren van het kabinetsstandpunt Ketenstudies;
-
•De coördinatie van het Rijksbeleid met betrekking tot externe veiligheid bij gevaarlijke stoffen;
-
•De vergunningverlening aan defensie-inrichtingen;
-
•Buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
-
•De ruimtelijke aspecten van de uitvoering van Rijksbeleid met betrekking tot rivieren, grote wateren en kust;
-
•Klimaatadaptatie: de inrichting van de Nederlandse ruimte dient zodanig aangepast te worden dat de effecten van klimaatverandering «aanvaardbaar» zijn (klimaatbestendig maken van de ruimtelijke inrichting van Nederland).
Externe factoren
Meetbare gegevens
Behalen van deze doelstelling hangt af van helderheid over verantwoordelijkheden bij andere overheden en of deze in staat zijn hun wettelijke taken uit te voeren. VROM ondersteunt provincies en gemeenten door financiering.
Meetbare effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.
Artikel 8
Tabel 8.1. Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 8. Externe veiligheid |
|||||||
x € 1 000 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: |
24 430 |
23 613 |
26 866 |
32 565 |
67 061 |
77 191 |
64 544 |
Uitgaven: Waarvan juridisch verplicht |
44 679 |
46 716 |
46 532 34 450 |
51 545 33 930 |
72 041 20 000 |
82 191 20 000 |
69 544 20 000 |
Programma: Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties:
Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties:
Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties:
Milieu en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken:
FES Kennis voor Klimaat
FES Klimaatbuffers
Overige instrumenten en milieu en veiligheid
Onderzoek externe veiligheid
Schadeclaims
44 679 |
46 716 |
46 532 |
51 545 |
72 041 |
82 191 |
69 544 |
671 |
1 734 |
1 571 |
1 103 |
1 017 |
1 020 |
1 020 |
22 679 |
6 989 |
7 029 |
12 099 |
25 181 |
37 681 |
37 681 |
20 482 |
22 680 |
24 440 |
23 990 |
30 490 |
30 490 |
30 490 |
847 15 313 13 492 14 353 15 353 13 000 0 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000 0 0 3 000 4 000 5 000 3 000 669 5 313 492 353 353 0 178 0 0 0 0 0 000000 |
353 0 0 353 0 0 |
Ontvangsten:
13 000
13 000
14 000
15 000
13 000
Grafiek 8.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009
0% 0 0% 0 0% 0
4%J I1.090J |
|||||||||||||||||
90%- |
|||||||||||||||||
26% |
3.492 |
||||||||||||||||
80%- |
|||||||||||||||||
70%-60%- |
0% |
0 |
|||||||||||||||
64% |
1.000 |
||||||||||||||||
50%- |
92% |
6.500 |
|||||||||||||||
40%- |
|||||||||||||||||
30%- |
|||||||||||||||||
20%- |
|||||||||||||||||
10%-0%- |
|||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 |
|||||||||||||||||
■ juridisch verplicht □ bestuurlijk gebonden |
|||||||||||||||||
□ beleidsmatig gebonden |
Operationeel doel:
-
1.Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties
-
2.Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties
-
3.Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties
-
4.Milieu en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken
6
0
Artikel 8
Toelichting per operationeel doel:
-
1.Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties:
Het bestuurlijk gebonden bedrag is nodig om risico’s inzichtelijk te maken van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en van luchthavens en duidelijk te krijgen of zij maatschappelijk en bestuurlijk aanvaardbare zijn of niet. Dit betreft primair het registreren van risicogegevens.
-
2.Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties:
Het bestuurlijk gebonden bedrag is bestemd voor verschillende saneringen. Voorbeelden hiervan zijn de sanering van NH3-koelinstal-laties, BRZO- en CPR15-bedrijven. Verder is er in dit bedrag € 1 mln opgenomen voor de afwikkeling van de vuurwerksanering.
-
3.Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties:
Het juridisch verplichte deel betreft hoofdzakelijk € 20 mln gelden die het Rijk uitkeert door middel van programmafinanciering (subsidieregeling Programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden). Het Rijk heeft dit bedrag beschikbaar gesteld, voor het Externe-Veiligheidsbeleid door andere overheden.
-
4.Milieu- en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken: De juridische verplichtingen bestaan uit de FES-toezegging aan de stichting Kennis voor Klimaat (€ 10 mln) voor het gelijknamige onderzoeksprogramma.
8.2. Operationele doelstellingen
Motivering
Instrumenten Meetbare gegevens
8.2.1. Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties
Het bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties biedt inzicht in de nog op te lossen knelpunten om de externe veiligheid te vergroten. In 2008 zijn zowel de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en van ongevallen bij luchthavens inzichtelijk gemaakt, alsmede de mogelijkheden deze te verminderen. In 2009 wordt bepaald of de desbetreffende situaties maatschappelijk en bestuurlijk aanvaardbaar zijn of niet. Hiermee wordt de doelstelling gehaald.
Kennisoverdracht en ontwikkeling: Het Register van risicogegevens.
Beleidsprestaties voor 2009:
+ Vullen, actualiseren en beheren van het Register van risicogegevens; + Bepalen van de aanvaardbaarheid van de risicosituaties op basis van de inventarisaties. De inventarisaties leiden tot nog te saneren locaties.
Artikel 8
Tabel 8.2. Prestatie-indicatoren
Prestatie-indicator
Basiswaarde 2007
Streefwaarde 2009
-
1.De mate van vulling van het Register Nul van risicogegevens
-
2.Beschikbaarheid van onderzoeksgegevens inzake de categorale inrichtingen en buisleidingen
Momenteel is er geen volledig overzicht van risicovolle situaties
Voor het Register van risicogegevens wordt gestreefd naar een volledige vulling eind 2008. In 2009 is over categorale inrichtingen alle relevante risico-informatie inclusief knel- en aandachts-punten beschikbaar. (Streefwaarde = 100%)
In 2009 is er een volledig inzicht in risico- en aandachtspunten met betrekking tot buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. (Streefwaarde = 100%)
Bron: zevende voortgangsrapportage inzake Externe Veiligheid, Kamerstukken II 27 801, nr. 53
Toelichting:
In 2008 worden het aantal te saneren locaties geregistreerd in het
Register. Het effect van deze doelstelling – een volledig overzicht van het
aantal te saneren locaties – wordt in 2009 gebruikt voor het behalen van
doelstelling 8.2.2. Door de korte tijdspanne (2007: 0%, 2008: 100%) heeft
het geen toegevoegde waarde hier een aparte effect-indicator op te
nemen.
Motivering
8.2.2. Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties
Risicovolle niet-aanvaardbare situaties dienen in 2010 te worden opgelost om de externe veiliheid te vergroten. Voor buisleidingen geldt als einddatum 2012. In 2009 worden deze situaties bepaald (zie operationeel doel 8.2.1.).
Instrumenten
Meetbare gegevens
+ Wet- en Regelgeving (voor vergunningverlening en ruimtelijke
besluiten door bevoegd gezag): Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI), Besluit externe veiligheid buisleidingen, Regeling externe veiligheid buisleidingen, Vuurwerkbesluit en Besluit externe veiligheid transportroutes;
+ Subsidies aan andere overheden voor saneringsprogramma’s voor categorale inrichtingen, ammoniak-koelinstallaties, PGS15-inrichtin-gen, Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO)-bedrijven en buisleidin-gen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Beleidsprestaties voor 2009:
+ Uitvoeren van maatregelenpakketten uit het Kabinetsstandpunt
Ketenstudies; + Opstellen regelgeving 4e tranche REVI (vergunningverlening en
ruimtelijke besluiten door bevoegd gezag); + Begin 2009 wordt een wijzigingsvoorstel van het Vuurwerkbesluit voor
inspraak gepubliceerd waarin alle verbeterpunten uit de evaluatie zijn
verwerkt; + Voorjaar 2009 zal een Structuurvisie Buisleidingen – op basis van
artikel 2.3 lid 3 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) – aan de
beide Kamers der Staten-Generaal worden aangeboden, waarmee het
aflopende Structuurschema Buisleidingen wordt vervangen. Tevens zal
Artikel 8
medio 2009 een toezichtarrangement en toezichtseenheid ingericht zijn waarmee het op de buisleidingexpoitanten adequaat kan worden uitgevoerd;
+ Inwerkingtreding van de AMvB buisleidingen;
+ Vaststelling Programma Buisleidingen, om uiterlijk in 2012 aan de doelstelling van het beleid te voldoen;
+ Inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid transportroutes;
+ Inwerkingtreding van de Regeling externe veiligheid transportroutes.
+ In 2009 zal een nieuwe rekenmethodiek voor PGS
15-opslagvoorzieningen in de Handleiding Risicoberekeningen Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) worden aangewezen. In aansluiting daarop zullen de afstanden worden bijgesteld, die in acht genomen moeten worden bij inrichtingen waar verpakte gevaarlijke stoffen worden opgeslagen in een hoeveelheid groter dan 10 000 kg per opslagplaats, de zogenaamde PGS 15-inrichtingen. Tevens zullen in 2009 nog de mijnbouwinrichtingen onder de werking van het BEVI worden gebracht.
+ Uiterlijk op 31 december 2009 zullen de ammoniaktransporten op de route van DSM Geleen naar DSM Agro in IJmuiden definitief worden beëindigd.
Indicatoren:
Tabel 8.3. Prestatie-indicatoren
Indicator
Basiswaarde
Streefwaarde
Aantal (opgeloste) knelpunten m.b.t. externe veiligheid in 2009–2010.
Het aantal knelpunten is eind 2008 vastgesteld. De sanering van LPG-stations is in 2008 voltooid.
Voor gastransportleidingen is dit beeld in 2008 vastgesteld. Voor de overige transportleidingen voor gevaarlijke stoffen wordt dit beeld in 2009 vastgesteld.
In 2008: alle knelpunten bepaald en planning 2010: alle niet-acceptabele knelpunten opgelost. Voor buisleidingen geldt als eindjaar 2012. Alle knelpunten opgelost die niet voldoen aan het basisveiligheidsniveau voor inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen vallen of gaan vallen van > PR 10-6 en/of bestuurlijk niet acceptabel zijn. Nieuwe luchthaven-besluiten kennen een zelfde of betere bescherming dan het beschermingsniveau dat is vastgelegd met de gelijkwaardig-heidscriteria. Het geactualiseerde gelijk-waardigheidscriterium voor externe veiligheid is daarbij vastgesteld als: maximaal 3 000 woningen gelegen binnen de PR 10-6 contour (incl. meteotoeslag).
Bron: Zevende voortgangsrapportage inzake Externe Veiligheid, Kamerstukken II, 27 801, nr. 53
Toelichting:
Doordat de concrete aantallen pas eind 2008 bekend zijn, is het niet mogelijk om in tabel 8.3. een concrete basiswaarde te noemen. Echter, het aantal knelpunten (overschrijding van de wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico PR10-6) is medio 2008 ongeveer 8 000, behoudens een bewust geaccepteerde restcategorie (de uitzonderingen). In 2010 dienen deze knelpunten te zijn weggenomen; nieuwe knelpunten mogen niet meer ontstaan. In 2010 dient het bevoegd gezag tevens de verplichte elementen uit de verantwoordingsplicht Groepsrisico in te vullen, zoals vermeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI).
Artikel 8
8.2.3. Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties
Motivering
Om de externe veiligheid te vergroten is het van belang dat nieuw risicovolle situaties niet meer ontstaan. Echter, de kennis van en ervaring met het vernieuwde Externe Veiligheidsbeleid is nu nog onvoldoende doorgewerkt in de uitvoering. De professionaliteit en kwaliteit van de uitvoering en handhaving op het gebied van gevaarlijke stoffen en het risicobeleid bij andere overheden wordt daarom verbeterd. De mate waarin het doel bereikt wordt, is af te lezen uit de provinciale rapportages.
Instrumenten
Subsidies (programmafinanciering) aan provincies, gemeenten en Rijkspartijen voor de opbouw van apparaat (eerstelijnstaken) in de periode tot 2010. Hiermee wordt de professionaliteit om Externe Veiligheidsbeleid uit te voeren en te handhaven en de kwaliteit van deze activiteiten verhoogd; Kennisontwikkeling en -verspreiding.
Meetbare gegevens
Beleidsprestaties voor 2009:
+ Bepaling van de aanwezigheid van de kritische massa die nodig is voor de uitvoering van wettelijke Externe Veiligheidstaken per bevoegd gezag en afspraken maken hoe deze kritische massa te borgen;
+ Het op orde brengen van de eerstelijns inspectietaken van het Rijk (Arbeidsinspectie, VI, RWS). Hiervoor is € 5 mln gereserveerd.
Indicatoren:
Tabel 8.4. Prestatie-indicatoren
Indicator
Basiswaarde
Streefwaarde
De (structurele) capaciteit voor Externe De beschikbare capaciteit is ontoereikend 1. Door gerichte opleiding, training, uitwis-
Veiligheid bij gemeenten en provincies voor het vervullen van de uitvoeringstaken. seling van ervaring en andere organisatie voor de uitvoering van wettelijke taken Voor sommige overheden is het niet moge- van de capaciteit en kwaliteit van de uitvoe-lijk om zelf voldoende expertise op te ring in de periode tot 2010 borgen dat de bouwen wettelijke taken vervuld worden.
-
2.Planning: In 2008 is er een concreet beeld van de aanwezigheid van de kritische massa per bevoegd gezag (in aantal fte). In 2010 zijn de randvoorwaarden vervuld voor een adequate uitvoering en handhaving van het Externe Veiligheidsbeleid.
Bron: zevende voortgangsrapportage inzake Externe Veiligheid, Kamerstukken-II, 27 801. nr. 53
Tabel 8.5. Effectindicator |
||
Indicator |
Basiswaarde 2008 |
Streefwaarde 2010 |
Aantal nieuwe risicovolle situaties sinds de introductie van dit beleid |
0 |
0 |
Artikel 8
Motivering
8.2.4. Milieu- en veiligheidsaspecten vroegtijdig, gebiedsgericht en geïntegreerd in de ruimtelijke planvorming betrekken.
Het klimaat zal de komende eeuwen ingrijpend veranderen. Zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren en perioden met extreme neerslag of lange perioden van droogte zullen grote invloed hebben op het ruimtegebruik. Geleidelijke temperatuurstijging en toename van de kans op (korte) perioden met extreme temperaturen hebben grote invloed op de biodiversiteit en het leefklimaat in stedelijke gebieden. Naast dreigingen biedt de verandering van het klimaat ook kansen, zoals bijvoorbeeld voor landbouw en toerisme.
Instrumenten
Aanpassing aan klimaatverandering vereist een andere ruimtelijke
afweging waarbij duurzaamheid en onzekerheden een zwaardere
betekenis krijgen. Een duurzame en toekomstbestendige inrichting van
Nederland vereist een inzet van het beleid gericht op:
+ Het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting; de kans op en de gevolgen van een eventuele grootschalige overstroming of langdurige perioden van droogte zoveel mogelijk beperken, in bijzonder voor vitale infrastructuur;
+ Het beperken van nadelige effecten; de kans op hittestress en extreme wateroverlast zoveel mogelijk beperken; zorgdragen voor een klimaatbestendige groen-blauwe dooradering om een natuurlijke ventilatie te bevorderen, water – ook in de steden – vast te houden en een robuust netwerk van ecosystemen te ontwikkelen;
+ Het benutten van kansen; economische activiteiten (landbouw,
toerisme, et cetera) stimuleren en ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden bieden om actief in te kunnen laten spelen op kansen die de verandering van het klimaat biedt.
Bestuurlijk
+ Programma Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK)
VROM heeft samen met VenW, LNV, EZ, IPO, VNG en de Unie van Waterschappen in 2007 de Nationale Adaptatie Strategie vastgesteld. Eind 2008 zal de vaststelling van de Nationale Adaptatie Agenda plaatsvinden. In de komende jaren zullen deze partijen samen de impuls voor een klimaatbestendig Nederland voortzetten;
+ Convenant met IPO/VNG
In 2007 en 2008 zijn klimaatconvenanten afgesloten tussen het Rijk en respectievelijk gemeenten en provincies. Deze convenanten lopen tot 31 december 2011. In deze convenanten zijn ook afspraken gemaakt over adaptatie aan klimaatverandering;
+ Verstedelijkingsafspraken
Binnen de nieuwe Verstedelijkingsafspraken zal onder meer worden ingezet op afspraken over spelregels voor klimaatadaptatie.
Kaderstelling
+ Afwegingskader Klimaatbestendige Inrichting
Eind 2008 is er een handreiking gepresenteerd waarmee een generiek referentiekader beschikbaar komt om klimaatadaptatie in ruimtelijke afwegingen te betrekken. Tevens zal er een nationale verkenning komen naar de kwetsbaarheden en kansen. De resultaten van deze verkenning zullen betrokken worden bij rijksafwegingen voor ruimtelijke plannen.
Artikel 8
Financieel
+ Subsidie voor Klimaatbuffers
In 2007 is € 5 mln beschikbaar gesteld (voor verwerving, inrichting en beheer) om natuurlijke klimaatbuffers te realiseren. Daarnaast heeft het Kabinet, conform ook de wens van de Tweede Kamer, gekozen voor continuering van het opdoen van praktijkervaring met natuurlijke klimaatbuffers door hiervoor in de periode 2009–2012 in totaal € 15 mln beschikbaar te stellen. Natuurlijke klimaatbuffers zijn natuurlijk ingerichte gebieden die bijdragen aan de klimaatbestendigheid van Nederland, zoals het vergroten van de veiligheid tegen overstromingen, het verminderen of voorkomen van wateroverlast, het tegengaan van verdroging, et cetera Klimaatbuffers zijn tevens aantrekkelijke gebieden met hoge natuurlijke en recreatieve waarden;
+ Subsidie voor Onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat
€ 50 mln aan cofinanciering voor de periode 2008–2013. Het onderzoeksprogramma levert voor 8 nationale hot spots adaptatiestrategieën op. De in te richten Klimaat Kennis Faciliteit gaat brede ondersteuning bieden bij de beantwoording van de vragen die in de hot spots worden gesteld. De Kennistransfer zal de kennis voor een brede doelgroep ontsluiten en zal de kennis uit de hot spots thematisch vertalen om het nationale beleid beter te ondersteunen. In zes internationale hotspots zullen publieke en private partijen invulling geven aan kennisuitwisseling op het terrein van adaptatie. VROM coördineert de rijksaansturing van het programma;
+ Nota Ruimte-budget
VROM zet het Nota Ruimte-budget (zie artikel 2) mede in voor klimaatopgaven.
Meetbare gegevens
Tabel 8.6. Effectindicatoren
Effectindicator |
Basiswaarde Peilda- Streefw. 1 tum |
Periode |
Streefw. 2 |
Periode |
|
Aantal (onbeschermde) vitale functies in kwetsbare gebieden |
Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld |
Afname (onbeschermde) vitale functies in kwetsbare gebieden |
2011 |
Afname (onbeschermde) vitale functies in kwetsbare gebieden |
2015 |
Percentage gebouwen aangepast aan wateroverlast en hittestress in stedelijk gebied |
Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld |
Percentage neemt toe |
2011 |
Percentage neemt toe |
2015 |
Percentage groen en water in stedelijk gebied met adaptatieeffect |
Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld |
Percentage neemt toe |
2011 |
Percentage neemt toe |
2015 |
Areaal klimaatbestendige ecosystemen |
Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld |
Areaal klimaat-bestendige ecosystemen neemt toe |
2011 |
Areaal klimaat-bestendige ecosystemen neemt toe |
2015 |
Imago Nederland expertland klimaatadaptatie |
Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld |
Nederland in de top drie van expertlanden klimaatadaptatie |
2011 |
Nederland in de top drie van expertlanden klimaatadaptie |
2015 |
Artikel 8
Prestaties in 2009
(zie ook de prestaties zoals opgenomen in de beleidsagenda):
+ Kabinetsvoorstel (met VenW) voor een overstromingsrisicozonering voor binnendijkse gebieden;
+ Randvoorwaarden zijn opgesteld voor kwetsbare en vitale functies;
+ Tussenrapportage voor de Tweede Kamer opgesteld over Experimenten Aangepast Bouwen (EMAB);
+ Herziening in samenspraak met VenW, LNV en EZ en het Planbureau voor de Leefomgeving van de effect- en prestatie-indicatoren voor de begroting 2010.
Tabel 8.7. Prestatie-indicatoren |
|||||
Prestatie-indicator Basiswaarde |
Peildatum |
Streefw. 1 |
Periode |
Streefw. 2 |
Periode |
Algemeen Verankering in ruimtelijke plannen van klimaatadaptatie |
Alle ruimtelijke plannen |
2015 |
Ruimtelijke ontwikkelingen in Indicator in ont-winterbed grote rivieren wikkeling,
beschikbaar voor begroting 2010
Ruimtelijke ontwikkelingen Basiswaarde wordt
kustfundament: aantal wonin- in 2009 vastgesteld gen buiten bebouwd gebied op kustfundament
Neemt niet toe
2011
Neemt niet toe
2015
Overheden hanteren randvoor- N.v.t. waarden bij ruimtelijke afweging vitale functies: vitale functies in kwetsbare gebieden
Geen nieuwe vitale 2015 functies in kwetsbare gebieden
Geen nieuwe vitale 2020 functies in kwetsbare gebieden
Aandeel oppervlaktewater in Aandeel opper-nieuwbouwwijken vlaktewater in
nieuwbouwwijken 5% in laag, respectievelijk 2% in hoog Nederland
2003 Aandeel opper-
vlaktewater in nieuwbouwwijken bedraagt meer dan 5% in laag Nederland en meer dan 2% in hoog Nederland
2011 Aandeel opper-
vlaktewater in nieuwbouwwijken bedraagt meer dan 5% in laag Nederland en meer dan 2% in hoog Nederland
2020
Ruimte bieden voor uitvoering Verdeling van
maatregelen vasthouden, bergen en afvoeren
maatregelen in deelstroom-gebiedsvisies is: 13% vasthouden, 81% bergen, 6% afvoeren
2003 Aandeel «vasthou-
den» neemt toe; aandeel afvoeren neemt af
2011 Aandeel «vasthou-
den» neemt toe; aandeel afvoeren neemt af
2020
Toepassing functiecombinaties
Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld
In ontwikkeling, beschikbaar voor begroting 2010
Inzet Nederlandse expertise (RO-water) in het buitenland
Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld
In ontwikkeling beschikbaar voor begroting 2010
Artikel 8
8.3. Overzicht beleidsonderzoeken
Tabel 8.8. Overzicht onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid:
Soort onderzoek
Onderwerp onderzoek
Alg.doel/Op.doel A. Start
B. Afgerond
Beleidsdoorlichting
Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle
situaties
Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties
Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties
Milieu en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken
Doorwerking ruimtelijk beleid
Overig evaluatie-onderzoek:
– evaluatie doorwerking ruimtelijk
beleid – evaluatie doelbereiking ruimtelijke Doelbereiking ruimtelijke kwaliteit ruimte en klimaat
kwaliteit ruimte en klimaat
OD 8.2.1. |
A. 2010 |
B. 2010 |
|
OD 8.2.2. |
A. 2011 |
B. 2011 |
|
OD 8.2.3. |
A. 2011 |
B. 2011 |
|
OD 8.2.4. |
A. 2012 |
B. 2013 |
|
OD 8.2.4. |
A. 2008 |
B. 2009 |
|
OD 8.2.4. |
A. 2008 |
B. 2009 |
Beleidsartikel 9
Omschrijving
Artikel 9. Handhaving en toezicht 9.1. Algemene beleidsdoelstelling
9.1.1. Informatiegestuurd toezicht en handhaving
Wet- en regelgeving is een belangrijk instrument voor de realisatie van het beleid. Uitvoering en naleving van wetten en regels zijn pijlers van onze rechtsstaat. Burgers, bedrijven en instellingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de naleving van regelgeving. Toezicht en zonodig handhaving moeten er voor zorgen dat zij hun verantwoordelijkheid nemen. Toezicht en handhaving zijn daarom essentiële onderdelen van de VROM-beleidscyclus. Bij het inspecteren wordt uitgegaan van toezicht op maat en er wordt primair van uitgegaan dat gecontroleerden willen voldoen aan de regels. Dat betekent loslaten waar het kan en alleen ingrijpen als het moet.
Bijdrage
De VROM-Inspectie (VI) realiseert toezicht en handhaving binnen haar organisatie door programmasturing, prioritering van taken, informatie-gestuurd toezicht en doordachte, passende interventies per doelgroep. Met andere woorden: bekendheid met het speelveld leidt tot passende en effectieve werkwijze en interventie om de beoogde doelen van het toezicht te behalen. Naast het uitvoeren van feitelijk toezicht en handhaving (bestuursrechtelijke en strafrechtelijke optreden) zullen beleidsadviezen, onderzoek, de oog en oor functies en feedbacksignalen van de Inspectie een bijdrage leveren aan de realisatie van de beleidsdoelen voor de Minister van VROM en de Minister voor WWI. De VI zorgt voor voldoende flexibiliteit om goed te kunnen inspelen op incidenten en nieuwe politieke en maatschappelijke prioriteiten.
De VI wordt omgevormd naar een baten-lastendienst, zodat de VI zakelijk, in opdracht van het beleid, haar taken uitvoert. Hiermee komt toezicht en handhaving in een logisch verlengde te liggen van het beleid.
Om de toezichtslast te beperken, baseert de VI het toezicht onder meer op datgene wat het bedrijfsleven en de brancheverenigingen zelf gebruiken om zich te verantwoorden, zoals de kwaliteitscertificering, veiligheids-beheerssystemen, protocollen et cetera (de zogenaamde stelsel-verantwoordelijkheid).
Steeds meer komen regels uit Europa. Dat betekent dat Nederland dáár invloed uit moet zien te oefenen. Dat doet Nederland door mee te werken aan handhaafbare, uitvoerbare en fraudebestendige regelgeving en in te zetten op een Europese structuur van handhaving en toezicht. Het creëren van een «level playing field», waarin bedrijven en instellingen recht hebben op een gelijke behandeling in welke lidstaat ze ook werken, is van groot belang voor een goed functionerende handhaving.
De VI levert op hoofdlijnen de volgende bijdrage aan het verbeteren van
het toezichtsbestel:
+ Inrichten van het toezicht volgens de uitgangspunten van het
programma «Vernieuwing Toezicht». Eén-loket aanpak en vermindering toezichtlast;
+ Toezicht op maat. Loslaten waar het kan; bestuurs- of strafrechtelijke ingrijpen als het moet;
+ Prioriteren op basis van maatschappelijke en/of politieke wensen, de
Beleidsartikel 9
Nalevingsstrategie, signalen en incidenten. Een benadering op de grootste risico’s voor gezondheid, veiligheid, duurzaamheid en sociaal maatschappelijke aspecten;
De Inspectie volgt de zwakkere gemeenten en provincies – geen volledige cyclus van doorlichting gemeenten meer – en pakt thematisch specifieke risico’s, naleeftekorten en doelgroepen aan; De toezichtprotocollen voor de bouwregelgeving worden verbreed naar de handhaving van het Activiteitenbesluit en de Wabo.
Verantwoordelijkheid
De Ministers van VROM en WWI zijn verantwoordelijk voor:
+ Rechtstreeks toezicht op de naleving van VROM wet- en regelgeving
waarvoor het Rijk het bevoegd gezag is; + Het goed functioneren – als medewetgever – van het stelsel op het
gebied van toezicht en de bestuursrechtelijke handhaving. De Minister van VROM is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het systeem van de bestuursrechtelijke handhaving en is beleidsmatig verantwoordelijk voor de terreinen ruimte en milieu. De minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) is beleidsmatig verantwoordelijk voor wonen, wijken en bouwen. De minister van Justitie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving.
Externe factoren
Het behalen van deze algemene beleidsdoelstelling hangt af van de invoering van het kabinetsstandpunt op de commissie Oosting ten aanzien van het Interbestuurlijk toezicht, de internationalisering van het toezicht, het kabinetsstandpunt op de commissie Mans, de tendens van de schaalvergroting van bedrijven, decentralisatie van het toezicht naar lagere overheden en de effecten van de scheiding beleid en toezicht.
Meetbare gegevens
De gedragsverandering van de onder toezichtgestelde en toename van kennis van de VROM-regels bevorderen de uitvoering en de naleving. De VI meet de effecten van haar werk ten dele in nalevingsindicatoren, zoals die in deze begroting zijn opgenomen. In 2010 wordt de VI een baten-lastendienst die in opdracht van de beleidsdirecties haar taken gaat uitvoeren. Van een baten-lastendienst worden prestatie-indicatoren verlangd. Die zullen in het komende jaar in samenwerking met de opdrachtgever ontwikkeld worden.
Beleidsartikel 9
Tabel 9.1. Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 9. Handhaving |
en toezicht |
|||||||
x € 1 000 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
|
Verplichtingen: |
60 961 |
65 980 |
63 856 |
63 143 |
62 308 |
62 192 |
62 208 |
|
Uitgaven: Waarvan juridisch verplicht |
61 693 |
66 050 |
63 684 11 479 |
63 143 11 000 |
62 308 11 000 |
62 192 11 000 |
62 208 11 000 |
Programma: Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie:
Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte:
Bevorderen samenwerking methodiek en strategie:
Crisismanagement organiseren:
Opsporen en bestrijden van fraude:
20 441 11 719
1 066
22 683
771
9 968
20 340 731
10 201
19 711 731
9 735
18 951 731
9 139
18 540 731
8 666
18 556 731
8 682
1 578 2 564
5 388 8 240
690 1 140
2 641 |
2 615 |
2 611 |
2 611 |
2 611 |
5 608 |
5 481 |
5 324 |
5 385 |
5 385 |
1 159 |
1 149 |
1 146 |
1 147 |
1 147 |
Apparaat: |
41 252 |
43 367 |
43 344 |
43 432 |
43 357 |
43 652 |
43 652 |
Ontvangsten: |
1 739 |
882 |
882 |
882 |
882 |
882 |
882 |
Grafiek 9.1. budgetflex in % en bedragen per operationeel doel in het begrotingsjaar 2009
0% |
0 |
0% |
0 |
0% |
0 |
0% |
0 |
0% |
0 |
||||||||||||
90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%- |
|||||||||||||||||||||
25% |
660 |
||||||||||||||||||||
I I I I I I I I I
|
|||||||||||||||||||||
■ juridisch verplicht □ bestuurlijk gebonden □ beleidsmatig gebonden |
Operationeel doel:
-
1.Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie
-
2.Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte
-
3.Bevorderen samenwerking methodiek en strategie
-
4.Crisismanagement organiseren
-
5.Opsporen en bestrijden van fraude
Beleidsartikel 9
9.2. Operationele doelstelling
9.2.1. Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen Wijken en Integratie
Motivering
Om door het bevorderen van de naleving bij te dragen aan de beleidsdoelen op het gebied van Wonen, Wijken en Integratie die geformuleerd zijn in de beleidsartikelen van WWI (Bouwen aan Kwaliteit en Samen Wonen in Wijken).
Instrumenten
+ Handhavingsonderzoek;
+ Compliance assistance;
+ Audits bij andere overheden;
+ Toezicht;
+ Bestuursdwang/dwangsom;
+ Opsporing.
Doelgroepen Meetbare gegevens
Bedrijven, burgers, andere overheden. De belangrijkste prestaties voor 2009 zijn:
Bouwen aan Kwaliteit en Samen Wonen in wijken
+ Bouwen (nieuwbouw) en Wonen (bestaande bouw): Stimuleren van een brandveilige, constructieveilige en energiezuinige bouw;
+ Onderzoek naar de verbetering van het binnenmilieu bij bestaande scholen en kinderdagverblijven.
+ De VI zal nagaan in hoeverre de afspraken die VROM met gemeenten heeft gemaakt/maakt met betrekking tot gezondheid en energiezuinigheid op het gebied van bouwen en wonen worden uitgevoerd, en relevante partijen hiertoe stimuleren;
+ Nagaan of afspraken die gemaakt zijn ten aanzien van huisvesting van arbeidsmigranten en statushouders worden uitgevoerd door gemeenten en provincies.
Tabel 9.2. Nalevingindicatoren
Doel
Nalevingsindicator
Meting 2005
Meting 2006
Meting 2007
Streefwaarde*
WRO >90% van gemeenten voert op % van de onderzochte WRO-taken dat wezenlijke punten de VROM-taken op de beoordeling «adequaat» heeft een adequaat niveau uit gekregen bij eerste meting en na het
nazorgtraject
Wm >90% van gemeenten voert op wezenlijke punten de VROM-taken op een adequaat niveau uit
Woningwet >90% van gemeenten voert op wezenlijke punten de VROM-taken op een adequaat niveau uit
% van de onderzochte Wm-taken dat de beoordeling «adequaat» heeft gekregen bij eerste meting en na het nazorgtraject
% van de onderzochte Woningwet-taken dat de beoordeling «adequaat» heeft gekregen bij eerste meting en na het nazorgtraject
55
66
49
58
74
56
73
84
61
-
*Het generieke systeemtoezicht op lagere overheden wordt niet meer door de VI uitgevoerd en daarom wordt geen basiswaarde voor 2008, tussenwaarde en streefwaarde opgenomen. Alleen uit eerdere metingen gebleken zwakke gemeenten worden nog gevolgd. Dit is een keuze die voortvloeit uit het kabinetsstandpunt over het interbestuurlijk toezicht (commissie Oosting).
Beleidsartikel 9
Motivering
9.2.2. Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte (DGM en DGR)
Om door het bevorderen van de naleving bij te dragen aan het behalen van de doelstellingen op het gebied van Milieu en Ruimte, die geformuleerd zijn in de beleidsartikelen van VROM. Dit houdt in: + De juiste condities scheppen voor een goede milieukwaliteit in de
bebouwde omgeving; + De adaptie aan de klimaatverandering en de beperking van de
grootschalige luchtverontreiniging; + Het verbeteren van de milieukwaliteit van water en bodem; + Het verminderen van de schadelijke effecten van luchtverontreiniging
en geluidhinder op de gezondheid en het welzijn van mensen; + Het verminderen van de risico’s van stoffen, afval en straling; + Het realiseren van een internationaal gelijk speelveld (level playing
field) door de organisatie van het toezicht in EU te verbeteren; + Het verminderen van de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke
stoffen.
Instrumenten
+ Handhavingsonderzoek;
+ Compliance assistance;
+ Audits bij andere overheden;
+ Toezicht;
+ Bestuursdwang/dwangsom;
+ Opsporing.
Doelgroepen Meetbare gegevens
Bedrijven, burgers, andere (internationale) overheden.
De belangrijkste prestaties voor 2009 zijn:
+ Thematisch toetsen van de doorwerking van het rijksbeleid ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit bij provincies en gemeenten in de ruimtelijke planvorming;
+ Toezicht houden op de actualiteit en goede doorvertaling (landelijk) ruimtelijk beleid op het gebied van landschap (verrommeling), natuur, lokale milieukwaliteit en externe veiligheid in bestemmingsplannen via plantoetsing, (selectieve toetslijst) vooral vooraf bij circa 2000 plannen. Naar verwachting zal dit bij 600 plannen leiden tot opmerkingen van VI en rijkspartners. Bij een deel daarvan zullen interventies nodig zijn;
+ Uitvoeren van gebiedsprojecten en themaprojecten. Toetsen van ruimtelijke plannen gemeenten achteraf: bedrijfsterreinen, landschap, recreatiewoningen en actualisatie bestemmingsplannen in nationale landschappen;
+ Geluid: ter verbetering van het leefklimaat projecten uitvoeren inzake de geluidsproblematiek langs het spoor en rond industrieterreinen op specifieke lokaties;
+ Luchtkwaliteit: ter verbetering van de luchtkwaliteit in relatie tot de leefomgeving worden de onderwerpen fijn stof, NOx, de uitvoering van maatregelen van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en bestemmingsplannen betrokken.
Veiligheid, explosieven en buisleidingen
+ De VI is verantwoordelijk voor de frontoffice buisleidingen. Alle 35 leidingexploitanten worden bezocht, hetzij door een intergrale audit (10 stuks), een thema onderzoek (20) en naar verwachting 10 meldingsafhandelingen;
Beleidsartikel 9
+ De gezamenlijke aanpak van politie, vliegende brigade vuurwerk en
VROM-IOD richt zich vooral op de grote illegale spelers binnen de
vuurwerkbranche; + Uitvoeren van toezichtsacties op defensieterreinen; + Toezicht uitvoeren op de Wet explosieven civiel gebruik. Het totaal
aantal bedrijven is circa 150, daarbij wordt minimaal op 50 bedrijven
toezicht gehouden en nazorg verricht + Toezicht houden op het Besluit externe veiligheid inrichtingen, gericht
op veiligheid van inrichtingen en transportgevaarlijke stoffen in relatie
tot ruimtelijke ordening.
Klimaat, luchtverontreiniging en energie (IPPC/TOP/EPTR)
+ Toezicht houden op meerjarenafspraken en convenanten;
+ Bij lopende vergunningverlening van grote bedrijven, zoals Brzo-bedrijven (Besluit risico zware ongevallen) toetst de VI aan de voorkant, of in voldoende mate met de belangrijkste aspecten van het rijksbeleid (zoals energiebesparing en emissie-eisen) rekening is gehouden. Als dit onvoldoende het geval is zal de VI gericht adviseren en zo nodig bezwaar en beroep aantekenen;
+ Thematisch onderzoek doen naar de doorwerking van de belangrijkste rijksprioriteiten bij het bevoegd gezag;
+ De knelpunten bij de implementatie van de IPPC-richtlijnen signaleren;
+ De VI zal fors inzetten op menskracht en middelen bij de frontoffice chemie. Daarin wordt de toezichtslast voor 150 producenten van basischemicaliën samen met andere Rijks- en regionale overheden verminderd.
Veilige stoffen en producten
+ Speerpunten bij REACH zijn het voltooien van de handhavings-structuur en inspecties bij circa 100 producenten, importeurs en toepassers;
+ Toezicht op koelinstallaties F-gassen moet de lekverliezen van F-gassen tot onder de 10% brengen en de illegale handel beperken;
+ Uitvoeren van ketentoezicht op milieugevaarlijke stoffen, waaronder de achterblijvende gemeenten bij asbest, sanering asbestwegen;
+ VI coördineert het toezicht op biociden dat samen met VWA en AI wordt uitgevoerd conform het Handhavingsprogramma 2008–2011. In 2009 wordt het Handhavingsprogramma geactualiseerd;
+ Toezicht biociden (circa 200) vindt plaats bij geselecteerde doelgroepen en leveranciers. Het is gericht op aanpak van verboden middelen, primair op stoffen die niet Europees verdedigd worden of prioritair zijn vanwege risico’s voor mens en/of milieu;
+ Toezicht op de introductie van GGO’s bij ingeperkt gebruik, veldproeven, gentherapie en de invoer binnen de EU op niet-toegelaten GGO’s vooral gericht op levende landbouwproducten.
Afval, Water en Bodem
Afval
+ Uitvoering van gerichte handhavingsacties bij prioritaire afvalstromen en bestemmingen in samenwerking met onder andere de Douane en optreden tegen de illegale situaties op basis van de Europese Verordening voor de Overbrenging van Afvalstoffen (EVOA), vooral in niet-OESO landen;
+ Diverse activiteiten gericht op naleving van de productenbesluiten;
+ De VI is verantwoordelijk voor het frontoffice afval waarin de toezichts-last voor naar schatting 3000 afvalverwerkende bedrijven samen met
Beleidsartikel 9
andere rijks- en regionale overheden wordt verminderd. De toezichts-last wordt verminderd, terwijl de effectiviteit van het toezicht toeneemt.
Water (Drinkwater en Legionella)
+ Toezicht op alle drinkwaterbedrijven (10 in 2009) door uitvoering inspecties en periodiek overleg, met specifieke aandacht voor de kwaliteit van het geleverde drinkwater (inclusief naleving van Regeling materialen en chemicaliën) en de omgang met incidenten en calamiteiten;
+ Opstellen van een protocol voor de uitvoering van een benchmark drinkwaterbedrijven ter uitvoering vanaf 2010 als nieuwe taak binnen de nieuwe Drinkwaterwet;
+ Uitvoering van de Interventiestrategie Legionellapreventie en
rapportage daarvan. De drinkwaterbedrijven controleren 3500 tot 4000 prioritaire instellingen in 2009. De VI zal handhavend optreden, volgens ervaring is dat bij circa 10% van de gecontroleerde instellingen nodig;
+ Afhandeling van circa 2000 overschrijdingen van de norm voor
Legionella, waarbij deze afhandeling, afhankelijk van de ernst, bestaat uit registratie tot nadere inspectie;
+ Evaluatie van de registratie en het toezicht op natte koeltorens;
+ Toezicht op eigen winningen door uitvoering van circa 25 inspecties.
Bodem (Besluit bodemkwaliteit, incl. Kwalibo)
+ Afhandeling van circa. 200 signalen over misstanden op bodemgebied. Deze signalen komen binnen bij het Toezichtloket Bodem dat wordt beheerd door de VI en Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW). Mede op basis van de signalen worden circa 15 diepgaande onderzoeken uitgevoerd om structurele overtreders te achterhalen;
+ Advisering over de integriteit van bodemintermediairs die een erkenning aanvragen bij SenterNovem/Bodem+;
+ Onderzoek naar de risicobeheersing: hoe wordt in de praktijk voorkomen dat verontreinigde grond op de verkeerde bestemming terechtkomt, of dat teveel verontreiniging achterblijft;
+ Afspraken maken met handhavingspartners (gemeenten en provincies) over taakverdeling en taakopvatting teneinde ketenhandhaving van grondstromen vorm te kunnen geven.
Nucleaire industrie en straling
+ Toezicht bij afvalverwerkende inrichtingen ten aanzien van radioactief besmet schroot (circa 450 meldingen per jaar) en apparatuur met stralingsbronnen (ziekenhuizen);
+ De VI coördineert het frontoffice nucleair waarin het rijkstoezicht op 8 nucleaire installaties wordt gecoördineerd;
+ Toezicht op de naleving van de Kernenergiewet (Kew) gericht op kerncentrales en kernafval, onderzoeksreactoren en verrijking en andere installaties, waar splijtstoffen worden gebezigd. Het toezicht op deze installaties is gericht op continue verbetering van de veiligheid.
Versterken van het internationale milieubeleid
+ Initiëren en uitvoeren in Europa van een reeks internationale
handhavingsacties, gericht op het creëren van een «level playing field» op het gebied van de handel in GGO’s, chemische stoffen en afvalstoffen; + Versterken van de internationale samenwerken door gezamenlijke acties en inspecties waarbij kennis en informatie wordt uitgewisseld.
Beleidsartikel 9
Dit gebeurt bij de handhaving van de EVOA in het kader van IMPEL-TFS (The European Union Network for the Implementation and Enforcement of Environmental Law, Transfrontier Shipments of Waste);
+ Versterken van Europese milieuhandhaving door de omvorming van het IMPEL-netwerk tot een internationale vereniging, internationale projecten gericht op level playing field, door verbeteren van de organisatie van het toezicht in de EU, het formuleren van criteria en eisen voor adequate handhaving (gerelateerd aan minimumeisen voor inspecties);
+ Versterken van het INECE-netwerk en de bilaterale ondersteuning van enkele nieuwe lidstaten/toetreders;
+ Uitvoeren HUF-toets en IMPEL-prooftoets op EU-regelgeving en doorwerking.
Nalevingsindicatoren
De nalevingsindicatoren zijn ontwikkeld om indicaties te geven in hoeverre de doelstellingen die in de begroting worden nagestreefd, ook daadwerkelijk worden gehaald. Vanaf 2004 zijn hiervan cijfers bekend.
Tabel 9.2.2. Nalevingsindicatoren
Doel
Naleefindicator
Meting 2005
Meting 2006
Meting 2007
Waarde 2008
Streefwaarde
% van het totaal aantal kilo’s EVOA: naleving van afval dat is geëxporteerd naar
regels voor de export van niet-OESO-landen dat voldoet risicovolle afvalstromen aan alle kernbepalingen EVOA
24
44
79*
80
90
KEW: % naleving door afvalverwerkers radioactief besmet schroot
% van de detectieplichtige schrootbedrijven dat bij controle voldoet aan de vier kernvoorschriften
35
35
55
90
Vuurwerkbesluit % % op basis van risicoanalyse
naleving door vuurwerk- geselecteerde producten die bedrijven voldoen aande veiligheidseisen
86
84
55**
90
Wlv Besluit zwavel-gehalte brandstoffen zee-scheepvaart territoriale wateren.
% in Nederlandse territoriale wateren aangemeerde zeeschepen dat voldoet aan het besluit Zwavelgehalte zeeschepen
63 (95% |
81 (95% |
83 (95% |
tussen 32 |
tussen 76 |
tussen 78 |
en 57%) |
en 87% |
en 88%) |
70
90
-
*Het EVOA-regime is halverwege 2007 gewijzigd. Voor enkele stromen is een lichter regime gaan gelden, voor andere een zwaarder. Verbeterd inzicht heeft geleid tot een andere interpreatie van de aan de indicator ten grondslag liggende gegevens. De stijging van het nalevingspercentage kan deels hiermee te maken hebben.
** Niet geconcludeerd kan worden dat het nalivingsgedrag verslechterd is. De selectie van te controleren producten is gebaseerd op risicoanalyse. Er is meer kennis over vuurwerk verkregen, waardoor de risicoanalyse beter kon worden uitgevoerd. Daardoor is er een grotere pakkans bij geselecteerde producten.
9.2.3. Bevorderen samenwerking, methodiekontwikkeling en strategie
Motivering
Om transparant en eenduidig keuzes te maken en verantwoording af te leggen over de uitvoering en effecten van het bevorderen van de naleving van VROM wet- en regelgeving;
Om de samenwerking met en het toezicht op andere overheden te vernieuwen, om daarmee de toezichtslast voor bedrijven en andere overheden te verminderen en het rijkstoezicht te uniformeren.
Beleidsartikel 9
Instrumenten Meetbare gegevens
Motivering
Doelgroepen
Strategie en methodiekontwikkeling, HUF-toetsen en onderzoek
De belangrijkste prestatie voor 2009 zijn:
+ De VROM-Nalevingsstrategie levert op basis van risico-inschatting een prioriteitenvolgorde in de wettelijke taken. Op basis daarvan worden de programma’s van de VI ingericht;
+ De bijdragen van de VI aan de verantwoording van de Kaderstellende Visie op Toezicht (KVoT II) en IMPEL zijn goed en betrouwbaar;
+ De VROM-Nalevingsstrategie zal verder verbeteren door aan te sluiten bij de programma’s van de VI en de daarbij behorende doelgroepen. Deze levert de onderbouwing met feitelijke gegevens van de ingeschatte risico’s ten behoeve van de programma’s van de VI in 2009;
+ De professionalisering van de milieuhandhaving van andere overheden (gemeenten en provincies) opschalen, zodat het bevoegd gezag robuuster en beter geëquipeerd is voor de nieuwe wet- en regelgeving zoals de (Wabo), het Activiteitenbesluit, het Gebruiksbesluit en de complexe Europese regelgeving (zie ook OD 8.2.3 en tabel 8.4);
+ De uiteindelijke verantwoordelijkheidsverdeling binnen het stelsel van VROM-uitvoering en handhaving is afhankelijk van de kabinetsreactie op het onderzoek van de commissie Mans naar het stelsel van toezicht en handhaving en de uiteindelijk bevoegdhedenverdeling zoals die geformaliseerd wordt in de Wabo.
9.2.4. Crisismanagement organiseren
Om in crisissituaties optimaal en aantoonbaar voorbereid te zijn en om bij crises adequaat te kunnen optreden. De VROM-Inspectie is verantwoordelijk voor crisismanagement op het gebied van de VROM- beleidsterreinen, onder meer voor milieu (chemisch en nucleair) en drinkwater.
Overheidsinstellingen betrokken bij de bestrijding van crises en rampen (zoals brandweer en politie), andere ministeries, internationale overheden, de betrokken VROM-organisatieonderdelen en de VN, private en publieke deskundigeninstituten.
De belangrijkste prestaties voor 2009 zijn:
+ Het in behandeling nemen en afhandelen van 500 meldingen (jaargemiddelde) van (lokale, regionale, nationale en internationale) incidenten, calamiteiten en andere meldingen;
+ Het ontwikkelen en implementeren van een crisisentiteit voor
CBRN-terrorisme inclusief de borging ervan. Dit houdt onder meer in het ontwikkelen van mobiele CBRN-meetfaciliteiten en het implementeren van een responsprocedure voor de vitale VROM-sectoren (drinkwater, chemie (inclusief buisleidingen) en nucleair, die vallen onder het alerteringssysteem terrorisme (ATB);
+ Het voorbereiden en uitvoeren van minimaal 6 oefeningen om de afgesproken VROM responsprocedures te testen en de betrokken VROM crisisfunctionarissen te trainen. Deelnemen aan een Europese oefening op het gebied van overstromingen (Euroflood). Verder zijn er 4 specifieke (gezamenlijke) oefeningen voor milieu, drinkwater, nucleaire en buisleiding incidenten voor het Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten en de Eenheden Planning en Advies voor drinkwater en nucleair.
Beleidsartikel 9
9.2.5. Opsporen en bestrijden van fraude
Motivering
Om grove misstanden met betrekking tot de aan VROM gerelateerde wetgeving en beleidsinstrumenten tegen te gaan.
Doelgroepen Meetbare gegevens
Bedrijven, corporaties en burgers.
Prestaties worden gemeten aan de hand van het aantal strafrechtelijke onderzoeken dat is uitgevoerd en het processen-verbaal (pv’s) dat aan het OM wordt aangeleverd. De jaarlijkse afspraken tussen de VROM-Inspectie (inclusief de VROM-Inlichtingen- en opsporingsdienst (IOD)) worden jaarlijks vastgelegd in een handhavingsarrangement.
De belangrijkste prestatie voor 2009 betreffen:
+ Uitvoeren van complexe strafrechtelijke onderzoeken voor de
VROM-beleidsterreinen, op basis van een risicoanalyse maar vooral gericht op met specifieke aandacht voor woningcorporaties, afvalstoffen, vuurwerk en bodem;
+ Bestendigen van een strategische informatiepositie (ontwikkelen criminaliteitsbeelden en strategische analyses).
Tabel 9.4. pv’s VROM-Inspectie
afgesproken
gerealiseerd
2006 2007 2008 2009
122 |
203 |
130 |
155 |
135 |
(loopt) |
135 |
(verwacht) |
Tabel 9.5. zelfstandige onderzoeken/pv’s VROM IOD
afgesproken
gerealiseerd
2006 2007 2008 2009
15 22 (12 afgerond in 2006, 10 lopen door in 2007)
25 23 (10 afgerond in 1007, 13 lopen er door in 2008)
10 (loopt)
10 (verwacht)
Beleidsartikel 91
2.3. De niet-beleidsartikelen
Artikel 91. Algemeen
91.1. Algemeen
Op dit artikel worden alle uitgaven opgenomen die niet specifiek aan een van de beleidsdoelstellingen uit de beleidsartikelen zijn toe te rekenen. Het betreft hier zowel apparaatsuitgaven van de VROM- én WWI-begro-tingen en enkele niet nader toe te wijzen programmabudgetten.
Tabel 91.1. Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 91. Algemeen |
|||||||
x € 1 000 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: |
305 456 |
318 3 16 |
308 178 |
291 168 |
271 991 |
269 703 |
269 703 |
Uitgaven: Waarvan juridisch verplicht |
373 557 |
346 415 |
316 169 22 239 |
297 495 22 070 |
272 750 18 253 |
268 903 16 875 |
269 703 16 875 |
Programma: |
22 751 |
34 506 |
42 326 |
41 993 |
34 511 |
31 809 |
31 809 |
Communicatie-instrumenten |
7 577 |
7 942 |
6 273 |
5 424 |
4 020 |
4 020 |
4 020 |
Stichting Advisering Bestuursrechtspraak |
|||||||
(StaB) |
5 063 |
5 180 |
5 148 |
5 138 |
5 117 |
5 115 |
5 115 |
Overige vastgoedinformatievoorziening |
8 390 |
13 767 |
26 405 |
31 431 |
25 374 |
22 674 |
22 674 |
Programma / onderzoek Gemeenschappe- |
|||||||
lijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) |
1 721 |
7 617 |
4 500 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Apparaat: |
350 806 |
311 909 |
273 843 |
255 502 |
238 239 |
237 094 |
237 894 |
Beleidsartikelen begroting XI-VROM |
44 810 |
48 516 |
48 059 |
47 970 |
47 810 |
48 264 |
48 264 |
Apparaat artikel 1 (DGR) |
9 758 |
9 017 |
9 147 |
9 129 |
9 091 |
9 087 |
9 087 |
Apparaat artikel 2 (DGR) |
1 060 |
2 996 |
3 006 |
2 997 |
2 982 |
2 980 |
2 980 |
Apparaat artikel 3 (DGM/KvL) |
5 054 |
4 954 |
4 695 |
4 685 |
4 669 |
4 667 |
4 667 |
Apparaat artikel 4 (DGM/BWL) |
4 653 |
5 062 |
4 960 |
4 949 |
4 931 |
4 929 |
4 929 |
Apparaat artikel 5 (DGM/LMV) |
4 604 |
4 766 |
4 769 |
4 767 |
4 769 |
4 765 |
4 765 |
Apparaat artikel 6 (DGM/SAS) |
5 262 |
5 800 |
5 597 |
5 586 |
5 564 |
5 562 |
5 562 |
Apparaat artikel 7 (DGM/SB) |
5 432 |
5 506 |
5 446 |
5 436 |
5 416 |
5 413 |
5 413 |
Apparaat Internationale Zaken artikel 7 |
|||||||
(IZ) |
5 242 |
6 112 |
6 105 |
6 095 |
6 075 |
6 549 |
6 549 |
Apparaat artikel 8 (DGR) |
591 |
823 |
823 |
822 |
819 |
819 |
819 |
Apparaat artikel 8 (DGM) |
3 154 |
3 480 |
3 511 |
3 504 |
3 494 |
3 493 |
3 493 |
Beleidsartikelen begroting XVIII-WWI |
45 023 |
43 256 |
32 074 |
31 960 |
31 828 |
30 540 |
31 340 |
Apparaat artikel 1 (DGWWI) |
5 103 |
3 801 |
5 195 |
5 189 |
5 183 |
5 183 |
5 183 |
Apparaat artikel 2 (DGWWI) |
8 553 |
2 273 |
4 352 |
4 331 |
4 299 |
4 299 |
4 299 |
Apparaat artikel 3 (DGWWI) |
13 507 |
21 935 |
10 767 |
11 147 |
11 130 |
11 130 |
11 130 |
Uitvoering huursubsidie |
14 218 |
5 883 |
1 900 |
1 358 |
1 310 |
22 |
822 |
Apparaat artikel 4 (DGWWI) |
3 642 |
4 326 |
4 476 |
4 560 |
4 539 |
4 539 |
4 539 |
Apparaat artikel 5 (DGWWI) |
0 |
5 038 |
5 384 |
5 375 |
5 367 |
5 367 |
5 367 |
Departementsleiding, control, expert- |
|||||||
diensten en overige staf: |
69 144 |
72 917 |
62 820 |
60 739 |
60 467 |
60 511 |
60 511 |
Apparaat projecten VROM |
257 |
429 |
270 |
270 |
0 |
0 |
0 |
Apparaat DGWWI |
5 472 |
1 680 |
2 272 |
3 217 |
3 174 |
3 217 |
3 217 |
Apparaat DGR |
5 336 |
3 923 |
3 970 |
4 021 |
4 004 |
4 001 |
4 001 |
Apparaat DGM |
2 112 |
2 154 |
2 194 |
2 262 |
2 254 |
2 252 |
2 252 |
Apparaat departementsleiding, control en |
|||||||
overig staf |
14 834 |
19 952 |
17 711 |
17 936 |
18 966 |
18 960 |
18 960 |
Apparaat Planbureau Leefomgeving |
41 133 |
44 779 |
36 403 |
33 033 |
32 069 |
32 081 |
32 081 |
Beleidsartikel 91
Artikel 91. Algemeen
x € 1 000
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Raden: |
7 491 |
8 386 |
6 561 |
6 349 |
6 224 |
6 222 |
6 222 |
VROM-Raad |
2 077 |
2 146 |
2 069 |
2001 |
1 961 |
1 962 |
1 962 |
Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en |
|||||||
Natuuronzoek |
1 532 |
1 144 |
520 |
498 |
486 |
485 |
485 |
Waddenadviesraad (WAR) |
592 |
699 |
678 |
662 |
650 |
650 |
650 |
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) |
1 082 |
1 000 |
0 |
0 |
0 |
00 |
|
Technische Commissie Bodem- |
|||||||
bescherming (TCB) |
574 |
642 |
627 |
612 |
603 |
603 |
603 |
Gemeenschappelijk OntwikkelingsBedrijf |
|||||||
(GOB) |
1 634 |
2 755 |
2 667 |
2 576 |
2 524 |
2 522 |
2 522 |
Postactieven: |
9 956 |
10 835 |
10 043 |
9 757 |
9 419 |
8 603 |
8 603 |
Postactieven DGWWI |
2 317 |
3 140 |
3 139 |
3 133 |
3 119 |
3 117 |
3 117 |
Postactieven DGR |
584 |
403 |
402 |
402 |
399 |
399 |
399 |
Postactieven DGM |
1 543 |
1 357 |
1 356 |
1 353 |
1 348 |
1 348 |
1 348 |
Postactieven Inspectie |
1 594 |
1 600 |
1 568 |
1 420 |
1 297 |
976 |
976 |
Postactieven GD/CSt |
3 918 |
4 335 |
3 578 |
3 449 |
3 256 |
2 763 |
2 763 |
Gemeenschappelijke voorzieningen: |
174 382 |
132 201 |
121 923 |
114 746 |
117 552 |
118 015 |
118 015 |
Gemeenschappelijke voorzieningen |
149 051 |
105 883 |
96 815 |
90 627 |
93 546 |
94 007 |
94 007 |
Huurbijdrage aan RGD |
25 331 |
26 318 |
25 108 |
24 119 |
24 006 |
24 008 |
24 008 |
Verzameluitkeringen * |
000000 |
0 |
|||||
Taakstellingen |
0 |
|
-7 637 |
|
-35 061 |
-35 061 |
-35 061 |
Ontvangsten: |
48 827 |
44 813 |
40 339 |
31 908 |
30 891 |
30 891 |
30 412 |
-
*Met betrekking tot het nieuwe instrument «Verzameluitkeringen» zullen bij 1e suppletore begroting 2009 de betreffende budgetten worden overgeboekt naar dit artikel.
Grafiek 91.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel in het begrotingsjaar 2009
90%- |
|||||
70%-60%- |
|||||
29% |
12.209 |
||||
50%-40%-30%-20%-10%-0%- |
|||||
I |
-
1.in perc.
-
1.in bedr. x € 1.000
juridisch verplicht beleidsmatig gebonden
■ bestuurlijk gebonden
Beleidsartikel 91
Toelichting
De budgetflexibiliteit is alleen aangegeven voor het operationeel doel Programma. Het juridische verplichte gedeelte bestaat uit de subsidiëring van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak en de stichting RAVI/ GEONOVUM. Daarnaast zijn er al juridische verplichtingen aangegaan betreffende contracten met leveranciers van onder andere de VROM bladen zoals Tellus, Vrom.nl, hostingcontracten voor internet, campagnes die doorlopen in 2009 en enkele projectkosten van de basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Het bestuurlijk verplichte gedeelte bestaat onder andere uit de programmakosten van het Ruimtelijk Planbureau, waarover bestuurlijke afspraken zijn gemaakt, enkele Rijksbrede communicatievoorzieningen, enkele in voorbereiding zijnde communicatiecampagnes en de overige projectkosten van BAG, waaraan VROM gebonden is door onder meer afspraken met lagere overheden.
91.2. Programma
91.2.1. Communicatie-instrumenten
Communicatie in het hart van beleid. Onder dit motto sluit de communicatiediscipline ook bij het ministerie van VROM/WWI in een vroegtijdig stadium aan bij beleidsvorming. Doel daarvan is bij beleidsvorming nog meer rekening te houden met de maatschappelijke gevolgen en de signalen die rondom bepaalde beleidsonderwerpen reeds in de samenleving leven. Hiertoe worden verschillende middelen ingezet zoals burgerplatforms en diverse monitoringsinstrumenten. Zo krijgen de diverse doelgroepen de kans om via verschillende participatievormen met (de bewindslieden van) VROM/WWI in contact te treden.
Uiteraard zet VROM/WWI natuurlijk ook communicatie-instrumenten in om het beleid onder de aandacht te brengen van de diverse doelgroepen. Zowel naar bestuurders, bedrijfsleven als het grote publiek communiceert VROM/WWI haar beleid via diverse kanalen. Al enkele jaren is hierbij het motto «digitaal tenzij». Dit blijft zo en de toepassingen op onder meer de website van VROM/WWI ontwikkelen zich steeds meer in die richting.
Ook legt VROM/WWI via communicatiemiddelen verantwoording af over (de totstandkoming van) haar beleid. In de communicatie sluit VROM aan bij de pijlers en projecten van het Kabinet. VROM draagt op meerdere manieren bij aan de ontwikkeling van rijksbrede communicatie, uiteenlopend van internet tot en met publieksvoorlichting.
91.2.2. Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) is een bijna volledig door VROM gesubsidieerde instelling. Op verzoek van de Raad van State adviseert de StAB de bestuursrechter in geschillen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu. Ook worden op verzoek adviezen aan de rechtbanken verstrekt.
Beleidsartikel 91
Tabel 91.2. Aantal adviesaanvragen |
||||
Realisatie 2006 |
Realisatie 2007 |
Begroting 2008 |
Ontwerpbegroting 2009 |
|
Stand per 01-01 Instroom aanvragen Aantal afgehandelde aanvragen/adviezen |
88 366 359 |
95 494 490 |
99 380 380 |
99 425 425 |
Stand per 31-12 |
95 |
99 |
99 |
99 |
De ontwerpbegroting 2009 is afgeleid uit de meerjarencijfers uit de begroting 2008. De StAB levert de begroting 2009 medio oktober 2008 op.
91.2.3. Overige vastgoedinformatievoorziening
Coördinatie Geo-informatie/basisregistraties
Het ministerie van VROM is sinds het Besluit Informatievoorziening Rijksdienst (1990) verantwoordelijk voor de coördinatie van de Geo-infor-matie (GI). Een belangrijk deel van het GI-beleid komt tot stand via de inzet rond een aantal te realiseren Geo-basisregistraties, die in principe deel zullen uitmaken van een samenhangend stelsel van basisregistraties. Door het Kabinet aangemerkte authentieke basisregistraties in het geo-domein zijn een adressen- en gebouwenregistratie, de perceelregistratie van het Kadaster met de kadastrale kaart, een topografisch bestand (1:10 000 topografische kaart van het kadaster) en in de toekomst mogelijk aangevuld met de Grootschalige Basiskaart Nederland (de GBKN) en een basisregistratie voor de ondergrond.
Basisregistratie Adressen en Gebouwen
De BAG is een onderdeel van het stelsel van basisregistraties dat onder de coördinatie van de minister van Binnenlandse Zaken tot stand wordt gebracht. De BAG bevat kerngegevens die essentieel zijn voor de werking van het stelsel, dat een meerledig effect heeft, namelijk voorkomen en opsporen van fraude, meer adequate dienstverlening overheid, verminderen administratieve lastendruk en verbeteren efficiency. De gemeenten zijn de bronhouders van de BAG. Het wetsvoorstel voor de BAG is begin 2008 door de Eerste Kamer aanvaard en de landsbrede implementatie is voorzien in 2009 en 2010, waarna vanaf 2011 verplicht gebruik in Nederland moet zijn gerealiseerd. In 2008 is een landelijke ICT-voorziening bij het Kadaster gerealiseerd, zodat de eerste tranches van gemeenten kunnen worden aangesloten en de eerste pilots met landelijke afnemers zijn gestart. Voor de exploitatie van de landelijke voorziening en monitoring van de gemeentelijke basisregistraties is een structureel bedrag in de begroting van VROM opgenomen.
Basisregistraties Kadaster en Topografie
De Basisregistraties Kadaster en Topografie zijn gebaseerd op bestaande registraties die echter wel enige aanpassing behoeven. Het Kadaster is registratiehouder van de registratie Topografie. VROM trekt het project in nauwe samenwerking met het Kadaster. De wetgeving is in 2006 aan de Tweede Kamer gezonden en in de eerste maanden van 2007 aangenomen. De wet is op 1 januari 2008 in werking getreden. Organisaties hebben vanaf die datum een jaar om aan te sluiten op deze twee basisregistraties.
Er wordt de komende jaren nog hard gewerkt aan het stelsel basisregistraties. De Basisregistratie Topografie en Kadaster behoren tot de
Beleidsartikel 91
eerste die ingevoerd worden, en hebben daarmee een voorbeeldfunctie. VROM is verantwoordelijk voor het project waarin deze twee basisregistraties worden gerealiseerd. Het breed gebruik van deze basisregistraties leidt tot efficiencyvoordelen voor de overheid en administratieve lastenverlichting voor burgers en bedrijven. Gekozen is daarom voor lage financiële drempels voor gebruik, zodat het breed gebruik van deze basisregistraties tot stand kan komen. Om dit mogelijk te maken is voor de basisregistratie Topografie overgegaan op een centrale financiering van de kosten voor inwinning en beheer met VROM als budgethouder. Dit sluit aan bij het kabinetsbeleid dat e-overheidsvoorzieningen indien mogelijk centraal gefinancierd zouden moeten worden. Ook voor de investeringskosten is een bedrag in de VROM-begroting opgenomen. Voor de basisregistratie Kadaster geldt dat de inwinningkosten reeds worden gedekt vanuit de inschrijving van akten. Hier is om die reden niet overgegaan op centrale financiering.
Grootschalige Basiskaart Nederland
Het maatschappelijk belang van een uniforme grootschalige ondergrond-kaart, die aansluit bij de andere basisregistraties is groot. Dit geldt bijvoorbeeld voor de veiligheidssector (politie, brandweer en ambulance), voor het beheer van kabels en leidingen (in de grondroerdersregeling) en bij ruimtelijke ordening. De huidige GBKN is een publiek private samenwerking bestaande uit een aantal regionale stichtingen, die weer worden overkoepeld door de Stichting Landelijk Samenwerkingsverband GBKN (LSV GBKN). Deelnemende partijen zijn: gemeenten, Kadaster, provincies en nutsbedrijven. Een aantal gemeenten verzorgt hun grootschalige topografie zelfstandig: de 24 TPG gemeenten. Het is noodzakelijk de organisatie in Nederland te stroomlijnen: bronhouders (voor 95 % de gemeenten) aan te wijzen en een landelijke voorziening in te richten. Voor het realiseren van de GBKN als basisregistratie is het daarnaast noodzakelijk het bestand landelijk uniform en vlak(object) gericht te maken. Voor de benodigde investeringen is een projectplan opgesteld.
In het kader van de e-overheid, programma stroomlijning basisgegevens is het noodzakelijk, dat de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) wordt aangewezen als wettelijke basisregistratie. De minister van VROM heeft in het bestuurlijk overleg in 2006 met het bestuur van de stichting GBKN de aanwijzing bevestigd onder voorwaarde dat een positieve businesscase kan worden opgesteld. Dit is ook aan de Tweede Kamer medegedeeld in de voortgangsrapportage van de e-overheid. Het ambtelijk adviescollege GI-beraad heeft in 2007 de positieve kosten-batenanalyse goedgekeurd en de minister geadviseerd de GBKN aan te wijzen als basisregistratie.
Inmiddels is de GBKN in het advies van de commissie Postma/Wallage aangewezen als onderdeel van het Nationale Urgentieprogramma. De commissie adviseert het Kabinet daarvoor financiële middelen ter beschikking te stellen. Er is structureel een bedrag in de VROM-begroting opgenomen voor de investerings- en exploitatiekosten van de GBKN als wettelijke basisregistratie.
Ruimte voor Geo-informatie
Voor het kennisprogramma Ruimte voor Geo-informatie zijn voor de jaren 2004 t/m 2009 Bsik-gelden (Besluit subsidies investeringen in de kennisinfrastructuur) toegekend. Met dit kennisprogramma wordt de innovatie in de sector van de Geo-informatie versterkt.
Beleidsartikel 91
91.3. Apparaat
Op dit artikel worden alle apparaatsuitgaven opgenomen van de begrotingen XI, VROM met uitzondering van de VROM-inspectie, en XVIII WWI, uitgesplitst naar beleidsartikelen en overhead. Het betreft hier zowel apparaatsuitgaven voor loonkosten voor het ambtelijk personeel en postactieven als voor materiële uitgaven voor huisvesting, ICT e.d.
91.3.1. Planbureaus, adviesorganen, kennisinstituten en Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf
In deze paragraaf wordt apart ingegaan op het Planbureau voor de Leefomgeving, het Gemeenschappelijke Ontwikkelingsbedrijf en op enkele raden en commissie die aan VROM zijn verbonden.
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
In 2008 zijn het Milieu- en Natuurplanbureau en het Ruimtelijk Planbureau gefuseerd tot het Planbureau voor de Leefomgeving. Het PBL is het planbureau voor de ruimte, het milieu en de natuur. Het verricht wetenschappelijke verkenningen, analyses, prognoses en beleidsevaluaties in (inter)nationale context die relevant zijn voor het strategisch regeringsbeleid. Die activiteiten zijn primair intersectoraal en gericht op de lange termijn. Het planbureau analyseert ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor de leefomgeving van mens, plant en dier. Het verkent de toekomstige kwaliteit van de leefomgeving en mogelijke beleidsopties. Het planbureau wil tevens bijdragen aan integrale ruimtelijke en ecologische afwegingsvraagstukken voor het beleid. Daarbij wordt de samenwerking met andere planbureaus gezocht.
In 2009 worden de volgende activiteiten ondernomen:
+ Publicatie van een Milieubalans, een Natuurbalans en de Staat van de ruimte. Hierin wordt de actuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving in beeld gebracht in relatie tot het vigerende en voorgenomen beleid;
+ Evaluaties en verkenningen op het gebied van de kabinetsprioriteiten Schoon en Zuinig, Mooi Nederland, Stedelijke woningbouwopgave, Prachtwijken en Duurzame Productie en Consumptie;
+ Publicatie van evaluaties, verkenningen en prognoses ten behoeve van nationale en internationale opdrachtgevers.
Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB)
Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf is een uitvoeringsorganisatie die werkt in opdracht van de departementen met vastgoed en/of beleidsdoelen met betrekking tot de fysieke omgeving. Deze hebben zich georganiseerd in een zogenaamde opdrachtgeversberaad. Het GOB staat als een shared service-organisatie tussen de bestaande Rijksvastgoed-diensten en is een uitvoeringsorganisatie die handelend kan optreden voor concreet benoemde ruimtelijke opgaven waar het Rijk gronden zal afstoten dan wel voornemens is subsidie te verstrekken om beleidsdoelen te bereiken.
Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf bouwt kennis en expertise op rond doelmatig en modern vermogensbeheer en bundelt daarbij de kennis en expertise die bij de verschillende onderdelen van het Rijk aanwezig is. Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf krijgt tevens de beschikking over een aantal financiële instrumenten. Kennis en instrumenten worden primair ingezet voor projecten van het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf maar zijn ook beschikbaar voor andere (vast-
Beleidsartikel 91
goed)projecten van het Rijk. Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf
is vormgegeven als een interdepartementale projectdirectie, geplaatst
onder de Secretaris-Generaal van VROM. In 2008 wordt de positionering
van het GOB bij het ministerie van VROM geëvalueerd. Dit maakt
inmiddels deel uit van het onderzoek naar de wenselijkheid van een fusie
met de Dienst der Domeinen en de Dienst Landelijk Gebied, die mede
door de motie-Atsma (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 XIV, nr. 111) in
gang is gezet.
Doelstellingen van het GOB en het opdrachtgeversberaad zijn:
+ Vergroten van de slagkracht en eenduidigheid van het rijksoptreden in
de richting van andere overheden en marktpartijen; + Betere resultaten bij het bereiken van de rijksdoelen in een gebied; + Versterken van de rijksinterne beleids- en uitvoeringscoördinatie; + Het zakelijk omgaan met rijksvastgoed (binnen ruimtelijke ontwikkelingen); + Versterken en bundelen van kennis en expertise van het Rijk.
Het GOB adviseert de opdrachtgevende departementen in de verkenningsfase van een project en handelt in de vervolgfase, de zogenaamde businesscase-fase, zelfstandig op basis van een mandaat van de opdrachtgevers. Aan het einde van deze fase levert het GOB drie producten op (die grotendeels in samenwerking met andere overheden in het betrokken gebied en eventueel ook andere partijen worden gemaakt), te weten: een ruimtelijk plan, een sluitende financiële onderbouwing van dit plan en een samenwerkingsovereenkomst. Aan de hand van deze producten kan tot uitvoering van het project worden overgegaan. Op verzoek geeft het GOB ook afzonderlijk advies aan rijkspartijen over (financiële aspecten van) gebiedsontwikkelingsprojecten die niet direct zijn gekoppeld aan projecten die het GOB zelf uit gaat voeren.
Tabel 91.3. Aantal projecten in verkennings- en businesscasefase en afzonderlijke (afgeronde) adviezen
Realisatie 2006 Realisatie 2007 Ontwerp- Ontwerp-
begroting 2008 begroting 2009
Advies |
1 |
4 |
4 |
4 |
Verkenningen |
4 |
3 |
5 |
4 |
Business case |
3 |
6 |
7 |
8 |
In de tabel is het (verwachte) aantal projecten in de verkennings- en businesscasefase aangegeven per ultimo van het betreffende jaar.
VROM-raad
De VROM-raad adviseert regering en parlement over de hoofdlijnen van beleid aangaande de duurzame kwaliteit van de leefomgeving en over andere onderdelen van het rijksbeleid, die relevant zijn voor VROM. Het nieuwe Kabinet heeft het voornemen de VROM-raad, de Raad voor het Landelijk Gebied en de Raad voor Verkeer en Waterstaat op te laten gaan in een Raad voor de Fysieke Leefomgeving.
De in de zomer van 2008 uitgebrachte strategische kennisagenda VROM vormt de basis voor de input van de minister van VROM voor het werkprogramma van de VROM-raad voor 2009.
Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO)
De RMNO is een sectorraad, een adviesorgaan van de overheid, die met name LNV en VROM gevraagd en ongevraagd adviseert over het te voeren kennis- en onderzoeksbeleid op het gebied van ruimte, milieu en
Beleidsartikel 91
natuur en op projectbasis ook andere departementen zoals het ministerie van VenW omtrent governance vraagstukken met betrekking tot water en infrastructuur. VROM en LNV benutten samen de expertise van de RMNO om te waarborgen dat het proces van beleidsvorming optimaal wordt ondersteund met terzake doende (strategische) kennis en om de strategische kennisfunctie van het departement te versterken. De RMNO ontwikkelt daartoe samen met de departementen onder andere strategische kennisagenda’s, die relevante kennisvragen beschrijven, en probeert vraag en aanbod bij elkaar te brengen van bestaande en nog te ontwikkelen kennis.
Bij het uitbrengen van de adviezen wordt een communicatietraject uitgevoerd (bijeenkomsten, artikelen, nieuwsbrieven, enzovoorts) met de focus op goede verspreiding en benutting van kennis. In 2009 werkt de RMNO in ieder geval aan een internationale conferentie over kennis en beleid, onderzoekt ze gehanteerde beleidstheorieën bij de thema’s ruimte en milieu, en doet ze in opdracht van VenW een onderzoek naar governance aspecten rond het thema water.
Raad voor de Wadden
De Raad voor de Wadden adviseert gevraagd en ongevraagd vanuit een grote gebiedsgebonden betrokkenheid over een breed scala van beleidsterreinen, die hun doorwerking hebben voor de Waddenzee. Uitgangspunt voor de raad is de hoofddoelstelling «natuur», zoals die in de regelgeving voor de Waddenzee is neergelegd. Binnen de randvoorwaarden hiervan adviseert de Raad integraal gebiedsgericht over de verschillende ontwikkelingen die in het gebied spelen. VROM beoogt met zijn bijdrage aan deze Raad onafhankelijk advies te verkrijgen over het Waddenzeebeleid, met name op de relatie tussen economie en milieu. In 2009 zullen naar verwachting onder meer adviezen verschijnen over: + De gevolgen van de klimaatsverandering voor het Waddengebied; + De noodzakelijke investeringen in de Waddenzee; + Geïntegreerd Beheer van Kustgebieden; + Trilaterale samenwerking tussen Duitsland, Denemarken en Nederland
in het Waddengebied; + Een gebiedsdekkende Beheerraad; + Doelstellingen Waddenfonds.
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS)
De raad heeft tot taak de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal te adviseren over beleid en wetgeving inzake technische en technisch-organisatorische maatregelen ter voorkoming van ongevallen en rampen als gevolg van het gebruik, de opslag, de productie, het vervoer van gevaarlijke stoffen en beperking van de gevolgen van dergelijke ongevallen en rampen (Artikel 2 van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen).
Het voornemen bestaat deze adviesraad op te heffen en strategische vraagstukken met betrekking tot externe veiligheid, risicobeleid en gevaarlijke stoffen onder te brengen bij de nog op te richten Raad voor de Fysieke Leefomgeving.
Technische Commissie Bodembescherming (TCB)
De TCB adviseert over de technisch-wetenschappelijke aspecten van bodembeleid. Andere activiteiten van de commissie zijn het op beperkte schaal laten uitvoeren van onderzoek, of het organiseren van werkgroepen, over onderwerpen die bij de voorbereiding van adviezen van belang zijn.
Beleidsartikel 91
In 2009 verwacht de commissie onder andere te adviseren over onderwerpen die relatie hebben met de Nederlandse invulling van de Europese bodemstrategie en onderwerpen die voortvloeien uit het Besluit Bodemkwaliteit dat in de loop van 2008 van kracht zal worden; De TCB verwacht in 2009 een verkennende studie uit te voeren naar adaptatie van bodemgebruik aan klimaatverandering. De keuze van landbouwproducten, de ontwikkelingen in de natuur enzovoort hebben een relatie met het klimaat. Ook het management in de landbouw kan hierdoor veranderen (denk aan irrigatie, diepte van ploegen et cetera); De TCB is in 2007 een onderzoek gestart getiteld «Bagger op de kant». Omdat het een omvangrijk onderzoek betreft, is de verwachting dat dit onderzoek een uitloop zal hebben in 2009.
Niet-Beleidsartikel 92
Artikel 92. Nominaal en onvoorzien
92.1. Algemene beleidsdoelstelling
Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 92 worden gedaan. Het artikel dient meestal als tussenstation voor uitboeking van diverse posten.
Onvoorzien
In de comptabiliteitswet wordt de mogelijkheid geboden om een post op te nemen voor «Onvoorziene uitgaven».
Nog nader te verdelen
Op dit onderdeel worden intensiveringen, taakstellingen et cetera opgenomen die in de begroting nog moeten worden verwerkt maar waarvan de precieze verdeling over de beleidsartikelen nog niet belend is.
Tabel 92.1. Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 92. Nominaal en onvoorzien |
|||||||
x € 1 000 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: |
0 |
3 369 |
|
-872 |
-482 |
-311 |
-311 |
Uitgaven: |
0 |
3 447 |
-710 |
|
-782 |
|
|
Loonbijstelling:
Prijsbijstelling:
Onvoorzien:
Nog te verdelen: Nog nader te verdelen taakstellingen Nog nader te verdelen overig
000000 000000 0 1 685 1 522 1 372 2 014 1 954
0 1 762
0 0
0 1 762
2 232 -300 1 932
2 784 -301 2 483
2 796 - 2 565
-
-299 - 299
2 497 - 2 266
0 0
1 954
2 565 - 299 2 266
Bedrijfsvoeringsparagraaf
BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
Een kleiner en beter VROM
Met het Coalitieakkoord beoogt het Kabinet een kleinere en betere
rijksdienst die kan voldoen aan de eisen die aan de overheid van nu en in
de toekomst worden gesteld. Een opgave vanuit de politiek is om met
minder mensen meer resultaten te behalen. Dit betekent dat VROM in
2011 met ongeveer 600 fte minder haar kerntaken vervult.
Om dit te kunnen doen zijn organisatorische veranderingen nodig. De
belangrijkste veranderingen richten zich onder meer op:
+ Het vergroten van de flexibiliteit en daarmee van de slagkracht van de
organisatie; + Het bevorderen van optimale samenwerking en transparantie; + Het versterken van het project- en programmamatig aanpakken van
vraagstukken. Om deze veranderingen te realiseren is het VROM-brede programma «Duidelijk VROM» gestart.
Er is gekozen voor een stapsgewijze ontwikkeling die de beoogde effectiviteit en flexibiliteit oplevert en waarin ook de taakstelling wordt doorgevoerd. VROM is een lerende, vernieuwende en continu veranderende organisatie. De organisatie verandert vanuit de overtuiging dat je niet alles van tevoren kunt bedenken en «dicht kunt regelen». Om deze reden is ervoor gekozen om de komende jaren te werken in een tijdelijke organisatiestructuur. In deze fase wordt de nieuwe structuur en werkwijze werkendeweg ontwikkeld en uitgewerkt. De bedrijfsvoering moet het beleidsproces optimaal en integraal kunnen ondersteunen. Daarbij moet bovendien zoveel mogelijk kunnen worden aangesloten bij de ontwikkelingen Rijksbreed.
Het programma Duidelijk VROM is primair gericht op het kerndepartement. De op afstand te plaatsen uitvoeringsonderdelen zoals de Rijksgebouwendienst, VROM-inspectie, Secretariaten van de huurcommissies en de Nederlandse Emissie-autoriteit komen op grotere afstand te staan. Het vormgeven van de nieuwe relaties en de consequenties van de samenwerking met de beleidskern is wel een onderdeel van het programma. Er zijn voorwaarden geschapen voor de invulling van de eigenaarrol en goed opdrachtgever-/opdrachtnemerschap.
Taakstelling
Aan VROM zijn verschillende taakstellingen opgelegd. Het gaat hier om een financiële en personele taakstelling voor het departement en om een financiële taakstelling voor de externe uitvoeringsorganisaties, waar VROM opdracht aan geeft (vooral RIVM en SenterNovem).
Daarnaast is aan de Rijksgebouwendienst en het Kadaster een taakstelling opgelegd. VROM is hierbij niet direct verantwoordelijk maar moet hierbij, als eigenaar, toezien op een juiste realisatie hiervan. De minister van VROM is hiervoor wel politiek verantwoordelijk.
Bedrijfsvoeringsparagraaf
Budget (mln. euro)
VROM/WWI (excl.de Rijksgebouwendienst) Externe uitvoeringsorganisaties (o.a. RIVM en SN) Rijksgebouwendienst Kadaster
609
93 210
39 4
Aan het kerndepartement VROM/WWI is dus een taakstelling van 43 miljoen euro en 609 fte opgelegd. Bij de verdeling van deze taakstelling binnen VROM is uitgegaan van de uitgangspunten van het Coalitieakkoord. Dit betekent de volgende verdeling. + Een taakstelling van 20% voor beleid en kennis + Een taakstelling van 30% voor de ondersteuning + Een taakstelling van 20% voor toezicht en handhaving + Een taakstelling van 10% voor de uitvoering
In 2007 is de omvang van VROM met 33 fte afgenomen. De onderverdeling was hierbij als volgt.
Ultimo 2006 Ultimo 2007
VROM/WWI (excl.de Rijksgebouwendienst)
Rijksgebouwendienst
Kadaster
2 762 |
2 704 |
975 |
1 013 |
2 085 |
2 072 |
Totaal
5 822
5 789
Verantwoording over de realisatie van het programma vindt plaats in het jaarverslag en in de voortgangsrapportages van het Programma Vernieuwing Rijksdienst.
Duurzaam inkopen
De kabinetsdoelstelling voor duurzaam inkopen zal worden geïmplementeerd, door zoveel mogelijk reeds in 2009 de beschikbare duurzaamheid-criteria toe te passen. Het inkoopcentrum van VROM hanteert in samenspraak met de interne Opdrachtgever reeds alle reeds vastgestelde duurzaamheidcriteria, als zwaarwegend criterium bij inkopen voor de betreffende productgroepen bij inkopen vanaf € 15 000 inclusief BTW. Daarnaast vraagt VROM bij iedere inkoop om een verklaring over het milieubeleid van de potentiële opdrachtnemers. Het milieubeleid is een van de wegingsfactoren bij de beoordeling van de binnengekomen offertes.
Momenteel worden de mogelijkheden onderzocht om ook het sociale beleid van opdrachtnemers mee te nemen in de beoordeling van offertes. Zodra hiervoor heldere criteria beschikbaar komen, zal VROM ook deze gaan hanteren bij de beoordeling van offertes.
Ftes
Verdiepingshoofdstuk
-
3.Verdiepingshoofdstuk
In dit verdiepingshoofdtuk staat per artikel de opbouw van het artikel weergegeven. De stand ontwerpbegroting 2008, mutaties 1e suppletore begroting 2008 en nieuwe mutaties maken samen de stand ontwerpbegroting 2009. De uitgaven en ontvangsten worden op deze wijze inzichtelijk gemaakt. De meest belangrijke beleidsmatige mutaties worden afzonderlijk inzichtelijk gemaakt en toegelicht. De mutaties 1e suppletore begroting 2008 zijn toegelicht bij de 1e suppletore begrotingswet 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 474 XI, nr. 2.
Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging
Opbouw uitgaven x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Extrapolatie 2013
-
b.Overige mutaties:
21 817 5 284 |
16 659 2 510 |
5 109 988 |
4 673 1 346 |
9 966 - 3 254 |
918 |
0 1 035 |
0 - 29 |
0 - 58 |
0 - 117 |
0 - 117 |
2 468 - 117 |
Stand ontwerpbegroting 2009
28 136
19 140
6 039
5 902
6 595
3 269
Opbouw ontvangsten x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Ontvangst kadaster
13 000 5 257
1 135
10 033 0 0 0
0000
0000
Stand ontwerpbegroting 2009
19 392
10 033
000
Toelichting:
Ad a.
Het Kadaster draagt € 1,1 mln bij aan het project Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen. Deze bijdrage was oorspronkelijk voor 2007 voorzien, maar zal in 2008 worden ontvangen.
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0
0
0
Verdiepingshoofdstuk
Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur
Opbouw uitgaven x € 1000 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
|
Stand ontwerpbegroting 2008 |
194 104 |
83 138 |
56 676 |
62 183 |
42 462 |
||
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 |
280 644 |
5 491 |
5 425 |
5 402 |
5 155 |
5 155 |
|
Nieuwe mutaties: |
|||||||
Beleidsmatige mutaties: |
|||||||
|
|
42 055 |
0 |
|
0 |
0 |
|
|
-3 178 |
3 178 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
|
2 500 |
0000 |
0 |
||||
|
2 000 |
0000 |
0 |
||||
|
OCW, |
||||||
Belvédère |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
|
3 000 |
9 500 |
9 000 |
7 000 |
5 000 |
1 500 |
|
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
41 962 |
|
|
157 |
|
|
|
|
|
|
Stand ontwerpbegroting 2009 |
437 446 |
142 920 |
70 582 |
71 663 |
52 095 |
48 095 |
Toelichting:
Ad a.
De eerder berekende kasverwachtingen voor een aantal BIRK-projecten moeten bijgesteld worden. Een bedrag van € 42 mln zal naar verwachting in 2009 tot betaling komen, in plaats van in 2008. Omdat het een desalde-ring is, wordt ook de ontvangstenraming van artikel 2 aangepast.
Ad b.
De eerder berekende kasverwachtingen voor een aantal NSP-projecten moeten bijgesteld worden. Een bedrag van € 42 mln zal naar verwachting in 2009 tot betaling komen, in plaats van in 2008. Omdat het een desalde-ring is, wordt ook de ontvangstenraming van artikel 2 aangepast.
Ad f.
Het budget wordt enerzijds ingezet voor de nieuwe innovatieregeling Mooi Nederland die innovatieve en creatieve projecten gaat ondersteunen die ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Anderzijds wordt het budget onder meer ingezet voor enkele pilots om bedrijventerreinen te herstructureren, de ruimtelijke aspecten rondom het realiseren van windenergie en sanering van glastuinbouw.
Opbouw ontvangsten x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Project Zuidas Amsterdam
-
b.FES BIRK
-
c.FES NSP
-
d.Overheveling LPG-budget
-
e.FES-bijdrage Mooi Nederland
138 141 |
31 187 |
283 728 |
0 |
2 500 |
|
|
42 055 |
-3 178 |
3 178 |
2 000 |
|
3 000 |
9 500 |
11 836 20 728 2 406
0000
9 000
7 000
5 000
1 500
Stand ontwerpbegroting 2009
386 536
85 920
20 836
25 328
7 406
1 500
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Verdiepingshoofdstuk
Toelichting:
Ad a.
De ontvangsten voor Project Zuidas Amsterdam die samenhangen met de oprichting van de Zuidas Onderneming, worden dit jaar gerealiseerd. Deze ontvangst was oorspronkelijk voor 2007 voorzien.
Ad b en c.
Zie de toelichting bij de uitgaven.
Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging
Opbouw uitgaven x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Extrapolatie 2013
-
b.Overige mutaties:
94 189 2 736 |
114 222 - 16 910 |
112 271 - 11 135 |
94 136 -8 316 |
90 437 11 928 |
0 -8 791 |
0 - 64 |
0 298 |
0 196 |
0 192 |
0 192 |
86 769 192 |
Stand ontwerpbegroting 2009
96 861
97 610
101 332
86 012
102 557
78 170
Opbouw ontvangsten x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Extrapolatie 2013
250 47
2 500 6 000 6 000 6 000
0000
6 000
Stand ontwerpbegroting 2009
297
2 500
6 000
6 000
6 000
6 000
Opbouw uitgaven x € 1000
Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Extrapolatie 2013
-
b.Overige mutaties:
171 362 2 866
0 151
181 910 - 11 032
0 185
202 061 -7 086
218 379 -7 857
218 384 - 7 845
0 7 845
218 384
0
Stand ontwerpbegroting 2009
174 379
171 063
194 975
210 522
210 539
210 539
Opbouw ontvangsten x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008
23 200 7 752
21 600 200 0 0
0000
Stand ontwerpbegroting 2009
30 952
21 600
200
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0
0
0
Verdiepingshoofdstuk
Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving
Opbouw uitgaven x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.FES middelen verkeersmaatregelen
-
b.Opvragen FES-bijdrage geluidskaarten
-
c.Akkoord vervoerssector roetfilters
-
d.Extrapolatie 2013
-
e.Overige mutaties:
171 504 - 25 771
35 000
0 0
0
-
-671
98 768 1 488
72 309 1 020
63 099 20
33 099 20
0000
3 000
27 000
0
-
-298
3 000
20 000
0
-
-196
3 000
15 000
0
-
-192
3 000 0 0
-
-192
0 20
0 0
0
33 099 - 192
Stand ontwerpbegroting 2009
180 062
129 958
96 133
80 927
35 927
32 927
Toelichting:
Ad a.
Eind 2007 is uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) een bedrag van € 150 mln beschikbaar gesteld voor luchtkwaliteit. Hiervan is € 35 mln specifiek bestemd als aanvulling op de middelen voor de subsidiëring van roetfilters voor zware voertuigen. Dit bedrag wordt thans toegevoegd aan de begroting voor 2008.
Ad b.
Op basis van de Europese richtlijn Omgevingslawaai moeten in de periode 2009–2012 geluidsbelastingskaarten en actieplannen worden opgesteld voor agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners. Hiervoor is een bedrag van in totaal € 12 miljoen beschikbaar gesteld. Geluidskaarten zorgen ervoor dat periodiek inzicht ontstaat in de geluidsbelasting en de beleving van de burgers daarbij; de actieplannen bieden inzicht in de voorgenomen maatregelen om de geluidsbelasting te beperken. Eind 2008 komen de geluidskaarten en actieplannen beschikbaar voor agglomeraties met meer dan 250 000 inwoners.
Opbouw ontvangsten x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.FES middelen verkeersmaatregelen
-
b.FES-bijdrage Geluidskaarten
140 100 -25 053
35 000
0
68 700
0
3 000
40 000
0
3 000
30 000
0
3 000
3 000
Stand ontwerpbegroting 2008
150 047
71 700
43 000 33 000
3 000
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0
0
Opbouw uitgaven x € 1000
Verdiepingshoofdstuk
Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Van artikel 7 i.v.m. kasschuif 2007
-
b.Extrapolatie 2013
-
c.Overige mutaties:
146 624 - 6 324 |
141 141 311 |
140 389 - 172 |
137 983 - 344 |
137 878 -344 |
0 -344 |
0 0
|
6 000 0 210 |
0 0 210 |
0 0 600 |
0 0 600 |
0 136 527 300 |
Stand ontwerpbegroting 2009
140 106
147 662
140 427
138 239
138 134
136 483
Opbouw ontvangsten x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008
2 400 365
2 800 2 100 950 300
0000
Stand ontwerpbegroting 2009
2 765
2 800
2 100
950
300
Opbouw uitgaven x € 1000
Artikel 7. (Inter)nationaal milieubeleid
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.FES ProMT (Toezegging 2007–2010)
-
b.Naar artikel 6 i.v.m. kasschuif 2007
-
c.Extrapolatie 2013
-
d.Overige mutaties:
78 463 35 149 |
74 522 7 804 |
65 671 3 343 |
63 022 6 044 |
63 295 6 694 |
0 6 094 |
0 0 0 780 |
4 900
0 905 |
4 900 0 0 -70 |
4 900 0 0
|
4 270 0 0 452 |
0 0 63 295 452 |
Stand ontwerpbegroting 2009
114 392
82 131
73 844
73 419
74 711
69 841
Toelichting:
Ad a.
Conform kabinetsbesluit van 16 februari 2007 worden FES-middelen voor in totaal € 18 970 000 beschikbaar gesteld om de ProMT-regeling in de periode 2007–2010 voort te kunnen zetten (brief van EZ d.d. 12 juli 2007 met kenmerk OI/REB 7084228).
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Verdiepingshoofdstuk
Opbouw ontvangsten x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.FES ProMT
2 000 5 652
2 000 0 0 0
0000
4 900
4 900
4 900
4 270
Stand ontwerpbegroting 2009
7 652
6 900
4 900
4 900
4 270
Toelichting:
Ad a.
Zie de toelichting bij de uitgaven ad a.
Artikel 8. Externe veiligheid
Opbouw uitgaven x € 1000 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties: Beleidsmatige mutaties:
|
48 859 617 0 0 -760 |
53 664 -9 640 0 3 000 0 - 492 |
56 489 -8 260 0 4 000 0 - 684 |
69 660 - 500 0 5 000 0
|
81 310 0 0 3 000 0
|
0 0 0 0 71 663
|
Stand ontwerpbegroting 2009 |
46 716 |
46 532 |
51 545 |
72 041 |
82 191 |
69 544 |
Toelichting:
Ad b.
Het budget wordt ingezet voor het verlenen van financiële bijdragen om regionale en lokale projecten klimaatbestendiger uit te voeren door gebruik te maken van natuurlijke processen. Dit is een vervolg op de eerste vijf natuurlijke klimaatbuffers, waarvoor de Kamer in 2007 via een amendement € 5,0 mln beschikbaar voor heeft gesteld.
Opbouw ontvangsten x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Overheveling LPG-budget
-
b.FES-bijdrage klimaatbuffers
10 000 5 000
0
10 000 10 000 10 000 10 000
0000
0
3 000
0
4 000
0
5 000
0
3 000
Stand ontwerpbegroting 2009
13 000
13 000
14 000
15 000
13 000
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0
0
0
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0
Verdiepingshoofdstuk
Artikel 9. Handhaving en toezicht
Opbouw uitgaven x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Extrapolatie 2013
-
b.Overige mutaties:
62 459 1 795 |
60 690 1 556 |
60 878 904 |
60 923 191 |
61 289 - 296 |
0 - 280 |
0 1 796 |
0 1 438 |
0 1 361 |
0 1 194 |
0 1 199 |
61 289 1 199 |
Stand ontwerpbegroting 2009 |
66 050 |
63 684 |
63 143 |
62 308 |
62 192 |
62 208 |
Opbouw ontvangsten x € 1000 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Stand ontwerpbegroting 2008 |
882 |
882 |
882 |
882 |
882 |
0 |
Stand ontwerpbegroting 2009 |
882 |
882 |
882 |
882 |
882 |
882 |
Opbouw uitgaven x € 1000
Artikel 91. Algemeen
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Compensatie Rijk BAG, Topografie en GBKN 2009–2013
-
b.Overdracht van VROM naar Financiën inzake RAD
-
c.Bijstelling ontvangsten MNP.
-
d.Van LNV ivm vaste bijdrage 2008.
-
e.Knelpuntenpot prijsbijstelling
-
f.Extrapolatie 2013
-
g.Loonbijstelling 2008 h. Overige mutaties:
311 941 |
293 726 |
266 351 |
242 516 |
242 518 |
0 |
18 571 |
4 820 |
4 952 |
2 881 |
1 819 |
2 619 |
0 |
13 070 |
23 420 |
24 865 |
22 165 |
22 165 |
0 |
-3 714 |
-3 383 |
|
|
|
2 000 |
0000 |
0 |
|||
1 400 |
0000 |
0 |
|||
5 527 |
2 764 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
242 518 |
5 602 |
5 452 |
5 104 |
4 459 |
4 372 |
4 372 |
1 374 |
51 |
1 051 |
801 |
801 |
801 |
Stand ontwerpbegroting 2009
346 415
316 169
297 495
272 750
268 903
269 703
Toelichting:
Ad a.
Op 1 januari 2008 is de wetgeving voor invoering van de basisregistraties BAG, Topografie en Kadaster in werking getreden. Door met lage financiële drempels een breed gebruik tot stand te brengen is gekozen voor centrale financiering. Dit past binnen het huidige kabinetsbeleid (e-overheidsvoorzieningen waar mogelijk centraal financieren).
Ad b.
Met de start van de nieuwe Rijksauditdienst, gaat de Auditdienst VROM
over naar Financiën.
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Verdiepingshoofdstuk
Ad c.
Naast de vaste Planbureau-activiteiten worden er op aanvraag betaalde werkzaamheden verricht voor derden (andere overheden, EU). Er zijn meer onderzoeksverzoeken dan oorspronkelijk begroot.
Ad d.
De kosten van het MNP worden begroot en verantwoord op de VROM-begroting. LNV boekt jaarlijks de vaste bijdrage (ten behoeve van de Natuurplanbureaufunctie) over naar VROM. Hiermee wordt invulling gegeven aan de onafhankelijke advies- en planbureauwerkzaamheden op natuurgebied. Producten zijn onder andere de jaarlijks te verschijnen Natuurbalans en elke vier jaar de Natuurverkenning.
Ad e.
Het ministerie van Financiën heeft de prijsbijstelling, tranche 2008, niet uitgekeerd. Het ministerie van Financiën heeft een knelpuntenpot in het leven geroepen voor beleid dat en projecten die onherroepelijk in de problemen komen bij het inhouden van de prijsbijstelling. Het ministerie van VROM heeft aanspraak gemaakt op de knelpuntenpot. Het leeuwendeel van de uitkering uit de knelpuntenpot slaat neer op artikel 91; bovengenoemde mutatie is een samenvoeging van meerdere mutaties ter verdeling van de uitkering uit de knelpuntenpot.
Ad g.
Het ministerie van Financiën keert jaarlijks loonbijstelling uit aan de departementen. De loonbestelling, tranche 2008, is aan de eerste suppletore begroting van het ministerie van VROM toegevoegd. Deze loonbijstelling is vervolgens verdeeld over de apparaatsinstrumenten van het ministerie van VROM. Het leeuwendeel van deze instrumenten bevindt zich op artikel 91; bovengenoemde mutatie is een samenvoeging van meerdere mutaties ter verdeling van de loonbijstelling.
Opbouw ontvangsten x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 |
42 638 |
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 |
175 |
Nieuwe mutaties: |
|
Beleidsmatige mutaties: |
|
|
|
ontvangsten |
0 |
|
2 000 |
|
0 |
40 339 30 908 30 891 30 891
0000
0 1 000 0 0
0000 0000
0
0
30 412
Stand ontwerpbegroting 2009
44 813
40 339
31 908
30 891
30 891
30 412
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Verdiepingshoofdstuk
Artikel 92. Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Loonbijstelling 2008
-
b.Knelpuntenpot prijsbijstelling
-
c.Verdeling SFB-gelden 2008
-
d.Extrapolatie 2013
-
e.Overige mutaties:
802 14 871
7 785 5 897 1 921 0 - 465
-37 12 221
-
-219 8 367
-
-954 7 975
1 014 7 892
7 532 -7 030 -6 128 -6 045
2 949 0 0 0
0000
0000
2 413 -2 530 -1675 -1444
0 7 586
6 045
0
0
1 014
1 138
Stand ontwerpbegroting 2009
3 447
710
1 412
782
611
611
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Verdiepingshoofdstuk
Waddenfonds
Artikel 1. Waddenfonds
Opbouw uitgaven x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:
Beleidsmatige mutaties:
-
a.Extrapolatie 2013
33 878 |
33 878 |
33 878 |
33 878 |
33 878 |
0 |
6 600 |
6 600 |
6 600 |
6 600 |
6 600 |
0 |
33 878
Stand ontwerpbegroting 2009
40 478
40 478
40 478
40 478
40 478
33 878
Opbouw ontvangsten x € 1000
Stand ontwerpbegroting 2008
33 878 33 878
33 878 33 878
33 878
Stand ontwerpbegroting 2009
33 878 33 878 33 878 33 878
33 878
33 878
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0
Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit
WETSARTIKEL 2 (BEGROTINGSSTAAT BATEN – LASTENDIENST)
-
4.Begroting van de Nederlandse Emissieautoriteit
De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) ondersteunt de uitvoering van emissiehandel en toetst als onafhankelijk toezichthouder de naleving van de regels. De NEa doet dat op transparante en rechtvaardige wijze, waarbij ze een effectieve en efficiënte uitvoering nastreeft. Op deze wijze wil de NEa emissiehandel betrouwbaar en vertrouwd maken.
De minister van VROM heeft de Tweede Kamer kenbaar gemaakt per 1 janauri 2009 een bestuur Nederlandse Emissieautoriteit aan te stellen met de status van ZBO. De Wet Milieubeheer zal hiervoor worden aangepast. De baten-lastendienst NEa zal dan niet meer onder eindverantwoordelijkheid van de minister van VROM opereren, maar onder eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat als zodanig het ZBO zal zijn. Vanaf die datum ondersteunt de baten-lastendienst NEa het bestuur in de uitvoering van haar wettelijke taken. Het gaat daarbij om een drietal hoofdtaken: verlenen en actualiseren van emissievergunningen, beheren van de CO2- en NOx-registers en toezicht en handhaving van de wetgeving.
Tabel 1: Begrotingsstaat 2009 (x € 1 000) |
||
Totaal baten |
Totaal lasten |
Saldo baten en lasten |
6 613 |
6 613 |
0 |
Totaal kapitaaluitgaven |
Totaal kapitaalontvangsten |
|
770 |
505 |
Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit
Begroting van Baten en Lasten voor het jaar 2009 en meerjarenraming
Tabel 2: Begroting van baten en lasten
Bedragen x € 1 000
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Baten
Opbrengst moederdepartement Opbrengst derden Rentebaten
6 026 |
6 119 |
6 578 |
6 715 |
7 274 |
7 649 |
8 040 |
10 |
||||||
49 |
35 |
35 |
35 |
35 |
35 |
Totaal baten
Lasten
Apparaatskosten: – personele kosten – materiële kosten Rentelasten Afschrijvingskosten: – materieel – immaterieel Dotaties voorzieningen Buitengewone lasten
6 085
6 119
6 613
6 750
7 309
Toelichting bij de opbouw baten
7 684
8 075
3 593 |
3 183 |
4 701 |
4 935 |
5 180 |
5 438 |
5 708 |
1 703 |
2 586 |
1 605 |
1 684 |
1 767 |
1 854 |
1 947 |
23 |
32 |
42 |
53 |
57 |
53 |
47 |
7 |
10 |
10 |
12 |
11 |
9 |
9 |
251 |
308 |
255 |
66 |
294 |
330 |
364 |
Totaal lasten |
5 577 |
6 119 |
6 613 |
6 750 |
7 309 |
7 684 |
8 075 |
Saldo |
508 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Opbrengst moederdepartement
Vooralsnog wordt de NEa vrijwel volledig gefinancierd door het moederdepartement (KvI/BREM). De definitieve opbrengst hangt af van de nog vast te stellen kostprijzen en de daadwerkelijk geleverde aantallen producten. Doordat de Europese wet- en regelgeving voor CO2-emissie-handel nog voortdurend verandert, is het moeilijk om het aantal producten in de toekomst goed in te schatten. De kostprijzen van de producten zullen kostendekkend worden vastgesteld want de NEa heeft geen winstoogmerk.
Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit
Renteopbrengsten
De rentebaten zijn geschat op 3% van het gemiddelde saldo op de rekening-courant rekening met het ministerie van Financiën.
Tabel 3: Opbrengsten moederdepartement naar product/dienst
Product/dienst Begroting 2009
Toezichtenhandhaving 2479 123
Adviseringenbeleidsafstemming 878 676
Vergunningaanvragen 299 340
Onderhoud dossier 1079 550
Helpdeskenregisteradministratie 780 244
Registeronderhoud 1004 787
Rekeningbeheer Kyoto 56358
Totaal 6578 078
Toelichting bij de opbouw lasten
Apparaatskosten
Personele kosten
Een groot deel van de toename van de personele kosten in 2009 ten opzichte van 2008 is een boekhoudkundige wijziging: voorheen werd incidentele inhuur onder materiële kosten begroot, vanaf 2009 zijn deze kosten onder personele kosten begroot.
De personele kosten stijgen deels ook als gevolg van stijgende salariskosten en uitbreiding van de bezetting. Dat laatste is mede een gevolg van de instelling van een ZBO-bestuur en een verwachte toename van het aantal te leveren producten, dat weer een gevolg is van het toenemend aantal bedrijven dat deelneemt aan emissiehandel. Per 1 januari 2009 breidt het aantal bedrijven naar schatting uit met 10% tot circa 465. In de jaren daarna neemt het aantal bedrijven naar verwachting toe, naarmate de EU de emissiehandel op meer bedrijven van toepassing laat zijn. De groei van het aantal producten zal door de NEa grotendeels worden opgevangen via efficiencyverbetering, waardoor extra inhuur zo veel mogelijk achterwege blijft.
Materiële kosten
Een productiegroei betekent ook een stijging van de materiële kosten,
vergelijkbaar met de stijging van de personele kosten. De daling ten
opzichte van 2007 is het gevolg van de boekhoudkundige wijziging
waarbij incidentele inhuur niet langer onder materiële kosten worden
begroot.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten bedragen € 0,27 mln. De afschrijvingstermijnen bedragen voor computerapparatuur 3 jaar en voor meubilair en software 5 jaar.
Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit
Tabel 4: Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1 000
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
-
1.Rekening-courant RHB 1 januari
-
2.Totaal operationele kasstroom
Totaal investeringen
Totaal boekwaarde desinvesteringen
-
3.Totaal investeringskasstroom
Eenmalige uitkering aan moederdepartement Eenmalige storting door moederdepartement Aflossingen op leningen Beroep op leenfaciliteit
-
4.Totaal financieringskasstroom
-
5.Rekenig-courant RHB 31 december (= 1+2+3+4)
(maximale roodstand € 0,5 mln)
1 115
457
1 293
318
986
290
1 011
135
1 068
315
1 078
354
0 -313 -505 -305 -175 -175
000000 0 -313 -505 -305 -175 -175
0000
0000
265 -78 -305 -339
505 305 175 175
240 227 -130 -164
0 |
|
0 |
562 |
279 |
|
0 |
313 |
279 |
|
1 293
986
1 011
1 068
1 078
1 093
1 093 378
-
-175
0
-
-175
0
0
-373
175
-
-198
1 098
Investeringskasstroom
De investeringen voor 2009 tot en met 2013 hebben betrekking op het
project «Proces Automatisering NEa» en het in stand houden van de
activa.
Financieringskasstroom
Het beroep op de leenfaciliteit is ter financiering van de investeringen. De raming van aflossingen is gebaseerd op de lopende en de begrote leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën.
Informatie over de doelmatigheid van de NEa
Deze paragraaf geeft informatie over de doelmatigheid en kwaliteit van de NEa, dat wil zeggen informatie over de relatie tussen inzet van middelen (totale kosten) en de te leveren productie dan wel prestaties.
Tabel 5. Overzicht prestatie-indicatoren
Indicator
Prestatie 2007
Begroting 2009
Meldingen: % meldingen afgehandeld binnen wettelijke
termijn
Registratie Emissiehandel: registers CO2 en NOx online
Klanttevredenheid: tevreden stakeholders
ontevreden stakeholders
Algemeen: aantal klachten over uitoefening taken
Vergunningsverlening: Aantal bedrijven met een
vergunning
Tarieven1
Laag
Midden
Hoog
Directe uren in primair proces
64% |
80% |
100% |
> 99% |
62% |
> 65% |
10% |
< 10% |
0 |
0 |
298 |
465 |
75,- |
< 79,- |
131,- |
< 138,- |
144,- |
< 151,- |
64% |
> 65% |
Deze tarieven gelden in 2008.
Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit
Toelichting indicatoren:
Indicator «Meldingen»: percentage meldingen dat is afgehandeld binnen de wettelijke termijn van 8 weken.
Indicator «Registratie Emissiehandel»: percentage beschikbaarheid van de CO2- en NOx-registers.
Indicator «Directe uren primair proces»: percentage van het totaal aantal directe uren gedeeld door het totaal aantal uren van de medewerkers in het primaire proces.
Begroting van het Waddenfonds
Wetsartikel 3 (Begroting Waddenfonds) 5. Begroting van het Waddenfonds 5.1. Het beleid
5.1.1. Doel van het Waddenfonds
De Waddenzee is het grootste aaneengesloten natuurgebied van West-Europa en een van de grootste getijdengebieden ter wereld. De variatie in overstromingsduur, stroming en zoutgehalte zorgt voor een grote verscheidenheid aan natuurwaarden. Met zijn brakke en zoute wateren en hoger gelegen kwelders biedt dit gebied ruimte aan internationaal belangrijke flora en fauna. Zo vormt de Waddenzee voor trekvogels onderweg van het noordelijk halfrond naar het zuidelijk halfrond een noodzakelijk foerageergebied. Het gebied is een samenhangend geheel met als overeenstemmende kenmerken: (geo-)morfologie, ecologie en landschap, waardoor een eigen identiteit ontstaat. Die eenheid en samenhang strekken zich ook uit tot de omliggende gebieden waarmee de Waddenzee samen het waddengebied vormt. Het gebied kent een voortdurende dynamiek en is de afgelopen eeuw veranderd onder invloed van de mens, onder meer door landaanwinning en de aanleg van kustverdedigingswerken.
Alle betrokken overheden, bewoners, terreinbeheerders, et cetera hebben de taak de Waddenzee als natuurgebied duurzaam te ontwikkelen en te beschermen en het unieke open landschap te behouden. Dit is de hoofddoelstelling van de PKB Derde Nota Waddenzee.
Het Kabinet heeft naar aanleiding van het advies van de Adviesgroep Waddenzeebeleid (rapport «Ruimte voor de Wadden» d.d. 1 april 2004) onder meer besloten om offensief vorm te geven aan deze hoofddoelstelling door het doen van additionele investeringen in de Waddenzee en het Waddengebied. (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 684, nr. 1) Het Kabinet trekt daarvoor € 800 mln uit, verspreid over een investeringsperiode van 20 jaar (2007–2026). Deze investeringen worden gedaan met het doel de kwaliteit van de Waddenzee en het Waddengebied te verbeteren door middel van investeringen gericht op de belangrijkste problemen en uitdagingen.
5.1.2. Aard van het Waddenfonds
Het Waddenfonds maakt deel uit van een samenhangend pakket van maatregelen dat aansluit bij de kabinetsdoelstelling om te komen tot een integraal beleid voor de Wadden. Er is sprake van een politieke – geen financiële koppeling – met andere onderdelen van dit pakket, te weten de gaswinning en de schelpdiervisserij. Een heroverweging van dit pakket zal plaatsvinden als één van de onderdelen niet kan worden gerealiseerd (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 684, nr. 22).
De kosten en uitgaven die uit het voorgaande voortvloeien, worden in het Waddenfonds verantwoord. Het Waddenfonds is een begrotingsfonds als bedoeld in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Comptabiliteitswet. Het fonds is een Rijksfonds dat valt onder beheer van de minister van VROM als coördinerend minister van de Wadden. Het subsidieplafond en de periode waarin projectvoorstellen kunnen worden ingediend worden jaarlijks in de Staatscourant gepubliceerd.
Begroting van het Waddenfonds
Het Kabinet hecht er groot belang aan dat het totaalbedrag dat in de Wadden wordt geïnvesteerd door bijdragen van andere partijen wordt vergroot. Dit kan worden bereikt door middel van cofinanciering. Projectvoorstellen zullen daarom worden getoetst op de mate waarin andere partijen bereid zijn een bijdrage te leveren. Co-financiers kunnen per project of per cluster van projecten bijdragen. In dit kader worden, naast het Waddenfonds, twee partijen onderscheiden: de initiatiefnemer en andere financieringsbronnen (bijvoorbeeld EU-fondsen, bijdragen uit het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), bijdragen door regionale overheden/instanties en particulieren). Beide worden beschouwd als co-financiers en kunnen zowel publiek als privaat zijn. In dit kader is voor de Rijksbijdragen aan projecten die voor subsidie uit het fonds in aanmerking komen geen anti-cumulatiebeding opgenomen.
5.1.3. Verdeling van de middelen
Activiteiten waarvoor een bijdrage wordt gevraagd, moeten bijdragen aan
het bereiken van de vier hierna genoemde operationele doelstellingen.
Het Kabinet zal daarbij de volgende verdeling hanteren:
+ Van het oorspronkelijk beschikbaar gestelde fondsbedrag wordt eerst het bedrag van de nadeelcompensatie kokkelvisserij afgetrokken (€ 122,435 mln);
+ Vervolgens wordt een bedrag gereserveerd voor de beheers- en uitvoeringskosten van het fonds;
+ Van het resterende bedrag wordt 10% apart gehouden voor activiteiten die bijdragen aan de doelen ten aanzien van de kennishuishouding (4%) en de afname van externe bedreigingen (6%). Voor beide typen activiteiten geldt ten principale dat deze in gelijke mate zowel de natuur in brede zin, als de economie ten goede komen;
+ Het resterende bedrag wordt voor 50% ingezet voor ecologie en voor 50% voor economie.
Hiermee wordt invulling geven aan het gewijzigde amendement van de leden Atsma en Snijder-Hazelhoff (Kamerstukken 2006–2007, 30 594, nr. 12).
5.1.4. Investeringsplan en Uitvoeringsplan
In het Investeringsplan Waddenfonds zijn de doelen van het Waddenfonds, de uitdagingen en problemen van de Wadden en de werkwijze van het fonds uitgewerkt. Eens per 5 jaar zal een uitvoeringsplan met een horizon van 5 jaar worden opgesteld waarin de investeringsprioriteiten en de verdeling van de middelen binnen de categorieën worden beschreven.
5.2. Algemene beleidsdoelstelling
Motivering Omde doelen van het Waddenfondsterealiseren worden door middel
van een subsidieregeling door VROM investeringen in het Waddengebied
gestimuleerd. De doelen van het fonds zijn als volgt verwoord:
+ Het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van
het Waddengebied; + Het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de
natuurlijke rijkdom van de Waddenzee; + Een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied en een
substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het
Waddengebied en de direct aangrenzende gebieden;
Begroting van het Waddenfonds
Verantwoordelijkheid
Externe factoren
Meetbare gegevens:
+ Het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied. (zie Wet op het Waddenfonds, artikel 2 lid 2.)
Deze doelen gelden voor het Waddengebied als geheel: door middel van investeringen uit het Waddenfonds zal aan deze doelen worden bijgedragen. De realisatie van deze doelen wordt ook met andere beleidsinstrumenten nagestreefd, bijvoorbeeld wet- en regelgeving en investeringen in het gebied gefinancierd vanuit andere (Rijks)middelen.
VROM is als coördinerend departement voor de Wadden verantwoordelijk
voor:
+ Het beheer van het fonds;
+ De toekenning van subsidies;
+ De uitvoering van de subsidieregeling;
+ Evaluatie en monitoring.
Het behalen van deze doelstelling hangt af van:
+ Draagvlak in de regio;
+ Ontvangen van degelijke projectvoorstellen;
+ Natuurlijke ontwikkelingen in het Waddengebied.
De (voorlopige) ecologische instandhoudingsdoelstellingen van het Waddengebied zijn in het kader van de PKB Waddenzee vastgesteld. Hierin zijn basiswaarden, streefwaarden en planning opgenomen. Onderzocht wordt of er op basis van deze waarden bruikbare prestatieindicatoren, basiswaarden en streefwaarden benoemd kunnen worden. Voor de duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied zal het aantal werkzame personen in het Waddengebied als indicator worden gebruikt.
Op basis van bestaande trilaterale monitoring wordt één maal per vier jaar een Quality Status Report (QSR) opgesteld. De onderliggende gegevens zijn samen met de overige nationale monitoringgegevens beschikbaar voor signalering van trends. In trilateraal verband (Nederland, Duitsland en Denemarken) is afgesproken om het «Trilateral Monitoring and Assessment Program» te optimaliseren naar aanleiding van een evaluatie in 2004. Onderdeel van de optimalisatie is een betere aansluiting bij de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. In 2012 zal een mid-term review van het gevoerde beleid plaatsvinden. Voor het aflopen van de planperiode van de PKB Waddenzee (2016) zal een evaluatie van het gevoerde beleid plaatsvinden.
Begroting van het Waddenfonds
Tabel 6. Budgettaire gevolgen van beleid |
|||||||
x € 1 000 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Verplichtingen: |
2 275 |
40 478 |
40 478 |
40 478 |
40 478 |
40 478 |
33 878 |
Uitgaven: |
146 |
40 478 |
40 478 |
40 478 |
40 478 |
40 478 |
33 878 |
Programma: Vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad:
Verminderen externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee:
Duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding:
Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied:
0 |
39 600 |
39 600 |
39 600 |
39 600 |
39 600 |
33 000 |
0 |
17 820 |
17 820 |
17 820 |
17 820 |
17 820 |
14 850 |
2 376
2 376
2 376
2 376
2 376
0 17 820 17 820 17 820 17 820 17 820
1 584 1 584 1 584 1 584
1 584
1 980
14 850
1 320
Apparaat: |
146 |
878 |
878 |
878 |
878 |
878 |
878 |
Ontvangsten: |
0 |
33 878 |
33 878 |
33 878 |
33 878 |
33 878 |
33 878 |
Grafiek 1. budgetflex in % en bedragen per operationeel doel in het begrotingsjaar 2009
100%—
90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-
I I I I I I I I
n perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. 4. in perc. 4. in bedr. x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
beleidsmatig gebonden
0
0
100%
17.820
100%
2.376
100%
17.820
100%
1.584
1.
Begroting van het Waddenfonds
Motivering
Instrumenten Meetbare gegevens
Prestaties
5.3. Operationele doelstellingen
5.3.1. Vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied
Om de karakteristieke ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het Waddengebied, zoals verwoord in de geldende PKB Derde Nota Waddenzee, te herstellen of te verbeteren.
(Investerings)subsidies
In 2009 kunnen onderstaande prestaties nog niet gerelateerd worden aan gegevens aan de hand waarvan het effectbereik kan worden geëvalueerd. De genoemde prestaties zijn afgeleid van het ontwikkelingsperspectief tot 2030 dat in de PKB Derde nota Waddenzee is geschetst en dat de beoogde doelstellingen in globale termen weergeeft. In 2007 is in opdracht van het Regionaal College Waddengebied gestart met het opstellen van het integraal Beheer- en Ontwikkelingsplan Waddengebied. Dit plan zal een concretisering van het ontwikkelingsperspectief opleveren, waarvoor de planhorizon tien jaar is en dat iedere vijf jaar wordt herzien. Uit het plan zal ook blijken wat de huidige stand van zaken, de basiswaarde, is. De afronding van het plan is voorzien begin 2009. Na het gereedkomen van het plan, dat ook verder richting zal geven aan de inzet van de middelen uit het Waddenfonds als één van de instrumenten om het streefbeeld te bereiken, zal pas een nadere bepaling en invulling van de prestatieindicatoren kunnen plaatsvinden.
+ Bevorderen van innovaties die bodemverstoringen of negatieve
ecologische effecten ten gevolge van menselijke activiteiten mitigeren of voorkomen en bijdragen aan het tot stand brengen of herstellen van ongestoorde ecologische en fysische processen;
+ Herstel van zoet-zout-overgangen, waarbij waterlopen in het binnenland op een meer natuurlijke wijze met de Waddenzee worden verbonden en die tevens kansen bieden voor combinaties met andere functies zoals waterberging en recreatie;
+ Stimuleren van een gevarieerder kwelderbeheer en kwelderontwikkeling, passend binnen de voor de kwelders geldende (natuur)doelstel-lingen;
+ Stimuleren van ontwikkeling van zeegrasvelden en stabiele mossel-banken;
+ Behoud en herstel van jonge duinlandschappen op de eilanden;
+ Stimuleren van vormen van dynamisch kustbeheer op de eilanden;
+ Bevorderen van de migratie van vissoorten;
+ Behoud en herstel van voor de Wadden karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische elementen, patronen en ensembles in combinatie met duurzame economische ontwikkelingen, waterbeheer en recreatieve toegankelijkheid.
Motivering Instrumenten
5.3.2. Verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee
Om de natuurlijke rijkdom van de Wadden te behouden.
(Investerings)subsidies
Begroting van het Waddenfonds
Meetbare gegevens
Prestaties
Motivering
Instrumenten Meetbare gegevens
Op dit moment zijn er nog geen bruikbare prestatie-indicatoren beschikbaar. Dit komt mede door de grote diversiteit in activiteiten die ten behoeve van het Waddengebied ontplooid kunnen worden. Dientengevolge zijn de prestaties divers en ruim geformuleerd. Er zal daarom in de toekomst op basis van gesubsidieerde projecten worden bekeken welke prestatie-indicatoren kunnen worden opgesteld die meer inzicht bieden in het bereiken van deze operationele doelstelling.
+ Stimuleren van kwelderontwikkeling, met als doel het tegengaan van overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging;
+ Stimuleren van innovatieve projecten die zijn gericht op het verhogen van de veiligheid boven het niveau dat met behulp van het reguliere beleid wordt gegarandeerd.
5.3.3. Bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en de direct aangrenzende gebieden
Om bij te dragen aan de vergroting van de kansen voor duurzame sociaal-economische ontwikkeling in het Waddengebied. Om daardoor de werkgelegenheid in het gebied te vergroten, het bruto regionaal product te verhogen en de economische structuur te verbeteren.
(Investerings)subsidies
In 2009 kunnen onderstaande prestaties nog niet gerelateerd worden aan gegevens aan de hand waarvan het effectbereik kan worden geëvalueerd. De genoemde prestaties zijn afgeleid van het ontwikkelingsperspectief tot 2030 dat in de PKB Derde nota Waddenzee is geschetst en dat de beoogde doelstellingen in globale termen weergeeft. In 2007 is in opdracht van het Regionaal College Waddengebied gestart met het opstellen van het integraal Beheer- en Ontwikkelingsplan Waddengebied. Dit plan zal een concretisering van het ontwikkelingsperspectief opleveren, waarvoor de planhorizon tien jaar is en dat iedere vijf jaar wordt herzien. Uit het plan zal ook blijken wat de huidige stand van zaken – de basiswaarde – is. De afronding van het plan is voorzien begin 2009. Na het gereedkomen van het plan – dat ook verder richting zal geven aan de inzet van de middelen uit het Waddenfonds als één van de instrumenten om het streefbeeld te bereiken – zal pas een nadere bepaling en invulling van de prestatieindicatoren kunnen plaatsvinden.
Prestaties
Bevorderen van duurzaam toerisme en recreatie die tevens draagvlak voor natuur en natuurbeleid creëren;
Verbeteren van promotie, marketing en branding van het Waddengebied als toeristisch product;
Verbreden van het toerisme als duurzame economische drager van het Waddengebied;
Bevorderen van innovatieve binnendijkse vormen van duurzame landbouw, passend binnen het gebied;
Stimuleren van kansrijke combinaties tussen landbouw en natuurherstel, natuurontwikkeling en natuurbeleving; Stimuleren van initiatieven die vergroting en verbreding mogelijk maken van de productie en verspreiding van streekgebonden producten;
Bevorderen van een verduurzaming van de visserijsector; Aanpassen en innoveren van de haven- en bedrijfsomgeving aan de eisen van nieuwe havenfuncties;
Begroting van het Waddenfonds
Motivering
+ Ondersteunen van innovatieve projecten die bijdragen aan een
duurzame economische ontwikkeling van het Waddengebied; + Bevorderen van kunst- en cultuurvoorstellen die bijdragen aan de
toeristische aantrekkingskracht van het Waddengebied; + Stimuleren van snel uitvoerbare projectvoorstellen, die aantoonbaar
bijdragen aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding.
Doorontwikkeling, grootschalige toepassing en verbreding zijn van
belang; + Mogelijk maken van (door)ontwikkeling, grootschalige toepassing of
een verbreding van de toepassing van groene grondstoffen.
5.3.4. Ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied
Om bij te dragen aan de verbetering van de kennishuishouding in het
Waddengebied;
Om kennis van het ecosysteem, het sociale systeem en het economische
systeem van het Waddengebied te operationaliseren en verspreiden
(zowel nationaal als internationaal);
Om aandacht te besteden aan de samenhang tussen deze systemen.
Instrumenten Meetbare gegevens
Prestaties
(Investerings)subsidies
In 2009 kunnen onderstaande prestaties nog niet gerelateerd worden aan gegevens aan de hand waarvan het effectbereik kan worden geëvalueerd. De genoemde prestaties zijn afgeleid van het ontwikkelingsperspectief tot 2030 dat in de PKB Derde nota Waddenzee is geschetst en dat de beoogde doelstellingen in globale termen weergeeft. In 2007 is in opdracht van het Regionaal College Waddengebied gestart met het opstellen van het integraal Beheer- en Ontwikkelingsplan Waddengebied. Dit plan zal een concretisering van het ontwikkelingsperspectief opleveren, waarvoor de planhorizon tien jaar is en dat iedere vijf jaar wordt herzien. Uit het plan zal ook blijken wat de huidige stand van zaken – de basiswaarde – is. De afronding van het plan is voorzien begin 2009. Na het gereedkomen van het plan – dat ook verder richting zal geven aan de inzet van de middelen uit het Waddenfonds als één van de instrumenten om het streefbeeld te bereiken – zal pas een nadere bepaling en invulling van de prestatieindicatoren kunnen plaatsvinden.
+ Formulering en opvulling van de grootste kennislacunes over het
Waddengebied; + Stimuleren van een betere ontwikkeling en benutting van toegepaste
kennis over het Waddengebied; + Bewerkstelligen van een goed functionerende Waddenacademie; + Stimuleren van projecten die door kennisoverdracht bijdragen aan het
vergroten van draagvlak en kennis over het Waddengebied, het
waddenbeleid en het herstel en de ontwikkeling van landschap en
cultuurhistorie.
Begroting van het Waddenfonds
5.4. Overzicht beleidsonderzoeken
Tabel 7. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid:
Soort onderzoek
Onderwerp onderzoek
Alg.doel/Op.doel A. Start
B. Afgerond
Effecten onderzoek ex durante Mid-term review Waddenfonds
Waddenfonds
Allen
A. 2012
B. 2013
Quality Status Report
Vervolgmeting
Allen
A. 2008
B. 2009
Overig evaluatie-onderzoek: evaluatie PKB Waddenzee PKB Waddenzee
A. 2016
B. 2017
Bijlage: ZBO’s en RWT’s
Bijlage 1. ZBO’s en RWT’s (VROM-begroting 2009)
De bijlage inzake zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s).
Binnen VROM houdt de afdeling TopZO (Toezicht op Zelfstandige Organen) toezicht namens de minister van VROM en de minister voor WWI op de rechtmatigheid, doelmatigheid en de continuïteit van de bedrijfsvoering en de kwaliteit van de taakuitoefening van de zelfstandige organen VROM. Met de oprichting van TopZO is binnen VROM sinds 2003 een strikte scheiding tussen enerzijds beleid/aansturing en anderzijds toezicht op de zelfstandige organen geëffectueerd. Het toezicht wordt ingevuld op basis van een toezichtvisie («Toezicht op basis van vertrouwen»). Hierbij is aansluiting gezocht bij de Kaderwet ZBO’s, de Kaderstellende Visie op Toezicht II en de aanbevelingen uit het RWT 1–5 onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Ter concretisering van de verantwoordings- en toezichtrelatie tussen VROM en de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) zijn of worden bestaande toezichtarrangementen geactualiseerd, inclusief het opstellen van een Informatie- en Controleprotocol.
In 2008 is de toezichtvisie VROM op zelfstandige organen geactualiseerd naar aanleiding van de nieuwe Rijksbrede kaders en de uitkomsten van een stakeholdersonderzoek. In de nieuwe toezichtvisie («Toezicht op basis van vertrouwen») worden ambities en doelstellingen van goed uitvoe-ringstoezicht gekoppeld aan methodieken zoals door TopZO ontwikkeld. Collega departementen zijn geïnformeerd over de werkwijze van VROM/TopZO.
Jaarlijks voert TopZO voor ieder ZBO/RWT een risicoanalyse uit. De risicoanalyse bestaat uit de volgende vier onderdelen: kwaliteit taakuitoefening, continuïteit bedrijfsvoering, stabiliteit beleidsterrein en kwaliteit sturingsrelatie. Aandachtspunten die uit de risicoanalyse naar voren komen bepalen in belangrijke mate de intensiteit en inhoud van het toezicht, naast de reguliere activiteiten als beoordeling van de begroting, de jaarstukken en in voorkomende gevallen tariefsvoorstellen en andere taken en bevoegdheden zoals in instellingswetten bepaald. De intensiteit van het toezicht wordt ook gerelateerd aan de maatschappelijke betekenis (bijdrage aan publieke taken) en omvang (in geld en mensen) van een zelfstandig orgaan.
Begin 2008 heeft de minister van VROM richting de Staten-Generaal gemeld welke ZBO’s onder de Kaderwet worden gebracht alsook de mate van overeenstemming (Kamerstukken II, 2007–2008, 25 268, nr. 52).
In 2009 zal de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) de status van ZBO zonder rechtspersoonlijkheid krijgen. De NEa is in 2006 opgericht als baten-lastendienst van VROM. Teneinde de onafhankelijkheid van de NEa te waarborgen en de integriteit van het systeem van emissiehandel te bewaken is het wenselijk om de rol van toezichthouder los te koppelen van het beleidsdepartement.
De volgende ZBO’s en RWT’s behoren tot het beleidsterrein van de minister van VROM.
Bedragen x € 1 000
Bijlage: ZBO’s en RWT’s
Naam ZBO (tevens RWT): Doelstelling Kadaster:
Taak Kadaster:
Beleidsartikel:
Raming vanuit VROM-begroting:
Kadaster
Het bevorderen van de rechtszekerheid bij het rechtsverkeer inzake registergoederen in Nederland en het bevorderen van een optimale informatievoorziening daarover aan de samenleving. Daarbij ligt het zwaartepunt op onroerende zaken.
Het Kadaster is belast met de kadastrale registratie en het vervaardigen en bijhouden van kadastrale kaarten. Ook houdt het Kadaster een openbaar register bij van registergoederen en wordt de Rijksdriehoeksmeting in stand gehouden. Verder is het Kadaster verantwoordelijk voor het inwinnen, het bijhouden, het beheer en de cartografische weergave van geografische basisgegevens. Tevens verstrekt het Kadaster inlichtingen aan belanghebbenden omtrent de in het kader van de uitvoering van de wettelijke taken verkregen gegevens. Artikel 91 Algemeen € 16 000
Naam ZBO (tevens RWT): Doelstelling Ctgb:
Taak Ctgb:
Beleidsartikel:
Raming vanuit VROM-begroting:
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)
Bijdragen aan duurzame landbouw door het beslissen over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden in Nederland.
Het Ctgb heeft als hoofdtaken: het toelaten van gewasbeschermingsmiddelen en het toelaten of registreren van biociden. Artikel 7 Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem
Naam RWT: Doelstelling StAB:
Taak StAB:
Beleidsartikel:
Raming vanuit VROM-begroting:
Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)
Advisering aan de bestuursrechter in geschillen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu waardoor een bijdrage wordt geleverd aan een goede en efficiënte rechtspraak. De StAB brengt op verzoek van de bestuursrechter (Raad van State en rechtbanken) onafhankelijke deskundigenberichten uit op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening. De onafhankelijke en onpartijdige positie van de StAB is verankerd in de Wet milieubeheer en de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Artikel 91 Algemeen € 4 990
Naam ZBO (tevens RWT): Doelstelling SBA:
Taak SBA: Beleidsartikel:
Raming vanuit VROM-begroting:
Stichting Bureau Architectenregister (SBA)
De Wet op de architectentitel heeft tot doelstelling het scheppen van waarborgen voor de
vakbekwame beroepsuitoefening door bouwkundig architecten, stedenbouwers, tuin- en
landschapsarchitecten en interieurarchitecten en het uitvoeren van de EU-architectenrichtlijn
en consumentenbescherming. Om deze doelen te bereiken is een Architectenregister
ingesteld.
Het SBA beheert het architectenregister.
Artikel 2, operationeel doel stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale
architectenbeleid
n.v.t.
Naam ZBO (tevens RWT): Doelstelling NEa:
Taak NEa:
Beleidsartikel:
Raming vanuit VROM-begroting:
Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)
Uitvoering van de wet over de handel in NOx- en CO2-emissierechten, zoals opgenomen in
hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer.
Verlenen van emissievergunningen aan bedrijven die onder emissiehandel vallen; registreren
van transacties in de registers; toezien op naleving van de vergunning; opleggen van boetes
bij overtredingen.
Artikel 3 Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging
€ 6 578
De Tweede Kamer is bij brief van 10 november 2005 (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 383, nr. 38) geïnformeerd over het voornemen het Fonds Luchtverontreiniging op te heffen. Op 27 maart 2007 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel aangenomen. Er zijn in 2007 en 2008 geen nieuwe aanvragen binnen gekomen. De uiterste inzendtermijn is voorbij.
Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu
Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu
Toelichting:
In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen, exclusief de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en de Baten- en Lastendiensten, die overwegend een uitvoerend karakter hebben.
Het opnemen van een overzichtsconstructie door een daartoe aangewezen minister dient louter een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting of jaarverslag, ook al wordt het beleid door meerdere ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.
De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband staande artikelen en operationele doelstellingen bij VROM en andere ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen worden niet opgenomen; in de begroting van de andere ministeries kan de precieze invulling van het operationele doel worden teruggevonden.
De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het ministerie van VROM:
-
1.Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging;
-
2.Verbeteren van de milieukwaliteit van het water- en bodemsysteem;
-
3.Verbeteren van de milieukwaliteit van de bebouwde leefomgeving;
-
4.Beperken van risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en vliegtuigen;
-
5.Beheersen van de risico’s van het omgaan met stoffen, afvalstoffen, straling en GGO’s;
-
6.Versterken van het algemene (inter)nationale milieubeleid.
Nieuw dit jaar is dat ook de verwijzingen naar begrotingsartikelen/-doelen met milieugerelateerde belastingontvangsten (via het ministerie van Financiën) ter informatie zijn toegevoegd (zie ook de beantwoording in de bijlage Moties en toezeggingen naar aanleiding van het begrotings-onderzoek Begroting 2008, Kamerstukken II, 30 800 XI, nr. 115, 118, 121, 122 en 123).
Aangezien een operationeel doel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige operationele doelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden. De kwaliteit van de informatie is daarom direct afhankelijk van de informatie die is opgenomen in de afzonderlijke departementale begrotingen.
Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu
Niet alle ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een operationeel doel:
+ III Algemene Zaken (AZ)
Algemene Zaken heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.
+ VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven. De Rijksuitgaven voor milieu en stedelijke vernieuwing in het kader van het Grotestedenbeleid 2005–2009 (GSB III) zijn opgenomen in de VROM-begroting en maken onderdeel uit van het extra comptabel overzicht GSB. De minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) heeft als coördinerend minister voor het GSB op deze terreinen een medeverantwoordelijkheid.
+ VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)
In het kader van wetenschapsbeleid heeft OCW geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.
+ IX Financiën (Fin)
Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven. Voor de volledigheid is op verzoek van de Tweede Kamer met ingang van deze begroting 2009 voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatrege-len wel een verwijzing in de OCM opgenomen naar het desbetreffende ontvangstenoverzicht in bijlage 3 van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn uit hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.
+ X Defensie (Def)
Naast de zichtbare uitgaven heeft Defensie niet zichtbare milieuuitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, basispakket duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen en personeelsuitgaven voor de milieuuitvoeringsorganisatie.
Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu
Taak 1: Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging
ministerie
Artikel
Nr OD Naam OD
XI
BZ
BZ
DEF
VROM
6 90
XI |
VROM |
3 |
XI |
VROM |
3 |
XI |
VROM |
3 |
XI |
VROM |
3 |
XI |
VROM |
9 |
XI |
VROM |
10 |
XII |
VenW |
34 |
XII |
VenW |
36 |
XII |
VenW |
36 |
XII |
VenW |
37 |
XIII |
EZ |
4 |
XIV |
LNV |
21 |
XIV |
LNV |
22 |
Fin |
Bijlage 3 Milj.nota |
9 Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen
1 Bescherming en duurzaam gebruik van milieu en water in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden
2 Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieuuitgaven)
4 Garanderen van de minimale bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van gebouwen en bevorderen van een hogere kwaliteit daarvan
1 Realisatie Kyoto-klimaatverplichtingen
2 Post-Kyoto afspraken
3 Beperken van aantasting van de ozonlaag
4 Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging
2 Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies
1 Adviseren over en implementeren van beleid dat (mede) van toepassing is op de
Rijkshuisvesting en op de doelmatige werking van het Rijkshuisvestingsstelsel 4 Netwerk decentraal/regionaal vervoer 1 Leefomgeving hoofdwegen 4 Scheepvaart 1 Weer, klimaat en seismologie
3 Verduurzaming van de energiehuishouding 13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen waaronder
glastuinbouw en biologische landbouw 12 Ruimte voor niet-grondgebonden landbouw (glastuinbouw)
Tabel Toelichting op de belastingontvangsten 3.2.2
V
2
V
X
2
Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu
Taak 2: Verbeteren van de milieukwaliteit van het water- en bodemsysteem
ministerie
Artikel
Nr OD Naam OD
BZ
DEF
90
XI |
VROM |
4 |
1 |
XI |
VROM |
4 |
2 |
XI |
VROM |
4 |
3 |
XI |
VROM |
4 |
4 |
XI |
VROM |
4 |
5 |
XI |
VROM |
9 |
1 |
XI |
VROM |
9 |
2 |
XII |
VenW |
31 |
2 |
XII |
VenW |
31 |
4 |
XII |
VenW |
36 |
2 |
XII |
VenW |
36 |
4 |
XIV |
LNV |
21 |
11 |
XIV |
LNV |
21 |
12 |
XIV |
LNV |
21 |
13 |
XIV |
LNV |
21 |
14 |
XIV |
LNV |
22 |
11 |
XIV |
LNV |
22 |
12 |
XIV |
LNV |
23 |
11 |
XIV |
LNV |
23 |
12 |
XIV |
LNV |
23 |
13 |
XIV |
LNV |
23 |
14 |
XIV |
LNV |
24 |
11 |
XIV |
LNV |
27 |
11 |
Fin |
Bijlage 3 |
Tabel |
|
Milj.nota |
3.2.2 |
Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen
Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieuuitgaven)
Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem Saneren van verontreinigde bodems Verbeteren van de milieukwaliteit van water Gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk gebied Bevorderen van duurzame landbouw
Naleving van nationale en internationale regelgeving vallend onder VROM-toezicht bevorderen
Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies Veiligheid Waterkwaliteit Leefomgeving spoorwegen Scheepvaart
Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat
Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn
Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen waaronder biologische landbouw
Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren Ruimte voor grondgebonden landbouw Ruimte voor niet-grondgebonden landbouw Verwerven EHS (ILG) Inrichten EHS (ILG) Beheren EHS (ILG)
Beheer natuur buiten EHS en beschermen van internationale biodiversiteit Nationale landschappen Uitvoeren reconstructie
Toelichting op de belastingontvangsten
V
6
2
X
2
Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu
Taak 3: Verbeteren van de milieukwaliteit van de bebouwde omgeving
ministerie
Artikel
Nr OD Naam OD
BZ
XI |
VROM |
5 |
XI |
VROM |
5 |
XI |
VROM |
5 |
XI |
VROM |
5 |
XI |
VROM |
9 |
XI |
VROM |
10 |
XVIII |
WWI |
2 |
XII |
VenW |
34 |
XII |
VenW |
36 |
XII |
VenW |
36 |
XII |
VenW |
36 |
Fin |
Bijlage 3 Milj.nota |
2 Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen
1 Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden
2 Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit
3 Verminderen van de geluidhinder
4 Bevorderen van duurzame mobiliteit
2 Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies
1 Adviseren over en implementeren van beleid dat (mede) van toepassing is op de Rijkshuisvesting en op de doelmatige werking van het Rijkshuisvestingsstelsel
3 Garanderen van een minimum bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van gebouwen en het bevorderen van een hogere, duurzame kwaliteit daarvan
4 Netwerk decentraal/regionaal vervoer
1 Leefomgeving hoofdwegen
2 Leefomgeving spoorwegen
3 Luchtvaart
Tabel Toelichting op de belastingontvangsten 3.2.2
Taak 4: Beperken van risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en vliegtuigen
ministerie
Artikel
Nr OD Naam OD
VII
BiZa
16
XI |
VROM |
8 |
XI |
VROM |
8 |
XI |
VROM |
8 |
XI |
VROM |
9 |
XII |
VenW |
33 |
XII |
VenW |
33 |
XII |
VenW |
33 |
3 Een goede operationel en bestuurlijke organisatie voor een slagvaardige brandweer en GHOR op landelijk en bovenregionaal niveau
1 Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties
2 Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties
3 Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties 2 Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en
provincies
1 Externe veiligheid
2 Veiligheid scheepvaart
3 Veiligheid luchtvaart
V
6
Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu
Taak 5: Beheersen van de risico’s van het omgaan met stoffen, afvalstoffen, straling en ggo’s
ministerie
Artikel
Nr OD Naam OD
1 Veilig gebruik van chemische stoffen
2 Reductie van milieubelasting door afvalstoffen
3 Bescherming tegen straling
4 Verantwoorde toepassing van GGO’s
1 Naleving van nationale en internationale regelgeving vallend onder VROM toezicht bevorderen
2 Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies
4 Crisismanagement organiseren
1 Adviseren over en implementeren van beleid dat (mede) van toepassing is op de
Rijkshuisvesting en op de doelmatige werking van het Rijkshuisvestingsstelsel 1 Externe veiligheid
3 Luchtvaart
4 Scheepvaart 11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon
1 Verbetering arbeidsomstandigheden, arbozorg en verzuimaanpak
2 Fin. tegemoetkoming aan werknemers of hun huisgenoten in verband met maligne mesothelioom door asbestblootstelling
Tabel Toelichting op de belastingontvangsten 3.2.2
XI |
VROM |
6 |
XI |
VROM |
6 |
XI |
VROM |
6 |
XI |
VROM |
6 |
XI |
VROM |
9 |
XI |
VROM |
9 |
XI |
VROM |
9 |
XI |
VROM |
10 |
XII |
VenW |
33 |
XII |
VenW |
36 |
XII |
VenW |
38 |
XIV |
LNV |
25 |
XV |
SZW |
44 |
XV |
SZW |
50 |
Fin |
Bijlage 3 Milj.nota |
Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu
Taak 6: Versterken van het algemene (inter)nationale milieubeleid
ministerie
Artikel
Nr OD Naam OD
V |
BZ |
1 |
V |
BZ |
2 |
V |
BZ |
3 |
V |
BZ |
3 |
V |
BZ |
3 |
V |
BZ |
4 |
V |
BZ |
6 |
BZ
DEF
90
1 Een goed functionerende internationale rechtsorde
9 Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen
1 Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt
2 Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen of regio’s
3 Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de EU ten opzichte van ontwikkelingslanden of -regio’s
3 Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden
1 Bescherming en duurzaam gebruik van milieu en water in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden
2 Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen
2 Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieuuitgaven)
1 Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium
2 Internationaal milieubeleid
3 Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB
4 Overheidsbeleid voor duurzame ontwikkeling 1 Naleving van nationale en internationale regelgeving vallend onder VROM-toezicht
bevorderen 3 Wettelijke taken prioriteren en relevante maatschappelijke signalen selecteren 3 Garanderen van een minimum bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van
gebouwen en het bevorderen van een hogere, duurzame kwaliteit daarvan
1 Leefomgeving hoofdwegen
2 Leefomgeving spoorwegen
3 Luchtvaart
4 Scheepvaart
2 Meer ontwikkeling en benutting van technologische kennis door bedrijven
3 Topprestaties op innovatiethema’s 2 Meer en beter ondernemerschap (MVO kenniscentrum en onderzoeken)
11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat 15 Bevorderen van duurzame ketens
13 Beheren EHS
14 Beheer van natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit
15 Kennisontwikkeling en innovatie
16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs 11 Uitvoeren reconstructie
2 Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel of onveilige producten 1 Mensen sporten en bewegen meer voor hun gezondheid 7 Gezondheidsraad
XI |
VROM |
7 |
XI |
VROM |
7 |
XI |
VROM |
7 |
XI |
VROM |
7 |
XI |
VROM |
9 |
XI |
VROM |
9 |
XVIII |
WWI |
2 |
XII |
VenW |
36 |
XII |
VenW |
36 |
XII |
VenW |
36 |
XII |
VenW |
36 |
XIII |
EZ |
2 |
XIII |
EZ |
2 |
XIII |
EZ |
3 |
XIV |
LNV |
21 |
XIV |
LNV |
21 |
XIV |
LNV |
23 |
XIV |
LNV |
23 |
XIV |
LNV |
26 |
XIV |
LNV |
26 |
XIV |
LNV |
27 |
XVI |
VWS |
41 |
XVI |
VWS |
46 |
XVI |
VWS |
98 |
V
6
X
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage 3. Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
De geprioriteerde wettelijke taken van de VROM-Inspectie:
De VROM-Nalevingsstrategie (NLS) wordt gebruikt om de grote diversiteit van werkzaamheden van de VI te richten. Het bestaat uit een tweetal sporen. Het risicogerichte of wettelijke taken spoor en het van «buiten naar binnen» of probleemgerichte spoor. In dit begrotingsartikel wordt het wettelijke taken spoor gebruikt bij de geprioriteerde onderwerpen. De wettelijke taken zijn in bijgevoegde prioriteitenkwadranten gescoord aan de hand van risico’s (kans * effect). Deze worden afgezet tegen de inschatting van de naleeftekorten per wettelijke taak.
VROM heeft circa 270 wetten en convenanten, subsidieregelingen en beleidsafspraken gescreend op risico en gescreend op risico en naleving en deze ingedeeld in vier kwadranten:
-
•Is het risico groot en het nalevingstekort groot, dan pakt de VROM-Inspectie deze taak met voorrang op. Hier is de noodzaak tot toezicht immers het grootst;
-
•Is het risico groot en het nalevingstekort klein, dan wordt er regulier toezicht gehouden met als doel de risico’s zo klein mogelijk te houden. Bij andere controles wordt door quick scans en een harde aanpak van het relatief geringe aantal overtreders druk op de ketel gehouden;
-
•Is het risico klein en het nalevingstekort groot, dan is controle vaak niet nodig. Het kan namelijk gaan over onbekende, onduidelijke of nauwelijks geaccepteerde regels. In dergelijke gevallen zal de VROM-Inspectie zich al dan niet samen met anderen inspannen om regels te verbeteren, te vereenvoudigen of te verduidelijken. Ook komt het voor dat de VROM-Inspectie adviseert regels in te trekken omdat ze eigenlijk niet zijn te handhaven;
-
•Bij een klein risico en een klein nalevingstekort heeft handhaving van deze wet geen prioriteit.
Naast deze vier kwadranten is net als in 2008 een vijfde kwadrant opgenomen waarin alle taken staan vermeld waarbij het risico, dan wel de naleving, onbekend zijn.
In de tabellen van de bijlage treft u de prioriteitenmatrix van de VROM-Inspectie aan voor de begroting 2009.
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Besluit detectie radioactief besmet schroot |
|||
onderzoeks-bedrijven en boeren |
|||
Vergunning en meldingsplicht veldproeven. |
|||
Hfdst. 9 Besluit genetisch gemodificeerde organismen (veldproeven) |
|||
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
onderzoeks-bedrijven en boeren |
||
Vergunning en meldingsplicht veldproeven. |
||
Hfdst. 9 Besluit genetisch gemodificeerde organismen (veldproeven: incidenten zoals moedwillige vernieling, vandalisme) |
||
Veiligheids-beheer grote industriële bedrijven |
||
Besluit Risico’s Zware Ongevallen |
||
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
fabrikant, importeur of downstream-gebruiker |
fabrikant, importeur of downstream-gebruiker |
|
Titel VII van de REACH-verordening |
Titel VIII van de REACH-verordening |
|
ziekenhuizen, laboratoria, onderzoeksinstellingen, etc. NLT |
paar grote afvalverbranders |
Marine Luchtmacht Landmacht Gemeenten |
Vergunningplicht of meldingsplicht voor handelingen met radioactieve stoffen en toestellen |
Emissie-eisen AV I ’s, ver-brandingsinstallaties, medeverbran-dingsinstal-laties |
Vanaf 2006 jaar in samenwerking met groepen overheden |
Besluit stra-lingsbescher-ming (Inrichtingen) |
Besluit verbranden afvalstoffen (BVA) |
Toetsen bestemmingsplannen in relatie muni-tieopslag bij defensieinrichtingen |
1B.04a Kernenergiewet (art. 29 en 34) |
1I.04 Wet inzake de luchtverontreiniging |
3A.01 Wet op de Ruimtelijke Ordening |
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
importeurs, gebruikers, opslagbedrij-ven |
Importeurs Gebruikers Opslagbedrij-ven |
In- en doorvoer, kwaliteit en gebruik van explosieven voor civiel gebruik |
In- en doorvoer, kwaliteit en gebruik van explosieven voor civiel gebruik |
Wet explosieven voor civiel gebruik (de wet zelf) |
Wet explosieven voor civiel gebruik: (de wet zelf) |
Wet explosieven voor civiel gebruik |
Wet explosieven voor civiel gebruik |
VI is primair handhaver defensieinrichtingen (bijlage II Ivb/Wm) |
Vergunningplicht voor oprichten en bedrijven inrichtingen |
Besluit kerninstallaties, splijtstoffen, ertsen (Nucleaire inrichtingen) |
|
1B.02a Kernenergiewet (art. 15, onder b) |
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
circa 100 bedrijven dat grote bronnen voorhanden heeft |
||
vergunningplicht en registratieplicht voor grote bronnen |
Diverse meld-plichtbepalingen |
|
Besluit stra-lingsbescher-ming (HASS-bronnen) |
Diverse regelingen (project KEW Signalen) |
|
Kernenergiewet (art. 29 en 32) |
Kernenergiewet (art. 22, 33 e.a.) |
|
De gemeente dient zich te houden aan het rijksbeleid voor versterking luchthaven Schiphol (RHS) (o.a. niet bouwen in gebieden waar dit van- |
uit geluid en veiligheidsoverwegingen niet wenselijk is) |
Opslag consumenten vuurwerk >= 10 000 kg, theatervuurwerk |
Versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden (gemeenten) |
Vuurwerkbe-sluit (opslag consumentenvuurwerk, professioneel, bezigers NL, >= 10 000 kg) |
|
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bij saneringssituatie en wijziging aan het spoor is VI primair bevoegd |
Producenten, importeurs, industriële gebruikers van biociden. NLT |
Besluit geluidhinder spoorwegen |
Verbod op gebruik van niet-toege-laten biociden |
Wet gewasbescherming-smiddelen en biociden |
|
Realisatie robuuste ecologische verbindingen (RHS) |
Verbod op in bedrijf hebben van PCB’s bevattende remthrusters |
Borging en ontwikkeling van natuurwaarden |
PCB, PCT en Chlooretheen-besluit en regeling verwijdering PCB’s (rem-thrusters) |
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Regelt stankemissies voor veehouderijen in reconstructiegebieden Toetsing zonering in kader bestemmingspla reconstructieplan is primaire taak (zie primaire wettelijke 3c.5p) |
|
Wet stankemissie veehouderijen in landbouwont-wikkelings en -verwervings-gebieden |
Behoud en versterking van de variatie tussen stad en land |
1L Wet stankemissie veehouderijen in landbouwont-wikkelings en -verwervings-gebieden |
Nota Ruimte/ Mooi Neder land |
Naleving ontheffingen van stortverboden (afgegeven door minister), eisen aan de vergunning |
Behoud en versterking van landschappelijke, cultuurhistorische andere kernkwaliteiten van nationale landschappen (RHS) |
Besluit stortplaatsen en stortverboden (BSSA) |
Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuur historische waarden |
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
VI is primair handhaver defensieinrichtingen (bijlage II Ivb/Wm) |
|
Vergunningplicht voor in-, uit- en doorvoer |
|
Besluit in-, uiten doorvoer van radioactieve afvalstoffen |
|
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
producenten, handelaren, import en gebruikers |
|
– Vermindering van de emissie van ge-fluoreerde broeikasgassen – Toepassing producten met (H)FK’s en het voorhanden hebben van deze stoffen |
|
Producenten en importeurs van elektrische apparaten. |
|
IPPC-bedrij-ven, TOPbedrijven, vergunningverlening en handhaving, specifiek geur |
Mededelingsplicht voor producenten en importeurs. |
Wet milieubeheer (IPPC-bedrijven, TOP-bedrij-ven, vergunningverlening en handhaving) |
Besluit beheer elektrische apparatuur (producenten en importeurs). |
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Het rapporteren aan de EU en let op basis van gemeentelijke rapportage-actie-plannen opstellen in geval van overschrijdingen normen |
|||
Op 8 oktober 2005 in werking getreden |
|||
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
bodembeschermingsmaatre-gelen buiten inrichtingen |
|
Lozingsbesluit bodembescherming (burgers) |
|
gemeenten inzamelaars Wm-inrich-tingen (afval gevaarlijk) |
|
– verplichting tot scheiding van bepaald gevaarlijk afval – scheidingsplicht voor gemeenten van droge componenten – inzamelaars mogen tijdens transport niet mengen |
|
Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen |
|
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Geen geldigheidstermijn in opgenomen. Het is nog steeds van kracht. Er zijn wel partiële herzieningen geweest. |
||
Tweede structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV): |
||
Kwaliteitsverbetering en ontwikkeling in relatie tot het nationaal landschap ZW Zeeland (BK) |
||
Versterking van de veiligheid tegen overstromen, de toegankelijkheid voor de scheep vaart en natuurlijke kwaliteit in de Zuidwestelijke Delta (provincies) |
||
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Verbetering van de bereikbaarheid van het noorden en van de noordvleugel van de Randstad (BK) |
Instandhouding van werelderfgoederen (Unesco) (RHS) |
Versterking van Almere door substantiële groei samen met verbetering van de bereikbaarheid (RHS) |
Verbetering van de bereikbaarheid |
Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuur historische waarden (gemeenten) |
Vergroting van de con-currentieposi-tie van de Randstad als geheel (provincies) |
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Bijlage 4. Moties en Toezeggingen Openstaande moties Ruimte en Milieu
Openstaande moties Ruimte en Milieu
Motie
Indiener
Vindplaats
Stand van Zaken uitvoering
Verzoekt de regering te bewerkstelli- Duijvendak, A. J. W. gen dat bij internationale dienstreizen Vermeij, R. tot 500 kilometer in principe de (snelle) trein wordt genomen
Debat d.d. 2-4-2008, inzake Duurzaam inkopen (AO 270308)
Momenteel wordt door SenterNovem gewerkt aan de ontwikkeling van criteria voor dienstreizen. De verwachting is dat de criteria in het najaar beschikbaar zullen zijn.
Verzoekt de regering in de eerstvolgende voortgangsrapportage Duurzaam Inkopen aan te geven op welke wijze dierenwelzijn integraal kan worden opgenomen in de duurzaamheidscriteria
Ouwehand, E.
Debat d.d. 2-4-2008, inzake Duurzaam inkopen (AO 270308)
Naar verwachting zal eind 2008 een eerste rapportage aan de Tweede Kamer verzonden kunnen worden.
Verzoekt de regering in het voorliggende besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vrijstelling op te nemen voor het geluid dat schutterijen met het schieten maken
Vietsch, CA.
Debat d.d. 26-2-2008, inzake Herijking VROM regelgeving (AO d.d. 310108)
Minister VROM heeft in een VAO op 26-2-2008 aangegeven de schutterijen in het Activiteitenbesluit onder het fanfareregime te brengen. In de 2e tranche van het Activiteitenbesluit wordt dit meegenomen.
Verzoek aan de regering om de gemeenten te laten stoppen met handhaven met terugwerkende kracht en recreatiebewoners in die gemeenten alsnog een persoonsgebonden beschikking te geven.
Neppérus, H.
Debat d.d. 4-2-2008, inzake Handhaving (AO 240108)
Op korte termijn wordt een brief verzonden aan de gemeenten, waarin zij, zoals toegezegd aan de Tweede Kamer, worden opgeroepen om te handelen zoals in de motie is verwoord (ergo: niet handhaven indien dit niet ook reeds voor 2003 gebeurde, en in plaats daarvan betreffende bewoners een persoonsgebonden beschikking te geven). De Kamer zal een afschrift van deze brief ontvangen.
Verzoek om door middel van een -proactieve- aanwijzing of op enigerlei wijze de provincie Gelderland ertoe te bewegen dat het beleid in overeenstemming wordt gebracht met de intentie van het Kabinet, opdat de Gelderse gemeenten de door het Kabinet beoogde keuzevrijheid alsnog krijgen.
Vermeij, R.
Debat d.d. 4-2-2008, inzake Handhaving (AO 240108)
De provincie Gelderland heeft nog geen keuze gemaakt over continuering van haar recreatiewoningenbeleid onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Op korte termijn – in ieder geval voor de inwerkingtreding van deze wet op 1 juli aanstaande – zal zij dit wel doen. Nadat de provincie Gelderland een besluit heeft genomen wordt de Kamer hierover en over de (eventuele) reactie van het ministerie van VROM hierop geïnformeerd.
Verzoekt de regering om nog in deze Koopmans, G. P. J. kabinetsperiode tot voorstellen te Vermeij, R.
komen tot integratie van toetsingskaders tot één toetsingskader
Debat d.d. 26-11-2007, inzake Wet Algemene Bepalingen Omgevings-recht (WABO) (30 844)
Bij de behandeling van het wetsvoorstel Omgevingsvergunning in de Kamer heeft de minister aangegeven dat zij de TK over dit onderwerp zal informeren bij het aanbieden van de Invoeringswet omgevingsvergunning aan de TK. Een planning hiervoor kan worden gegeven als de behandeling van het wetsvoorstel omgevingsvergunning door de Eerste Kamer is afgerond.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande moties Ruimte en Milieu
Motie
Indiener
Vindplaats
Stand van Zaken uitvoering
Verzoekt de regering in overleg met Wiegman-van de VNG voor 1 januari 2010 tot trans- Meppelen Schep-parante afspraken te komen over de pink hoogte van de leges, en daarbij ook de milieuvergunningen te betrekken
Debat d.d. 26-11-2007, inzake Wet Algemene Bepalingen Omgevings-recht (WABO) (30 844)
Ter uitvoering van de motie wordt samen met de VNG gewerkt aan een systeem voor transparantie bij de vaststelling van de hoogte van de leges. Hierbij wordt uitgegaan van introductie van een dergelijk systeem op 1 januari 2010.
In S&Z actiepunt fiets (verhuur, delen, Poppe, R. J. L. binnenstedelijk) opnemen
Debat d.d. 6-11-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
De actiepunten worden momenteel besproken met betrokken departementen, de lijst met actiepunten volgt in het najaar 2008.
Mogelijkheden garantstelling risico’s Wiegman-van van energie-innovaties ter bevorde- Meppelen Schep-ring van de implementatie. Binnen 6 pink mnd TK informeren
Debat d.d. 6-11-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
In de innovatieagenda energie wordt onderzoek aangekondigd naar haalbaarheid van een garantiefonds. Deze agenda zal in september aan de Kamer worden aangeboden.
Relatie economische groei en milieu- Wiegman-van druk. Als koppeling er is dan in Meppelen Schep-
gesprek gaan met Fin over milieudruk- pink compensatiemiddelen + de TK informeren bij voorjaarsnota
Debat d.d. 6-11-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
De brief hierover is 17 juni 2008 aan de Kamer gezonden
Bijdrage van Nederlandse consump- Poppe, R. J. L. tie, productie en handel aan de wereldwijde milieubalans
Debat d.d. 6-11-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Over de voortgang hiervan wordt de Kamer voor eind september 2008 geïnformeerd.
De Tweede Kamer zal in de zomer van Neppérus, H. 2008 over de uit te werken methodiek Poppe, R. J. L. worden geïnformeerd. Samsom,D.M.
Vietsch, C. A.
Debat d.d. 4-10-2007, inzake Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)
Het onderzoek naar mogelijke methoden loopt. De Kamer wordt over de voortgang in september 2008 geïnformeerd.
Verzoekt de regering binnen een half Heugten, R. A. C. jaar aan de Kamer te rapporten over Van de hoofdlijnen van de verwachte Neppérus, H.
verdeling van het NR-budget en, Wiegman-van
indien vervolgens de regering voor- Meppelen Schep-nemens is om projecten af te laten pink vallen dan wel toe te voegen, of als er majeure verschuivingen van verdelingen worden overwogen, de Kamer hiervan vooraf in kennis te stellen.
Debat d.d. 13-9-2007, inzake Uitvoering Nota Ruimte (AO d.d. 050907)
De Kamer is per brief van 22 april 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008 29 435, nr. 207) geïnformeerd over de voortgang van het Nota Ruimtebudget. De business case en de onderhandelingen hierover liggen ten grondslag aan de besluitvorming over de definitieve hoogte van de bijdragen uit het Nota Ruimtebudget. Daarbij wordt iedere keer bekeken wat de resterende ruimte binnen het budget is in relatie tot de overige geselecteerde projecten waarover nog moet worden besloten. Er zijn geen projecten afgevallen of nieuwe bijgekomen na Twente.
Verzoekt de regering een totaaloverzicht van de verschillende regelingen te presenteren en indien noodzakelijk met voorstellen voor verbetering te komen, waarbij het te dienen milieubelang in verhouding moet staan tot de uitvoeringslasten voor bedrijven en overheden
Spies, mr. drs. J. W. E.
Debat d.d. 4-9-2007, inzake Wetsvoorstel milieu-aansprakelijkheid (vervolg van 040707)
Bij debat met Tweede en Eerste Kamer over wetsvoorstel Milieu aansprakelijkheid is aangegeven dat de verschillende onderzoeken waarom in het kader van het wetsvoorstel Milieu aansprakelijkheid is gevraagd, gecombineerd worden. minister heeft aangegeven dat voor gecombineerd onderzoek ca. 2 jaar nodig is. Als einddatum wordt 1e helft 2010 aangehouden.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande moties Ruimte en Milieu
Motie
Indiener
Vindplaats
Stand van Zaken uitvoering
Verzoekt de regering in nauwe samen- Vermeij, R.
werking tussen de ministers van
VROM, van VenW, van EZ en van LNV
en voortbordurend op de Nota Ruimte
en de Nota Mobiliteit, te komen tot
een integrale structuurvisie op de
Randstad, inclusief het Groene Hart.
Debat d.d. 11-7-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (vervolg)
De minister van VROM werkt conform het verzoek in de motie samen met de ministers van VenW, EZ, LNV en daarnaast ook met de minister van BZK aan een visie op de Randstad (inclusief het Groene Hart) in 2040. In augustus 2008 besluit het Kabinet of de visie de status van structuurvisie krijgt. De Kamer zal over dit besluit worden geïnformeerd.
Verzoekt de regering om uiterlijk met Wiegman-van de presentatie van het programma Meppelen Schep-
«Schoon en zuinig» tevens een even- pink wichtig pakket van afspraken met de energiesector aan de Kamer voor te leggen dat bijdraagt aan de kabinetsdoelstellingen met betrekking tot energiebesparing, energietransitie en de vermindering van de CO2-uitstoot.
Debat d.d. 5-7-2007, inzake Vergunningverlening nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte
Aan deze motie wordt gevolg gegeven met de sectorakkoorden die momenteel in het kader van «Schoon en Zuinig» worden opgesteld.
Uiterlijk in augustus 2008 de TK informeren over de omvang van de financiële middelen die tot 2020 voor het uitvoeren van de ruimtelijke investeringsagenda nodig zijn en de te verwachten financiële tekorten. Een voorstel doen voor het opzetten van een ruimtelijke investeringssyste-matiek, voortbordurend op de vorming van het MIRT, die meerjarige zekerheid biedt over de financiële inzet van het Rijk voor het uitvoeren van de ruimtelijke investeringsagenda.
Heugten, R. A. C. Debat d.d. 11-6-2007, Ten behoeve van de uitvoering van deze
Van inzake Begrotingsbehan- motie worden momenteel twee onder-
deling 2008 VROM zoeken uitgevoerd. In augustus ontvangt
(eerste termijn) de TK een brief waarmee aan het verzoek
in de motie wordt voldaan.
Een «ruimte voor ruimte» regeling voor glastuinbouw bedrijven op te nemen in de financieringsconstructie voor de sanering van ongewenste bedrijfsactiviteiten.
Staaij, C. G. van der
Debat d.d. 11-6-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Per brief d.d. 20 mei 2008 is aan de TK bericht dat de uitwerking van deze motie geschiedt via de Agenda Landschap, geplande verschijningsdatum september 2008.
Rood voor rood regeling. Verzoekt de Wiegman-van regering te verkennen op welke Meppelen Schep-
manier het gebruik van de rood-voor- pink roodregeling kan worden gestimuleerd, hierbij invoering van een sloop-aftrekregeling te onderzoeken en de Kamer hierover binnen zes maanden te rapporteren.
Debat d.d. 11-6-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Per brief d.d. 20 mei 2008 is de TK geïnformeerd dat uitwerking van deze motie geschiedt via de Agenda Landschap, geplande verschijningsdatum september 2008.
Verzoekt de regering om binnen drie Abel, R. T. G. jaar na inwerkingtreding van de onderhavige wetswijziging een voorstel tot nadere normering van de bevoegdheid tot subdelegatie in te dienen
Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)
Dit punt is onderdeel van de reguliere evaluatie van deze regelgeving.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande moties Ruimte en Milieu
Motie
Indiener
Vindplaats
Stand van Zaken uitvoering
Bpm differentiatie zo snel mogelijk vorm geven o.b.v. absolute zuinigheid, CO2-label ook voor alternatieve brandstoffen en inzetten voor EU uniform label.
Huizinga-Heringa, J. C.
Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
De fiscale meibrief is op 30 mei 2008 besproken in de ministerraad; de brief aan de Kamer is aansluitend daarop verzonden.
Verzoekt de regering te bevorderen Krom, drs. P.
dat een EU-besluit over het post- de Spies, mr. drs.
Kyotobeleid niet later wordt genomen J. W. E. dan eind 2008; Verzoekt de regering voorts in volgorde van prioriteit:
-
-met de Nederlandse industrie tot afspraken te komen die langetermij-ninvesteringszekerheid bieden en daarvoor steun te zoeken bij de Europese Commissie;
-
-er in ieder geval zorg voor te dragen dat het «gelijke speelveld» binnen de Europese Unie wordt gehandhaafd
Debat d.d. 21–9-2006, inzake Klimaatbeleid (AO d.d. 7-9-2006)
De Europese inzet op emissiehandel in de periode na 2012 is op 23 januari 2008 gepubliceerd door de Europese Commissie. Naar verwachting wordt hierover nog voor het eind van dit jaar een akkoord bereikt. De Nederlandse inzet op dit punt (zie TK 28 240, nr. 89) zet stevig in op het bevorderen van het gelijke speelveld. Dit wordt binnen de EU voldoende gewaarborgd door volledig geharmoniseerde toewijzingsregels (inclusief veilen) voor alle grote sectoren. Nederland bepleit in de onderhandelingen over de herziening van de richtlijn handel in broeikasgas-emissierechten met kracht dat de verschillende sectoren zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over welke toewijzingsregels voor hen zullen gaan gelden.
Verzoekt de regering, te komen tot een Koopmans, G. P. J. substantiële vermindering van het Sterk, W. R. C.
rijkstoezicht op gemeenten door de VROM-inspectie inzake milieu- en ruimtelijkeordeningstaken,
Begrotingsbehandeling VROM d.d. 1-12-2004 29 800 XI, nr. 54
De capaciteit die wordt ingezet voor het interbestuurlijk toezicht is, mede in het kader van de taakstelling, substantieel gereduceerd. De VROM-Inspectie rond in 2008 het interventietraject gemeente-onderzoeken af, de eindrapportage wordt na het zomerreces aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze motie wordt ook meegenomen in het Transitieprogramma Werk in Uitvoering (brief d.d. 13 juni 2008).
Afgehandelde moties Ruimte en Milieu
Afgehandelde moties Ruimte en Milieu
Omschrijving
Indiener
Vindplaats
Afgedaan met
Verzoekt de regering het Besluit finan- Neppérus, H. ciële zekerheid milieubeheer op te Vietsch, C. A.
heffen.
PA [26–2-2008] Herijking VROM regelgeving (AO d.d. 310108)
Brief minister VROM d.d. 19-05-2008, inzake Motie 29 383, nr. 97; Besluit financiële zekerheid milieubeheer
Verzoekt de regering het Besluit finan- Neppérus, H. ciële zekerheid milieubeheer op te Vietsch, C. A.
heffen
PA [26-2-2008] Herijking VROM regelgeving (AO d.d. 310108)
Brief minister VROM d.d. 19-05-2008, inzake Motie 29 383, nr. 97; Besluit financiële zekerheid milieubeheer
Verzoekt de regering het Besluit financiële zekerheid zodanig te wijzigen dat het bevoegd gezag de financiële zekerheid op kan leggen naar rato van de gemiddelde hoeveelheid op het terrein aanwezige afval.
Poppe, R. J. L.
PA [26-2-2008] Herijking VROM regelgeving (AO d.d. 310108)
Brief minister VROM d.d. 19–05–2008, inzake Motie 29 383, nr. 97; Besluit financiële zekerheid milieubeheer
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde moties Ruimte en Milieu
Omschrijving
Indiener
Vindplaats
Afgedaan met
Bij uitblijven van beslissing van NAVO Wit, mr. J. M. A. M.
over het vervangen van motoren van de
Awacs, voorwaarden te stellen aan
het vliegen met Awacs-vliegtuigen
boven Nederlands grondgebied,
waardoor de overlast zal afnemen.
PA [6–12–2007] Awacs
Brief minister VROM d.d. 24-04-2008, inzake Awacs Geilenkirchen/Onderbanken
Eenduidige criteria maatschappelijk Poppe, R. J. L. verantwoord ondernemen en internationale handel.
PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Workshop GRI waarin o.a. transport aan de orde kwam
Duurzame wereld i.r.t. consumptiepatroon. Regering + Tk verkennen mogelijkheden/opzet maatschappelijk debat hierover
Samsom, D. M.
PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Brief minister VROM d.d. 16-05-2008, inzakeKabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling
Zuinig omgaan drinkwater, sanitaire, Wiegman-van rioolwaterzuivering. Binnen 1 jaar Meppelen Schep-
informeren samen met stas VenW pink
over mogelijkheden tot ondersteuning innovaties en experimenten
PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Omgezet naar toezegging ID 960 naar aanleiding van AO op 20 maart 2008
Culturele aspect RO. Samen met LNV, Leeuwen, H. Van OCW, VW een voorstel doen over structurele verankering College Rijksadviseurs in ruimtelijk beleid.
PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Brief minister VROM d.d. 11-04-2008, inzake Rol College van RIjksadviseurs in het ruimtelijk beleid.
Toekennen van een zwaarder gewicht Spies, mr.drs. aan de tweede en volgende generaties J. W. E. biobrandstoffen.
PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Brief minister VROM d.d. 31-03-2008, inzake Motie Spies inzake het stimuleren van tweede en volgende generaties biobrandstoffen.
Afspraken maken met partners «Meer Spies, mr.drs. met Minder» en gemeenten dat de J. W. E.
nationale uitrol energiebox de komende jaren wordt gerealiseerd
PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Met de beleidsevaluatie over 2007 aan de Kamer
In Brussel bepleiten geen verplichte verhoging bijmenging van biobrandstoffen in motorbrandstoffen
Neppérus, H.
PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Antwoord minister in de tweede termijn van de begrotingsbehandeling 2008
Bij inzet gelden herstructureringsfondsen ook inzet RO + architectonische aspecten mee laten wegen.
Leeuwen, H. Van
PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)
Brief minister VROM d.d. 07-12-2007, inzakeAgenda bedrijventerreinen 2008–2009
Verzoekt de regering te onderzoeken Ham, B. van der hoe kan worden voorkomen dat Neppérus, H.
producenten en importeurs van statiegeldverpakkingen dubbel betalen voor inzameling en herverwerking waarbij gekeken wordt naar compensatie uit het met de verpakkingenbelasting gevulde afvalfonds
PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)
Staatssecretaris Financiën heeft bij de behandeling van het belastingplan 2008 in de Kamer het volgende gemeld: «Het wetsvoorstel voorziet er in dat meermalig gebruikte statiegeldflessen in het voordeel zijn ten opzichte van eenmalig te gebruiken statiegeldflessen. Statiegeld-flessen worden maar een keer bij het nieuw in het verkeer brengen van betreffende product belast.» TK 2007–2008, 31 205, nr. 58, blz 50 en 51
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde moties Ruimte en Milieu
Omschrijving
Indiener
Vindplaats
Afgedaan met
Verzoekt de regering om bij de aanpassing van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton bepalingen op te nemen die zo lang als nodig de continuering van het bestaande statiegeldsysteem voor grote drankverpakkingen garanderen
Ham, B. van der
PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)
Brief minister VROM d.d. 02-06-2008, inzake Stand van zaken dossiers verpakking en zwerfafval
Verzoekt de regering om op de kortst Duijvendak, A. J. W.
mogelijke termijn te zorgen dat de Ham, B. van der
raamovereenkomst door iedereen Neppérus, H.
wordt nageleefd, inclusief de daarbij Poppe, R. J. L.
horende oprichting van één organisa- Samsom, D.M. tie door het bedrijfsleven.
PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)
Brief minister VROM d.d. 02–06–2008, inzake Stand van zaken dossiers verpakking en zwerfafval
Verzoekt de regering er vóór 2009 zorg Ham, B. van der voor te dragen dat voldoende kwanti- Samsom, D. M. tatieve en kwalitatieve informatie over de samenstelling van het zwerfafval wordt verkregen, zodat een verdeelsleutel kan worden ontwikkeld die de kosten voor het beheer van zwerfafval op productniveau kanberekenen
PA [4–10–2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)
Brief minister VROM d.d. 02–06–2008, inzake Stand van zaken dossiers verpakking en zwerfafval
Verzoekt de regering om bij de aanpassing van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton bepalingen op te nemen die zo lang als nodig de continuering van het bestaande statiegeldsysteem voor grote drankverpakkingen garanderen
Ham, B. van der
PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)
Brief minister VROM d.d. 02-06-2008, inzake Stand van zaken dossiers verpakking en zwerfafval
Verzoekt de regering erop toe te zien dat per saldo als gevolg van dit verpakkingenconvenant geen lastenverzwaring voor burgers optreedt, en waar mogelijk gemeenten zelfs aan te moedigen tot een lagere gemeentelijke heffing te komen.
Neppérus, H. Samsom, D. M. Vietsch, C. A. Wiegman-van Meppelen Scheppink
PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)
29 mei 2008 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten met de antwoorden op de kamervragen (2574) over de verpakkingsbelasting. De Kamer zal conform de wens vanuit de griffie, hierover separaat worden geïnformeerd.
Verzoekt de regering te onderzoeken hoe kan worden voorkomen dat producenten en importeurs van statiegeldverpakkingen dubbel betalen voor inzameling en herverwerking waarbij gekeken wordt naar compensatie uit het met de verpakkingenbelasting gevulde afvalfonds
Ham, B. van der Neppérus, H.
PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)
Minister Financiën heeft het voortouw bij de uitvoering van deze motie.
Voor de begrotingsbehandeling met voorstellen te komen die verdere verrommeling van het landschap kunnen voorkomen
Duijvendak, A. J. W. Ham, B. van der Jansen, P. F. C. Ouwehand, E. Samsom, D. M. Wiegman-van Meppelen Scheppink
PA [13-9-2007] Uitvoering Nota Ruimte (AO d.d. 050907)
is uitgevoerd middels brief met onderwerp Verrommeling van het landschap d.d. 2 november 2007.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde moties Ruimte en Milieu
Omschrijving
Indiener
Vindplaats
Afgedaan met
het project Centraal Station Twente/ Heugten, R. A. C. Hart van zuid-Hengelo aan de op 2 juli Van Neppérus, H. 2007 aan de Kamer gepresenteerde Wiegman-van selectie van projecten toe te voegen, Meppelen Schepen met de regio Twente in gesprek te pink gaan over de nadere uitwerking en realisatie van dit project en de inzet van het Rijk
PA [13-9-2007] Uitvoering Nota Ruimte (AO d.d. 050907)
Brief minister VROM d.d. 16-10-2007, inzake Brief naar aanleiding van AO Nota Ruimte van 5-9-2007 en VAO 13-9-2007 over Nota Ruimte budget
Verzoekt de regering de ontwikkeling Duijvendak, A. J. W. van een «energie-eiland» proactief te steunen en te zorgen dat in de vergunningprocedure voor nieuwe kolencen-trales rekening wordt gehouden met deze nieuwe optie
PA [5-7-2007] Vergunningverlening nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte
Brief van de minister van EZ van
26 februari 2008 (TK 2007–2008, 29 023,
28 240, nr. 49).
Verzoekt de regering bij de stimulering van duurzame energie de volgende voorwaarden op te nemen: – voor palmolieproducten: indien beschikbaar RSPO-certificering, aangevuld met de eis dat de besparing van broeikasgasemissies 50% bedraagt;
– voor overige biomassaproducten: minimaal voldoen aan de criteria voor duurzame productie van biomassa, waarbij de conversiedatum voor landconversie op 2005 wordt gezet,
Spies, mr.drs. J. W. E.
PA [5-7-2007] Duurzame productie biomassa
Brief minister VROM d.d. 18-10-2007, inzake Motie inzake de stimulering van duurzame energie.
Verzoekt de regering om de kennis over EU beleid te vergaren, te bundelen en te vertalen in de beleidsconsequenties ten aanzien van onze ruimtelijke ordening, en deze beschikbaar te stellen aan het totale werkveld.
Meindertsma, M. C.
PA [27–3-2007] Kennis-makings AO (Brief prioriteiten Milieu en Ruimte d.d. 26 maart 2007)
Brief minister VROM d.d. 21-05-2007, inzake Motie Meindertsma c.s. en moties Lemstra: uw schrijven van 6 februari 2007
Verzoekt de regering gelet op de Abel, R. T. G.
geconstateerde punten zorg te dragen Neppérus, H. voor een bijstelling van de regelgeving die ertoe leidt dat conform eerdere toezeggingen van de regering tarragrond voor 95% schoon kan worden verklaard
PA [14-2-2007] Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)
Het Besluit Bodemkwaliteit is op het punt van de tarragrond aangepast.
Verzoekt de regering de Kamer te informeren over alle relevante effecten van de verhoging van de doelstelling tot 5,75%, in ieder geval die met betrekking tot de economische-en milieueffecten, en die voor de wereldvoedselmarkt; Verzoekt de regering voorts voordat de doelstelling verder wordt verhoogd (in Europees verband) de gevolgen daarvan in kaart te brengen en de Kamer daarover te informeren
Krom, drs. P. de Spies, mr.drs. J. W. E.
PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Brief van minister VROM van 29 juni 2007 (TK 2006–2007, 30 305 en 30 800 XI, nr. 26).
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde moties Ruimte en Milieu
Omschrijving
Indiener
Vindplaats
Afgedaan met
Bij de EC aandringen dat indien de luchtvaartsector onderdeel wordt van het systeem van emissiehandel emissierechten niet gratis worden weggegeven.
Velzen, mr. K. van
PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Afgedaan, want NL heeft zich sterk gemaakt om substantieel meer te veilen.
De ontwikkeling van het bedrijventerrein binnen de Hoekse Waard stopzetten zolang nut en noodzaak niet is aangetoond.
Duijvendak, A. J. W.
PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Brief minister VROM d.d. 17-12-2007, inzake Eindrapport Ruimtelijke Verkenning alternatieven voor de Hoeksche Waard
Te inventariseren welke gebieden in Bochove, B.J. van
een worse case scenario ernstig worden bedreigd of voor grootschalige waterberging nodig zouden kunnen zijn, welke gebieden grootschalige investeringen en aan te geven of de voorgenomen investeringen in deze gebieden op een meer klimaatbestendige wijze gestalte zouden kunnen krijgen. En bij de gevraagde analyse aan te geven welke betekenis de voorziene terugloop van de bevolking in delen van NL kan hebben voor het formuleren van een meer klimaatbestendig ruimtelijk beleid. Binnen 8 maanden uit te voeren samen met andere overheden zoals waterschappen.
Depla, ir. S.
PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Brief minister VROM d.d. 02-11-2007, inzake Reactie op motie Bochove en Depla over de ruimtelijke gevolgen van een «worst-case klimaatscenario»
Eerste helft 2007 energie- en klimaatagenda voor de toekomst formuleren.
Samsom, D. M. Spies, mr.drs. J. W. E.
PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Publicatie werkprogramma
Bij volgende begroting concrete Krom, drs. P.
voorstellen voor het verder differen- de Spies, mr.drs.
tiëren van de BPM en mogelijk ook de J. W. E. motorrijtuigenbelasting.
PA [20-12-2006] Begro- Het belastingplan 2008 is op 18 septem-
tingsbehandeling VROM ber 2007 aan de Kamer is aangeboden. (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Ticketheffing te ontwerpen en de Ham, B.
opbrengsten besteden aan duurzaam- van der Ouwehand, heid vliegverkeer. E.
PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Is opgenomen in het Belastingplan 2008.
Voordat de verhoging van de doelstelling voor het verplichte aandeel om biobrandstoffen bij te mengen alle relevante effecten in kaart te brengen en de Kamer daarover informeren.
Krom, drs. P. de Spies, mr.drs. J. W. E.
PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Brief KST109837, 0607tkkst30305-26
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde moties Ruimte en Milieu
Omschrijving
Indiener
Vindplaats
Afgedaan met
N.a.v. netwerkanalyse nieuwe A2,5 is Bochove, B. J. van een ongewenste aantasting van het GH. Bij het oplossen van toekomstige knelpunten in het wegennet niet te kiezen voor deze nieuwe wegverbinding, maar voor een betere benutting dan wel verbreding van het bestaande wegennet en verbetering van de openbaarvervoersverbindingen in deze regio.
PA [31-10-2006] Voortgang Uitvoering Nota Ruimte (30 647, nr. 1; 30 300 XI, nr. 131 en 132; 29 435, nr. 172), bedrijventerreinen Moerdijkse Hoek en Hoeksche Waard
De motie is november 2007 afgedaan conform de intentie van de Kamer in het kader van het bestuurlijk overleg met de provincie Utrecht voor het MIRT.
Wil geinformeerd worden over de wijze van de landschappelijke inpassing en ontsluiting van het te ontwikkelen bedrijventerrein in de Hoeksche Waard voordat kan worden ingestemd met het desbetreffende definitieve streekplan.
Bochove, B. J. van
PA [31-10-2006] Voortgang Uitvoering Nota Ruimte (30 647, nr. 1; 30 300 XI, nr. 131 en 132; 29 435, nr. 172), bedrijventerreinen Moerdijkse Hoek en Hoeksche Waard
In de Ministerraad van 25 maart 2008 heeft het Kabinet besloten dat er geen bedrijventerrein komt in de Hoeksche Waard. Daarmee is uitvoering van deze motie niet meer aan de orde.
Maatregel voorbereiden die via fiscale Spies, mr.drs. prikkel rijders van een lease-auto J. W. E.
stimuleert om een schone auto te gaan rijden en maatregel op te nemen in NSL.
PA [18-10-2006] Luchtkwaliteit (plenaire afronding)
De brief van Stas Financiën d.d.
30 november 2007 en 30 mei 2008 aan de
Kamer. Zie ook Belastingplan 2008 van
Financiën.
Verzoekt de regering een maatregel voor te bereiden die via fiscale prikkels rijders van een lease-auto stimuleert om in een schonere auto te gaan rijden en deze maatregel op te nemen in het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit
Spies, mr.drs. J. W. E.
PA [12-10-2006] Wijziging Wet Milieubeheer (30 483)
Op 1 april 2008 is een fijn stofdifferen-tiatie in de BPM voor dieselpersonenauto’s ingegaan. Nieuwe dieselauto’s (die veel als lease-auto worden gebruikt) worden op grond van de maatregel alle van een affabriek roetfilter voorzien. In de fiscale meibrief, die de staatssecretaris van Financiën op 30 mei aan de Tweede Kamer heeft verstuurd, wordt verder een NOx-differentiatie in de BPM in het vooruitzicht gesteld. Op grond hiervan zullen schone dieselauto’s met de-NOx katalysator (lage NOx-uitstoot) vervroegd in het park instromen. Vanaf 2008 geldt voor zeer zuinige zakelijke auto’s die privé worden gebruikt (ten hoogste 110 gram per km CO2-uitstoot voor benzine of 95 gram per km CO2-uitstoot voor diesel) een bijtellingpercentage van 14%. In de bovengenoemde fiscale meibrief wordt voor 2009 voorgesteld een bijtellings-percentage van 20% te introduceren voor een categorie van auto’s zuinige zakelijk auto’s.
Maatwerkvoorschriften terughoudend Krom, drs. P. toepassen deSpies, mr.drs.
J. W. E.
PA [12-10-2006] Wijziging Wet Milieubeheer (30 483)
Brief minister VROM d.d. 29-06-2007, inzake Beleid voor duurzame productie van biomassa voor energiedoeleinden
Verzoek om de administratieve lasten Krom, drs. P. en uitvoeringskosten niet te laten de Spies, mr.drs.
stijgen tenzij sprake is van verouderde J. W. E. vergunningen of nodig i.v.m. uniformiteit
PA [12-10-2006] Wijziging Wet Milieubeheer (30 483)
De inhoud van de motie is in lijn met het Activiteitenbesluit.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde moties Ruimte en Milieu
Omschrijving
Indiener
Vindplaats
Afgedaan met
Verzoekt de regering te onderzoeken Samsom, D. M.
hoe invulling kan worden gegeven aan het veilen van emissierechten teneinde zo snel mogelijk over te kunnen stappen op een systeem van volledige veiling
Velzen, mr. K. van
PA [21-9-2006] Klimaatbeleid (AO d.d. 7-9-2006)
Om ervaring op te doen met veilen is in 2007 een deel van de reserve van NAP I geveild. Hierover is de Kamer bij brief van 24 juli 2007 geïnformeerd (TK 2006–2007, 28 240, nr. 85). De hoeveelheid te veilen rechten in de periode 2008–2012 is vastgesteld in het kader van het NAPII, dat viermaal in de Kamer is besproken (de laatste maal op 8 maart 2007; brief van 5 maart 2007, TK 2006–2007, 28 240, nr. 73).In de Nederlandse inzet voor de review van de ETS-richtlijn (zie TK 2007–2008, 28 240, nr. 89) staat helder verwoord dat de Nederlandse staat een zo groot mogelijk deel van de rechten via veilen wil alloceren.
Notificatieprocedure statiegeld stoppen
Koopmans, G. P. J. Krom, drs. P. de
PA [30-8-2006] Zwerfafval en verpakkingen (AO 220606)
Brief minister VROM d.d. 05-06-2007, inzake Resultaten overleg over zwerfafval en verpakkingen
Overleggen met PRN
Koopmans, G. P. J. Krom, drs. P. de
PA [30-8-2006] Zwerfafval en verpakkingen (AO 220606)
Brief minister VROM d.d. 05-06-2007, inzake Resultaten overleg over zwerfafval en verpakkingen
Verzoekt de regering om niet over te Koopmans, G. P. J. gaan tot de kap van de resterende Krom, drs. P. de
bomen totdat de bestuursrechter zich, ook in bodemprocedure, heeft uitgesproken.
PA [4-4-2006] Awacs (AO 22/2/06)
Deze motie is uitgevoerd. De 14 ha bos waarnaar verwezen wordt in de motie is niet gekapt. De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State heeft op 18 juli 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. De ABRvS heeft uitgesproken dat het Nimby-instrumentarium niet mag worden toegepast voor 13 ha bos. Voor 1 ha is het NIMBY-besluit geschorst door de RvS. Tegen de achtergrond van deze uitspraak en te nemen vervolgstappen heeft de minister van VROM zich per brief aan de Kamer van 24 april 2008 (31 200 XI, nr. 109) bereid verklaard het NIMBY-besluit in te trekken, mits ter wille van de vliegveiligheid bindende afspraken kunnen worden gemaakt met het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Onderbanken.
Verzoek om niet met nadere voorstel- Bochove, B.J. van
len te komen voor de toedeling van Duijvendak, A. J. W.
RO bevoegdheden aan WGR+ Ham, B.
gebieden van der Staaij, mr.
C. G. van der Verdaas, J. C.
PA [8-2-2006] Wet Ruimtelijke Ordening (28 916)
Aanvaarding amendement bij de Kamer behandeling van de invoeringswet Wro.
Verzoekt de regering een onderzoek te Bochove, B. J. van doen naar de integratie van sector- Verdaas, J. C.
wetgeving (bv Tracéwet) in de Wro, de voor- en nadelen op een rij te zetten en een stappenplan te maken.
PA [8-2-2006] Wet Ruimtelijke Ordening (28 916)
Memorie van antwoord invoeringswet Wro (TK 30 938, kamerstuk 7).
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde moties Ruimte en Milieu
Omschrijving
Indiener
Vindplaats
Afgedaan met
De motie-De Krom c.s. over aanscherping van de emissie-eisen voor voertuigen en evaluatie van de Richtlijn Luchtkwaliteit.
Krom, drs. P. de
PA [16-11-2005] Begrotingsbehandeling VROM: eerste termijn bewindslieden/tweede en volgende termijnen.
Realisatie EURO 5 en 6
De motie-Van der Ham/Spies over een Ham, B. van der onderzoek naar het verplicht stellen Spies, mr.drs. van roetfilters voor bestaande auto’s. J. W. E.
PA [16-11-2005] Begrotingsbehandeling VROM: eerste termijn bewindslieden/tweede en volgende termijnen.
Uitspraak Europese Hof aangaande verplichtstelling roetfilters voor bestaande auto’s.
De motie-De Krom c.s. over het afzien Krom, drs. P. de van een Europese aanpak van de bodembescherming.
PA [16-11-2005] Begrotingsbehandeling VROM: eerste termijn bewindslieden/tweede en volgende termijnen.
Brief minister VROM d.d. 19-03-2007, inzakeVerslag EU-milieuraad van 20 februari 2007
De motie-Spies c.s. over het verschaf- Spies, mr.drs. fen van helderheid aan het bedrijf J. W. E.
SABIC.
PA [16-11–2005] Begrotingsbehandeling VROM: eerste termijn bewindslieden/tweede en volgende termijnen.
De verantwoordelijkheid voor de afhandeling is overgedragen aan minister van EZ.
Verzoekt de regering om in de aangekondigde Nota Vervoer gevaarlijke stoffen expliciet vast te leggen welke inspanningen men verricht om in het externe veiligheidsbeleid tijdig te anticiperen op internationale vervoersontwikkelingen die negatief uitwerken voor de nationale externe veiligheid
Abel, R. T. G.
De door de minister van V&W verzonden Nota vervoer gevaarlijke stoffen
Verzoekt de regering bij de uitwerking Jansen, P. F. C. van het Besluit stimulering duurzame energieproductie dit uitgangspunt expliciet te verankeren
De uitvoering van deze motie ligt op het terrein van EZ. De minister van EZ communiceert over de SDE met de Tweede Kamer.
spreekt haar waardering uit voor het Spies, mr.drs. in opdracht van de Kamer uitgevoerde J. W. E. onderzoek, en Verzoekt de regering de conclusies van het onderzoek als vertrekpunt te nemen voor de beleidsvoorstellen ten aanzien van het toekomstige klimaatbeleid
Aan deze motie is gevolg gegeven, doordat e.e.a. is meegenomen in het IBO-onderzoek en vervolgens in de doelstellingen van «Schoon en Zuinig» en de inbreng van Nederland in het EU-klimaatpakket en in de Kyoto-onderhandelingen.
Verzoekt de regering om de Nederlandse doelstelling voor energiebesparing te verhogen naar 1,5% per jaar in 2006 naar 2% vanaf 2010 en in het energierapport 2005 stimulerings-voorstellen te doen in die richting
Ham, B. van der Spies, mr.drs. J. W. E.
De motie is uitgevoerd in het kader van het Coalitieakkoord en het werkprogramma «Schoon en Zuinig».
Verzoekt de regering deze aspecten te Spies, mr.drs. betrekken in het genoemde verslag en J. W. E. de Kamer hierover binnen 2 jaar na inwerkingtreding van deze wet verslag te doen
Brief minister VROM d.d. 12-06-2008, inzake Evaluatie van de Wet handhavingsstructuur
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde moties Ruimte en Milieu
Omschrijving
Indiener
Vindplaats
Afgedaan met
Pogingen tot procedurele vereenvou- Rutte, M.
digingen nog onvoldoende geslaagd. Verhagen, drs.
Verzocht wordt om een éénbesluitre- M. J. M. geling voor grootschalige projecten.
Instellen Commissie Elverding d.d. 7 november 2007.
Verzoekt de regering het bestaande Koopmans, G. P. J. verschil in behandeling tussen LPG en Krom, drs. P. de andere autobrandstoffen te handhaven, zo lang LPG aanzienlijk meer milieuvoordelen biedt ten opzichte van andere autobrandstoffen met betrekking tot de luchtkwaliteit.
Op 1 april 2008 is een fijn stof differentiatie in de BPM voor dieselpersonenauto’s ingegaan. In de periode tot het ingaan van de bovengenoemde fijn stofdifferen-tiatie in de BPM, heeft het kabinet zich aan het verzoek van de Kamer gehouden.
De regering wordt verzocht om de Krom, drs. P. de
artikelen waarmee de ZBO-status Samsom, D. M.
wordt geregeld niet eerder in werking ta laten treden dan na de evaluatie van het functioneren van emissie-handel en de NEa.
De beleidsbrief is aan de Kamer verzonden d.d. 4/1/2008
Snijder-Hazelhoff, Atsma, Van der Atsma, J. J.
Staaij Verzoekt de regering middelen Snijder-Hazelhoff,
vanuit Waddenfonds beschikbaar te stellen voor nader te ontwikkelen projecten van de gemeenten in het noorden van Friesland en Zeeland, die geconfronteerd worden met een grote aanslag op de werkgelegenheid door stopzetting kokkelvisserij.
J. F.
Staaij, mr. C. G. van
der
Brief minister VROM d.d. 13-06-2006, inzake Wet op het Waddenfonds en de voortgang in het waddendossier
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande toezeggingen Ruimte en Milieu
Openstaande toezeggingen Ruimte en Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De Kamer wordt geïnformeerd over het Debat d.d. 24-4-2008, inzake
kabinetsstandpunt inzake de uitkomsten van Uitvoering Nota Ruimte de studie naar een methodiek voor het beter (31 253, nr. 2, 31 210 XI, geschikt maken van de MKBA-procedure voor nr. 73, 29 435, nr. 202 t/m ruimtelijke projecten 205,31200 XI, nr. 84,31209,
nr. 24)
Het PBL voert twee studies uit naar een methodiek voor het beter geschikt maken van de MKBA-proce-dure voor ruimtelijke projecten. De resultaten daarvan worden in het najaar 2008 verwacht. Er wordt tevens een handleiding MKBA van integrale gebiedsontwikkelingen ontwikkeld. Ook die wordt in najaar 2008 verwacht. De Kamer zal in december 2008 over de uitkomsten worden geïnformeerd.
De Kamer wordt geïnformeerd over het Debat d.d. 24-4-2008, inzake
kabinetsstandpunt inzake de Centrale As en Uitvoering Nota Ruimte
bedrijventerrein bij Quatre Bras na advies van (31 253, nr. 2, 31 210 XI,
het College van Rijksadviseurs over de inpas- nr. 73, 29 435 nr. 202 t/m
sing van de Centrale As en het bedrijven- 205, 31 200 XI, nr. 84, 31 209,
terrein in het landschap en de financiering van nr. 24) de Centrale As.
Inmiddels is het College van Rijksadviseurs i.c. de Rijksadviseur voor het Landschap gestart met de voorbereiding van een advies over de inpassing van de Centrale As in het landschap en de financiering van de Centrale As. Daarbij zal het College vooral bezien of de maatregelen voor inpassing, compensatie en mitigatie voldoende bijdragen aan het behoud en de versterking van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Noordelijke Wouden. Tevens zal het College bezien of voorzien wordt in afdoende maatregelen voor de kwaliteitsborging. Nadat de provincie met inzet van de SER-ladder nut en noodzaak van het bedrijventerrein bij Quatrebas heeft aangetoond, zal het College ook advies uitbrengen over de landschappelijke inpassing van dit bedrijventerrein. Het advies van het College over de Centrale As zal na de zomer, voorzien van een standpunt van het kabinet, aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.
De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de uitwerking van de structuurvisie snelwegpanorama’s.
Debat d.d. 24-4-2008, inzake Uitvoering Nota Ruimte (31 253, nr. 2, 31 210 XI, nr. 73, 29 435, nr. 202 t/m 205, 31 200 XI, nr. 84, 31 209, nr. 24)
De uitwerking van de structuurvisie snelwegpanorama’s wordt in september 2008 besproken in de Ministerraad. Daarna wordt de Kamer geïnformeerd.
De minister zegt toe een onderzoek te zullen Debat d.d. 2-4-2008, inzake uitvoeren of en op welke wijze het onder- VAO Handhaving (AO
scheid tussen woningen en recreatiewoningen 240 108) in wet- en regelgeving op termijn kan worden opgeheven.
Er is gestart met de voorbereidingen van een onderzoek naar of en op welke wijze het onderscheid tussen woningen en recreatiewoningen in wet- en regelgeving op termijn kan worden opgeheven. Er wordt naar gestreefd om dit onderzoek nog dit jaar te laten plaatsvinden en af te ronden.
Voor het zomerreces zal een integraal voorstel Debat d.d. 27-3-2008, inzake
(integraal wil zeggen dat er relatie wordt gelegd met ontsluiting, de blauw/groene opgave en hoogspanningstracés) van de woningbouwopgave (zowel de bruto als de netto opgave) naar de Kamer worden gestuurd, waarbij rekening wordt gehouden met de regionale differentiatie, de betaalbaarheid van nieuwbouw en de mogelijkheden van levensduurverlenging.
Woningproductie (27 926, nr. 122, 31 200 XVIII, nr. 10 en 46, 27 562, nr. 11)
Eind juni ontvangt de Kamer een brief van de minister voor WWI waarin zij aangeeft welke aanpak het rijk voorstaat om te komen tot integrale, regionaal gedifferentieerde afspraken over duurzame verstedelijking in de periode 2010 t/m 2019. Waar relevant, zullen genoemde onderwerpen in gesprekken met de regio aan de orde gesteld worden.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande toezeggingen Ruimte en Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
In 2008 krijgt de Kamer de gezamenlijke Debat d.d. 21-11-2007,
uitvoeringsagenda met daarin extra aandacht inzake Adaptatie Klimaat-
voor nieuwbouw in laaggelegen gebieden
verandering (28 240, nr. 67, 30 495, nr. 2, 22 112, nr. 575, 567, 31 269, nr. 1, 31 200 XI, nr. 20, 27 625, nr. 110 en VROM 07-593)
Uitvoeringsagenda zal in december 2008 worden gepresenteerd.
De minister zal de TK binnenkort informeren Debat d.d. 5-9-2007, inzake
over het resultaat van het overleg met Uitvoering Nota Ruimte
provincies en gemeenten over het waarbor- (1936, 29 435, nrs. 192 en
gen van kernkwaliteiten. 194)
In de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland (afgesloten tussen Rijk, IPO en VNG in december 2007) is afgesproken om een gezamenlijke beoordeling uit te voeren op de (ruimtelijke) beleidsuitvoering Nationale Landschappen. De uitkomst van die beoordeling wordt in juni met IPO en VNG besproken. De TK zal daarna worden geïnformeerd.
De minister zal met betrokkenen bij de Intentieovereenkomst Moerdijkse Hoek bespreken of en op welke manier de voorwaarden van de SER-ladder zullen worden gehanteerd bij de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen.
Debat d.d. 5-9-2007, inzake Uitvoering Nota Ruimte (1936, 29 435, nrs. 192 en 194)
Op dit moment onderzoekt het GOB in opdracht van het rijk (ministeries van EZ en VROM), in aansluiting op de getekende intentieovereenkomst van oktober 2007, de mogelijkheden om te komen tot een sluitende businesscase. Het GOB heeft daar tot eind 2008 de tijd voor.Herstructurering en intensivering van het bestaande terrein Moerdijk (waaronder het Shell-terrein) en zuinig ruimtegebruik bij het logistieke park maken onderdeel uit van de intentieovereenkomst. De uitgangspunten van de intentieovereenkomst zijn leading voor het mandaat van het GOB.Het kabinet zal de Kamer nader informeren op het moment dat het werk van het GOB is afgerond (begin 2009).
De minister zal navraag doen naar het Debat d.d. 5-9-2007, inzake
uitgiftepatroon van bedrijventerrein Moerdijk Uitvoering Nota Ruimte endeTK hierover informeren. (1936, 29435, nrs. 192 en
194)
Het te verwachten uitgiftepatroon wordt op dit moment door de provincie Noord-Brabant onderzocht. Op het moment dat die informatie beschikbaar en van voldoende kwaliteit is zal het kabinet de Kamer daarover informeren. Dit zal naar verwachting augustus 2008 zijn.
De minister zal de Kamer begin volgend jaar Debat d.d. 11-4-2007, inzake informeren over de eerste uitkomsten van de Grondbeleid (27 581, nr. 28) pilots die worden opgezet om de werking van bestaande en nieuwe instrumenten in de praktijk te toetsen.
De pilots zijn bijna afgerond. De Kamer wordt in september 2008 over de resultaten geïnformeerd.
Over twee jaar, in 2009, zal de minister een evaluatie uitvoeren van de werking van het instrumentarium en de Kamer informeren over de uitkomsten van deze evaluatie. De reiswijzer gebiedsontwikkeling zal worden betrokken bij deze evaluatie.
Debat d.d. 11-4-2007, inzake Grondbeleid (27 581, nr. 28)
De evaluatie wordt uitgevoerd in 2009.
Openstaande toezeggingen Milieu
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande toezeggingen Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De minister zal de Kamer voor het zomerreces Debat d.d. 29-5-2008, inzake
2008 per nota informeren over de WTO, non- Milieuraad (21 109, nr. 179,
trade-concerns en border tax adjustment, in 31 209, nr. 28, 21 501-08,
samenwerking met de minister van Ontwikke- nr. 274) lingssamenwerking en de minister en staatssecretaris van Economische Zaken.
Na behandeling in de Ministerraad zal de Kamer per brief worden geïnformeerd. Naar verwachting zal de brief voor het einde van het zomerreces worden verzonden.
De minister zegt toe voor eind 2008 de Kamer Debat d.d. 29-5-2008, inzake
inzicht te geven over de monitoring en de Milieuraad (21 109, nr. 179,
wijze waarop zij tot 2010 transparant zal 31 209, nr. 28, 21 501-08,
rapporteren over de doelen en voortgang van nr. 274) Schoon en Zuinig.
De minister zal de Kamer in september 2008 informeren over de uitvoering van Schoon en Zuinig en de wijze waarop tot 2010 de Kamer over de voortgang van Schoon en Zuinig geinformeerd zal worden.
Afval: De minister van VROM zegt toe nog in Debat d.d. 16-4-2008, inzake
2008 de Kamer te informeren over de voort- Afval (27 664, nr. 52, 53, 54,
gang en resultaten van de projecten op het 30 872, nr. 6, 7, 31 200 XI,
gebied van zwerfafval. nr. 92)
Recent is de Kamer middels brief van 2 juni 2008 kenmerk 2008056120 geinformeerd. Zie ook TK 2007–2008, 28 694, nr.60. Aan het eind van 2008 zal worden gerapporteerd over de resultaten.
De minister van VROM zegt toe met de VNG in Debat d.d. 16-4-2008, inzake
gesprek te gaan over consumentenverant- Afval (27 664, nr. 52, 53, 54,
woordelijkheid en zal de Kamer over de 30 872, nr. 6, 7, 31 200 XI,
uitkomsten hiervan vóór het zomerreces 2008 nr. 92) informeren.
De minister komt hierop terug tijdens het komende AO van 26 juni 2008.
De minister van VROM zal met het betrokken Debat d.d. 16–4-2008, inzake
bedrijfsleven in gesprek gaan over het Afval (27 664, nr. 52, 53, 54,
invoerplafond en de Kamer hierover informe- 30 872, nr. 6, 7, 31 200 XI,
ren uiterlijk de derde week van mei. nr. 92)
Er is 3 juni 2008 een uitstelbrief naar de Kamer gestuurd. De brief waarbij de Kamer zal worden geïnformeerd, wordt naar verwachting eind juni 2008 verzonden
De Kamer wordt rond de zomer geïnformeerd Debat d.d. 9-4-2008, inzake over de uitkomsten van het onderzoek naar de Klimaat- en Energiepakket nationale milieueffecten als gevolg van het (22 112, nr. 619 fiche 1 t/m 3,
loslaten vandemelkquota. nr. 624 fiche2en3,31200
XI, nr. 99)
De minister zal de Kamer, tegelijkertijd met de uitkomsten van het onderzoek in Nederland naar de broeikasgasemissies van de landbouwsector, hierover informeren. Dit onderzoek zal in de zomer 2008 worden uitgevoerd, waarna de Kamer schriftelijk zal worden geïnformeerd.
De voor- en nadelen van de «border tax Debat d.d. 9-4-2008, inzake
adjustment» zullen worden meegenomen in Klimaat- en Energiepakket
een naar de Kamer op te sturen notitie over de (22 112, nr. 619 fiche 1 t/m 3,
wijze waarop milieucriteria kunnen worden nr. 624 fiche 2 en 3, 31 200
gekoppeld aan WTO-activiteiten. XI, nr. 99)
Op dit moment ben ik met mijn ambtgenoten bezig het kabinetsstandpunt af te ronden. De staatssecretaris EZ trekt dit dossier.
De minister van VROM zegt toe de voorstellen Debat d.d. 27-3-2008, inzake
en ideeën van de Kamer met betrekking tot Duurzaam inkopen (30 196,
criteria voor vliegreizen van ambtenaren mee nr. 18, 19, 20) te nemen in de ontwikkeling van deze criteria, en de Kamer hierover te informeren.
Momenteel wordt door SenterNovem gewerkt aan de ontwikkeling van criteria voor dienstreizen. De verwachting is dat de criteria in het najaar beschikbaar zullen zijn.
De minister van VROM zegt toe het vraagstuk Debat d.d. 27-3-2008, inzake van diffuse bronnen mee te nemen bij de Duurzaam inkopen (30 196,
ontwikkeling van criteria van duurzaam nr. 18, 19, 20)
inkopen door bouwbedrijven en de Kamer hierover te informeren.
In brief van 23-05-2008 is aangekondigd dat in zomer 2008 onderzoek is afgerond op basis waarvan eventueel aanvullend beleid noodzaakt. Nadat het beleid t.a.v. deze metalen verder is uitgewerkt al bij de vaststelling van de criteria voor de relevante productgroepen in het najaar hiermee rekening worden gehouden. De Kamer zal hierna worden geïnformeerd.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande toezeggingen Milieu
Toezegging Vindplaats Stand van zaken
De minister van VROM zegt toe de Kamer de Debat d.d. 27-3-2008, inzake De minister heeft bij brief van 23 mei 2008 inzake
lijst met criteria op het gebied van milieu en Duurzaam inkopen (30 196, toezeggingen AO Duurzaam Inkopen van 27 maart
dierenwelzijn voor de inkoop van schoon- nr. 18, 19, 20) 2008 aangegeven terug te komen op dit verzoek.
maakmiddelen door de overheid te doen
toekomen. Bij de herziening van deze criteria
in 2009 worden de suggesties van de Kamer
meegenomen.
De minister van VROM zegt toe de Kamer half Debat d.d. 27-3-2008, inzake Eind september/oktober 2008 zal de minister de
jaarlijks te informeren over de voortgang op Duurzaam inkopen (30 196, Kamer informeren over de stand van zaken en de
de diverse onderdelen van het dossier nr. 18, 19, 20) voortgang op diverse onderdelen van het dossier
Duurzaam Inkopen. Duurzaam inkopen.
De minister van VROM zegt toe in september Debat d.d. 20-3-2008, inzake De lijst van gesubsidieerde projecten wordt bijgehou-
2008 de Kamer te informeren over de mate Waterverontreiniging den zodat de minister de Kamer kan informeren in
waarin gebruik wordt gemaakt van de (30 535, nr. 13, 28 966, nr. 14 september 2008.
stimuleringsgelden in het kader van het en 15) Bestuursakkoord Waterketen
De minister van VROM zegt toe het vraagstuk Debat d.d. 20-3-2008, inzake Het vraagstuk van urinescheiding wordt meegeno-
van urinescheiding mee te nemen in voort- Waterverontreiniging men in de jaarlijkse voortgangsberichten aan de
gangsberichten over het uitvoeringsprogram- (30 535, nr. 13, 28 966, nr. 14 Kamer
ma diffuse bronnen waterverontreiniging en 15)
De minister zal over drie maanden een Debat d.d. 27-2-2008, inzake Deels afgedaan met de Beantwoording kamervragen
rapportage over de stand van zaken van 20% Europese Energie- en en reactie MNP rapport met betrekking tot het
vs. 30% rond het klimaatpakket, waaronder klimaatpakket (31 209, nr. 10 Europese energie en klimaatpakket, d.d. 19-05-2008.
CDM, naar de Kamer sturen. en 11) In het najaar 2008 volgt een brief die verder op het
onderwerp ingaat.
De minister zal een brief aan de Kamer sturen, Debat d.d. 27-2-2008, inzake In de tweede helft van 2008 zal de brief hierover aan
waarin wordt nagegaan welke studies er zijn Europese Energie- en de Tweede Kamer worden verzonden.
die de baten van klimaatbeleid weergeven. klimaatpakket (31 209, nr. 10
en 11)
De minister zal in overleg treden met minister Debat d.d. 27-2-2008, inzake De minister zal de Kamer, tegelijkertijd met de Verburg over motie Ouwehand cs (Europees Europese Energie- en uitkomsten van het onderzoek in Nederland naar de onderzoek naar effecten afschaffing melk- klimaatpakket (31 209, nr. 10 broeikasgasemissies van de landbouwsector, quotum). Er loopt in Nederland een onderzoek en 11) hierover informeren. Dit onderzoek zal in de zomer naar de broeikasgasemissies van de land- 2008 worden uitgevoerd, waarna de Kamer schriftebouwsector, dat zsm naar de TK zal worden lijk zal worden geïnformeerd. gestuurd.
Asbest: De minister zegt toe schriftelijk te Debat d.d. 13-2-2008, inzake De minister zal tegelijkertijd met de afhandeling van
reageren op het SP-rapport «Help asbest het Asbest (25 834, nr. 45 en 46, andere toezeggingen op het gebied van asbest, een
dak af». 22 343, nr. 176 en 183) schriftelijke reactie op het SP-rapport «Help asbest
het dak af» geven. De brief zal eind juni 2008 naar de Kamer worden gezonden.
Asbest: De minister zegt toe schriftelijk terug Debat d.d. 13-2-2008, inzake De minister zal tegelijkertijd met de afhandeling van
te komen op vragen over voorlichting aan Asbest (25 834, nr. 45 en 46, andere toezeggingen op het gebied van asbest
gemeenten en burgers, en daarbij in te gaan 22 343, nr. 176 en 183) uitvoering geven aan deze toezegging. De brief zal
op de verantwoordelijkheidsverdeling en op eind juni 2008 naar de Kamer worden gezonden. de vraag waar burgers met vragen terecht kunnen.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande toezeggingen Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
Asbest: De minister zegt toe voor Kerst 2008 Debat d.d. 13-2-2008, inzake de Kamer een schriftelijke appreciatie te doen Asbest (25 834, nr. 45 en 46, toekomen van het rapport van de Gezond- 22 343, nr. 176 en 183)
heidsraad over de normen voor blootstelling aan asbest, als deze volgens de planning in November wordt opgeleverd.
De brief kan pas opgesteld worden na het advies van de Gezondheidsraad dat volgens planning in november 2008 gereed is.
Asbest: De minister zal schriftelijk ingaan op Debat d.d. 13-2-2008, inzake de asbestactie van LTO-Noord. Asbest (25 834, nr. 45 en 46,
22 343, nr. 176 en 183)
De minister zal tegelijkertijd met de afhandeling van andere toezeggingen op het gebied van asbest uitvoering geven aan deze toezegging. De brief zal eind juni 2008 naar de Kamer worden gezonden.
De minister zegt toe contact op te nemen met Debat d.d. 31-1-2008, inzake de Nederlandse Spoorwegen over mogelijke Herijking VROM regelgeving Europese regels inzake toiletvoorzieningen in (29 383, nr. 78, 79, 80 en 86) treinen in relatie tot het al dan niet toestaan van open riolering en de kamer te informeren over de uitkomsten van dit gesprek.
De minister zal in de loop van juli 2008 een brief aan de Kamer zenden
De Kamer zal de kabinetsreactie op de uit- Debat d.d. 23-1-2008, inzake
komsten van het onderzoek van de commissie Handhaving (29 383, nr. 83, van deskundigen over het handhavingsstelsel 22 343, nr. 179, 25 422, nadezomer ontvangen. nr. 55,56en57,30000,
nr. 47, 22 343, nr. 185, 30 600, nr. 15, 31 200 XI, nr. 83)
De betreffende commissie rapporteert begin juli 2008. De minister zal in de loop van de zomer deze rapportage met een reactie hierop naar de Kamer zenden.
De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd Debat d.d. 23-1-2008, inzake over de voortgang van de professionalisering Handhaving (29 383, nr. 83, van de handhaving bij gemeenten en 22 343, nr. 179, 25 422,
provincies. nr. 55,56en57,30000,
nr. 47, 22 343, nr. 185, 30 600, nr. 15, 31 200 XI, nr. 83)
Dit maakt onderdeel uit van het transitieprogramma werk in uitvoering, waarover de Tweede Kamer in juni 2008 is geïnformeerd (over het proces), na de zomer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de inhoudelijke aspecten.
Aan de Kamer wordt voor de zomer gerappor- Debat d.d. 22-1-2008, inzake
teerd over laatste stand van zaken met betrekking tot de risico’s voor de externe veiligheid ten aanzien van kunstmest en andere stoffen.
Extern Veiligheidsbeleid (26 108, nr. 6, 27 801, nr. 53, 30 373, nr. 13, 17, 28 325, nr. 60, 29 383, nr. 81, 26 643, nr. 102)
De minister heeft de CBRNE-notitie in mei 2008 in de Ministerraad gebracht. Na instemming door de Ministerraad zal aan de Kamer een brief met de laatste stand van zaken met betrekking tot security-risico’s t.a.v. kunstmest en andere stoffen gezonden worden. Over deze zelfgemaakte explosieven vindt momenteel overleg plaats met de NCTb. Vermoedelijk zal deze brief begin augustus naar de Kamer worden gestuurd.
De minister zegt toe de Kamer over één jaar te Debat d.d. 17-1-2008, inzake informeren hoe de oplossing met betrekking Bodem (30 015, nr. 18, 19 en tot de tarragronden in de praktijk werkt. 28 199, nr. 16)
De minister zal de Kamer uiterlijk december 2008 informeren.
De minister zegt toe de Kamer periodiek, doch Debat d.d. 17-1-2008, inzake
voor 2010 minimaal twee maal, te informeren Bodem (30 015, nr. 18, 19 en
over de resultaten van de inventarisatie en 28 199, nr. 16) nader onderzoek bij spoedlocaties ten aanzien van bodemsanering.
Voor september 2008 wordt de brief aan de Tweede Kamer gezonden.
De minister zegt toe de Kamer over één jaar te Debat d.d. 17-1-2008, inzake
informeren over de voortgang en uitkomsten Bodem (30 015, nr. 18, 19 en
van het handhavingstraject inzake de bodem- 28 199, nr. 16) sanering.
Conform deze toezegging zal hierover een brief aan de Kamer worden verzonden uiterlijk in december 2008.
Openstaande toezeggingen Milieu
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De minister zegt toe de toezegging van minister de Boer over de nazorg van voormalige vuilstortplaatsen aan een nadere beschouwing te onderwerpen.
Debat d.d. 17-1-2008, inzake Bodem (30 015, nr. 18, 19 en 28 199, nr. 16)
Voor september 2008 wordt de brief aan de Tweede Kamer gezonden.
De minister zegt toe de Kamer te informeren Debat d.d. 17-1-2008, inzake
over de aanpak van gebiedsgericht grond- Bodem (30 015, nr. 18, 19 en
waterbeheer in relatie tot binnenstedelijke 28 199, nr. 16) herstructurering.
Voor september 2008 wordt de brief aan de Tweede Kamer gezonden.
Biotechnologie: De minister van VROM zegt toe om samen met de staatssecretaris van EZ een notitie op te stellen over de regeldruk en knelpunten met betrekking tot het vestigingsklimaat voor bedrijven op het gebied van biotechnologie in Nederland (ook ten opzichte van andere landen) en daarbij ook in te gaan op de dilemma’s die kleine bedrijven ondervinden bij het aanvragen van patenten. De notities uit 2004 en 2006 zullen tevens aan de Kamer worden gezonden met een toelichting op de conclusies en de verbeteropties die inmiddels in gang zijn gezet
Debat d.d. 15-11-2007, inzake Biotechnologie (27 428, nr. 85, 87, 88)
Met EZ zijn afspraken gemaakt over de aanpak. De planning is om de brief in september 2008 naar de Kamer te verzenden.
De Tweede Kamer wordt in het voorjaar 2008 geïnformeerd over de non-trade concerns en de koppeling van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de rol van de overheid inzake de verduurzaming van de productieketen.
Debat d.d. 31-10-2007, inzake Begrotingsonderzoek VROM voor het jaar 2008 (30 800 XI, nr. 115, 118, 121, 122, 123)
Op dit moment wordt het kabinetsstandpunt over de non-tradeconcerns afgerond. De staatssecretaris EZ trekt dit dossier.
De minister zal middels een overzichtsconstructie aangeven wat vanuit andere ministeries financieel beschikbaar is voor de uitvoering van de milieudoelen.
Debat d.d. 31-10-2007, inzake Begrotingsonderzoek VROM voor het jaar 2008 (30 800 XI, nr. 115, 118, 121, 122, 123)
De begroting 2009 bevat per artikel een overzicht van milieugerelateerde fiscale uitgaven. Voor de fiscale ontvangsten wordt in de overzichtsconstructie verwezen naar bijlage 3 van de Miljoenennota. Opname van milieugerelateerde budgetten van andere ministeries is niet goed realiseerbaar, omdat milieu vaak één aspect is van het beleid. Daar komt bij dat opname van bedragen leidt tot een statisch document, waarvan de informatiewaarde afneemt bij budgettaire mutaties gedurende het jaar. Daarom wordt in de overzichtsconstructie volstaan met een verwijzing naar milieugerelateerde beleidsartikelen van andere ministeries. Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.
In de begroting 2009 zal de Tweede Kamer Debat d.d. 31-10-2007,
worden geïnformeerd over de stand van zaken inzake Begrotingsonderzoek
en plannen met betrekking tot de reorganisa- VROM voor het jaar 2008
tie van de rijksdienst en de taakstelling van (30 800 XI, nr. 115, 118, 121,
VROM. 122, 123)
De bedoelde informatie zal worden opgenomen in de begroting 2009.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande toezeggingen Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De Tweede Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over ICT.
Debat d.d. 31-10-2007, inzake Begrotingsonderzoek VROM voor het jaar 2008 (30 800 XI, nr. 115, 118, 121, 122, 123)
In haar hoedanigheid als coördinerend minister voor grote ICT-projecten heeft de minister van BZK in opeenvolgende brieven, de laatste van 25 februari 2008 (26 643, nr. 121), aangegeven dat de problemen met grote ICT-projecten bij het Rijk door haar worden erkend en dat verbetermaatregelen worden genomen. Nog voor het zomerreces van 2008 stuurt de minister van BZK een brief naar de Kamer met nader uitgewerkte verbetermaatregelen. Deze verbeter-maatregelen zullen ook door VROM doorgevoerd worden.
De Kamer wordt in het kader van de convenantafspraken geïnformeerd over de afrekenbare prestaties in 2010, opdat die informatie kan worden betrokken bij de behandeling van de begroting 2011
Debat d.d. 29-10-2007, inzake Schoon en zuinig
In november 2008 zal de minister de brief naar de Kamer zenden.
De Kamer zal worden geïnformeerd over de Debat d.d. 29-10-2007, convenanten (afspraken, maatregelen en inzake Schoon en zuinig
doelen) per sector
Eind november zal de minister de Kamer schriftelijk informeren over de afspraken, maatregelen en doelen per sectorconvenant.
De evaluatie c.q. tussenbalans van Schoon en Debat d.d. 29-10-2007, Zuinig zal parallel lopen aan de begrotings- inzake Schoon en zuinig cyclus voor 2011, zodat het kan worden meegenomen in de behandeling van de begrotingen van 2011.
De Kamer wordt in september 2010 middels een brief geïnformeerd over herijking van Schoon en Zuinig.
In het voorjaar van 2008 ontvangt de Kamer Debat d.d. 18-10–2007, een rapportage van de VROM-inspectie over inzake Milieuraad (22 112, bijmenging van biobrandstoffen. nr. 549, 538, 557, 21 501-08,
nrs. 249, 250, 252, 30 495,
nr. 3)
Deze rapportage zal in de zomer van 2008 aan de Kamer worden aangeboden.
De Kamer zal een overzicht ontvangen van Europese R&D fondsen op het gebied van duurzame energie.
Debat d.d. 18-10-2007, inzake Milieuraad (22 112, nr. 549, 538, 557, 21 501-08, nrs. 249, 250, 252, 30 495, nr. 3)
In de tweede helft van 2008 zal de brief hierover aan de Tweede Kamer worden verzonden.
De minister zal de Tweede Kamer schriftelijk Debat d.d. 18-10-2007, nader informeren over de vuistregels van de inzake Afval (30 872, nr. 2 en VROM-Inspectie betreffende de verontreini- 3, VROM 07-272, VROM ging van afvalstoffen (handhaving EVOA). 07-363, 22 343, nrs. 174 en
175, 21 501-08, nr. 249, 27 664, nr. 50)
De minister heeft aan de Kamer een brief gezonden op 31 januari 2008 (30 872/22 343, nr. 6), waarin zij meldt de Kamer eind 2008 nader te informeren over de vuistregels.
De minister zal de Tweede Kamer na afloop Debat d.d. 18-10-2007, van de eerste pilot uit het draaiboek scheeps- inzake Afval (30 872, nr. 2 en afvalstoffen, die in november plaatsvindt, 3, VROM 07-272, VROM
schriftelijk informeren. 07-363,22343, nrs. 174 en
175, 21 501-08, nr. 249, 27 664, nr. 50)
Voor het zomerreces van 2008 zal hierover een biref aan de Kamer worden verzonden.
Sloopschepen. De uitwerking van het principe Debat d.d. 26-9-2007, inzake «de vervuiler betaalt» zal na overleg met de Sloopschepen (25 868, stakeholders naar de Kamer worden gestuurd. nr. 15, 22 343, nr. 177,
22 112, nr. 546, 560)
De brief aan de Kamer wordt uiterlijk 31 juli 2008 verzonden
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande toezeggingen Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De minister zegt toe initiatieven te ondersteu- Debat d.d. 29-5-2007, inzake
nen door gebruik te maken van goede Waterketenbeleid (28 966,
erkenningen. Daarover wordt nog overlegd nr. 10, 26 076, nr. 4) met de VNG. De Kamer wordt hierover geinformeerd.
De minister zegt toe regionale initiatieven te ondersteunen door gebruik te maken van goede ervaringen. Daarover wordt nog overleg gevoerd met de ketenpartijen, waarna de Kamer zal worden geïnformeerd. Het overleg met ketenpartijen heeft eroe geleid dat in het Bestuursakkoord Waterketen een budget van € 4,3 mln beschikbaar is gesteld voor ondersteuning van regionale initiatieven. Nadien heeft de minister toegezegd de Kamer in september 2008 te informeren over de uitputting van dat budget.
De Kamer wordt in 2009 in het kader van de lange termijnvisie geinformeerd over innovatieagenda
Debat d.d. 29-5-2007, inzake Waterketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)
Het traject om te komen tot een lange termijnvisie en een innovatieagenda loopt en wordt eind 2008 afgerond. Daarna zal de minister de Kamer zo snel mogelijk informeren.
Verduurzaamd hout. De Kamer krijgt n.a.v. de Debat d.d. 23-5-2007, inzake vragen van Poppe schriftelijke informatie over Handhaving (30 800 XI, gewolmaniseerd hout nr. 85,25422, nrs. 48, 49, 50,
28 089, nr. 16, 26 442, nrs. 25 en 28, 29 279 nr.45)
De minister zal de Kamer voor eind 2008 informeren. E.e.a. heeft meer tijd gekost dan gepland vanwege de noodzakelijke afstemming n.a.v. de invoering van de REACH-regelgeving.
De minister zal de Kamer schriftelijk informe- Debat d.d. 11-4-2007, inzake ren over veiligheid in relatie tot buisleidingen, Grondbeleid (27 581, nr. 28) de zones rondom buisleidingen en de discussie hierover tussen Gasunie en VNG.
Het overleg met de Gasunie en VNG over de normering aardgastransportleidingen is nog gaande. De heer Alders bereidt een voorstel voor en overlegt met partijen afzonderlijk over (financiële) betrokkenheid. Rapportage Alders wordt in juli 2008 verwacht, waarna de Kamer, naar verwachting in september 2008, zal worden geïnformeerd.
De Kamer wordt in 2008 geïnformeerd over de Debat d.d. 4-4-2007, inzake resultaten van de audit naar de werking van Extern veiligheidsbeleid het systeem groepsrisico’s (27 801, nr. 44, 45, 46, 48, 49,
22 343, nr. 144, 29 383, nr. 67, 30 800 XI, nr. 35, 76 en 79, 30 373, nr. 10, 26 018, nr. 5, 22 343, nr. 144) Debat d.d. 4-4-2007, inzake Extern veiligheidsbeleid (27 801, nr. 44, 45, 46, 48, 49, 22 343, nr. 144, 29 383, nr. 67, 30 800 XI, nr. 35, 76 en 79, 30 373, nr. 10, 26 018, nr. 5, 22 343, nr. 144)
De in het AO van april 2007 en de zevende voortgangsrapportage aangekondigde audit wordt momenteel door de VROM-Inspectie uitgevoerd en zal na afronding, waarschijnlijk na de zomer, door de VROM-Inspectie aan u worden aangeboden.
De Kamer wordt maximaal geïnformeerd over Debat d.d. 4-4-2007, inzake het overleg met de Gasunie inzake het Extern veiligheidsbeleid
oplossen van de knelpunten met gasleidingen. (27 801, nr. 44, 45, 46, 48, 49,
22 343, nr. 144, 29 383, nr. 67, 30 800 XI, nr. 35, 76 en 79, 30 373, nr. 10, 26 018, nr. 5, 22 343, nr. 144)
Het overleg met de Gasunie en VNG over de normering aardgastransportleidingen is nog gaande. De heer Alders bereidt een voorstel voor en overlegt met partijen afzonderlijk over (financiële) betrokkenheid. Rapportage Alders wordt in juli 2008 verwacht, waarna de Kamer, naar verwachting in september 2008, zal worden geïnformeerd.
De minister zal de AMvB Buisleidingen aan de Debat d.d. 4-4-2007, inzake Kamer zenden. Extern veiligheidsbeleid
(27 801, nr. 44, 45, 46, 48, 49, 22 343, nr. 144, 29 383, nr. 67, 30 800 XI, nr. 35, 76 en 79, 30 373, nr. 10, 26 018, nr. 5, 22 343, nr. 144)
Na het overleg Alders kan de AMvB naar de Kamer worden gezonden. Naar verwachting zal dit eind september/oktober gebeuren.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande toezeggingen Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
REACH: Ik zal u regelmatig informeren over de Debat d.d. 8-2-2007, inzake voortgang van de implementatie van REACH Wetsvoorstel REACH
in Nederland, waaronder tevens het voortschrijdend inzicht in de kosten die met uitvoering van REACH zijn gemoeid. Daarbij heb ik toegezegd 3 jaar na inwerkingtreding van REACH een evaluatie van de uitvoering van REACH in Nederland uit te voeren, waarvan de resultaten door Nederland kunnen worden ingebracht in Europees kader.
(30 600, nr. 2 en 7)
Op 1 juni 2007 zijn de REACH bepalingen in werking getreden. De toezegging om 3 jaar na inwerkingtreding van REACH een evaluatie uit te voeren zal dan ook plaatsvinden in 2011.
Afschrift van reactie staatssecretaris op De Groene Schatkist naar TK.
Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Aan de Stichting Natuur en Milieu is gemeld dat in het belastingplan 2008 de voorstellen ten dele zullen worden meegenomen. De 15 voorstellen van de Stichting Natuur en Milieu in het rapport «De Groene Schatkist» zijn vervolgens nader bestudeerd en zijn ten dele in het belastingplan 2008 terecht gekomen.
De Kamer wordt geïnformeerd over de Debat d.d. 20-12-2006,
ervaringen met de proeven met de energiebox inzake Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Het onderzoek over de ervaringen met de energiebox zal deze zomer aan de Kamer worden aangeboden.
De Kamer wordt geïnformeerd over het Debat d.d. 19-12-2006,
onderzoek naar de aanwezigheid, verplaatsing inzake Probo Koala (22 343 en afgifte van slops/scheepsafval nr 143 en nr 146)
De minister zal de Kamer een brief m.b.t. de afronding van dit dossier sturen. De planning is mede afhankelijk van het OM.
De Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over Debat d.d. 12-10-2006, de rol van het Openbaar ministerie, het inzake Schip Otapan
procesverhaal voor Basilisk, vanwege het verstrekken van verkeerde informatie ten behoeve van de EVOA-beschikking en (de termijnen voor) het rechtshulpverzoek.
De minister heeft op 15 mei 2008 een brief aan de Kamer gezonden (22 343, nr. 193), waarin zij aangeeft binnenkort dit dossier af te ronden.
Biotechnologie. De staatssecretaris van VROM Debat d.d. 19-4-2006, inzake zal de TK blijven informeren over de beoor- Biotechnologie deling van markttoelatingen van ggo’s waarvoor Nederland behandelend lidstaat is, inclusief een indicatie van de stemverhouding.
Aan de hand van de agenda van de Milieuraad komen beoordelingen van markttoelatingen van GGO’s waarvoor Nederland behandelend lidstaat is standaard aan de orde in het AO Milieuraad in de Kamer.
Biotechnologie. De staatssecretaris van VROM Debat d.d. 19-4-2006, inzake zal de TK informeren over de wijze waarop Biotechnologie
andere Europese landen omgaan met de milieutoets inzake gentherapeutisch onderzoek bij mensen.
De TK wordt over de uitkomsten van een schriftelijke ronde van de EU-Cie over dit onderwerp, waar ook NL aan meedoet, naar verwachting voor het eind van 2008 geïnformeerd.
De staatssecretaris van VROM zegt toe uiterlijk Debat d.d. 8-11-2005, inzake in december 2005 de problematiek rond de Halfjaarlijks overleg
Oud-Limburgse schuttersfeesten op te lossen. herijking (29 362,, nr. 44;
VROM-05-852; 29 383, nr. 32
en 33)
Minister VROM heeft in een VAO op 26-2-2008 aangegeven de schutterijen in het Activiteitenbesluit onder het fanfareregime te brengen. In de 2e tranche van het Activiteitenbesluit wordt dit meegenomen.
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Openstaande toezeggingen Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
Kamer informeren over de mogelijkheden Debat d.d. 15-6-2005, inzake
voor een departementsoverstijgende begro- Jaarverslagen 2004 ting en -verantwoording inzake een aantal ministerie VROM 30 100 XI,
dossiers (mn op het gebied van milieu); in de nr. 1 en 2 in september of oktober naar de Kamer te sturen evaluatie klimaatbeleid zal op mogelijkheden van een departementsoverstijgende informatievoorziening worden ingegaan.
Deels afgehandeld met de aanbieding van de evaluatienota klimaatbeleid 2005; 28 240, nr. 37, d.d. 31 oktober 2005. Verdere uitvoering aan deze toezegging wordt onder meer gegeven middels het interdepartementale werkprogramma Schoon en Zuinig.
Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu
Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De minister van VROM zegt toe de resultaten van Debat d.d. 29-5-2008, inzake Milieuraad de taskforce CCS aan de Kamer te doen toeko- (21 109, nr. 179, 31 209, nr. 28, men, en op korte termijn de Kamer te informeren 21 501-08, nr. 274) over het tijdpad en de planning van deze taskforce.
Brief van minister VROM d.d. 23-06-2008, inzake Toezending van de geannoteerde agenda van de gecombineerde informele raad voor Milieu en Energie. De resultaten van de taskforce CCS zijn in deze brief meegenomen.
Vóór het einde van het zomerreces ontvangt de Debat d.d. 25-6-2007, inzake Recon-TK een brief over het eventueel verlengen van de structie Zandgebieden (30 800 XIV, compartimenterinsregeling. Daarvoor neemt de nr. 101, 13 en 30 800 XI, nr. 82) minister in ieder geval contact op met de provincies. Ze heeft aangegeven dat ze met de decompartimentering de wens van de TK uitvoert, dat het in principe aan de TK is om op voordracht van provincies anders over te beslissen en dat eventuele schadeclaims bij de provincies worden neergelegd. De brief gaat op verzoek van het CDA ook in op «stromen» die op gang komen (welke ondernemers gaat er op voor- of achteruit als de compartimentering wordt voortgezet, welke mestrechten stijgen of dalen in waarde). M-VROM voegde nog toe dat milieuaspecten zullen worden betrokken en dat zal worden ingegaan op de wenselijkheid van aanpassing van het meststoffenbeleid.
Brief minister VROM d.d. 13-09-2007, inzake Reactie op artikel Volkskrant over megastallen
Volgende week ontvangt de Kamer een brief over Debat d.d. 14-6-2007, inzake Wetge-de uitkomst van de onderhandelingen betref- vingsoverleg Jaarverslag VROM (XI) fende de vergunningverlening nieuwe kolencen- (31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800 trale (incl. reactie op het recente bericht van XI-105) Tennet dat NL stroomexporteur wordt).
Brief minister VROM d.d. 28 juni 2007, inzake vergunningverlening voor nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte (Kamerstuk 2006-2007, 28 240/ 29 023, nr. 77)
De Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd Debat d.d. 14-6-2007, inzake Wetge-over het allocatieplan broeikasgasemissierechten, vingsoverleg Jaarverslag VROM (XI) waarbij wordt ingegaan op het veilen van (31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800 emissierechten en (de toedeling van) de XI-105) reservere van emissierechten.
Brief minister EZ en minister VROM d.d. 24 juli 2007, inzake de vervreemding van overtollig geraakte CO2-emissie-rechten (28 240, nr. 85)
Eind juni wordt de Kamer geinformeerd over de Debat d.d. 14-6-2007, inzake Wetge-bodemsanering. Daarbij wordt ingegaan op vingsoverleg Jaarverslag VROM (XI) spoedlocaties en saneringsmogelijkheden (31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800
XI-105)
Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De Kamer wordt voor het zomerreces schriftelijk geinformeerd over de svz inzake luchtkwaliteit, alsmede over een update van het NSL en de derogatie daarover.
Debat d.d. 14-6-2007, inzake Wetgevingsoverleg Jaarverslag VROM (XI)( 31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800 XI-105)
Brief minister VROM d.d. 03-07-2007, inzake Voortgang dossier luchtkwaliteit
De minister zal met het MNP bespreken of het MNP voortaan ook een extra kolom «prognose MNP tav doelbereik incl. het voorgenomen overheidsbeleid» in zijn kleurtjestabel in de Milieubalans en Indicatorrapport kan opnemen. DGM zal dit in augustus in orde maken bij het gesprek met het MNP over de kabinetsreactie op de Milieubalans.
Debat d.d. 14-6-2007, inzake Wetgevingsoverleg Jaarverslag VROM (XI) (31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800 XI-105)
Brief minister VROM d.d. 23-08-2007, inzake Toezegging bij Kamerdebat
Er komt een brief aan de Kamer over het resultaat Debat d.d. 14-6-2007, inzake
van het overleg tussen de minister VROM en de Wetgevingsoverleg Jaarverslag VROM
minister van EZ over de stroomlijning van (XI) (31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800
procedures bij SenterNovem. (Mez heeft hierbij XI-105)
het voortouw, mmv DGM olv wnd.dgM)
De minister van EZ heeft tijdens de behandeling van de begroting van EZ de Kamer mondeling geïnformeerd over de werkwijze en de verbeteringen hierin bij SenterNovem.
Het Bestuursakkoord waarin inzicht wordt Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-gegeven in de benchmark, samenwerking, ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, opbouw van de kosten en monitoring wordt naar nr. 4) de Kamer gestuurd.
Brief minister VROM d.d. 22-08-2007, inzake Aanbieding bestuursakkoord waterketen als ook de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de uitvoering de moties 27 625, nr. 89 en 96
Het ijkmoment waterketenbeleid staat gepland voor 2009. De Kamer wordt vooraf geinformeerd over de informatie die daarbij wordt verstrekt
Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)
Brief minister VROM d.d. 12-02-2008, inzake Stand van zaken waterketen-beleid en uitvoering motie 31 200 XII, nr. 40 vergaderjaar 2007-2008
De Kamer wordt nader geinformeerd over de gesprekken met de ketenpartners over een differentiatie van het tarief voor het gebruik van drinkwater
Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)
Brief minister VROM d.d. 12-02-2008, inzake Stand van zaken waterketen-beleid en uitvoering motie 31 200XII, nr. 40 vergaderjaar 2007–2008
De Kamer wordt geinformeerd over de CBS-prognose van de kosten en opbrengsten van rioolbeheer, zoals opgenomen in het StatLine programma
Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)
Brief minister VROM d.d. 12-02-2008, inzake Stand van zaken waterketen-beleid en uitvoering motie 31 200 XII, nr. 40 vergaderjaar 2007–2008
De minister geeft nog nadere informatie over de koper-/zilverionisatie ten behoeve van de legionellabestrijding
Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)
Brief minister VROM d.d. 24-07-2007, inzake Koper-zilverionisatie i.v.m. legionellapreventie in leidingwater.
De Kamer ontvangt op basis van de informatie van de uitvoeringsorganisaties een standpunt van het kabinet over het opsporen van de resterende woningen met loden drinkwaterleidingen
Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)
Brief minister VROM d.d. 08-04-2008, inzake Loden leidingen
De minister zal het fiche over de richtlijn brandstofkwaliteit opnieuw bekijken en met staatssecretaris Timmermans bezien of herziening of herformulering nodig is. Dit heeft met name betrekking op de ambitie en de inschatting kostenconsequenties.
Debat d.d. 24-5-2007, inzake Milieuraad (22 112, nrs. 498 fichenr. 6, 514 en 518)
Brief minister VROM d.d. 20-06-2007, inzake Richtlijn Brandstofkwaliteit
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De Kamer informeren over de technische haalbaarheid van de Euro 6 norm.
Debat d.d. 24-5-2007, inzake Milieuraad (22 112, nrs. 498 fichenr. 6, 514 en 518)
Brief minister VROM d.d. 20-06-2007, inzake Richtlijn Brandstofkwaliteit
Legionella. De Kamer krijgt een schriftelijke reactie op het voorstel van Vietsch om een verbod op open koeltorens in te stellen.
Debat d.d. 23-5-2007, inzake Handhaving (30 800 XI, nr. 85, 25 422, nrs. 48, 49, 50, 28 089, nr. 16, 26 442, nrs. 25 en 28, 29 279 nr. 45)
Brief minister VROM d.d. 12-07-2007, inzake Oprichting Europees bureau Afval/Verbod op open koeltoren
Rookmelders. De Kamer krijgt een brief over de verwerking van afgedankte, mogelijk radioactieve, rookmelders en het instellen van een mogelijk verbod.
Debat d.d. 23-5-2007, inzake Handhaving (30 800 XI, nr. 85, 25 422, nrs. 48, 49, 50, 28 089, nr. 16, 26 442, nrs. 25 en 28, 29 279 nr. 45)
Brief minister VROM d.d. 24-09-2007, inzake Toezeggingen.
Biotechnologie. Voor het zomerreces zal er een debat worden gevoerd over biotechnologie
Debat d.d. 18-4-2007, inzake Biotechnologie (27 428, nr. 77 en 78, 22 112-470, nr. 2)
Het debat inzake Biotechnologie heeft plaatsgevonden op 15-11-2007, (27 428, nr. 85, 87, 88)
VROM zal, samen met LNV, aan het RIVM vragen Debat d.d. 10-4-2007, inzake VAO of er een aanvullende onderzoeksvraag is te gewasbeschermingsmiddelen en
formuleren, naast de onderzoeksresultaten die er biocide en gewasschade Aalsmeer al liggen, waarmee meer helderheid zou kunnen komen over de oorzaken van de gewasschade Aalsmeer.
Brief minister Landbouw, namens minister VROM d.d. 17-7-2007, inzake de voortgang van de uitvoering van de motie Mastwijk c.s. (30 800 XIV,, nr. 87) over het onderzoek naar de gewasschade in Aalsmeer (30 800 XIV, nr. 139).
Schoon en zuinig: de minister zal het ECN-MNP Debat d.d. 21-3-2007, inzake Toewij-
rapport over sectoren aan de Tweede Kamer sturen zodra hetrapport gereed is.
zingsplan broeikasgasemissierechten Debat d.d. 15-3-2007, inzake Toewij-zingsplan broeikasgasemissierechten (28 240, nr. 71, 29 565, nr. 21, 22 112, nr. 488) Debat d.d. 27-3-2007, inzake Kennismakings AO (Brief prioriteiten Milieu en Ruimte d.d. 26 maart 2007)
Brief minister VROM d.d. 18-09-2007, inzake ECN/MNP beoordeling van het werkprogramma Schoon en Zuinig
De Kamer wordt in hjet kader van het project Debat d.d. 15-3-2007, inzake Toewij-
«Schoon en zuinig» geïnformeerd over de nieuwe zingsplan broeikasgasemissierechten verdeling van de broeikasgasemissierechten na (28 240, nr. 71, 29 565, nr. 21, 22 112, 2012, de realisatie van de binnenlandse CO2- nr. 488)
reductie en de buitenlandse CO2-reductie (via Joint Implementation en Clean Development Mechanism), fiscale maatregelen en de mogelijkheden van veilen (na 2012), de aanpak van het vraagstuk mbt kolencentrales en de lopties voor invulling van de beschikbare ruimte in de allocatie van broeikasgasemissierechten.
Brief minister VROM d.d. 28-06-2007, inzake Vergunningverlening nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte; relatie met NEC (SO2 plafond) en inpassing in het Emissiehandelssyteem
De Kamer zal (in een later stadium) worden geinformeerd over de problematiek van de energie intensieve industrie.
Debat d.d. 15-3-2007, inzake Toewij-zingsplan broeikasgasemissierechten (28 240, nr. 71, 29 565, nr. 21, 22 112, nr. 488)
Brief minister EZ, namens de ministers van FIN en VROM d.d. 18 september 2007, inzake de brief aan het consortium van Grootverbruikers, over de overheidsinspanningen ten aanzien van Consortium energie intensieve industrie (29 240, nr. 87).
De staatssecretaris zal de Kamer de uitkomsten, Debat d.d. 15-2-2007, inzake Milieuraad met name met betrekking tot de sociaalecono-mische effecten, van het beleidsdebat over de opname van de luchtvaartsector in het emissiehandelssysteem toesturen.
Brief minister Verkeer en Waterstaat d.d. 11 december 2007, inzake het rapport «Economic effects of, including aviation in, EU emissions trading scheme» van CE Delft en MVA Consultancy (31 252, nr. 3).
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
Vrijstellingsregeling voor tarragrond twee jaar handhaven
Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)
Brief van minister VROM d.d. 11-01-2008, inzake Beantwoording kamervragen Besluit bodemkwaliteit
Bij prioritering van de handhaving zal worden Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoor-
nagegaan of nieuwe omstandigheden (tgv nieuw stel tot wijziging van de Wet Bodembeleid) een plek kunnen krijgen. bescherming met het oog op nieuwe
regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)
Op 30 november 2007 is het Besluit bodemkwaliteit tezamen met de Nota van Toelichting toegezonden aan de voorzitters van de 1e en 2e Kamer (Kamerstukken 2007-2008, 29 383, nr. 82 en E/82). Het besluit is met de nota van toelichting geplaatst in Stb. 2007, 469
De Kamer wordt geïnformeerd over het functio- Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoor-neren van het toezicht stel tot wijziging vandeWet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)
Op 30 november 2007 is het Besluit bodemkwaliteit, tezamen met de Nota van Toelichting, toegezonden aan de Kamer (Kamerstukken 2007–2008, 29 383, nr. 82 en E/82). Het besluit is met de nota van toelichting geplaatst in Stb. 2007, 469
De Kamer wordt geïnformeerd over het handha- Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoor-ven van een meldingsplicht voor het toepassen stel tot wijziging van de Wet Bodemvan schone grond bescherming met het oogopnieuwe
regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)
De minister heeft de Kamer mondeling geïnformeerd tijdens het AO Bodemkwaliteit van 17-1-2008 (30 015, nr. 21).
Tarragrond: de Kamer wordt geïnformeerd over het onderzoek naar de kwaliteit van tarragrond; er zal onderzoek worden gedaan naar toetsingscriteria voor het behalen van 95% schone tarragrond; in dat onderzoek wordt de eis en toetsingscriteria voor minerale olie in grond en in baggerspecie betrokken.
Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)
De minister heeft tijdens AO bodem op 17 januari 2008 meegedeeld dat met de brancheorganisatie voor tarragrond een akkoord is bereikt en dat daarmee aan de toezegging is voldaan.
De Kamer wordt geïnformeerd over de actuele stand van zaken van de 35ke zone (werkelijke zone – berekende zone).
Debat d.d. 24-1-2007, inzake Awacs NAVO-vliegbasis Geilenkirchen (30 800 X, nr. 43)
Brief minister VROM d.d. 01-06-2007, inzake Geluidszone Geilenkirchen
De Kamer zal nader geïnformeerd worden over Debat d.d. 24-1-2007, inzake Awacs de piekniveaus in de gemeente Alsmeer in relatie NAVO-vliegbasis Geilenkirchen (30 800 tot diein de gemeente Onderbanken. X,nr. 43)
Brief minister VROM d.d. 11-07-2007, inzake 35 ke zone Geilenkirchen
De Kamer wordt geïnformeerd over de actuele vergunning van de luchthaven Geilenkirchen.
Debat d.d. 24-1-2007, inzake Awacs NAVO-vliegbasis Geilenkirchen (30 800 X, nr. 43)
Op 15 oktober 2007 heeft stas DEF een voortgangsrapportage naar de Kamer gestuurd waarin de Kamer geinfor-meerd is over de actuele vergunning van de luchthaven Geilenkirchen.
Er zal een gesprek worden gepland met het Debat d.d. 24-1-2007, inzake Awacs
gemeentebestuur van Onderbanken over de NAVO-vliegbasis Geilenkirchen (30 800
isolatiemogelijkheden in relatie tot piekniveau’s. X, nr. 43) Tevens zal gevraagd worden naar inzicht in de oorspronkelijke bewoners.
Brief minister VROM d.d. 13-05-2008, inzake Belevingsonderzoek Onder-banken
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
Het opstellen van een evaluatie van het kosten-verhaalbeleid bij bodemsanering. Daarbij ook aangeven hoeveel zaken zijn afgerond en hoeveel zaken nog onderhanden zijnn
Debat d.d. 18-1-2007, inzake Bodemsanering (30 015, nr. 11)
Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid
De stand van zaken weergeven in de discussie met het bedrijfsleven over het leveren van een bijdrage aan het saneren van verontreinigingen veroorzaakt vóór 1975 (ook buiten eigen bedrijfsterreinen).
Debat d.d. 18-1-2007, inzake Bodemsanering (30 015, nr. 11)
Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid
Een brief waarin uiteen wordt gezet welke normen worden voorgesteld t.a.v. de gehalten aan MTBE in bodem en grondwater en welke maatregelen genomen zullen worden om eventuele problemen aan te pakken.
Debat d.d. 18-1-2007, inzake Bodemsanering (30 015, nr. 11)
Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid
Informeren TK over de uitkomsten van een Debat d.d. 18-1-2007, inzake Bodem-
inventarisatie van verontreinigingen met MTBE in sanering (30 015, nr. 11) waterwingebieden
Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid
De Kamer informeren over de redenen waarom locaties met spoed gesaneerd moeten worden. Dit met het oog op het aanbrengen van een nadere differentiatie.
Debat d.d. 18-1-2007, inzake Bodemsanering (30 015, nr. 11)
Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid
De Kamer wordt geïnformeerd over de ervaringen met de proeven met de energiebox
Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
30-06-2008 Deze toezegging is afgedaan met de beleidsevaluatie over 2007 die aan de Kamer is verzonden.
De staatssecretaris van VROM zegt toe serieus na Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begrote gaan of het zinvol is via een Google Earth- tingsbehandeling VROM (eerste achtig systeem mileu informatie te verstrekken en termijn bewindslieden, tweede termijn te bezien hoe dit zich verhoudt tot de EU richtlijn Kamer en volgende termijnen) Inspire. De ambtsopvolger van de staatssecretaris zal daar over enkele maanden de Kamer nader over rapporteren.
Brief minister VROM d.d. 17-03-2008, inzake Ontbossing.
In overleg met de minister van EZ zal het Kabinet Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begro-aan de kamer schriftelijk toelichten waar het is tingsbehandeling VROM (eerste «misgegaan» met de palmoliestimulering en wat termijn bewindslieden, tweede termijn de oorzaken zijn geweest van het late ingrijpen. Kamer en volgende termijnen) Daarbij zal worden teruggegaan tot de start in 1998. (Op verzoek Lid Van der Ham (D66) en Lid De Krom (VVD).
Brief minister VROM d.d. 29-06-2007, inzake Beleid voor duurzame productie van biomassa voor energiedoeleinden.
De TK wordt schriftelijk geïnformeerd over de monitorin van de consequenties van het opengaan van de landsgrenzen (hoe, wat, wanneer krijgt de kamer welke gegevens, enz.)
Debat d.d. 20-12-2006, inzake Afval-verbranding en landsgrenzen (27 664, nr. 45)
Brief minister VROM d.d. 22-10-2007, inzake Monitoring effecten van open grenzen voor verbranden van ongevaarlijke afval als vorm van verwijderen
De TK wordt schrijftelijk geïnformeerd over het Debat d.d. 20-12-2006, inzake Afval-standpunt van VROM over Duurzaam Storten. verbranding en landsgrenzen (27 664,
nr. 45)
Brief minister VROM d.d. 05-12-2007, inzake Duurzaam Storten
De TK wordt schriftelijk geïnformeerd over het Debat d.d. 20-12-2006, inzake Afval-beleidskader waaraan een eventueel stortverbod verbranding en landsgrenzen (27 664, wordt getoetst. nr. 45)
Brief minister VROM d.d. 22-10-2007, inzake Monitoring effecten van open grenzen voor verbranden van ongevaarlijke afval als vorm van verwijderen
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
Toezenden van evaluatie van Groen Beleggen.
Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)
Afgedaan op 1 nov 2007 met: Brief minister VROM d.d. 01-11-2007, inzake Evaluatie MIA, Vamil en Groen Beleggen 2000–2004
Bespreken met minister van Financiën mogelijk- Debat d.d. 20-12-2006, inzake
heid tot openen «provocerende discussie» in Begrotingsbehandeling VROM (eerste
Europa m.b.t. toepassing lager BTW-tarief voor termijn bewindslieden, tweede termijn
energiebesparende produkten. Kamer en volgende termijnen)
Brief van Miniser Financiën d.d. 22-01-2007, inzake de visie over de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA) in 2007 (30 800 IXB, nr. 16). Kern van het antwoord is dat het vooralsnog op basis van regelgeving juridisch moeilijk is en dat er daarnaast praktische bezwaren zijn (bijv. uniformiteit noodzakelijk over definitie van milieuvriendelijkheid). De mogelijkheden voor een lager BTW tarief voor energiebesparende produk-ten worden onderzocht.
In het Besluit autowrakken zal worden opgenomen wanneer aan 95% verplichting EU richtlijn moet zijn voldaan
Debat d.d. 20-9-2006, inzake Herijking VROM-regelgeving (29 383, nr. 54, 55 en 57; 30 641, nr. 1; 30 300 XI, nr. 133)
publicatie van het Besluit van 19 juni 2007 in Staatsblad 2007, 231
De Kamer zal worden geïnformeerd over het kennistraject dat wordt ingezet in het kader van de omgevingsvergunning
Debat d.d. 30-8-2006, inzake Handhaving VROM-regelgeving
Brief minister VROM d.d. 22-06-2007, inzake Eindrapportage pilots omgevingsvergunning
De Kamer schriftelijk informeren over de mogelijkheden van opvang en opslag van CO2
Debat d.d. 22-6-2006, inzake Vervolg Klimaatbeleid (tweede termijn)
Brief minister VROM d.d. 28-06-2007, inzake Vergunningverlening nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte; relatie met NEC (SO2 plafond) en inpassing in het Emissiehandelssyteem
De Kamer schriftelijk informeren over de tech- Debat d.d. 22-6-2006, inzake Reguliere
nische haalbaarheid van de Euro 6 norm. Tevens milieuraad
wordt daarmee invulling gegeven aan de motie
Spies (kamerstukken II 2003/2004, 292 200 XI, nr.
28)
De brief minister VROM, inzake de Beleidsnota Verkeersemissies.
Er komt een brief richting de Kamer met een Debat d.d. 14-6-2006, inzake VROM-
toelichting over het gassen met methylbromide. Jaarverslag
In het AO gevaarlijke gassen in containers van 29 januari 2008 (22 343, nr. 190) heeft de minister toegezegd de Kamer brief te zullen informeren over de diverse inspectieactiviteiten t.a.v. importcontainers met gevaarlijke gassen. In de brief d.d. 21-4-2008 (TK 22 343/25 883, nr. 192) is deze toezegging meegenomen.
Asbest. De staatssecretaris zal in overleg met de Debat d.d. 30-5-2006, inzake Asbest
inspectie een handreiking opstellen voor gemeenten zodat gemeenten de asbestregelge-ving op meer adequate wijze kunnen uitvoeren waaronder de aanpak van verwijdering door de eigenaren van asbesthoudende materialen.
(25 834, nr. 35 toezeggingen 24112005)
Brief minister VROM d.d. 19-07-2007, inzake Asbest: Uitvoeringsmethodiek gereed + bericht Gezondheidsraad
De staatssecretaris zal onderzoeken hoe kennis Debat d.d. 31-1-2006, inzake Vervoer en kunde over externe veiligheid gebundeld kan gevaarlijke stoffen worden in regionaal georiënteerde adviesorgana-nen of in een landelijk adviesorgaan ter ondersteuning van gemeenten.
Brief minister VROM d.d. 17-10-2008, inzake de zesde voortgangsrapportage inzake het externe veiligheidsbeleid
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
Asbest: Nadat de Gezondheidsraad haar conclusies ten aanzien van de normering heeft geformuleerd, zal de staatssecretaris bezien of een inventarisatie naar asbest in gebouwen wenselijk is.
Debat d.d. 24-11-2005, inzake Asbest
herbevestigd in AO asbest 13-2-08 met toezegging dat de Kamer wordt bericht na advies van Gezondheidsraad
Roetfilters: Bezien suggestie van dhr De Krom tot Debat d.d. 16-11-2005, inzake
het verplichten m.b.t. occasions. Bezien of Begrotingsbehandeling VROM: eerste
mogelijk is om binnen 10 jaar (2015) roetfilter termijn bewindslieden/tweede en
voor alle auto’s verplicht te stellen (n.a.v. volgende termijnen.
opmerking lid Van der Ham).
Uitspraak in beroepsprocedure was negatief. Eind augustus is hoger beroep aangetekend. Dit heeft geen belang voor verplichting roetfilters – proceduretijd zolang dat Europese verplichting dan al van kracht – maar is vooral vanwege mogelijke precedentwerking op andere millieudossiers. Hiermee kan deze toezegging als afgehandeld worden beschouwd.
Publieksvoorlichting waterketenbeleid, met aandacht voor de voordelen voor de burger.
Debat d.d. 11-10-2005, inzake Waterketenbeleid (28 966, nr. 4)
Brief minister VROM d.d. 22-08-2007, inzake Aanbieding bestuursakkoord waterketen als ook de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de uitvoering de moties 27 625, nr. 89 en 96
een keer in de twee jaar een duurzaamheids-verkenning, te bespreken tezamen met de Macro-economische verkenning
Debat d.d. 8-9-2005, inzake Debat Milieu, duurzaamheid en rentmeesterschap (25 946, nr. 5 en 28 240, nr. 31), vervolg van 7 september Debat d.d. 7-9-2005, inzake Debat Milieu, duurzaamheid en rentmeesterschap (25 946, nr. 5 en 28 240, nr. 31), eerste gedeelte
Beide delen van de duurzaamheids-verkenning zijn inmiddels gepubliceerd. De planbureau’s en CBS werken nu aan een jaarlijkse duurzaamheidsmonitor. De bedoeling is om de eerste versie daarvan in november te laten verschijnen.
Het Kabinet komt met een beleidsverkennende notitie op het gebied van klimaat (aanpak lange termijn, adaptatie, verbreden in deelname en in thema’s in de eigen organisatie, maar ook internationaal).
Debat d.d. 7-9-2005, inzake Debat Milieu, duurzaamheid en rentmeesterschap (25 946, nr. 5 en 28 240, nr. 31), eerste gedeelte Debat d.d. 8-9-2005, inzake Debat Milieu, duurzaamheid en rentmeesterschap (25 946, nr. 5 en 28 240, nr. 31), vervolg van 7 september
Brief aan de Kamer: 21 sept. 2007, (IZ/2007088103)
Tijdens het debat over het klimaat speciale Debat d.d. 7-9-2005, inzake Debat aandacht schenken aan het aan elkaar verbinden Milieu, duurzaamheid en rentmeestervan dossiers, om te kijken of er win-win-situaties schap (25 946, nr. 5 en 28 240, nr. 31), te vinden zijn en aan wat wel en niet onder Kyoto eerste gedeelte valt (bijvoorbeeld Kalimantan).
Brief minister VROM d.d. 21 september 2007, inzake de kabinetsreactie op het eindrapport IBO ’Toekomstig Internationaal Klimaatbeleid (30 495, nr. 3).
De staatssecretaris zal, als er binnen 1 jaar Debat d.d. 16-6-2005, inzake Coëxis-opnieuw veldproeven worden vernield, het beleid tentie/gg/gangbare/biologische teelt ten aanzien van de openbaarheid van veld- (29 404, nr. 6 en nr. 8; 27 428, nr. 61) proeflocaties herzien.
Brief minister VROM d.d. 19-07-2007, inzake Evaluatie en herziening openbaarheid GGO veldproeflocaties
TK informeren over de «differentiatie»-vorm waarvoor wordt gekozen (i.e. volgens welk mechanisme ontwikkelingslanden mee gaan doen aan klimaatbeleid, b.v. via een staged approach en of dat dan is op basis van BNP of CO2/capita etc.) voordat NL dit uitdraagt in de EU.
AO Klimaatbeleid 9 maart 2005
Brief minister VROM d.d. 21 september 2007, inzake de kabinetsreactie op het eindrapport IBO «Toekomstig Internationaal Klimaatbeleid (30 495, nr. 3).
Bijlage: Moties en Toezeggingen
Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu
Toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De staatssecretaris zal de kwestie van het ethische toetsings-kader en de al of niet integratie van de 3 commissies nader bezien. Hij inventariseert de vragen die daarbij aan de orde zijn en zal die vragen met de Kamer bespreken.
AO TK Biotechnologie 25 januari 2005
Brief minister VROM d.d. 05-07-2007, inzake Overzicht van taken en verantwoordelijkheden m.b.t. ethiek en biotechnologie
Milieuraad. De staatssecretaris heeft toegezegd AO TK Milieuraad, 9 december 2004 de TK te zullen informeren over de uitkomst/ voortgang van de Thematische Strategie van de Europese Commissie CAFE (Clean Air for Europe)
Brief staatssecretaris VROM d.d. 18 februari 2005, inzake aanbieding Nationaal Luchtkwaliteitsplan 2004 en technische briefing aan de Kamer.
De staatssecretaris van VROM zal een oriënterend Brief van staatssecretaris SZW, mede onderzoek uit laten voeren naar de stand van de namens Stas VROM, aan de Tweede techniek voor reiniging van zwem- en badwater Kamer (TK, 2005–2006, 25 883, nr. 70). (incl. alternatieven voor chloor) met als uitgangspunt een gelijke bescherming van de gebruiker. Uitkomsten van dit onderzoek kunnen in de toekomst mogelijk leiden tot aanpassing van het Besluit, zodat regelgeving geen belemmering oplevert voor het vervangen van chloor door innovatieve technieken.
Brief minister VROM d.d. 16-08-2007, inzake Oriënterend onderzoek naar desinfectietechnieken voor zwembadwater
Schoon en zuinig : Een exemplaar van het sectoren rapport van ECN-MNP (wat elke sector bijdraagt aan project «schoon en zuinig») zal aan de TK worden gestuurd zodra het rapport gereed is.
Kamerstuk 2006–2007, 30 891, nr. 4, Tweede Kamer.
Brief minister VROM d.d. 18-09-2007, inzake ECN/MNP beoordeling van het werkprogramma Schoon en Zuinig (31 209, nr. 2)
Bijlage: Lijst van afkortingen
Bijlage 5. Lijst van afkortingen
AGS
ARK
BAG
BBP
BEES
BEVI
BIRK
BPM
BRZO
C2C
CCS
CDM CFK COGEM CTGB
CTB
db(A)
DMI
ECHA
ECN
EHS
ETS
EVOA
FES
GBKN
GCN
GGO’s
GI
GOB
HCFK
IAEA
ILG
IMT
IPO
IPPC
ISV
JI
Kton
LAP
Lden
LSV
LTO
MIRT
MKB MNP MRB Mton NEC
NH3
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen Adaptie Ruimte en Klimaat Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen bruto binnenlands product Besluit Emissie-eisen Stookinstallaties Besluit externe veiligheid Inrichtingen Budget Investering Ruimtelijk Kwaliteit Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen Besluit Risico’s Zware Ongevallen Cradle-to-Cradle
carbondioxide capture and storage (CO2-afvang en opslag)
Clean Development Mechanism chloorfluor koolwaterstof Commissie Genetische Modificatie College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden
College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen decibel (audio)
Doelgroepen beleid Milieu en Industrie European Chemicals Agency Energieonderzoek Centrum Nederland Ecologische Hoofdstructuur
Emission Trading Scheme (emissiehandelssysteem) Europese Verordening voor de Overbrenging van Afvalstoffen
Fonds Economische Structuurversterking Grootschalige Basiskaart Nederland grootschalige concentratiekaart voor Nederland Genetisch gemodificeerde organismen Geo-informatievoorziening Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf Zacht chloorfluorkoolstofverbinding (gehalogeniseerde zachte chloorstofverbinding) International Atomic Energy Agency Investeringsbudget Landelijk Gebied Integrale Milieutaakstelling Interprovinciaal Overleg integrated pollution prevention and control Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Joint Implementation kiloton (1 miljoen kilo) Landelijk Afvalplan
Level day-evening-night (geluidshindernorm) Stichting Landelijk Samenwerkingsverband Land- en Tuinbouw Organisatie Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
Midden en Klein Bedrijf Milieu- en Natuurplanbureau motorrijtuigenbelasting megaton (1 miljard kilo)
national emission ceilings (nationaal emissie plafond) ammoniak
Bijlage: Lijst van afkortingen
NMP Nationaal Milieubeleidsplan
NO2 stikstofdioxide
NOx stikstofoxiden
NSL Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
NSP Nieuwe Sleutelprojecten
PBL Planbureau voor de Leefomgeving (voorheen MNP en
RPB)
PGS(15) Publicatiereeks gevaarlijke stoffen
PKB Planologische Kernbeslissing
PM10 fijn stof met een aerodynamische diameter kleiner dan
10 micrometer
PM2,5 fijn stof met een aerodynamische diameter kleiner dan
2,5 micrometer
PR plaatsgebonden risico
ProMT programma milieutechnologie
RBB Richtlijn Bodembescherming Bedrijfsmatige activiteiten
REACH Registraties, evaluatie en autorisatie chemische stoffen
in EU op markt gebracht in hoeveelheid > 1 ton
REVI Regeling externe veiligheid Inrichtingen
RMNO Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek
RPB Ruimtelijk Planbureau
SAICM Strategic Approach to International Chemicals
Management
SKB Stichting Kennisontwikkeling en -overdracht Bodem-
beheer
SMOM Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en
Milieu
SO2 zwaveldioxide
SOMS Strategie Omgaan met Stoffen
StAB Stichting Advisering Bestuursrechtspraak
Stb Staatsblad
TCB Technische Commissie Bodembescherming
TOBRA Terugneembare ondergrondse berging van radioactief
afval
Trb Tractatenblad
UV ultraviolet
VAMIL/MIA Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen/Milieu-
Investeringsaftrek
VI VROM Inspectie
VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten
VOS Vluchtige organische stoffen
Wm Wet milieubeheer
WRO Wet opde ruimtelijke ordening
ZBO Zelfstandig Bestuurs Orgaan
Bijlage: Trefwoordenregister
Bijlage 6. Trefwoordenregister
Afval 1, 7, 17, 68, 85, 86, 87, 90, 91, 92, 93, 94, 97, 123, 124, 125, 126, 128,
145, 166, 171, 174, 175, 176, 180, 182, 184, 186, 190, 192, 193, 194, 195,
196, 199, 201, 216, 220, 222, 223, 224, 228, 233, 237, 239, 242, 244, 248, 249
AGS 130, 136, 248
Antarctica 102
BAG 29, 30, 131, 132, 147, 148, 248
Basisregistratie 131, 132, 248
Basisregistraties 30, 132, 133, 147
Bedrijventerreinen 17, 18, 19, 28, 29, 37, 40, 41, 42, 43, 142, 223, 232
Bedrijventerrein 18, 226, 227, 231, 232
BEES 107, 248
Beleidsonderzoeken 75
Beleidsonderzoek 5, 36, 58, 59, 84, 97, 108, 118, 163
Biobrandstoffen 11, 12, 15, 16, 54, 82, 105, 223, 226, 237
BIRK 29, 30, 31, 38, 39, 41, 45, 142, 248
Bodem 1, 7, 12, 22, 27, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 71, 72, 73, 74, 75,
87, 108, 123, 124, 125, 128, 130, 137, 143, 160, 165, 166, 169, 186, 189, 190,
192, 198, 201, 202, 203, 214, 216, 221, 225, 228, 229, 235, 236, 240, 243,
244, 249
Bodems 61, 63
Burgerplatforms 131
C2C 16, 17, 91, 248
CCS 12, 14, 240, 248
College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) 73
CO2 10, 11, 12, 14, 15, 49, 52, 53, 55, 82, 83, 151, 152, 154, 155, 165, 188,
192, 217, 221, 222, 227, 240, 242, 245, 247, 248
Derogatie 57, 58, 74, 79, 241
Duurzaam 9, 11, 12, 15, 16, 17, 19, 25, 27, 28, 32, 40, 42, 43, 44, 48, 60, 63,
65, 71, 73, 82, 91, 98, 100, 101, 102, 105, 107, 108, 115, 120, 140, 156, 161,
167, 168, 169, 170, 172, 192, 195, 219, 226, 233, 234, 238, 244, 246
Duurzame 4, 9, 10, 11, 13, 15, 16, 17, 19, 23, 24, 27, 28, 30, 32, 37, 40, 44,
49, 50, 54, 57, 60, 61, 62, 64, 68, 71, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 81, 82, 83, 84, 92,
96, 101, 102, 103, 105, 115, 134, 135, 157, 158, 159, 160, 161, 162, 165, 168,
169, 170, 172, 185, 197, 223, 225, 227, 229, 231, 237, 244
ETS 11, 12, 14, 53, 228, 248
FES 5, 6, 28, 29, 30, 31, 33, 38, 39, 62, 77, 78, 110, 111, 142, 144, 145, 146,
248
Fijn stof 30, 49, 57, 58, 73, 76, 79, 83, 107, 123, 197, 227, 230, 249
GBKN 29, 132, 133, 147, 248
Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf 129, 134, 135, 248
Gezondheid 43, 49, 55, 57, 63, 64, 68, 76, 79, 80, 81, 85, 87, 88, 93, 97,
120, 122, 123, 172, 235, 245, 246
GGO 1, 7, 85, 86, 87, 95, 96, 97, 124, 125, 145, 166, 171, 239, 246, 248
GI 132, 133, 248
GOB 43, 129, 130, 134, 135, 232, 248
Groen Beleggen 102, 245
HGIS 99, 104
Inkopen 16, 17, 27, 91, 100, 101, 102, 108, 140, 219, 233, 234
Internationaal 7, 22, 35, 45, 50, 55, 72, 92, 93, 94, 98, 99, 100, 103, 104,
108, 123, 156, 162, 172, 246, 247
Investeringsbudget Landelijk Gebied 44, 71, 157
IPO 12, 20, 26, 32, 34, 41, 44, 64, 115, 232, 248
Bijlage: Trefwoordenregister
Klimaat 1, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 19, 22, 23, 25, 27, 30, 31, 32,
33, 40, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 58, 59, 64, 82, 91, 104, 109, 110, 111,
115, 116, 117, 118, 123, 124, 136, 137, 143, 146, 165, 166, 168, 169, 172,
222, 226, 228, 229, 232, 233, 234, 236, 240, 245, 246, 247
Kopenhagen 14, 15, 49, 54
Kyoto 11, 13, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 59, 153, 168, 191, 222, 229, 246
Leefomge 98
Leefomgeving 1, 7, 32, 76, 88, 104, 117, 123, 129, 134, 135, 136, 144, 166,
168, 169, 170, 172, 249
Leren voor Duurzame Ontwikkeling 101, 103
LSV 133, 248
Lucht 1, 6, 7, 14, 29, 31, 49, 50, 51, 54, 57, 58, 59, 62, 73, 76, 77, 78, 79, 83,
84, 87, 90, 94, 107, 123, 124, 143, 144, 165, 166, 168, 170, 175, 176, 191,
192, 196, 197, 198, 200, 205, 209, 215, 218, 227, 229, 230, 241, 247, 249
MIA 102, 245, 249
Milieubalans 58, 59, 74, 134, 220, 241
MNP 83, 147, 148, 234, 241, 242, 247, 248, 249
Monitoring 21, 32, 33, 68, 69, 73, 84, 95, 96, 97, 101, 105, 108, 131, 132,
158, 199, 233, 241, 244
Mooi Nederland 4, 5, 9, 17, 18, 20, 23, 25, 27, 29, 31, 34, 35, 38, 41, 44, 47,
64, 134, 142, 232
Nanotechnologie 87, 88, 89, 97
Natuurbalans 134, 148
NEC 57, 58, 59, 74, 107, 108, 126, 242, 245, 248
NSP 29, 31, 39, 41, 42, 142, 249
PBL 52, 57, 58, 59, 72, 101, 134, 231, 249
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) 37, 72, 134
ProMT 29, 31, 102, 145, 146, 249
Publieksvoorlichting 131, 246
Radon 7, 93, 95
Randstad 17, 23, 25, 27, 40, 41, 42, 43, 199, 204, 207, 209, 221
REACH 85, 87, 88, 89, 97, 124, 175, 176, 238, 239
RIVM 66, 79, 81, 87, 90, 94, 95, 97, 100, 101, 102, 139, 140, 242
RMNO 136, 249
RPB 21, 249
Schoon en Zuinig 9, 10, 11, 12, 13, 49, 52, 53, 59, 82, 91, 134, 221, 229,
233, 237, 240, 242, 247
SenterNovem 16, 49, 63, 87, 92, 100, 125, 219, 233, 241
SMOM 100, 101, 103, 104
Spoor 19, 41, 80, 91, 105, 123, 169, 170, 172, 173, 180, 187, 235
StAB 131, 132, 165, 249
TCB 130, 137, 249
Transport 11, 12, 23, 30, 34, 78, 83, 93, 112, 113, 124, 179, 190, 199, 201,
216, 223, 238, 248
Unie van Waterschappen 64, 115
VAMIL 99, 102, 245, 249
Vitaal 25, 40, 43
VNG 12, 20, 26, 32, 34, 41, 44, 64, 82, 91, 107, 115, 220, 232, 233, 238, 249
Voortgangsrapportage 22, 49, 56, 112, 113, 114, 133, 140, 219, 238, 243,
246
Wabo 120, 127, 219, 220
Water 1, 7, 16, 17, 22, 25, 27, 45, 46, 56, 60, 61, 62, 63, 65, 68, 69, 70, 71,
72, 73, 74, 75, 94, 115, 116, 117, 123, 124, 125, 127, 136, 143, 158, 160, 165,
166, 168, 169, 170, 172, 178, 180, 183, 186, 190, 191, 198, 200, 202, 203,
211, 214, 215, 217, 218, 223, 226, 234, 236, 238, 241, 244, 246, 247, 248
Windenergie 17, 22, 23, 29, 37, 44, 45, 47, 142, 185, 197
Bijlage: Trefwoordenregister
Woning 11, 18, 19, 42, 46, 81, 93, 94, 95, 97, 113, 122, 123, 128, 134, 174, 184, 187, 188, 192, 194, 195, 197, 198, 202, 205, 209, 211, 219, 231, 241 WRO 40, 44, 122, 249 ZBO 1, 3, 153, 164, 165, 166, 230, 249