Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 31700 XI - Vaststelling begroting Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Waddenfonds 2009.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009; Memorie van toelichting  
Document­datum 16-09-2008
Publicatie­datum 20-09-2008
Nummer KST119607B
Kenmerk 31700 XI, nr. 2
Van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2008–2009

31 700 XI

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING

A.

Inhoudsopgave

Pag.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

2.3.

 

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

3

 

1.

Leeswijzer

3

 

2.

Het beleid

9

 

2.1.

De beleidsagenda

9

 

2.2.

De beleidsartikelen

32

3.

 

Artikel 1. Optimaliseren van de ruimtelijke afweging

32

 
 

Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale

 

4.

 

Ruimtelijke Hoofdstructuur

37

 
 

Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige

 

5.

 

luchtverontreiniging

49

 
 

Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem

60

 
 

Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leef-

   
 

omgeving

76

 
 

Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en

   
 

GGO’s

85

 
 

Artikel 7. (Inter)nationaal milieubeleid

98

 

Artikel 8. Externe veiligheid

Artikel 9. Handhaving en toezicht

De niet-beleidsartikelen

Artikel 91. Algemeen

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

Bedrijfsvoeringsparagraaf

Verdiepingshoofdstuk

Begroting van de Nederlandse Emissieautoriteit

Begroting van het Waddenfonds

Bijlage 1. ZBO’s en RWT’s (VROM-begroting 2009) Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu Bijlage 3. Nalevingsstrategie VROM-Inspectie Bijlage 4. Moties en Toezeggingen Bijlage 5. Lijst van afkortingen Bijlage 6. Trefwoordenregister

Pag.

109 119 129 129 138 139

141

151

156

164 166 173 219 248 250

2

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2009 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2009. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2009.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2009 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendienst)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst «Nederlandse Emissieautoriteit» voor het jaar 2009 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lasten stelsel voeren.

Wetsartikel 3 (begrotingsstaat van het Waddenfonds)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsartikel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2009. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2009.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2009 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. M. Cramer

Leeswijzer

B. BEGROTINGSTOELICHTING

  • 1. 
    Leeswijzer

Voor u ligt de begroting 2009 van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). De memorie van toelichting van de VROM-begro-ting (XI) is opgebouwd uit de volgende onderdelen en is terug te vinden in de hoofdstukken:

2.1.  De beleidsagenda

2.2.  De beleidsartikelen

2.3.  De niet-beleidsartikelen

  • 3. 
    Verdiepingshoofdstuk
  • 4. 
    Begroting van de Nederlandse Emissieautoriteit
  • 5. 
    Begroting van het Waddenfonds Bijlage 1. ZBO’s en RWT’s

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu Bijlage 3. Nalevingsstrategie VROM-Inspectie Bijlage 4. Moties en Toezeggingen Bijlage 5. Lijst van afkortingen Bijlage 6. Trefwoordenregister

De (niet)beleidsartikelen van de programmabegroting van WWI kennen alleen de component programmageld. De apparaatsuitgaven worden geraamd op de VROM-begroting op het niet-beleidsartikel «Algemeen». Op dat artikel is inzichtelijk hoe de totale apparaatsinzet voor de beleids-diensten wordt toegerekend aan de desbetreffende beleidsartikelen.

1.2. Experiment Verbetering verantwoording en begroting

Om te komen tot meer politieke focus en minder verantwoordingslasten werd in een brief aan de Tweede Kamer op 20 december 2007 een aantal voorstellen gepresenteerd. Tijdens een Algemeen Overleg op 6 februari 2008 ging de Tweede Kamer akkoord met deze plannen. Eén van de voorstellen heeft betrekking op het verantwoordingsproces. Omdat de verantwoording en de begroting nauw met elkaar samenhangen, heeft het voorstel ook betrekking op de begroting. Het Experiment Verbetering verantwoording en begroting wordt uitgevoerd bij zes begrotingen. Dit ministerie maakt deel uit van dit experiment. Het gevolg hiervan is dat deze begroting anders is opgebouwd dan voorheen. De veranderingen hebben betrekking zowel op de inhoud van de beleidsagenda als op de inhoud van de beleidsartikelen.

1.2.1. Beleidsagenda

De politieke focus wordt bereikt door de beleidsagenda in te delen volgens de beleidsprioriteiten van het Kabinet en daarover te rapporteren. In de nieuwe opzet staat het beleidsprogramma Samen werken Samen leven van het Kabinet centraal. In de beleidsagenda worden de kabinetsdoelstellingen en/of projecten uitgebreid toegelicht. De toelichting omvat de inzet van de overheid, in principe toetsbare doelen, de beoogde effecten en een onderbouwing van de belangrijkste in te zetten instrumenten. Daarnaast wordt een beperkt aantal aanvullende beleidsprioriteiten toegelicht. Er wordt een zo nauwkeurig mogelijke koppeling gelegd tussen beleidsprioriteiten en beleidsartikelen.

Aan het einde van de beleidsagenda is een overzichtstabel opgenomen waarin per kabinetsdoelstelling en/of project inzichtelijk wordt wat de

Leeswijzer

voortgang is, bij welke operationele doelstelling de prioriteit hoort, wat de geraamde uitgaven zijn tot 2011 en wat het gebudgetteerde belang is.

In het verlengde van het Coalitieakkoord en het beleidsprogramma van het Kabinet, is de beleidsagenda van VROM ingedeeld in de volgende prioriteiten:

  • • 
    Project Schoon en Zuinig;
  • • 
    Internationale klimaatagenda;
  • • 
    Ontwikkeling van markten voor duurzame produkten;
  • • 
    Mooi Nederland;
  • • 
    Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten.

De beleidsagenda wordt afgesloten met een overzichtstabel met daarin de beleidsmatig belangrijkste budgettaire mutaties en bijbehorende toelichting. Deze tabel geeft de aansluiting weer tussen de vorige begroting en de nu voorliggende ontwerpbegroting.

1.2.2. Beleidsartikelen

Per beleidsartikel worden de beleidsvoornemens uitgewerkt in operationele doelen en instrumenten. De ontwikkelingen van de uitgaven en de doelen die zij dienen worden volledig toegelicht en waar mogelijk in de tijd weergegeven en indien zinvol grafisch geïllustreerd. Dit betekent meer aandacht voor de instrumenten en voor de historische ontwikkeling van de uitgaven en prestaties om tot een goede onderbouwing van de uitgaven te komen.

De beleidsartikelen bevatten geen herhaling van hetgeen al in de beleidsagenda is opgenomen.

In de begroting worden de beleidsdoorlichting(en) van het desbetreffende jaar aangekondigd evenals de programmering voor de komende jaren. De beleidsdoorlichting(en) die in de tijd aansluit(en) op het traject van het jaarverslag, word(en) meegezonden bij de indiening van de verantwoording over het desbetreffende begrotingsjaar. Waar dit niet aansluit, wordt de beleidsdoorlichting separaat verzonden.

De VROM-begroting bestaat uit 9 artikelen waarvan 2 artikelen op het terrein van Ruimte, 5 artikelen op het terrein van Milieu en 2 brede artikelen op de terreinen externe veiligheid en handhaving. Daarnaast zijn er twee niet-beleidsartikelen te weten artikel 91 «Algemeen» en artikel 92 «Nominaal en onvoorzien». Op artikel 91 «Algemeen» worden behalve de apparaatsuitgaven voor de WWI-begroting en de apparaatsuitgaven voor Ruimte en Milieu ook de uitgaven voor de stafdirecties en de gemeenschappelijke bedrijfsvoering inzichtelijk gemaakt. Ten slotte staan op dit artikel ook uitgaven geraamd van een aantal instrumenten die niet een beleidsmatig doel hebben, die passen bij een van de beleidsartikelen. «Nominaal en onvoorzien» is louter een administratief artikel waarop zaken worden geparkeerd die nog niet direct verdeeld kunnen worden over de andere artikelen.

In de beleidsartikelen komt het beleid voor de komende jaren aan bod. Elk artikel start met een omschrijving van de algemene beleidsdoelstelling. Hierbij wordt in algemene vorm consequent ingegaan op: omschrijving, verantwoordelijkheid, externe factoren en meetbare gegevens. Daarna volgt de tabel «budgettaire gevolgen van beleid». Deze tabel geeft meer financieel inzicht op het gebied van begrotingsstanden. In de tabel is een cijfermatige uitsplitsing gemaakt van de «programmagelden». Dit

Leeswijzer

artikelonderdeel «programma» wordt vervolgens weer opgedeeld naar de diverse operationele doelen die weer zijn opgebouwd uit een of meer (financiële) beleidsinstrumenten.

Onder de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» wordt grafisch inzicht gegeven in de budgetflexibiliteit. Deze grafiek geeft inzicht in het nog te beïnvloeden deel van de uitgavenraming. Daarbij worden de verplichtingen gekarakteriseerd aan de hand van de categorieën «Juridisch verplicht», «Bestuurlijk verplicht» en «Beleidsmatig gebonden».

De categorie «Juridisch verplicht» bestaat uit verplichtingen waar een privaatrechtelijke overeenkomst, een publiekrechtelijke beschikking of een wettelijke regeling aan ten grondslag ligt. De categorie «Bestuurlijk verplicht» bestaat uit verplichtingen waaraan afspraken ten grondslag liggen tussen verschillende ministeries, tussen de minister van VROM en/of andere bestuurslagen. De categorie «Beleidsmatig gebonden» bestaat uit geraamde uitgaven waarvoor de minister van VROM in het kader van de beleidsprogramma uitgaven heeft geoormerkt. Ten opzichte van de vorige begroting is de grafiek uitgebreid. De mate van budgetflexibiliteit is nu weergegeven als een percentage en als het absolute bedrag.

De algemene beleidsdoelstelling van een artikel wordt geconcretiseerd met de beschrijving van de operationele doelen. Bij ieder operationeel doel wordt consequent ingegaan op: motivering, instrumenten en meetbare gegevens (prestaties en indicatoren). Ieder artikel wordt afgesloten met een overzicht van geplande beleidsonderzoeken.

1.3. Wijzigingen in de artikelstructuur

In deze begroting is een aantal wijzigingen in de artikelstructuur doorgevoerd. Het betreft de volgende wijzigingen:

  • • 
    Het beleid met betrekking tot de architectuur is aan de deze begroting toegevoegd op artikel 2. Zowel de operationele doelstelling als het bijhorende instrument zijn toegevoegd. Dit beleid is afkomstig van de begroting voor WWI;
  • • 
    Het instrument «Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk gebied» onder de gelijknamige operationele doelstelling behorende tot artikel 4, is in deze begroting gesplitst in de instrumenten «Bevorderen via ruimtelijke maatregelen» en «Bevorderen via milieumaatregelen»;
  • • 
    Het instrument «Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden» onder de gelijknamige operationele doelstelling behorende tot artikel 5, is in deze begroting gesplitst in de instrumenten «Integratie via ruimtelijke maatregelen» en «Integratie via milieumaatregelen»;
  • • 
    Het instrument «Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium» onder de gelijknamige operationele doestelling behorende tot artikel 7, is gesplitst in de instrumenten «Adequaat generiek via ruimtelijke maatregelen», «Adequaat generiek milieuinstrumentarium» en «Adequaat generiek instrumentarium»;
  • • 
    De operationele doelstelling en het gelijknamige instrument «Verzameluitkering» zijn aan artikel 91 van deze begroting toegevoegd. Dit instrument dient voor de overboeking van de verzameluitkeringen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
  • • 
    Voor de FES-projecten «Mooi Nederland», «Geluidskaarten» en «Klimaatbuffers» zijn drie nieuwe instrumenten toegevoegd aan deze begroting, op respectievelijk artikel 3, 5 en 8;
  • • 
    Het samenvoegen van het Milieu en Natuurplanbureau en het

Leeswijzer

Ruimtelijk Planbureau heeft op apparaatsartikel 91 geleid tot het samenvoegen van de apparaatsinstrumenten van beide planbureaus in een nieuw apparaatsinstrument voor het nieuwe Planbureau voor de Leefomgeving.

Bovenstaande wijzigingen hebben betrekking op de uitgavenzijde van de begroting; de wijzigingen betreffende de FES-projecten hebben eveneens betrekking op de ontvangstenzijde van de begroting. Bovenstaande wijzigingen zijn alle wijzigingen in de artikelstructuur van de begroting van VROM.

1.4. Comply or explain

Bij de samenstelling van de begroting worden als basis gebruikt de kernvragen: «Wat willen we bereiken» (w1), «Wat gaan we er voor doen» (w2) en «Wat mag het kosten» (w3). Op het niveau van de algemene doelstelling en de operationele doelstellingen wordt de beantwoording van deze vragen vervolgens ingevuld volgens de criteria van specifiek, meetbaar en tijdgebonden.

Onderstaand wordt per artikel ingegaan op mate waarin ieder beleids-artikel aan deze criteria voldoet. Daar het op niveau van de algemene doelstelling niet mogelijk of zinvol blijkt om één dekkende indicator voor het hele artikel te presenteren, is het vaak wel mogelijk om hier op het niveau van de operationele doelstelling inzicht in te geven.

Artikel 1 Optimaliseren van de ruimtelijke afweging

Gegeven de aard van dit artikel en de systeemverantwoordelijkheid van

de minister voor de ruimtelijke ordening, is een verdere verbetering niet

haalbaar. Hierdoor voldoet dit artikel op algemeen- en operationeel

doelniveau niet aan de gestelde criteria, voor zowel de «w1- als

w2-vraag».

Artikel 2 Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur

Op het niveau van het algemene doel is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt. Voor de operationele doelen zijn, waar mogelijk, wel indicatoren opgenomen. Voor zowel het algemene doel als de operationele doelen, is ten opzichte van de begroting 2008 het element tijdgebondenheid verbeterd. Ook de mate van meetbaarheid is voor dit artikel verbeterd door onder andere een scherper onderscheid tussen prestatie- en effectindicatoren en het verder uitwerken van de onderliggende componenten. Hierbij zijn de belangrijkste indicatoren uit de monitor Nota Ruimte gehanteerd. Voor een compleet overzicht wordt daarom verwezen naar de Nota Ruimte. Omdat niet alle elementen uit de Nota Ruimte in deze begroting zijn opgenomen, voldoet dit artikel op zowel algemeen als operationeel doelniveau (2.2.1., 2.2.2. en 2.2.3.) niet volledig aan het criterium van «specifiek» voor de eerste «w-vraag». Dit geldt ook voor het operationele doel met betrekking tot het stimuleren van de architectonische kwaliteit, dat is overgeboekt van de WWI-begroting.

Artikel 3 Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging Op het niveau van het algemene doel, is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt, omdat binnen het doel diverse aspecten van het milieubeleid zijn gebundeld. Voor de operationele doelen zijn wel indicatoren opgenomen. Verder zijn voor de diverse operationele doelen

Leeswijzer

onder andere een nieuwe grafiek toegevoegd en zijn tabellen uitgebreid. Zo is de ontwikkeling van de dikte van de ozonlaag boven de Benelux inzichtelijk gemaakt.

Artikel 4 Milieukwaliteit van water en bodem

Op het niveau van het algemene doel is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt, omdat binnen het doel diverse aspecten van het milieubeleid zijn gebundeld. Voor de operationele doelen zijn wel indicatoren opgenomen. Verder zijn enige nieuwe grafieken toegevoegd en zijn tabellen uitgebreid. Zo is de inschatting van het historisch verloop van de aanpak van bodemverontreiniging tot 2015 inzichtelijk gemaakt, evenals een grafische weergave van de potentiële spoedlocaties.

Artikel 5 Milieukwaliteit in de leefomgeving

Op het niveau van het algemene doel is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt, omdat binnen het doel diverse aspecten van het milieubeleid zijn gebundeld. Voor de operationele doelen zijn, waar mogelijk, wel indicatoren opgenomen. Verder is op onderdelen de tabel met indicatoren uitgebreid. Het operationele doel «Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden» blijkt, gezien de aard en de verantwoordelijkheden voor dit doel, niet verder te concretiseren. Hierdoor voldoet dit doel niet aan de gestelde criteria (w1- en w2-vraag).

Artikel 6 Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s Op het niveau van het algemene doel, is geen zinvolle indicator beschikbaar die het gehele artikel afdekt, omdat binnen het doel diverse aspecten van het milieubeleid zijn gebundeld. Voor de operationele doelen zijn, waar mogelijk, wel indicatoren opgenomen. Het doel «Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen» blijft echter voorlopig noch effectief meetbaar noch tijdgebonden. Daarmee voldoet dit operationeel doel niet aan de criteria. Verder zijn voor de diverse operationele doelen onder andere nieuwe grafieken toegevoegd. Zo is de ontwikkeling van afvalaanbod en -toepassingen inzichtelijk gemaakt, evenals een grafische weergave van straling op de terreinen lucht en water en een aparte grafiek voor de radonconcentratie. In overleg met het Netwerk Ecologische Monitoring en het CBS wordt in 2009 bepaald of - en zo ja welke - indicatoren gebruikt kunnen worden om de veranderingen in het milieu als gevolg van eventuele schadelijke effecten van de teelt van GGO-gewassen te monitoren.

Artikel 7 Versterken van het (inter)nationale milieubeleid Bij dit artikel zijn geen zinvolle indicatoren beschikbaar op algemeen- en operationeel doelniveau. Voor de operationele doelen «Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium» en «Een ambitieus internationaal milieubeleid» is het niet goed mogelijk om deze doelstellingen specifiek, meetbaar en tijdgebonden te formuleren (w1- en w2-vraag) en daarom is het ook niet zinvol daarvoor prestatie-indicatoren te ontwikkelen. Daarmee voldoen het algemene doel en de bovenstaande operationele doelen niet aan de criteria. Het operationele doel «Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB» voldoet hier wel aan.

Artikel 8 Externe veiligheid

De aard van dit artikel maakt dat het verbeteren van de meetbaarheid niet goed mogelijk blijft. Op algemeen doelniveau wordt een onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Voor PR is er een norm, deze is meetbaar en benoemd. Voor GR bestaat geen vastgestelde norm en moet het bevoegd gezag de verplichte elementen

Leeswijzer

uit de verantwoordingsplicht groepsrisico juist invullen. Hier is nog geen effect meetbaar. Voor het operationele doel «Bepalen van aanvaardbaarheid van risicovolle situaties» is geen verbetering van de meetbaarheid mogelijk (w1-vraag). In 2008 wordt het aantal te saneren locaties geregistreerd in het Register. Het resultaat van deze doelstelling - een volledig overzicht van het aantal te saneren locaties - wordt in 2009 gebruikt voor het behalen van doelstelling 8.2.2. Door de korte tijdspanne (2007: 0%, 2008: 100%) heeft het geen toegevoegde waarde hier een aparte effectindicator op te nemen. De operationele doelen 8.2.2 «Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties» en 8.2.3 «Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties» zijn voldoende meetbaar. Voor het vierde operationele doel «Milieu- en veiligheidsaspecten vroegtijdig, gebiedsgericht en geïntegreerd in ruimtelijke planvorming betrekken» wordt een indicator ontwikkeld. Deze zal in de begroting 2010 worden opgenomen. Daarmee voldoen het algemeen doel en de operationele doelen niet volledig aan de criteria (op de w1-vraag).

Artkel 9 Handhaving en toezicht

Gegeven de aard van dit artikel is op zowel algemeen doel als op de

operationele doelen 9.2.2. en 9.2.3. geen zinvolle indicatoren mogelijk

(w1-vraag).

1.5.  De baten-lastendiensten

Tegelijkertijd met de VROM-begroting, wordt ook de begroting van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) en de begroting van het Waddenfonds gepresenteerd.

1.6. Verdiepingshoofdstuk

In het verdiepingshoofdstuk zijn de budgettaire mutaties in de beleids-artikelen van de begrotingsstaat opgenomen. Technische mutaties dan wel beleidsmatig niet relevante mutaties worden slechts cijfermatig gepresenteerd. Alleen indien sprake is van een grote budgettaire omvang, worden ook technische mutaties nader toegelicht. De beleidsmatig relevante mutaties worden nader omschreven in de toelichting waarbij het bijbehorende mutatiebedrag wordt genoemd. Een beleidsmatige mutatie is het gevolg van gevoerd beleid en is dus te beïnvloeden (bijvoorbeeld beleidsintensivering en -extensivering, beleidswijzigingen met financiële gevolgen, afwijkingen uit hoofde van behoorlijk bestuur).

Beleidsagenda

WETSARTIKEL 1 (BEGROTINGSSTAAT MINISTERIE VAN VROM XI)

  • 2. 
    HET BELEID

2.1. De beleidsagenda

  • 1. 
    Inleiding

Het Kabinet zet zich in voor een samenleving gebaseerd op duurzaamheid die rekening houdt met de legitieme belangen van mensen overal in de wereld. Welvaartsgroei en kwaliteit van leven kunnen samengaan wanneer zorg voor het milieu een vanzelfsprekendheid wordt. Een symbiose van een gezonde bevolking, een bloeiende economie en een gezond ecosysteem is mogelijk wanneer we onze wil en duurzaam maatschappelijk handelen combineren met technische innovaties.

Het Kabinet informeerde in het voorjaar van 2008 de Tweede Kamer over de aanpak voor duurzame ontwikkeling1 en gaat in 2009 door op de ingeslagen weg. Op basis van de duurzaamheidsmonitor die de planbureaus en het CBS eind 2008 uitbrengen, bepaalt het Kabinet welke aanvullende maatregelen eventueel nodig zijn.

Binnen het kader van duurzaamheid wil de minister van VROM vooral

resultaten boeken in:

+ Verduurzaming van de ontwikkeling, productie en het gebruik van

energie en grondstoffen zoals uiteengezet in de kabinetsprioriteiten

Schoon en Zuinig en Markten voor Duurzame Producten; + Verduurzaming van het ruimtegebruik in Nederland zoals uiteengezet

in de kabinetsprioriteit duurzame ruimtelijke inrichting, waaronder het

programma Mooi Nederland.

Het Kabinet pakt dit aan door ruimte te geven aan mensen die sociaal en technisch innoveren, door duurzamer gedrag te stimuleren bij bedrijven en consumenten (slimmere regels en minder administratieve lasten) en door goed samen te werken met partijen die een bijdrage willen en kunnen leveren aan dit duurzaamheidsstreven.

Door de internationale ontwikkelingen ten gevolge van de klimaatveranderingen, veranderingen in geopolitieke verhoudingen en de ontwikkeling van de Europese Unie, verandert er veel in de internationale context waarin de doelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Enerzijds zijn de opgaven complex en met onzekerheden omgeven, anderzijds prikkelen deze omstandigheden het innovatieve vermogen van mensen, bedrijven en instellingen in ons land.

Het stellen van thema’s en doelen resulteerde recentelijk in een aantal afspraken met overheidspartners en marktpartijen. In 2009 voert het Kabinet veel maatregelen uit en zet het zich in voor Europese en mondiale afspraken – met name op het terrein van klimaat, energie en duurzame productieketens, om zijn doelen zoals geformuleerd in het coalitieakkoord en het beleidsprogramma, waar te maken.

Hierna wordt beschreven hoe het Kabinet de genoemde beleidsprioriteiten wil realiseren.

Kamerstukken II, 2007–2008, 30 196, nr. 32.

Beleidsagenda

  • 2. 
    Project Schoon en Zuinig

De wereldwijde temperatuurstijging dwingt ons allen tot actie. De gevolgen van klimaatverandering zijn een reële dreiging voor Nederland en in feite de hele wereld. Vele wetenschappelijke onderzoeken hebben dat inmiddels wel aangetoond. Nu handelen is meer dan ooit noodzakelijk.

Eén van de belangrijkste oorzaken van de milieuproblematiek is de onverminderd hoge uitstoot van het broeikasgas CO2. Door de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen van onze westerse economieën en de enorm stijgende vraag van de ontwakende reuzen China en India, neemt de uitstoot van broeikasgassen alleen maar toe. Dat is slecht voor de mens, slecht voor het milieu en slecht nieuws voor onze economie. Want de leveringszekerheid en eindigheid van olievoorraden maakt de wereldeconomie kwetsbaar. Kortom, fossiele brandstof is geen bron waarvan we nog langer zo afhankelijk moeten willen zijn.

Het is dan ook van levensbelang dat we de dominantie en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen doorbreken. We moeten de komende decennia de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening realiseren. De zoektocht naar schone, zuinige en betaalbare bronnen moet leidend worden.

Die zoektocht biedt Nederland kansen. We gaan innoveren en technologische vernieuwingen realiseren die de uitstoot van broeikasgassen kunnen verminderen èn een sterke internationale concurrentiepositie bewerkstelligen.

Dat geldt voor alle sectoren waarmee de minister van VROM, als coördinerend minister samen met de ministers van EZ, LNV, VenW en Financiën, medio 2008 afspraken heeft gemaakt: de industrie- en landbouwsector en de gebouwde omgeving. De akkoorden met de resterende sectoren verkeer en vervoer en de energiesector zullen naar verwachting ook binnenkort worden ondertekend. Samen met de overheid zijn deze sectoren hard op weg om van Nederland één van de efficiëntste en schoonste energievoorzieningen van Europa te maken.

Doel

Zoals in het beleidsprogramma is gesteld, streeft het Kabinet voor 2020 de

volgende doelen na:

+ Reductie van dertig procent in de uitstoot van broeikasgassen in 2020

ten opzichte van 1990, bij voorkeur in Europees verband; + Verhoging van het aandeel duurzame energie tot twintig procent in

2020; + Toename van energiebesparing naar gemiddeld twee procent per jaar

in 2020.

Beleidsagenda

Figuur 1. Realisatie en doelen broeikasgasemissies vanuit Nederland per jaar 1990–2020

250 -

220-

190

160-

130

100

1990

1995

2000

2005

Jaar

2010

2015

2020

Naast de nationale doelen zijn er ook Europese doelen geformuleerd. Voor

Nederland belangrijke Europese verplichtingen gaan over:

+ Het verminderen van broeikasgasemissies met 16 procent in de

sectoren niet aangesloten bij het emissiehandelssysteem (ETS); + Meer gebruik van hernieuwbare energie (circa 16 procent in 2020) en

een groei naar 10 procent van het verbruik van biobrandstoffen in 2020

mits duurzaam geproduceerd.

Nederland gaat met zijn doelstellingen verder dan de EU en wil daarmee een voorbeeldfunctie vervullen. Op weg naar 2020 heeft het Kabinet een aantal tussendoelen te halen. Samengevat:

Klimaat en energie: Schoon en Zuinig

Tussendoelen voor:

Doel voor deze kabinetsperiode:

Broeikasgassen Duurzame energie

6% in 2012 tov 1990 (Kyotoprotocol)

Emissie van max. 209 Mton CO2-eq. in 2011 (of 6–10 Mton reductie-effect van Schoon & Zuinig) (brief

Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 5)

9% duurzame elektriciteit in 2010 (Richtlijn duurzame elektriciteit, Richtlijn 2001/77/EG i).

3 021 MW duurzame energie gecommitteerd in 2011 (indicatief) (brief Kamerstukken II, 2007–2008,

31 239, nr. 7);

100 000 bestaande woningen voorzien van hernieuwbare energievoorzieningen (brief Kamerstukken

II, 2007–2008, 31 209, nr. 1);

Een vast te leggen percentage biobrandstoffen in de brandstofmix van de transportsector in 2010

(Biobrandstoffenrichtlijn 2003/96/EG i)

29–61 PJprim1 per jaar in 2011 (brief Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 5)

500 000 woningen 20–30% energiezuiniger in 2011 t.o.v. dezelfde woningen vóór verbetering (brief

Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 1)

1 PJ staat voor Petajoule, oftewel 1015 Joule. Joule is de eenheid voor energie. 1 PJ energie komt rekening houdend met het opwekkingsrendement overeen met de volgende hoeveelheden primair energieverbruik: 24,8 mln kg zware stookolie, 26,7 mln m3 hoogcalorisch aardgas of 111 mln kWh elektriciteit.

Energiebesparing

Beleidsagenda

Belangrijkste prestaties in 2009

De ambitieuze doelen vereisen een gezamenlijke inzet van overheden, bedrijfsleven en burgers èn een gedragsverandering. Het is cruciaal voor het halen van de doelen dat deze breed gesteund worden in de samenleving.

Als coördinerend minister voor Schoon en Zuinig bewaakt de minister van VROM de voortgang van de uitvoering van het programma en is zij eindverantwoordelijk voor het halen van de gestelde doelen. De betrokken ministers van EZ, LNV, OS, VenW, VROM en WWI zijn daarbij beleidsverantwoordelijk voor de activiteiten op hun werkterrein. In de departementale begrotingen wordt ingegaan op de prestaties van de ministeries. Een deel van de prestaties ligt uiteraard op het terrein van VROM zelf. Hierop wordt hieronder ingegaan.

Essentieel onderdeel van het werkprogramma is een krachtig Europees beleid. Belangrijke voorstellen gaan over de herziening van het Europese ETS (één van de pijlers van het broeikasgasbeleid), een verdeling van de Europese reductie doelstellingen voor broeikasgassen en hernieuwbare energie onder de lidstaten. Ook normering van huishoudelijke apparaten, auto’s en eco-labeling dient op Europese schaal ingevoerd te worden. Nederland zet zich ook in Europa in voor ambitieuze doelen.

Op nationaal niveau komt het erop aan nu meters te maken. Na het

duurzaamheidakkoord met het bedrijfsleven, de bestuursakkoorden met

IPO en VNG en de sectorakkoorden met het bedrijfsleven, worden

maatregelen genomen en uitgevoerd.

De volgende prestaties mogen dan ook in 2009 van de minister van VROM

worden verwacht:

+ Over de inzet van biobrandstoffen zendt het Kabinet dit najaar een separate brief aan de Tweede Kamer. In het Europees richtlijnvoorstel voor hernieuwbare energie worden criteria waardoor duurzaamheid gegarandeerd wordt vastgelegd, met voor Nederland als uitgangspunt de duurzaamheidscriteria uit het rapport van de commissie Cramer;

+ Twee grootschalige demonstratieprojecten voor Carbon Capture and Storage (CCS). VROM en EZ zorgen ervoor dat de condities voor CCS in 2009 duidelijk zijn. Deze duidelijkheid stelt bedrijven en regionale partijen in staat tijdig de juiste investeringen te doen. Het gaat hier onder meer om de juridische verantwoordelijkheid voor de CO2-opslag in de bodem en de aansprakelijkheid op langere termijn. Ook zorgen VROM en EZ voor het creëren van voldoende kennis die van belang is voor de maatschappelijke acceptatie van CCS. Verder zorgen VROM en EZ voor duidelijkheid over de nationale regie voor transport en opslag en hoe daarbij de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden zijn belegd;

+ De EU-onderhandelingen zijn afgerond, en duidelijke en afrekenbare CO2-normen voor nieuwe personenauto’s zijn vastgelegd. Ook is er duidelijkheid over CO2-normen in 2020;

+ Sectorovereenkomsten met het bedrijfsleven en klimaatakkoorden met gemeenten en provincies zijn voortvarend opgepakt, waarbij VROM de regie binnen het Rijk heeft. Zo komen er, conform het nieuwbouw-convenant, tien gebieden waar op grote schaal wordt geëxperimenteerd met energiezuinige nieuwbouw. Andere voorbeelden zijn de semi-gesloten kas en de kas op aardwarmte die door het landbouwakkoord verder worden gestimuleerd. Lokale en regionale initiatieven van de koplopers als het Rotterdam Climate Initiative en Energy Valley

Beleidsagenda

zijn versterkt. En door middel van sectorteams is de verbinding gelegd tussen koplopergemeenten en het peloton van overige gemeenten en provincies;

+ VROM intensiveert de aanpak om de emissies van overige broeikasgassen terug te dringen onder meer door onderzoeken te financieren naar de ontwikkeling van emissiearm veevoer en stimulering van precisielandbouw. Bedrijven die maatregelen nemen ter beperking van broeikasgasuitstoot krijgen subsidie voor de gemaakte kosten van hun ingrepen;

+ Het verminderen van de consumptie van dierlijke eiwitten is belangrijk om de emissies van overige broeikasgassen te reduceren. De beïnvloeding van de eiwitconsumptie is alleen mogelijk in een geleidelijk proces. Dit jaar wordt onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van een transitie in de consumptie van eiwitten, in het bijzonder de consumptie van vlees. Tevens wordt een milieuanalyse uitgevoerd naar de beste mogelijkheden om eiwitten te vervangen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek dat eind september 2008 moet zijn afgerond, wordt een beleidsvisie uitgewerkt door VROM samen met de departementen LNV en Ontwikkelingssamenwerking. Deze beleidsvisie moet in de eerste helft van 2009 klaar zijn;

+ Jaarlijks wordt in september over de voortgang van Schoon en Zuinig gerapporteerd aan de Kamer. Om de resultaten van het in uitvoering gebrachte werkprogramma te kunnen beoordelen is in 2010 de zogenaamde herijking voorzien. Dan beoordeelt het Kabinet in hoeverre aanvullende maatregelen nodig zijn op weg naar de doelen voor 2020. In 2009 brengt het Kabinet verkennende studies naar alle opties hiervoor in kaart zodat de in 2010 te maken keuzes snel uitgevoerd kunnen worden.

Behalve het stimuleren van maatregelen die tijdens deze kabinetsperiode uitvoerbaar zijn, wil het Kabinet ook de voorwaarden creëren voor verdergaand beleid in de navolgende periode. De innovatieagenda die in 2008 is gepresenteerd, maakt duidelijk aan welke thema’s het Kabinet wil werken. Het Kabinet acht het daarbij verstandig te focussen op de versnellingsfase van de innovatieketen.

In totaal is een kwart van de beschikbare middelen uit het programma Schoon en Zuinig voor innovatie gereserveerd. Door het stimuleren van R&D-trajecten en het versnellen van de introductie van bijna-marktrijpe technologieën, zoals de HRe-ketel en LED-verlichting wordt een basis gelegd voor een continue duurzame ontwikkeling. De doelen van 2020 zijn ons zichtpunt, maar tegelijkertijd moet de verduurzaming ook na 2020 voortgezet kunnen worden.

  • 3. 
    Internationale klimaatagenda

Doelstelling 8. Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012

De klimaat- en energiedoelstellingen van het Kabinet zijn alleen haalbaar met ambitieuze Europese en internationale afspraken. Klimaatverandering is een mondiaal probleem dat op wereldschaal opgelost moet worden. Het Kabinet gaat daarom ook door met een stevige inzet op een internationale aanpak van de klimaatverandering voor de periode na 2012 – het laatste jaar van het Kyoto-protocol.

Beleidsagenda

In december 2009 vindt in Kopenhagen een internationale klimaattop plaats. Deze top moet nieuwe internationale afspraken opleveren over de bestrijding van het broeikaseffect. Het jaar 2009 is ook een cruciaal jaar voor de Europese Unie – het jaar waarin de ambitieuze doelstellingen voor klimaat- en energiebeleid in 2020 moeten worden omgezet in concrete wetten en maatregelen.

Grafiek: Ontwikkeling mondiale broeikasgasemissies

80

Emissieontwikkeling bij Business-as-Usual

Mondiale emissies bij

30% emissiereductie in , industrielanden

r: "

Emissieontwikkeling met redelijke kans temperatuurstijging tot 2 graden te beperken

0-

-------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1--------1         I

1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050

Doel

Alle landen leggen volgend jaar in Kopenhagen in het VN-Klimaatverdrag vast wat we wereldwijd gaan doen na 2012 om emissies van broeikasgassen terug te dringen. Ook komt een antwoord op de vraag hoe ontwikkelingslanden worden ondersteund bij het verkrijgen van technologie en het nemen van maatregelen. De Nederlandse inzet in Kopenhagen is:

+ De mondiale temperatuurstijging blijft onder de 2 graden Celsius; + De industrielanden reduceren hun emissies in 2020 met 30 procent ten

opzichte van 1990; + De ontwikkelingslanden leveren tastbare inspanningen om emissies te

beperken; + De mondiale CO2-markt ontwikkelt en verbetert; + De ontwikkeling en overdracht van schone technologie wordt

bevorderd; + De armste landen worden ondersteund bij het nemen van maatregelen; + De ontbossing wordt tegengegaan;

+ De emissies van de internationale lucht- en scheepvaart worden aangepakt.

Nederland wil binnen Europa vóór de verkiezingen van het Europees Parlement in 2009 overeenstemming hebben bereikt tussen de Europese Raad en het Europees Parlement over te nemen klimaat- en energiemaatregelen. De Nederlandse inzet is daarbij gericht op:

  • 1. 
    Harmonisatie van het emissiehandelssysteem in de EU (ETS);
  • 2. 
    Een forfaitaire verhoging van het aandeel hernieuwbare energie in alle lidstaten met de mogelijkheid van handel;
  • 3. 
    Het tot stand komen van CCS demonstraties en het toelaten ervan tot de emissiehandel.

Beleidsagenda

Alle ingrepen van de EU moeten zorgen dat de doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en biobrandstoffen op effectieve èn duurzame wijze kunnen worden gehaald. Tegelijk moeten we ervoor waken dat het EU-beleid ongewenste effecten heeft. Dat geldt in de eerste plaats voor de productie van biobrandstoffen. De uitkomst van recent wetenschappelijk onderzoek vraagt om een verstandige inzet van biobrandstoffen in onze energieconsumptie. Het Kabinet staat een stap-voor-stap-benadering voor, waarbij duurzaamheid en kosteneffectiviteit van een biobrandstofverplichting te allen tijde gewaarborgd moeten zijn, zoals vastgesteld in de conclusie van de Europese Raad, en zonder negative neveneffecten, zoals bemoeilijking van de wereldvoedselvoorziening. Tevens in cruciaal dat bedrijven een prikkel krijgen tot ontwikkeling en toepassing van de tweede generatie biobrandstoffen, die dergelijke negatieve bijwerkingen niet of in veel mindere maten kennen. Nederland zal zich actief inzetten voor duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen die dit bewerkstelligen. Waakzaamheid geldt ook voor het risico van «carbon leakage». Indien bedrijven Europa moeten verlaten omdat zij – door hoge kosten van emissierechten – geconfronteerd worden met onaanvaardbare concurrentienadelen, schiet het beleid aan zijn doel voorbij.

Ook zal Nederland voorstander blijven van ambitieuze normen voor de CO2-uitstoot van nieuwe personenauto’s in Europa, zowel voor 2012 als voor de langere termijn (2020). Bovendien moet de Richtlijn Ecodesign1 uitgebreid worden om ook aan energie gerelateerde producten minimumeisen te kunnen stellen. Daarnaast is het introduceren van dynamische benchmarks van groot belang om de koplopers te stimuleren door invoering van een Top Runners-regeling (zie paragraaf 7.2.2.).

Belangrijkste prestaties in 2009

+ Om klimaatverandering effectief aan te pakken, zijn wereldwijd miljarden euro’s aan investeringen nodig. Prioriteit is het helpen opstellen en realiseren van een duidelijk, efficiënt en eerlijk instrumentarium en financieel plan voor het internationale klimaatbeleid. Succes in Kopenhagen hangt immers voor een groot deel af van de – merendeels private – financiering van emissiereductie, bestrijding van ontbossing en aanpassing aan klimaatverandering. De financiële steun voor het uitvoeren van deze maatregelen is met name van belang voor ontwikkelingslanden. VROM concentreert zich op dit vraagstuk en neemt het voortouw in de EU;

+ De industrielanden moeten het voortouw blijven nemen in het

reduceren van emissies. Maar een tweede voorwaarde voor succes in Kopenhagen – en ook het tweede prioriteitsveld voor VROM – is het vergroten van het aandeel van ontwikkelingslanden bij het verminderen van deze uitstoot. Vooral het vergroten van de rol van ontwikkelingslanden met opkomende economieën is belangrijk. Verschillende vormen voor deelname van ontwikkelingslanden aan internationale afspraken, afhankelijk van hun ontwikkelingsniveau, zullen worden uitgewerkt en in de internationale fora zoals het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) worden geagendeerd. Ook zal VROM in samenwerking met het bedrijfsleven en internationale organisaties voorstellen doen voor het financieel ondersteunen van activiteiten voor emissiereductie en klimaatadaptatie;

+ Om actief bij te dragen aan succes in «Kopenhagen» en bij de

gesprekken in Brussel over het EU klimaat- en energiepakket, verlenen Richtlijn 2005/32/EG i.                                           we anticiperende en ambitieuze medewerking aan klimaatdiplomatie.

Beleidsagenda

VROM levert ook de belangrijkste EU-onderhandelaar voor de emissiereductiedoelen op lange termijn van het Bali Action Plan van de UNFCCC en zal een verdiepende impuls geven aan een van de voorbereidende mondiale onderhandelingsrondes op weg naar Kopenhagen met extra financiele en inhoudelijke bijdragen; VROM wil dat er overeenstemming komt tussen de Europese Raad en het Europees Parlement over de Europese energiewetgeving. We bereiken dit het liefst in december 2008, maar in elk geval in het voorjaar van 2009 vóór de verkiezingen van het Europees Parlement en VROM doet daartoe voorstellen om de nieuwe lidstaten niet in doelstellingen maar wel anderszinds zodanig tegemoet te komen dat zij akkoord gaan. VROM zal voorstellen doen die duurzaamheidcriteria voor biobrandstoffen wereldwijd introduceren.

  • 4. 
    Ontwikkeling van markten voor duurzame producten

Doelstelling 21: de overheid wil uiterlijk in 2010 duurzaamheid als

zwaarwegend criterium meenemen in al haar inkopen

Doelstelling 22: het stimuleren van duurzame consumptie en productie

Het Kabinet geeft hoge prioriteit aan het tot stand brengen van markten voor duurzame producten. Voor de milieuproblematiek is de oplossing voor een groot deel te vinden in het economisch verkeer tussen producenten en gebruikers: de markten. Het Kabinet vergroot het aanbod van duurzame (groene) producten en diensten de komende jaren fors en zal innovaties op dit gebied stimuleren. Behalve fiscale prikkels kan het Rijk samen met de andere overheden een bijdrage leveren door duurzaam in te kopen: de overheden kopen per jaar voor meer dan € 40 mrd in. Het streven van alle ministeries dat vanaf 2010 honderd procent van de overheidsinkopen duurzaam is, geeft een grote impuls aan een duurzame markt.

Doel

Het Rijk koopt in 2010 voor 100 procent duurzaam in, de gemeenten voor 75 procent en de provincies en waterschappen voor 50 procent. Een overheid kan in een specifiek geval het noodzakelijk achten bepaalde criteria niet toe te passen en zal zich daar dan over verantwoorden. Het agentschap SenterNovem stelt in opdracht van de overheden duurzaamheidscriteria op voor in totaal tachtig productgroepen. Het gaat om sociale waarden als arbeidsomstandigheden en om milieucriteria. Voorjaar 2008 zijn de criteria voor de eerste 16 productgroepen vastgesteld en door inkopers toegepast. De andere productgroepen volgen maandelijks in de loop van 2008 tot en met begin 2009. Het Kabinet introduceert elementen van het Cradle-to-Cradle (C2C) concept. Begin dit jaar is een team opgericht dat maatschappelijke initiatieven ondersteunt die gericht zijn op het verspreiden van C2C. Om duurzame productie en consumptie van producten verder te stimuleren, heeft het Kabinet nieuwe vergroeningsmaatregelen ingevoerd met inachtneming van noodzakelijk maatschappelijk draagvlak. Deze treden op 1 januari 2009 in werking. Voor de vergroeningsmaatregelen wordt verwezen naar het Belastingplan 2009.

Belangrijkste prestaties in 2009

Om de doelstellingen voor duurzaam inkopen te bereiken, zijn alle criteria eind maart 2009 klaar en passen de inkopers deze toe voor alle tachtig productgroepen. De vorderingen van het duurzaam inkopen worden tweejaarlijks gemeten. Eind 2008 is er al een eerste meting voor de dan al

Beleidsagenda

bekende criteria. De eerstvolgende meting is eind 2010. Omdat de criteria dynamisch zijn en dus geregeld zullen worden aangescherpt, is ook na 2010 meting nodig. Vanaf 2010 wordt ook aangegeven hoe de criteria bijdragen aan het oplossen van de milieuproblemen.

Overzicht indicatoren Duurzaam Inkopen               Realisatie c.q. streefwaarde:

overheid:

Indeling overheidsaankopen in 80 product-            januari 2008

groepen

Percentage uitgerolde criteriasets voor de 80         25% medio 2008, 100% maart 2009

productgroepen

Percentage duurzame inkoop overheden in            100% Rijk, 75% gemeenten, 50%

2010                                                                                 provinciesenwaterschappen

In 2009 worden rond het C2C-concept de volgende prestaties geleverd:

+ Voor 25 productstromen is C2C als wens geformuleerd in het programma Duurzaam Inkopen;

+ In tenminste vier ketenprojecten waarbij het bedrijfsleven nauw

betrokken is, wordt een substantiële vermindering van de milieubelasting bereikt, waarbij het doel is in de planperiode uit het Landelijk AfvalPlan (LAP-2) een daling te laten zien van twintig procent;

+ Naar onderwijs, bedrijfsleven en intermediaire organisaties wordt het belang van C2C uitgedragen;

+ In tenminste drie branches dragen organisaties C2C actief uit naar hun leden en in drie opleidingen wordt C2C opgenomen in curriculum;

+ Een toepassingskader C2C in ruimtelijke projecten is ontwikkeld;

+ In twee Nota Ruimte-projecten is C2C in het ontwerp meegenomen;

+ Eventuele gelden uit de maatschappelijke innovatie-agenda worden gebruikt voor een innovatieprogramma C2C waarin koploper-bedrijven en overheden participeren;

+ Voor 2009 onderzoekt het Kabinet nut en noodzaak van verdere vergroening en verdere verfijning van de bestaande vergroenings-maatregelen.

  • 5. 
    Mooi Nederland

Elke Nederlander verdient het te kunnen werken, wonen en recreëren in een Mooi Nederland, nu en in de toekomst. We storen ons aan een steeds verdergaande verrommeling van het landschap. De aanpak daarvan is bittere noodzaak. In het programma Mooi Nederland roepen we verrom-meling een halt toe en beschermen we kwetsbare gebieden, zoals Rijksbufferzones en Nationale Landschappen. Het Kabinet zet hiertoe in op bundeling en herstructurering van bedrijventerreinen en woonlocaties. Ook bij de locatiekeuze voor windmolens op de lange termijn staat bundeling in concentratiegebieden centraal.

Omdat een klimaatbestendige inrichting van Nederland een stevige positie moet krijgen in ruimtelijke afwegingen wordt in 2009 een visie op een duurzame ruimtelijke hoofdstructuur voor de lange termijn ontwikkeld, met een doorkijk naar 2100. Deze visie vormt de basis van structuurvisies en wordt meegenomen in Randstad Urgent en Nota Ruimte-projecten. Daarnaast wordt duurzame energie in de vorm van windenergie gerealiseerd.

Tegelijkertijd streeft het Kabinet naar een Nederland dat functioneert als een concurrerende regio. Het Kabinet voert daarom Randstadagenda 2040

Beleidsagenda

uit en ontwikkelt visies op de ruimtelijke inrichting van de nationale stedelijke netwerken in Zuid, Oost en Noord Nederland in 2040.

Een instrument dat de besluitvorming in de ruimtelijke ordening vereenvoudigt, is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli 2008 in werking trad. Kenmerkend is de zodanige verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden over gemeenten, provincies en Rijk dat ieder bestuursniveau optimaal belangen kan behartigen. Het Kabinet definieert in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid (juni 2008) de nationale belangen en geeft aan op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. Voor een aantal belangen zal borging plaatsvinden in een op te stellen AMvB Ruimte. In deze AMvB worden, al dan niet via de provincies, door het Rijk regels gesteld voor de inhoud en/of totstandkoming van bestemmingsplannen. Dit is een AMvB in twee tranches, waarvan de eerste voor het zomerreces 2009 aan de Eerste en Tweede Kamer wordt voorgelegd. In de eerste helft van 2010 kan deze eerste tranche worden vastgesteld.

5a. Bedrijventerreinen

Doelstelling 23: Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties en 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jaar.

Het Kabinet wil voldoende ruimte bieden voor werken, op een slimme en zuinige manier (voor wonen zie begroting WWI). Er is een tendens tot overaanbod van nieuwe bedrijventerreinen, vaak op verkeerde (versnipperde) locaties van weinig kwaliteit. Daarnaast is dertig procent van de bestaande bedrijventerreinen verouderd. De ambitie is het bestaande bebouwde gebied beter te benutten door een groter aantal hectares te herstructureren en die herstructurering te versnellen. Een betere regie van de regionale afstemming over de aanleg van nieuwe terreinen vermindert de aantasting van open ruimte: per provincie zijn in 2008 afspraken gemaakt over behoeften voor nieuwe bedrijventerreinen. Daarnaast streeft het Kabinet naar hogere ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen.

1 De SER-ladder bestaat uit drie onderdelen en is bedoeld als een hulpmiddel bij de besluitvorming. In SER-ladder wordt (1) aandacht besteed aan een optimaal gebruik van de beschikbare (of door herstructurering beschikbaar te maken) ruimte, (2) aan de opties om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen, en (3) aan uitbreiding van het ruimtegebruik.

Doel

De doelstellingen voor bedrijventerreinen voor deze kabinetsperiode zijn:

+ Het herstructureren van 1 000 tot 1 500 hectare bedrijventerrein per

jaar vanaf 2009; + Aanpassing regels voor herstructurering zodat de doorlooptijd

versnelt; + Veertig procent van de 1 000 tot 1 500 hectare wordt gerealiseerd in al

bebouwd gebied; + In alle provincies is de SER-ladder1 in het beleid verankerd en wordt

nageleefd; + Het beperken van de milieubelasting van bedrijventerreinen en

duurzame inrichting, zoals op het gebied van energie (onder andere

gebruik van restwarmte, koude-opslag), materialen (hergebruik van

reststromen), schone en zuinige mobiliteit (vervoersmanagement) en

goede inpassing in de omgeving; + De ruimtelijke kwaliteit wordt door het innovatieprogramma Mooi

Nederland verbeterd.

Beleidsagenda

De doelstellingen voor woningbouw in 2009 zijn (zie ook beleidsagenda WWI):

  • • 
    Realisatie van minimaal 80 000 nieuwe woningen;
  • • 
    Duurzame ruimtelijke inpassing.

Bij zuinig ruimtegebruiken betere ruimtelijke kwaliteit heeft het Kabinet aandacht voor:

  • • 
    Investering in binnenstedelijk bouwen en functiemenging;
  • • 
    Een betere balans tussen rode, groene en blauwe functies in en om de stad;
  • • 
    De (milieu)kwaliteit van de woonomgeving;
  • • 
    Intensief en meervoudig ruimtegebruik;
  • • 
    Een goede en tijdige ontsluiting;
  • • 
    Klimaatbestendigheid en energiezuinigheid;
  • • 
    Regionale afstemming van locatiekeuzen en -ontwikkeling;
  • • 
    Inrichting met oog voor sociale diversiteit;
  • • 
    Voldoende planologische capaciteit;
  • • 
    structurele versterking van de architectuur in het ruimtelijk ontwerp.

Belangrijkste prestaties in 2009

In 2009 levert de minister van VROM in nauwe samenwerking met de minister van EZ de volgende prestaties om duurzaam en efficiënt ruimtegebruik voor werken en wonen te realiseren:

  • • 
    Uitvoeren van vijf pilotprojecten «kwaliteit bedrijventerreinen» en vijf pilotprojecten op basis van het advies van het projectteam «Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen». Dit leidt tot kennis over en ervaring met herstructurering, versnelling en een hogere ruimtelijke kwaliteit op deze terreinen; hierbij wordt ook stimulering van aanbod en gebruik van restwarmte meegenomen;
  • • 
    Uitvoering geven aan de kabinetsreactie op de Taskforce (her-) ontwikkeling bedrijventerreinen;
  • • 
    Toezien op de naleving van de toepassing van de SER-ladder, en toezien op de naleving van de afspraken per provincie over behoefteraming en planning van bedrijventerreinen;
  • • 
    Begin 2009 in overleg gaan met de G27 over de ontwikkeling van bedrijventerreinen in verstedelijkte gebieden, met aandacht voor transformatie, met als motto «functiemenging waar kan, functiescheiding waar moet»;
  • • 
    Eind 2009 wordt in aansluiting op bestaande trajecten en het advies van de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen een beslissing genomen over het parkbeheer op nieuwe terreinen en bevordering hiervan op bestaande terreinen.

Daar waar de minister voor WWI verantwoordelijk is voor de woningbouwopgave zal de minister van VROM inzetten op duurzame ruimtelijke inpassing. VROM zet in met de start van een aanjaagprogramma voor in eerste instantie vier spoorzoneprojecten en kennisverspreiding over duurzame gebiedsontwikkeling.

5b. Openheid van het landschap

Doelstelling 24: In 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden

In gebieden die bekend staan om hun grote landschappelijke kwaliteit treedt sluipenderwijs een grote mate van verrommeling op. Visueel

Beleidsagenda

storende elementen zoals bedrijfsgebouwen, zendmasten, kassen en campings nemen in aantal toe. Zo is in enkele Nationale Landschappen de geplande groei van de bebouwing relatief groter dan het landelijk gemiddelde. Er is een blijvend tekort aan recreatiemogelijkheden om de stad. In de Rijksbufferzones vinden ontwikkelingen plaats waardoor de hoeveelheid groen en het recreatieve gebruik afneemt, en de verstedelijking toeneemt.

In de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland spraken Rijk, IPO en VNG een aantal gezamenlijke acties af om de verrommeling tegen te gaan en de kwaliteit van het landschap te vergroten. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de Agenda Landschap.

Doel

De minister van VROM wil de volgende doelstellingen in 2009 realiseren:

+ In 2009 is de bestaande verhouding tussen bebouwing binnen de steden en dorpen (circa 76 procent) en in het landelijk gebied (circa 24 procent) onveranderd gebleven, ten opzichte van 2004;

+ Vanaf 2009 vindt voor ieder Nationaal Landschap een versterking van de beschreven kernkwaliteiten plaats, dit wordt bewaakt door middel van de Monitor Nota Ruimte;

+ Het areaal zeer open gebied (zie kaart 1) neemt niet af ten opzichte van 2006 (119 000 ha);

+ Stedelijk ruimtebeslag in Rijksbufferzones blijft maximaal 34 ha

(basiswaarde in 2003) en het oppervlak dagrecreatieve functies is met vijf procent toegenomen (basiswaarde in 2003 is 3 900 ha);

+ Sanering van 200 hectare ongewenste bebouwing of glas of bestemming daarvoor, vooral als onderdeel van de Nota Ruimte-projecten en de samenwerkingsagenda Mooi Nederland en met bijpassende financieringsconstructies.

Belangrijkste prestaties in 2009

De minister van VROM onderneemt, samen met de minister van LNV, in

2009 de volgende acties om openheid van het landschap te behouden en

te versterken:

+ De nog ontbrekende gebiedsvisies voor rijksbufferzones laten opstellen;

+ Het stelsel voor de landschappen van nationaal belang (Rijksbuffer-zones, snelwegpanorama’s en Nationale Landschappen) vereenvoudigen;

+ Goed toepasbare ruimtelijke kwaliteitseisen voor de landschappen van nationaal belang uitwerken en vastleggen:

  • a. 
    Kernkwaliteiten van Nationale Landschappen zijn eind 2009 eenduidig en werkbaar uitgewerkt voor provincies;
  • b. 
    Regels voor het bouwen in deze gebieden zijn eind 2009 planologisch vastgelegd en werken door in provinciale verordeningen en bestemmingsplannen via de Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte op basis van de Wro;

+ Uitvoering van de Agenda Landschap en implementeren van het advies van de taskforce Financiering Landschap (Rinnooy Kan);

+ Uitvoering van de afspraken uit de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland voor ongewenste (bestemming voor) bebouwing en de sanering van verspreid liggend glas, met bijbehorende uitwerking van financieringsconstructies (Ruimte voor ruimte, Rood voor groen).

+ Actualisering van de in 2007 tussen Rijk en IPO/VNG vastgestelde samenwerkingsagenda Mooi Nederland.

Beleidsagenda

Kaart 1. Zeer open landschap 2005 (Bron: KELK monitoring, Roos-Klein Lankhorst (2006), opgenomen in Monitor Nota Ruimte, RPB, 2008)

Zeer open gebied

P^

> rr

Beleidsagenda

5c. Klimaatbestendige inrichting

Doelstelling 26: Klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur).

Het klimaat zal de komende eeuwen ingrijpend veranderen. De minister van VROM heeft, samen met de staatssecretaris van VenW, als doel Nederland klimaatbestendig in te richten. Het is daarbij noodzakelijk water als een belangrijke factor te beschouwen bij ruimtelijke afwegingen. Er moet meer ruimte zijn voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur).

Doel

Uiterlijk in 2015 is deze inrichting in alle ruimtelijke plannen verankerd. Herijking van het ruimtelijk beleid en aanpassing van wet- en regelgeving zijn uiterlijk in 2011 klaar. Kennis van innovatieve maatregelen voor klimaatbestendige inrichting wordt in internationaal verband uitgewisseld.

Belangrijkste prestaties in 2009

In 2009 levert de minister van VROM de volgende prestaties:

  • • 
    Benoemt binnen de Nota Ruimte projecten vijf iconen waarbinnen ruimtelijke aanpassingsmaatregelen worden uitgevoerd die een (inter-)nationale voorbeeldfunctie hebben;
  • • 
    Maakt afspraken over uitvoering van innovatieve maatregelen;
  • • 
    Stelt uitgangspunten en randvoorwaarden op voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland;
  • • 
    Stelt een handreiking (Klimaatwijzer) op waarmee overheden afwegingen kunnen maken gericht op een meer klimaatbestendige inrichting;
  • • 
    Selecteert «klimaatbuffer projecten» voor de periode 2009-2012;
  • • 
    Neemt een besluit over een Nationaal Adaptatiefonds;
  • • 
    Stelt een voortgangsrapportage vast uit de lopende projecten binnen het programma «Kennis voor Klimaat»;
  • • 
    Stelt concept aanpassingsstrategieën beschikbaar voor de zogeheten hotspots Haaglanden, Rotterdam, Schiphol, Rivierengebied, Zuidwestelijke Delta, Waddenzee, Veenweidegebieden en Droge Zandgronden;
  • • 
    Levert bijdragen aan de internationale activiteiten van het programma Kennis voor Klimaat, waarbij kennis en ervaring wordt ontwikkeld en uitgewisseld rond het thema Urbane Deltaregio’s.

5d. Windenergie

Het Kabinet kiest voor verdere ontwikkeling van windenergie en gaat een ruimtelijk perspectief opstellen .

Doel

Deze kabinetsperiode is de doelstelling 2000 Megawatt (MW) windenergie op land extra vergund te hebben. Voor het grootste deel van deze 2000 MW is ruimte beschikbaar in streek- en omgevingsplannen en in gemeentelijk beleid. Het voortouw voor de realisatie van deze locaties ligt bij provincies en gemeenten. Door het Rijk zal een aantal knelpunten en randvoorwaarden opgelost moeten worden.

Om doorgroei van windenergie na 2011 mogelijk te maken is aanvullende ruimte nodig in Nederland. Het beleid van de afgelopen jaren heeft tot

Beleidsagenda

veel versnipperde lokaties geleid. De weerstand tegen windmolens is daarmee nogal toegenomen. Daarbij komt dat windmolens steeds groter worden. Het streven van het Kabinet is daarom om voor de toekomst windmolens meer te concentreren in windturbineparken. Het Rijk neemt het initiatief om samen met provincies en gemeenten de locaties voor grootschalige windturbineparken te bepalen. Vanuit het perspectief van Mooi Nederland zullen gebieden worden aangegeven die vrijgesteld worden van windmolens (vides). De doelstelling voor windenergie op zee in deze kabinetsperiode is 450 MW. Het Kabinet werkt aan snellere procedures en gecoordineerde aanpak voor windenergie op zee.

Belangrijkste prestaties in 2009

De prestaties van de minister van VROM in 2009:

  • • 
    Realisatie van tenminste 500 Mw door het plaatsen van nieuwe windturbines;
  • • 
    Inzetten van ondersteuningsteams voor het oplossen van ruimtelijke knelpunten zodat projecten «in de pijplijn» door kunnen gaan;
  • • 
    Meer draagvlak voor windenergie door een intensieve campagne;
  • • 
    Ontwikkeling van een ruimtelijk perspectief voor windenergie om ruimte te vinden voor de 2000 Mw na 2011. Hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen windturbineparken, de zogenaamde vides (waar plaatsing van windturbines niet wenselijk) is en tussengebieden.

5e. Samenhangende ruimtelijke ontwikkeling en Randstad 2040

Doelstelling 29: Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis.

Doel

Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis. De komende decennia worden op basis van de Nota Ruimte grote ingrepen voorzien. Gebiedsontwikkeling is in de Nota Ruimte als centrale werkwijze voor ruimtelijke ontwikkelingen gepresenteerd. Voor de versnelling van de realisatie van een aantal gebiedsontwikkelingen zet het Kabinet het Nota Ruimte-budget in en maken enkele projecten deel uit van het kabinetsprogramma Randstad Urgent. 23 gebiedsprojecten komen mogelijk in aanmerking voor een bijdrage uit het Nota Ruimte-budget (Kamerstukken II, 2007-2008, 29 734, nrs. 192, 201) (zie kaart 2).

Op deze wijze draagt het Kabinet samen met alle relevante partijen (overheden, marktpartijen, en maatschappelijke organisaties) bij aan de realisatie van een duurzame ruimtelijke inrichting. De geselecteerde projecten voor het Nota Ruimte-budget zijn ook opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT), waarin de relatie wordt gelegd tussen de besluitvorming over aan te leggen infrastructuur en gebiedsgerichte ontwikkeling. Veiligheid voor de gevolgen van de klimaatverandering vergt ingrepen aan de kust, rivieren en in het Groene Hart.

De noodzakelijke duurzame economische groei vraagt een optimale bereikbaarheid, voldoende aanbod van ruimte voor bedrijvigheid en uitstekende woon- en leefomstandigheden (inclusief groene voorzieningen). De verstedelijking dient vorm te krijgen zonder dat daarvoor landschap wordt opgeofferd. De kwaliteit van stad én land moet toenemen. In 2009 biedt het innovatieprogramma Mooi Nederland hiervoor handgrepen. Vanuit dit programma krijgen gemeenten, provin-

Beleidsagenda

cies en maatschappelijke organisaties ondersteuning bij het vinden van slimme oplossingen voor de duurzame ruimtelijke inrichting van Nederland.

Kaart 2. Nota Ruimte-projecten

Haarlemmermeer - Amsterdam - Almere

^Schaalsprong Almere

fla Gebiedsontwikkeling Haarlemmermeer

^ Herstructurering Noordelijke U-oevers Amsterdam

{Jl Greenport Aalsmeer

^fe Greenport Bollenstreek

| Nationale stedelijke netwerken I Nationale Landschappen

Beleidsagenda

De economische kracht en duurzaamheid van de zes nationale stedelijke netwerken uit de Nota Ruimte zijn van grote betekenis voor de ontwikkeling van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. In de motie Lemstra (17 januari 2006) wordt aan de minister van VROM gevraagd om een samenhangende regie en lange termijn visie te ontwikkelen op de ontwikkeling van de stedelijke netwerken en de Randstad in het bijzonder. Doelstellingen voor de Randstad in 2040 en de nationale stedelijke netwerken in Zuid, Oost en Noord Nederland zijn gericht op een klimaat-bestendige ontwikkeling, verbetering van de groenblauwe kwaliteit, verbetering van de bereikbaarheid en economische dynamiek en bijdragen aan een aantrekkelijk woon-, leef- en werkklimaat (people, planet, profit).

Belangrijkste prestaties in 2009

In 2009 levert de minister van VROM de volgende prestaties:

+ Uitvoeren van het innovatieprogramma Mooi Nederland;

+ Verkennen en uitwerken van de geselecteerde projecten voor het Nota Ruimte-budget conform de daarvoor opgestelde procedure (Kamerstukken II, 30 800 D, nr. 6). In 2009 neemt de ministerraad een besluit op basis van uitgevoerde MKBA’s en businesscases, over 14 projecten: Nieuwe Hollandse Waterlinie, Deltapoort (alternatief voor Hoeksche Waard), Waterdunen, Nijmegen Waalfront (intentie om over deze vier nog in 2008 besluiten te nemen), Maastricht Belvédère, IJsseldelta en IJsselsprong, Haarlemmermeer, Zuidplaspolder, Stadhavens Rotterdam, Oude Rijnzone, Groningen Centrale Zone, Mooi en Vitaal Delfland, Westelijke Veenweiden (inclusies Groot Mijdrecht) en Hengelo/Hart van Zuid;

+ Voor 2010 heeft de ministerraad voor bijna alle projecten de bijdrage vastgesteld. Alleen voor Schaalsprong Almere, Brainport Eindhoven en Den Haag Internationale Stad moet het moment van besluitvorming nog nader worden bepaald;

+ Er is uitvoering gegeven aan de opgestelde acties voor 2009 uit de actieagenda bij de visie Randstad 2040: – Afronden verkenning naar Randstad Sleutelprojecten; – Besluit over definitie Randstad Sleutelprojecten; – Vaststellen plan van aanpak voor in elk geval de vijf vastgestelde uitvoeringsallianties in het kader van Randstad 2040 met de bijbehorende rijksinzet;

+ Een verkenning is gestart naar de gewenste vorm en inhoud van de visie voor de nationale stedelijke netwerken Brabantstad en Knooppunt Arnhem–Nijmegen;

+ Bijdrage leveren aan de (versnelling van) besluitvorming van projecten binnen het kabinetsprogramma Randstad Urgent.

  • 6. 
    Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten

Doelstelling 69: Het oplossen van de 10 meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten (zie ook Doelstelling 16, Minder regels, minder instrumenten, minder loketten).

Burgers en bedrijven gaan de komende jaren goed merken dat de dienstverlening door de overheid verbetert. Een belangrijke maatregel is de introductie van de Omgevingsvergunning en het Digitale Omgevingsloket. De richtdatum voor invoering is nu 1 januari 2010. Deze vergunning is via internet aan te vragen en vervangt de 1 600 formulieren die nu in

Beleidsagenda

omloop zijn. Dat scheelt dus 1599 formulieren en leidt tot een verlaging van administratieve lasten van circa € 65 mln voor het bedrijfsleven en circa € 10 mln voor de burger.

Doel

Het Kabinet heeft de ambitie om in deze kabinetsperiode:

  • • 
    De administratieve lasten op de terreinen van VROM met tenminste een kwart te laten dalen ten opzichte van de administratieve lasten op de peildatum 1 maart 2007 (€ 1,24 mrd per jaar);
  • • 
    De kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. Leidend hierbij is het in het najaar 2008 vast te stellen «eindbeeld» voor de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de verschillende overheden bij de uitvoering van VROM beleid en regelgeving en het toezicht daarop Het kabinetsstandpunt over het advies van de Commissie Mans vormt onderdeel van dit eindbeeld;
  • • 
    In de praktijk gevoelde knelpunten en irritaties van burgers, bedrijven en andere overheden op te lossen.

Belangrijkste prestaties in 2009

Om deze doelen te halen, worden onder de paraplu van het programma

«Slimmere regels, betere uitvoering en minder lasten» diverse activiteiten

uitgevoerd:

  • • 
    Transitieprogramma Werk in Uitvoering: IPO, VNG, UvW en VROM werken samen een aantal projecten uit dat tot doel heeft de kwaliteit van de uitvoering van wet- en regelgeving door overheden te verbeteren en daardoor de ervaren regeldruk te verminderen. Dit moet ertoe leiden dat in 2009:
  • Kwaliteitscriteria beschikbaar komen voor uitvoerende organisaties teneinde een minimale kwaliteit van de uitvoering (vergunningverlening en toezicht) te borgen;
  • Ontwerp regelgeving in procedure is gebracht waarmee het interbestuurlijk toezicht sterk wordt versoberd en ondergebracht bij «de naast hogere overheid»;
  • Ontwerpregelgeving in procedure is gebracht waarmee het hiervoor genoemde eindbeeld kan worden geïmplementeerd;
  • • 
    Merkbaar Minder Regeldruk: diverse projecten worden in deze kabinetsperiode uitgevoerd om regelgeving verder te vereenvoudigen en de administratieve lasten met nog eens een kwart te verminderen. Het complete overzicht aan acties en projecten inclusief de planning waarop ze zijn afgerond, is opgenomen in het Werkprogramma Slimmer, Beter, Minder dat separaat aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Het betreft onder meer het Activiteitenbesluit dat in 2009 wordt uitgebreid waardoor minder bedrijven een vergunning nodig hebben. Ook zijn dan Bouwbesluit en Gebruiksbesluit verder gestroomlijnd en aangepast aan het kabinetsstandpunt over het advies van de commissie Dekker.

Beleidsagenda

  • 7. 
    Tabel stand van zaken beleidsdoelstellingen

Nr. kabinets- Omschrijving doelstelling

Nr. Geraamde   Geraamde   Geraamde Stand van

Beleidsartikel/OD uitgaven      uitgaven      uitgaven zaken

2009             2010             2011

(x1 000)        (x1 000)       (x 1000)

Relevante beleidsnota’s

Totstandkoming van ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen na 2012

3.2.2

 

16 (zie ook

Minder regels, minder

7.2.1 en

doelstelling

instrumenten, minder

9.2.3

69)

loketten

 

Urgentie-

Randstad ontwikkelt zich

2.2.1

programma

tot een duurzame en

 

Randstad

concurrerende Europese topregio

 

21

De overheid hanteert in 2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium mee te nemen in al haar aankopen

7.2.1

22

Het stimuleren van

3.2.1,

 

duurzame consumptie

3.2.4,

 

en productie

4.2.1, 4.2.3, 5.2.1, 5.2.3, 5.2.4, 6.2.2, 7.2.1 en 7.2.3

23

Tijdig op vraag afgestemd aanbod voor goed ingepaste bedrijfslocaties

2.2.1

1 796

2 641

900

2 615

900 In voorbereiding

2 611

In uitvoering Vervolgprogramma

Slimmere Regels, betere uitvoering en Minder lasten

4 000

In voorbereiding

In uitvoering

In uitvoering

Urgentieprogramma Randstad (Kamerstukken II, 2006–2007, 31 089, bijlage bij nr. 1)

Brief over duurzaam inkopen d.d. 29 februari 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 196, nr. 20)

Brief over duurzaam inkopen d.d. 29 februari 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 196, nr. 20)

500

500

500 In uitvoering Beleidsagenda VROM 2008

24

In 2011 Nederlanders meer tevreden over landschap, groene gebieden gerealiseerd, platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden

2.2.2            6470            6470            6469 Inuitvoering Samenwerkingsagenda

Mooi Nederland (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 200 XI, bijlage bij nr. 84)

26

Klimaatbestendige inrichting van Nederland. Meer ruimte voor natuurlijke processen (bodem, water en natuur)

8.2.4          13000          14 000          15 000 In uitvoering Nationaal Programma

Adaptie Ruimte en Klimaat (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 269, nrs. 1 en 2)

29

Realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis

2.2.1

In uitvoering Nota Ruimte (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 435, nrs. 1, 2 en 3)

8

Beleidsagenda

Nr. kabinets- Omschrijving doelstelling

Nr. Geraamde   Geraamde   Geraamde Stand van

Beleidsartikel/OD uitgaven      uitgaven      uitgaven zaken

2009             2010             2011

(x1 000)        (x1 000)       (x 1000)

Relevante beleidsnota’s

Schoon & Zuinig

Streven naar energiebesparing, een verhoging van het aandeel duurzame energie en een reductie van broeikasgassen

3.2.1, 130 190 102 613          90 202 In uitvoering Werkprogramma Schoon

5.2.3en                                                                                                     &Zuinig (Kamerstukken

7.2.3                                                                                                     II, 2007–2008,31209,

bijlage bij nr. 1)

Hieronder valt een aantal complexe samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis die onderdeel uitmaken van de Nota

Ruimte. Budgetten worden verantwoord onder doelstelling 29.

Beleidsmatig gezien leveren artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 (direct en indirect) een bijdrage aan het realiseren van doelstelling 22. Het is daarom niet

goed mogelijk om hier een bedrag aan te koppelen.

Voor deze doelstelling is in totaal een budget gereserveerd van € 1 mld in het FES (Nota Ruimte).

Toelichting:

De artikelstructuur van deze VROM-begroting is niet ingericht per prioritaire kabinetsdoelstelling en de bijbehorende geraamde uitgaven zijn daarom niet rechtstreeks hieruit af te leiden. De genoemde bedragen betreffen de totale programmabudgetten voor de operationele doelstellingen of de instrumenten die het beste aansluiten bij de kabinetsdoelstellingen. Een uitzondering hierop vormt echter doelstelling 23 waarbij alleen het budget voor de pilots voor herstructurering bedrijventerreinen is opgenomen. Ook voor doelstelling 21 geldt dat alleen het budget dat specifiek beschikbaar is gesteld voor het ontwikkelen van duurzaamheidscriteria is opgenomen in dit overzicht.

Beleidsagenda

  • 8. 
    Belangrijkste mutaties ten opzichte van de begroting 2008

Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties ten opzichte van de VROM-ontwerpbegroting 2008

x€ 1000

2008

2009

2010

2011

2012

2013

art.nr

Stand Ontwerpbegroting 2008

Mutaties 1e suppletore begroting 2008:

1302 124 1118 403 1037 985 1015 620 979 624

 

FES Realisatie 2007 BIRK

38 961

00000

2

FES Realisatie 2007 NSP

242 374

00000

2

Structurele budgetten Toekomstagenda Milieu

  • 10 800
  • 11 000
  • 11 000
  • 11 000
  • 11 000
  • 11 000

4

FES Realisatie 2007 luchtkwaliteit verkeer

-27 175

0

0

0

0

0

5

Nieuwe mutaties:

             
  • 1. 
    FES Mooi Nederland

3 000

9 500

9 000

7 000

5 000

1 500

2

  • 2. 
    FES middelen verkeersmaatregelen

35 000

         

5

  • 3. 
    FES Geluidskaarten

0

3 000

3 000

3 000

3 000

0

5

  • 4. 
    Akkoord vervoerssector roetfilter

0

27 000

20 000

15 000

0

0

5

  • 5. 
    FES Klimaatbuffers
 

3 000

4 000

5 000

3 000

0

8

  • 6. 
    FES BIRK
  • 39 655

42 055

0

-2 400

0

0

2

  • 7. 
    FES ProMT (Toezegging 2007–2010)
 

4 900

4 900

4 900

4 270

 

7

  • 8. 
    Compensatie Rijk BAG, Topografie en GBKN
             

2009-2013

 

13 070

23 420

24 865

22 165

22 165

91

  • 9. 
    Loonbijstelling 2008

5 602

5 452

5 104

4 459

4 372

4 372

91

  • 10. 
    Knelpuntenpot prijsbijstelling

5 527

2 764

         
  • 11. 
    Loonbijstelling 2008

-7 785

  • 7 532

-7 030

  • 6 128
  • 6 045
  • 6 045

92

  • 12. 
    Knelpuntenpot prijsbijstelling
  • 5 897
  • 2 949
       

92

Overige mutaties:

92 734

8 496

4 724

12 685

28 847

969 176

diversen

Stand ontwerpbegroting 2009

1 634 010

1 216159

1 094 103

1 073 001

1 033 233

980 168

 

Toelichting mutaties:

De mutaties 1e suppletore begroting 2008 zijn toegelicht in de 1e suppletore begrotingswet 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 474 XI, nr. 2).

Ad 1.

Het budget wordt enerzijds ingezet voor de nieuwe innovatieregeling Mooi Nederland die innovatieve en creatieve projecten gaat ondersteunen welke ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Anderzijds wordt het budget onder meer ingezet voor enkele pilots om bedrijventerreinen te herstructureren, voor de ruimtelijke aspecten rondom het realiseren van windenergie en voor sanering van glastuinbouw.

Ad 3.

Op basis van de Europese richtlijn Omgevingslawaai moeten in de periode 2009–2012 geluidsbelastingskaarten en actieplannen worden opgesteld voor agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners. Hiervoor is een bedrag van in totaal € 12 mln beschikbaar gesteld. Geluidskaarten zorgen ervoor dat periodiek inzicht ontstaat in de geluidsbelasting en de beleving van de burgers daarbij; de actieplannen bieden inzicht in de voorgenomen maatregelen om de geluidsbelasting te beperken. Eind 2008 zijn de geluidskaarten en actieplannen beschikbaar gekomen voor agglomeraties met meer dan 250 000 inwoners.

Ad 4.

Als uitvloeisel van de afspraken trekt het Kabinet in de periode 2009–2011

0

Beleidsagenda

in totaal € 62 mln extra uit voor duurzame mobiliteit. In 2009 wordt hiervan met de transportsector voor de stimulering van de aanschaf van vrachtwagens en bussen met een motor die voldoet aan de Euro 5- of EEV-norm, € 9 mln ter beschikking gesteld. Eveneens wordt in dit kader een fijn stofconvenant bestelwagens met de transportsector gesloten, opdat nieuwe bestelwagens versneld worden voorzien van affabriek roetfilters. Hiervoor wordt in 2009 € 18 mln ter beschikking gesteld.

Ad 5.

Het budget wordt ingezet voor het verlenen van financiële bijdragen om regionale en lokale projecten klimaatbestendiger uit te voeren door gebruik te maken van natuurlijke processen. Dit is een vervolg op de eerste vijf natuurlijke klimaatbuffers, waarvoor de Kamer in 2007 middels een amendement € 5,0 mln beschikbaar voor heeft gesteld.

Ad 6.

De eerder berekende kasverwachtingen voor een aantal BIRK-projecten moeten bijgesteld worden. Een bedrag van € 42 mln zal naar verwachting in 2009 tot betaling komen, in plaats van in 2008. Omdat het een desalde-ring is, wordt ook de ontvangstenraming van artikel 2 aangepast.

Ad 7.

Conform kabinetsbesluit van 16 februari 2007 worden FES-middelen voor in totaal Euro 18 970 000 beschikbaar gesteld om de ProMT-regeling in de periode 2007–2010 voort te kunnen zetten (brief van EZ dd 12 juli 2007 met kenmerk OI/REB 7084228).

Ad 8.

Op 1 januari 2008 is de wetgeving voor de invoering van de basisregistraties BAG, Topografie en Kadaster in werking getreden. Door met lage financiële drempels een breed gebruik tot stand te brengen is gekozen voor centrale financiering. Dit past binnen het huidige kabinetsbeleid (e-Overheidsvoorzieningen waar mogelijk centraal financieren).

Ad 9.

Het ministerie van Financiën keert jaarlijks loonbijstelling uit aan de departementen. De loonbestelling, tranche 2008, is aan de eerste suppletore begroting van het ministerie van VROM toegevoegd. Deze loonbijstelling is vervolgens verdeeld over de apparaatsinstrumenten van het ministerie van VROM. Het leeuwendeel van deze instrumenten bevindt zich op artikel 91; bovengenoemde mutatie is een samenvoeging van meerdere mutaties ter verdeling van de loonbijstelling.

Ad 12.

Het ministerie van Financiën heeft de prijsbijstelling, tranche 2008, niet uitgekeerd. Het ministerie van Financiën heeft een knelpuntenpot in het leven geroepen voor beleid dat en projecten die onherroepelijk in de problemen komen bij het inhouden van de prijsbijstelling. Het ministerie van VROM heeft aanspraak gemaakt op de knelpuntenpot. Het leeuwendeel van de uitkering uit de knelpuntenpot slaat neer op artikel 91; bovengenoemde mutatie is een samenvoeging van meerdere mutaties ter verdeling van de uitkering uit de knelpuntenpot.

Beleidsagenda

Belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties ten opzichte van de VROM-ontwerpbegroting 2008

x € 1000

2008

2009

2010

2011

2012

2013

art.nr

Stand Ontwerpbegroting 2008

Mutaties 1e suppletore begroting 2008:

372 611

190 041           101 926

99 451

50 479

 

FES Realisatie 2007 BIRK

38 961

00000

2

FES Realisatie 2007 NSP

242 374

00000

2

FES Realisatie 2007 luchtkwaliteit verkeer

-27 175

0

0

0

0

0

5

Nieuwe mutaties:

             
  • 13. 
    FES BIRK
  • 39 655

42 055

       

2

  • 14. 
    FES-bijdrage Mooi Nederland

3 000

9 500

9 000

7 000

5 000

1 500

2

  • 15. 
    FES middelen verkeersmaatregelen

35 000

         

5

  • 16. 
    FES-bijdrage Geluidskaarten

0

3 000

3 000

3 000

3 000

0

5

  • 17. 
    FES ProMT
 

4 900

4 900

4 900

4 270

 

7

  • 18. 
    FES-bijdrage Klimaatbuffers

0

3 000

4 000

5 000

3 000

0

8

Overige mutaties:

31 220

3 178

1 000

  • 2 400

0

37 294

diversen

Stand ontwerpbegroting 2009

656 336

255 674

123 826

116 951

65 794

38 794

 

Toelichting:

Ad 13.

De eerder berekende kasverwachtingen voor een aantal BIRK-projecten moeten bijgesteld worden. Een bedrag van € 42 mln zal naar verwachting in 2009 tot betaling komen, in plaats van in 2008. Omdat het een desalde-ring is, wordt ook de ontvangstenraming van artikel 2 aangepast.

Ad 15.

Eind 2007 is uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) een bedrag van € 150 mln beschikbaar gesteld voor luchtkwaliteit. Hiervan werd € 35 mln specifiek bestemd als aanvulling op de middelen voor de subsidiëring van roetfilters voor zware voertuigen. Dit bedrag wordt thans toegevoegd aan de begroting voor 2008.

Ad 17.

Conform kabinetsbesluit van 16 februari 2007 worden FES-middelen voor in totaal € 18,970 mln beschikbaar gesteld om de ProMT-regeling in de periode 2007–2010 voort te kunnen zetten (brief van EZ dd 12 juli 2007 met kenmerk OI/REB 7084228).

0

Beleidsartikel 1

2.2. De beleidsartikelen

Artikel 1. Optimaliseren van de ruimtelijke afweging

1.1. Algemene Beleidsdoelstelling

1.1.1. De ruimtelijke afweging organiseren door het beheren en ontwikkelen van het ruimtelijke instrumentarium

Motivering

Het gaat om het zodanig beheren en ontwikkelen van ruimtelijke instrumenten dat andere overheden kunnen bijdragen aan het versterken en duurzaam ontwikkelen van de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte in Nederland. Zie ook de Nota Ruimte deel 4 Tekst na parlementaire behandeling (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 435 XI, nr. 153), De uitvoeringsagenda Nota Ruimte (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 435 XI, nr. 3) en de Uitvoeringsagenda 2006 (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 435 XI, nr. 174).

Verantwoordelijkheid

De minister van VROM is verantwoordelijk voor:

  • • 
    Het stellen van nationale kaders en regels en het doorvertalen van relevante Europese beleidskaders;
  • • 
    De uitwerking van het Nota Ruimte-concept «centraal wat moet»;
  • • 
    Beïnvloeden van de ruimtelijke impact van de Europese regelgeving;
  • • 
    Afstemming van het Nederlandse ruimtelijk beleid op dat van de buurlanden;
  • • 
    De ruimtelijke uitwerking van pijler 3 «duurzame leefomgeving» uit het Beleidsprogramma 2007-2011, met in het bijzonderde doelstellingen ten aanzien van bundeling, anti-verrommeling en klimaatbestendigheid.

Externe factoren

Meetbare gegevens

Bij het waarmaken van deze systeemverantwoordelijkheid is de minister van VROM afhankelijk van de mate waarin andere overheden in staat zijn hun ruimtelijke afweging op een ordentelijke manier te maken.

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat ruimtelijke afwegingen integraal en gecoördineerd plaatsvinden, zowel verticaal (tussen bestuurslagen) als horizontaal (tussen departementen). Dit begrotingsartikel gaat in op het ontwikkelen en onderhouden van het systeem van de ruimtelijke ordening in Nederland. Deze zijn te vinden in begrotingsartikelen 2 en 8.

In samenwerking met IPO/VNG zal ten behoeve van de begroting 2010 een ex-durante monitoring en evaluatie-instrument worden ontwikkeld, gekoppeld aan de nieuwe Wro met als doel het Kabinet en het Parlement regelmatig inzicht te verschaffen in de uitvoeringspraktijk van de wet.

Beleidsartikel 1

Tabel 1.1. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging

x€ 1 000 2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen: 12 536

13 131

6 260

6 975

4 346

2 296

2 386

Uitgaven: 19 772 Waarvan juridisch verplicht

28 136

19 140

14 593

6 039 1 510

5 902

0

6 595

0

3 269

0

Programma:

19 772

28 136

19 140

6 039

5 902

6 595

3 269

Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en

             

beheren:

19 772

28 136

19 140

6 039

5 902

6 595

3 269

FES-projecten

9 200

18 476

10 045

0

0

0

0

Monitoring Nota Ruimte

1 057

1 347

1 176

1 199

1 423

1 423

1 423

Subsidies algemeen

891

769

460

460

460

460

460

Overige instrumenten algemeen

6 135

3 280

2 696

1 169

1

331

503

INTERREG

2 489

4 264

4 763

3 211

4 018

4 381

883

Ontvangsten:

9 201

19 392

10 033

000

Grafiek 1.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009

 

90%-

         
 

22%

 

4.265

 

70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

         
         
         
         
         
         
         
         

1 1. in perc. 1. in bedr.

x € 1.000

 

juridisch verplicht beleidsmatig gebonden

Operationeel doel:

  • 1. 
    Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren

Toelichting:

  • 1. 
    Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren:

De juridische verplichtingen bestaan in hoofdzaak uit de FES-toezeggingen Habiforum en Klimaat voor Ruimte. Daarnaast komen de uitgaven op de overige instrumenten voor 50% uit verplichtingen die in voorgaande jaren zijn aangegaan.

0

Beleidsartikel 1

Motivering

1.2. Operationele doelstelling

1.2.1. Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren

Het gaat om het bereiken van een goed ruimtelijk systeem door middel

van samenhangende besluitvorming:

+ Door ruimtelijk relevante wet- en regelgeving te onderhouden;

+ Door ruimtelijke afwegingsprocessen te coördineren en optimaliseren;

+ Door «centraal wat moet» uit te werken;

+ Door decentrale overheden in staat te stellen hun ruimtelijke beleid uit

te voeren; + Door het Nederlandse belang in te brengen in Europese kaders die van

invloed zijn op de ruimtelijke afweging.

Instrumenten

De belangrijkste instrumenten zijn: Wet- en regelgeving

  • • 
    Wet op de ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro bepaalt hoe ruimtelijke plannen van Rijk, provincies en gemeenten tot stand komen en gewijzigd worden alsook de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking getreden.

  • • 
    Grondexploitatiewet

Doelstelling van de wet is een goede regeling voor kostenverhaal en enkele locatie-eisen bij particuliere projectontwikkeling.

  • • 
    Wet voorkeursrecht gemeenten

Met de wet wordt een vereenvoudiging beoogd van de wetgeving rond grondverwerving door gemeenten en het toekennen van bevoegdheden aan provincie en Rijk.

  • • 
    Structuurvisies en AMvB’s

Het beoordelen van provinciale structuurvisies en/of het uitbrengen van Rijksstructuurvisies en AMvB’s (concrete structuurvisies zijn vermeld in begrotingsartikelen 2 en/of 8).

Bestuurlijk:

  • • 
    Samenwerkingsagenda Mooi Nederland: onder de titel «Mooi Nederland» hebben IPO, VNG en de minister van VROM, mede namens haar collega-bewindslieden van LNV en EZ samenwerkings-afspraken gemaakt om de verrommeling van het landschap tegen te gaan.

Financieel:

  • • 
    Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) VROM draagt bij aan het gezamenlijk met VenW uit te brengen Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). De spelregels moeten zoveel als mogelijk geüniformeerd worden en geschikt gemaakt worden voor integrale gebiedsgerichte afwegingen. Elementen die hierbij een rol spelen zijn een uniforme omgang met decentrale overheden en marktpartijen, (kosten)ramingen, kosten-batenanalyses en risicomanagement.
  • • 
    Europese subsidieprogramma INTERREG

Met INTERREG wordt beoogd de deelname van Nederlandse organisaties aan Europese samenwerkingsprojecten onder het Europese subsidieprogramma INTERREG te stimuleren. Hiertoe wordt de Projectstimuleringsregeling (PSR) ingezet om projecten te stimuleren een INTERREG-aanvraag in te dienen en vindt cofinanciering plaats van INTERREG-projecten (A, B en C). Dit draagt ook bij aan de doelen uit artikel 2 voor de Nota Ruimte.

Beleidsartikel 1

Meetbare gegevens

+ Subsidies aan vakorganisaties

De minister van VROM verleent in een aantal gevallen doelsubsidies aan vakorganisaties die een nationaal of internationaal forum bieden voor het ontwikkelen en het uitwisselen van kennis op het vlak van planologie en ruimtelijke ordening in Nederland. De activiteiten van deze organisaties leveren een duidelijke bijdrage aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen van de minister van VROM. Voor deze subsidies worden bij voorkeur meerjarige afspraken gemaakt, die regelmatig worden getoetst.

Communicatie:

+ Ruimteforum

Ruimteforum is een interactief online communicatie-instrument dat de minister van VROM inzet ter ondersteuning van de RO-professional bij de uitvoering van de RO-prioriteiten van VROM, met een nadruk op het programma «Mooi Nederland». Vanuit Ruimteforum wordt de ontwikkeling van kennisuitwisseling gestimuleerd als een nieuwe activiteit naast de huidige kerntaken.

De prestaties in 2009 zijn:

+ Het 2e deel vereenvoudiging Wet voorkeursrecht gemeenten naar de Eerste Kamer en gepubliceerd in het Staatsblad;

+ De spelregels MIRT worden binnen randvoorwaarden geschikt gemaakt voor integrale gebiedsgericht afwegingen;

+ Voldoen aan eisen Wro door middel van ondersteuning van provincies en gemeenten bij invoering, waaronder ondersteuning bij digitaal beschikbaar maken van nieuwe plannen;

+ Het aanbieden aan beide Kamers van de eerste tranche van de AMvB Ruimte. Dit ter borging van de kaders van de Nota Ruimte die juridische doorwerking behoeven, zoals aangegeven in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid;

+ Afronden van de 157 INTERREG IIIB/C-projecten met Nederlandse deelname.

 

Tabel 1.2. Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefw. 1

Periode

Streefw. 2

Periode

In uitvoering zijn van INTERREG IV-projecten binnen B en C met Nederlandse deelname

0

2007

50

2009

200

2013

Deelname van Nederland in INTERREG IV B en C.

0

2007

n.v.t.

n.v.t.

In de top 4

2013

In uitvoering komen van INTERREG-projecten die uitvoering geven aan Nota Ruimte

0

2007

10

2009

50

2013

Ruimteforum, inzet interactieve website ter ondersteuning bij uitvoering RO-beleid – Sessies (bezoekers) per dag – Tevredenheid bezoekers over website

400

58%

2008

800

75%

2009

800

75%

2010

Bron: VROM-interne administratie

Beleidsartikel 1

1.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 1.3. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

Alg.doel/Op.doel A. Start

B. Afgerond

Beleidsdoorlichting:

Effecten onderzoek ex post: Monitor Nota Ruimte

Overig evaluatieonderzoek:

– evaluatie werkwijze preventief

toezicht – evaluatie doorwerking ruimtelijk

beleid – Monitor nieuwe Wro

– evaluatie Grondexploitatiewet

– evaluatie Wet voorkeursrecht gemeenten

Beleidsdoorlichting operationeel doel 1.2.1. – 2e vervolgmeting

– Werkwijze preventief toezicht

– Doorwerking ruimtelijk beleid

– Werking Wro

– Werking Grondexploitatiewet

– Werking Wet voorkeursrecht gemeenten

 

OD 1.2.1.

A. 2011

 

B. 2012

OD 1.2.1.

A. 2008

 

B. 2010

OD 1.2.1.

A. 2008

 

B. 2009

OD 1.2.1.

A. 2009

 

B. 2010

OD 1.2.1.

A. 2009

 

B. 2010

OD 1.2.1.

A. 2009

 

B. 2010

OD 1.2.1.

A. 2009

 

B. 2010

Beleidsartikel 2

Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur

2.1. Algemene Beleidsdoelstelling

2.1.1. Gebiedsontwikkeling stimuleren en nationale ruimtelijke hoofdstructuur realiseren

Motivering

Verantwoordelijkheid

Duurzame ruimtelijke ontwikkeling vraagt om samenhangende, integrale gebiedsontwikkeling ingebed in regionaal en soms bovenregionaal afgestemde planontwikkeling. De gebieden en netwerken die het Kabinet vanuit ruimtelijke optiek van nationaal belang acht, vinden hun neerslag in de nationale ruimtelijke hoofdstructuur.

Het ruimtelijk beleid en de doelstellingen voor de komende decennia zijn vastgelegd in de Nota Ruimte. In deze nota is het totale rijksbeleid voor de ruimte verwoord. De nota overstijgt hiermee het beleidsterrein van VROM. Daarom is in deze begroting een selectie van doelstellingen van de Nota Ruimte opgenomen. Het betreft enerzijds doelstellingen waar de minister van VROM een resultaatverantwoordelijkheid kent en anderzijds doelstellingen waar het ruimtelijke (financiële) instrumentarium een belangrijke functie vervult bij gebiedsontwikkeling. Het huidige Kabinet heeft een aantal van de doelstellingen uit de Nota Ruimte nader toegespitst of tot speerpunten van beleid benoemd. Deze nadere precisering van doelstellingen staat vermeld bij de desbetreffende operationele doelstellingen. Op verzoek van de minister van VROM wordt door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) eens in de twee jaar gerapporteerd over de doelbereiking van het gehele ruimtelijk beleid in circa 70 indicatoren. Bij de doelstellingen opgenomen in deze begroting wordt gebruik gemaakt van de relevante indicatoren uit deze monitor.

De doelstellingen gaan over de thema’s: + Duurzame verstedelijking, bundeling;

+ Planning, herstructurering/intensivering en kwaliteit van bedrijventerreinen; + Bescherming en ontwikkeling van nationale landschappen en

rijksbufferzones; + Verrommelde bestemmingen en bebouwing in het buitengebied; + Inpassing van windenergie in ruimtelijk beleid; + De inzet van instrumenten van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Alle doelstellingen richten zich op versterking van de onderlinge samenwerking tussen gemeenten in regionaal verband en met de provincies (concrete doelstellingen staan in de Beleidsagenda genoemd).

De minister van VROM is verantwoordelijk voor de ruimtelijke aspecten

van de uitvoering van het rijksbeleid met betrekking tot:

+ Het stellen van nationale kaders en regels en het doorvertalen van relevante Europese beleidskaders;

+ Verstedelijking, stedelijke netwerken en centrumvorming (Nieuwe Sleutel Projecten);

+ Landschappelijke ontwikkeling (onder andere nationale landschappen en rijksbufferzones);

+ Rivieren, grote wateren en kust (zie ook artikel 11);

+ Rijksinfrastructuur;

+ De architectonische kwaliteit via het interdepartementale architectuurbeleid.

Beleidsartikel 2

De Rijksbouwmeester is onafhankelijk adviseur van het Kabinet voor: + Het architectuurbeleid, het monumentenbeleid van de monumenten in rijksbezit en de rijkshuisvesting.

Externe factoren

De nieuwe Wro stoelt op het basisprincipe dat iedere bestuurslaag verantwoordelijk is voor het eigen ruimtelijk beleid en het instrumentarium krijgt om dat beleid te realiseren. Bemoeienis met een andere overheid is alleen mogelijk indien de noodzaak vanuit het eigen ruimtelijke belang kan worden aangetoond. De normstelling die daaruit voortvloeit, dient zoveel mogelijk vooraf te geschieden, zodat daarover tevoren duidelijkheid bestaat. Beleid en normstelling zijn gescheiden. De nieuwe Wro leidt ertoe dat duidelijk is welke overheid waarvoor verantwoordelijk is, welke normen en kaders door de hogere bestuurslaag zijn gesteld en welke beleidsruimte er vervolgens voor elke bestuurslaag is. Voorts krijgt elke overheidslaag dezelfde adequate instrumenten voor de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Het nieuwe stelsel leidt daarmee tot meer duidelijkheid (Eerste Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 938, C).

Meetbare gegevens

De meetbare gegevens worden weergegeven onder de operationele doelstellingen.

Tabel 2.1. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur

x€ 1 000 2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen: 198 739

63 343

59 074

58 398

54 243

52 085

48 095

Uitgaven: 73 605 Waarvan juridisch verplicht

437 446

142 920

126 646

70 582 55 097

71 663 58 099

52 095 40 869

48 095 40 369

Programma: Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen:

FES projecten gebiedsontwikkeling

FES BIRK

FES Mooi Nederland

FES Nieuwe Sleutelprojecten

Onderzoek stedelijk gebied

Subsidies stedelijk gebied

Overige instrumenten stedelijk gebied

Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen:

FES BIRK

Onderzoek landelijk gebied

Subsidies landelijk gebied

Overige instrumenten landelijk gebied

Bufferzones

Belvedere

Het Waddenfonds

Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid

73 605

437 446

142 920

70 582

71 663

52 095

48 095

 

31 298

394 714

94 885

22 618

25 850

6 529

2 529

000000

0

13 305

101 915

50 967

9 437

17 730

500

0

0

3 000

9 500

9 000

7 000

5 000

1 500

3 417

274 528

24 289

1 800

0

0

0

82

600

0000

0

12 905

12 224

9 363

1 692

434

343

343

1 589

2 447

766

689

686

686

686

42 307

40 984

42 988

42 983

40 855

40 855

40 855

000000

0

000000

0

1 266

577

76

75

75

75

75

1 256

402

412

411

411

411

411

5 907

6 099

6 470

6 470

6 469

6 469

6 469

0

0

2 125

2 124

0

0

0

33 878

33 906

33 905

33 903

33 900

33 900

33 900

0

1 748

5 047

4 981

4 958

4 711

4 711

Ontvangsten:

16 805 386 536          85 920           20 836           25 328

7 406

1 500

Beleidsartikel 2

Grafiek 2.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009

0%                         0

 
       

8.900

 

6%

 

2.613

         

90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

 

0

       
                         
                         
                 

69%

 

3.497

 
                         
                         
                         
                 

1 II

                   
                 

1 II

I I I I I 1. in perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000

 

juridisch verplicht D bestuurlijk gebonden D beleidsmatig gebonden

Operationeel doel:

  • 1. 
    Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen
  • 2. 
    Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen:
  • 3. 
    Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid

Toelichting bij de grafiek budgetflexibiliteit, derde operationele doel:

De Rijksgebouwendienst is een baten-lastendienst en voert derhalve geen verplichtingen-kasadministratie. De omvang van de juridische verplichtingen per 1 januari 2009 is een raming.

Toelichting per operationeel doel:

  • 1. 
    Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen: De juridische verplichtingen voor de FES-toezeggingen voor Nota Ruimte-projecten, BIRK en NSP vormen samen met de aanvullende BIRK-projecten op subsidies stedelijk gebied het totaal van € 92,480 mln.
  • 2. 
    Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen:

De bufferzonereeks is volledig juridisch verplicht aan de provincies (via het ILG). Jaarlijks wordt de reeks voor Belvedere overgeheveld naar OCW. Het bedrag voor het Waddenfonds is de voeding van het fonds (20 jaar € 33,9 mln).

  • 3. 
    Stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale architectuurbeleid:

Het derde operationele doel wordt uitgevoerd door de Rijksbouwmees-ter. Hiervoor krijgt de Rijksgebouwendienst, waaronder het Atelier van de Rijksbouwmeester ressorteert, jaarlijks een bijdrage van het moederdepartement. De Rijksgebouwendienst is een baten-lasten-dienst en voert daarom geen verplichtingen-kasadministratie. De omvang van de juridische verplichtingen per 1 januari 2009 is een raming.

Beleidsartikel 2

2.2. Operationele doelstelling

2.2.1. Stedelijk gebied van nationaal belang verder ontwikkelen

Motivering

Het ruimtelijk beleid voor het stedelijk gebied kent de volgende dimensies:

  • a. 
    Op duurzame efficiënte wijze voldoende ruimte bieden voor de ontwikkeling van de door burgers en bedrijven gevraagde woon-milieus, voorzieningen en bedrijventerreinen (Nota Ruimte: «Verbetering van de leefbaarheid en de sociaal economische positie van de steden»).

Krachtige steden zijn steden die veilig zijn en die in alle opzichten voldoen aan de eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Krachtige steden zijn tevens economisch vitaal. Het gaat kortom om steden die kansen bieden aan burgers en veilig en prettig zijn om in te verblijven. Bundeling van verstedelijking in steden en dorpen maakt het mogelijk functies bij elkaar te brengen, waardoor het draagvlak voor voorzieningen ondersteund wordt en arbeid, zorgtaken en ontspanning beter te combineren zijn.

Op sommige plaatsen staat de kwaliteit van woongebieden en bedrijventerreinen onder druk, waarbij revitalisering of transformatie een oplossing kan bieden.

Intergemeentelijke afstemming is van belang om te komen tot een evenwichtige spreiding van lusten en lasten over centrumstad en regio. De ontwikkeling van centra vergroot de stedelijkheid en biedt naast wonen en werken, een breed scala en voorzieningen;

  • b. 
    Ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra door gerichte ruimtelijke investeringen en het ontwerpen van visies (het realiseren van complexe ruimtelijke opgaven en een duurzaam en veilig ingerichte Randstad in 2040, en een duurzame ontwikkeling van de stedelijke netwerken in zuid, oost en noord Nederland). De economische kracht en duurzaamheid van de zes nationale stedelijke netwerken uit de Nota Ruimte zijn van grote betekenis voor de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Daarbij is versterking van de centrumvorming essentieel voor de ontwikkeling van de stedelijke netwerken. In de motie Lemstra wordt de minister van VROM gevraagd om een samenhangende regie en lange termijnvisie te ontwikkelen op de ontwikkeling van de stedelijke netwerken en de Randstad in het bijzonder. Lange termijn (2040) doelstellingen zijn gericht op een klimaatbestendige ontwikkeling, verbetering van de groen/blauwe kwaliteit, verbetering van de bereikbaarheid en economische dynamiek, voldoen aan de vraag naar (kwaliteit van de) ruimte en bijdragen aan een aantrekkelijk woon-, leef- en werkklimaat.

Instrumenten

De belangrijkste instrumenten zijn: Wet- en regelgeving

  • a. 
    nWRO;
  • b. 
    De Wro bepaalt hoe ruimtelijke plannen van Rijk, provincies en gemeenten tot stand komen en gewijzigd worden alsook de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen.

Beleidsartikel 2

Bestuurlijk

  • c. 
    Samenwerkingsagenda Mooi Nederland

Deze agenda bevat afspraken tussen het rijk, IPO en VNG en beoogt een nieuwe stimulans te geven voor «slim» en kwalitatief hoogwaardig ruimtegebruik voor wonen en werken in binnenstedelijk gebied, alsmede behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit van het (open) landschap;

  • d. 
    Randstad Urgent

Het realiseren van besluitvorming van die projecten die in het kader van het programma Randstad Urgent (in totaal 35 projecten) onder de verantwoordelijkheid van de minister van VROM zijn gebracht (6 projecten), hetzij als Randstad Urgent project, hetzij als kandidaat Randstad Urgent project. Randstad 2040 en het kabinetsstandpunt Schiphol zijn twee van de projecten.

Financieel

  • f. 
    Programma Nota Ruimte-budget;

Met subsidies aan integrale gebiedsontwikkeling binnen de Ruimtelijke Hoofdstructuur vanuit het budget uitvoering NR (2007–2014). Dit budget is beschikbaar ten behoeve van (maximaal) 23 reeds geselecteerde complexe integrale gebiedsontwikkelingsprojecten van nationaal belang;

  • g. 
    Subsidies Nieuwe Sleutelprojecten (NSP);

NSP wordt ingezet ter ontwikkeling en versterking van 6 centra in nationale stedelijke netwerken door (her)ontwikkeling van HSL-stations en omgeving;

  • h. 
    Subsidie Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK); BIRK wordt ingezet ter ontwikkeling en versterking van centra in nationale stedelijke en nationale landschappen door subsidiëring van projecten die kwaliteit toevoegen aan het gebied;
  • i. 
    Innovatieprogramma Mooi NL;

Het innovatieprogramma wordt ingezet voor innovatieve aanpak om verrommeling tegen te gaan of kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling te realiseren.

Meetbare gegevens                                 Bij meetbare gegevens wordt een onderscheid gemaakt naar 2 verschil-

lende dimensies en waar nodig naar specifieke onderdelen hiervan:

Dimensie A: Voldoende ruimte bieden voor de ontwikkeling van woon-milieus, voorzieningen en bedrijventerreinen

1: Bundeling van verstedelijking en optimale benutting van verdichting-mogelijkheden; 2: Transformatie van verouderde spoorwegemplacementen, haven- en

industriegebieden; 3: Ontwikkeling en versterking van stedelijke centra.

Dimensie B: Nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra 4: Realiseren van complexe ruimtelijke opgaven; 5: Bundeling van verstedelijking in bundelingsgebieden; 6: Ontwikkeling en versterking van 6 stedelijke centra (NSP).

Beleidsartikel 2

Tabel 2.2. Effectindicatoren

Effectindicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefw. 1

Periode

Streefw. 2

Periode

Dimensie A: Voldoende ruimte bieden voor de ontwikkeling van woonmilieus, voorzieningen en bedrijventerreinen

Mismatch tussen vraag en Indicator in ontwikke-            n.v.t.

aanbod woonmilieus.             ling, beschikbaar eind

Tekort aan groenstedelijke 2008.

en centrumstedelijke

woonmilieus.

Bundeling van woningen 54%                                           2004

Realisatie van voldoende 130% harde plan-                   2007

plancapaciteit voor                 capaciteit

woningbouw

Intensivering bestaand          35775                                       2006

bebouwd gebied

Intensiteit van wonen,            Intensiteitindex waarde 2002

werken en voorzieningen 54 in stedelijke centra

Dimensie B: Nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra

Bundeling van woningen 54% van het aantal                 2004

woningen ligt in bundelingsgebieden

Bundeling van werkzame 58% van het aantal                 2004

personen                                   werkzame personen

werkt in bundelings-gebieden

Bundeling van bedrijven- 44% van oppervlakte             2004

terreinen                                   bedrijventerreinen ligt in

bundelingsgebieden

Intensiteit van wonen,            Intensiteitindex waarde 2002

werken en voorzieningen 27

in NSP-centra

Wordt kleiner

> 54% 130% harde plancapaciteit

20 000–40 000 woningen per jaar >= 54

>= 54%

>= 58%

>= 44 %

>= 27

2011

2011 2011

2011

2011

2011

2011

2011

2011

Wordt kleiner

> 54% 130% harde plancapaciteit

20 000–40 000 woningen per jaar >= 54

>= 54%

>= 58%

>= 44%

>= 27

2020

2020 2020

2020

2020

2020

2020

2020

2020

Prestaties in 2009:

(zie ook de prestaties zoals opgenomen in de beleidsagenda)

Ad 1:

  • • 
    In samenwerking met de minister voor WWI integrale gebiedsgerichte bestuurlijke afspraken over verstedelijking in de periode 2010-2020 maken, waarin bundelingsbeleid voor nationale stedelijke netwerken wordt geborgd. In «Actieplan woningproductie» wordt een integrale aanpak voorgestaan van de integrale en regionale afspraken over woningbouw, groen, duurzaam ruimtegebruik, binnenstedelijk bouwen, milieuaspecten, voorzieningen, infrastructuur en openbaar vervoer. Daarbij zal een relatie worden gelegd met het MIRT en de reactie op de motie Van Heugten (31 200, nr. 121) over de ruimtelijke investeringsagenda;
  • • 
    De AMvB Ruimte, waarin een kader wordt gesteld voor bundeling en intensivering, aan de Kamer aanbieden;

Ad 2:

  • • 
    Opzetten nieuw model behoefteraming bedrijventerreinen; Ad 4:
  • • 
    Het realiseren van besluitvorming over die projecten die in het kader van Randstad Urgent (35 projecten) onder verantwoordelijkheid van de minister van VROM (schaalsprong Almere, Stadshavens Rotterdam,

Beleidsartikel 2

Zuidplaspolder, Oude Rijnzone en Duurzaam bouwen in de Utrechtse

regio) zijn gebracht, het zij als Randstad Urgent project, hetzij als

kandidaat Randstad Urgent project;

Nota Ruimte-projecten

– besluitvorming over toelating naar de uitwerkingsfase van 9

geselecteerde projecten; – besluitvorming Ministerraad over 14 Nota Ruimte-projecten. De

Kamer zal hierover worden geïnformeerd; Opstellen samenhangende ruimtelijke uitvoeringsstrategie en investeringsprogramma voor de westflank van de Randstad; Uitvoeren van eind 2008 vast te stellen acties uit de structuurvisie en bijbehorende uitvoerings- en onderzoeksagenda Randstad; Afronding businesscase door het Gemeenschappelijke Ontwikkelingsbedrijf (GOB) voor marinevliegkamp Valkenburg ten behoeve van besluitvorming in. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd; De lange termijnvisie voor Hembrugterrein is afgerond. Onderdeel daarvan is de businesscase.

Tabel 2.3. Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicator                               Basiswaarde Peildatum            Streefw.1            Periode                 Streefw.2            Periode

Dimensie A: Voldoende ruimte bieden voor de ontwikkeling van woonmilieus, voorzieningen en bedrijventerreinen

Areaal geherstructureerd                   31000ha             2006                      1000ha               2010                      jaarlijks 1000 2020

bedrijventerreinen                               voorraad                                                                                                          à1500 ha

Doorlooptijd bij herstructurering 7–10 jaren            2008                      Doorlooptijd 2014                      Doorlooptijd 2020

10% ingekort                                     20% ingekort

2.2.2. Landelijk gebied van nationaal belang verder ontwikkelen

Motivering                                                Het ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied kant de volgende dimen-

sies:

  • a. 
    Behouden en versterken van de openheid van het landschap: «behoud en versterking van de variatie tussen stad en land». In de Nota Ruimte wordt geconstateerd dat steden min of meer aan elkaar groeien. Hierdoor ontstaat het beeld dat Nederland bestaat uit één grote stad, met een grote mate van eenvormigheid. Het behoud van afwisselende panorama’s op steden, dorpen en landschap is zowel belangrijk voor de reisbeleving als voor het algemene welbehagen van de burgers. Het afwisselende panorama voorkomt ook een eenzijdig beeld en versterkt zodoende de variatie tussen stad en land;
  • b. 
    Behouden en versterken van de openheid van het landschap: «het realiseren van bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond steden». Aanbod van voldoende ontspanningsmogelijkheden is belangrijk voor de leefbaarheid, het welzijn en de gezondheid van de bewoners en voor de economie en dus voor een krachtige stad en voor een vitaal platteland. Gezien de grote tekorten aan dagrecreatie in de stedelijke gebieden is ruimte in en om de stad voor fietsen, wandelen, varen en paardrijden van belang. In de loop van de jaren zijn de rijksbufferzones steeds meer onderdeel gaan uitmaken van de stedelijke netwerkvorming. Zij hebben naast hun belangrijke functies als open gebieden tussen de steden ook een toenemende rol gekregen als recreatiemogelijkheid voor de stedelijke bevolking;
  • c. 
    Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Zowel de Nationale Landschappen als de

Beleidsartikel 2

Werelderfgoederen zijn gebieden die voor Nederland unieke landschappelijke respectievelijk cultuurhistorische waarden hebben. De landschappelijke kwaliteiten zijn daarom mede sturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling in deze gebieden moet plaatsvinden.

  • d. 
    Tegengaan van verrommeling: «ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit». Landbouwkundige ontwikkelingen, verstedelijking en de aanleg van infrastructuur hebben Nederland de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Deze ontwikkelingen hebben op verschillende plaatsen geleid tot verrommeling en nivellering van het landschap. Het Kabinet wil daarom dat de ruimtevraag zorgvuldig wordt geaccommodeerd door het stimuleren van ruimtelijke functies die bijdragen aan de openheid en kwaliteit van het landschap en door het beperken van ongerichte ruimtelijke ontwikkelingen die ten koste gaan van de openheid en kwaliteit;
  • e. 
    Inpassen van windenergie in het ruimtelijk beleid. Het verhogen van het aandeel aan duurzame energie zal in de komende jaren vooral van windenergie op land moeten komen. Daarom wordt gestimuleerd dat partijen (met name provincies en gemeenten en projectontwikkelaars) voortvarend doorgaan met de huidige plaatsingspraktijk. Daarnaast moet ruimte gezocht worden voor toekomstige, nieuwe windturbines, die voor een deel aanzienlijk groter zijn dan de huidige generatie turbines. Dit wordt in de komende tijd nader onderzocht in de landelijke uitwerking Ruimte voor Windenergie.

Instrumenten                                           Debelangrijkste instrumenten zijn:

Wet- en regelgeving

  • • 
    Grondexploitatiewet; Door de Wet grondexploitatie kan de balans tussen rood en groen/blauw worden behouden en versterkt;
  • • 
    nWRO;

De Wro bepaalt hoe ruimtelijke plannen van Rijk, provincies en gemeenten tot stand komen en gewijzigd worden alsook de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen.

Bestuurlijk

  • • 
    Samenwerkingsagenda Mooi Nederland

Deze agenda bevat afspraken tussen het Rijk, IPO en VNG en beoogt een nieuwe stimulans te geven voor «slim» en kwalitatief hoogwaardig ruimtegebruik voor wonen en werken in binnenstedelijk gebied, alsmede behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit van het (open) landschap;

  • • 
    Visie Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp

Via de nota Een Cultuur van Ontwerpen - visie architectuur en ruimtelijk ontwerp wordt ingezet op de verdere versterking van de rol, positie en profilering van het ontwerp (architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur). Het Rijk richt zich op een structurele versterking van de architectuur en het ruimtelijk ontwerp in de inrichting van Nederland. Deze zijn nodig om het ontwerp in de positie te brengen om effectief bij te dragen aan de noodzakelijke samenhang, duurzaamheid en pluriformiteit in de ruimtelijke ontwikkeling.

Financieel

  • • 
    Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)

Het Investeringsbudget Landelijk Gebied wordt ingezet ter verbetering van de kwaliteit van het landelijk gebied. Door het aankopen van gronden in de bufferzones wordt de recreatieve functie van Rijksbuffer-zones versterkt. In de bestuursovereenkomsten 2007-2013 (ILG) zijn

Beleidsartikel 2

met de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht afspraken gemaakt over de oppervlakten te verwerven gronden ten behoeve van de Rijksdoelen Ecologische Hoofdstructuur en Recreatie om de Stad alsmede over het door het Rijk daarvoor aan de provincie ter beschikking gestelde budget;

+ Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK)

Met BIRK wordt beoogd samenhangende oplossingen te laten aansluiten voor functiecombinaties met water, ecologische waarden te versterken, recreatiemogelijkheden voor stedelingen bij de structuurdragers in het gebied te laten toenemen, zodanig dat gebiedseigen kenmerken worden behouden en deze meer identiteit worden gegeven;

+ Rijksbufferzones

VROM en LNV werken gezamenlijk aan de Ecologische Hoofdstructuur en de Recreatie om de Stad door middel van het instrument Rijksbuffer-zones. Rijksbufferzones zijn gebieden die zijn gevrijwaard van grootschalige bebouwing en zijn mede daardoor van grote waarde voor de stedelingen die dicht bij huis van open landschappen willen genieten. Zij hebben een rol als recreatiemogelijkheid voor de stedelijke bevolking.

+ Belvé dè re

Belvé dère wordt ingezet ter versterking van bijzondere cultuurhistorische waarden.

Kaderstelling

+ Nationale Landschappen

Nationale Landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerken. De daar aanwezige landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten moeten worden behouden en ontwikkeld.

Meetbare gegevens                                 Bij meetbare gegevens wordt een onderscheid gemaakt naar 5 verschil-

lende dimensies en waar nodig naar specifieke onderdelen hiervan:

Dimensie A: Behoud variatie tussen stad en land

Dimensie B: Openheid landschap: recreatievoorzieningen in en rond steden. Versterken van de dagrecreatieve functie van Rijksbufferzones

Dimensie C: Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische waarden

Dimensie D: Tegengaan van verrommeling (stimuleren en faciliteren van het behoud van de openheid van het landschap; bundeling van niet-grondgebonden landbouw)

Dimensie E: Inpassen van windenergie in het ruimtelijke beleid (stimuleren huidige plaatsing windturbines; ruimte in ruimtelijke plannen op nationaal en provinciaal niveau voor toekomstige windturbines)

Beleidsartikel 2

Tabel 2.4. Effectindicatoren

 

Effectindicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefw. 1

Periode

Streefw. 2

Periode

Dimensie B: Openheid landschap: recreatievoorzieningen in en

rond steden

     

Beschikbaarheid van moge-

14 gemeenten van

2003

20 gemeenten van

2009

Alle gemeenten

2020

lijkheden om te kunnen

de G50 voldoen

 

de G50 voldoen

 

G50 voldoen

 

wandelen en fietsen binnen 5

           

kilometer van de woning

           

Beschikbaarheid openbaar

In 21 gemeen-

2003

30 gemeenten van

2009

Alle gemeenten

2020

groen binnen 500 meter van de

ten van de G50 is

 

de G50 voldoen

 

van de G50 heb-

 

woning per woning

meer dan 75 m2 groen per woning

     

ben meer dan 75 m2 groen per woning

 

Beschikbaarheid openbaar

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

75 m2 per nieuwe

2020

groen binnen 500 meter van de

       

woning

 

woning per nieuw gebouwde

           

woning

           

Dimensie C: Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische waarden

 

Het areaal of oppervlakte-

Ten behoeve van

n.v.t.

Blijft tenminste

2011

Blijft tenminste

2020

percentage van kernkwali-

de begroting 2001

 

gelijk

 

gelijk

 

teiten in de Nationale Land-

wordt een Monitor

         

schappen en Werelderfgoed-

Nationale Land-

         

gebieden, w.o. openheid*

schappen opgesteld die de kernkwaliteiten gaat kwantificeren.

         

Het aantal woningen in

952000 woningen

2004

Het aantal wonin-

2011

Het aantal wonin-

2020

nationale landschappen

   

gen neemt toe met ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul)

 

gen neemt toe met ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul)

 

Dimensie D: Tegengaan van verrommeling

         

Tevredenheid over het

75% van de bur-

2007

>= 75%

2010

>= 75%

2020

landschap

gers is tevreden

         

Bundelingspercentage van

59% van areaal

2004

>= 59%

2011

>= 59%

2020

glastuinbouw

glastuinbouw is gebundeld

         

Bundelingspercentage

6,5% van areaal

2004

>= 6,5%

2011

>= 6,5%

2020

bloembollenteelt

bloembollenteelt is gebundeld

         

Bundelingspercentage

42% van areaal

2004

>= 42%

2011

>= 42%

2020

boomteelt

boomteelt is gebundeld

         

Bebouwing in het landelijk

24% van tota-

2002

24% of minder

2011

Aandeel bebou-

2020

gebied

le bebouwing ligt in het landelijk gebied

     

wing in landelijk gebied bedraagt 24% van woningvoorraad of minder

 

Openheid van het landschap

119 000 ha zeer open gebied

2006

119 000 ha of meer

2011

119 000 ha of meer

2020

  • Afhankelijk van het karakter van het Nationaal Landschap hebben de kernkwaliteiten betrekking op het areaal landschapselementen met opgaande begroeiing (openheid/geslotenheid), karakteristiek reliëf, historische kavelpatronen, historische landschapselementen, landschapselementen van het watersysteem, veendikte, karakteristiek landgebruik

Beleidsartikel 2

Prestaties in 2009:

(zie ook de prestaties zoals opgenomen in de beleidsagenda)

Ad. A

+ Starten van 5 voorbeeldprojecten voor goede integratie van infrastructuur en ruimte in de snelwegomgeving;

Ad. D

+ Realisering van innovatieve projecten openheid landschap via het innovatieprogramma Mooi Nederland;

+ Uitvoering van het advies van de taskforce ruimte voor ruimteregeling.

 

Tabel 2.5. Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefw. 1

Periode

Streefw. 2

Periode

Rijksbufferzones

1 708 hectare

2007

244 hectare

2009

1 708 hectare

2013

Dimensie A: Behoud variatie tussen stad en land

Zichtbaarheid panorama’s             1 753 uitzichten

met een lengte van 2 247 km

2006

 

De zichtbaarheid

2011

De zichtbaarheid

2020

van panorama’s

 

van panorama’s

 

vanaf de snelweg

 

vanaf de snelweg

 

moet minimaal

 

moet minimaal

 

gelijk blijven

 

gelijk blijven

 

d steden

     

Oppervlak dag-

2011

Oppervlak dag-

2020

recreatieve func-

 

recreatieve func-

 

ties neemt toe

 

ties neemt toe

 

34 ha of <

2011

34 ha of <

2020

3

2011

Regels voor het bouwen in alle 9 bufferzones zijn planologisch vastgelegd

2020

Dimensie B: Openheid landschap: recreatievoorzieningen in en rond steden

Oppervlak dagrecreatieve functies in bufferzones

Verstening buitengebied bufferzones

Beschikbaarheid van goed toepasbare ruimtelijke kwaliteitskaders voor alle bufferzones

Ongeveer 3 900 ha 2003

Circa34ha                     2003

0                                       2007

Dimensie D: Tegengaan van verrommeling

Areaal verspreid liggend glas 4 300 ha

2004

4 100 ha

2009

3 500 ha

2020

Dimensie E: Inpassen windenergie in ruimtelijk beleid

Realisatie vermogen windener- 1 500

gie per jaar

Opgeloste belemmeringen           0

2007

2007

3 000 MW + 500 MW vergund Vlotgetrokken projecten voor tenminster 500 MW

2011 2009

6 000 MW

2020

2.2.3. Stimuleren van de architectonische kwaliteit met betrekking tot het interdepartementale architectuurbeleid

Motivering

Om cultuurhistorische waarden te koesteren en de kwaliteit van de (on)gebouwde omgeving te bewaken.

Instrumenten

Bestuurlijk

Visie Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp

Via de nota Een Cultuur van Ontwerpen – visie architectuur en ruimtelijk ontwerp wordt ingezet op de verdere versterking van de rol, positie en profilering van het ontwerp (architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur). Het rijk richt zich op een structurele versterking van de architectuur en het ruimtelijk ontwerp in de inrichting van Nederland.

Beleidsartikel 2

Meetbare gegevens

Deze zijn nodig om het ontwerp in de positie te brengen om effectief bij te dragen aan de noodzakelijke samenhang, duurzaamheid en pluriformiteit in de ruimtelijke ontwikkeling.

Financieel

Financiële bijdrage aan de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst voor: + Studies en activiteiten van de Rijksbouwmeester voor advisering over architectuur, stedenbouw, monumentenzorg en beeldende kunst.

Prestaties: In 2009 zal de rijksprijs voor inspirerend opdrachtgeverschap «Gouden Piramide» worden uitgereikt.

Tabel 2.6. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid:

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

Alg.doel/Op.doel

A. Start

B.  Afgerond

Beleidsdoorlichting

Effecten onderzoek ex post Monitor Nota Ruimte

Monitor Nationale Landschappen

Belevingswaardemonitor

Overig evaluatieonderzoek:

– evaluatie voortgang Nota Ruimte

budget – evaluatie doelbereiking ruimtelijke

kwaliteit stedelijk gebied – evaluatie doelbereiking ruimtelijke

kwaliteit landelijk gebied – evaluatie doorwerking ruimtelijk

beleid – evaluatie organisatie ruimtelijk

beleid op rijksniveau

Beleidsdoorlichting operationeel doel 2.2.1 Beleidsdoorlichting operationeel doel 2.2.2

2e vervolgmeting

Kernkwaliteiten nationale landschappen

Beleving

groen/infrastructuur

Voortgang Nota Ruimte-budget Ruimtelijke kwaliteit stedelijk gebied Ruimtelijke kwaliteit landelijk gebied Doorwerking ruimtelijk beleid Organisatie ruimtelijk beleid op rijksniveau

 

OD 2.2.1.

 

A. 2008

   

B.

2009

OD 2.2.2.

 

A. 2012

   

B.

2013

OD 2.2.1 en

2.2.2

A.

2008

   

B.

2010

OD 2.2.2

 

A.

2008

   

B.

2010

OD 2.2.1 en

2.2.2

A.

2008

   

B.

2009

OD 2.2.1 en

2.2.2

A.

2009

   

B.

2010

OD 2.2.1

 

A.

2009

   

B.

2010

OD 2.2.2.

 

A.

2009

   

B.

2010

OD 2.2.1 en

 

A.

2009

2.2.2.

 

B.

2010

OD 2.2.2.

 

A.

2009

   

B.

2010

Beleidsartikel 3

Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging

Motivering

3.1. Algemene beleidsdoelstelling

3.1.1. Klimaatverandering door menselijke beïnvloeding tegengaan, net als verzuring van het milieu en de aantasting van de gezondheid door luchtverontreiniging. Dit wordt bereikt door emissies door de industrie (inclusief electriciteitsproductie), de landbouw, het verkeer, de binnenvaart, de bebouwde omgeving en de consumenten te beperken.

In het klimaatbeleid is sprake van drie sporen:

+ In de eerste plaats zijn er doelstellingen die Nederland heeft afgesproken in het kader van het Kyoto-protocol. Deze emissiereductiedoelen hebben betrekking op de periode 2008–2012. De aanpak en voortgang van de Kyoto doelen staan beschreven in operationele doelstelling 3.2.1;

+ In de tweede plaats heeft het Kabinet nationale emissiereductiedoelstellingen geformuleerd voor 2020 in het kader van het werkprogramma Schoon en Zuinig. Het tussendoel voor 2011 bedraagt een maximale uitstoot van 209 Mton CO2. In dit werkprogramma is aangekondigd dat jaarlijks een specifieke voortgangsrapportage over de uitvoering van het werkprogramma Schoon en Zuinig naar de Kamer wordt gestuurd. Het project wordt als prioriteit uit het Beleidsprogramma 2007–2011 voorts op hoofdlijnen toegelicht in de beleidsagenda bij deze begroting;

+ In de derde plaats is er het streven naar mondiale klimaatdoelstellingen voor het vervolg op het Kyoto protocol. Eind 2007 is hiervoor op Bali het fundament gelegd, eind 2009 moeten hiervoor in Kopenhagen bindende afspraken worden gemaakt. Ook dit wordt als prioriteit uit het Beleidsprogramma 2007–2011 op hoofdlijnen toegelicht in de beleidsagenda bij deze begroting, en uitgewerkt met instrumenten in operationeel doel 3.2.2.

Beperken van emissies is nodig om een duurzame samenleving te bereiken, waarin mens en natuur minder nadelige (gezondheids)effecten ondervinden van temperatuurstijging en van de uitstoot van schadelijke stoffen. Door milieuvervuiling een prijs te geven wordt milieuvervuiling een onderdeel van de besluitvorming over investeringen en gedrag. Innovatie wordt steeds belangrijker, evenals internationale samenwerking. De emissiedoelen voor CO2, NOx, SO2 en fijn stof (PM10) komen meestal in Brussel tot stand en hebben meer en meer een hard en verplichtend karakter. De overheid voert onderhandelingen over internationale verplichtingen in de EU of in andere internationale kaders, geeft het noodzakelijke wettelijke stelsel vorm en draagt, ook in financiële zin, bij aan de uitvoering van het beleid.

Verantwoordelijkheid

De minister van VROM is verantwoordelijk voor het vormgeven van wettelijke kaders en het voldoen aan internationale verplichtingen op het terrein van klimaatverandering, verzuring en grootschalige luchtverontreiniging;

De minister van VROM is ook verantwoordelijk voor het VROM-beleid dat wordt uitgevoerd door het agentschap SenterNovem; De minister van VROM is de eerstverantwoordelijke voor de vormgeving en coördinatie van het project «Klimaat en energie: Schoon en Zuinig». De uitvoering is een gezamenlijke verantwoordelijkheid met de ministers van EZ, LNV, WWI, VenW en Financiën.

Externe factoren

Meetbare gegevens

Beleidsartikel 3

Het behalen van deze doelstellingen hangt af van:

+ Voldoende scherpe afspraken op Europees niveau over bronbeleid;

+ Draagvlak in de samenleving (bij bedrijven en burgers) om de doelen te verwezenlijken. Het is belangrijk om naast het mobiliseren van koplopers ook het peloton voldoende snelheid te laten maken;

+ Technische en bedrijfseconomische haalbaarheid van internationaal vastgestelde emissiereducties en -plafonds.

Indicatoren voor het succes van het beleid zijn de feitelijke uitstoot van milieuverontreinigende stoffen, de gemeten mate van energiebesparing en de mate van overschakeling naar duurzame energie. De bijdrage van de overheid daarin kan worden vastgesteld door de snelheid en mate van faciliterend beleid te bepalen (wet- en regelgeving, creëren van de juiste randvoorwaarden). Concrete effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.

Tabel 3.1. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging

x€ 1 000 2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen: 49 579

96 899

41 120

41 313

24 214

18 160

18 441

Uitgaven: 50 733 Waarvan juridisch verplicht

96 861

97 610

74 891

101 332

0

86 012

0

102 557

0

78 170

0

Programma: Realisatie Kyoto klimaatverplichtingen: Binnenlandse klimaatinstrumenten Clean Development Mechanism

Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken:

Beperken aantasting van de ozonlaag:

Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging:

 

50 733

96 861

97 610

101 332

86 012

102 557

78 170

42 510

89 552

89 734

93 604

80 874

97 417

73 030

21 360

18 364

39 533

37 185

24 076

18 020

18 301

21 150

71 188

50 201

56 419

56 798

79 397

54 729

2 824

1 255

1 796

1 300

900

900

900

88

108

186

190

190

190

190

5 311

5 946             5 894             6 238             4 048

4 050

4 050

Ontvangsten:

1 381

297

2 500             6 000             6 000             6 000

6 000

Budgettair belang buiten de VROM-begroting

Tabel 3.2. Fiscale maatregelen die bijdragen aan dit artikel

x € 1 mln

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Teruggaaf kerkgebouwen Teruggaaf non-profit

555555 666667

Beleidsartikel 3

Grafiek 3.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009

 
   

4%

 

3.730

 

11%

 

200

         

5%

 

298

 

90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

         
 

15%

 

13.612

                         
                                 
                                 
                         

83%

 

4.879

 
                                 
                                 
                                 
                                 
                         

I I I I I I I

  • 1. 
    in perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. 4. in perc. 4. in bedr. x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
 

juridisch verplicht D bestuurlijk gebonden D beleidsmatig gebonden

Operationeel doel:

  • 1. 
    Realisatie Kyoto klimaatverplichtingen
  • 2. 
    Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken
  • 3. 
    Beperken aantasting van de ozonlaag
  • 4. 
    Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging

Toelichting per operationeel doel:

  • 1. 
    Realisatie van de Kyoto-klimaatverplichtingen: De juridisch verplichte budgetten worden voornamelijk bepaald door meerjarige CDM-verplichtingen (uitgaven tot en met 2013). De bestuurlijk gebonden bedragen betreffen vooral de uitvoering met betrekking tot de NEa en subsidies in relatie tot het nationaal klimaatbeleid.
  • 2. 
    Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken: De juridisch verplichte budgetten worden voornamelijk bepaald door (meerjarige) onderzoekprogramma’s, terwijl de bestuurlijk gebonden bedragen vooral in de uitvoeringssfeer zitten en in contributies ten behoeve van internationale organisaties.
  • 3. 
    Beperken aantasting van de ozonlaag: Het volledige (overigens in omvang zeer beperkte budget) is reeds in eerdere jaren volledig verplicht, door uitvoerings- en onderzoekskosten.
  • 4. 
    Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging: De bestuurlijk gebonden budgetten worden met name bepaald door de gereserveerde middelen voor onderzoeksprogramma’s en stimuleringsregelingen in relatie tot luchtkwaliteit.

Beleidsartikel 3

3.2. Operationele doelstellingen

3.2.1. Realisatie van de nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012) en van het programma Schoon en Zuinig (2007–2020)

Motivering

Nederland kent in het kader van het Kyoto-protocol een verplichting om de nationale broeikasgasemissies in de periode 2008–2012 met 6% ten opzichte van 1990 te reduceren. Daarnaast is in het Coalitieakkoord opgenomen, dat Nederland de komende kabinetsperiode grote stappen zet in de transitie naar een van de schoonste en efficiëntste energievoorzieningen in Europa in 2020. Deze energietransitie moet worden bereikt door energiebesparing (van 1% in 2007 naar 2% per jaar), een toename van het gebruik van hernieuwbare energie (van 2 à 3% in 2007 naar 20% in 2020) en de afvang en opslag van CO2. Samen met andere maatregelen moet dat leiden tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bij voorkeur in Europees verband, van 30% in 2020 ten opzichte van 1990. Op grond van de meest recente inzichten van het PBL wordt verwacht dat Nederland de Kyoto-doelstelling gaat halen. De uitdaging is daarom nu vooral gelegen in het realiseren van de ambities voor de periode tot 2020. Daarop is het interdepartementale werkprogramma Schoon en Zuinig gericht, dat in de beleidsagenda van deze begroting is toegelicht.

Instrumenten

De benodigde aanpak is breed en kent de volgende onderdelen:

+ Een op innovatie gerichte transitiebenadering;

+ Convenanten en akkoorden met verschillende sectoren (onder andere landbouw, de energiesector en de verkeers- en vervoerssector) en mede-overheden;

+ Beperking van de emissieruimte (via het Europese handelssysteem en nationale systemen ter aanvulling);

+ Financiële prikkels (subsidies, voor bijvoorbeeld lokale klimaatinitiatieven en fiscale faciliteiten, zoals de energie-investeringsaftrek);

+ Specifieke juridische instrumenten (voor onder andere de energieprestaties van auto’s en gebouwen);

+ Kennisoverdracht en -ontwikkeling, bijvoorbeeld van veelbelovende technieken;

+ Ter aanvulling op nationaal beleid het aankopen van CO2-rechten via het Clean Development Mechanism (CDM).

Meetbare gegevens

Voornaamste beleidsprestaties 2009:

+ Het behalen van de gecontracteerde emissiereducties, met behulp van een actief risicomanagement op portfolio- en projectniveau (de totale bijdrage via het CDM aan de realisatie van de Kyoto doelstelling (2008–2012) is nagenoeg volledig afgedekt met koopcontracten);

+ Het in stand houden van de kennisbasis en het netwerk op het gebied van CDM en Joint Implementation (JI), om een bijdrage te kunnen blijven leveren aan de toekomstige internationale ontwikkeling van het CDM.

De beleidsprestaties 2009 van de kabinetsprioriteit Schoon en Zuinig zijn opgenomen in paragraaf 1 van de beleidsagenda.

Indicatoren:

In de periode 2008–2012 moet de emissie van de broeikasgassen met 6% zijn gereduceerd ten opzichte van het basisjaar 1990. De Nederlandse emissieruimte wordt gevormd door het emissiebudget dat uit de

Beleidsartikel 3

doelstelling van het Kyoto protocol volgt, vermeerderd met CDM/JI-rechten. Het emissieplafond bedraagt 200,3 Mton. Het Kyoto-beleid kent twee hoofdsporen:

+ Het zoveel mogelijk beperken van de nationale emissies; + Voor zover de nationale emissies het niveau van 200,3 Mton CO2-eq.

overschrijden, wordt het verschil gecompenseerd door de aankoop

van emissierechten via CDM en JI.

Begin 2004 zijn streefwaarden opgesteld voor de diverse sectoren (waarbij werd uitgegaan van de aankoop van 20 Mton aan CDM/JI-credits per jaar). Hiermee wordt transparant gemaakt welke inspanning per sector wordt gevraagd. Recente ontwikkelingen zoals de vaststelling van het emissie-plafond van het nationale allocatieplan voor het Europese emissie handelssysteem (ETS) brengen met zich mee, dat de verwachte emissieniveaus rond 2010 voor sommige sectoren nogal afwijken van de streefwaarden. Tabel 3.2 geeft hiervan een beeld.

Het totaalbeeld laat zien dat Nederland op basis van de huidige inzichten zijn Kyoto-verplichting (max. 200,3 Mton) zal realiseren. In de Voorjaarsnota 2008 is aangekondigd dat voor CDM/JI 65 Mton aan rechten nodig is over de gehele Kyoto-periode. Dit komt overeen met 13 Mton per jaar. De verlaging is ingezet naar aanleiding van de motie Samsom (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 239, nr. 16). Deze motie gaat er van uit dat de binnenlandse emissie niet boven de 209 Mton/jaar zal uitkomen. Indien dit als doel geldt, is er ongeveer 9 Mton aan JI/CDM nodig om aan het Kyoto-protocol te voldoen. Om variaties tussen de jaren op te kunnen vangen is het jaarlijkse doel voor JI/CDM op 13 Mton gesteld, waardoor een marge van 4 Mton ontstaat.

Tabel 3.3 Streefwaarden binnenlands klimaatbeleid (2008–2012) en prognose voor 2010

Sectoren

Streefwaarden 2008–2012 (Mton/jr)

Prognose ECN 2010 (Mton/jr)

Industrie/energie

Landbouw

Gebouwde omgeving

Verkeer

Overige broeikasgassen

Emissies bossen

Totale landelijke emissie

 

109,2

104,5

7,6**

8,8

28,3

27,4

38,7

39,7

35,4

34,9***

0,1

0,1

219,3

215,4

minus effect lachgas in emissiehandel minus effect Schoon en Zuinig

4,2 2,6

Totale binnenlandse emissie

208,6

NB: minus buitenlandse maatregelen CDM/JI Totaal Nederland Kyoto eind 2010 (incl. S+Z)

9–13 max. 200,3

Vanwege wijzigingen in definities en meetmethoden is vergelijking met basiswaarden per 2006 niet zinvol.

Bij toename van het areaal glastuinbouw tot 11 500 hectare of meer, wordt de CO2-streefwaarde voor de landbouw verhoogd van 7,6 Mton tot maximaal 8,2 Mton. Exclusief de effecten van de voorgestelde opt-in voor lachgas in de chemie.

( )

Beleidsartikel 3

3.2.2. Beperken klimaatverandering door mondiale post-Kyoto afspraken

Motivering

Om de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren op een niveau waarop gevaarlijke verstoring van het klimaatsysteem door de mens wordt voorkomen. Dit doel is neergelegd in artikel 2 van het Raamverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC) inzake klimaatverandering. Deze doelstelling dient te worden gerealiseerd binnen een tijdsbestek dat het mogelijk maakt dat ecosystemen zich op natuurlijke wijze aan klimaatverandering aanpassen. Het behalen van deze doelstelling verzekert eveneens dat de voedselproductie niet in gevaar komt en dat de economische ontwikkeling op duurzame wijze kan voortgaan. Hiervoor is een forse trendbreuk in de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen nodig. Uiteindelijk kan dit mondiale probleem alleen maar effectief worden bestreden door een mondiale aanpak (zie paragraaf 2 van de Beleidsagenda). Daarom zet Nederland zich samen met de andere EU-landen krachtig in om in het kader van het Bali Action Plan op mondiaal niveau vervolgafspraken op het Kyoto-protocol tot stand te brengen. De Nederlandse inzet is er op gericht eind 2009 bij de 15e Conferentie der Partijen inzake het UNFCCC in Kopenhagen internationale afspraken te maken over reductiedoelstellingen en maatregelen die in de periode na 2012 wereldwijd worden genomen. Prioritaire thema’s voor Nederland zijn hoe inspanningen van verschillende landen naar aanleiding van hun ontwikkelingsniveau te differentiëren, hoe technologieoverdracht naar en adaptatie aan klimaatverandering in ontwikkelingslanden financieel te ondersteunen, alsmede het tegengaan van ontbossing en het aanpakken van de emissies van de internationale lucht- en scheepvaart.

Instrumenten

De aanpak bestaat uit de volgende onderdelen:

+ Het voorstellen van teksten, het geven van presentaties, en het bekleden van voorzitterschappen in het kader van internationale onderhandelingen met de industrielanden, de ontwikkelingslanden en de grotere, snelgroeiende economieën, gericht op afspraken over emissiereductie, adaptatie, technologie en financiering in de periode na 2012, onder andere in het kader van het UNFCCC;

+ Bi- en multilaterale overleggen (formeel en informeel) gericht op de totstandkoming van coalities met gelijkgezinde landen zoals de EU-landen, Zwitserland, Noorwegen, Nieuw-Zeeland en Japan, maar ook gericht op overreding van twijfelende landen (Canada, Australië, Mexico);

+ Internationale samenwerkingsprojecten gericht op het demonstreren van de (on)haalbaarheid van oplossingsrichtingen voor klimaatverandering, bijvoorbeeld met Brazilië over biobrandstoffen en met Indonesië over ontbossing;

+ Voorlichting en kennisoverdracht (van «Postbus 51» tot het organiseren van congressen en symposia) gericht op bevordering van bewustzijn van de klimaatproblematiek en bereidheid tot actie bij overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke groeperingen en burgers;

+ Wetenschappelijk onderzoek gericht op aanvulling en versterking van de Nederlandse inzet via de EU in mondiale onderhandelingen.

Meetbare gegevens

Voornaamste beleidsprestaties 2009:

Omdat de Internationale Klimaatagenda een kabinetsprioriteit is, zijn de voornaamste prestaties in 2009 van het ministerie van VROM opgenomen in de beleidsagenda. Voor andere relevante internationale milieuprestaties wordt ook verwezen naar de begrotingen van VenW, LNV en BuZa/OS.

Beleidsartikel 3

3.2.3. Beperken aantasting van de ozonlaag

Motivering:

Ambities voor het herstel van de ozonlaag en van het klimaat moeten in samenhang gerealiseerd worden. Aantasting van de ozonlaag leidt tot verhoogde UV-straling waardoor gezondheidsproblemen, met name huidkanker en oogproblemen zoals staar, toenemen. De meeste ozon-laagafbrekende stoffen zijn ook zeer sterke broeikasgassen. Internationaal is afgesproken om de concentraties van ozonlaagafbre-kende stoffen terug te brengen op het niveau van vóór het «gat in de ozonlaag». Dit is vastgelegd in het Montreal Protocol en verder uitgewerkt in de Europese ozonverordening en nationale regelgeving. Kern van het beleid is om de productie en de consumptie van deze stoffen geheel uit te faseren. Hiervoor zijn per stof reductieschema’s vastgesteld. De reductieschema’s voor ontwikkelde landen zijn strenger dan die voor ontwikkelingslanden.

Instrumenten:

De benodigde aanpak is breed en gericht op de volgende onderdelen: + Internationale onderhandelingen gericht op de naleving van het

Montreal Protocol, afname van het gebruik van methylbromide als

Quarantaine- en Pre-shipment (QPS) toepassing en het voorkomen van

emissies uit «banks»; + Ondersteuning van ontwikkelingslanden bij de naleving van het

Montreal Protocol via het Multilaterale Fonds van het Montreal

Protocol; + Europees beleid gericht op de uitfasering van de productie en het

gebruik van ozonlaagafbrekende stoffen en emissiebeheersing (EG

Verordening 2037/2000 i); + Nationale regelgeving gericht op het voorkomen/beheersen van

emissies en de inzameling van ozonlaagafbrekende stoffen ten

behoeve van recycling, regeneratie en vernietiging; + Voorlichting en kennisoverdracht (en overleg met betrokkenen) ter

bevordering van het gebruik van milieuvriendelijke alternatieven (ook

wereldwijd); + Onderzoek ter ondersteuning van de ontwikkeling van alternatieven

voor het gebruik van methylbromide en milieuvriendelijke alternatieven voor koelapparaten.

Meetbare gegevens:

Voornaamste beleidsprestaties 2009:

De belangrijkste resultaten die VROM in internationale fora wil realiseren

zijn:

+ Maatregelen invoeren ter voorkoming van emissies van ozonlaagaf-brekende stoffen (met name CFK en HCFK) uit zogenoemde «banks»;

+ Afspraken maken over de reductie van het gebruik van methylbromide voor QPS-toepassingen voor 2010;

+ Versterkte maatregelen invoeren tegen illegale handel in ozonlaagaf-brekende stoffen;

+ (Ondersteuning bieden bij) de naleving van de afspraken over uitfasering van CFK in 2010 door ontwikkelingslanden.

Op nationaal niveau wil VROM het volgende bereiken:

+ Invoering van maatregelen per 2010 ter bevordering van de inzameling

(en vernietiging) van ozonlaagafbrekende stoffen (om emissies te

voorkomen); + Afspraken maken met de koelsector ter bevordering van de toepassing

van milieuvriendelijke alternatieven, zoals koeling met natuurlijke

koudemiddelen (CO2 en ammoniak);

Beleidsartikel 3

+ Tijdige jaarlijkse voortgangsrapportage (in juni) aan de Europese Commissie en het UNEP Ozonsecretariaat.

Indicatoren:

Grafiek 3.2 Dikte ozonlaag boven de Benelux (gemeten boven Brussel) (1971– 2006), in Dobson-eenheden (DE)

Bron: KMI (Ukkel, België) Toelichting: De doorgetrokken horizontale lijn (335 DE) geeft het gemiddelde over de periode t/m 1980. Deze lijn is voor de jaren daarna ter indicatie van het herstel van de ozonlaag doorgetrokken.

De afname van de hoeveelheid ozon in de jaren ’80 wordt toegeschreven aan de toename van de hoeveelheid CFKs. Opvallend zijn de lage waarden na de drie aangegeven vulkaanuitbarstingen. Vermoedelijk versterken de zwaveldeeltjes de ozonafbrekende werking van de ozonlaagaantastende stoffen.

De concentratie van chloorhoudende stoffen in de stratosfeer neemt af. De wereldwijde productie en het gebruik van chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s) en halonen is vanaf het eind van de jaren tachtig tot 1997 sterk gedaald. Ondanks de afname van de hoeveelheid ozonlaagafbrekende stoffen in de atmosfeer, vertoont de ozonlaag nog geen duidelijk teken van herstel. In 2006 was het ozongat zelfs groter dan ooit gemeten. Door de zeer sterke toename van het gebruik en de productie van ozonlaagafbrekende stoffen (HCFK) in ontwikkelingslanden en een groter effect van zogenoemde kortlevende ozonlaagafbrekende stoffen zal de ozonlaag later herstellen dan eerder verondersteld.

Herstel van het gat in de ozonlaag aan de zuidpool wordt nu in 2062 verwacht in plaats van 2050. De internationale afspraak in 2007 om de uitfasering van HCFK met 10 jaar te versnellen levert naar verwachting 3 jaar eerder herstel van de ozonlaag op, ten opzichte van het eerder vastgestelde jaar 2065. Ook klimaatverandering en broeikasgassen hebben invloed op de mate van herstel van de ozonlaag. Maatregelen tegen emissies van CFK uit «banks» zullen naar verwachting ook een significante bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de ozonlaag evenals aan het klimaat.

Beleidsartikel 3

Productie- en consumptiecijfers ozonlaagaantastende stoffen Nederland rapporteert de gegevens over productie en consumptie van de gereguleerde stoffen aan de Europese Commissie en aan het Ozonsecre-tariaat van de VN, die controleert of het Montreal Protocol wordt nageleefd. In Nederland (en de EU) zijn de gereguleerde ozonlaagaantas-tende stoffen (170 in totaal) voor meer dan 95% uitgefaseerd, waarmee ruimschoots wordt voldaan aan de doelstellingen van het Montreal Protocol. De schema’s voor de uitfasering verschillen per stof. In Nederland vindt thans alleen nog productie plaats van HCFK. In 2020 moet deze productie uitgefaseerd zijn en mag HCFK alleen nog voor de toepassing als grondstof (waarbij geen emissies optreden) worden gebruikt.

3.2.4. Beperking grootschalige luchtverontreiniging

Motivering

Om de gezondheidseffecten, de verzuring en andere aantasting van het milieu door luchtverontreiniging te beperken. Slechte lucht schaadt -vooral bij langdurige blootstelling - de gezondheid. Het is nodig om emissies door de industrie, de landbouw, het verkeer, de bebouwde omgeving en de consumenten te reduceren. Uit de Grootschalige Concentratiekaart Nederland 2008 (GCN, april 2008) blijkt dat Nederland mede dankzij het extra pakket aan maatregelen inmiddels op de meeste plaatsen aan de Europese luchtkwaliteitseisen kan voldoen. Voor met name fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) is nog steeds sprake van enkele lokale «hotspots» waar de gestelde normen worden overschreden. Het blijft daarom noodzakelijk vooral op lokaal niveau extra maatregelen te nemen. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat in juni 2008 is verschenen, voorziet hierin.

In mei 2008 is een nieuwe Europese Richtlijn Luchtkwaliteit van kracht geworden. Hierin wordt de mogelijkheid van uitstel geboden voor NO2 (tot 2015) en PM10 (2011), op voorwaarde dat via een nationaal programma wordt aangetoond dat binnen de uitsteltermijnen wel aan de normen kan worden voldaan. Voor Nederland is het NSL op 27 juni 2008 als «derogatie» verzoek naar Brussel gestuurd. In de herziene richtlijn wordt ook een grenswaarde voor PM2,5 opgenomen. Deze zal pas in 2020 van kracht zijn, met een streefwaarde tot 2015.

De presentatie van het voorstel voor de herziening van de Richtlijn National Emission Ceilings (NEC), die aanvankelijk was voorzien in juni 2008, is door de Commissie tot nader order uitgesteld. De verwachting is dat dit uitstel tenminste een half jaar zal bedragen. Daardoor zullen ook de onderhandelingen over de herziening van de richtlijn pas veel later dan gepland van start kunnen gaan. De Nederlandse inzet daarbij zal overigens gericht blijven op «ambitieus maar haalbaar». Volgens het PBL lijkt Nederland (met enige onzekerheden) te kunnen voldoen aan de huidige NEC-Richtlijn, met emissieplafonds voor 2010. Dit is een voorwaarde voor het verkrijgen van derogatie voor de Richtlijn Luchtkwaliteit. Bij de onderdelen 5.2.1 en 5.2.3 is de aanpak opgenomen met betrekking tot de verbetering van lokale luchtkwaliteit respectievelijk het bevorderen van duurzame mobiliteit, met als doel de luchtkwaliteit overal in Nederland aan de Europese normen te laten voldoen.

Instrumenten

De volgende instrumenten worden gehanteerd:

+ Wet- en regelgeving zoals Besluit Emissie-Eisen Stookinstallaties en

IPPC; + De herziene Richtlijn Luchtkwaliteit en het NSL;

Meetbare gegevens

Beleidsartikel 3

+ De Richtlijn Nationale Emissieplafonds 2010;

+ Onderzoek (grote onderzoekprogramma’s) onder andere naar fijn stof

en de relatie tussen luchtverontreiniging en klimaatbeleid; + Voorlichting en kennisoverdracht aan maatschappelijke organisaties en

andere overheden; + Afspraken met andere overheden over uitvoeringsaspecten van onder

andere het NSL.

Voornaamste beleidsprestaties 2009:

+ Het realiseren van de NEC-plafonds 2010 (EU-Richtlijn NEC);

+ Het verkrijgen van derogatie voor de EU-Richtlijn Luchtkwaliteit;

+ Het afronden van het Beleidsonderzoeksprogramma Fijn stof (BOP)

uitmondend in rapportages voor verdere beleidsontwikkeling en

effectievere beleidsuitvoering; + Het afronden van het Beleidsonderzoeksprogramma Luchtkwaliteit en

Klimaat (BOLK), uitmondend in rapportages inzake de wisselwerking

tussen klimaatbeleid en luchtverontreinigingsbeleid; + Het leveren van de Nederlandse inbreng in de onderhandelingen over

de NEC-richtlijn voor emissieplafonds in 2020.

Indicatoren:

+ Emissieniveaus voor de diverse verzurende en luchtverontreinigende stoffen. Voor 2010 zijn op EU-niveau tussendoelen vastgesteld voor

emissies van SO2, NOx

NH3 en VOS. Over de emissiedoelen is in 2006

aan de Tweede Kamer en aan Brussel gerapporteerd in de «Nationale Rapportage NEC-plafonds 2006» (Uitvoeringsnotitie emissieplafonds verzuring en grootschalige luchtverontreiniging 2006 (Kamerstukken II, 2005-2006, 28 240 XI, nr. 66)). In 2007 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de inspanningen om de plafonds 2010 zeker te stellen (Kamerstukken II, 2007-2008, 28 240, nr. 88). De NEC-plafonds 2010 voor SO2, NOx, NH3 en VOS komen met het huidige vastgestelde beleid binnen bereik, zoals blijkt uit tabel 3.4 en 3.5. Het Indicatorrapport 2008 van het PBL bevestigt dit;

Positieve reactie van de Europese Commissie op het verzoek tot derogatie voor de Richtlijn Luchtkwaliteit;

Voor de effectindicatoren met betrekking tot lokale luchtkwaliteit wordt verwezen naar tabel 5.2. bij onderdeel 5.2.1.

Tabel 3.4. emissies 1990, 2000, 2005 en 2006, doelstellingen en prognoses 2010 (Kton/jr)

1990

2000

2005

2006

2010

2010

2010

SO2 NOx NH3

VOS

 
       

Gotenburg

NEC-

Raming

       

Protocol

Richtlijn

GCN08*

191

73

66

65

50

50

48,5

560

398

343

327

266

260

261

250

152

133

130

128

128

123

457

221

171

165

191

185

162

Bron: Milieubalans PBL 2008 en PBL Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland (rapportage 2008) * GCN08 is de meest recente raming met betrekking tot vermelde stoffen. GCN08 is niet in de Milieubalans opgenomen.

Beleidsartikel 3

Tabel 3.5. Sectorplafonds van de doelgroepen voor 2010 (a) en stand van zaken 2006 (b) in Kton

SO2

NOx

NH3

VOS

(a)

(b)

(a)

(b)

(a)

(b)

(a)

(b)

Industrie

Energie

Raffinaderijen

Consumenten

HDO* en Bouw

Landbouw

Verkeer

Onverdeeld

 

11,5}

     

32

   

13,5} 14,5}

1

}57

} 65

} 886

-

-

}61

} 58

1

12

14

7

7

29

32

1

1

7

13

1

1

33

28

0

0

5

12

96

117

1

2

4

6

158

199

3

2

55

47

4,5

 

13

 

18

 

6

 

Totaal

50

65

260

327

128

130

185

167

Bron: PBL Milieubalans 2008

  • HDO = Handel, Diensten en Overheid emissietaakstelling 2010 (Kton/jaar) volgens de NEC-richtlijn.

3.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 3.6. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

Alg.doel/Op.doel A. Start

B. Afgerond

Beleidsdoorlichting

Effectenonderzoek ex post Overig evaluatieonderzoek

Herijking Werkprogramma Schoon en Zuinig

Beperken klimaatverandering door mondiale

post-Kyoto-afspraken

Beperken aantasting van de ozonlaag

Beperking verzuring en grootschalige luchtverontrei- OD 3.2.4. niging

n.v.t.

n.v.t.

 

OD 3.2.1.

A: 2009

 

B: 2010

OD 3.2.2.

A: 2010

 

B: 2010

OD 3.2.3.

A: 2010

 

B: 2010

OD 3.2.4.

A: 2010

 

B: 2010

Beleidsartikel 4

Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem

Motivering

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

Meetbare gegevens

4.1. Algemene beleidsdoelstelling

4.1.1. Duurzame milieukwaliteit van water en bodem

Het doel is om een optimaal en verantwoord gebruik van het water- en bodem-systeem te realiseren en op lange termijn (2030) te waarborgen. Dit is inclusief het duurzaam gebruik maken van de diensten die biodiversiteit levert, de zogenaamde ecosysteemdiensten. Specifieke informatie wordt per operationeel doel weergegeven.

+ De minister van VROM is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van nationaal en gebiedsspecifiek rijksbeleid om de milieukwaliteit van water en bodem te waarborgen; de minister van VROM is systeemverantwoordelijk voor de uitvoering van het rijksbeleid door andere overheden, burgers en bedrijven. Voor water betreft dit vooral de normstelling voor grond- en oppervlaktewater; de beheersverantwoordelijkheid ligt bij de minister van VenW;

+ De minister van VROM is verantwoordelijk voor de milieukwaliteit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de vogelhabitatrichtlijngebie-den (VHR). Wat betreft de landbouw gaat het om de milieukaders die voortvloeien uit de normstelling voor bodem en grond- en oppervlaktewater, alsmede om duurzaam gebruik van ecosysteemdiensten;

+ De minister van VROM is verantwoordelijk voor het veiligstellen van de drinkwatervoorziening;

+ De minister van VROM is medeverantwoordelijk voor beleidsvoorstellen van andere ministers, waar deze consequenties hebben voor de milieukwaliteit van het bodem- en watersysteem.

Sterk bepalend voor realisatie van de doelstelling is de mondiale marktwerking in de landbouwsector en de ontwikkeling van het Europese landbouwbeleid. Verontreinigingen uit het verleden zullen nog lang invloed hebben op de kwaliteit van bodem en water. Het gebruik van bodem en water is afhankelijk van een complex van factoren op economisch, sociaal en cultureel gebied. Het vergt een lange adem om het «ecosysteemdenken» stevig te verankeren in dit complex.

Meetbare effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.

Beleidsartikel 4

Tabel 4.1. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem

x € 1 000

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen:

Waarvan garantieverplichtingen

84 002

114 455

94 598

65 344

251 207 65 344

266 266 65 344

275 883 65 344

275 883 65 344

Uitgaven:

Waarvan juridisch verplicht

154 842

174 379

171 063

165 180

194 975 28 397

210 522 17 721

210 539 17 721

210 539 17 721

Programma: Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem:

Saneren van verontreinigde bodems:

Verbeteren van de milieukwaliteit van water:

Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijke gebied: Bevorderen via milieumaatregelen Bevorderen via ruimtelijke maatregelen

Bevorderen van duurzame landbouw:

 

154 842

174 379

171 063

194 975

210 522

210 539

210 539

2 988

4 313

3 889

4 133

4 133

4 133

4 133

146 567

149 915

143 054

158 231

183 795

183 798

183 798

1 911

2 110

2 161

2 709

2 609

2 609

2 609

1 229

11 122

19 192

27 709

18 184

18 196

18 196

1 229

2 419

6 051

3 012

2 563

2 575

2 575

0

8 703

13 141

24 697

15 621

15 621

15 621

2 147

6 919

2 767

2 193

1 801

1 803

1 803

Ontvangsten:

20 472

30 952

21 600

200

Grafiek 4.1. budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009

 
           

0%

 

303

         

2%

405

       

90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

                 

12% 1 1 261 1

9%

_1.800_

11%l 1 317 1

                               

0

 

0

 

54%

 

2.100

                             
                 

46%

 

1.000

             
                                     
                                     
               

1 1

           
                             
               

■ 1

           
               

■ ■

           

I I I I I I I I I

  • 1. 
    in perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. 4. in perc. 4. in bedr. 5. in perc. 5. in bedr. x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
 

juridisch verplicht bestuurlijk gebonden beleidsmatig gebonden

Operationeel doel:

  • 1. 
    Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem
  • 2. 
    Saneren van verontreinigde bodems
  • 3. 
    Verbeteren van de milieukwaliteit water
  • 4. 
    Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijke gebied
  • 5. 
    Bevorderen van duurzame landbouw

0

0

0

Beleidsartikel 4

Toelichting per operationeel doel:

  • 1. 
    Verbeteren milieukwaliteit bodem: Het juridisch verplichte deel van het budget betreft de betalingsverplichting als gevolg van aangegane verplichtingen in voorgaande jaren. Het bestuurlijk gebonden budget betreft de middelen uit de Toekomstagenda Milieu voor bodemkwaliteitskaarten.
  • 2. 
    Saneren van verontreinigde bodems: Bij bodemsanering zijn de budgetten voor 2009 vrijwel voor 100% verplicht in verband met de systematiek van goedkeuring van meerjarensaneringsprogramma’s. Voor 2010 en latere jaren zijn deze budgetten bestuurlijk gebonden op basis van convenanten met andere overheden.
  • 3. 
    Verbeteren milieukwaliteit water: De juridisch verplichte bedragen zitten met name in de uitvoeringssfeer, bijvoorbeeld de uitvoering van de wettelijke taak van de Commissie van Deskundigen ex artikel 17 van de Waterleidingwet. De gelden voor de uitvoering van de Toekomstagenda Milieu (Bestuursakkoord waterketen) zijn bestuurlijk gebonden.
  • 4. 
    Verbeteren van de gebiedsspecifieke milieukwaliteit in het landelijk gebied:

Het juridisch verplichte deel van het budget betreft hoofdzakelijk de betalingsverplichting als gevolg van de in december 2006 getekende ILG-Bestuursovereenkomsten 2007–2013. Het bestuurlijk gebonden budget betreft de middelen uit de Toekomstagenda Milieu voor biodiversiteit.

  • 5. 
    Duurzame landbouw: De budgetten voor duurzame landbouw zijn vrijwel geheel juridisch verplicht. Het gaat hier met name om het stimuleren van gecombineerde luchtwassers (onderdeel van de FES-gelden). Daarnaast zijn er middelen juridisch afdwingbaar voor onder andere de uitvoering van de wettelijke taak van het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) en het convenant Glastuinbouw en Milieu (GLAMI).

4.2. Operationele doelstellingen

4.2.1. Verbeteren milieukwaliteit bodem

Motivering

Instrumenten

Het verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem is van belang: + Om het bodemsysteem optimaal te benutten door de vereiste

chemische, fysische en biologische bodemkwaliteit te creëren. Dit

houdt in dat nadelige effecten van handelingen en functieverlies van

de bodem worden voorkomen; + Om nieuwe verontreinigingen en aantastingen van het bodemsysteem

«zoveel als redelijkerwijs mogelijk» te voorkomen; + Om de gebruikmaking van de al verontreinigde (water)bodems te

optimaliseren.

+ Wet- en regelgeving: Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet verontreiniging oppervlaktewateren en hierop gebaseerde besluiten, met regels voor het toepassen van bouwstoffen, voor het hergebruik

Beleidsartikel 4

van grond en bagger, met eisen voor bodemintermediairs en met

eisen voor bodembescherming bij stortplaatsen; + Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten

(NRB); + Thematische EU-strategie bodem; + Toegankelijk maken van kennis over bodembeheer via websites en

handreikingen voor andere overheden; + Ondersteuning van het bevoegd gezag door uitvoeringsorganisatie

Bodem+ bij de uitvoering van het bodembeleid.

Meetbare gegevens

Beleidsprestaties 2009:

+ Ontwikkelen van het instrument «digitaal bodemfunctie- en bodemkwaliteitskaartsysteem» ter verbetering van het inzicht in de bestaande en gewenste bodemkwaliteit voor het grondverzet in Nederland (zie tabel 4.2);

+ Van kracht worden herziene Stortbesluit bodembescherming;

+ Ontwikkelen van een toetsingskader voor het duurzaam gebruiken van de ondergrond.

Indicatoren:

 

Tabel 4.2. Prestatie-indicator milieukwaliteit bodem

Indicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefw. 1

Periode

Streefw. 2

Periode

Aantal en % vastgelegde gebieden op bodem-kwaliteitskaarten

0

2007

200 (50%)

2009

300 (75%)

2010

Bron: SenterNovem en Bodem+

Toelichting:

In 2007 zijn gemeenten begonnen met het vastleggen van de bodemkwaliteit van de desbetreffende beheersgebieden op een bodemkwaliteit-skaart. Met behulp van financiële middelen (Toekomstagenda Milieu) wordt via de Impuls Lokaal Bodembeheer gestreefd naar een vastlegging van 50% in 2009.

De informatie over de bodemkwaliteit wordt opgenomen in een landelijk digitaal systeem, dat naar verwachting medio 2010 operationeel en toegankelijk is en binnen vier jaar een volledig beeld geeft van de bodemkwaliteit in Nederland. Met behulp van dit systeem zullen voor het eerst op landelijke schaal de effecten op de bodemkwaliteit kunnen worden beoordeeld.

4.2.2. Saneren van verontreinigde bodems

Motivering

Het saneren van verontreinigde bodems is van belang: + Om gezondheidsrisico’s die samenhangen met een verontreinigde bodem weg te nemen of te beheersen. Met ingang van 2008 is in het bodemsaneringsbeleid gekozen om de nadruk op de spoedlocaties te leggen. Het gaat dan om locaties waar bij het huidig gebruik risico’s bestaan voor de volksgezondheid, de ecologie of verspreiding in het grondwater. Prioriteit gaat uit naar locaties met risico’s voor de volksgezondheid; volgens de huidige inzichten betreft het hier

Beleidsartikel 4

ongeveer 25 000 potentiële spoedlocaties (Kamerstukken II, 2007-2008, 30 015, nr. 20). Inzet van rijksbeleid is om deze risico’s in 2010 in beeld te hebben en alle spoedlocaties in 2015 beheersbaar te hebben; Om stagnatie te voorkomen in gewenste grondgebonden en economische ontwikkelingen door de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Het Rijk draagt vanuit het bodemsaneringsbudget hieraan bij tot uiterlijk 2030. Het beleid wordt zoveel mogelijk afgestemd met ruimtelijke ontwikkelingsprocessen, zowel aan de oppervlakte als in de ondergrond, zodat de processen elkaar (onder andere financieel) ondersteunen. Tevens wordt het saneringsbeleid afgestemd met het beleid voor «Mooi Nederland», «Van aandachtswijk naar krachtwijk» en het beleid gericht op duurzame energie en adaptatie aan klimaatverandering.

Instrumenten

Wet- en regelgeving: Wet bodembescherming en de daarop gebaseerde besluiten;

Bestuurlijk overleg/afspraken met provincies en gemeenten over de inventarisatie en eventueel te treffen maatregelen voor alle locaties met bodemverontreiniging waar niet-aanvaardbare (gezondheids) risico’s aanwezig zijn. Volgens de huidige systematiek wordt er met 5-jaren programma’s (looptijd 2005-2009 en 2010-2014) gewerkt. In deze programma’s geven de provincies en grote steden aan welke doelstellingen in die periode op het terrein van bodemsanering worden gerealiseerd. Voordat daadwerkelijk wordt begonnen met een sanering, wordt er eerst onderzoek gedaan naar de aard en de ernst van de verontreiniging. Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek wordt het vervolgtraject bepaald;

Taskforce Warmte/Koude Opslag, om vaart maken met het benutten van bodemenergie om de klimaatdoelstellingen te kunnen halen; Kennisontwikkeling en kennisoverdracht door de Stichting Kennisontwikkeling en -overdracht Bodembeheer (SKB) en aan het midden-en kleinbedrijf door het Bodemcentrum;

Ondersteuning van het bevoegd gezag door Bodem+ bij de uitvoering van het bodemsaneringsbeleid door provincies en gemeenten; Subsidiëring van bodemsaneringsactiviteiten in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en de Wet bodembescherming. De rijksbijdrage aan de uitvoering van de daadwerkelijke bodemsaneringen loopt via vier geldstromen:

  • Via het ISV (Begroting van Wonen, Wijken en Integratie - hoofdstuk 18). Dit betreft een kasbedrag van circa € 62 mln in 2009;
  • Via de WBB-bijdragen aan bevoegde gezagen; dit betreft onder andere de saneringen in het landelijk gebied. Voor 2009 is hiermee een bedrag van circa € 110 mln gemoeid;
  • Via een specifieke bijdrageregelingen (convenant of subsidie per sector - bedrijvenregeling). Voor 2009 is hier een kasbedrag van circa € 15 mln mee gemoeid;
  • Naast deze rijksinzet wordt er ook door andere partijen, mede overheden en private partijen bijgedragen aan de uitvoering van bodemsanering. Het aandeel dat door andere partijen wordt ingezet voor bodemsanering wordt gemonitord. Deze multiplier (verhouding tussen totale uitgaven en uitgaven uit het rijksbudget) lag in 2007 op 2,2.

Meetbare gegevens

Voornaamste beleidsprestaties 2009:

+ Afsluiten van een convenant met het IPO, de VNG en de Unie van

Waterschappen (UvW). In dit convenant worden afspraken opgenomen

Beleidsartikel 4

over de aanpak van spoedlocaties, het duurzaam gebruik van de ondergrond en over het instrumentarium en de aanpak van grootschalige grondwaterverontreinigingen;

+ Invoeren van risicobeoordelingsmethodieken om gemeenten en provincies te ondersteunen bij de verbetering van hun (decentrale) bodembeleid;

+ Uitbrengen jaarverslag bodemsanering 2008 over de realisatie van het bodembeleid door de bevoegde gezagen (provincies en gemeenten).

Indicatoren:

Grafiek 4.2. Inschatting verloop aanpak bodemverontreiniging tot 2015 (alle locaties)

140.000-

120.000-

100.000-

80.000-

60.000-

40.000-

20.000-

0

jaar

Historisch Onderzoek (HO) Oriënterend Onderzoek (OO) Nader Onderzoek (NO) Gesaneerd (incl. BUS-evaluaties)

Beleidsartikel 4

Tabel 4.3a. Prestatie-indicatoren bodemonderzoeken en bodemsaneringen (totaal)

Indicator:

Werk-           Peildatum Te realiseren

voorraad                                         productie

Periode

Streefw

Periode

Oriënterende onderzoeken stedelijk gebied

Oriënterende onderzoeken landelijk gebied

Oriënterende onderzoeken bedrijfsterreinen Nadere onderzoeken stedelijk gebied

Nadere onderzoeken landelijk gebied

Nadere onderzoeken bedrijfsterreinen

Saneringen stedelijk gebied Saneringen landelijk gebied Saneringen bedrijfsterreinen

 

30 000

1-1-2005

2 140

2009

0

2030

30 000

1-1-2005

250

2009

0

2030

100 000

1-1-2005

710

2009

0

2030

7 500

1-1-2005

760

2009

0

2030

7 500

1-1-2005

190

2009

0

2030

60 000

1-1-2005

390

2009

0

2030

3 000

1-1-2005

1 030

2009

0

2030

3 000

1-1-2005

240

2009

0

2030

54 000

1-1-2005

320

2009

0

2030

Bron: RIVM en opgave bevoegde gezagen

Toelichting:

Voordat daadwerkelijk wordt begonnen met een sanering, wordt er eerst onderzoek gedaan naar de aard en de ernst van de verontreiniging. Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek wordt het vervolgtraject bepaald. De sterke stijging in «historische bodemonderzoeken» is ontstaan doordat vanaf 2007 de nadruk op spoedlocaties is gelegd.

Tabel 4.3b. Prestatie-indicator bodemonderzoeken en bodemsaneringen realisatie (totaal)

Indicator:

Werkvoorraad 1-1-05

Productie 2006

Productie 2007

Productie 2008

Streefwaarde 2009

Bron: RIVM en opgave bevoegde gezagen

Tabel 4.3c. Prestatie-indicator bodemonderzoeken en bodemsaneringen (spoedlocaties)

Streefwaarde 2030

 

Oriënterende onderzoeken

160 000

2 370

3 760

1 500

3 100

0

Nadere onderzoeken

75 000

1 308

1 378

1 330

1 340

0

Saneringen

60 000

1 526

1 645

1 080

1 590

0

Indicator:

Werkvoorraad 1-1-2007

Te realiseren productie

Periode

Streefwaarde

Periode

Historisch onderzoek

25 000

8 800

2009

0

2010

Oriënterend onderzoek

11 800

2 200

2009

0

2012

Nader onderzoek

7 700

775

2009

0

2015

Beschikking risico’s en nemen maatregelen bij

         

spoedlocaties

6 500

675

2009

0

2015

Bron: «Bodembrief januari 2008» (Kamerstukken II, 2007-2008, 30 015, nr. 20)

Beleidsartikel 4

Toelichting:

De voortgang van de totale bodemsanering wordt gemonitord aan de hand van de prestatie-indicatoren in tabel 4.3a en 4.3b, de voortgang van de sanering van spoedlocaties op basis van de indicatoren in tabel 4.3c.

Figuur 4.1. Potentiële Spoedlocaties.

Potentiële spoedlocaties (circa 25.000)

Beleidsartikel 4

Figuur 4.2. VROM budget bodemsanering 2009 (x € 1 mln)

€ 10 € 8

€ 187

Subsidies bodemsanering (incl. ISV-bodemsanering) Kwaliteitsborging, onderzoek en stimulering van de uitvoering Apparaatskostenvergoeding voor andere overheden

Motivering

4.2.3. Verbeteren milieukwaliteit water

Het doel is om de milieukwaliteit van het water te verbeteren, benaderd vanuit de facetten watersysteem en watergebruik:

Watersysteem

Om de milieukwaliteit van water voor nu en in de toekomst te kunnen waarborgen, is het noodzakelijk dat de gewenste kwaliteit (algemeen of passend bij de functie) van het water wettelijk en/of bestuurlijk wordt vastgelegd. De vast te stellen doelen vloeien voort uit Europese water-richtlijnen (Kaderrichtlijn water, Grondwaterrichtlijn, Richtlijn prioritaire stoffen, Zwemwaterrichtlijn). De doelstellingen bestaan uit biologische, fysische, chemische en bacteriologische componenten. Tevens moet verontreiniging van het water en ontstaan van afvalwater «zo veel als redelijkerwijs mogelijk is» worden voorkomen.

Watergebruik

Doel is een duurzame veiligstelling van de waterketen (de drinkwatervoorziening, riolering en afvalwaterzuivering). Daartoe is een meer kosteneffectieve en transparante waterketen nodig (transparant wil zeggen dat de burger inzicht krijgt in de kosten en daarbij behorende prestaties). De prestaties op het gebied van volksgezondheid, milieu en leveringszekerheid moeten worden behouden en versterkt.

Instrumenten

+ Wet- en regelgeving: Wet milieubeheer, Wet bodembescherming,

Waterwet, Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegen-heden, Bestrijdingsmiddelenwet, Wet op de waterhuishouding en Wet verontreiniging oppervlaktewateren waarin doelstellingen en monitoring voor en eisen aan lozingen op water, bodem en riolering worden gesteld, Waterleidingwet en Waterleidingbesluit (in 2008 te vervangen door de nieuwe Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit);

+ Maatschappelijke Investeringsagenda;

Beleidsartikel 4

+ Kennisoverdracht en ontwikkeling: interdepartementale programmadirectie Kennis en Innovatie en het Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water ter ontwikkeling van kennis ten behoeve van de doelstellingen van de kaderrichtlijn Water;

+ Bestuurlijk overleg in het Bestuurlijk Overleg Waterketen en Landelijk Bestuurlijk Overleg Water;

+ Bestuursakkoord Waterketen met tussentijdse ijking in 2009 en ijking van het beleid in 2011.

Meetbare gegevens                                 Beleidsprestaties 2009:

+ Aanbieden tussentijdse ijking van de uitvoering van het Bestuursakkoord Waterketen aan de Tweede Kamer. Dit betreft de concrete afspraken gericht op het uitvoeren van benchmarking in de sectoren, het bevorderen van samenwerking, het realiseren van het zicht op de kosten, het op basis van een langetermijnvisie bevorderen van innovatie en het betrekken van de burger bij het beleidsthema;

+ Van kracht worden van het Drinkwaterbesluit op grond van de

Drinkwaterwet en het van kracht worden van de daarop gebaseerde ministeriële regelingen ((herziene) regeling Materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening, regeling benchmarking, regeling afsluit-beleid, regeling topsalarissen drinkwaterbedrijven, regeling leveringszekerheid);

+ Van kracht worden van de gewijzigde Wet en het Besluit hygiëne en veiligheid baden en zwemgelegenheden (Whvbz en Bhvbz) en het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water voor juridische implementatie van de Zwemwaterrichtlijn;

+ Vaststellen van doelen voor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewateren in het kader van de stroomgebiedbeheerplannen (SGBP’en) door de regio’s. Realiseerbaarheid in niveau en tijd speelt daarbij een doorslaggevende rol.

Beleidsartikel 4

Indicatoren:

Tabel 4.4. Effectindicatoren milieukwaliteit water

Indicator:

Basiswaarde

Peildatum           Streefw. 1

Periode

Streefw. 2

Periode

  • 1) 
    Percentage meetresultaten die voldoen aan de wettelijke normen voor drinkwaterkwaliteit
  • 2) 
    Mate van voldoen van drinkwaterbedrijven aan basisbeveiligingsniveau
  • 3) 
    Mate waarin drinkwaterbedrijven beschikken over goedgekeurde leveringsplannen
  • 4) 
    Mate waarin drinkwaterbedrijven voldoen aan de wettelijke leveringszekerheidsnorm
  • 5) 
    Toename doelmatigheidswinst in de waterketen (per jaar 1 à 2%)
  • 6) 
    Percentage gesaneerde huishoudelijke lozingen in het buitengebied
  • 7) 
    Percentage zwemlocaties die voldoen aan Zwemwaterrichtlijn

99,9%

50%

50%

70%

Nulmeting

ca. 5%

97,3% zoet 100% zout

2004

2003

2008

2008

2007

2002

2007 2007

99,9%

100%

100%

90%

5 à 10%

100%

100%

2009

2009

2011

2010

2015

2009

2009

99,9%

100%

100%

100%

2010

2010

2012

2015

100%

100% 100%

2010

2015 2015

Bron en toelichting:

De indicatoren met betrekking tot de drinkwaterbedrijven (Indicatoren: 1–4) betreffen de essentiële elementen van de drinkwatervoorziening: kwaliteit en continuïteit. De eisen ten aanzien van continuïteit krijgen een wettelijke basis in de nieuwe Drinkwaterwet (2008). Het beveiligingsniveau (nulmeting 2003) wordt in de nieuwe regelgeving nader omschreven. De drinkwaterbedrijven zijn verplicht deze informatie beschikbaar te hebben. De verplichting om over een goedgekeurd leveringsplan te beschikken, de daaraan te stellen eisen en de leveringszekerheidsnorm worden eind 2008 wettelijk vastgelegd in de nieuwe Drinkwaterwet. De basiswaarde is gebaseerd op een inschatting in hoeverre drinkwaterbedrijven hierop vooruitlopend al aan de inhoudelijke vereisten voldoen. De nulmeting van de doelmatigheidswinst in de waterketen (Indicator: 5) is gebaseerd op een schriftelijke enquête die eind 2007 onder de deelnemende partijen (drinkwaterbedrijven, waterbeheerders en gemeenten) is uitgevoerd. Toekomstige gegevens zullen op vergelijkbare wijze worden verzameld.

De indicator voor gesaneerde lozingen buitengebied (Indicator: 6) wordt vastgesteld door gerichte bevraging (door inspecties VenW en/of VROM) van gemeenten en waterbeheerders. De indicatoren voor zwemwater (Indicator: 7) worden vastgesteld op grond van de verplichte jaarlijkse rapportages van de waterbeheerders over de kwaliteit van het zwemwater.

Beleidsartikel 4

Motivering

4.2.4. Verbeteren van de gebiedsspecifieke milieukwaliteit in het landelijk gebied

Onder gebiedsspecifiek milieu in het landelijk gebied valt het milieu in de

ecologische hoofdstructuur, het vogelhabitat en de waterwingebieden.

Het is van belang de milieukwaliteit in deze gebieden te verbeteren:

+ Om verdroging (voor 2015) en verzuring (voor 2027) te minimaliseren en de vereiste milieucondities in deze gebieden te realiseren;

+ Om het gewenste gebruik van de diensten die biodiversiteit levert (ecosysteemdiensten voor milieukwaliteit) buiten de EHS te behouden of te verkrijgen. Hierbij gaat het om de rol van biodiversiteit in de nutriëntencyclus, watervasthoudend en zelfreinigend vermogen van de bodem, waterzuivering, natuurlijke ziekte- en plaagregulatie. Dit zijn belangrijke diensten die bijdragen aan het oplossen van milieuvraagstukken in zowel het landelijk als het stedelijk gebied;

+ Om duurzaam gebruik van de bodem te bevorderen;

+ Om een duurzame productie in de landbouw en andere sectoren te bevorderen.

Instrumenten

Subsidie aan alle provincies via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) voor de prestatie-afspraken voor de periode 2007-2013. Dit zijn afspraken om de milieucondities van de EHS- en VHR-natuur-gebieden te verbeteren en om duurzaam ondernemen en duurzaam gebruik door de landbouw te stimuleren;

Voor verdrogingsbestrijding zijn prestatie-afspraken gemaakt met provincies in de bestuursovereenkomsten ILG 2007-2013 over de mate van hydrologisch herstel. Voor de vermindering van verzuring en vermesting (stikstofdepositie) zijn geen afspraken gemaakt over de mate waarin het milieutekort zal verminderen, omdat de provincies niet veel invloed hebben op de stikstofdepositie. Wel zijn afspraken gemaakt over het aantal hectares waarvoor maatregelen worden getroffen; het probleem zal in belangrijke mate via generiek beleid moeten worden opgelost;

Kennisontwikkeling en -verspreiding: (1) kennis- en leertraject rondom ILG-pilots duurzaam bodemgebruik en duurzame productie in de landbouw, in samenwerking met LNV en LTO, (2) programma’s «Biodiversity & Business» en «Ecobalans» en (3) inzet ecosysteemdiensten voor het milieu-/VROM-beleid.

Meetbare gegevens

Beleidsprestaties 2009:

  • • 
    Uitvoeren van ILG-pilots Duurzame Productie en de 2e fase van het Functionele Agrobiodiversiteitsproject (FAB-project) Hoeksche Waard. Het doel van de ILG- pilots is om met behulp van biodiversiteit milieuwinst te behalen, onder andere door minder gebruik van bestrijdingsmiddelen, mest en verbetering van waterbergend vermogen in het landelijk gebied. Omvang van het pilotprogramma is € 10 mln voor de gehele ILG-periode 2007-2013, dit komt neer op tenminste € 800 000 per provincie. De provincies zelf zorgen voor co-financiering van 50%;
  • • 
    Uitvoeren van het Stimuleringsprogramma agrobiodiversiteit en duurzaam bodemgebruik (SPADE) en publicatie van het RBB-handboek. De helpdeskfunctie is al operationeel, de registratie van experimenten start nog in 2008 en is in het eerste kwartaal van 2009 actueel. In 2008 is de ontwikkeling van agrobiodiversiteitsindicatoren begonnen, deze worden in 2009 beproefd. Er wordt ook een EU learning network agrobiodiversiteit opgezet;
  • • 
    Opzet van de programma’s «Biodiversiteit & Business» en «Ecoba-

Beleidsartikel 4

lans». Voor de Ecobalans wordt in 2009 een internationale werkgroep opgericht en wordt de link gelegd met het Business & Biodiversity Offsets Programme (BBOP). Beoogd resultaat hiervan is om in internationaal verband te komen tot nieuwe economische instrumenten voor de compensatie van het beslag op biodiversiteit; + In 2009 wordt in samenwerking met Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een overzicht gemaakt van aan bodem en water gerelateerde ecosysteemdiensten. Met het PBL worden afspraken gemaakt over opzet en uitvoering van een nationale «Millennium Ecosystem Assessment». Hierdoor kunnen in de toekomst ecosysteemdiensten nog beter ingezet worden om vastgestelde milieudoelen te halen.

Indicatoren:

 

Tabel 4.5. Effectindicatoren milieukwaliteit in het landelijk gebied

  • 1) 
    Verdroging
 

Milieutekort* VHR (ha gevoelig gebied)

 

Geen

Matig

Ernstig Zeer ernstig

nulmeting 2006 prestatie 2013 streefwaarde 2015

29 719 67 249 86 570

12 455 12 814

0

25 367 17 881

5 578 929

0 0

Milieutekort overige EHS (ha gevoelig gebied)

 

Geen

Matig

Ernstig Zeer ernstig

nulmeting 2006 prestatie 2013 streefwaarde 2027

25 471

37 632

102 337

7 534 17 830

0

47 073 21 922

35 317 11 447

0 0

  • 2) 
    Verzuring en vermesting door atmosferische stikstofdepositie
 

Milieutekort VHR (ha gevoelig gebied)

 

Geen

Matig

Ernstig Zeer ernstig

nulmeting 2006 streefwaarde 2027

46 638 240 358

40 049

0

83 839 55 932

0 0

Milieutekort overige EHS (ha gevoelig gebied) Geen Matig Ernstig Zeer ernstig

nulmeting 2006 streefwaarde 2027

77 127 275 642

54 190

0

100 094 35 831 0 0

Bron: Provinciale rapportages milieutekorten 2006 en bestuursovereenkomsten ILG 2007–2013. * Het milieutekort is het verschil tussen de actuele milieukwaliteit en de gewenste milieukwaliteit van een natuurgebied.

Toelichting:

Indicator 1 geeft de mate van verdroging aan in het VHR-gebieden en de EHS. Volgens de meest recente gegevens wordt ernaar gestreefd om in 2015 geen milieutekorten meer te hebben. Er zijn echter nog enkele tekortkomingen in de nulmeting 2006; voor deze cijfers is thans een verbeterslag gaande. In 2010 en 2013 wordt de meting van de milieutekorten herhaald. Indicator 2 heeft betrekking op de verzuring en

Beleidsartikel 4

vermesting. Voor deze indicator konden geen prestatieafspraken worden gemaakt voor 2013, in termen van te bereiken verschuivingen in kwaliteitsklassen zoals bij verdroging. Dit laat de thans beschikbare monitoringsystematiek nog niet toe.

De indicatoren vermelden conform de ILG-afspraken alleen prestaties voor het jaar 2013. Er zijn voor de tussenliggende jaren geen tussenpres-taties/tussendoelen afgesproken. Dit is bewust zo gedaan, om conform het ILG-gedachtegoed de verantwoordelijkheid voor (tempo/fasering bij) het realiseren van de overeengekomen prestaties zoveel mogelijk in handen van de provincies te leggen. In 2010 vindt wel een mid-term review plaats die eventueel met instemming van beide partijen (Rijk en provincie) tot een bijstelling van prestaties en budgetten kan leiden. Op grond van de Wet ILG dienen de provincies jaarlijks een verslag in over de voortgang van de uitvoering en besteding van het investeringsbudget. Uitgangspunt is dat deze jaarlijkse verslaglegging/verantwoording is beperkt tot hoofdlijnen.

Het duurzaam benutten van agrobiodiversiteit is gericht op het verduurzamen van de landbouwproductie en het verminderen van verdroging, vermesting en diffuse verontreiniging van milieuvreemde stoffen (onder andere gewasbeschermingsmiddelen). Daarbij zijn de effectindicatoren uit de tabellen 4.6 en 4.7 van belang. Daarnaast worden binnen het overkoepelende SPADE-programma kwantitatieve procesdoelstellingen gehanteerd.

4.2.5. Duurzame landbouw

Motivering

Instrumenten

Duurzame landbouw is van belang om een blijvend ecologisch gebruik en beheer van bodem, water, lucht en overige natuurlijke hulpbronnen door de agrarische sector te garanderen. Het terugdringen van de uitstoot van emissies, gewasbescherming en meststoffen is hierbij de hoofdtaak.

Ammoniak, geur en fijn stof

+ Generiek emissiebeleid voor ammoniak: Besluit ammoniakemissie

huisvesting veehouderij, IPPC-richtlijn; + (Gebiedsgericht) depositiebeleid voor ammoniak: Wet ammoniak en

veehouderij; + Wet geurhinder en veehouderij; + Algemene regels voor agrarische bedrijven op grond van de Wm

(AMvB’s); + Geactualiseerde emissiefactoren fijn stof voor de veehouderij voor

verlening van milieuvergunningen door gemeenten.

Gewasbeschermingsmiddelen en biociden

+ Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

+ Beleidslijnen uit de Nota Duurzame Gewasbescherming (waaronder geïntegreerde gewasbescherming) en het Beleidsprogramma biociden;

+ Aanvullend beleid gericht op de aanpak van specifieke knelpunten (maatwerkaanpak);

+ Garantstelling jegens het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB). Bij de taakuitvoering van het CTB kunnen zich situaties voordoen waarbij het CTB door derden aansprakelijk wordt gesteld (hetzij voor eigen fouten van het CTB, hetzij voor fouten in weten regelgeving) en waarbij door derden schadeclaims worden ingediend. Gelet op de politieke verantwoordelijkheid en de achter-vangposities van de ministeries betrokken bij de uitvoering van de Wet

Beleidsartikel 4

Meetbare gegevens

gewasbeschermingsmiddelen en biociden (SZW, VWS, LNV en VROM) staan deze ministeries samen garant voor eventuele schadeclaims.

Mest/Nitraat

+ Regulering van het gebruik van meststoffen via de Meststoffenwet en het Besluit gebruik meststoffen en het Besluit glastuinbouw, beide gebaseerd op het 3e Nitraatactieprogramma in het kader van de Nitraatrichtlijn.

Beleidsprestaties 2009:

+ Van kracht worden gewijzigd Besluit glastuinbouw, waarin normen voor gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen zijn aangepast en voorschriften voor afscherming van assimilatielicht zijn aangescherpt;

+ Moderniseren en integreren van de algemene regels voor landbouwbedrijven. De AMvB’s Besluit landbouw milieubeheer, Besluit glastuinbouw, Besluit mestbassins milieubeheer, Lozingenbesluit open teelt en veehouderij en onderdelen van het Lozingenbesluit bodembescherming worden samengevoegd tot één nieuwe AMvB. De systematiek en de inhoud wordt zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteiten-besluit). De inwerkingtreding van het nieuwe besluit is voorzien in 2010;

+ Elimineren van specifieke milieuknelpunten gewasbescherming met maatwerkaanpak (op basis van de tussenevaluatie van de Nota duurzame gewasbescherming die heeft plaatsgevonden in 2006) en de brief aan de Tweede Kamer, (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 858, nr. 61);

+ Geactualiseerde beoordelingsmethodiek uitbrengen voor gewasbeschermingsmiddelen in relatie tot oppervlaktewater en de Kaderrichtlijn Water;

+ Tot akkoord komen met de Europese Commissie over invulling van het 4e Actieprogramma Nitraatrichtlijn;

+ Tot akkoord komen met de Europese Commissie over het vervolg op de derogatie in het kader van de Nitraatrichtlijn.

Indicatoren:

Tabel 4.6. Effectindicatoren duurzame landbouw

Indicator:

Basiswaarde

Peildatum

Streefw. 1

Periode

Streefw. 2

Periode

Ammoniak: totale emissie van alle doelgroepen (bron: Milieubalans 2007)

Gewasbeschermingsmiddelen: procentuele vermindering van de milieubelasting t.o.v. 1998 (bron: Nota duurzame gewasbescherming Meststoffen: nitraatgehalte in het grondwater (bron: Evaluatie Meststoffenwet 2007)

133 kiloton

50%

79 mg/l zandgrond

2010 2003         128 kiloton         (Europees)

2001

2003-2005

75%

2005

1181

95%

50 mg/l

2020

2010

lange2

termijn

afhankelijk van uitkomst onderhandelingen over emissieplafonds 2020 in het kader van de EU NEC-richtlijn en het UN/ECE Gotenburg protocol doelstelling is omgebogen naar aanleiding van resultaten Evaluatie meststoffenwet 2007 en is mede afhankelijk van onderhandelingen met de EC over 4e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (looptijd 2010–2013)

2

Beleidsartikel 4

4.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 4.7. Overzicht onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

Alg.doel/Op.doel A Start

B. Afgerond

Beleidsdoorlichting

Verbeteren milieukwaliteit bodem

Saneren van verontreinigde bodems

Verbeteren milieukwaliteit water

Bevorderen gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk gebied Bevorderen duurzame landbouw

 

OD 4.2.1.

A. 2011

 

B. 2011

OD 4.2.2.

A. 2007

 

B. 2009

OD 4.2.3.

A. 2014

 

B. 2015

OD 4.2.4.

A. 2011

 

B. 2011

OD 4.2.5.

A. 2011

 

B. 2011

De beleidsdoorlichting bodemsanering zal samen met het jaarverslag 2008 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Beleidsartikel 5

Motivering

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

Meetbare gegevens

Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving

5.1. Algemene beleidsdoelstelling

5.1.1. De lokale luchtkwaliteit verbeteren en de overlast door geluid verminderen en voorkomen, met bijzondere aandacht voor het verkeer

Algemeen doel van beleid is het voorkomen en beperken van schadelijke effecten van luchtverontreiniging (fijn stof en stikstofdioxide) en geluidhinder op de gezondheid en het welzijn van mensen. Overschrijdingen zijn het meest bedreigend voor de volksgezondheid. Inspanningen op het gebied van luchtverontreiniging zijn erop gericht om na 2010 geen overschrijdingen meer te hebben voor fijn stof en na 2015 voor stikstofdioxide. Wat betreft geluidhinder is het doel om de urgente saneringen voor 2023 gereed te hebben. Voor het duurzame mobiliteitsbeleid wordt ingezet op een samenhangend landelijk en EU-pakket van maatregelen (zie voor de precieze meetbare effectgegevens de operationele doelen).

+ De minister van VROM is grotendeels verantwoordelijk voor de wet en regelgeving (al dan niet ter vertaling van Europees beleid). De minister van Verkeer en Waterstaat is verantwoordelijk voor de Luchtvaartwet/ Wet luchtvaart en de Wegenverkeerswet;

+ De minister van VROM is systeemverantwoordelijk voor de uitvoering van de sanering. Met «systeemverantwoordelijk» wordt hiermee gedoeld op het stellen van de regels en het beschikbaar stellen van middelen. Decentrale overheden, infrastructuurbeheerders en uitvoeringsorganisaties zijn verantwoordelijk voor de daadwerkelijke uitvoering van beleid.

Het behalen van de doelstelling is afhankelijk van de wijze waarop de provincies, gemeenten, samenwerkingsverbanden, infrastructuurbeheerders en uitvoeringsorganisaties hun taken en verantwoordelijkheden waarmaken. Een tweede factor is adequate normstelling voor (onderdelen van) voertuigen in EU- of UN/ECE-verband.

Meetbare effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.

Beleidsartikel 5

Tabel 5.1. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving

x€ 1 000 2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen: 281 807 Waarvan garantieverplichtingen

238 441

102 159

74 678

48 571

33 571

30 571

Uitgaven: 258 638 Waarvan juridisch verplicht

180 062

129 958

124 090

96 133 69 000

80 927 48 000

35 927 3 000

32 927 3 000

Programma: Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit:

258 638 169

180 062 40 000

129 958 40 000

96 133 40 000

80 927 30 000

35 927

0

32 927

0

Verminderen van geluidhinder: Verminderen van geluidhinder FES Geluidskaarten

43 502 43 502

0

26 373 26 373

0

28 159

25 159

3 000

29 786

26 786

3 000

30 580

27 580

3 000

30 580

27 580

3 000

27 580 27 580

0

Bevorderen van duurzame mobiliteit:

154 761

107 925

55 700

20 000

15 000

Geïntegreerd milieubeleid voor andere

overheden: Integratie via milieumaatregelen Integratie via ruimtelijke maatregelen

 

60 206

5 764

6 099

6 347

5 347

5 347

5 347

60 206

2 341

1 489

1 398

944

989

989

0

3 423

4 610

4 949

4 403

4 358

4 358

Ontvangsten:

197 938

150 047

71 700

43 000

33 000

3 000

Budgettair belang buiten de VROM-begroting

Tabel 5.2. Fiscale maatregelen die bijdragen aan dit artikel

x € 1 mln

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Laag tarief OV-bussen en huisvuilauto’s Vrijstelling elektrische en hybride motorrijtuigen Verlaging tarief voor dieselauto’s met roetfilter Verlaagde grondslag hybride (bestel)auto’s en nihiltarief elektrische motorrijtuigen

111111

14 39

16 12

16

0

0

0

8

0

0

Beleidsartikel 5

Grafiek 5.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009

 

90%-

         

10%

 

2.702

         

15% 1 1 921 1

         

8%

 

2.245

         

J |_J

80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

           
                                 
                                 
                                 
                                 
                                 
                                 
                                 
                                 
  • 1. 
    in perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. 4. in perc. 4. in bedr. x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
 

juridisch verplicht D bestuurlijk gebonden D beleidsmatig gebonden

Operationeel doel:

  • 1. 
    Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit
  • 2. 
    Verminderen van geluidhinder
  • 3. 
    Bevorderen van duurzame mobilliteit
  • 4. 
    Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden

Toelichting per operationeel doel:

  • 1. 
    Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit: Middelen voor lokale maatregelen luchtkwaliteit zijn juridisch verplicht als onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
  • 2. 
    Verminderen van geluidhinder: De middelen voor geluidsanering zijn voor het merendeel juridisch verplicht via de subsidieregeling sanering verkeerslawaai.
  • 3. 
    Bevorderen van duurzame mobiliteit: Middelen voor verkeersmaatregelen, zoals roetfilters, zijn juridisch verplicht in het kader van verbetering van de luchtkwaliteit (FES-middelen) en afspraken met de transportsector.
  • 4. 
    Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden:

Bij het onderdeel «Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden» is het merendeel van de middelen juridisch verplicht door de meerjarige verplichting die aangegaan is voor de leefbaarheidsprojecten Bestaand Rotterdams Gebied.

Beleidsartikel 5

5.2. Operationele doelstellingen

5.2.1. Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit

Motivering

Slechte lucht schaadt – vooral bij langdurige blootstelling – de gezondheid. Daarom dient de luchtkwaliteit te verbeteren. Tegelijkertijd moet het in Nederland mogelijk blijven om ruimtelijke en infrastructuurplannen doorgang te laten vinden.

Instrumenten

+ Wet- en regelgeving, zoals de Wet luchtkwaliteit en de daaraan

gerelateerde onderliggende regelgeving, de Wet ruimtelijke ordening,

de Tracéwet, de Wet luchtvaart; + Europese emissienormstelling; + Subsidieverlening aan lokale overheden in het kader van het Nationaal

Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL); + Kennisontwikkeling en -overdracht om andere overheden in staat te

stellen een goed luchtkwaliteitsbeleid te voeren.

Meetbare gegevens

Beleidsprestaties 2009

+ 2009 wordt een belangrijk jaar voor luchtkwaliteit. Op basis van het in 2008 ingediende NSL zal van de Europese Commissie derogatie verkregen moeten worden – verwacht in april 2009. Hierna kan het NSL definitief worden vastgesteld en zal de verdere uitvoering ter hand worden genomen, waarbij door het NSL een belangrijke verbetering in de luchtkwaliteit kan worden bereikt. Daarnaast kan het NSL dienen als onderbouwing van ruimtelijke projecten;

+ De parlementaire behandeling van de wetswijziging, waarin de Nederlandse vertaling van de nieuwe EU-richtlijn luchtkwaliteit zit, wordt afgerond. In deze richtlijn zijn bijvoorbeeld grenswaarden voor PM2,5 opgenomen.

Indicatoren:

Tabel 5.3. Effectindicatoren lokale luchtkwaliteit

Indicator:

Basiswaarde peiljaar 2005

Streefwaarde            Streefwaarde

2010*1                        2015*1

Aantal kilometers weglengte (totaal hoofdwegennet en onderliggend wegennet) met een overschrijding van de grenswaarde voor fijn stof (PM10)

Aantal kilometers weglengte (totaal hoofdwegennet en onderliggend wegennet) met een overschrijding van de grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2)

ca. 1 000 km

ca. 1 900 km

ca. 50 km

ca. 480 km

ca. 5 km

ca. 140 km

*1 Exclusief regionale en lokale inspanningen zoals opgenomen in het NSL Bron 2005: RIVM landelijk meetnet

Toelichting:

Met bovenstaande indicatoren wordt aangegeven in hoeverre voldaan wordt aan Europese normstelling op terrein van luchtkwaliteit. Voor de effectiviteit van het beleid wordt bezien op welk gedeelte van het Nederlandse wegennet (nog) sprake is van een overschrijding van de grenswaarden. Deze indicator geeft daarom beter inzicht in de ontwikkeling van de luchtkwaliteit dan een indicator «Gemiddelde uitstoot NO2 en

Beleidsartikel 5

gemiddelde uitstoot PM10 door de jaren heen». De regionale en lokale inspanningen zijn nog niet verwerkt in tabel 5.3: deze zijn opgenomen in het NSL.

Motivering

5.2.2. Verminderen van geluidhinder

Blootstelling aan hoge geluidsniveaus veroorzaakt gezondheidsschade. Daarom moeten overmatige geluidsniveaus worden voorkomen en bestreden. Het geluidbeleid is er verder op gericht om er voor te zorgen dat de oppervlakte van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) waar het stil is, in 2010 minimaal gelijk is aan de oppervlakte in het jaar 2000. Met «stil» wordt gedoeld op een geluidsniveau lager dan 39 dB Lden vanwege de rijksinfrastructuur. Terugdringen van geluidhinder wordt bij voorkeur gerealiseerd via bronbeleid. Waar bronbeleid niet mogelijk is of onvoldoende soelaas biedt, worden subsidies verstrekt om verkeerslawaai te saneren.

Instrumenten

Meetbare gegevens

  • • 
    Wet- en regelgeving: Wet geluidhinder, Wet milieubeheer, EU-Richtlijn geluidhinder, Luchthavenverkeerbesluit;
  • • 
    Bronbeleid, zoals stillere motoren en stillere banden;
  • • 
    Subsidieverlening voor de sanering van verkeerslawaai. Het gaat hier om subsidies voor ondermeer gevelisolatie en geluidsschermen;
  • • 
    Europese geluidsnormering en geluidproductieplafonds;
  • • 
    Geluidbelastingskaarten en actieplannen.

Beleidsprestaties 2009:

  • • 
    In 2009 wordt de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer (met introductie van het begrip «geluidproductieplafonds» en vereenvoudigde normstelling voor de Rijksinfrastructuur) afgerond. De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is voorzien per 1-1-2010;
  • • 
    De budgetten voor de geluidsaneringsoperaties van VenW en VROM worden samengevoegd om de efficiency in de uitvoering te vergroten. Het VROM-budget wordt overgeheveld naar de begroting van het ministerie van VenW;
  • • 
    Voor de typekeuring van voertuigen wordt een nieuwe meetmethodiek voor het geluid voorgesteld in UN/ECE-verband;
  • • 
    VROM zet zich er intensief voor in dat de geluidsnorm voor banden-lawaai in Europees verband met 3 db(A) wordt aangescherpt;
  • • 
    De normen voor de gemiddelde geluidemissies van wegverkeervoer-tuigen, personen- en goederentreinen en vliegtuigen worden verlaagd. Voor wegverkeer wordt gestreefd naar een reductie met 2 dB(A) in 2010, voor spoorgoederenvervoer naar een reductie met 7 dB(A) in 2010 bij een meerderheid van de wagons ten opzichte van goederentreinen met gietijzeren remblokken;
  • • 
    Geluidbelastingskaarten en actieplannen worden in de periode 2009 tot en met 2012 opgesteld en toegepast voor stedelijke agglomeraties met inwonersaantallen vanaf 100 000 tot 250 000 inwoners;
  • • 
    Schiphol zal in 2009 binnen de in de wet- en regelgeving vastgelegde milieugrenzen functioneren. Hinderbeperkende maatregelen worden ingezet om te voorkomen dat het maximum wordt bereikt. Er wordt een convenant met de regiopartners gesloten over welke maatregelen zullen worden getroffen om Schiphol in de periode 2010-2020 onder de maximum toegestane milieuwaarden te laten functioneren;
  • • 
    Op basis van het advies van de «Alderstafel» (geplande afronding eind 2008) wordt samen met het ministerie van VenW een nieuw Luchtha-venverkeersbesluit vastgesteld over de ontwikkeling van Schiphol tot

Beleidsartikel 5

en met 2012; het besluit gaat vooralsnog in per 2009. Ook worden keuzes gemaakt over selectiviteit, ontwikkeling en specialisatie van regionale luchthavens tot 2020 en wordt een nieuw geluidnormen- en handhavingsstelsel uitgewerkt. Aan de Alderstafel wordt deelgenomen door de luchtvaartsector, de regio en de bewoners; + Voor de Duitse luchthaven Geilenkirchen is de beleidsinzet gericht op het zoveel mogelijk reduceren van de geluidsoverlast die in Nederland wordt veroorzaakt. Eén van de manieren waarop dit gerealiseerd kan worden, is door het aantal vliegbewegingen bij Geilenkirchen te verminderen. Het is de gezamenlijke ambitie van de bewindslieden van VROM en Defensie om de EU en de NAVO te bewegen adequate maatregelen te nemen om de geluidsoverlast in de grensstreek bij Onderbanken door NAVO-vliegtuigen te beperken.

Indicatoren:

Met betrekking tot verkeerslawaai worden de volgende indicatoren

gehanteerd:

Tabel 5.4a. Prestatie-indicator voortgang sanering verkeerslawaai; aantal woningen vallend onder urgente deel van de sanering

 

Indicator:

65–70 dB

>70 dB

Totalen

Totaal te saneren (per 1-3-1986)

290 000

16 500

306 500

Uitgevoerd per 31-12-2006

157 300

8 100

165 400

Uitgevoerd per 31-12-2007

5 400

400

5 800

Uitgevoerd per 31-12-2008

5 300

600

5 900

Gepland 2009

5 300

300

5 600

Restant per 31–12–2009

116 700

7 100

123 800

Planning voor 2023

0

0

0

Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai

Toelichting

In 2023 zal het urgente deel van de sanering zijn afgerond. De huidige meerjarenraming gaat uit van lineaire inzet van de middelen. Planning is om in 2009 3 600 woningen te saneren.

Tabel 5.4b. Prestatie-indicator oppervlakte geluidsbelasting Ecologische Hoofdstructuur < 39 dB L

Indicator:

2000

2004

2010 (streefwaarde)

Oppervlakte EHS-gebied met lawaai geringer dan 39 dB Lden

2 310 km2

2 333 km2

> 2 310 km2

Bron: RIVM

5.2.3. Bevorderen van duurzame mobiliteit

Motivering

Het verkeer speelt een bijzondere rol in milieuproblemen op lokaal niveau. Om schadelijke gezondheidseffecten weg te nemen en om te voorkomen dat toekomstige generaties met de milieugevolgen van mobiliteit worden

Beleidsartikel 5

Instrumenten

opgezadeld, worden de emissies door verkeer teruggebracht tot op het «no-effect level». Oftewel, het verkeer wordt schoon, zuinig en stil gemaakt.

  • • 
    Wet- en regelgeving (internationaal): verschillende EU Richtlijnen en EU-bronbeleid en normering;
  • • 
    Wet- en regelgeving (nationaal): zoals milieuzones voor vrachtwagens en bestelauto’s;
  • • 
    Fiscale maatregelen, zoals fiscale bijtelling, differentiatie BPM en MRB;
  • • 
    Subsidieverlening, zoals de roetfilterregeling;
  • • 
    Voorlichting en kennisoverdracht op het gebied van duurzame mobiliteit.

Meetbare gegevens

Beleidsprestaties 2009

  • • 
    In EU-verband wordt een CO2-normeringenstelsel voor personenauto’s ingevoerd dat vermoedelijk in de periode 2012-2015 in werking treedt. De norm voor de gemiddelde CO2-uitstoot van verkochte nieuwe personenauto’s komt te liggen op maximaal 130 g/km op basis van de typekeuringen met de bestaande testcyclus. Voorts wordt wat Nederland betreft een gemiddelde norm voor 2020 vastgesteld, waarbij de inzet is dat deze op maximaal 95 gr/km komt te liggen;
  • • 
    Er wordt een start gemaakt met de implementatie van twee EU-richt-lijnen in Nederlandse regelgeving (over deze onderwerpen zijn onderhandelingen gaande);
  • de herziene EU-richtlijn voor de brandstoffenkwaliteit wordt voorzien van duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen. Deze criteria zijn gelijk aan die in de richtlijn hernieuwbare energie. Ook bevat de richtlijn de verplichting voor brandstofproducenten om in de periode 2011-2020 de CO2-inhoud, gemeten over de keten, van alle brandstoffen te verminderen. De reductie is voor een belangrijk deel afhankelijk van biobrandstoffen (over deze onderwerpen zijn onderhandelingen gaande);
  • in de nieuwe EU-richtlijn voor hernieuwbare energie komt voor 2020 een eis van een bepaald percentage biobrandstoffen. Daaraan worden duurzaamheidseisen gekoppeld, identiek aan de EU-richtlijn voor de brandstoffenkwaliteit (over deze onderwerpen zijn onderhandelingen gaande);
  • • 
    Eind 2008 wordt naar verwachting een akkoord bereikt over de EU-verordening met betrekking tot de zogenaamde Euro 6-emissie eisen voor vrachtauto’s en bussen, die per 2012-2013 ingaan. In 2009 volgt de EU-uitwerking en wordt nationaal de stimulering van vroegtijdige introductie van Euro 6-vrachtauto’s en bussen voorbereid;
  • • 
    De EU-richtlijn met betrekking tot de zogenaamde Euro 5 emissie-eisen voor personenauto’s wordt in september 2009 voor nieuwe types personenauto’s van kracht. Vooruitlopend op het verplicht worden van de Euro 6-normen per 2014-2015 zal Nederland de introductie van zeer NOx-arme dieselauto’s stimuleren, vermoedelijk vanaf 2010;
  • • 
    In 2008 is een akkoord in het kader van «Schoon en Zuinig» met de sector Verkeer gesloten. In 2009 worden diverse acties uit dat akkoord in samenwerking met (delen van) de sector verder uitgewerkt;
  • • 
    De uitwerking van het in 2007 gesloten klimaatakkoord met de VNG is met enige vertraging op gang gekomen. In 2009 vinden lokale initiatieven in de vorm van pilots plaats;
  • • 
    Het wetsvoorstel dat de grote steden bij wijze van experiment de mogelijkheid geeft de parkeertarieven te differentiëren aan de hand van de emissieklasse van het voertuig, wordt bij de Tweede Kamer ingediend.

Beleidsartikel 5

Als uitvloeisel van de afspraken trekt het Kabinet in de periode 2009–2011 in totaal € 62 mln extra uit voor duurzame mobiliteit. In 2009 wordt hiervan met de transportsector voor de stimulering van de aanschaf van vrachtwagens en bussen met een motor die voldoet aan de Euro 5- of EEV-norm, € 9 mln ter beschikking gesteld. Eveneens wordt in dit kader een fijn stofconvenant bestelwagens met de transportsector gesloten, opdat nieuwe bestelwagens versneld worden voorzien van de affabriek roetfilters. Hiervoor wordt in 2009 € 18 mln ter beschikking gesteld.

Voorts heeft het Kabinet, om duurzame mobiliteit te stimuleren, een nieuw pakket vergroeningsmaatregelen ingevoerd, dat 1 januari 2009 in werking zal treden. Voor de concrete vergroeningsmaatregelen wordt verwezen naar het Belastingplan 2009.

Indicatoren:

Voor de sector verkeer gelden in zijn algemeenheid de emissieniveaus voor broeikasgassen en voor de diverse verzurende en luchtverontreini-gende stoffen als indicator; zie hiervoor ook artikel 3. Voor de middellange termijn tot 2010 zijn tussendoelen vastgesteld voor luchtkwaliteit en emissies.

Tabel 5.5. Effectindicatoren nationale verkeersemissieplafonds

Indicator:                            Basiswaarde 1990                Peiljaar 2006 Streefwaarde 2010

NOx SOx NHx

NMVOS

CO2

Bron: Milieu- en Natuurcompendium MNP

5.2.4. Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden

Motivering                                                De activiteiten bij het geïntegreerd milieubeleid zijn er op gericht dat

milieubelangen bijtijds en integraal door gemeenten en provincies worden meegewogen bij het voorbereiden en realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen. Zodoende kan een goede milieukwaliteit, zo mogelijk beter dan de basiskwaliteit, worden bereikt. Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden bestaat uit het bieden van een goed instrumentarium, het faciliteren in concrete gevallen en het uitdragen van voorbeelden als inspiratiebron. Meerwaarde van dit beleid ligt in de integrale gebiedsgerichte aanpak waarin het geheel meer is dan de som der delen. Inzet daarbij is dat de nagestreefde kwaliteit altijd in verband staat met het soort gebied en het (toekomstig) ruimtegebruik. Dit vraagt om maatwerk in werkwijze, inzet en instrumentarium.

In 2009 zal ook inzet worden gepleegd voor de uitvoering van het kabinetsstandpunt over de Commissie Versnelling Besluitvorming Infrastructuur (Commissie Elverding). Zo vinden de nu op te starten verkenningen en pilots uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) al zoveel mogelijk plaats conform de nieuwe werkwijze en besluitvorming. Een voorbeeld is de door VROM getrokken MIRT-verkenning voor een integrale gebiedsgerichte afweging. Bij de inspanningen die voor deze doelstelling worden verricht, gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren om te komen tot een samenhan-

 

325 Kton

199 Kton

158 Kton

18 Kton

6,2 Kton

4 Kton

1 Kton

2,5 Kton

3 Kton

177 Kton

48 Kton

55 Kton

27,8 Mton

37,0 Mton

38,7 Mton

Beleidsartikel 5

gend lokaal/regionaal milieubeleid. Zoals ook toegelicht in de leeswijzer bij deze begroting is het, gegeven de aard van deze werkzaamheden, niet zinvol hier beleidsprestaties voor 2009 of indicatoren aan te verbinden.

5.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 5.6. Overzicht onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid voor beleid

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

Alg.doel/Op.doel

A. Start B Afgerond

Beleidsdoorlichting

Effectenonderzoek ex post

Overig evaluatieonderzoek

Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit Verminderen van geluidhinder Bevorderen van duurzame mobiliteit Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden

Stimulering aanschaf roetfilters

Monitoring uitgevoerde NSL-plannen 2008

Evaluatie meerjarenprogramma PIEK

Monitoring Bestaand Rotterdams Gebied leefbaarheidsprojecten

 

OD 5.2.1.

A: 2009

 

B: 2011

OD 5.2.2.

A: 2010

 

B: 2012

OD 5.2.3.

A: 2012

 

B: 2012

OD 5.2.4.

A: 2007

 

B: 2009

OD 5.2.3.

A: 2008

 

B: 2009

OD 5.2.1.

A: 2008

 

B: 2011

OD 5.2.2.

A: 2008

 

B: 2008

OD 5.2.4.

A: 2008

 

B: 2010

Beleidsartikel 6

Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s

6.1. Algemene beleidsdoelstelling

6.1.1. De beheersing van risico’s voor mens en milieu bij het omgaan met chemische stoffen, nanodeeltjes, afvalstoffen, radioactieve stoffen, straling en genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), rekening houdend met sociale en economische factoren

Motivering

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

Meetbare gegevens

Om mens en milieu te beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte gezondheidsrisico’s.

+ VROM ontwikkelt beleid en beheert en onderhoudt de beleidsinstrumenten en expertise op het gebied van chemische stoffen, nanodeel-tjes, milieu & gezondheid, afvalstoffen, radioactieve stoffen, straling en genetisch gemodificeerde organismen; + VROM coördineert het thema Verspreiding van stoffen en de Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid alsmede de daaraan gerelateerde doelen taakstellingen.

De minister van VROM is verantwoordelijk voor:

+ De uitvoering van de EU-Verordening REACH, de uitvoering van diverse verdragsverplichtingen en internationale chemicaliënstrate-gieën (OECD, Verdrag van Stockholm, Verdrag van Rotterdam, SAICM) en de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen en nanodeeltjes;

+ De beleidsacties die voortkomen uit de Nota Strategie Omgaan met Stoffen, de nota Nuchter Omgaan met Risico’s, de Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid en de Strategienota Omgaan met Risico’s van Nano(deeltjes);

+ De sturing van het afvalstoffenbeleid;

+ De bescherming van de burgers tegen de gevaren van ioniserende en niet-ioniserende straling;

+ De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met GGO’s.

Het behalen van deze doelstelling hangt af van factoren als internationale ontwikkelingen en de stand van de techniek. Essentieel is de betrokkenheid van een groot aantal maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, overheden en burgers.

Meetbare effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen. Gekozen is voor het opstellen en gebruiken van specifieke deelindicatoren voor de risico’s op het gebied van chemische stoffen, nanodeeltjes, milieu & gezondheid, afvalstoffen, radioactieve stoffen en GGO’s, die recht doen aan de vastgestelde specifieke doelen en normen op deze gebieden. Deze indicatoren zijn bij de operationele doelen opgenomen. De feitelijke risico’s worden bepaald en afgewogen tegen deze doelen en normen.

Beleidsartikel 6

Tabel 6.1. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s

x€ 1 000 2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen: 22 721

131 230

136 812

134 808

133 045

135 770

135 470

Uitgaven: 27 129 Waarvan juridisch verplicht

140 106

147 662

133 639

140 427 131 000

138 239 129 000

138 134 129 000

136 483 129 000

Programma:                                                                            27129        140 106        147 662        140 427        138 239        138 134         136 483

Veilig gebruik van chemische stoffen:                              4113          10659            9340            3855            3845            3845              3845

Reductie van milieubelasting door afvalstoffen:          18 715        120 091        126 871        126 106        125 148        125 411         125 411

Bescherming tegen straling:                                              2737            6128            6426            6166            6143            5479              3828

Verantwoorde toepassing van ggo’s:                               1564            3228            5025            4300            3103            3399              3399

Ontvangsten:

1 950

2 765

2 800

2 100

950

300

0

Grafiek 6.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009

 

90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

       

3% 3.625

9%

 

600

         
         

10%

 

627

         
                 

44%

 

2.225

 
 

64%

 

6.000

                 
                         
                         
 

10%

 

892

                 
                         
                     
                     

1 1 1 1 1 1 1

  • 1. 
    in perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. 4. in perc. 4. in bedr. x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
 

juridisch verplicht bestuurlijk gebonden beleidsmatig gebonden

Operationeel doel:

  • 1. 
    Veilig gebruik van chemische stoffen
  • 2. 
    Reductie van milieubelasting door afvalstoffen
  • 3. 
    Bescherming tegen straling
  • 4. 
    Verantwoorde toepassing van ggo’s

Beleidsartikel 6

Toelichting per operationeel doel:

  • 1. 
    Veilig gebruik van chemische stoffen:

De uitgaven zijn juridisch verplicht vanwege de uitvoering van de saneringsregeling asbestwegen in de provincies Overijssel en Gelderland:

  • 2. 
    Reductie milieubelasting door afvalstoffen:

Op 27 juli 2007 is de Raamovereenkomst getekend voor de aanpak van de verpakkingenproblematiek. Bij ongewijzigde voortzetting van deze overeenkomst, is een bedrag van € 115 mln per jaar juridisch verplicht. Verder is verplicht de uitvoering van het afvalbeleid door SenterNovem.

  • 3. 
    Bescherming tegen straling:

De vergunningverlening en het meldingensysteem op basis van de KEW zijn meerjarig opgedragen aan SenterNovem. Het meerjarig onderzoekprogramma EM-velden is opgedragen aan het RIVM. Deze bedragen zijn juridisch verplicht.

  • 4. 
    Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s):

Jaarlijks wordt aan het RIVM de toezegging gedaan voor de Commissie Genetische Modificatie (COGEM). Het programma biotechnologie is opgedragen aan NWO. Deze toezeggingen zijn juridisch verplicht.

Motivering

Instrumenten

6.2. Operationele doelstellingen

6.2.1. Veilig gebruik van chemische stoffen

Doel is om een situatie te bereiken waarin mens en milieu hooguit verwaarloosbare risico’s lopen als gevolg van de schadelijke effecten van chemische stoffen en van nanotechnologie, om de negatieve gezondheidseffecten die optreden als gevolg van (een opeenstapeling van) blootstelling aan agentia in het milieu (zoals stoffen, geluid, lucht- en bodemverontreiniging et cetera) te reduceren en om zoveel als mogelijk is, de ongerustheid weg te nemen over de mogelijke gezondheidseffecten van milieurisico’s. Dit past binnen het VROM-streven naar een gezonde en veilige samenleving.

Om deze doelstelling te realiseren wordt een mix van beleidsinstrumenten ingezet. Afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)natio-nale context betreft dit: + (inter)nationale regelgeving (bijvoorbeeld in geval van het beheersen

van risico’s van chemische stoffen – REACH); + Het toepassen van voorlichting (bijvoorbeeld de burger informeren over de mogelijkheid om de kwaliteit van het binnenmilieu te verbeteren door ventilatie); + Het sluiten van convenanten (bijvoorbeeld in geval van het beheersen van de risico’s van nanotechnologietoepassingen, omdat de regelgeving nog niet adequaat is); + Het toekennen van subsidies (bijvoorbeeld in geval van het saneren van asbestwegen in Gelderland en Overijssel) of van schadevergoedingen aan slachtoffers met asbestmesothelioom.

Beleidsartikel 6

Meetbare gegevens                                 Voornaamste beleidsprestaties 2009:

  • • 
    Op weg naar het bereiken van het einddoel in 2020 voor chemische stoffen zijn voor de jaren 2010, 2013, 2018 (inter)nationale tussendoelen geformuleerd. Om die te bereiken:
  • Past Nederland, voordat bijlage 17 van EU-verordening REACH in werking treedt, de nationale regelgeving inzake stoffen aan zodat deze voldoet aan de REACH-eisen;
  • Wordt de voorlichting aan bedrijven over REACH gecontinueerd, gemonitord en geëvalueerd;
  • Zal Nederland de reguliere onderhandelingen die plaatsvinden in het kader van de uitvoering, de herziening en verdere verfijning van REACH gebruiken om onder andere de uitvoering van REACH door het Europese Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) in Finland zo effectief en efficiënt mogelijk te laten plaatsvinden;
  • Verschijnt een circulaire over de doorwerking van REACH bij vergunningverleners (gemeenten en provincies);
  • Wordt over de voortgang van het project «invoering nieuwe EU-stoffenbeleid (2006-2010)» aan de Tweede Kamer gerapporteerd;
  • • 
    Nederland geeft in het kader van «stoffenbeleid mondiaal» uitvoering aan de jaarlijkse verplichtingen die samenhangen met de internationale strategie chemie en diverse verdragsverplichtingen (Verdrag van Stockholm, Verdrag van Rotterdam, et cetera) door de reguliere onderhandelingen die plaatsvinden in het kader van de uitvoering en verdere uitbouw van de verdragen;
  • • 
    De overheid monitort in het kader van «stoffenbeleid Nederland» onder andere de emissiereductie prioritaire stoffen (zie ook Kamerstukken II, 2006-2007, 27 801, nr. 47) en begeleidt de uitvoering sanering asbestwegen 3e fase en de regeling niet-beroepsgebonden asbestme-sothelioomslachtoffers beleidsmatig;
  • • 
    Acties uit de kabinetsvisie Nanotechnologie (Kamerstukken II, 2006-2007, 29 338, nr. 54 en Kamerstukken II, 2007-2008, 29 338, nr. 70) en het Beleidsstandpunt Strategie Omgaan met Risico’s van Nano-(deeltjes) (toegezegd voor eind 2008) worden uitgevoerd. Zo wil de overheid met het bedrijfsleven afspraken maken over het omgaan met risico’s van nanodeeltjes (convenant);
  • • 
    Op weg naar het bereiken van de doelen zoals afgesproken in de Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid (2009-2012) (zie ook Kamerstukken II, 2007-2008, 28 089, nr. 19) worden de volgende prestaties geleverd:
  • In het najaar verschijnt het advies van de «commissie van wijzen» over de maatschappelijke signalering van milieu- en gezondheidsrisico’s;

-    Het convenant binnenmilieu scholen wordt getekend en 200 scholen worden voorzien van een advies ten behoeve van een gezonder binnenmilieu;

-    In samenwerking met betrokken partijen (bedrijfsleven, overheid en kennisinstituten) worden twee pilots Gezond ontwerp leefomgeving gerealiseerd;

  • Met 3 pilot-gemeenten wordt een voorstel gemaakt dat aangeeft op welke wijze goed voldaan kan worden aan de «groene norm»;

-    Met vijf pilot-scholen worden «best practices» verzameld met het oog op een gezonde mobiliteit.

Beleidsartikel 6

Indicatoren:

Tabel 6.2. Effectindicatoren veilig gebruik van chemische stoffen

Indicator:

Basiswaarde en basisjaar

Streefwaarde en streefjaar

Implementatiedatum van nieuwe regelgeving inzake EU-Verordening REACH H9 Wm

Het aantal geregistreerde stoffen zoals per uitvoeringstermijn in REACH is afgesproken

Basisjaar voor implementatie REACH is het jaar 2007 (1 januari) waarin de nieuwe regelgeving nog niet van kracht is.

Basisjaar voor uitvoering registratie REACH is 2007, waarin nog geen bestaande stof is geregistreerd (basiswaarde = 0).

Beleidsindicator emissies prioritaire stoffen en beleidsindicator milieukwaliteit prioritaire stoffen. De indicatoren geven voor de verzameling van prioritaire stoffen aan in hoeverre de streefwaarde nog wordt overschreden

Basiswaarden voor emissies prioritaire stoffen en beleidsindicator milieukwaliteit prioritaire stoffen zijn vastgelegd in het basisjaar 1990. Vanaf dat moment is gestart met de uitvoering van de afspraken met bedrijfsleven over emissiereductie en zijn andere instrumenten ingezet (zie NMP4 en Prioritaire Stoffen; Kamerstukken II, VROM-00694, 2001; Kamerstukken II, 2006–2007, 27 801, nr. 47).

Beleidsindicator emissies stoffen en             Basisjaar is 2007. Basiswaarde waar vanuit

beleidsindicator milieukwaliteit stoffen. wordt gegaan is: geen bestaande stof is De indicatoren geven voor de verzame- geregistreerd en dus is het gebruik van die ling van stoffen aan in hoeverre de                stof, de emissies van de stof en de invloed

streefwaarde nog wordt overschreden         van de emissies op de milieukwaliteit niet

bekend.

Streefwaarde: Inwerkingtreding laatste deel EU-Verordening, (hoofdstuk 9 Wm, annex 17; 1 juni 2009).

Registratie van de in potentie meest gevaarlijke stoffen uiterlijk per 2010 (streefwaarde = alle meest gevaarlijke stoffen die worden gebruikt zijn geregistreerd); Registratie van de in potentie gevaarlijke stoffen uiterlijk per 2013 (streefwaarde = alle meest gevaarlijke stoffen die worden gebruikt zijn geregistreerd); Registratie van de overige stoffen uiterlijk per 2018 (streefwaarde = alle meest gevaarlijke stoffen die worden gebruikt zijn geregistreerd).

Doel: in streefjaar 2010 lopen mens en milieu geen of verwaarloosbaar risico (= streefwaarde) a.g.v. prioritaire stoffen, omdat door het bedrijfsleven verstandig, voorzichtig en met voorzorg wordt omgegaan met de prioritaire stoffen (m.a.w. voor elke prioritaire stof die geproduceerd, geïmporteerd, gebruikt en/of geëmitteerd wordt is het risico kleiner dan de vastgestelde norm zijnde het verwaarloosbaar risico). Zie ook onderstaande grafiek.

Doel: in 2020 lopen mens en milieu geen of verwaarloosbaar risico (= streefwaarde) als gevolg van stoffen. Zelfde doel als bij prioritaire stoffen maar dan 10 jaar later bereikt. Een vergelijkbare grafiek als voor prioritaire stoffen (zie hieronder) zal m.i.v. 2010 worden gepresenteerd.

Beleidsindicator emissies nanodeeltjes en beleidsindicator milieukwaliteit nanodeeltjes. De indicatoren geven voor de verzameling van nanodeeltjes aan in hoeverre de streefwaarde nog wordt overschreden

Basisjaar is 2007. Basiswaarde waar vanuit wordt gegaan is: het gebruik van nanodeel-tjes is niet bekend, toepassingen van nanodeeltjes zijn niet geregistreerd, de emissies van nanodeeltjes en de invloed van de emissies op de milieukwaliteit zijn niet bekend.*

Doel: mens en milieu lopen per direct (= doeljaar) geen of verwaarloosbaar risico (= streefwaarde) a.g.v. nanodeeltjes. Zelfde doel als bij prioritaire stoffen maar dan per direct gerealiseerd omdat het nieuwe toepassingen betreft.

Een vergelijkbare grafiek als voor prioritaire stoffen (zie hieronder) zal m.i.v. 2010 worden gepresenteerd.

  • Nanotechnologie is een geheel nieuw onderwerp, waarover weinig bekend is. Streefwaarden en dergelijke zijn nu niet aan te geven. Dat zal uit onderzoek naar voren moeten komen.

Beleidsartikel 6

Grafiek 6.2. Effectindicatoren voor emissies van prioritaire stoffen

Grafiek 6.3. De milieukwaliteitsindicator voor prioritaire stoffen in de lucht (exclusief zwaveldioxide en stikstofoxiden)

Bron: RIVM-rapport 607 880 005, Prioritaire Stoffen in het Milieu (1990–2005, 2006). Streefwaarden voor MDI en MKI voor 2010 zijn beide 0.

6.2.2. Reductie van milieubelasting door afvalstoffen

Motivering

Om de stroom afvalstoffen te verkleinen en zodanig te beheren, dat de gevolgen voor het milieu aanvaardbaar zijn. De doelen voor 2012 uit het Landelijk Afvalbeheer Plan zijn: het aanbod van afval mag niet groter zijn dan 66 Mton, minimaal 55 Mton afval moet nuttig toegepast worden, maximaal 1 Mton mag worden geloosd, maximaal 2 Mton gestort en de resterende hoeveelheid afval, maximaal 8 Mton, wordt verbrand.

Instrumenten

Afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)nationale

context:

+ Het afvalbeleid wordt primair gestuurd met economische instrumenten (hoge stortheffing maakt preventie en hergebruik financieel aantrekkelijk) en met wet- en regelgeving die in toenemende mate Europees wordt vastgesteld (bijvoorbeeld op het gebied van storten en verbranden, verpakkingen, wit- en bruingoed);

+ Voorlichting over verpakkingen, zwerfafval en Afvalbeheer Plan en communicatie over elektronische apparatuur en de Kaderrichtlijn afvalstoffen naar de afvalsector en naar de andere overheden;

Beleidsartikel 6

  • • 
    In specifieke gevallen worden beleidsafspraken en convenanten met de afvalsector en overheden gemaakt (Raamovereenkomst verpakkingen en zwerfafval);
  • • 
    Verpakkingenbelasting (fiscale heffing op basis van milieubelasting van materialen; geraamd bedrag 2008 € 240 mln);
  • • 
    Subsidieverlening. In de periode 2008-2012 wordt jaarlijks een bedrag van € 115 mln toegekend aan het Afvalfonds. Hiermee worden VNG (met een inzamelvergoeding) en het verpakkende bedrijfsleven (door de uitvoeringsorganisatie Nedvang) in staat gesteld opruim- en preventiemaatregelen te treffen voor de aanpak van het verpakkingenprobleem.

Meetbare gegevens                                 Voornaamste beleidsprestaties 2009:

  • • 
    Vernieuwen landelijk afvalbeleid: in maart 2009 wordt het Landelijk Afvalbeheer Plan 2008-2018 (LAP2) vastgesteld en van kracht. In LAP2 wordt aangegeven of, en zo ja, voor welke afvalstoffen het instrument producentenverantwoordelijkheid in de planperiode van LAP2 wordt ingezet. Op basis van onder meer ervaringen die zijn opgedaan met zes pilots, zal in het LAP2 ook worden aangegeven voor welke productgroepen/afvalstromen de ketenaanpak (C2C) wordt vormgegeven. Voorts wordt aangegeven op welke manier energieterugwinning uit afval een extra rol kan spelen in het klimaatbeleid. Hierbij is speciale aandacht voor de warmteafzet van afvalverbrandingsinstallaties. Ook wordt in LAP2 opgenomen op welke manier de toekomst van de stortsector wordt uitgewerkt, wat het beleid is voor berging van afvalstoffen in de diepe ondergrond en of het moratorium op uitbreiding van stortcapaciteit blijft bestaan;
  • • 
    VROM stimuleert Cradle-to-Cradle (C2C) bij het sluiten van ketens:
  • In twee Nota Ruimte-projecten wordt de C2C-aanpak opgenomen in het ontwerp van het plan. Ook wordt een toepassingskader C2C in ruimtelijke projecten ontwikkeld;
  • In het kader van duurzaam inkopen worden bij relevante productgroepen C2C-gerelateerde eisen als «wens» meegenomen. Eind 2008 is dat bij vijf van de 80 productgroepen gereed, eind 2009 bij 25 en eind 2010 bij 40 productgroepen;
  • In LAP2 zal VROM met het bedrijfsleven afspreken dat er tenminste vier projecten worden uitgevoerd om ketens te sluiten. De resultaten moeten leiden tot een vermindering van de milieubelasting met tenminste 20% in de desbetreffende ketens in de planperiode van het LAP2 (2008-2018);
  • Daarnaast wordt de aandacht gericht op het uitdragen van het belang van C2C in productketens naar onderwijsinstellingen en naar het bedrijfsleven, intermediaire organisaties en consultancybureaus. In 2009 zullen tenminste drie branches C2C actief uitdragen naar hun leden en in drie (ontwerp-)opleidingen wordt C2C opgenomen in het curriculum. Tenminste 15 bedrijven zijn reeds op het C2C-spoor gezet met uitstraling op onderwijs en onderzoek;
  • Ook wordt een C2C-aanjaagteam opgericht om maatschappelijke initiatieven die zijn gericht op het bereiken van een olievlekwerking te ondersteunen en stimuleren, en zullen gericht belemmeringen worden weggenomen;
  • • 
    Invoering milieu- en energie-efficiency normen voor energieverbrui-kende apparaten in relatie tot de Richtlijn Eco design (bijdrage aan «Schoon en Zuinig»). Voor 20 producten worden eisen geformuleerd. Het energieverbruik van deze apparaten moet in 2020 met 40% verlaagd zijn ten opzichte van het verbruik bij ongewijzigd beleid. In

Beleidsartikel 6

2008 en 2009 worden de eerste EU-uitvoeringsmaatregelen (onder meer standby en straatverlichting) vastgesteld, die naar verwachting in 2010 in werking zullen treden. Nederland speelt hierbij een pro-actieve rol. Voor het Nederlandse MKB wordt een ondersteuningsprogramma opgezet;

Van kracht worden gewijzigd Besluit beheer verpakkingen, papier en karton;

Implementeren van internationaal beleid, met name de EU-afvalstrate-gie, de nieuwe EU Kaderrichtlijn afvalstoffen, en EU-richtlijnen voor afzonderlijke afvalstoffen (zoals batterijen) en afvalbeheerswijzen (Richtlijn storten Annex II). Nederlandse regelgeving wordt afgestemd op de kwik-verordening;

VROM zet zich in voor herziening van EU-richtlijnen (voor onder meer elektrische en elektronische apparatuur) en voor ontwikkeling van nieuwe regelgeving (met name voor Duurzame productie en consumptie en voor Ecodesign);

In 2009 werkt VROM mee aan internationale afspraken over wanneer een stof een afvalstof is en wanneer een afvalstof een product is geworden (gelijkwaardig speelveld in Europa).

Indicatoren:

Grafiek 6.4. Ontwikkeling afvalaanbod en -toepassing

80.000

70.000-60.000-50.000 40.000-30.000-20.000-10.000-0

1985

1990

1995

2000

2005

2012

----- Afvalaanbod volgens BBP 1985-2000

-----Afvalaanbod werkelijk

Verbranden

Maximaal aanbod in 2012

O Doel verbranden 2012

Afvalaanbod prognose 2000-2012

Nuttig toepassen

Storten I Doel nuttig toepassen 2012 A Doel storten 2012

Bron: SenterNovem

Toelichting:

Voor het afvalbeheer zijn in het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) kwantitatieve en kwalitatieve doelen geformuleerd voor 2012. De indicatoren in bovenstaande grafiek zijn gekoppeld aan deze kwantitatieve doelen (punten rechteras). De lijn «Afvalaanbod volgens BBP 1985-2000» geeft aan wat het afvalaanbod in de periode 1985-2000 zou zijn geweest als het dezelfde groei als het BBP had gevolgd. De lijn «Afvalaanbod prognose

Beleidsartikel 6

2000-2012» geeft aan hoe in 2000 werd voorzien dat het afvalaanbod zich zou ontwikkelen volgens een toen opgesteld beleidsscenario. Dit geeft aan hoeveel preventie is bereikt (verschil tussen de lijn «BBP» en de lijn «Totaal afvalaanbod»; in 2000 is een breuk te zien in de BBP lijn vanwege nieuwe scenario’s en prognoses) en hoeveel afval nuttig is toegepast, verbrand en gestort. Er zijn bij het LAP, en dus deze indicator, geen tussendoelen geformuleerd, met name vanwege de verschillende looptijden tussen het treffen van maatregelen en het effect daarvan. Echter, de ontwikkeling laat zien dat we de doelen voor 2012 behalen. De kwalitatieve doelen richten zich op het realiseren van een gelijkwaardig Europees speelveld en het bevorderen van marktwerking en innovatie. Deze doelen zijn niet in de vorm van een indicator uit te drukken.

Motivering

Instrumenten

6.2.3. Bescherming tegen straling

Om de situatie te handhaven waarbij mensen en milieu, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, beschermd worden tegen de risico’s van ioniserende en niet-ioniserende straling. Voor Nederland vormen de internationaal vormgegeven grens- en advieswaarden het maximum. In Nederland worden deze maxima niet overschreden. Onder deze grenswaarden is ALARA (as low as reasonable achievable) het uitgangspunt.

De volgende instrumenten worden gehanteerd:

+ Vergunningverlening- en meldingensysteem op basis van de

Kernenergiewet; + Convenant met VNO-NCW (vertegenwoordiger van de bouwsector in

Nederland) inzake standstill van radonstraling in de woning; + Adviezen aan overige overheden inzake te hanteren beleid met

betrekking tot elektromagnetische velden in combinatie met het

Kennisplatform en het Onderzoeksprogramma Elektromagnetische

velden en Gezondheid.

Meetbare gegevens

Voornaamste beleidsprestaties 2009:

  • • 
    Regelgeving straling en kernenergie aanpassen als dat noodzakelijk is op grond van wijziging van de Kernenergiewet of Europese richtlijnen/ aanbevelingen, implementeren en uitvoeren, inclusief afhandelen vergunningaanvragen Kernenergiewet;
  • • 
    Samen met het ministerie van EZ beleidsnotitie uitbrengen ter uitwerking van de 3 scenario’s over kernenergie uit het Energierapport, zodat een volgend Kabinet kan beslissen over de optie kernenergie in de toekomst;
  • • 
    Vernieuwen en uitvoeren beveiligingsbeleid met betrekking tot nucleaire inrichtingen door implementatie van het Verdrag Fysieke Beveiliging Kernmateriaal en Inrichtingen (Trb. 2006,81);
  • • 
    Vernieuwen en uitvoeren beleid opwerking, ontmanteling en opslag radioactief afval (vanwege gewijzigde Kew), bestaande uit (1) ontmanteling nucleaire inrichtingen, (2) haalbaarheid partitioning en transmutatie van bestraalde splijtstaven (nieuwe technieken), (3) wel/niet opwerken en (4) onderzoek naar eindberging van radioactief afval «terugneembare ondergrondse berging van radioactief afval» (TOBRA);
  • • 
    Uitvoeren en aanpassen van regelgeving met betrekking tot radioactieve stoffen (inclusief transport, natuurlijke bronnen, sludges, radioactief schroot) vanwege Richtlijn 2006/117 i/EURATOM van de Raad van 20 november 2006;
  • • 
    Ontwikkelen en implementeren van beleid voor ioniserende en

Beleidsartikel 6

niet-ioniserende straling (in en om woningen, gebruiksartikelen, hoogspanningslijnen, elektromagnetische velden) inclusief voorlichting; + Bijdragen aan internationaal stralingsbeleid: (1) Voorbereiden van en deelname aan IAEA-conventie over radioactief afval, (2) OSPAR, (3) art. 31 EU en (4) High Level Group EC over nucleaire veiligheid en radioactief afval.

Indicatoren:

Tabel 6.3. Effectindicatoren bescherming tegen straling

Indicator

Basiswaarde

Streefwaarde 2009

Emissies van radioactieve stoffen uit antropogene bronnen naar water en lucht Straling in de woning

Elektromagnetische velden van hoogspanningslijnen

Bronlimiet is 0,1 mSv/jaar

Stralingsniveau in nieuwbouwwoningen uit de periode 1990–1995 Aantal woningen binnen advieswaardencontouren rond hoogspanningslijnen

Zoveel als redelijkerwijs mogelijk onder

grenswaarde (ALARA)

1,5 mSv/jaar door bouwmaterialen

Standstill

Bron: Afspraken VROM met de sectorpartijen

Grafiek 6.5. Prestatie-indicatoren straling

 
 

A. A

i

<-'-

S

__m \

 

100-50-

Nn_-

•—^ ^ \ \

\

\ \

______±___±__-n

0-

19

 

\

i

93 1994

I I I I I f

1995 1996 1997 1998 1999 2000

jaar

f f f f T

2001 2002 2003 2004 200

   

lucht•— water

A totaal

   

Toelichting

Berekende collectieve dosis straling in Nederland door lozingen naar lucht en water van Nederlandse industrie. Collectieve dosis en onderliggende gegevens per industrietak zijn beschikbaar op het RIVM-milieuportaal in het dossier Reguleerbare stralingsbronnen (www.rivm.nl/brs). De sterke daling van de emissie naar water in 1999–2000 werd veroorzaakt door de sluiting van twee kunstmestfabrieken aan de Nieuwe Waterweg.

Beleidsartikel 6

Grafiek 6.6. Prestatie-indicator Radonconcentratie

40

35

30

25

20

15

10

1_L1:t:J:i--------

0 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

jaar

Bron: RIVM

Toelichting

Radonconcentratie in woonkamers van nieuwbouwwoningen, versus het bouwjaar. Resultaten zijn afkomstig uit het briefrapport met voorlopige resultaten van het VERA-onderzoek (RO Blaauboer, Dekkers SAJ, Slaper H, Bader S, Stralingsbelasting in nieuwbouwwoningen – voorlopige resultaten VERA survey 2006, RIVM briefrapport 6107900004. Het briefrapport is beschikbaar via het milieuportaal: www.rivm.nl/ milieuportaal nieuwsbericht van 6 maart 2008, of de radonwebsite: www.rivm.nl/radon).

6.2.4. Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)

Motivering

Doelstelling van VROM is primair om een voldoende beschermingsniveau te bieden voor mens en milieu tegen mogelijk nadelige effecten van genetisch gemodificeerde organismen. Daartoe worden voorafgaand aan de toepassing van GGO’s de mogelijke schadelijke effecten afgewogen tegen het gebruik van het ongemodificeerde organisme in vergelijkbare situaties. Alleen die GGO’s worden toegestaan, waarvan de mogelijke effecten een verwaarloosbaar risico voor mens en milieu betekenen. Doelstelling is dan ook dat het milieu niet verslechtert als gevolg van het gebruik van GGO’s in vergelijking met het gebruik van ongemodificeerde organismen. Er kunnen daarvoor geen harde normen of streefwaarden worden geformuleerd. Wel wordt het milieu in zijn algemeen gemonitord door het Netwerk Ecologische Monitoring, waarbij veranderingen aan de flora en fauna worden waargenomen. De jaren voorafgaand aan de teelt van GGO’s worden hierbij gebruikt als nulsituatie. Bij de besluitvorming is transparantie over vergunningverlening voor werkzaamheden met GGO’s een belangrijke tweede doelstelling. Derde doelstelling is de kansen die de toepassing van GGO’s biedt in het wetenschappelijk onderzoek,

5

Beleidsartikel 6

Instrumenten

Meetbare gegevens

landbouw, industrie of geneeskunde, optimaal te benutten onder waarborging van het vereiste veiligheidsniveau.

Afhankelijk van de fase van het beleidsproces en de (inter)nationale

context:

+ Nationale regelgeving onder andere ter implementatie van EU-regelgeving;

+ Vergunningen en meldingen op basis van het Besluit GGO voor het gebruik van GGO’s;

+ Voorlichting en communicatie inzake het GGO-beleid;

+ Onderzoek ten behoeve van risicoanalyse van vergunningverlening en het gebruik van GGO’s.

Voornaamste beleidsprestaties 2009:

+ Uitbrengen van een notitie aan de Tweede Kamer over de mogelijke bijdrage van GGO’s aan een duurzame landbouw en een brief aan de Tweede Kamer over synthetische biologie;

+ Uitvoeren GGO-beleid en nationale regelgeving, onder andere afhandelen van vergunningenaanvragen door het Bureau GGO;

+ Van kracht worden van het gewijzigde en/of vereenvoudigde Besluit GGO en de Regeling GGO ter vermindering van de administratieve lasten;

+ Uitvoeren EU-regelgeving over GGO’s, onder andere beoordelingen ten behoeve van markttoelatingen en verplichtingen in het kader van het Biosafety Protocol en uitvoeren van het EU-standpunt nieuwe plantveredelingstechnieken in relatie tot genetische modificatie;

+ Opstellen van het kabinetsstandpunt over biotechnologie (naar aanleiding van Trendanalyse Biotechnologie 2009), verzending naar Tweede Kamer eind 2009;

+ Uitvoering geven aan het kabinetsstandpunt regeldruk biotechnologie (onder andere: totstandkoming EU-regelgeving voor biotechnologie);

+ In overleg met het Netwerk Ecologische Monitoring en het CBS wordt bepaald of, en zo ja welke, indicatoren gebruikt kunnen worden om de veranderingen in het milieu als gevolg van eventuele schadelijke effecten van de teelt van GGO-gewassen te monitoren;

+ VROM zet zich in voor een betere discussie in de EU over maatschappelijk ethische aspecten die verbonden zijn aan GGO’s. Dit kan volgens Nederland het beste met behulp van een rapport door het Joint Research Centre van de Europese Commissie en de Europese Raad voor Ethiek over de ontwikkelingen in de biotechnologie en de gevolgen daarvan waaronder maatschappelijk ethische aspecten, die vervolgens kan worden besproken in de Milieuraad.

Indicatoren:

Zoals vermeld bij de beleidsprestaties voor 2009 wordt onderzocht of – en zo ja welke – effectindicatoren gebruikt kunnen worden om de veranderingen in het milieu als gevolg van eventuele schadelijke effecten van de teelt van GGO-gewassen te monitoren. Andere indicatoren zijn: + Vergunningen in het kader van het Besluit GGO worden verleend

binnen de termijnen die de Algemene wet bestuursrecht stelt; + De situatie voor mens en milieu als gevolg van de doelbewuste

introductie van GGO’s in het milieu, wordt niet slechter in vergelijking met de gangbare landbouw of de reguliere geneeskunde; + De situatie voor mens en milieu als gevolg van werkzaamheden met GGO’s in laboratoria wordt niet slechter in vergelijking met werkzaamheden met wildtype organismen in laboratoria.

Beleidsartikel 6

Tabel 6.4. Afhandelen van vergunningen en marktaanvragen door het Bureau GGO-Kennisgevingen en vergunningen GGO’s

Omschrijving:

 

Realisatie Realisatie Realisatie

Realisatie

Prognose

Prognose

2004 2005 2006

2007

2008

2009

761(29) 710(44) 765(60)

800

820

840

18 (5) 11 (3) 16 (0)

5

10

10

00222

2

# # #

20

15

25

000

7

>3

1 -3

123

5

>3

5

Kennisgevingen ingeperkt gebruik Vergunningen introductie in het milieu* Vergunningen marktintroductie in Nederland* Vergunningen marktintroductie in rest EU* Afhandelen bezwaarprocedures* Afhandelen beroepsprocedures*

Bron: Bureau GGO van RIVM

  • procedures nemen meerdere jaren in beslag. Realisatie: aantallen zijn inclusief afgebroken/ingetrokken dossiers. Aantal beschikkingen die buiten de termijn zijn afgehandeld, staat tussen ( ) vermeld.

#  2001/18/EC dossiers: geen betrouwbare gegevens van te geven door van kracht worden van Verordening EG/1829/2003. Hierdoor is een aantal dossiers overgeheveld. Sommige dossiers lopen onder zowel Richtlijn 2001/18 i/EC als Verordening EG/1829/2003.

6.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 6.5. Overzicht onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

Alg.doel/Op.doel

A. Start

B. Afgerond

Beleidsdoorlichting

Effecten onderzoek ex post Overig evaluatieonderzoek

Veilig gebruik van chemische stoffen

Reductie van milieubelasting door afvalstoffen (NB: afhankelijk van LAP2) Bescherming tegen straling

Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)

Niet van toepassing

2e Vijfjaarlijkse evaluatie resultaten beleid prioritaire

stoffen

1e Tussentijdse evaluatie doelstellingen vernieuwing

stoffenbeleid (REACH/SOMS)

2e Tussentijdse evaluatie doelstellingen vernieuwing

stoffenbeleid (REACH/SOMS)

Tussentijdse evaluatie Omgaan met risico’s van

nanotechnologie

Tussentijdse evaluatie Nationale Aanpak Milieu &

Gezondheid

Vierjaarlijkse evaluatie Nationale Aanpak Milieu &

Gezondheid

Jaarlijkse monitoring LAP

Straling in de woningen (standstill woning)

Vierjaarlijkse wettelijke evaluatie Commissie Genetische Modificatie

 

OD 6.2.1.

A. 2012

 

B. 2012

OD 6.2.2.

A. 2009

 

B. 2009

OD 6.2.3.

A. 2011

 

B. 2011

OD 6.2.4.

A. 2012

 

B. 2012

OD 6.2.1.

A. 2011

 

B. 2011

OD 6.2.1.

A. 2011

 

B. 2012

OD 6.2.1.

A. 2013

 

B. 2014

OD 6.2.1.

A. 2015

 

B. 2015

OD 6.2.1.

A. 2010

 

B. 2010

OD 6.2.1.

A. 2013

 

B. 2013

OD 6.2.2.

A. 2009

 

B. 2009

OD 6.2.3.

A. 2004

 

B. 2015

OD 6.2.4.

A. 2011

 

B. 2011

Beleidsartikel 7

Motivering

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

Meetbare gegevens

Artikel 7. (Inter)nationaal milieubeleid 7.1. Algemene beleidsdoelstelling

7.1.1. Versterken van het (inter)nationale milieubeleid

Vergroten van de herkenbaarheid, de effectiviteit en de efficiency van en het draagvlak voor het nationale en internationale milieubeleid, opdat de diverse maatschappelijke actoren zich (meer) inzetten voor het bereiken van de gewenste milieudoelen. In aanvulling op de doelen van de artikelen 3 t/m 6 richt dit algemene milieudoel zich op de kaderstellende en aanvullende coördinatie van de beleidsontwikkeling en het ontwikkelen en toepassen van milieubreed instrumentarium.

De minister van VROM is verantwoordelijk voor:

+ Milieu, duurzaamheid en coördinatie van het beleid gericht op het bevorderen en bewaken van duurzaamheid in de fysieke leefomgeving;

+ De internationale aspecten van het milieubeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

De coördinatie van het internationaal milieubeleid ten behoeve van het politieke optreden en vertegenwoordiging van de minister van VROM in de desbetreffende internationale gremia ligt bij de minister van Buitenlandse Zaken.

Het behalen van deze milieudoelstellingen hangt af van voldoende maatschappelijk draagvlak in binnen- en buitenland voor de noodzakelijke milieumaatregelen en de daarmee samenhangende gedragswijziging van burgers en bedrijven.

Waar mogelijk en zinvol zijn deze opgenomen bij de operationele doelen.

Beleidsartikel 7

Tabel 7.1 budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 7. (Inter)nationaal milieubeleid

x € 1 000

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen:

87 752

56 689

78 044

74 289

72 708

74 711

69 841

Uitgaven:

Waarvan juridisch verplicht

103 171

114 392

82 131

60 088

73 844 55 546

73 419 41 629

74 711 36 677

69 841 34 132

Programma:                                                                          103 171        114 392          82131          73844          73419          74711

Strategieontwikkeling en adequaat generiek

instrumentarium:                                                                91747          99564          66090          60009          58866          59320 Adequaat generiek milieu-instrumentarium                       0          81815          45128          38154          34976          40484 Adequaat generiek via ruimtelijke maatregelen                                                                                               0          11521          14240          13360          13205          11875 Adequaat generiek instrumentarium                          91747            6228            6722            8495          10685            6961

69 841

54 450 36 219

11 870 6 361

Internationaal milieubeleid:                                                5201            5854            4285            4826            5225            6263              6263

Internationaal milieubeleid (HGIS-deel)                       3802            3696            2747            3846            4245            5074              5074

Internationaal milieubeleid (niet HGIS-deel)               1399            2158            1538               980               980            1189              1189

Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB:

6 223

8 974

11 756

9 009

9 328

9 128

9 128

Ontvangsten:

6 341

7 652

6 900

4 900

4 900

4 270

Budgettair belang buiten de VROM-begroting

Tabel 7.2. Fiscale maatregelen die bijdragen aan dit artikel

x € 1 mln

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

VAMIL

MIA

Vrijstelling groen beleggen

Heffingskorting groen beleggen

 

50

38

38

38

38

38

38

94

86

89

93

111

111

111

58

65

73

81

89

89

108

73

83

93

103

113

125

138

0

Beleidsartikel 7

Grafiek 7.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009

 

90%-

                         
 

26%

 

17.462

                 

80%-

   
                         

70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

   
                         
                         
                         
                 
                 
                 
                 

I I I I I 1. in perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000

 

juridisch verplicht bestuurlijk gebonden beleidsmatig gebonden

Operationeel doel:

  • 1. 
    Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium
  • 2. 
    Internationaal milieubeleid
  • 3. 
    Gecoö rdineerd milieubeleid voor industrie en MKB

Toelichting per operationeel doel:

1.  Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium:

De juridisch gebonden uitgaven liggen veelal in de uitvoerende sfeer (SenterNovem en het RIVM) ten behoeve van het milieubeleid. De bestuurlijk gebonden kosten worden bepaald door ondermeer de inspanningen met betrekking tot het realiseren van de Omgevingsvergunning, de inspanningen op het terrein van de uitvoering van de Toekomstagenda Milieu en de voortzetting van de subsidies op het terrein van milieutechnologie.

2. Een ambitieus internationaal milieubeleid:

De juridische gebonden uitgaven bestaan uit de bijdragen van VROM in het Nederlandse aandeel aan contributies internationale organisaties, waaronder de UNEP en VN-Habitat contributie en in de uitvoerende sfeer (SENTER/NOVEM – SMOM) voor het internationaal milieubeleid. De bestuurlijke gebonden uitgaven worden vooral bepaald door de incidentele contributies aan internationale organisaties.

3. Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB: De juridisch verplichte budgetten worden voornamelijk bepaald door verplichtingen in de uitvoeringssfeer (SenterNovem, Facilitaire Organisatie Industrie, Stichting Milieukeur etc.). De bestuurlijk gebonden bedragen betreffen vooral de inspanningen met betrekking tot het realiseren van het beleid terzake van duurzaam inkopen.

Beleidsartikel 7

Motivering

Instrumenten

7.2. Operationele doelstelling

7.2.1. Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium

De milieuproblematiek en het milieubeleid zijn niet statisch. Voortdurend dient er aandacht te zijn voor vernieuwing en verbetering van het instrumentarium. Ook moeten (toekomstige) milieuknelpunten tijdig worden geïdentificeerd. Hiervoor worden verkenningen uitgevoerd en algemene strategieën voor milieubeleid ontwikkeld. Ter onderbouwing of bijstelling van het milieubeleid wordt kennis ontwikkeld.

Kennisoverdracht en kennisontwikkeling

Het RIVM speelt als kennisinstituut een belangrijke rol in de dynamiek van de milieuproblematiek en daaruit voortvloeiend van het milieubeleid. Hiertoe voert het RIVM beleidsvoorbereidend en -onderbouwend onderzoek uit. Daarnaast ondersteunt het RIVM het milieubeleid bij een groot aantal (vaak wettelijk vastgelegde) reguliere taken, zoals monitoring- en rapportageverplichtingen en stoffenbeoordelingen. Naast het RIVM wordt ten behoeve van het milieubeleid ook onderzoek uitgevoerd door instellingen zoals PBL, TNO en ECN.

Subsidies

Maatschappelijke organisaties worden zo veel mogelijk betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van het milieubeleid, onder andere via de Subsidieregeling voor Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM).

Regelgeving

In 2007 is het programma «Slimmere regels, betere uitvoering en minder lasten» gestart. Dit programma is een prioriteit in het kabinetsprogramma 2007–2011 en is nader toegelicht in de beleidsagenda.

Ontwikkelen van duurzaamheidscriteria en fiscale stimulering Door een schone wijze van produceren en consumeren kan veel milieuwinst geboekt worden. Het creëren van markten voor duurzame producten is dan ook een belangrijk aangrijpingspunt voor een effectief milieubeleid. De onderdelen Duurzaam Inkopen en fiscale vergroening zijn prioriteiten uit het Beleidsprogramma 2007–2011 en worden in de beleidsagenda van de VROM-begroting 2009 nader toegelicht. Daarnaast worden subsidies verstrekt die gericht zijn op het ontwikkelen en toepassen van milieugerichte technologie. Bovendien wordt met private partijen gewerkt aan een gezamenlijke kennisbasis over toekomstig milieubeleid en de innovatie-opgave die daaruit voortkomt. Hierbij wordt nadrukkelijk de link gezocht met de innovatie-opgave die dit Kabinet voorstaat om de concurrentiepositie van Nederland te versterken.

Voorlichting en betrekken van burgers en maatschappelijke organisaties bij milieubeleid

Het programma «Beleid met Burgers» is het voertuig van het VROM-breed implementeren van burgergeoriënteerd werken. Dit is van toepassing op alle VROM-terreinen en beperkt zich niet tot het milieubeleid. Andere instrumenten die betrekking hebben op de maatschappelijke relaties in het milieubeleid zijn de Natuur en Milieu Educatie (NME, samen met LNV, VenW en OCW) en het interbestuurlijke en interdepartementale programma «Leren voor Duurzame Ontwikkeling».

Beleidsartikel 7

Meetbare gegevens                                 Beleidsprestaties 2009:

Kennisoverdracht en kennisontwikkeling

Voor 2009 heeft VROM voor het milieuonderzoek van het RIVM een budget gereserveerd van € 20,2 mln. Voor elke activiteit of onderzoek wordt vooraf een schriftelijke afspraak vastgelegd over het beschikbare bedrag en de te leveren producten. Iedere vier maanden legt het RIVM verantwoording af over de voortgang en de uitputting van het budget.

Regelgeving

Onderhoud en implementatie (inter)nationale regelgeving:

+ Implementatie gewijzigde IPPC-richtlijn. Een politiek akkoord is

gepland voor de 1e helft 2009. Start van de eigenlijke implementatie is vanaf de vaststelling van de nieuwe richtlijn, eind 2009/begin 2010;

+ Implementatie protocol bij Antarcticaverdrag. In het tweede kwartaal van 2008 is gestart met de implementatie van het protocol. In 2008 en 2009 zal worden gewerkt aan een wetswijziging;

+ Voor de beoogde resultaten 2009 van het prioritaire programma «Slimmere regels, Betere uitvoering, Minder lasten» wordt verwezen naar de beleidsagenda;

+ Afronding stelselherziening milieubeoordeling. Dit betreft de aanpassing van het Besluit milieu-effectrapportage 1994, waarbij een betere aansluiting op de richtlijn 85/337/EEG i wordt bereikt.

Ontwikkelen van duurzaamheidscriteria en fiscale stimulering

+ Vergroening van het belastingstelsel. Zoals al in de beleidsagenda toegelicht wordt in samenwerking met het ministerie van Financiën in het Belastingplan 2009 een nieuw pakket vergroeningsmaatregelen ingevoerd, dat 1 januari 2009 in werking zal treden. Zo wordt de fiscale bijtelling voor auto’s van de zaak gedifferentieerd naar milieukenmer-ken en wordt de bestaande BPM-differentiatie versterkt. In 2009 onderzoekt het Kabinet nut en noodzaak van verdere vergroening en verdere verfijning van de bestaande vergroeningsmaatregelen. In 2009 onderzoekt het Kabinet nut en noodzaak van verdere vergroening en verdere verfijning van de bestaande vergroeningsmaatregelen;

+ Innovatief duurzaam inkopen. De beoogde resultaten 2009 bij deze prioriteit uit het Beleidsprogramma 2007–2011 worden toegelicht in de beleidsagenda;

+ Ter bevordering van de ontwikkeling en de toepassing van milieugerichte technologie worden de Regelingen ProMT, VAMIL/MIA en Groen Beleggen uitgevoerd. In 2009 zal de herziene Regeling Groen Beleggen worden gepubliceerd en zal de Regeling ProMT worden geëvalueerd;

+ In samenwerking met het bedrijfsleven worden duurzame milieu-innovatie-programma’s ontwikkeld (Milieu als Kans): Door middel van een door Syntens uit te voeren pilotproject in twee nog nader te bepalen branches wordt de aandacht voor duurzaamheid en innovatie in het MKB versterkt. Er zijn verkennende contacten met de brancheorganisaties in de metaal- en elektrotechnische industrie en in de rubber- en kunststofindustrie. In 2009 zal bij circa 150 innovatieve koplopers in het MKB duurzaamheid zijn geïntegreerd in hun innovatie-activiteiten;

+ Naast het zoveel mogelijk zoeken van aansluiting bij de EZ innovatieprogramma’s en het maatschappelijk innovatieprogramma Energie, worden door interdepartementale samenwerking en samen met externe betrokkenen duurzame-innovatieprogramma’s ontwikkeld. Basis hiervoor zijn de rijksbrede maatschappelijke innovatie-agenda’s die in 2008 zijn opgesteld;

Beleidsartikel 7

  • • 
    De internationale samenwerking voor milieu-innovatie wordt gericht op integratie van de ontwikkelketen onderzoek, technologische ontwikkeling, pilot, demonstratie, markttoegang en verbreding, door internationale programma’s en partner-ships tussen bedrijven, kennisinstellingen, overheden en andere stakeholders.

Voorlichting en betrekken van burgers en maatschappelijke organisaties bij milieubeleid

Stimuleren van activiteiten die uitdagen tot nadenken over milieuvraagstukken:

  • • 
    In het eerste uitvoeringsjaar van de nota Natuur- en Milieu-Educatie formuleren van een gezamenlijke agenda, verbeteren van de bestuurlijke samenwerking en opzetten van een kennisbanken -uitwisseling;
  • • 
    Uitvoeren van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling met bijzondere aandacht voor alternatieve handelingsperspectieven voor burgers en voor duurzame ontwikkeling als uitgangspunt voor besluitvormingsprocessen bij overheden;
  • • 
    Uitvoeren van de nieuwe communicatiestrategie voor milieubeleid. Doelstelling van het programma «Beleid Beter Uitleggen» is om de afstand tussen burgers en het milieubeleid te verkleinen, door burgers beter te informeren over de achtergronden van het milieubeleid, gemaakte beleidskeuzen en beleidsresultaten.

Inbedden van (burger)participatie en dialoog in beleidsprocessen:

  • • 
    Het opzetten van een systeem voor het signaleren en monitoren van standpunten en initiatieven van burgers, maatschappelijke organisaties en stakeholders, gekoppeld aan de prioriteiten en belangrijke beleidsdossiers;
  • • 
    Bij prioritaire projecten uitvoeren van participatietrajecten als onderdeel van de beleidsvoorbereiding;
  • • 
    Experimenteren met instrumentarium gericht op een zinvolle en effectieve dialoog met de samenleving, zoals e-participatie, online adviesplatforms met NGO’s, en (nieuwe) netwerken rondom de prioriteiten;
  • • 
    Organiseren van ronde tafels en thematreffers met stakeholders, maatschappelijke organisaties en beleid.

Stimuleren van projecten van maatschappelijke organisaties en initiatieven van burgers:

  • • 
    In overleg en in samenwerking met ondersteuningsorganisaties, fondsen en andere overheden ondersteunen van maatschappelijke initiatieven, onder andere via IdeeVROM (in oprichting) en stichting Greenwish (programmafinanciering 2008-2010);
  • • 
    Uitvoeren van de tenderronde 2009 van de Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM), inclusief module «Milieubeleid van deur tot dampkring» en «module Subsidie internationale milieusamenwerking».

Indicatoren:

In de «comply or explain»-passage in de leeswijzer bij deze begroting is uitgelegd waarom het voor dit operationele doel niet mogelijk is om zinvolle meetbare effectgegevens op te nemen.

7.2.2. Een ambitieus internationaal milieubeleid

Motivering                                                Belangrijke beleidsformuleringen vinden internationaal plaats, waarbij

VROM de invloed met name in Brussel moet aanwenden. Ambitieus internationaal milieubeleid vergt hecht samenspel van strategische, procesmatige en inhoudelijke aspecten. Vanuit die optiek moeten de

Beleidsartikel 7

prestaties en instrumenten bij dit operationele doel en die bij de overige milieudoelen in hun samenhang bezien worden. De complexiteit aan (belangen bij) internationale besluitvorming vraagt om goede kennis van het krachtenveld, het definiëren van robuuste doelstellingen, pro-actief inspelen op kansen en bedreigingen, en de inzet van kennis en diplomatie. Timing van initiatieven en het juiste niveau voor interventies is essentieel voor een effectieve belangenbehartiging. Effectief staat hier voor implementeerbaar, de burger aansprekend en uitvoering gevend aan de doelstellingen. Uitvoering van dergelijk ambitieus internationaal milieubeleid vereist een strakke regierol.

De internationale milieubeleidsagenda van het Kabinet heeft drie centrale thema’s, waarbij de laatste twee punten als dwarsdoorsnijdend en generiek kunnen worden gezien: + Versterkte inzet op klimaat en energie (zie de prioriteit «Internationale

klimaatagenda» in de beleidsagenda) en op biodiversiteit/natuurlijke

hulpbronnen; + Verbetering proces richting Europa; + Verbetering internationale regelgeving en handhaving van regels.

Instrumenten

De aanpak bij het internationale milieubeleid is breed en kent als onderdelen:

Kennisoverdracht

+ Het ontwikkelen van een visie en strategie ten aanzien van de

internationale beleidsvorming op de VROM-beleidsterreinen; + Het tijdig signaleren van nieuwe internationale ontwikkelingen die van

invloed (kunnen) zijn op de VROM-beleidsterreinen; + Het onderhouden van een netwerk met lidstaten, EU-instellingen en

mondiale organisaties; + Het met andere lidstaten nemen van besluiten in de EU-Milieuraad,

Conferenties van Partijen bij de Internationale milieuverdragen (zoals

Klimaat), de Beheersraad van UNEP en UN-Habitat; + Het opstellen van internationale «horizontale» beleidsstukken zoals de

Internationale Leefomgevingsagenda; + Uitwisseling met denktanks en NGO’s.

Subsidies

De inzet van onderstaande financiële instrumenten is op hoofdlijnen

onderwerp van de jaarlijkse interdepartementale programmering in

HGIS-kader, de Homogene Groep Internationale Samenwerking.

+ Bijdragen aan internationale organisaties, waaronder het Nederlandse

aandeel in de UNEP-contributie; + Subsidies in het kader van de SMOM-regeling; + Incidentele subsidies aan (inter)nationale organisaties.

Buiten HGIS wordt op bescheiden schaal financieel bijgedragen aan:

+ Het Nederlandse aandeel van de VN-Habitat-contributie;

+ De implementatie van de Habitat-agenda, voor samenwerking in projecten met buurlanden op het terrein van huisvesting/energiebesparing/klimaat-bescherming en met economisch achtergebleven landen in het kader van integratie;

+ Projecten gericht op internationale kennisoverdracht en -uitwisseling.

Meetbare gegevens

In de «comply or explain»-passage in de leeswijzer bij deze begroting is uitgelegd waarom bij dit operationele doel geen meetbare effect- of prestatie-indicatoren kunnen worden opgenomen. Dit operationele doel is ondersteunend aan in andere operationele doelen geformuleerde

Beleidsartikel 7

prestaties. De beoogde beleidseffecten zijn bovendien niet alleen afhankelijk van de Nederlandse inzet, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen. Dit is bijvoorbeeld het geval als het gaat om internationale onderhandelingen. De internationale taken van VROM zijn bij verschillende dienstonderdelen belegd en worden op diverse begrotingsartikelen gepresenteerd; de voornaamste internationale beleidsprestaties 2009 worden daar aangegeven en verantwoord. Een integrale beleidsdoorlichting is bij dit operationele doel daarom ook niet zinvol uit te voeren.

Voor de drie bovengenoemde centrale thema’s van de internationale milieubeleidsagenda zullen in 2009 de belangrijkste prestaties zijn:

Versterkte inzet op biodiversiteit/natuurlijke hulpbronnen

  • • 
    Nederland zal op basis van de eerdere EU-successen officiële voorstellen in mondiale organisaties (FAO, WTO, VN) doen op het gebied van:
  • 1. 
    Duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen;
  • 2. 
    Betaling voor ecosysteemdiensten, inclusief bossen.
  • • 
    Binnen de EU wil Nederland een aantal cruciale elementen van het Commissiepakket Duurzame Productie en Consumptie geaccepteerd krijgen, zoals:
  • 1. 
    De uitbreiding en verdieping van de Ecodesign richtlijn, en
  • 2. 
    De invoering van een Top Runners regeling;
  • • 
    Liefst in december 2008 doch uiterlijk in het voorjaar van 2009 moet het EU wetgevingspakket op het terrein van energie tussen Raad en Parlement worden aangenomen. Het betreft onder meer de inspanningsverdeling tussen EU-lidstaten, herziening van het emissiehandelssysteem, doelstelling voor hernieuwbare energie, energie-efficiency bij gebruik van biomassa voor biobrandstoffen en de ondergrondse opslag van kooldioxide;
  • • 
    De inzet voor de internationale klimaatagenda is nauw verweven met de inzet voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. In 2009 wordt door VROM verder ingezet op de ontwikkeling van internationale economische instrumenten voor biodiversiteit. De inzet is enerzijds gericht op het stimuleren van (internationale) betalingen voor ecosysteemdiensten. Anderzijds is die gericht op de compensatie van het gebruik van biodiversiteit op basis van het landgebruik voor de productie van natuurlijke hulpbronnen als soja, palmolie, hout en katoen. In het kader van het «Beleidsprogramma Biodiversiteit werkt: voor natuur, voor mensen, voor altijd» is dit een bijdrage aan de verduurzaming van de genoemde handelsketens;
  • • 
    Er moeten nieuwe instrumenten worden aangenomen voor het verduurzamen van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Belangrijke instrumenten zijn regelgeving, fiscale labeling, monitoring om ongewenste indirecte effecten aan te pakken en certificering. VROM werkt hieraan zowel via het Europese Actieplan voor duurzame productie en consumptie als via het mondiale spoor, met name de initiatieven van UNEP (bijvoorbeeld het internationale panel voor natuurlijke hulpbronnen). Speciale nadruk krijgt de verduurzaming van het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden. In Europa gaat het om implementatie van duurzaamheidscriteria (de zogenaamde «Cramer-criteria») in het kader van het eerder genoemde energiepakket. Gebruik van deze criteria zal ook in mondiaal kader geborgd moeten worden. Daartoe vinden besprekingen plaats in internationale gremia, zoals de Conventie voor Biodiversiteit, de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling en het Global Bio energy Partnership. De in

Beleidsartikel 7

2008 gestarte samenwerking met Brazilië, Maleisië, Indonesië en Mozambique zal in 2009 leiden tot concrete activiteiten in deze landen.

Verbetering proces richting Europa:

In 2008 heeft VROM een verbetertraject ingezet voor de werkzaamheden van de dossierteams die de inbreng van VROM in de Brusselse arena voorbereiden. Doel van dit traject was het ontwikkelen van een werkwijze die dossierteams stimuleert effectiever en efficiënter hun werkzaamheden uit te voeren. Belangrijke meerwaarde van deze dossierteams is dat, waar van toepassing, andere departementen en andere bestuurslagen actief participeren. Zodoende is gewaarborgd dat de beoordeling van Europese initiatieven en het formuleren van het Nederlandse standpunt op basis van die beoordeling vanuit diverse invalshoeken geschiedt. Op basis van de pilots in 2008 wordt dit project in 2009 volledig geïmplementeerd, wat tot de volgende resultaten zal leiden: + Voor alle nieuwe initiatieven in de EU wordt een quick scan uitgevoerd,

die inzicht biedt in de terreinen waarop een voorstel voor Nederland

effect kan hebben; + Als uit de quick scan blijkt dat een voorstel belangrijke effecten zal

hebben, zal een krachtenveldanalyse en/of een nationale impact

assessment worden uitgevoerd, inclusief ruimtelijke, juridische en

uitvoeringseffecten; + Een afname van 10 tot 20% vergadertijd in Den Haag over de Europese

inzet.

Verbetering naleving en handhaving van internationale regels:

+ VROM blijft ernaar streven om Nederlanders verkozen te krijgen in nalevingscomités van milieuverdragen. Deze comités buigen zich over nalevingsproblemen van verdragspartijen en stellen maatregelen voor aan de bijeenkomst van partijen. In 2008 is dat al gelukt voor het Cartagenaprotocol over bioveiligheid en het Verdrag van Aarhus. Deze Nederlanders dienen vanaf 1 januari 2009 minimaal de komende vier respectievelijk zes jaar in deze comités. Zij zullen zich (binnen de geldende regels) inzetten om nalevingsproblemen op een transparante manier aan de orde te stellen en op een effectieve manier op te lossen;

+ VROM zet zich in om bij milieuverdragen die nog geen nalevings-regime hebben een daadwerkelijk effectief regime tot stand te brengen. Een van die verdragen is het Verdrag van Stockholm over persistente organische vervuilende stoffen. De bijeenkomst van partijen bij dat verdrag wordt begin mei 2009 gehouden en de inzet van VROM is er op gericht de onderhandelingen dan te kunnen afronden.

+ VROM zal, zelfstandig en via de EU, ook in 2009 actief bijdragen aan het transparant en effectief functioneren van de verschillende nalevingscomités die onder milieuverdragen zijn ingesteld. Deze comités buigen zich over nalevingsproblemen van verdragspartijen en stellen maatregelen voor aan de bijeenkomst van partijen om die problemen op te lossen. Het streven is gericht op benoeming van Nederlanders in deze comités, zoals in 2008 gelukt is voor het Cartagenaprotocol over bioveiligheid en het VN-ECE-Verdrag van Aarhus. In 2009 is de mogelijkheid daartoe echter beperkt tot bovengenoemd Verdrag van Stockholm, indien het nalevingsregime inderdaad tot stand komt.

Voor de internationale doelen en prestaties bij de handhaving van de milieuwetgeving wordt verwezen naar artikel 9.

Beleidsartikel 7

7.2.3. Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB

Motivering

Instrumenten

Om te zorgen voor een blijvende ontkoppeling van economische groei enerzijds en milieubelasting door de industrie anderzijds. Daartoe moet de industrie als geheel voldoen aan de NEC-doelstellingen 2010 wat betreft de uitstoot van verzurende stoffen (NOx, SO2, VOS en NH3) naar de lucht en moet zij bijdragen aan het verminderen van de uitstoot van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), zie ook bij 3.2.4. Daarnaast moeten specifieke industrietakken voldoen aan de voor 2010 afgesproken integrale milieutaakstellingen (IMT 2010), waarbij tevens milieuwinst in de productie- en consumptieketens wordt gerealiseerd. Het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid bij bedrijven om bovenwettelijke maatregelen te nemen (maatschappelijk verantwoord ondernemen; MVO) wordt gecoördineerd door MVO-Nederland.

+ Voorlichting en kennisoverdracht. Het opstellen van een Handreiking Bedrijfsmilieuplan, werk- en handboeken per betrokken bedrijfstak, en het overdragen van kennis door middel van de tijdelijke Facilitaire Organisatie Industrie (FOI);

+ Bestuurlijk overleg. Per bedrijfstak is er overleg tussen de betrokken overheden en de bedrijven over de voortgang van de uitvoering;

+ Convenanten. Per betrokken bedrijfstak is er een convenant afgesloten, hierin staat de Integrale Milieutaakstelling (IMT);

+ Subsidies. Jaarlijks wordt een bijdrage aan de VNG toegekend voor de uitvoering van het doelgroepenbeleid Milieu en Industrie (DMI);

+ Normering. Voor energiebesparende maatregelen zijn in het kader van de zogenaamde meerjarenafspraken (MJA) afspraken gemaakt. Voor MKB-bedrijven die niet onder de MJA vallen is een traject gestart om in het duurzaamheidsakkoord vastgelegde doelstellingen te bereiken. Over dit traject vindt overleg plaats met MKB en het energiecentrum MKB.

Meetbare gegevens

Beleidsprestaties 2009

+ Toezending samenvattende jaarrapportage 2007 Doelgroepbeleid Milieu & Industrie aan de Tweede Kamer. Deze jaarrapportage geeft per thema een overzicht van de voortgang van de uitvoering van de IMT’s. De Tweede Kamer heeft de samenvattende jaarrapportage 2006 op 9 mei 2008 ontvangen (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 XI, nr. 111);

+ Uitbrengen van het Actieplan Fijn stof en Industrie, als onderdeel van het NSL;

+ Actualisatie Besluit emissie-eisen stookinstallaties B (BEES B). Dit is een 8.40 AMvB, waarin de geldende emissie-eisen (voor stookinstal-laties) voor NOx, SO2 en stof uit rookgas zijn opgenomen;

+ Voorstel voor voortzetting van het Doelgroepbeleid Milieu & Industrie na 2010 voorleggen aan de Tweede Kamer.

Indicatoren:

Voor een aantal relevante bedrijfstakken zijn integrale milieutaakstellingen (IMT) voor 2010 vastgelegd. Een IMT betreft een nationale, vrijwillige afspraak met een industriële bedrijfstak over het halen van milieuresultaten voor een breed aantal milieu-thema’s. Voor NOx, SO2, VOS en NH3 zijn in de Europese NEC-richtlijn vanaf 2010 per lidstaat jaarlijkse emissie-plafonds vastgesteld (zie tabel 3.4 en 3.5).

Beleidsartikel 7

Als streefwaarde is voor de meeste stoffen in de IMT vastgelegd dat de emissie in 2010 met 80 tot 90% moet zijn gereduceerd ten opzichte van 1990. Er zijn geen tussendoelen geformuleerd. De afgesproken resultaten zijn gebaseerd op:

+ De jaarlijkse emissieontwikkeling voor een groot aantal stoffen die in de IMT zijn opgenomen (bedrijven rapporteren, gesommeerd geeft dit een landelijk beeld) met bijzondere aandacht voor de NEC-stoffen; + De mate waarin bedrijven procesafspraken nakomen (opstellen bedrijfsmilieuplannen, jaarlijks rapporteren over voortgang). In de bovengenoemde jaarrapportage Doelgroepbeleid Milieu en Industrie wordt per thema een overzicht gegeven van de voortgang van de realisatie van de IMT’s.

7.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 7.3. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

Alg.doel/Op.doel A Start

B Afgerond

Beleidsdoorlichting

Effectenonderzoek ex post

Overig evaluatieonderzoek

Strategieontwikkeling en adequaat generiek

instrumentarium.

Een ambitieus internationaal milieubeleid

Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB

Tweejaarlijkse monitoring (2007–2008) voortgang duurzaam inkopen.

Evaluatie organisatorische inbedding duurzaam-heidscriteria voor duurzaam inkopen Programma Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten: fundamentele doorlichting van de regelgeving van tenminste twee regelgevingsdomeinen (de domeinen voor 2009 worden rond september 2008 vastgesteld). In 2008 worden doorgelicht: Besluit Financiële zekerheid en Warmte-Koude Opslag in de bodem. Structurele Evaluatie Milieuwetgeving (STEM). Het jaarprogramma hiervoor wordt jaarlijks vastgesteld.

 

OD 7.2.1.

nvt (OD gesplitst

 

miv. begr. 2010)

OD 7.2.2.

n.v.t.

OD 7.2.3.

A. 2010

 

B. 2010

OD 7.2.3.

A. 2008

 

B. 2009

OD 7.2.3.

A. 2008

 

B. 2009

OD 7.2.1.

A. 2008

 

B. 2009

OD 7.2.1.

doorlopend

Artikel 8

Motivering

Verantwoordelijkheid

Artikel 8. Externe veiligheid

8.1. Algemene beleidsdoelstelling

8.1.1. Vergroten van de externe veiligheid

Om een samenleving te bereiken waarin risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, door het gebruik van luchthavens en door overstromingen bekend zijn, zoveel mogelijk beperkt zijn en maatschappelijk en bestuurlijk geaccepteerd zijn, en waarbij een bepaald basisveiligheidsniveau niet overschreden wordt. Het beleid is er op gericht, dat alle burgers in Nederland per 2010 in hun woonomgeving over een minimum beschermingsniveau (het plaatsgebonden risico) kunnen beschikken tegen externe veiligheidsrisico’s.

Bij het borgen van veiligheid tegen overstromingen gaat het om het borgen van de veiligheid van de kust en het IJsselmeergebied met behoud van (inter)nationale ruimtelijke waarden, en het borgen van de veiligheid tegen overstromingen in de Zuidwestelijke Delta met behoud van de natuurlijke kwaliteit en de toegankelijkheid voor de scheepvaart.

De minister van VROM is verantwoordelijk voor:

  • • 
    Het ontwikkelen van beleid met betrekking tot gevaarlijke stoffen in inrichtingen;
  • • 
    Het uitvoeren van het kabinetsstandpunt Ketenstudies;
  • • 
    De coördinatie van het Rijksbeleid met betrekking tot externe veiligheid bij gevaarlijke stoffen;
  • • 
    De vergunningverlening aan defensie-inrichtingen;
  • • 
    Buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • • 
    De ruimtelijke aspecten van de uitvoering van Rijksbeleid met betrekking tot rivieren, grote wateren en kust;
  • • 
    Klimaatadaptatie: de inrichting van de Nederlandse ruimte dient zodanig aangepast te worden dat de effecten van klimaatverandering «aanvaardbaar» zijn (klimaatbestendig maken van de ruimtelijke inrichting van Nederland).

Externe factoren

Meetbare gegevens

Behalen van deze doelstelling hangt af van helderheid over verantwoordelijkheden bij andere overheden en of deze in staat zijn hun wettelijke taken uit te voeren. VROM ondersteunt provincies en gemeenten door financiering.

Meetbare effectgegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.

Artikel 8

Tabel 8.1. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 8. Externe veiligheid

x € 1 000

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen:

24 430

23 613

26 866

32 565

67 061

77 191

64 544

Uitgaven:

Waarvan juridisch verplicht

44 679

46 716

46 532

34 450

51 545 33 930

72 041 20 000

82 191 20 000

69 544 20 000

Programma: Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties:

Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties:

Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties:

Milieu en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken:

FES Kennis voor Klimaat

FES Klimaatbuffers

Overige instrumenten en milieu en veiligheid

Onderzoek externe veiligheid

Schadeclaims

 

44 679

46 716

46 532

51 545

72 041

82 191

69 544

671

1 734

1 571

1 103

1 017

1 020

1 020

22 679

6 989

7 029

12 099

25 181

37 681

37 681

20 482

22 680

24 440

23 990

30 490

30 490

30 490

847 15 313 13 492 14 353 15 353 13 000

0 10 000 10 000 10 000 10 000 10 000

0 0 3 000 4 000 5 000 3 000

669 5 313 492 353 353 0

178 0 0 0 0 0

000000

353

0

0

353

0 0

Ontvangsten:

13 000

13 000

14 000

15 000

13 000

Grafiek 8.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel voor 2009

0%                  0                  0%                  0                  0%                  0

 
                 

4%J I1.090J

       

90%-

                                 
                         

26%

 

3.492

 

80%-

                                 
                                 

70%-60%-

                           

0%

 

0

 

64%

 

1.000

                         
                                 

50%-

         

92%

 

6.500

                 
                                 

40%-

                                 
                                 

30%-

                         
                             

20%-

                             
                             

10%-0%-

                             
                             
 
  • 1. 
    in perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. 4. in perc. 4. in bedr.
 

x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000

 

juridisch verplicht bestuurlijk gebonden

 

beleidsmatig gebonden

Operationeel doel:

  • 1. 
    Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties
  • 2. 
    Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties
  • 3. 
    Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties
  • 4. 
    Milieu en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken

6

0

Artikel 8

Toelichting per operationeel doel:

  • 1. 
    Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties:

Het bestuurlijk gebonden bedrag is nodig om risico’s inzichtelijk te maken van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en van luchthavens en duidelijk te krijgen of zij maatschappelijk en bestuurlijk aanvaardbare zijn of niet. Dit betreft primair het registreren van risicogegevens.

  • 2. 
    Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties:

Het bestuurlijk gebonden bedrag is bestemd voor verschillende saneringen. Voorbeelden hiervan zijn de sanering van NH3-koelinstal-laties, BRZO- en CPR15-bedrijven. Verder is er in dit bedrag € 1 mln opgenomen voor de afwikkeling van de vuurwerksanering.

  • 3. 
    Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties:

Het juridisch verplichte deel betreft hoofdzakelijk € 20 mln gelden die het Rijk uitkeert door middel van programmafinanciering (subsidieregeling Programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden). Het Rijk heeft dit bedrag beschikbaar gesteld, voor het Externe-Veiligheidsbeleid door andere overheden.

  • 4. 
    Milieu- en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken: De juridische verplichtingen bestaan uit de FES-toezegging aan de stichting Kennis voor Klimaat (€ 10 mln) voor het gelijknamige onderzoeksprogramma.

8.2. Operationele doelstellingen

Motivering

Instrumenten Meetbare gegevens

8.2.1. Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties

Het bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties biedt inzicht in de nog op te lossen knelpunten om de externe veiligheid te vergroten. In 2008 zijn zowel de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en van ongevallen bij luchthavens inzichtelijk gemaakt, alsmede de mogelijkheden deze te verminderen. In 2009 wordt bepaald of de desbetreffende situaties maatschappelijk en bestuurlijk aanvaardbaar zijn of niet. Hiermee wordt de doelstelling gehaald.

Kennisoverdracht en ontwikkeling: Het Register van risicogegevens.

Beleidsprestaties voor 2009:

+ Vullen, actualiseren en beheren van het Register van risicogegevens; + Bepalen van de aanvaardbaarheid van de risicosituaties op basis van de inventarisaties. De inventarisaties leiden tot nog te saneren locaties.

Artikel 8

Tabel 8.2. Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicator

Basiswaarde 2007

Streefwaarde 2009

  • 1. 
    De mate van vulling van het Register Nul van risicogegevens
  • 2. 
    Beschikbaarheid van onderzoeksgegevens inzake de categorale inrichtingen en buisleidingen

Momenteel is er geen volledig overzicht van risicovolle situaties

Voor het Register van risicogegevens wordt gestreefd naar een volledige vulling eind 2008. In 2009 is over categorale inrichtingen alle relevante risico-informatie inclusief knel- en aandachts-punten beschikbaar. (Streefwaarde = 100%)

In 2009 is er een volledig inzicht in risico- en aandachtspunten met betrekking tot buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. (Streefwaarde = 100%)

Bron: zevende voortgangsrapportage inzake Externe Veiligheid, Kamerstukken II 27 801, nr. 53

Toelichting:

In 2008 worden het aantal te saneren locaties geregistreerd in het

Register. Het effect van deze doelstelling – een volledig overzicht van het

aantal te saneren locaties – wordt in 2009 gebruikt voor het behalen van

doelstelling 8.2.2. Door de korte tijdspanne (2007: 0%, 2008: 100%) heeft

het geen toegevoegde waarde hier een aparte effect-indicator op te

nemen.

Motivering

8.2.2. Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties

Risicovolle niet-aanvaardbare situaties dienen in 2010 te worden opgelost om de externe veiliheid te vergroten. Voor buisleidingen geldt als einddatum 2012. In 2009 worden deze situaties bepaald (zie operationeel doel 8.2.1.).

Instrumenten

Meetbare gegevens

+ Wet- en Regelgeving (voor vergunningverlening en ruimtelijke

besluiten door bevoegd gezag): Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI), Besluit externe veiligheid buisleidingen, Regeling externe veiligheid buisleidingen, Vuurwerkbesluit en Besluit externe veiligheid transportroutes;

+ Subsidies aan andere overheden voor saneringsprogramma’s voor categorale inrichtingen, ammoniak-koelinstallaties, PGS15-inrichtin-gen, Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO)-bedrijven en buisleidin-gen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Beleidsprestaties voor 2009:

+ Uitvoeren van maatregelenpakketten uit het Kabinetsstandpunt

Ketenstudies; + Opstellen regelgeving 4e tranche REVI (vergunningverlening en

ruimtelijke besluiten door bevoegd gezag); + Begin 2009 wordt een wijzigingsvoorstel van het Vuurwerkbesluit voor

inspraak gepubliceerd waarin alle verbeterpunten uit de evaluatie zijn

verwerkt; + Voorjaar 2009 zal een Structuurvisie Buisleidingen – op basis van

artikel 2.3 lid 3 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) – aan de

beide Kamers der Staten-Generaal worden aangeboden, waarmee het

aflopende Structuurschema Buisleidingen wordt vervangen. Tevens zal

Artikel 8

medio 2009 een toezichtarrangement en toezichtseenheid ingericht zijn waarmee het op de buisleidingexpoitanten adequaat kan worden uitgevoerd;

+ Inwerkingtreding van de AMvB buisleidingen;

+ Vaststelling Programma Buisleidingen, om uiterlijk in 2012 aan de doelstelling van het beleid te voldoen;

+ Inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid transportroutes;

+ Inwerkingtreding van de Regeling externe veiligheid transportroutes.

+ In 2009 zal een nieuwe rekenmethodiek voor PGS

15-opslagvoorzieningen in de Handleiding Risicoberekeningen Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) worden aangewezen. In aansluiting daarop zullen de afstanden worden bijgesteld, die in acht genomen moeten worden bij inrichtingen waar verpakte gevaarlijke stoffen worden opgeslagen in een hoeveelheid groter dan 10 000 kg per opslagplaats, de zogenaamde PGS 15-inrichtingen. Tevens zullen in 2009 nog de mijnbouwinrichtingen onder de werking van het BEVI worden gebracht.

+ Uiterlijk op 31 december 2009 zullen de ammoniaktransporten op de route van DSM Geleen naar DSM Agro in IJmuiden definitief worden beëindigd.

Indicatoren:

Tabel 8.3. Prestatie-indicatoren

Indicator

Basiswaarde

Streefwaarde

Aantal (opgeloste) knelpunten m.b.t. externe veiligheid in 2009–2010.

Het aantal knelpunten is eind 2008 vastgesteld. De sanering van LPG-stations is in 2008 voltooid.

Voor gastransportleidingen is dit beeld in 2008 vastgesteld. Voor de overige transportleidingen voor gevaarlijke stoffen wordt dit beeld in 2009 vastgesteld.

In 2008: alle knelpunten bepaald en planning 2010: alle niet-acceptabele knelpunten opgelost. Voor buisleidingen geldt als eindjaar 2012. Alle knelpunten opgelost die niet voldoen aan het basisveiligheidsniveau voor inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen vallen of gaan vallen van > PR 10-6 en/of bestuurlijk niet acceptabel zijn. Nieuwe luchthaven-besluiten kennen een zelfde of betere bescherming dan het beschermingsniveau dat is vastgelegd met de gelijkwaardig-heidscriteria. Het geactualiseerde gelijk-waardigheidscriterium voor externe veiligheid is daarbij vastgesteld als: maximaal 3 000 woningen gelegen binnen de PR 10-6 contour (incl. meteotoeslag).

Bron: Zevende voortgangsrapportage inzake Externe Veiligheid, Kamerstukken II, 27 801, nr. 53

Toelichting:

Doordat de concrete aantallen pas eind 2008 bekend zijn, is het niet mogelijk om in tabel 8.3. een concrete basiswaarde te noemen. Echter, het aantal knelpunten (overschrijding van de wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico PR10-6) is medio 2008 ongeveer 8 000, behoudens een bewust geaccepteerde restcategorie (de uitzonderingen). In 2010 dienen deze knelpunten te zijn weggenomen; nieuwe knelpunten mogen niet meer ontstaan. In 2010 dient het bevoegd gezag tevens de verplichte elementen uit de verantwoordingsplicht Groepsrisico in te vullen, zoals vermeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI).

Artikel 8

8.2.3. Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties

Motivering

Om de externe veiligheid te vergroten is het van belang dat nieuw risicovolle situaties niet meer ontstaan. Echter, de kennis van en ervaring met het vernieuwde Externe Veiligheidsbeleid is nu nog onvoldoende doorgewerkt in de uitvoering. De professionaliteit en kwaliteit van de uitvoering en handhaving op het gebied van gevaarlijke stoffen en het risicobeleid bij andere overheden wordt daarom verbeterd. De mate waarin het doel bereikt wordt, is af te lezen uit de provinciale rapportages.

Instrumenten

Subsidies (programmafinanciering) aan provincies, gemeenten en Rijkspartijen voor de opbouw van apparaat (eerstelijnstaken) in de periode tot 2010. Hiermee wordt de professionaliteit om Externe Veiligheidsbeleid uit te voeren en te handhaven en de kwaliteit van deze activiteiten verhoogd; Kennisontwikkeling en -verspreiding.

Meetbare gegevens

Beleidsprestaties voor 2009:

+ Bepaling van de aanwezigheid van de kritische massa die nodig is voor de uitvoering van wettelijke Externe Veiligheidstaken per bevoegd gezag en afspraken maken hoe deze kritische massa te borgen;

+ Het op orde brengen van de eerstelijns inspectietaken van het Rijk (Arbeidsinspectie, VI, RWS). Hiervoor is € 5 mln gereserveerd.

Indicatoren:

Tabel 8.4. Prestatie-indicatoren

Indicator

Basiswaarde

Streefwaarde

De (structurele) capaciteit voor Externe De beschikbare capaciteit is ontoereikend         1. Door gerichte opleiding, training, uitwis-

Veiligheid bij gemeenten en provincies voor het vervullen van de uitvoeringstaken. seling van ervaring en andere organisatie voor de uitvoering van wettelijke taken Voor sommige overheden is het niet moge- van de capaciteit en kwaliteit van de uitvoe-lijk om zelf voldoende expertise op te                 ring in de periode tot 2010 borgen dat de bouwen                                                                      wettelijke taken vervuld worden.

  • 2. 
    Planning: In 2008 is er een concreet beeld van de aanwezigheid van de kritische massa per bevoegd gezag (in aantal fte). In 2010 zijn de randvoorwaarden vervuld voor een adequate uitvoering en handhaving van het Externe Veiligheidsbeleid.

Bron: zevende voortgangsrapportage inzake Externe Veiligheid, Kamerstukken-II, 27 801. nr. 53

 

Tabel 8.5. Effectindicator

Indicator

Basiswaarde 2008

Streefwaarde 2010

Aantal nieuwe risicovolle situaties sinds de introductie van dit beleid

0

0

Artikel 8

Motivering

8.2.4. Milieu- en veiligheidsaspecten vroegtijdig, gebiedsgericht en geïntegreerd in de ruimtelijke planvorming betrekken.

Het klimaat zal de komende eeuwen ingrijpend veranderen. Zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren en perioden met extreme neerslag of lange perioden van droogte zullen grote invloed hebben op het ruimtegebruik. Geleidelijke temperatuurstijging en toename van de kans op (korte) perioden met extreme temperaturen hebben grote invloed op de biodiversiteit en het leefklimaat in stedelijke gebieden. Naast dreigingen biedt de verandering van het klimaat ook kansen, zoals bijvoorbeeld voor landbouw en toerisme.

Instrumenten

Aanpassing aan klimaatverandering vereist een andere ruimtelijke

afweging waarbij duurzaamheid en onzekerheden een zwaardere

betekenis krijgen. Een duurzame en toekomstbestendige inrichting van

Nederland vereist een inzet van het beleid gericht op:

+ Het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting; de kans op en de gevolgen van een eventuele grootschalige overstroming of langdurige perioden van droogte zoveel mogelijk beperken, in bijzonder voor vitale infrastructuur;

+ Het beperken van nadelige effecten; de kans op hittestress en extreme wateroverlast zoveel mogelijk beperken; zorgdragen voor een klimaatbestendige groen-blauwe dooradering om een natuurlijke ventilatie te bevorderen, water – ook in de steden – vast te houden en een robuust netwerk van ecosystemen te ontwikkelen;

+ Het benutten van kansen; economische activiteiten (landbouw,

toerisme, et cetera) stimuleren en ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden bieden om actief in te kunnen laten spelen op kansen die de verandering van het klimaat biedt.

Bestuurlijk

+ Programma Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK)

VROM heeft samen met VenW, LNV, EZ, IPO, VNG en de Unie van Waterschappen in 2007 de Nationale Adaptatie Strategie vastgesteld. Eind 2008 zal de vaststelling van de Nationale Adaptatie Agenda plaatsvinden. In de komende jaren zullen deze partijen samen de impuls voor een klimaatbestendig Nederland voortzetten;

+ Convenant met IPO/VNG

In 2007 en 2008 zijn klimaatconvenanten afgesloten tussen het Rijk en respectievelijk gemeenten en provincies. Deze convenanten lopen tot 31 december 2011. In deze convenanten zijn ook afspraken gemaakt over adaptatie aan klimaatverandering;

+ Verstedelijkingsafspraken

Binnen de nieuwe Verstedelijkingsafspraken zal onder meer worden ingezet op afspraken over spelregels voor klimaatadaptatie.

Kaderstelling

+ Afwegingskader Klimaatbestendige Inrichting

Eind 2008 is er een handreiking gepresenteerd waarmee een generiek referentiekader beschikbaar komt om klimaatadaptatie in ruimtelijke afwegingen te betrekken. Tevens zal er een nationale verkenning komen naar de kwetsbaarheden en kansen. De resultaten van deze verkenning zullen betrokken worden bij rijksafwegingen voor ruimtelijke plannen.

Artikel 8

Financieel

+ Subsidie voor Klimaatbuffers

In 2007 is € 5 mln beschikbaar gesteld (voor verwerving, inrichting en beheer) om natuurlijke klimaatbuffers te realiseren. Daarnaast heeft het Kabinet, conform ook de wens van de Tweede Kamer, gekozen voor continuering van het opdoen van praktijkervaring met natuurlijke klimaatbuffers door hiervoor in de periode 2009–2012 in totaal € 15 mln beschikbaar te stellen. Natuurlijke klimaatbuffers zijn natuurlijk ingerichte gebieden die bijdragen aan de klimaatbestendigheid van Nederland, zoals het vergroten van de veiligheid tegen overstromingen, het verminderen of voorkomen van wateroverlast, het tegengaan van verdroging, et cetera Klimaatbuffers zijn tevens aantrekkelijke gebieden met hoge natuurlijke en recreatieve waarden;

+ Subsidie voor Onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat

€ 50 mln aan cofinanciering voor de periode 2008–2013. Het onderzoeksprogramma levert voor 8 nationale hot spots adaptatiestrategieën op. De in te richten Klimaat Kennis Faciliteit gaat brede ondersteuning bieden bij de beantwoording van de vragen die in de hot spots worden gesteld. De Kennistransfer zal de kennis voor een brede doelgroep ontsluiten en zal de kennis uit de hot spots thematisch vertalen om het nationale beleid beter te ondersteunen. In zes internationale hotspots zullen publieke en private partijen invulling geven aan kennisuitwisseling op het terrein van adaptatie. VROM coördineert de rijksaansturing van het programma;

+ Nota Ruimte-budget

VROM zet het Nota Ruimte-budget (zie artikel 2) mede in voor klimaatopgaven.

Meetbare gegevens

Tabel 8.6. Effectindicatoren

 

Effectindicator

Basiswaarde Peilda- Streefw. 1 tum

Periode

Streefw. 2

Periode

Aantal (onbeschermde) vitale functies in kwetsbare gebieden

Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld

Afname (onbeschermde) vitale functies in kwetsbare gebieden

2011

Afname (onbeschermde) vitale functies in kwetsbare gebieden

2015

Percentage gebouwen aangepast aan wateroverlast en hittestress in stedelijk gebied

Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld

Percentage neemt toe

2011

Percentage neemt toe

2015

Percentage groen en water in stedelijk gebied met adaptatieeffect

Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld

Percentage neemt toe

2011

Percentage neemt toe

2015

Areaal klimaatbestendige ecosystemen

Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld

Areaal klimaat-bestendige ecosystemen neemt toe

2011

Areaal klimaat-bestendige ecosystemen neemt toe

2015

Imago Nederland expertland klimaatadaptatie

Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld

Nederland in de top drie van expertlanden klimaatadaptatie

2011

Nederland in de top drie van expertlanden klimaatadaptie

2015

Artikel 8

Prestaties in 2009

(zie ook de prestaties zoals opgenomen in de beleidsagenda):

+ Kabinetsvoorstel (met VenW) voor een overstromingsrisicozonering voor binnendijkse gebieden;

+ Randvoorwaarden zijn opgesteld voor kwetsbare en vitale functies;

+ Tussenrapportage voor de Tweede Kamer opgesteld over Experimenten Aangepast Bouwen (EMAB);

+ Herziening in samenspraak met VenW, LNV en EZ en het Planbureau voor de Leefomgeving van de effect- en prestatie-indicatoren voor de begroting 2010.

 

Tabel 8.7. Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicator Basiswaarde

Peildatum

Streefw. 1

Periode

Streefw. 2

Periode

Algemeen

Verankering in ruimtelijke

plannen van klimaatadaptatie

 

Alle ruimtelijke plannen

2015

   

Ruimtelijke ontwikkelingen in Indicator in ont-winterbed grote rivieren                wikkeling,

beschikbaar voor begroting 2010

Ruimtelijke ontwikkelingen           Basiswaarde wordt

kustfundament: aantal wonin- in 2009 vastgesteld gen buiten bebouwd gebied op kustfundament

Neemt niet toe

2011

Neemt niet toe

2015

Overheden hanteren randvoor- N.v.t. waarden bij ruimtelijke afweging vitale functies: vitale functies in kwetsbare gebieden

Geen nieuwe vitale 2015 functies in kwetsbare gebieden

Geen nieuwe vitale 2020 functies in kwetsbare gebieden

Aandeel oppervlaktewater in Aandeel opper-nieuwbouwwijken                           vlaktewater in

nieuwbouwwijken 5% in laag, respectievelijk 2% in hoog Nederland

2003             Aandeel opper-

vlaktewater in nieuwbouwwijken bedraagt meer dan 5% in laag Nederland en meer dan 2% in hoog Nederland

2011             Aandeel opper-

vlaktewater in nieuwbouwwijken bedraagt meer dan 5% in laag Nederland en meer dan 2% in hoog Nederland

2020

Ruimte bieden voor uitvoering Verdeling van

maatregelen vasthouden, bergen en afvoeren

maatregelen in deelstroom-gebiedsvisies is: 13% vasthouden, 81% bergen, 6% afvoeren

2003             Aandeel «vasthou-

den» neemt toe; aandeel afvoeren neemt af

2011             Aandeel «vasthou-

den» neemt toe; aandeel afvoeren neemt af

2020

Toepassing functiecombinaties

Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld

In ontwikkeling, beschikbaar voor begroting 2010

Inzet Nederlandse expertise (RO-water) in het buitenland

Basiswaarde wordt in 2009 vastgesteld

In ontwikkeling beschikbaar voor begroting 2010

Artikel 8

8.3. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 8.8. Overzicht onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid:

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

Alg.doel/Op.doel A. Start

B. Afgerond

Beleidsdoorlichting

Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle

situaties

Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties

Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties

Milieu en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken

Doorwerking ruimtelijk beleid

Overig evaluatie-onderzoek:

– evaluatie doorwerking ruimtelijk

beleid – evaluatie doelbereiking ruimtelijke Doelbereiking ruimtelijke kwaliteit ruimte en klimaat

kwaliteit ruimte en klimaat

 

OD 8.2.1.

A. 2010

 

B. 2010

OD 8.2.2.

A. 2011

 

B. 2011

OD 8.2.3.

A. 2011

 

B. 2011

OD 8.2.4.

A. 2012

 

B. 2013

OD 8.2.4.

A. 2008

 

B. 2009

OD 8.2.4.

A. 2008

 

B. 2009

Beleidsartikel 9

Omschrijving

Artikel 9. Handhaving en toezicht 9.1. Algemene beleidsdoelstelling

9.1.1. Informatiegestuurd toezicht en handhaving

Wet- en regelgeving is een belangrijk instrument voor de realisatie van het beleid. Uitvoering en naleving van wetten en regels zijn pijlers van onze rechtsstaat. Burgers, bedrijven en instellingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de naleving van regelgeving. Toezicht en zonodig handhaving moeten er voor zorgen dat zij hun verantwoordelijkheid nemen. Toezicht en handhaving zijn daarom essentiële onderdelen van de VROM-beleidscyclus. Bij het inspecteren wordt uitgegaan van toezicht op maat en er wordt primair van uitgegaan dat gecontroleerden willen voldoen aan de regels. Dat betekent loslaten waar het kan en alleen ingrijpen als het moet.

Bijdrage

De VROM-Inspectie (VI) realiseert toezicht en handhaving binnen haar organisatie door programmasturing, prioritering van taken, informatie-gestuurd toezicht en doordachte, passende interventies per doelgroep. Met andere woorden: bekendheid met het speelveld leidt tot passende en effectieve werkwijze en interventie om de beoogde doelen van het toezicht te behalen. Naast het uitvoeren van feitelijk toezicht en handhaving (bestuursrechtelijke en strafrechtelijke optreden) zullen beleidsadviezen, onderzoek, de oog en oor functies en feedbacksignalen van de Inspectie een bijdrage leveren aan de realisatie van de beleidsdoelen voor de Minister van VROM en de Minister voor WWI. De VI zorgt voor voldoende flexibiliteit om goed te kunnen inspelen op incidenten en nieuwe politieke en maatschappelijke prioriteiten.

De VI wordt omgevormd naar een baten-lastendienst, zodat de VI zakelijk, in opdracht van het beleid, haar taken uitvoert. Hiermee komt toezicht en handhaving in een logisch verlengde te liggen van het beleid.

Om de toezichtslast te beperken, baseert de VI het toezicht onder meer op datgene wat het bedrijfsleven en de brancheverenigingen zelf gebruiken om zich te verantwoorden, zoals de kwaliteitscertificering, veiligheids-beheerssystemen, protocollen et cetera (de zogenaamde stelsel-verantwoordelijkheid).

Steeds meer komen regels uit Europa. Dat betekent dat Nederland dáár invloed uit moet zien te oefenen. Dat doet Nederland door mee te werken aan handhaafbare, uitvoerbare en fraudebestendige regelgeving en in te zetten op een Europese structuur van handhaving en toezicht. Het creëren van een «level playing field», waarin bedrijven en instellingen recht hebben op een gelijke behandeling in welke lidstaat ze ook werken, is van groot belang voor een goed functionerende handhaving.

De VI levert op hoofdlijnen de volgende bijdrage aan het verbeteren van

het toezichtsbestel:

+ Inrichten van het toezicht volgens de uitgangspunten van het

programma «Vernieuwing Toezicht». Eén-loket aanpak en vermindering toezichtlast;

+ Toezicht op maat. Loslaten waar het kan; bestuurs- of strafrechtelijke ingrijpen als het moet;

+ Prioriteren op basis van maatschappelijke en/of politieke wensen, de

Beleidsartikel 9

Nalevingsstrategie, signalen en incidenten. Een benadering op de grootste risico’s voor gezondheid, veiligheid, duurzaamheid en sociaal maatschappelijke aspecten;

De Inspectie volgt de zwakkere gemeenten en provincies – geen volledige cyclus van doorlichting gemeenten meer – en pakt thematisch specifieke risico’s, naleeftekorten en doelgroepen aan; De toezichtprotocollen voor de bouwregelgeving worden verbreed naar de handhaving van het Activiteitenbesluit en de Wabo.

Verantwoordelijkheid

De Ministers van VROM en WWI zijn verantwoordelijk voor:

+ Rechtstreeks toezicht op de naleving van VROM wet- en regelgeving

waarvoor het Rijk het bevoegd gezag is; + Het goed functioneren – als medewetgever – van het stelsel op het

gebied van toezicht en de bestuursrechtelijke handhaving. De Minister van VROM is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het systeem van de bestuursrechtelijke handhaving en is beleidsmatig verantwoordelijk voor de terreinen ruimte en milieu. De minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) is beleidsmatig verantwoordelijk voor wonen, wijken en bouwen. De minister van Justitie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving.

Externe factoren

Het behalen van deze algemene beleidsdoelstelling hangt af van de invoering van het kabinetsstandpunt op de commissie Oosting ten aanzien van het Interbestuurlijk toezicht, de internationalisering van het toezicht, het kabinetsstandpunt op de commissie Mans, de tendens van de schaalvergroting van bedrijven, decentralisatie van het toezicht naar lagere overheden en de effecten van de scheiding beleid en toezicht.

Meetbare gegevens

De gedragsverandering van de onder toezichtgestelde en toename van kennis van de VROM-regels bevorderen de uitvoering en de naleving. De VI meet de effecten van haar werk ten dele in nalevingsindicatoren, zoals die in deze begroting zijn opgenomen. In 2010 wordt de VI een baten-lastendienst die in opdracht van de beleidsdirecties haar taken gaat uitvoeren. Van een baten-lastendienst worden prestatie-indicatoren verlangd. Die zullen in het komende jaar in samenwerking met de opdrachtgever ontwikkeld worden.

Beleidsartikel 9

Tabel 9.1. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 9. Handhaving

en toezicht

             

x € 1 000

 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen:

 

60 961

65 980

63 856

63 143

62 308

62 192

62 208

Uitgaven:

Waarvan juridisch verplicht

61 693

66 050

63 684

11 479

63 143 11 000

62 308 11 000

62 192 11 000

62 208 11 000

Programma: Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie:

Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte:

Bevorderen samenwerking methodiek en strategie:

Crisismanagement organiseren:

Opsporen en bestrijden van fraude:

20 441 11 719

1 066

22 683

771

9 968

20 340 731

10 201

19 711 731

9 735

18 951 731

9 139

18 540 731

8 666

18 556 731

8 682

1 578               2 564

5 388               8 240

690               1 140

 

2 641

2 615

2 611

2 611

2 611

5 608

5 481

5 324

5 385

5 385

1 159

1 149

1 146

1 147

1 147

Apparaat:

41 252

43 367

43 344

43 432

43 357

43 652

43 652

Ontvangsten:

1 739

882

882

882

882

882

882

Grafiek 9.1. budgetflex in % en bedragen per operationeel doel in het begrotingsjaar 2009

 
   

0%

 

0

 

0%

 

0

 

0%

 

0

 

0%

 

0

 

0%

 

0

 

90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

                                         
                 

25%

 

660

                 
                                         
                                         
                                         
                                         
                                 
                                 
                                 
                                 

I I I I I I I I I

  • 1. 
    in perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. 4. in perc. 4. in bedr. 5. in perc. 5. in bedr. x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
 

juridisch verplicht bestuurlijk gebonden beleidsmatig gebonden

Operationeel doel:

  • 1. 
    Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen, Wijken en Integratie
  • 2. 
    Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte
  • 3. 
    Bevorderen samenwerking methodiek en strategie
  • 4. 
    Crisismanagement organiseren
  • 5. 
    Opsporen en bestrijden van fraude

Beleidsartikel 9

9.2. Operationele doelstelling

9.2.1. Bevorderen naleving wetgeving voor Wonen Wijken en Integratie

Motivering

Om door het bevorderen van de naleving bij te dragen aan de beleidsdoelen op het gebied van Wonen, Wijken en Integratie die geformuleerd zijn in de beleidsartikelen van WWI (Bouwen aan Kwaliteit en Samen Wonen in Wijken).

Instrumenten

+   Handhavingsonderzoek;

+   Compliance assistance;

+   Audits bij andere overheden;

+   Toezicht;

+   Bestuursdwang/dwangsom;

+   Opsporing.

Doelgroepen Meetbare gegevens

Bedrijven, burgers, andere overheden. De belangrijkste prestaties voor 2009 zijn:

Bouwen aan Kwaliteit en Samen Wonen in wijken

+ Bouwen (nieuwbouw) en Wonen (bestaande bouw): Stimuleren van een brandveilige, constructieveilige en energiezuinige bouw;

+ Onderzoek naar de verbetering van het binnenmilieu bij bestaande scholen en kinderdagverblijven.

+ De VI zal nagaan in hoeverre de afspraken die VROM met gemeenten heeft gemaakt/maakt met betrekking tot gezondheid en energiezuinigheid op het gebied van bouwen en wonen worden uitgevoerd, en relevante partijen hiertoe stimuleren;

+ Nagaan of afspraken die gemaakt zijn ten aanzien van huisvesting van arbeidsmigranten en statushouders worden uitgevoerd door gemeenten en provincies.

Tabel 9.2. Nalevingindicatoren

Doel

Nalevingsindicator

Meting 2005

Meting 2006

Meting 2007

Streefwaarde*

WRO >90% van gemeenten voert op % van de onderzochte WRO-taken dat wezenlijke punten de VROM-taken op de beoordeling «adequaat» heeft een adequaat niveau uit                               gekregen bij eerste meting en na het

nazorgtraject

Wm >90% van gemeenten voert op wezenlijke punten de VROM-taken op een adequaat niveau uit

Woningwet >90% van gemeenten voert op wezenlijke punten de VROM-taken op een adequaat niveau uit

% van de onderzochte Wm-taken dat de beoordeling «adequaat» heeft gekregen bij eerste meting en na het nazorgtraject

% van de onderzochte Woningwet-taken dat de beoordeling «adequaat» heeft gekregen bij eerste meting en na het nazorgtraject

55

66

49

58

74

56

73

84

61

  • Het generieke systeemtoezicht op lagere overheden wordt niet meer door de VI uitgevoerd en daarom wordt geen basiswaarde voor 2008, tussenwaarde en streefwaarde opgenomen. Alleen uit eerdere metingen gebleken zwakke gemeenten worden nog gevolgd. Dit is een keuze die voortvloeit uit het kabinetsstandpunt over het interbestuurlijk toezicht (commissie Oosting).

Beleidsartikel 9

Motivering

9.2.2. Bevorderen naleving wetgeving voor Milieu en Ruimte (DGM en DGR)

Om door het bevorderen van de naleving bij te dragen aan het behalen van de doelstellingen op het gebied van Milieu en Ruimte, die geformuleerd zijn in de beleidsartikelen van VROM. Dit houdt in: + De juiste condities scheppen voor een goede milieukwaliteit in de

bebouwde omgeving; + De adaptie aan de klimaatverandering en de beperking van de

grootschalige luchtverontreiniging; + Het verbeteren van de milieukwaliteit van water en bodem; + Het verminderen van de schadelijke effecten van luchtverontreiniging

en geluidhinder op de gezondheid en het welzijn van mensen; + Het verminderen van de risico’s van stoffen, afval en straling; + Het realiseren van een internationaal gelijk speelveld (level playing

field) door de organisatie van het toezicht in EU te verbeteren; + Het verminderen van de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke

stoffen.

Instrumenten

+   Handhavingsonderzoek;

+   Compliance assistance;

+   Audits bij andere overheden;

+   Toezicht;

+   Bestuursdwang/dwangsom;

+   Opsporing.

Doelgroepen Meetbare gegevens

Bedrijven, burgers, andere (internationale) overheden.

De belangrijkste prestaties voor 2009 zijn:

+ Thematisch toetsen van de doorwerking van het rijksbeleid ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit bij provincies en gemeenten in de ruimtelijke planvorming;

+ Toezicht houden op de actualiteit en goede doorvertaling (landelijk) ruimtelijk beleid op het gebied van landschap (verrommeling), natuur, lokale milieukwaliteit en externe veiligheid in bestemmingsplannen via plantoetsing, (selectieve toetslijst) vooral vooraf bij circa 2000 plannen. Naar verwachting zal dit bij 600 plannen leiden tot opmerkingen van VI en rijkspartners. Bij een deel daarvan zullen interventies nodig zijn;

+ Uitvoeren van gebiedsprojecten en themaprojecten. Toetsen van ruimtelijke plannen gemeenten achteraf: bedrijfsterreinen, landschap, recreatiewoningen en actualisatie bestemmingsplannen in nationale landschappen;

+ Geluid: ter verbetering van het leefklimaat projecten uitvoeren inzake de geluidsproblematiek langs het spoor en rond industrieterreinen op specifieke lokaties;

+ Luchtkwaliteit: ter verbetering van de luchtkwaliteit in relatie tot de leefomgeving worden de onderwerpen fijn stof, NOx, de uitvoering van maatregelen van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en bestemmingsplannen betrokken.

Veiligheid, explosieven en buisleidingen

+ De VI is verantwoordelijk voor de frontoffice buisleidingen. Alle 35 leidingexploitanten worden bezocht, hetzij door een intergrale audit (10 stuks), een thema onderzoek (20) en naar verwachting 10 meldingsafhandelingen;

Beleidsartikel 9

+ De gezamenlijke aanpak van politie, vliegende brigade vuurwerk en

VROM-IOD richt zich vooral op de grote illegale spelers binnen de

vuurwerkbranche; + Uitvoeren van toezichtsacties op defensieterreinen; + Toezicht uitvoeren op de Wet explosieven civiel gebruik. Het totaal

aantal bedrijven is circa 150, daarbij wordt minimaal op 50 bedrijven

toezicht gehouden en nazorg verricht + Toezicht houden op het Besluit externe veiligheid inrichtingen, gericht

op veiligheid van inrichtingen en transportgevaarlijke stoffen in relatie

tot ruimtelijke ordening.

Klimaat, luchtverontreiniging en energie (IPPC/TOP/EPTR)

+ Toezicht houden op meerjarenafspraken en convenanten;

+ Bij lopende vergunningverlening van grote bedrijven, zoals Brzo-bedrijven (Besluit risico zware ongevallen) toetst de VI aan de voorkant, of in voldoende mate met de belangrijkste aspecten van het rijksbeleid (zoals energiebesparing en emissie-eisen) rekening is gehouden. Als dit onvoldoende het geval is zal de VI gericht adviseren en zo nodig bezwaar en beroep aantekenen;

+ Thematisch onderzoek doen naar de doorwerking van de belangrijkste rijksprioriteiten bij het bevoegd gezag;

+ De knelpunten bij de implementatie van de IPPC-richtlijnen signaleren;

+ De VI zal fors inzetten op menskracht en middelen bij de frontoffice chemie. Daarin wordt de toezichtslast voor 150 producenten van basischemicaliën samen met andere Rijks- en regionale overheden verminderd.

Veilige stoffen en producten

+ Speerpunten bij REACH zijn het voltooien van de handhavings-structuur en inspecties bij circa 100 producenten, importeurs en toepassers;

+ Toezicht op koelinstallaties F-gassen moet de lekverliezen van F-gassen tot onder de 10% brengen en de illegale handel beperken;

+ Uitvoeren van ketentoezicht op milieugevaarlijke stoffen, waaronder de achterblijvende gemeenten bij asbest, sanering asbestwegen;

+ VI coördineert het toezicht op biociden dat samen met VWA en AI wordt uitgevoerd conform het Handhavingsprogramma 2008–2011. In 2009 wordt het Handhavingsprogramma geactualiseerd;

+ Toezicht biociden (circa 200) vindt plaats bij geselecteerde doelgroepen en leveranciers. Het is gericht op aanpak van verboden middelen, primair op stoffen die niet Europees verdedigd worden of prioritair zijn vanwege risico’s voor mens en/of milieu;

+ Toezicht op de introductie van GGO’s bij ingeperkt gebruik, veldproeven, gentherapie en de invoer binnen de EU op niet-toegelaten GGO’s vooral gericht op levende landbouwproducten.

Afval, Water en Bodem

Afval

+ Uitvoering van gerichte handhavingsacties bij prioritaire afvalstromen en bestemmingen in samenwerking met onder andere de Douane en optreden tegen de illegale situaties op basis van de Europese Verordening voor de Overbrenging van Afvalstoffen (EVOA), vooral in niet-OESO landen;

+ Diverse activiteiten gericht op naleving van de productenbesluiten;

+ De VI is verantwoordelijk voor het frontoffice afval waarin de toezichts-last voor naar schatting 3000 afvalverwerkende bedrijven samen met

Beleidsartikel 9

andere rijks- en regionale overheden wordt verminderd. De toezichts-last wordt verminderd, terwijl de effectiviteit van het toezicht toeneemt.

Water (Drinkwater en Legionella)

+ Toezicht op alle drinkwaterbedrijven (10 in 2009) door uitvoering inspecties en periodiek overleg, met specifieke aandacht voor de kwaliteit van het geleverde drinkwater (inclusief naleving van Regeling materialen en chemicaliën) en de omgang met incidenten en calamiteiten;

+ Opstellen van een protocol voor de uitvoering van een benchmark drinkwaterbedrijven ter uitvoering vanaf 2010 als nieuwe taak binnen de nieuwe Drinkwaterwet;

+ Uitvoering van de Interventiestrategie Legionellapreventie en

rapportage daarvan. De drinkwaterbedrijven controleren 3500 tot 4000 prioritaire instellingen in 2009. De VI zal handhavend optreden, volgens ervaring is dat bij circa 10% van de gecontroleerde instellingen nodig;

+ Afhandeling van circa 2000 overschrijdingen van de norm voor

Legionella, waarbij deze afhandeling, afhankelijk van de ernst, bestaat uit registratie tot nadere inspectie;

+ Evaluatie van de registratie en het toezicht op natte koeltorens;

+ Toezicht op eigen winningen door uitvoering van circa 25 inspecties.

Bodem (Besluit bodemkwaliteit, incl. Kwalibo)

+ Afhandeling van circa. 200 signalen over misstanden op bodemgebied. Deze signalen komen binnen bij het Toezichtloket Bodem dat wordt beheerd door de VI en Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW). Mede op basis van de signalen worden circa 15 diepgaande onderzoeken uitgevoerd om structurele overtreders te achterhalen;

+ Advisering over de integriteit van bodemintermediairs die een erkenning aanvragen bij SenterNovem/Bodem+;

+ Onderzoek naar de risicobeheersing: hoe wordt in de praktijk voorkomen dat verontreinigde grond op de verkeerde bestemming terechtkomt, of dat teveel verontreiniging achterblijft;

+ Afspraken maken met handhavingspartners (gemeenten en provincies) over taakverdeling en taakopvatting teneinde ketenhandhaving van grondstromen vorm te kunnen geven.

Nucleaire industrie en straling

+ Toezicht bij afvalverwerkende inrichtingen ten aanzien van radioactief besmet schroot (circa 450 meldingen per jaar) en apparatuur met stralingsbronnen (ziekenhuizen);

+ De VI coördineert het frontoffice nucleair waarin het rijkstoezicht op 8 nucleaire installaties wordt gecoördineerd;

+ Toezicht op de naleving van de Kernenergiewet (Kew) gericht op kerncentrales en kernafval, onderzoeksreactoren en verrijking en andere installaties, waar splijtstoffen worden gebezigd. Het toezicht op deze installaties is gericht op continue verbetering van de veiligheid.

Versterken van het internationale milieubeleid

+ Initiëren en uitvoeren in Europa van een reeks internationale

handhavingsacties, gericht op het creëren van een «level playing field» op het gebied van de handel in GGO’s, chemische stoffen en afvalstoffen; + Versterken van de internationale samenwerken door gezamenlijke acties en inspecties waarbij kennis en informatie wordt uitgewisseld.

Beleidsartikel 9

Dit gebeurt bij de handhaving van de EVOA in het kader van IMPEL-TFS (The European Union Network for the Implementation and Enforcement of Environmental Law, Transfrontier Shipments of Waste);

+ Versterken van Europese milieuhandhaving door de omvorming van het IMPEL-netwerk tot een internationale vereniging, internationale projecten gericht op level playing field, door verbeteren van de organisatie van het toezicht in de EU, het formuleren van criteria en eisen voor adequate handhaving (gerelateerd aan minimumeisen voor inspecties);

+ Versterken van het INECE-netwerk en de bilaterale ondersteuning van enkele nieuwe lidstaten/toetreders;

+ Uitvoeren HUF-toets en IMPEL-prooftoets op EU-regelgeving en doorwerking.

Nalevingsindicatoren

De nalevingsindicatoren zijn ontwikkeld om indicaties te geven in hoeverre de doelstellingen die in de begroting worden nagestreefd, ook daadwerkelijk worden gehaald. Vanaf 2004 zijn hiervan cijfers bekend.

Tabel 9.2.2. Nalevingsindicatoren

Doel

Naleefindicator

Meting 2005

Meting 2006

Meting 2007

Waarde 2008

Streefwaarde

% van het totaal aantal kilo’s EVOA: naleving van             afval dat is geëxporteerd naar

regels voor de export van niet-OESO-landen dat voldoet risicovolle afvalstromen aan alle kernbepalingen EVOA

24

44

79*

80

90

KEW: % naleving door afvalverwerkers radioactief besmet schroot

% van de detectieplichtige schrootbedrijven dat bij controle voldoet aan de vier kernvoorschriften

35

35

55

90

Vuurwerkbesluit %                % op basis van risicoanalyse

naleving door vuurwerk- geselecteerde producten die bedrijven                                voldoen aande veiligheidseisen

86

84

55**

90

Wlv Besluit zwavel-gehalte brandstoffen zee-scheepvaart territoriale wateren.

% in Nederlandse territoriale wateren aangemeerde zeeschepen dat voldoet aan het besluit Zwavelgehalte zeeschepen

 

63 (95%

81 (95%

83 (95%

tussen 32

tussen 76

tussen 78

en 57%)

en 87%

en 88%)

70

90

  • Het EVOA-regime is halverwege 2007 gewijzigd. Voor enkele stromen is een lichter regime gaan gelden, voor andere een zwaarder. Verbeterd inzicht heeft geleid tot een andere interpreatie van de aan de indicator ten grondslag liggende gegevens. De stijging van het nalevingspercentage kan deels hiermee te maken hebben.

** Niet geconcludeerd kan worden dat het nalivingsgedrag verslechterd is. De selectie van te controleren producten is gebaseerd op risicoanalyse. Er is meer kennis over vuurwerk verkregen, waardoor de risicoanalyse beter kon worden uitgevoerd. Daardoor is er een grotere pakkans bij geselecteerde producten.

9.2.3. Bevorderen samenwerking, methodiekontwikkeling en strategie

Motivering

Om transparant en eenduidig keuzes te maken en verantwoording af te leggen over de uitvoering en effecten van het bevorderen van de naleving van VROM wet- en regelgeving;

Om de samenwerking met en het toezicht op andere overheden te vernieuwen, om daarmee de toezichtslast voor bedrijven en andere overheden te verminderen en het rijkstoezicht te uniformeren.

Beleidsartikel 9

Instrumenten Meetbare gegevens

Motivering

Doelgroepen

Strategie en methodiekontwikkeling, HUF-toetsen en onderzoek

De belangrijkste prestatie voor 2009 zijn:

+ De VROM-Nalevingsstrategie levert op basis van risico-inschatting een prioriteitenvolgorde in de wettelijke taken. Op basis daarvan worden de programma’s van de VI ingericht;

+ De bijdragen van de VI aan de verantwoording van de Kaderstellende Visie op Toezicht (KVoT II) en IMPEL zijn goed en betrouwbaar;

+ De VROM-Nalevingsstrategie zal verder verbeteren door aan te sluiten bij de programma’s van de VI en de daarbij behorende doelgroepen. Deze levert de onderbouwing met feitelijke gegevens van de ingeschatte risico’s ten behoeve van de programma’s van de VI in 2009;

+ De professionalisering van de milieuhandhaving van andere overheden (gemeenten en provincies) opschalen, zodat het bevoegd gezag robuuster en beter geëquipeerd is voor de nieuwe wet- en regelgeving zoals de (Wabo), het Activiteitenbesluit, het Gebruiksbesluit en de complexe Europese regelgeving (zie ook OD 8.2.3 en tabel 8.4);

+ De uiteindelijke verantwoordelijkheidsverdeling binnen het stelsel van VROM-uitvoering en handhaving is afhankelijk van de kabinetsreactie op het onderzoek van de commissie Mans naar het stelsel van toezicht en handhaving en de uiteindelijk bevoegdhedenverdeling zoals die geformaliseerd wordt in de Wabo.

9.2.4. Crisismanagement organiseren

Om in crisissituaties optimaal en aantoonbaar voorbereid te zijn en om bij crises adequaat te kunnen optreden. De VROM-Inspectie is verantwoordelijk voor crisismanagement op het gebied van de VROM- beleidsterreinen, onder meer voor milieu (chemisch en nucleair) en drinkwater.

Overheidsinstellingen betrokken bij de bestrijding van crises en rampen (zoals brandweer en politie), andere ministeries, internationale overheden, de betrokken VROM-organisatieonderdelen en de VN, private en publieke deskundigeninstituten.

De belangrijkste prestaties voor 2009 zijn:

+ Het in behandeling nemen en afhandelen van 500 meldingen (jaargemiddelde) van (lokale, regionale, nationale en internationale) incidenten, calamiteiten en andere meldingen;

+ Het ontwikkelen en implementeren van een crisisentiteit voor

CBRN-terrorisme inclusief de borging ervan. Dit houdt onder meer in het ontwikkelen van mobiele CBRN-meetfaciliteiten en het implementeren van een responsprocedure voor de vitale VROM-sectoren (drinkwater, chemie (inclusief buisleidingen) en nucleair, die vallen onder het alerteringssysteem terrorisme (ATB);

+ Het voorbereiden en uitvoeren van minimaal 6 oefeningen om de afgesproken VROM responsprocedures te testen en de betrokken VROM crisisfunctionarissen te trainen. Deelnemen aan een Europese oefening op het gebied van overstromingen (Euroflood). Verder zijn er 4 specifieke (gezamenlijke) oefeningen voor milieu, drinkwater, nucleaire en buisleiding incidenten voor het Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten en de Eenheden Planning en Advies voor drinkwater en nucleair.

Beleidsartikel 9

9.2.5. Opsporen en bestrijden van fraude

Motivering

Om grove misstanden met betrekking tot de aan VROM gerelateerde wetgeving en beleidsinstrumenten tegen te gaan.

Doelgroepen Meetbare gegevens

Bedrijven, corporaties en burgers.

Prestaties worden gemeten aan de hand van het aantal strafrechtelijke onderzoeken dat is uitgevoerd en het processen-verbaal (pv’s) dat aan het OM wordt aangeleverd. De jaarlijkse afspraken tussen de VROM-Inspectie (inclusief de VROM-Inlichtingen- en opsporingsdienst (IOD)) worden jaarlijks vastgelegd in een handhavingsarrangement.

De belangrijkste prestatie voor 2009 betreffen:

+ Uitvoeren van complexe strafrechtelijke onderzoeken voor de

VROM-beleidsterreinen, op basis van een risicoanalyse maar vooral gericht op met specifieke aandacht voor woningcorporaties, afvalstoffen, vuurwerk en bodem;

+ Bestendigen van een strategische informatiepositie (ontwikkelen criminaliteitsbeelden en strategische analyses).

Tabel 9.4. pv’s VROM-Inspectie

afgesproken

gerealiseerd

2006 2007 2008 2009

 

122

203

130

155

135

(loopt)

135

(verwacht)

Tabel 9.5. zelfstandige onderzoeken/pv’s VROM IOD

afgesproken

gerealiseerd

2006 2007 2008 2009

15           22 (12 afgerond in 2006, 10 lopen door in 2007)

25       23 (10 afgerond in 1007, 13 lopen er door in 2008)

10                                                                                    (loopt)

10                                                                             (verwacht)

Beleidsartikel 91

2.3. De niet-beleidsartikelen

Artikel 91. Algemeen

91.1. Algemeen

Op dit artikel worden alle uitgaven opgenomen die niet specifiek aan een van de beleidsdoelstellingen uit de beleidsartikelen zijn toe te rekenen. Het betreft hier zowel apparaatsuitgaven van de VROM- én WWI-begro-tingen en enkele niet nader toe te wijzen programmabudgetten.

Tabel 91.1. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 91. Algemeen

x € 1 000

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen:

305 456

318 3 16

308 178

291 168

271 991

269 703

269 703

Uitgaven:

Waarvan juridisch verplicht

373 557

346 415

316 169

22 239

297 495 22 070

272 750 18 253

268 903 16 875

269 703 16 875

Programma:

22 751

34 506

42 326

41 993

34 511

31 809

31 809

Communicatie-instrumenten

7 577

7 942

6 273

5 424

4 020

4 020

4 020

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

             

(StaB)

5 063

5 180

5 148

5 138

5 117

5 115

5 115

Overige vastgoedinformatievoorziening

8 390

13 767

26 405

31 431

25 374

22 674

22 674

Programma / onderzoek Gemeenschappe-

             

lijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB)

1 721

7 617

4 500

0

0

0

0

Apparaat:

350 806

311 909

273 843

255 502

238 239

237 094

237 894

Beleidsartikelen begroting XI-VROM

44 810

48 516

48 059

47 970

47 810

48 264

48 264

Apparaat artikel 1 (DGR)

9 758

9 017

9 147

9 129

9 091

9 087

9 087

Apparaat artikel 2 (DGR)

1 060

2 996

3 006

2 997

2 982

2 980

2 980

Apparaat artikel 3 (DGM/KvL)

5 054

4 954

4 695

4 685

4 669

4 667

4 667

Apparaat artikel 4 (DGM/BWL)

4 653

5 062

4 960

4 949

4 931

4 929

4 929

Apparaat artikel 5 (DGM/LMV)

4 604

4 766

4 769

4 767

4 769

4 765

4 765

Apparaat artikel 6 (DGM/SAS)

5 262

5 800

5 597

5 586

5 564

5 562

5 562

Apparaat artikel 7 (DGM/SB)

5 432

5 506

5 446

5 436

5 416

5 413

5 413

Apparaat Internationale Zaken artikel 7

             

(IZ)

5 242

6 112

6 105

6 095

6 075

6 549

6 549

Apparaat artikel 8 (DGR)

591

823

823

822

819

819

819

Apparaat artikel 8 (DGM)

3 154

3 480

3 511

3 504

3 494

3 493

3 493

Beleidsartikelen begroting XVIII-WWI

45 023

43 256

32 074

31 960

31 828

30 540

31 340

Apparaat artikel 1 (DGWWI)

5 103

3 801

5 195

5 189

5 183

5 183

5 183

Apparaat artikel 2 (DGWWI)

8 553

2 273

4 352

4 331

4 299

4 299

4 299

Apparaat artikel 3 (DGWWI)

13 507

21 935

10 767

11 147

11 130

11 130

11 130

Uitvoering huursubsidie

14 218

5 883

1 900

1 358

1 310

22

822

Apparaat artikel 4 (DGWWI)

3 642

4 326

4 476

4 560

4 539

4 539

4 539

Apparaat artikel 5 (DGWWI)

0

5 038

5 384

5 375

5 367

5 367

5 367

Departementsleiding, control, expert-

             

diensten en overige staf:

69 144

72 917

62 820

60 739

60 467

60 511

60 511

Apparaat projecten VROM

257

429

270

270

0

0

0

Apparaat DGWWI

5 472

1 680

2 272

3 217

3 174

3 217

3 217

Apparaat DGR

5 336

3 923

3 970

4 021

4 004

4 001

4 001

Apparaat DGM

2 112

2 154

2 194

2 262

2 254

2 252

2 252

Apparaat departementsleiding, control en

             

overig staf

14 834

19 952

17 711

17 936

18 966

18 960

18 960

Apparaat Planbureau Leefomgeving

41 133

44 779

36 403

33 033

32 069

32 081

32 081

Beleidsartikel 91

Artikel 91. Algemeen

x € 1 000

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

 

Raden:

7 491

8 386

6 561

6 349

6 224

6 222

6 222

VROM-Raad

2 077

2 146

2 069

2001

1 961

1 962

1 962

Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en

             

Natuuronzoek

1 532

1 144

520

498

486

485

485

Waddenadviesraad (WAR)

592

699

678

662

650

650

650

Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS)

1 082

1 000

0

0

0

00

 

Technische Commissie Bodem-

             

bescherming (TCB)

574

642

627

612

603

603

603

Gemeenschappelijk OntwikkelingsBedrijf

             

(GOB)

1 634

2 755

2 667

2 576

2 524

2 522

2 522

Postactieven:

9 956

10 835

10 043

9 757

9 419

8 603

8 603

Postactieven DGWWI

2 317

3 140

3 139

3 133

3 119

3 117

3 117

Postactieven DGR

584

403

402

402

399

399

399

Postactieven DGM

1 543

1 357

1 356

1 353

1 348

1 348

1 348

Postactieven Inspectie

1 594

1 600

1 568

1 420

1 297

976

976

Postactieven GD/CSt

3 918

4 335

3 578

3 449

3 256

2 763

2 763

Gemeenschappelijke voorzieningen:

174 382

132 201

121 923

114 746

117 552

118 015

118 015

Gemeenschappelijke voorzieningen

149 051

105 883

96 815

90 627

93 546

94 007

94 007

Huurbijdrage aan RGD

25 331

26 318

25 108

24 119

24 006

24 008

24 008

Verzameluitkeringen *

000000

0

Taakstellingen

0

  • 4 202

-7 637

  • 16 019

-35 061

-35 061

-35 061

Ontvangsten:

48 827

44 813

40 339

31 908

30 891

30 891

30 412

  • Met betrekking tot het nieuwe instrument «Verzameluitkeringen» zullen bij 1e suppletore begroting 2009 de betreffende budgetten worden overgeboekt naar dit artikel.

Grafiek 91.1. Budgetflex in % en bedragen per operationeel doel in het begrotingsjaar 2009

 

90%-

         
         

70%-60%-

         
 

29%

 

12.209

 
         

50%-40%-30%-20%-10%-0%-

   
         
         
         
         
         
   

I

   
  • 1. 
    in perc.
  • 1. 
    in bedr. x € 1.000

juridisch verplicht beleidsmatig gebonden

bestuurlijk gebonden

Beleidsartikel 91

Toelichting

De budgetflexibiliteit is alleen aangegeven voor het operationeel doel Programma. Het juridische verplichte gedeelte bestaat uit de subsidiëring van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak en de stichting RAVI/ GEONOVUM. Daarnaast zijn er al juridische verplichtingen aangegaan betreffende contracten met leveranciers van onder andere de VROM bladen zoals Tellus, Vrom.nl, hostingcontracten voor internet, campagnes die doorlopen in 2009 en enkele projectkosten van de basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Het bestuurlijk verplichte gedeelte bestaat onder andere uit de programmakosten van het Ruimtelijk Planbureau, waarover bestuurlijke afspraken zijn gemaakt, enkele Rijksbrede communicatievoorzieningen, enkele in voorbereiding zijnde communicatiecampagnes en de overige projectkosten van BAG, waaraan VROM gebonden is door onder meer afspraken met lagere overheden.

91.2. Programma

91.2.1. Communicatie-instrumenten

Communicatie in het hart van beleid. Onder dit motto sluit de communicatiediscipline ook bij het ministerie van VROM/WWI in een vroegtijdig stadium aan bij beleidsvorming. Doel daarvan is bij beleidsvorming nog meer rekening te houden met de maatschappelijke gevolgen en de signalen die rondom bepaalde beleidsonderwerpen reeds in de samenleving leven. Hiertoe worden verschillende middelen ingezet zoals burgerplatforms en diverse monitoringsinstrumenten. Zo krijgen de diverse doelgroepen de kans om via verschillende participatievormen met (de bewindslieden van) VROM/WWI in contact te treden.

Uiteraard zet VROM/WWI natuurlijk ook communicatie-instrumenten in om het beleid onder de aandacht te brengen van de diverse doelgroepen. Zowel naar bestuurders, bedrijfsleven als het grote publiek communiceert VROM/WWI haar beleid via diverse kanalen. Al enkele jaren is hierbij het motto «digitaal tenzij». Dit blijft zo en de toepassingen op onder meer de website van VROM/WWI ontwikkelen zich steeds meer in die richting.

Ook legt VROM/WWI via communicatiemiddelen verantwoording af over (de totstandkoming van) haar beleid. In de communicatie sluit VROM aan bij de pijlers en projecten van het Kabinet. VROM draagt op meerdere manieren bij aan de ontwikkeling van rijksbrede communicatie, uiteenlopend van internet tot en met publieksvoorlichting.

91.2.2.  Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) is een bijna volledig door VROM gesubsidieerde instelling. Op verzoek van de Raad van State adviseert de StAB de bestuursrechter in geschillen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu. Ook worden op verzoek adviezen aan de rechtbanken verstrekt.

Beleidsartikel 91

 

Tabel 91.2. Aantal adviesaanvragen

 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Begroting 2008

Ontwerpbegroting 2009

Stand per 01-01

Instroom aanvragen

Aantal afgehandelde aanvragen/adviezen

88 366 359

95 494 490

99 380 380

99 425 425

Stand per 31-12

95

99

99

99

De ontwerpbegroting 2009 is afgeleid uit de meerjarencijfers uit de begroting 2008. De StAB levert de begroting 2009 medio oktober 2008 op.

91.2.3. Overige vastgoedinformatievoorziening

Coördinatie Geo-informatie/basisregistraties

Het ministerie van VROM is sinds het Besluit Informatievoorziening Rijksdienst (1990) verantwoordelijk voor de coördinatie van de Geo-infor-matie (GI). Een belangrijk deel van het GI-beleid komt tot stand via de inzet rond een aantal te realiseren Geo-basisregistraties, die in principe deel zullen uitmaken van een samenhangend stelsel van basisregistraties. Door het Kabinet aangemerkte authentieke basisregistraties in het geo-domein zijn een adressen- en gebouwenregistratie, de perceelregistratie van het Kadaster met de kadastrale kaart, een topografisch bestand (1:10 000 topografische kaart van het kadaster) en in de toekomst mogelijk aangevuld met de Grootschalige Basiskaart Nederland (de GBKN) en een basisregistratie voor de ondergrond.

Basisregistratie Adressen en Gebouwen

De BAG is een onderdeel van het stelsel van basisregistraties dat onder de coördinatie van de minister van Binnenlandse Zaken tot stand wordt gebracht. De BAG bevat kerngegevens die essentieel zijn voor de werking van het stelsel, dat een meerledig effect heeft, namelijk voorkomen en opsporen van fraude, meer adequate dienstverlening overheid, verminderen administratieve lastendruk en verbeteren efficiency. De gemeenten zijn de bronhouders van de BAG. Het wetsvoorstel voor de BAG is begin 2008 door de Eerste Kamer aanvaard en de landsbrede implementatie is voorzien in 2009 en 2010, waarna vanaf 2011 verplicht gebruik in Nederland moet zijn gerealiseerd. In 2008 is een landelijke ICT-voorziening bij het Kadaster gerealiseerd, zodat de eerste tranches van gemeenten kunnen worden aangesloten en de eerste pilots met landelijke afnemers zijn gestart. Voor de exploitatie van de landelijke voorziening en monitoring van de gemeentelijke basisregistraties is een structureel bedrag in de begroting van VROM opgenomen.

Basisregistraties Kadaster en Topografie

De Basisregistraties Kadaster en Topografie zijn gebaseerd op bestaande registraties die echter wel enige aanpassing behoeven. Het Kadaster is registratiehouder van de registratie Topografie. VROM trekt het project in nauwe samenwerking met het Kadaster. De wetgeving is in 2006 aan de Tweede Kamer gezonden en in de eerste maanden van 2007 aangenomen. De wet is op 1 januari 2008 in werking getreden. Organisaties hebben vanaf die datum een jaar om aan te sluiten op deze twee basisregistraties.

Er wordt de komende jaren nog hard gewerkt aan het stelsel basisregistraties. De Basisregistratie Topografie en Kadaster behoren tot de

Beleidsartikel 91

eerste die ingevoerd worden, en hebben daarmee een voorbeeldfunctie. VROM is verantwoordelijk voor het project waarin deze twee basisregistraties worden gerealiseerd. Het breed gebruik van deze basisregistraties leidt tot efficiencyvoordelen voor de overheid en administratieve lastenverlichting voor burgers en bedrijven. Gekozen is daarom voor lage financiële drempels voor gebruik, zodat het breed gebruik van deze basisregistraties tot stand kan komen. Om dit mogelijk te maken is voor de basisregistratie Topografie overgegaan op een centrale financiering van de kosten voor inwinning en beheer met VROM als budgethouder. Dit sluit aan bij het kabinetsbeleid dat e-overheidsvoorzieningen indien mogelijk centraal gefinancierd zouden moeten worden. Ook voor de investeringskosten is een bedrag in de VROM-begroting opgenomen. Voor de basisregistratie Kadaster geldt dat de inwinningkosten reeds worden gedekt vanuit de inschrijving van akten. Hier is om die reden niet overgegaan op centrale financiering.

Grootschalige Basiskaart Nederland

Het maatschappelijk belang van een uniforme grootschalige ondergrond-kaart, die aansluit bij de andere basisregistraties is groot. Dit geldt bijvoorbeeld voor de veiligheidssector (politie, brandweer en ambulance), voor het beheer van kabels en leidingen (in de grondroerdersregeling) en bij ruimtelijke ordening. De huidige GBKN is een publiek private samenwerking bestaande uit een aantal regionale stichtingen, die weer worden overkoepeld door de Stichting Landelijk Samenwerkingsverband GBKN (LSV GBKN). Deelnemende partijen zijn: gemeenten, Kadaster, provincies en nutsbedrijven. Een aantal gemeenten verzorgt hun grootschalige topografie zelfstandig: de 24 TPG gemeenten. Het is noodzakelijk de organisatie in Nederland te stroomlijnen: bronhouders (voor 95 % de gemeenten) aan te wijzen en een landelijke voorziening in te richten. Voor het realiseren van de GBKN als basisregistratie is het daarnaast noodzakelijk het bestand landelijk uniform en vlak(object) gericht te maken. Voor de benodigde investeringen is een projectplan opgesteld.

In het kader van de e-overheid, programma stroomlijning basisgegevens is het noodzakelijk, dat de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) wordt aangewezen als wettelijke basisregistratie. De minister van VROM heeft in het bestuurlijk overleg in 2006 met het bestuur van de stichting GBKN de aanwijzing bevestigd onder voorwaarde dat een positieve businesscase kan worden opgesteld. Dit is ook aan de Tweede Kamer medegedeeld in de voortgangsrapportage van de e-overheid. Het ambtelijk adviescollege GI-beraad heeft in 2007 de positieve kosten-batenanalyse goedgekeurd en de minister geadviseerd de GBKN aan te wijzen als basisregistratie.

Inmiddels is de GBKN in het advies van de commissie Postma/Wallage aangewezen als onderdeel van het Nationale Urgentieprogramma. De commissie adviseert het Kabinet daarvoor financiële middelen ter beschikking te stellen. Er is structureel een bedrag in de VROM-begroting opgenomen voor de investerings- en exploitatiekosten van de GBKN als wettelijke basisregistratie.

Ruimte voor Geo-informatie

Voor het kennisprogramma Ruimte voor Geo-informatie zijn voor de jaren 2004 t/m 2009 Bsik-gelden (Besluit subsidies investeringen in de kennisinfrastructuur) toegekend. Met dit kennisprogramma wordt de innovatie in de sector van de Geo-informatie versterkt.

Beleidsartikel 91

91.3. Apparaat

Op dit artikel worden alle apparaatsuitgaven opgenomen van de begrotingen XI, VROM met uitzondering van de VROM-inspectie, en XVIII WWI, uitgesplitst naar beleidsartikelen en overhead. Het betreft hier zowel apparaatsuitgaven voor loonkosten voor het ambtelijk personeel en postactieven als voor materiële uitgaven voor huisvesting, ICT e.d.

91.3.1. Planbureaus, adviesorganen, kennisinstituten en Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf

In deze paragraaf wordt apart ingegaan op het Planbureau voor de Leefomgeving, het Gemeenschappelijke Ontwikkelingsbedrijf en op enkele raden en commissie die aan VROM zijn verbonden.

Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)

In 2008 zijn het Milieu- en Natuurplanbureau en het Ruimtelijk Planbureau gefuseerd tot het Planbureau voor de Leefomgeving. Het PBL is het planbureau voor de ruimte, het milieu en de natuur. Het verricht wetenschappelijke verkenningen, analyses, prognoses en beleidsevaluaties in (inter)nationale context die relevant zijn voor het strategisch regeringsbeleid. Die activiteiten zijn primair intersectoraal en gericht op de lange termijn. Het planbureau analyseert ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor de leefomgeving van mens, plant en dier. Het verkent de toekomstige kwaliteit van de leefomgeving en mogelijke beleidsopties. Het planbureau wil tevens bijdragen aan integrale ruimtelijke en ecologische afwegingsvraagstukken voor het beleid. Daarbij wordt de samenwerking met andere planbureaus gezocht.

In 2009 worden de volgende activiteiten ondernomen:

+ Publicatie van een Milieubalans, een Natuurbalans en de Staat van de ruimte. Hierin wordt de actuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving in beeld gebracht in relatie tot het vigerende en voorgenomen beleid;

+ Evaluaties en verkenningen op het gebied van de kabinetsprioriteiten Schoon en Zuinig, Mooi Nederland, Stedelijke woningbouwopgave, Prachtwijken en Duurzame Productie en Consumptie;

+ Publicatie van evaluaties, verkenningen en prognoses ten behoeve van nationale en internationale opdrachtgevers.

Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB)

Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf is een uitvoeringsorganisatie die werkt in opdracht van de departementen met vastgoed en/of beleidsdoelen met betrekking tot de fysieke omgeving. Deze hebben zich georganiseerd in een zogenaamde opdrachtgeversberaad. Het GOB staat als een shared service-organisatie tussen de bestaande Rijksvastgoed-diensten en is een uitvoeringsorganisatie die handelend kan optreden voor concreet benoemde ruimtelijke opgaven waar het Rijk gronden zal afstoten dan wel voornemens is subsidie te verstrekken om beleidsdoelen te bereiken.

Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf bouwt kennis en expertise op rond doelmatig en modern vermogensbeheer en bundelt daarbij de kennis en expertise die bij de verschillende onderdelen van het Rijk aanwezig is. Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf krijgt tevens de beschikking over een aantal financiële instrumenten. Kennis en instrumenten worden primair ingezet voor projecten van het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf maar zijn ook beschikbaar voor andere (vast-

Beleidsartikel 91

goed)projecten van het Rijk. Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf

is vormgegeven als een interdepartementale projectdirectie, geplaatst

onder de Secretaris-Generaal van VROM. In 2008 wordt de positionering

van het GOB bij het ministerie van VROM geëvalueerd. Dit maakt

inmiddels deel uit van het onderzoek naar de wenselijkheid van een fusie

met de Dienst der Domeinen en de Dienst Landelijk Gebied, die mede

door de motie-Atsma (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 XIV, nr. 111) in

gang is gezet.

Doelstellingen van het GOB en het opdrachtgeversberaad zijn:

+ Vergroten van de slagkracht en eenduidigheid van het rijksoptreden in

de richting van andere overheden en marktpartijen; + Betere resultaten bij het bereiken van de rijksdoelen in een gebied; + Versterken van de rijksinterne beleids- en uitvoeringscoördinatie; + Het zakelijk omgaan met rijksvastgoed (binnen ruimtelijke ontwikkelingen); + Versterken en bundelen van kennis en expertise van het Rijk.

Het GOB adviseert de opdrachtgevende departementen in de verkenningsfase van een project en handelt in de vervolgfase, de zogenaamde businesscase-fase, zelfstandig op basis van een mandaat van de opdrachtgevers. Aan het einde van deze fase levert het GOB drie producten op (die grotendeels in samenwerking met andere overheden in het betrokken gebied en eventueel ook andere partijen worden gemaakt), te weten: een ruimtelijk plan, een sluitende financiële onderbouwing van dit plan en een samenwerkingsovereenkomst. Aan de hand van deze producten kan tot uitvoering van het project worden overgegaan. Op verzoek geeft het GOB ook afzonderlijk advies aan rijkspartijen over (financiële aspecten van) gebiedsontwikkelingsprojecten die niet direct zijn gekoppeld aan projecten die het GOB zelf uit gaat voeren.

Tabel 91.3. Aantal projecten in verkennings- en businesscasefase en afzonderlijke (afgeronde) adviezen

Realisatie 2006 Realisatie 2007                Ontwerp-                  Ontwerp-

begroting 2008 begroting 2009

 

Advies

1

4

4

4

Verkenningen

4

3

5

4

Business case

3

6

7

8

In de tabel is het (verwachte) aantal projecten in de verkennings- en businesscasefase aangegeven per ultimo van het betreffende jaar.

VROM-raad

De VROM-raad adviseert regering en parlement over de hoofdlijnen van beleid aangaande de duurzame kwaliteit van de leefomgeving en over andere onderdelen van het rijksbeleid, die relevant zijn voor VROM. Het nieuwe Kabinet heeft het voornemen de VROM-raad, de Raad voor het Landelijk Gebied en de Raad voor Verkeer en Waterstaat op te laten gaan in een Raad voor de Fysieke Leefomgeving.

De in de zomer van 2008 uitgebrachte strategische kennisagenda VROM vormt de basis voor de input van de minister van VROM voor het werkprogramma van de VROM-raad voor 2009.

Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO)

De RMNO is een sectorraad, een adviesorgaan van de overheid, die met name LNV en VROM gevraagd en ongevraagd adviseert over het te voeren kennis- en onderzoeksbeleid op het gebied van ruimte, milieu en

Beleidsartikel 91

natuur en op projectbasis ook andere departementen zoals het ministerie van VenW omtrent governance vraagstukken met betrekking tot water en infrastructuur. VROM en LNV benutten samen de expertise van de RMNO om te waarborgen dat het proces van beleidsvorming optimaal wordt ondersteund met terzake doende (strategische) kennis en om de strategische kennisfunctie van het departement te versterken. De RMNO ontwikkelt daartoe samen met de departementen onder andere strategische kennisagenda’s, die relevante kennisvragen beschrijven, en probeert vraag en aanbod bij elkaar te brengen van bestaande en nog te ontwikkelen kennis.

Bij het uitbrengen van de adviezen wordt een communicatietraject uitgevoerd (bijeenkomsten, artikelen, nieuwsbrieven, enzovoorts) met de focus op goede verspreiding en benutting van kennis. In 2009 werkt de RMNO in ieder geval aan een internationale conferentie over kennis en beleid, onderzoekt ze gehanteerde beleidstheorieën bij de thema’s ruimte en milieu, en doet ze in opdracht van VenW een onderzoek naar governance aspecten rond het thema water.

Raad voor de Wadden

De Raad voor de Wadden adviseert gevraagd en ongevraagd vanuit een grote gebiedsgebonden betrokkenheid over een breed scala van beleidsterreinen, die hun doorwerking hebben voor de Waddenzee. Uitgangspunt voor de raad is de hoofddoelstelling «natuur», zoals die in de regelgeving voor de Waddenzee is neergelegd. Binnen de randvoorwaarden hiervan adviseert de Raad integraal gebiedsgericht over de verschillende ontwikkelingen die in het gebied spelen. VROM beoogt met zijn bijdrage aan deze Raad onafhankelijk advies te verkrijgen over het Waddenzeebeleid, met name op de relatie tussen economie en milieu. In 2009 zullen naar verwachting onder meer adviezen verschijnen over: + De gevolgen van de klimaatsverandering voor het Waddengebied; + De noodzakelijke investeringen in de Waddenzee; + Geïntegreerd Beheer van Kustgebieden; + Trilaterale samenwerking tussen Duitsland, Denemarken en Nederland

in het Waddengebied; + Een gebiedsdekkende Beheerraad; + Doelstellingen Waddenfonds.

Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS)

De raad heeft tot taak de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal te adviseren over beleid en wetgeving inzake technische en technisch-organisatorische maatregelen ter voorkoming van ongevallen en rampen als gevolg van het gebruik, de opslag, de productie, het vervoer van gevaarlijke stoffen en beperking van de gevolgen van dergelijke ongevallen en rampen (Artikel 2 van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen).

Het voornemen bestaat deze adviesraad op te heffen en strategische vraagstukken met betrekking tot externe veiligheid, risicobeleid en gevaarlijke stoffen onder te brengen bij de nog op te richten Raad voor de Fysieke Leefomgeving.

Technische Commissie Bodembescherming (TCB)

De TCB adviseert over de technisch-wetenschappelijke aspecten van bodembeleid. Andere activiteiten van de commissie zijn het op beperkte schaal laten uitvoeren van onderzoek, of het organiseren van werkgroepen, over onderwerpen die bij de voorbereiding van adviezen van belang zijn.

Beleidsartikel 91

In 2009 verwacht de commissie onder andere te adviseren over onderwerpen die relatie hebben met de Nederlandse invulling van de Europese bodemstrategie en onderwerpen die voortvloeien uit het Besluit Bodemkwaliteit dat in de loop van 2008 van kracht zal worden; De TCB verwacht in 2009 een verkennende studie uit te voeren naar adaptatie van bodemgebruik aan klimaatverandering. De keuze van landbouwproducten, de ontwikkelingen in de natuur enzovoort hebben een relatie met het klimaat. Ook het management in de landbouw kan hierdoor veranderen (denk aan irrigatie, diepte van ploegen et cetera); De TCB is in 2007 een onderzoek gestart getiteld «Bagger op de kant». Omdat het een omvangrijk onderzoek betreft, is de verwachting dat dit onderzoek een uitloop zal hebben in 2009.

Niet-Beleidsartikel 92

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

92.1. Algemene beleidsdoelstelling

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 92 worden gedaan. Het artikel dient meestal als tussenstation voor uitboeking van diverse posten.

Onvoorzien

In de comptabiliteitswet wordt de mogelijkheid geboden om een post op te nemen voor «Onvoorziene uitgaven».

Nog nader te verdelen

Op dit onderdeel worden intensiveringen, taakstellingen et cetera opgenomen die in de begroting nog moeten worden verwerkt maar waarvan de precieze verdeling over de beleidsartikelen nog niet belend is.

Tabel 92.1. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

x € 1 000

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen:

0

3 369

  • 572

-872

-482

-311

-311

Uitgaven:

0

3 447

-710

  • 1 412

-782

  • 611
  • 611

Loonbijstelling:

Prijsbijstelling:

Onvoorzien:

Nog te verdelen: Nog nader te verdelen taakstellingen Nog nader te verdelen overig

000000 000000 0             1 685             1 522             1 372             2 014             1 954

0             1 762

0                    0

0             1 762

2 232 -300 1 932

2 784 -301 2 483

2 796         - 2 565

  • 299             - 299

2 497         - 2 266

0 0

1  954

2  565 - 299 2 266

Bedrijfsvoeringsparagraaf

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Een kleiner en beter VROM

Met het Coalitieakkoord beoogt het Kabinet een kleinere en betere

rijksdienst die kan voldoen aan de eisen die aan de overheid van nu en in

de toekomst worden gesteld. Een opgave vanuit de politiek is om met

minder mensen meer resultaten te behalen. Dit betekent dat VROM in

2011 met ongeveer 600 fte minder haar kerntaken vervult.

Om dit te kunnen doen zijn organisatorische veranderingen nodig. De

belangrijkste veranderingen richten zich onder meer op:

+ Het vergroten van de flexibiliteit en daarmee van de slagkracht van de

organisatie; + Het bevorderen van optimale samenwerking en transparantie; + Het versterken van het project- en programmamatig aanpakken van

vraagstukken. Om deze veranderingen te realiseren is het VROM-brede programma «Duidelijk VROM» gestart.

Er is gekozen voor een stapsgewijze ontwikkeling die de beoogde effectiviteit en flexibiliteit oplevert en waarin ook de taakstelling wordt doorgevoerd. VROM is een lerende, vernieuwende en continu veranderende organisatie. De organisatie verandert vanuit de overtuiging dat je niet alles van tevoren kunt bedenken en «dicht kunt regelen». Om deze reden is ervoor gekozen om de komende jaren te werken in een tijdelijke organisatiestructuur. In deze fase wordt de nieuwe structuur en werkwijze werkendeweg ontwikkeld en uitgewerkt. De bedrijfsvoering moet het beleidsproces optimaal en integraal kunnen ondersteunen. Daarbij moet bovendien zoveel mogelijk kunnen worden aangesloten bij de ontwikkelingen Rijksbreed.

Het programma Duidelijk VROM is primair gericht op het kerndepartement. De op afstand te plaatsen uitvoeringsonderdelen zoals de Rijksgebouwendienst, VROM-inspectie, Secretariaten van de huurcommissies en de Nederlandse Emissie-autoriteit komen op grotere afstand te staan. Het vormgeven van de nieuwe relaties en de consequenties van de samenwerking met de beleidskern is wel een onderdeel van het programma. Er zijn voorwaarden geschapen voor de invulling van de eigenaarrol en goed opdrachtgever-/opdrachtnemerschap.

Taakstelling

Aan VROM zijn verschillende taakstellingen opgelegd. Het gaat hier om een financiële en personele taakstelling voor het departement en om een financiële taakstelling voor de externe uitvoeringsorganisaties, waar VROM opdracht aan geeft (vooral RIVM en SenterNovem).

Daarnaast is aan de Rijksgebouwendienst en het Kadaster een taakstelling opgelegd. VROM is hierbij niet direct verantwoordelijk maar moet hierbij, als eigenaar, toezien op een juiste realisatie hiervan. De minister van VROM is hiervoor wel politiek verantwoordelijk.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

Budget (mln. euro)

VROM/WWI (excl.de Rijksgebouwendienst) Externe uitvoeringsorganisaties (o.a. RIVM en SN) Rijksgebouwendienst Kadaster

609

93 210

39 4

Aan het kerndepartement VROM/WWI is dus een taakstelling van 43 miljoen euro en 609 fte opgelegd. Bij de verdeling van deze taakstelling binnen VROM is uitgegaan van de uitgangspunten van het Coalitieakkoord. Dit betekent de volgende verdeling. + Een taakstelling van 20% voor beleid en kennis + Een taakstelling van 30% voor de ondersteuning + Een taakstelling van 20% voor toezicht en handhaving + Een taakstelling van 10% voor de uitvoering

In 2007 is de omvang van VROM met 33 fte afgenomen. De onderverdeling was hierbij als volgt.

Ultimo 2006 Ultimo 2007

VROM/WWI (excl.de Rijksgebouwendienst)

Rijksgebouwendienst

Kadaster

 

2 762

2 704

975

1 013

2 085

2 072

Totaal

5 822

5 789

Verantwoording over de realisatie van het programma vindt plaats in het jaarverslag en in de voortgangsrapportages van het Programma Vernieuwing Rijksdienst.

Duurzaam inkopen

De kabinetsdoelstelling voor duurzaam inkopen zal worden geïmplementeerd, door zoveel mogelijk reeds in 2009 de beschikbare duurzaamheid-criteria toe te passen. Het inkoopcentrum van VROM hanteert in samenspraak met de interne Opdrachtgever reeds alle reeds vastgestelde duurzaamheidcriteria, als zwaarwegend criterium bij inkopen voor de betreffende productgroepen bij inkopen vanaf € 15 000 inclusief BTW. Daarnaast vraagt VROM bij iedere inkoop om een verklaring over het milieubeleid van de potentiële opdrachtnemers. Het milieubeleid is een van de wegingsfactoren bij de beoordeling van de binnengekomen offertes.

Momenteel worden de mogelijkheden onderzocht om ook het sociale beleid van opdrachtnemers mee te nemen in de beoordeling van offertes. Zodra hiervoor heldere criteria beschikbaar komen, zal VROM ook deze gaan hanteren bij de beoordeling van offertes.

Ftes

Verdiepingshoofdstuk

  • 3. 
    Verdiepingshoofdstuk

In dit verdiepingshoofdtuk staat per artikel de opbouw van het artikel weergegeven. De stand ontwerpbegroting 2008, mutaties 1e suppletore begroting 2008 en nieuwe mutaties maken samen de stand ontwerpbegroting 2009. De uitgaven en ontvangsten worden op deze wijze inzichtelijk gemaakt. De meest belangrijke beleidsmatige mutaties worden afzonderlijk inzichtelijk gemaakt en toegelicht. De mutaties 1e suppletore begroting 2008 zijn toegelicht bij de 1e suppletore begrotingswet 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 474 XI, nr. 2.

Artikel 1. Optimalisering van de ruimtelijke afweging

Opbouw uitgaven x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Extrapolatie 2013
  • b. 
    Overige mutaties:
 

21 817 5 284

16 659 2 510

5 109 988

4 673 1 346

9 966 - 3 254

918

0 1 035

0 - 29

0 - 58

0 - 117

0 - 117

2 468 - 117

Stand ontwerpbegroting 2009

28 136

19 140

6 039

5 902

6 595

3 269

Opbouw ontvangsten x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Ontvangst kadaster

13 000 5 257

1 135

10 033                      0                      0                      0

0000

0000

Stand ontwerpbegroting 2009

19 392

10 033

000

Toelichting:

Ad a.

Het Kadaster draagt € 1,1 mln bij aan het project Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen. Deze bijdrage was oorspronkelijk voor 2007 voorzien, maar zal in 2008 worden ontvangen.

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2008

2009

2010

2011

2012

2013

0

0

0

Verdiepingshoofdstuk

Artikel 2. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur

 

Opbouw uitgaven x € 1000

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

 

194 104

83 138

56 676

62 183

42 462

 

Mutatie 1e suppletore begroting 2008

 

280 644

5 491

5 425

5 402

5 155

5 155

Nieuwe mutaties:

             

Beleidsmatige mutaties:

             
  • a. 
    FES BIRK
 
  • 39 655

42 055

0

  • 2 400

0

0

  • b. 
    FES NSP
 

-3 178

3 178

0

0

0

0

  • c. 
    Project Zuidas Amsterdam
 

2 500

0000

0

  • d. 
    Overheveling LPG-budget
 

2 000

0000

0

  • e. 
    Overboeking naar het ministerie van

OCW,

           

Belvédère

 
  • 2 126

0

0

0

0

0

  • f. 
    Opvrage FES-bijdrage Mooi Nederland

3 000

9 500

9 000

7 000

5 000

1 500

  • g. 
    Extrapolatie 2013
 

0

0

0

0

0

41 962

  • h. 
    Overige mutaties
 

157

  • 442
  • 519
  • 522
  • 522
  • 522

Stand ontwerpbegroting 2009

 

437 446

142 920

70 582

71 663

52 095

48 095

Toelichting:

Ad a.

De eerder berekende kasverwachtingen voor een aantal BIRK-projecten moeten bijgesteld worden. Een bedrag van € 42 mln zal naar verwachting in 2009 tot betaling komen, in plaats van in 2008. Omdat het een desalde-ring is, wordt ook de ontvangstenraming van artikel 2 aangepast.

Ad b.

De eerder berekende kasverwachtingen voor een aantal NSP-projecten moeten bijgesteld worden. Een bedrag van € 42 mln zal naar verwachting in 2009 tot betaling komen, in plaats van in 2008. Omdat het een desalde-ring is, wordt ook de ontvangstenraming van artikel 2 aangepast.

Ad f.

Het budget wordt enerzijds ingezet voor de nieuwe innovatieregeling Mooi Nederland die innovatieve en creatieve projecten gaat ondersteunen die ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Anderzijds wordt het budget onder meer ingezet voor enkele pilots om bedrijventerreinen te herstructureren, de ruimtelijke aspecten rondom het realiseren van windenergie en sanering van glastuinbouw.

Opbouw ontvangsten x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Project Zuidas Amsterdam
  • b. 
    FES BIRK
  • c. 
    FES NSP
  • d. 
    Overheveling LPG-budget
  • e. 
    FES-bijdrage Mooi Nederland
 

138 141

31 187

283 728

0

2 500

 
  • 39 655

42 055

-3 178

3 178

2 000

 

3 000

9 500

11 836             20 728               2 406

0000

9 000

7 000

5 000

1 500

Stand ontwerpbegroting 2009

386 536

85 920

20 836

25 328

7 406

1 500

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verdiepingshoofdstuk

Toelichting:

Ad a.

De ontvangsten voor Project Zuidas Amsterdam die samenhangen met de oprichting van de Zuidas Onderneming, worden dit jaar gerealiseerd. Deze ontvangst was oorspronkelijk voor 2007 voorzien.

Ad b en c.

Zie de toelichting bij de uitgaven.

Artikel 3. Klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging

Opbouw uitgaven x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Extrapolatie 2013
  • b. 
    Overige mutaties:
 

94 189 2 736

114 222 - 16 910

112 271 - 11 135

94 136 -8 316

90 437 11 928

0 -8 791

0 - 64

0 298

0 196

0 192

0 192

86 769 192

Stand ontwerpbegroting 2009

96 861

97 610

101 332

86 012

102 557

78 170

Opbouw ontvangsten x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Extrapolatie 2013

250 47

2 500               6 000               6 000               6 000

0000

6 000

Stand ontwerpbegroting 2009

297

2 500

6 000

6 000

6 000

6 000

Opbouw uitgaven x € 1000

Artikel 4. Milieukwaliteit van water en bodem

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Extrapolatie 2013
  • b. 
    Overige mutaties:

171 362 2 866

0 151

181 910 - 11 032

0 185

202 061 -7 086

218 379 -7 857

218 384 - 7 845

0 7 845

218 384

0

Stand ontwerpbegroting 2009

174 379

171 063

194 975

210 522

210 539

210 539

Opbouw ontvangsten x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008

23 200 7 752

21 600                  200                      0                      0

0000

Stand ontwerpbegroting 2009

30 952

21 600

200

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2008

2009

2010

2011

2012

2013

0

0

0

Verdiepingshoofdstuk

Artikel 5. Milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving

Opbouw uitgaven x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    FES middelen verkeersmaatregelen
  • b. 
    Opvragen FES-bijdrage geluidskaarten
  • c. 
    Akkoord vervoerssector roetfilters
  • d. 
    Extrapolatie 2013
  • e. 
    Overige mutaties:

171 504 - 25 771

35 000

0 0

0

  • 671

98 768 1 488

72 309 1 020

63 099 20

33 099 20

0000

3 000

27 000

0

  • 298

3 000

20 000

0

  • 196

3 000

15 000

0

  • 192

3 000 0 0

  • 192

0 20

0 0

0

33 099 - 192

Stand ontwerpbegroting 2009

180 062

129 958

96 133

80 927

35 927

32 927

Toelichting:

Ad a.

Eind 2007 is uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) een bedrag van € 150 mln beschikbaar gesteld voor luchtkwaliteit. Hiervan is € 35 mln specifiek bestemd als aanvulling op de middelen voor de subsidiëring van roetfilters voor zware voertuigen. Dit bedrag wordt thans toegevoegd aan de begroting voor 2008.

Ad b.

Op basis van de Europese richtlijn Omgevingslawaai moeten in de periode 2009–2012 geluidsbelastingskaarten en actieplannen worden opgesteld voor agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners. Hiervoor is een bedrag van in totaal € 12 miljoen beschikbaar gesteld. Geluidskaarten zorgen ervoor dat periodiek inzicht ontstaat in de geluidsbelasting en de beleving van de burgers daarbij; de actieplannen bieden inzicht in de voorgenomen maatregelen om de geluidsbelasting te beperken. Eind 2008 komen de geluidskaarten en actieplannen beschikbaar voor agglomeraties met meer dan 250 000 inwoners.

Opbouw ontvangsten x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    FES middelen verkeersmaatregelen
  • b. 
    FES-bijdrage Geluidskaarten

140 100 -25 053

35 000

0

68 700

0

3 000

40 000

0

3 000

30 000

0

3 000

3 000

Stand ontwerpbegroting 2008

150 047

71 700

43 000             33 000

3 000

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2008

2009

2010

2011

2012

2013

0

0

Opbouw uitgaven x € 1000

Verdiepingshoofdstuk

Artikel 6. Risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Van artikel 7 i.v.m. kasschuif 2007
  • b. 
    Extrapolatie 2013
  • c. 
    Overige mutaties:
 

146 624 - 6 324

141 141 311

140 389 - 172

137 983 - 344

137 878 -344

0 -344

0

0

  • 194

6 000

0

210

0

0

210

0

0

600

0

0

600

0

136 527

300

Stand ontwerpbegroting 2009

140 106

147 662

140 427

138 239

138 134

136 483

Opbouw ontvangsten x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008

2 400 365

2 800               2 100                  950                  300

0000

Stand ontwerpbegroting 2009

2 765

2 800

2 100

950

300

Opbouw uitgaven x € 1000

Artikel 7. (Inter)nationaal milieubeleid

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    FES ProMT (Toezegging 2007–2010)
  • b. 
    Naar artikel 6 i.v.m. kasschuif 2007
  • c. 
    Extrapolatie 2013
  • d. 
    Overige mutaties:
 

78 463 35 149

74 522 7 804

65 671 3 343

63 022 6 044

63 295 6 694

0 6 094

0

0

0

780

4 900

  • 6 000

0

905

4 900

0

0

-70

4 900 0 0

  • 547

4 270

0

0

452

0

0

63 295

452

Stand ontwerpbegroting 2009

114 392

82 131

73 844

73 419

74 711

69 841

Toelichting:

Ad a.

Conform kabinetsbesluit van 16 februari 2007 worden FES-middelen voor in totaal € 18 970 000 beschikbaar gesteld om de ProMT-regeling in de periode 2007–2010 voort te kunnen zetten (brief van EZ d.d. 12 juli 2007 met kenmerk OI/REB 7084228).

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2008

2009

2010

2011

2012

2013

0

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verdiepingshoofdstuk

Opbouw ontvangsten x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    FES ProMT

2 000 5 652

2 000                      0                      0                      0

0000

4 900

4 900

4 900

4 270

Stand ontwerpbegroting 2009

7 652

6 900

4 900

4 900

4 270

Toelichting:

Ad a.

Zie de toelichting bij de uitgaven ad a.

Artikel 8. Externe veiligheid

 

Opbouw uitgaven x € 1000

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Overheveling LPG-budget
  • b. 
    Opvragen FES-bijdrage klimaatbuffers
  • c. 
    Extrapolatie 2013
  • d. 
    Overige mutaties:

48 859 617

0

0

-760

53 664 -9 640

0 3 000

0 - 492

56 489 -8 260

0 4 000

0 - 684

69 660 - 500

0

5 000

0

  • 2 119

81 310

0

0

3 000

0

  • 2 119

0 0

0

0

71 663

  • 2 119

Stand ontwerpbegroting 2009

46 716

46 532

51 545

72 041

82 191

69 544

Toelichting:

Ad b.

Het budget wordt ingezet voor het verlenen van financiële bijdragen om regionale en lokale projecten klimaatbestendiger uit te voeren door gebruik te maken van natuurlijke processen. Dit is een vervolg op de eerste vijf natuurlijke klimaatbuffers, waarvoor de Kamer in 2007 via een amendement € 5,0 mln beschikbaar voor heeft gesteld.

Opbouw ontvangsten x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Overheveling LPG-budget
  • b. 
    FES-bijdrage klimaatbuffers

10 000 5 000

0

10 000             10 000             10 000             10 000

0000

0

3 000

0

4 000

0

5 000

0

3 000

Stand ontwerpbegroting 2009

13 000

13 000

14 000

15 000

13 000

2008

2009

2010

2011

2012

2013

0

0

0

2008

2009

2010

2011

2012

2013

0

Verdiepingshoofdstuk

Artikel 9. Handhaving en toezicht

Opbouw uitgaven x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Extrapolatie 2013
  • b. 
    Overige mutaties:
 

62 459 1 795

60 690 1 556

60 878 904

60 923 191

61 289 - 296

0 - 280

0 1 796

0 1 438

0 1 361

0 1 194

0 1 199

61 289 1 199

Stand ontwerpbegroting 2009

66 050

63 684

63 143

62 308

62 192

62 208

 

Opbouw ontvangsten x € 1000

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

882

882

882

882

882

0

Stand ontwerpbegroting 2009

882

882

882

882

882

882

Opbouw uitgaven x € 1000

Artikel 91. Algemeen

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Compensatie Rijk BAG, Topografie en GBKN 2009–2013
  • b. 
    Overdracht van VROM naar Financiën inzake RAD
  • c. 
    Bijstelling ontvangsten MNP.
  • d. 
    Van LNV ivm vaste bijdrage 2008.
  • e. 
    Knelpuntenpot prijsbijstelling
  • f. 
    Extrapolatie 2013
  • g. 
    Loonbijstelling 2008 h. Overige mutaties:
 

311 941

293 726

266 351

242 516

242 518

0

18 571

4 820

4 952

2 881

1 819

2 619

0

13 070

23 420

24 865

22 165

22 165

0

-3 714

-3 383

  • 2 772
  • 2 772
  • 2 772

2 000

0000

0

1 400

0000

0

5 527

2 764

0

0

0

0

0

0

0

0

0

242 518

5 602

5 452

5 104

4 459

4 372

4 372

1 374

51

1 051

801

801

801

Stand ontwerpbegroting 2009

346 415

316 169

297 495

272 750

268 903

269 703

Toelichting:

Ad a.

Op 1 januari 2008 is de wetgeving voor invoering van de basisregistraties BAG, Topografie en Kadaster in werking getreden. Door met lage financiële drempels een breed gebruik tot stand te brengen is gekozen voor centrale financiering. Dit past binnen het huidige kabinetsbeleid (e-overheidsvoorzieningen waar mogelijk centraal financieren).

Ad b.

Met de start van de nieuwe Rijksauditdienst, gaat de Auditdienst VROM

over naar Financiën.

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verdiepingshoofdstuk

Ad c.

Naast de vaste Planbureau-activiteiten worden er op aanvraag betaalde werkzaamheden verricht voor derden (andere overheden, EU). Er zijn meer onderzoeksverzoeken dan oorspronkelijk begroot.

Ad d.

De kosten van het MNP worden begroot en verantwoord op de VROM-begroting. LNV boekt jaarlijks de vaste bijdrage (ten behoeve van de Natuurplanbureaufunctie) over naar VROM. Hiermee wordt invulling gegeven aan de onafhankelijke advies- en planbureauwerkzaamheden op natuurgebied. Producten zijn onder andere de jaarlijks te verschijnen Natuurbalans en elke vier jaar de Natuurverkenning.

Ad e.

Het ministerie van Financiën heeft de prijsbijstelling, tranche 2008, niet uitgekeerd. Het ministerie van Financiën heeft een knelpuntenpot in het leven geroepen voor beleid dat en projecten die onherroepelijk in de problemen komen bij het inhouden van de prijsbijstelling. Het ministerie van VROM heeft aanspraak gemaakt op de knelpuntenpot. Het leeuwendeel van de uitkering uit de knelpuntenpot slaat neer op artikel 91; bovengenoemde mutatie is een samenvoeging van meerdere mutaties ter verdeling van de uitkering uit de knelpuntenpot.

Ad g.

Het ministerie van Financiën keert jaarlijks loonbijstelling uit aan de departementen. De loonbestelling, tranche 2008, is aan de eerste suppletore begroting van het ministerie van VROM toegevoegd. Deze loonbijstelling is vervolgens verdeeld over de apparaatsinstrumenten van het ministerie van VROM. Het leeuwendeel van deze instrumenten bevindt zich op artikel 91; bovengenoemde mutatie is een samenvoeging van meerdere mutaties ter verdeling van de loonbijstelling.

Opbouw ontvangsten x € 1000

 

Stand ontwerpbegroting 2008

42 638

Mutatie 1e suppletore begroting 2008

175

Nieuwe mutaties:

 

Beleidsmatige mutaties:

 
  • a. 
    Overig vastgoed BAG verschuiving in uitgaven en
 

ontvangsten

0

  • b. 
    Bijstelling ontvangsten MNP

2 000

  • c. 
    Extrapolatie 2013

0

40 339             30 908             30 891             30 891

0000

0               1 000                      0                      0

0000 0000

0

0

30 412

Stand ontwerpbegroting 2009

44 813

40 339

31 908

30 891

30 891

30 412

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verdiepingshoofdstuk

Artikel 92. Nominaal en onvoorzien

Opbouw uitgaven x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Loonbijstelling 2008
  • b. 
    Knelpuntenpot prijsbijstelling
  • c. 
    Verdeling SFB-gelden 2008
  • d. 
    Extrapolatie 2013
  • e. 
    Overige mutaties:

802 14 871

7 785 5 897 1 921 0 - 465

-37 12 221

  • 219 8 367
  • 954 7 975

1 014 7 892

7 532            -7 030            -6 128            -6 045

2 949                      0                      0                      0

0000

0000

2 413            -2 530            -1675            -1444

0 7 586

6 045

0

0

1 014

1 138

Stand ontwerpbegroting 2009

3 447

710

1 412

782

611

611

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verdiepingshoofdstuk

Waddenfonds

Artikel 1. Waddenfonds

Opbouw uitgaven x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting 2008 Nieuwe mutaties:

Beleidsmatige mutaties:

  • a. 
    Extrapolatie 2013
 

33 878

33 878

33 878

33 878

33 878

0

6 600

6 600

6 600

6 600

6 600

0

33 878

Stand ontwerpbegroting 2009

40 478

40 478

40 478

40 478

40 478

33 878

Opbouw ontvangsten x € 1000

Stand ontwerpbegroting 2008

33 878             33 878

33 878             33 878

33 878

Stand ontwerpbegroting 2009

33 878             33 878             33 878             33 878

33 878

33 878

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2008

2009

2010

2011

2012

2013

0

Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit

WETSARTIKEL 2 (BEGROTINGSSTAAT BATEN – LASTENDIENST)

  • 4. 
    Begroting van de Nederlandse Emissieautoriteit

De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) ondersteunt de uitvoering van emissiehandel en toetst als onafhankelijk toezichthouder de naleving van de regels. De NEa doet dat op transparante en rechtvaardige wijze, waarbij ze een effectieve en efficiënte uitvoering nastreeft. Op deze wijze wil de NEa emissiehandel betrouwbaar en vertrouwd maken.

De minister van VROM heeft de Tweede Kamer kenbaar gemaakt per 1 janauri 2009 een bestuur Nederlandse Emissieautoriteit aan te stellen met de status van ZBO. De Wet Milieubeheer zal hiervoor worden aangepast. De baten-lastendienst NEa zal dan niet meer onder eindverantwoordelijkheid van de minister van VROM opereren, maar onder eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat als zodanig het ZBO zal zijn. Vanaf die datum ondersteunt de baten-lastendienst NEa het bestuur in de uitvoering van haar wettelijke taken. Het gaat daarbij om een drietal hoofdtaken: verlenen en actualiseren van emissievergunningen, beheren van de CO2- en NOx-registers en toezicht en handhaving van de wetgeving.

 

Tabel 1: Begrotingsstaat 2009 (x € 1 000)

Totaal baten

Totaal lasten

Saldo baten en lasten

6 613

6 613

0

Totaal kapitaaluitgaven

Totaal kapitaalontvangsten

 

770

505

 

Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit

Begroting van Baten en Lasten voor het jaar 2009 en meerjarenraming

Tabel 2: Begroting van baten en lasten

Bedragen x € 1 000

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Baten

Opbrengst moederdepartement Opbrengst derden Rentebaten

 

6 026

6 119

6 578

6 715

7 274

7 649

8 040

10

           

49

 

35

35

35

35

35

Totaal baten

Lasten

Apparaatskosten: – personele kosten – materiële kosten Rentelasten Afschrijvingskosten: – materieel – immaterieel Dotaties voorzieningen Buitengewone lasten

6 085

6 119

6 613

6 750

7 309

Toelichting bij de opbouw baten

7 684

8 075

 

3 593

3 183

4 701

4 935

5 180

5 438

5 708

1 703

2 586

1 605

1 684

1 767

1 854

1 947

23

32

42

53

57

53

47

7

10

10

12

11

9

9

251

308

255

66

294

330

364

Totaal lasten

5 577

6 119

6 613

6 750

7 309

7 684

8 075

Saldo

508

0

0

0

0

0

0

Opbrengst moederdepartement

Vooralsnog wordt de NEa vrijwel volledig gefinancierd door het moederdepartement (KvI/BREM). De definitieve opbrengst hangt af van de nog vast te stellen kostprijzen en de daadwerkelijk geleverde aantallen producten. Doordat de Europese wet- en regelgeving voor CO2-emissie-handel nog voortdurend verandert, is het moeilijk om het aantal producten in de toekomst goed in te schatten. De kostprijzen van de producten zullen kostendekkend worden vastgesteld want de NEa heeft geen winstoogmerk.

Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit

Renteopbrengsten

De rentebaten zijn geschat op 3% van het gemiddelde saldo op de rekening-courant rekening met het ministerie van Financiën.

Tabel 3: Opbrengsten moederdepartement naar product/dienst

Product/dienst                                                                                                        Begroting 2009

Toezichtenhandhaving                                                                                                  2479 123

Adviseringenbeleidsafstemming                                                                                   878 676

Vergunningaanvragen                                                                                                        299 340

Onderhoud dossier                                                                                                          1079 550

Helpdeskenregisteradministratie                                                                                   780 244

Registeronderhoud                                                                                                          1004 787

Rekeningbeheer Kyoto                                                                                                         56358

Totaal                                                                                                                                  6578 078

Toelichting bij de opbouw lasten

Apparaatskosten

Personele kosten

Een groot deel van de toename van de personele kosten in 2009 ten opzichte van 2008 is een boekhoudkundige wijziging: voorheen werd incidentele inhuur onder materiële kosten begroot, vanaf 2009 zijn deze kosten onder personele kosten begroot.

De personele kosten stijgen deels ook als gevolg van stijgende salariskosten en uitbreiding van de bezetting. Dat laatste is mede een gevolg van de instelling van een ZBO-bestuur en een verwachte toename van het aantal te leveren producten, dat weer een gevolg is van het toenemend aantal bedrijven dat deelneemt aan emissiehandel. Per 1 januari 2009 breidt het aantal bedrijven naar schatting uit met 10% tot circa 465. In de jaren daarna neemt het aantal bedrijven naar verwachting toe, naarmate de EU de emissiehandel op meer bedrijven van toepassing laat zijn. De groei van het aantal producten zal door de NEa grotendeels worden opgevangen via efficiencyverbetering, waardoor extra inhuur zo veel mogelijk achterwege blijft.

Materiële kosten

Een productiegroei betekent ook een stijging van de materiële kosten,

vergelijkbaar met de stijging van de personele kosten. De daling ten

opzichte van 2007 is het gevolg van de boekhoudkundige wijziging

waarbij incidentele inhuur niet langer onder materiële kosten worden

begroot.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten bedragen € 0,27 mln. De afschrijvingstermijnen bedragen voor computerapparatuur 3 jaar en voor meubilair en software 5 jaar.

Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit

Tabel 4: Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

  • 1. 
    Rekening-courant RHB 1 januari
  • 2. 
    Totaal operationele kasstroom

Totaal investeringen

Totaal boekwaarde desinvesteringen

  • 3. 
    Totaal investeringskasstroom

Eenmalige uitkering aan moederdepartement Eenmalige storting door moederdepartement Aflossingen op leningen Beroep op leenfaciliteit

  • 4. 
    Totaal financieringskasstroom
  • 5. 
    Rekenig-courant RHB 31 december (= 1+2+3+4)

(maximale roodstand € 0,5 mln)

1 115

457

1 293

318

986

290

1 011

135

1 068

315

1 078

354

0             -313             -505             -305             -175             -175

000000 0             -313             -505             -305             -175             -175

0000

0000

265               -78             -305             -339

505                305                175                175

240                227             -130             -164

 

0

  • 922

0

562

279

  • 265

0

313

279

  • 312

1 293

986

1 011

1 068

1 078

1 093

1 093 378

  • 175

0

  • 175

0

0

-373

175

  • 198

1 098

Investeringskasstroom

De investeringen voor 2009 tot en met 2013 hebben betrekking op het

project «Proces Automatisering NEa» en het in stand houden van de

activa.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit is ter financiering van de investeringen. De raming van aflossingen is gebaseerd op de lopende en de begrote leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën.

Informatie over de doelmatigheid van de NEa

Deze paragraaf geeft informatie over de doelmatigheid en kwaliteit van de NEa, dat wil zeggen informatie over de relatie tussen inzet van middelen (totale kosten) en de te leveren productie dan wel prestaties.

Tabel 5. Overzicht prestatie-indicatoren

Indicator

Prestatie 2007

Begroting 2009

Meldingen: % meldingen afgehandeld binnen wettelijke

termijn

Registratie Emissiehandel: registers CO2 en NOx online

Klanttevredenheid: tevreden stakeholders

ontevreden stakeholders

Algemeen: aantal klachten over uitoefening taken

Vergunningsverlening: Aantal bedrijven met een

vergunning

Tarieven1

Laag

Midden

Hoog

Directe uren in primair proces

 

64%

80%

100%

> 99%

62%

> 65%

10%

< 10%

0

0

298

465

75,-

< 79,-

131,-

< 138,-

144,-

< 151,-

64%

> 65%

Deze tarieven gelden in 2008.

Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit

Toelichting indicatoren:

Indicator «Meldingen»: percentage meldingen dat is afgehandeld binnen de wettelijke termijn van 8 weken.

Indicator «Registratie Emissiehandel»: percentage beschikbaarheid van de CO2- en NOx-registers.

Indicator «Directe uren primair proces»: percentage van het totaal aantal directe uren gedeeld door het totaal aantal uren van de medewerkers in het primaire proces.

Begroting van het Waddenfonds

Wetsartikel 3 (Begroting Waddenfonds) 5. Begroting van het Waddenfonds 5.1. Het beleid

5.1.1.  Doel van het Waddenfonds

De Waddenzee is het grootste aaneengesloten natuurgebied van West-Europa en een van de grootste getijdengebieden ter wereld. De variatie in overstromingsduur, stroming en zoutgehalte zorgt voor een grote verscheidenheid aan natuurwaarden. Met zijn brakke en zoute wateren en hoger gelegen kwelders biedt dit gebied ruimte aan internationaal belangrijke flora en fauna. Zo vormt de Waddenzee voor trekvogels onderweg van het noordelijk halfrond naar het zuidelijk halfrond een noodzakelijk foerageergebied. Het gebied is een samenhangend geheel met als overeenstemmende kenmerken: (geo-)morfologie, ecologie en landschap, waardoor een eigen identiteit ontstaat. Die eenheid en samenhang strekken zich ook uit tot de omliggende gebieden waarmee de Waddenzee samen het waddengebied vormt. Het gebied kent een voortdurende dynamiek en is de afgelopen eeuw veranderd onder invloed van de mens, onder meer door landaanwinning en de aanleg van kustverdedigingswerken.

Alle betrokken overheden, bewoners, terreinbeheerders, et cetera hebben de taak de Waddenzee als natuurgebied duurzaam te ontwikkelen en te beschermen en het unieke open landschap te behouden. Dit is de hoofddoelstelling van de PKB Derde Nota Waddenzee.

Het Kabinet heeft naar aanleiding van het advies van de Adviesgroep Waddenzeebeleid (rapport «Ruimte voor de Wadden» d.d. 1 april 2004) onder meer besloten om offensief vorm te geven aan deze hoofddoelstelling door het doen van additionele investeringen in de Waddenzee en het Waddengebied. (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 684, nr. 1) Het Kabinet trekt daarvoor € 800 mln uit, verspreid over een investeringsperiode van 20 jaar (2007–2026). Deze investeringen worden gedaan met het doel de kwaliteit van de Waddenzee en het Waddengebied te verbeteren door middel van investeringen gericht op de belangrijkste problemen en uitdagingen.

5.1.2.  Aard van het Waddenfonds

Het Waddenfonds maakt deel uit van een samenhangend pakket van maatregelen dat aansluit bij de kabinetsdoelstelling om te komen tot een integraal beleid voor de Wadden. Er is sprake van een politieke – geen financiële koppeling – met andere onderdelen van dit pakket, te weten de gaswinning en de schelpdiervisserij. Een heroverweging van dit pakket zal plaatsvinden als één van de onderdelen niet kan worden gerealiseerd (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 684, nr. 22).

De kosten en uitgaven die uit het voorgaande voortvloeien, worden in het Waddenfonds verantwoord. Het Waddenfonds is een begrotingsfonds als bedoeld in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Comptabiliteitswet. Het fonds is een Rijksfonds dat valt onder beheer van de minister van VROM als coördinerend minister van de Wadden. Het subsidieplafond en de periode waarin projectvoorstellen kunnen worden ingediend worden jaarlijks in de Staatscourant gepubliceerd.

Begroting van het Waddenfonds

Het Kabinet hecht er groot belang aan dat het totaalbedrag dat in de Wadden wordt geïnvesteerd door bijdragen van andere partijen wordt vergroot. Dit kan worden bereikt door middel van cofinanciering. Projectvoorstellen zullen daarom worden getoetst op de mate waarin andere partijen bereid zijn een bijdrage te leveren. Co-financiers kunnen per project of per cluster van projecten bijdragen. In dit kader worden, naast het Waddenfonds, twee partijen onderscheiden: de initiatiefnemer en andere financieringsbronnen (bijvoorbeeld EU-fondsen, bijdragen uit het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), bijdragen door regionale overheden/instanties en particulieren). Beide worden beschouwd als co-financiers en kunnen zowel publiek als privaat zijn. In dit kader is voor de Rijksbijdragen aan projecten die voor subsidie uit het fonds in aanmerking komen geen anti-cumulatiebeding opgenomen.

5.1.3.  Verdeling van de middelen

Activiteiten waarvoor een bijdrage wordt gevraagd, moeten bijdragen aan

het bereiken van de vier hierna genoemde operationele doelstellingen.

Het Kabinet zal daarbij de volgende verdeling hanteren:

+ Van het oorspronkelijk beschikbaar gestelde fondsbedrag wordt eerst het bedrag van de nadeelcompensatie kokkelvisserij afgetrokken (€ 122,435 mln);

+ Vervolgens wordt een bedrag gereserveerd voor de beheers- en uitvoeringskosten van het fonds;

+ Van het resterende bedrag wordt 10% apart gehouden voor activiteiten die bijdragen aan de doelen ten aanzien van de kennishuishouding (4%) en de afname van externe bedreigingen (6%). Voor beide typen activiteiten geldt ten principale dat deze in gelijke mate zowel de natuur in brede zin, als de economie ten goede komen;

+ Het resterende bedrag wordt voor 50% ingezet voor ecologie en voor 50% voor economie.

Hiermee wordt invulling geven aan het gewijzigde amendement van de leden Atsma en Snijder-Hazelhoff (Kamerstukken 2006–2007, 30 594, nr. 12).

5.1.4.  Investeringsplan en Uitvoeringsplan

In het Investeringsplan Waddenfonds zijn de doelen van het Waddenfonds, de uitdagingen en problemen van de Wadden en de werkwijze van het fonds uitgewerkt. Eens per 5 jaar zal een uitvoeringsplan met een horizon van 5 jaar worden opgesteld waarin de investeringsprioriteiten en de verdeling van de middelen binnen de categorieën worden beschreven.

5.2. Algemene beleidsdoelstelling

Motivering                                                Omde doelen van het Waddenfondsterealiseren worden door middel

van een subsidieregeling door VROM investeringen in het Waddengebied

gestimuleerd. De doelen van het fonds zijn als volgt verwoord:

+ Het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van

het Waddengebied; + Het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de

natuurlijke rijkdom van de Waddenzee; + Een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied en een

substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het

Waddengebied en de direct aangrenzende gebieden;

Begroting van het Waddenfonds

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

Meetbare gegevens:

+ Het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied. (zie Wet op het Waddenfonds, artikel 2 lid 2.)

Deze doelen gelden voor het Waddengebied als geheel: door middel van investeringen uit het Waddenfonds zal aan deze doelen worden bijgedragen. De realisatie van deze doelen wordt ook met andere beleidsinstrumenten nagestreefd, bijvoorbeeld wet- en regelgeving en investeringen in het gebied gefinancierd vanuit andere (Rijks)middelen.

VROM is als coördinerend departement voor de Wadden verantwoordelijk

voor:

+ Het beheer van het fonds;

+ De toekenning van subsidies;

+ De uitvoering van de subsidieregeling;

+ Evaluatie en monitoring.

Het behalen van deze doelstelling hangt af van:

+ Draagvlak in de regio;

+ Ontvangen van degelijke projectvoorstellen;

+ Natuurlijke ontwikkelingen in het Waddengebied.

De (voorlopige) ecologische instandhoudingsdoelstellingen van het Waddengebied zijn in het kader van de PKB Waddenzee vastgesteld. Hierin zijn basiswaarden, streefwaarden en planning opgenomen. Onderzocht wordt of er op basis van deze waarden bruikbare prestatieindicatoren, basiswaarden en streefwaarden benoemd kunnen worden. Voor de duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied zal het aantal werkzame personen in het Waddengebied als indicator worden gebruikt.

Op basis van bestaande trilaterale monitoring wordt één maal per vier jaar een Quality Status Report (QSR) opgesteld. De onderliggende gegevens zijn samen met de overige nationale monitoringgegevens beschikbaar voor signalering van trends. In trilateraal verband (Nederland, Duitsland en Denemarken) is afgesproken om het «Trilateral Monitoring and Assessment Program» te optimaliseren naar aanleiding van een evaluatie in 2004. Onderdeel van de optimalisatie is een betere aansluiting bij de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. In 2012 zal een mid-term review van het gevoerde beleid plaatsvinden. Voor het aflopen van de planperiode van de PKB Waddenzee (2016) zal een evaluatie van het gevoerde beleid plaatsvinden.

Begroting van het Waddenfonds

 

Tabel 6. Budgettaire gevolgen van beleid

x € 1 000

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen:

2 275

40 478

40 478

40 478

40 478

40 478

33 878

Uitgaven:

146

40 478

40 478

40 478

40 478

40 478

33 878

Programma: Vergroten/versterken van natuur- en landschapswaarden van het Wad:

Verminderen externe bedreigingen van de rijkdom van de Waddenzee:

Duurzame economische ontwikkeling en energiehuishouding:

Ontwikkelen duurzame kennishuishouding waddengebied:

 

0

39 600

39 600

39 600

39 600

39 600

33 000

0

17 820

17 820

17 820

17 820

17 820

14 850

2 376

2 376

2 376

2 376

2 376

0           17 820           17 820           17 820           17 820           17 820

1 584             1 584             1 584             1 584

1 584

1 980

14 850

1 320

 

Apparaat:

146

878

878

878

878

878

878

Ontvangsten:

0

33 878

33 878

33 878

33 878

33 878

33 878

Grafiek 1. budgetflex in % en bedragen per operationeel doel in het begrotingsjaar 2009

100%—

90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

I                  I                  I                  I                  I                  I                  I                  I

n perc. 1. in bedr. 2. in perc. 2. in bedr. 3. in perc. 3. in bedr. 4. in perc. 4. in bedr. x € 1.000                           x € 1.000                           x € 1.000                           x € 1.000

beleidsmatig gebonden

0

0

100%

17.820

100%

2.376

100%

17.820

100%

1.584

1.

Begroting van het Waddenfonds

Motivering

Instrumenten Meetbare gegevens

Prestaties

5.3. Operationele doelstellingen

5.3.1. Vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied

Om de karakteristieke ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het Waddengebied, zoals verwoord in de geldende PKB Derde Nota Waddenzee, te herstellen of te verbeteren.

(Investerings)subsidies

In 2009 kunnen onderstaande prestaties nog niet gerelateerd worden aan gegevens aan de hand waarvan het effectbereik kan worden geëvalueerd. De genoemde prestaties zijn afgeleid van het ontwikkelingsperspectief tot 2030 dat in de PKB Derde nota Waddenzee is geschetst en dat de beoogde doelstellingen in globale termen weergeeft. In 2007 is in opdracht van het Regionaal College Waddengebied gestart met het opstellen van het integraal Beheer- en Ontwikkelingsplan Waddengebied. Dit plan zal een concretisering van het ontwikkelingsperspectief opleveren, waarvoor de planhorizon tien jaar is en dat iedere vijf jaar wordt herzien. Uit het plan zal ook blijken wat de huidige stand van zaken, de basiswaarde, is. De afronding van het plan is voorzien begin 2009. Na het gereedkomen van het plan, dat ook verder richting zal geven aan de inzet van de middelen uit het Waddenfonds als één van de instrumenten om het streefbeeld te bereiken, zal pas een nadere bepaling en invulling van de prestatieindicatoren kunnen plaatsvinden.

+ Bevorderen van innovaties die bodemverstoringen of negatieve

ecologische effecten ten gevolge van menselijke activiteiten mitigeren of voorkomen en bijdragen aan het tot stand brengen of herstellen van ongestoorde ecologische en fysische processen;

+ Herstel van zoet-zout-overgangen, waarbij waterlopen in het binnenland op een meer natuurlijke wijze met de Waddenzee worden verbonden en die tevens kansen bieden voor combinaties met andere functies zoals waterberging en recreatie;

+ Stimuleren van een gevarieerder kwelderbeheer en kwelderontwikkeling, passend binnen de voor de kwelders geldende (natuur)doelstel-lingen;

+ Stimuleren van ontwikkeling van zeegrasvelden en stabiele mossel-banken;

+ Behoud en herstel van jonge duinlandschappen op de eilanden;

+ Stimuleren van vormen van dynamisch kustbeheer op de eilanden;

+ Bevorderen van de migratie van vissoorten;

+ Behoud en herstel van voor de Wadden karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische elementen, patronen en ensembles in combinatie met duurzame economische ontwikkelingen, waterbeheer en recreatieve toegankelijkheid.

Motivering Instrumenten

5.3.2. Verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee

Om de natuurlijke rijkdom van de Wadden te behouden.

(Investerings)subsidies

Begroting van het Waddenfonds

Meetbare gegevens

Prestaties

Motivering

Instrumenten Meetbare gegevens

Op dit moment zijn er nog geen bruikbare prestatie-indicatoren beschikbaar. Dit komt mede door de grote diversiteit in activiteiten die ten behoeve van het Waddengebied ontplooid kunnen worden. Dientengevolge zijn de prestaties divers en ruim geformuleerd. Er zal daarom in de toekomst op basis van gesubsidieerde projecten worden bekeken welke prestatie-indicatoren kunnen worden opgesteld die meer inzicht bieden in het bereiken van deze operationele doelstelling.

+ Stimuleren van kwelderontwikkeling, met als doel het tegengaan van overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging;

+ Stimuleren van innovatieve projecten die zijn gericht op het verhogen van de veiligheid boven het niveau dat met behulp van het reguliere beleid wordt gegarandeerd.

5.3.3. Bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en de direct aangrenzende gebieden

Om bij te dragen aan de vergroting van de kansen voor duurzame sociaal-economische ontwikkeling in het Waddengebied. Om daardoor de werkgelegenheid in het gebied te vergroten, het bruto regionaal product te verhogen en de economische structuur te verbeteren.

(Investerings)subsidies

In 2009 kunnen onderstaande prestaties nog niet gerelateerd worden aan gegevens aan de hand waarvan het effectbereik kan worden geëvalueerd. De genoemde prestaties zijn afgeleid van het ontwikkelingsperspectief tot 2030 dat in de PKB Derde nota Waddenzee is geschetst en dat de beoogde doelstellingen in globale termen weergeeft. In 2007 is in opdracht van het Regionaal College Waddengebied gestart met het opstellen van het integraal Beheer- en Ontwikkelingsplan Waddengebied. Dit plan zal een concretisering van het ontwikkelingsperspectief opleveren, waarvoor de planhorizon tien jaar is en dat iedere vijf jaar wordt herzien. Uit het plan zal ook blijken wat de huidige stand van zaken – de basiswaarde – is. De afronding van het plan is voorzien begin 2009. Na het gereedkomen van het plan – dat ook verder richting zal geven aan de inzet van de middelen uit het Waddenfonds als één van de instrumenten om het streefbeeld te bereiken – zal pas een nadere bepaling en invulling van de prestatieindicatoren kunnen plaatsvinden.

Prestaties

Bevorderen van duurzaam toerisme en recreatie die tevens draagvlak voor natuur en natuurbeleid creëren;

Verbeteren van promotie, marketing en branding van het Waddengebied als toeristisch product;

Verbreden van het toerisme als duurzame economische drager van het Waddengebied;

Bevorderen van innovatieve binnendijkse vormen van duurzame landbouw, passend binnen het gebied;

Stimuleren van kansrijke combinaties tussen landbouw en natuurherstel, natuurontwikkeling en natuurbeleving; Stimuleren van initiatieven die vergroting en verbreding mogelijk maken van de productie en verspreiding van streekgebonden producten;

Bevorderen van een verduurzaming van de visserijsector; Aanpassen en innoveren van de haven- en bedrijfsomgeving aan de eisen van nieuwe havenfuncties;

Begroting van het Waddenfonds

Motivering

+ Ondersteunen van innovatieve projecten die bijdragen aan een

duurzame economische ontwikkeling van het Waddengebied; + Bevorderen van kunst- en cultuurvoorstellen die bijdragen aan de

toeristische aantrekkingskracht van het Waddengebied; + Stimuleren van snel uitvoerbare projectvoorstellen, die aantoonbaar

bijdragen aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding.

Doorontwikkeling, grootschalige toepassing en verbreding zijn van

belang; + Mogelijk maken van (door)ontwikkeling, grootschalige toepassing of

een verbreding van de toepassing van groene grondstoffen.

5.3.4. Ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied

Om bij te dragen aan de verbetering van de kennishuishouding in het

Waddengebied;

Om kennis van het ecosysteem, het sociale systeem en het economische

systeem van het Waddengebied te operationaliseren en verspreiden

(zowel nationaal als internationaal);

Om aandacht te besteden aan de samenhang tussen deze systemen.

Instrumenten Meetbare gegevens

Prestaties

(Investerings)subsidies

In 2009 kunnen onderstaande prestaties nog niet gerelateerd worden aan gegevens aan de hand waarvan het effectbereik kan worden geëvalueerd. De genoemde prestaties zijn afgeleid van het ontwikkelingsperspectief tot 2030 dat in de PKB Derde nota Waddenzee is geschetst en dat de beoogde doelstellingen in globale termen weergeeft. In 2007 is in opdracht van het Regionaal College Waddengebied gestart met het opstellen van het integraal Beheer- en Ontwikkelingsplan Waddengebied. Dit plan zal een concretisering van het ontwikkelingsperspectief opleveren, waarvoor de planhorizon tien jaar is en dat iedere vijf jaar wordt herzien. Uit het plan zal ook blijken wat de huidige stand van zaken – de basiswaarde – is. De afronding van het plan is voorzien begin 2009. Na het gereedkomen van het plan – dat ook verder richting zal geven aan de inzet van de middelen uit het Waddenfonds als één van de instrumenten om het streefbeeld te bereiken – zal pas een nadere bepaling en invulling van de prestatieindicatoren kunnen plaatsvinden.

+ Formulering en opvulling van de grootste kennislacunes over het

Waddengebied; + Stimuleren van een betere ontwikkeling en benutting van toegepaste

kennis over het Waddengebied; + Bewerkstelligen van een goed functionerende Waddenacademie; + Stimuleren van projecten die door kennisoverdracht bijdragen aan het

vergroten van draagvlak en kennis over het Waddengebied, het

waddenbeleid en het herstel en de ontwikkeling van landschap en

cultuurhistorie.

Begroting van het Waddenfonds

5.4. Overzicht beleidsonderzoeken

Tabel 7. Overzicht onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid:

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

Alg.doel/Op.doel A. Start

B. Afgerond

Effecten onderzoek ex durante Mid-term review Waddenfonds

Waddenfonds

Allen

A. 2012

B. 2013

Quality Status Report

Vervolgmeting

Allen

A. 2008

B. 2009

Overig evaluatie-onderzoek: evaluatie PKB Waddenzee PKB Waddenzee

A. 2016

B. 2017

Bijlage: ZBO’s en RWT’s

Bijlage 1. ZBO’s en RWT’s (VROM-begroting 2009)

De bijlage inzake zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s).

Binnen VROM houdt de afdeling TopZO (Toezicht op Zelfstandige Organen) toezicht namens de minister van VROM en de minister voor WWI op de rechtmatigheid, doelmatigheid en de continuïteit van de bedrijfsvoering en de kwaliteit van de taakuitoefening van de zelfstandige organen VROM. Met de oprichting van TopZO is binnen VROM sinds 2003 een strikte scheiding tussen enerzijds beleid/aansturing en anderzijds toezicht op de zelfstandige organen geëffectueerd. Het toezicht wordt ingevuld op basis van een toezichtvisie («Toezicht op basis van vertrouwen»). Hierbij is aansluiting gezocht bij de Kaderwet ZBO’s, de Kaderstellende Visie op Toezicht II en de aanbevelingen uit het RWT 1–5 onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Ter concretisering van de verantwoordings- en toezichtrelatie tussen VROM en de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) zijn of worden bestaande toezichtarrangementen geactualiseerd, inclusief het opstellen van een Informatie- en Controleprotocol.

In 2008 is de toezichtvisie VROM op zelfstandige organen geactualiseerd naar aanleiding van de nieuwe Rijksbrede kaders en de uitkomsten van een stakeholdersonderzoek. In de nieuwe toezichtvisie («Toezicht op basis van vertrouwen») worden ambities en doelstellingen van goed uitvoe-ringstoezicht gekoppeld aan methodieken zoals door TopZO ontwikkeld. Collega departementen zijn geïnformeerd over de werkwijze van VROM/TopZO.

Jaarlijks voert TopZO voor ieder ZBO/RWT een risicoanalyse uit. De risicoanalyse bestaat uit de volgende vier onderdelen: kwaliteit taakuitoefening, continuïteit bedrijfsvoering, stabiliteit beleidsterrein en kwaliteit sturingsrelatie. Aandachtspunten die uit de risicoanalyse naar voren komen bepalen in belangrijke mate de intensiteit en inhoud van het toezicht, naast de reguliere activiteiten als beoordeling van de begroting, de jaarstukken en in voorkomende gevallen tariefsvoorstellen en andere taken en bevoegdheden zoals in instellingswetten bepaald. De intensiteit van het toezicht wordt ook gerelateerd aan de maatschappelijke betekenis (bijdrage aan publieke taken) en omvang (in geld en mensen) van een zelfstandig orgaan.

Begin 2008 heeft de minister van VROM richting de Staten-Generaal gemeld welke ZBO’s onder de Kaderwet worden gebracht alsook de mate van overeenstemming (Kamerstukken II, 2007–2008, 25 268, nr. 52).

In 2009 zal de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) de status van ZBO zonder rechtspersoonlijkheid krijgen. De NEa is in 2006 opgericht als baten-lastendienst van VROM. Teneinde de onafhankelijkheid van de NEa te waarborgen en de integriteit van het systeem van emissiehandel te bewaken is het wenselijk om de rol van toezichthouder los te koppelen van het beleidsdepartement.

De volgende ZBO’s en RWT’s behoren tot het beleidsterrein van de minister van VROM.

Bedragen x € 1 000

Bijlage: ZBO’s en RWT’s

Naam ZBO (tevens RWT): Doelstelling Kadaster:

Taak Kadaster:

Beleidsartikel:

Raming vanuit VROM-begroting:

Kadaster

Het bevorderen van de rechtszekerheid bij het rechtsverkeer inzake registergoederen in Nederland en het bevorderen van een optimale informatievoorziening daarover aan de samenleving. Daarbij ligt het zwaartepunt op onroerende zaken.

Het Kadaster is belast met de kadastrale registratie en het vervaardigen en bijhouden van kadastrale kaarten. Ook houdt het Kadaster een openbaar register bij van registergoederen en wordt de Rijksdriehoeksmeting in stand gehouden. Verder is het Kadaster verantwoordelijk voor het inwinnen, het bijhouden, het beheer en de cartografische weergave van geografische basisgegevens. Tevens verstrekt het Kadaster inlichtingen aan belanghebbenden omtrent de in het kader van de uitvoering van de wettelijke taken verkregen gegevens. Artikel 91 Algemeen € 16 000

Naam ZBO (tevens RWT): Doelstelling Ctgb:

Taak Ctgb:

Beleidsartikel:

Raming vanuit VROM-begroting:

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

Bijdragen aan duurzame landbouw door het beslissen over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden in Nederland.

Het Ctgb heeft als hoofdtaken: het toelaten van gewasbeschermingsmiddelen en het toelaten of registreren van biociden. Artikel 7 Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem

Naam RWT: Doelstelling StAB:

Taak StAB:

Beleidsartikel:

Raming vanuit VROM-begroting:

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

Advisering aan de bestuursrechter in geschillen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu waardoor een bijdrage wordt geleverd aan een goede en efficiënte rechtspraak. De StAB brengt op verzoek van de bestuursrechter (Raad van State en rechtbanken) onafhankelijke deskundigenberichten uit op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening. De onafhankelijke en onpartijdige positie van de StAB is verankerd in de Wet milieubeheer en de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Artikel 91 Algemeen € 4 990

Naam ZBO (tevens RWT): Doelstelling SBA:

Taak SBA: Beleidsartikel:

Raming vanuit VROM-begroting:

Stichting Bureau Architectenregister (SBA)

De Wet op de architectentitel heeft tot doelstelling het scheppen van waarborgen voor de

vakbekwame beroepsuitoefening door bouwkundig architecten, stedenbouwers, tuin- en

landschapsarchitecten en interieurarchitecten en het uitvoeren van de EU-architectenrichtlijn

en consumentenbescherming. Om deze doelen te bereiken is een Architectenregister

ingesteld.

Het SBA beheert het architectenregister.

Artikel 2, operationeel doel stimuleren architectonische kwaliteit voor het interdepartementale

architectenbeleid

n.v.t.

Naam ZBO (tevens RWT): Doelstelling NEa:

Taak NEa:

Beleidsartikel:

Raming vanuit VROM-begroting:

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Uitvoering van de wet over de handel in NOx- en CO2-emissierechten, zoals opgenomen in

hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer.

Verlenen van emissievergunningen aan bedrijven die onder emissiehandel vallen; registreren

van transacties in de registers; toezien op naleving van de vergunning; opleggen van boetes

bij overtredingen.

Artikel 3 Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging

€ 6 578

De Tweede Kamer is bij brief van 10 november 2005 (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 383, nr. 38) geïnformeerd over het voornemen het Fonds Luchtverontreiniging op te heffen. Op 27 maart 2007 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel aangenomen. Er zijn in 2007 en 2008 geen nieuwe aanvragen binnen gekomen. De uiterste inzendtermijn is voorbij.

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu

Toelichting:

In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen, exclusief de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en de Baten- en Lastendiensten, die overwegend een uitvoerend karakter hebben.

Het opnemen van een overzichtsconstructie door een daartoe aangewezen minister dient louter een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting of jaarverslag, ook al wordt het beleid door meerdere ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband staande artikelen en operationele doelstellingen bij VROM en andere ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen worden niet opgenomen; in de begroting van de andere ministeries kan de precieze invulling van het operationele doel worden teruggevonden.

De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het ministerie van VROM:

  • 1. 
    Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging;
  • 2. 
    Verbeteren van de milieukwaliteit van het water- en bodemsysteem;
  • 3. 
    Verbeteren van de milieukwaliteit van de bebouwde leefomgeving;
  • 4. 
    Beperken van risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en vliegtuigen;
  • 5. 
    Beheersen van de risico’s van het omgaan met stoffen, afvalstoffen, straling en GGO’s;
  • 6. 
    Versterken van het algemene (inter)nationale milieubeleid.

Nieuw dit jaar is dat ook de verwijzingen naar begrotingsartikelen/-doelen met milieugerelateerde belastingontvangsten (via het ministerie van Financiën) ter informatie zijn toegevoegd (zie ook de beantwoording in de bijlage Moties en toezeggingen naar aanleiding van het begrotings-onderzoek Begroting 2008, Kamerstukken II, 30 800 XI, nr. 115, 118, 121, 122 en 123).

Aangezien een operationeel doel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige operationele doelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden. De kwaliteit van de informatie is daarom direct afhankelijk van de informatie die is opgenomen in de afzonderlijke departementale begrotingen.

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu

Niet alle ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een operationeel doel:

+ III Algemene Zaken (AZ)

Algemene Zaken heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

+ VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven. De Rijksuitgaven voor milieu en stedelijke vernieuwing in het kader van het Grotestedenbeleid 2005–2009 (GSB III) zijn opgenomen in de VROM-begroting en maken onderdeel uit van het extra comptabel overzicht GSB. De minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) heeft als coördinerend minister voor het GSB op deze terreinen een medeverantwoordelijkheid.

+ VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)

In het kader van wetenschapsbeleid heeft OCW geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.

+ IX Financiën (Fin)

Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven. Voor de volledigheid is op verzoek van de Tweede Kamer met ingang van deze begroting 2009 voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatrege-len wel een verwijzing in de OCM opgenomen naar het desbetreffende ontvangstenoverzicht in bijlage 3 van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn uit hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.

+ X Defensie (Def)

Naast de zichtbare uitgaven heeft Defensie niet zichtbare milieuuitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, basispakket duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen en personeelsuitgaven voor de milieuuitvoeringsorganisatie.

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu

Taak 1: Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging

ministerie

Artikel

Nr OD Naam OD

XI

BZ

BZ

DEF

VROM

6 90

 

XI

VROM

3

XI

VROM

3

XI

VROM

3

XI

VROM

3

XI

VROM

9

XI

VROM

10

XII

VenW

34

XII

VenW

36

XII

VenW

36

XII

VenW

37

XIII

EZ

4

XIV

LNV

21

XIV

LNV

22

 

Fin

Bijlage 3 Milj.nota

9 Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen

1      Bescherming en duurzaam gebruik van milieu en water in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden

2      Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieuuitgaven)

4 Garanderen van de minimale bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van gebouwen en bevorderen van een hogere kwaliteit daarvan

1      Realisatie Kyoto-klimaatverplichtingen

2      Post-Kyoto afspraken

3      Beperken van aantasting van de ozonlaag

4      Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging

2      Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies

1 Adviseren over en implementeren van beleid dat (mede) van toepassing is op de

Rijkshuisvesting en op de doelmatige werking van het Rijkshuisvestingsstelsel 4 Netwerk decentraal/regionaal vervoer 1 Leefomgeving hoofdwegen 4 Scheepvaart 1 Weer, klimaat en seismologie

3      Verduurzaming van de energiehuishouding 13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen waaronder

glastuinbouw en biologische landbouw 12 Ruimte voor niet-grondgebonden landbouw (glastuinbouw)

Tabel Toelichting op de belastingontvangsten 3.2.2

V

2

V

X

2

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu

Taak 2: Verbeteren van de milieukwaliteit van het water- en bodemsysteem

ministerie

Artikel

Nr OD Naam OD

BZ

DEF

90

 

XI

VROM

4

1

XI

VROM

4

2

XI

VROM

4

3

XI

VROM

4

4

XI

VROM

4

5

XI

VROM

9

1

XI

VROM

9

2

XII

VenW

31

2

XII

VenW

31

4

XII

VenW

36

2

XII

VenW

36

4

XIV

LNV

21

11

XIV

LNV

21

12

XIV

LNV

21

13

XIV

LNV

21

14

XIV

LNV

22

11

XIV

LNV

22

12

XIV

LNV

23

11

XIV

LNV

23

12

XIV

LNV

23

13

XIV

LNV

23

14

XIV

LNV

24

11

XIV

LNV

27

11

 

Fin

Bijlage 3

Tabel

   

Milj.nota

3.2.2

Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieuuitgaven)

Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem Saneren van verontreinigde bodems Verbeteren van de milieukwaliteit van water Gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk gebied Bevorderen van duurzame landbouw

Naleving van nationale en internationale regelgeving vallend onder VROM-toezicht bevorderen

Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies Veiligheid Waterkwaliteit Leefomgeving spoorwegen Scheepvaart

Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat

Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn

Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen waaronder biologische landbouw

Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren Ruimte voor grondgebonden landbouw Ruimte voor niet-grondgebonden landbouw Verwerven EHS (ILG) Inrichten EHS (ILG) Beheren EHS (ILG)

Beheer natuur buiten EHS en beschermen van internationale biodiversiteit Nationale landschappen Uitvoeren reconstructie

Toelichting op de belastingontvangsten

V

6

2

X

2

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu

Taak 3: Verbeteren van de milieukwaliteit van de bebouwde omgeving

ministerie

Artikel

Nr OD Naam OD

BZ

 

XI

VROM

5

XI

VROM

5

XI

VROM

5

XI

VROM

5

XI

VROM

9

XI

VROM

10

XVIII

WWI

2

XII

VenW

34

XII

VenW

36

XII

VenW

36

XII

VenW

36

 

Fin

Bijlage 3 Milj.nota

2 Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

1      Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden

2      Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit

3      Verminderen van de geluidhinder

4      Bevorderen van duurzame mobiliteit

2      Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies

1 Adviseren over en implementeren van beleid dat (mede) van toepassing is op de Rijkshuisvesting en op de doelmatige werking van het Rijkshuisvestingsstelsel

3      Garanderen van een minimum bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van gebouwen en het bevorderen van een hogere, duurzame kwaliteit daarvan

4      Netwerk decentraal/regionaal vervoer

1      Leefomgeving hoofdwegen

2      Leefomgeving spoorwegen

3      Luchtvaart

Tabel Toelichting op de belastingontvangsten 3.2.2

Taak 4: Beperken van risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en vliegtuigen

ministerie

Artikel

Nr OD Naam OD

VII

BiZa

16

 

XI

VROM

8

XI

VROM

8

XI

VROM

8

XI

VROM

9

XII

VenW

33

XII

VenW

33

XII

VenW

33

3 Een goede operationel en bestuurlijke organisatie voor een slagvaardige brandweer en GHOR op landelijk en bovenregionaal niveau

1      Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties

2      Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties

3      Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties 2 Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en

provincies

1      Externe veiligheid

2      Veiligheid scheepvaart

3      Veiligheid luchtvaart

V

6

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu

Taak 5: Beheersen van de risico’s van het omgaan met stoffen, afvalstoffen, straling en ggo’s

ministerie

Artikel

Nr OD Naam OD

1      Veilig gebruik van chemische stoffen

2      Reductie van milieubelasting door afvalstoffen

3      Bescherming tegen straling

4      Verantwoorde toepassing van GGO’s

1      Naleving van nationale en internationale regelgeving vallend onder VROM toezicht bevorderen

2      Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies

4 Crisismanagement organiseren

1 Adviseren over en implementeren van beleid dat (mede) van toepassing is op de

Rijkshuisvesting en op de doelmatige werking van het Rijkshuisvestingsstelsel 1 Externe veiligheid

3      Luchtvaart

4      Scheepvaart 11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon

1      Verbetering arbeidsomstandigheden, arbozorg en verzuimaanpak

2      Fin. tegemoetkoming aan werknemers of hun huisgenoten in verband met maligne mesothelioom door asbestblootstelling

Tabel Toelichting op de belastingontvangsten 3.2.2

 

XI

VROM

6

XI

VROM

6

XI

VROM

6

XI

VROM

6

XI

VROM

9

XI

VROM

9

XI

VROM

9

XI

VROM

10

XII

VenW

33

XII

VenW

36

XII

VenW

38

XIV

LNV

25

XV

SZW

44

XV

SZW

50

 

Fin

Bijlage 3 Milj.nota

Bijlage 2. Overzichtsconstructie Milieu

Taak 6: Versterken van het algemene (inter)nationale milieubeleid

ministerie

Artikel

Nr OD Naam OD

 

V

BZ

1

V

BZ

2

V

BZ

3

V

BZ

3

V

BZ

3

V

BZ

4

V

BZ

6

BZ

DEF

90

1 Een goed functionerende internationale rechtsorde

9 Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen

1      Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

2      Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen of regio’s

3      Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de EU ten opzichte van ontwikkelingslanden of -regio’s

3 Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden

1      Bescherming en duurzaam gebruik van milieu en water in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden

2      Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

2 Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s (o.a. milieuuitgaven)

1      Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium

2      Internationaal milieubeleid

3      Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB

4      Overheidsbeleid voor duurzame ontwikkeling 1 Naleving van nationale en internationale regelgeving vallend onder VROM-toezicht

bevorderen 3 Wettelijke taken prioriteren en relevante maatschappelijke signalen selecteren 3 Garanderen van een minimum bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van

gebouwen en het bevorderen van een hogere, duurzame kwaliteit daarvan

1      Leefomgeving hoofdwegen

2      Leefomgeving spoorwegen

3      Luchtvaart

4      Scheepvaart

2      Meer ontwikkeling en benutting van technologische kennis door bedrijven

3      Topprestaties op innovatiethema’s 2 Meer en beter ondernemerschap (MVO kenniscentrum en onderzoeken)

11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat 15 Bevorderen van duurzame ketens

13      Beheren EHS

14      Beheer van natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit

15      Kennisontwikkeling en innovatie

16      Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs 11 Uitvoeren reconstructie

2 Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel of onveilige producten 1 Mensen sporten en bewegen meer voor hun gezondheid 7 Gezondheidsraad

 

XI

VROM

7

XI

VROM

7

XI

VROM

7

XI

VROM

7

XI

VROM

9

XI

VROM

9

XVIII

WWI

2

XII

VenW

36

XII

VenW

36

XII

VenW

36

XII

VenW

36

XIII

EZ

2

XIII

EZ

2

XIII

EZ

3

XIV

LNV

21

XIV

LNV

21

XIV

LNV

23

XIV

LNV

23

XIV

LNV

26

XIV

LNV

26

XIV

LNV

27

XVI

VWS

41

XVI

VWS

46

XVI

VWS

98

V

6

X

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage 3. Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

De geprioriteerde wettelijke taken van de VROM-Inspectie:

De VROM-Nalevingsstrategie (NLS) wordt gebruikt om de grote diversiteit van werkzaamheden van de VI te richten. Het bestaat uit een tweetal sporen. Het risicogerichte of wettelijke taken spoor en het van «buiten naar binnen» of probleemgerichte spoor. In dit begrotingsartikel wordt het wettelijke taken spoor gebruikt bij de geprioriteerde onderwerpen. De wettelijke taken zijn in bijgevoegde prioriteitenkwadranten gescoord aan de hand van risico’s (kans * effect). Deze worden afgezet tegen de inschatting van de naleeftekorten per wettelijke taak.

VROM heeft circa 270 wetten en convenanten, subsidieregelingen en beleidsafspraken gescreend op risico en gescreend op risico en naleving en deze ingedeeld in vier kwadranten:

  • • 
    Is het risico groot en het nalevingstekort groot, dan pakt de VROM-Inspectie deze taak met voorrang op. Hier is de noodzaak tot toezicht immers het grootst;
  • • 
    Is het risico groot en het nalevingstekort klein, dan wordt er regulier toezicht gehouden met als doel de risico’s zo klein mogelijk te houden. Bij andere controles wordt door quick scans en een harde aanpak van het relatief geringe aantal overtreders druk op de ketel gehouden;
  • • 
    Is het risico klein en het nalevingstekort groot, dan is controle vaak niet nodig. Het kan namelijk gaan over onbekende, onduidelijke of nauwelijks geaccepteerde regels. In dergelijke gevallen zal de VROM-Inspectie zich al dan niet samen met anderen inspannen om regels te verbeteren, te vereenvoudigen of te verduidelijken. Ook komt het voor dat de VROM-Inspectie adviseert regels in te trekken omdat ze eigenlijk niet zijn te handhaven;
  • • 
    Bij een klein risico en een klein nalevingstekort heeft handhaving van deze wet geen prioriteit.

Naast deze vier kwadranten is net als in 2008 een vijfde kwadrant opgenomen waarin alle taken staan vermeld waarbij het risico, dan wel de naleving, onbekend zijn.

In de tabellen van de bijlage treft u de prioriteitenmatrix van de VROM-Inspectie aan voor de begroting 2009.

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
       
       
       

Besluit

detectie

radioactief

besmet

schroot

     
       
       
       

onderzoeks-bedrijven en boeren

     

Vergunning en meldingsplicht veldproeven.

     

Hfdst. 9 Besluit genetisch gemodificeerde organismen (veldproeven)

     
       

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
     

onderzoeks-bedrijven en boeren

   

Vergunning en meldingsplicht veldproeven.

   

Hfdst. 9 Besluit genetisch gemodificeerde organismen (veldproeven: incidenten zoals moedwillige vernieling, vandalisme)

   
     
     
     
     

Veiligheids-beheer grote industriële bedrijven

   

Besluit Risico’s Zware Ongevallen

   
     

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
     
 

fabrikant, importeur of downstream-gebruiker

fabrikant, importeur of downstream-gebruiker

 

Titel VII van de REACH-verordening

Titel VIII van de REACH-verordening

     
     
     

ziekenhuizen, laboratoria, onderzoeksinstellingen, etc. NLT

paar grote afvalverbranders

Marine Luchtmacht Landmacht Gemeenten

Vergunningplicht of meldingsplicht voor handelingen met radioactieve stoffen en toestellen

Emissie-eisen AV I ’s, ver-brandingsinstallaties, medeverbran-dingsinstal-laties

Vanaf 2006 jaar in samenwerking met groepen overheden

Besluit stra-lingsbescher-ming (Inrichtingen)

Besluit verbranden afvalstoffen (BVA)

Toetsen bestemmingsplannen in relatie muni-tieopslag bij defensieinrichtingen

1B.04a Kernenergiewet (art. 29 en 34)

1I.04 Wet inzake de luchtverontreiniging

3A.01 Wet op de Ruimtelijke Ordening

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
   

importeurs, gebruikers, opslagbedrij-ven

Importeurs Gebruikers Opslagbedrij-ven

In- en doorvoer, kwaliteit en gebruik van explosieven voor civiel gebruik

In- en doorvoer, kwaliteit en gebruik van explosieven voor civiel gebruik

Wet explosieven voor civiel gebruik (de wet zelf)

Wet explosieven voor civiel gebruik: (de wet zelf)

Wet explosieven voor civiel gebruik

Wet explosieven voor civiel gebruik

   
   
   

VI is primair handhaver defensieinrichtingen (bijlage II Ivb/Wm)

Vergunningplicht voor oprichten en bedrijven inrichtingen

 

Besluit kerninstallaties, splijtstoffen, ertsen (Nucleaire inrichtingen)

 

1B.02a Kernenergiewet (art. 15, onder b)

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

circa 100 bedrijven dat grote bronnen voorhanden heeft

   

vergunningplicht en registratieplicht voor grote bronnen

 

Diverse meld-plichtbepalingen

Besluit stra-lingsbescher-ming (HASS-bronnen)

 

Diverse regelingen (project KEW Signalen)

Kernenergiewet (art. 29 en 32)

 

Kernenergiewet (art. 22, 33 e.a.)

     
     
     

De gemeente dient zich te houden aan het rijksbeleid voor versterking luchthaven Schiphol (RHS) (o.a. niet bouwen in gebieden waar dit van-

uit geluid en veiligheidsoverwegingen niet wenselijk is)

Opslag consumenten vuurwerk >= 10 000 kg, theatervuurwerk

Versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden (gemeenten)

 

Vuurwerkbe-sluit (opslag consumentenvuurwerk, professioneel, bezigers NL, >= 10 000 kg)

     

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
   
   

Bij saneringssituatie en wijziging aan het spoor is VI primair bevoegd

Producenten,

importeurs,

industriële

gebruikers

van biociden.

NLT

Besluit geluidhinder spoorwegen

Verbod op gebruik van niet-toege-laten biociden

 

Wet gewasbescherming-smiddelen en biociden

   
   
   

Realisatie

robuuste

ecologische

verbindingen

(RHS)

Verbod op in bedrijf hebben van PCB’s bevattende remthrusters

Borging en ontwikkeling van natuurwaarden

PCB, PCT en Chlooretheen-besluit en regeling verwijdering PCB’s (rem-thrusters)

   

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
   
   
   
   
   
   
   
   
   

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
   
   

Regelt stankemissies voor veehouderijen in reconstructiegebieden Toetsing zonering in kader bestemmingspla reconstructieplan is primaire taak (zie primaire wettelijke 3c.5p)

 

Wet stankemissie veehouderijen in landbouwont-wikkelings en -verwervings-gebieden

Behoud en versterking van de variatie tussen stad en land

1L Wet stankemissie veehouderijen in landbouwont-wikkelings en -verwervings-gebieden

Nota Ruimte/ Mooi Neder land

   
   

Naleving ontheffingen van stortverboden (afgegeven door minister), eisen aan de vergunning

Behoud en versterking van landschappelijke, cultuurhistorische andere kernkwaliteiten van nationale landschappen (RHS)

Besluit stortplaatsen en stortverboden (BSSA)

Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuur historische waarden

   

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
   
   

VI is primair handhaver defensieinrichtingen (bijlage II Ivb/Wm)

 
   
   
   
   

Vergunningplicht voor in-, uit- en doorvoer

 

Besluit in-, uiten doorvoer van radioactieve afvalstoffen

 
   

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
   
 

producenten, handelaren, import en gebruikers

 

– Vermindering van de emissie van ge-fluoreerde broeikasgassen

– Toepassing producten met (H)FK’s en het voorhanden hebben van deze stoffen

   
   
   
   
 

Producenten en importeurs van elektrische apparaten.

IPPC-bedrij-ven, TOPbedrijven, vergunningverlening en handhaving, specifiek geur

Mededelingsplicht voor producenten en importeurs.

Wet milieubeheer (IPPC-bedrijven, TOP-bedrij-ven, vergunningverlening en handhaving)

Besluit beheer elektrische apparatuur (producenten en importeurs).

   

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
       
       

Het rapporteren aan de EU en let op basis van gemeentelijke rapportage-actie-plannen opstellen in geval van overschrijdingen normen

     
       
       
       
       
       

Op 8 oktober 2005 in werking getreden

     
       
       

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
   
   

bodembeschermingsmaatre-gelen buiten inrichtingen

 

Lozingsbesluit bodembescherming (burgers)

 
   
   
   

gemeenten inzamelaars Wm-inrich-tingen (afval gevaarlijk)

 

– verplichting tot scheiding van bepaald gevaarlijk afval

– scheidingsplicht voor gemeenten van droge componenten – inzamelaars mogen tijdens transport niet mengen

 

Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen

 
   
   
   

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
     
     

Geen geldigheidstermijn in opgenomen. Het is nog steeds van kracht. Er zijn wel partiële herzieningen geweest.

   

Tweede structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV):

   
     
     
     
     

Kwaliteitsverbetering en ontwikkeling in relatie tot het nationaal landschap ZW Zeeland (BK)

   

Versterking van de veiligheid tegen overstromen, de toegankelijkheid voor de scheep vaart en natuurlijke kwaliteit in de Zuidwestelijke Delta (provincies)

   
     

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
     
     
     

Verbetering van de bereikbaarheid van het noorden en van de noordvleugel van de Randstad (BK)

Instandhouding van werelderfgoederen (Unesco) (RHS)

Versterking van Almere door substantiële groei samen met verbetering van de bereikbaarheid (RHS)

Verbetering van de bereikbaarheid

Borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke en cultuur historische waarden (gemeenten)

Vergroting van de con-currentieposi-tie van de Randstad als geheel (provincies)

     
     
     

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
               
               
               
               
               
               
               
               
               
               

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
             
             
             
             
             
             
             
             
             
             
             
             

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

 
             
             
             
             
             
             
             
             
             
             
             

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Nalevingsstrategie VROM-Inspectie

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Bijlage 4. Moties en Toezeggingen Openstaande moties Ruimte en Milieu

Openstaande moties Ruimte en Milieu

Motie

Indiener

Vindplaats

Stand van Zaken uitvoering

Verzoekt de regering te bewerkstelli- Duijvendak, A. J. W. gen dat bij internationale dienstreizen Vermeij, R. tot 500 kilometer in principe de (snelle) trein wordt genomen

Debat d.d. 2-4-2008, inzake Duurzaam inkopen (AO 270308)

Momenteel wordt door SenterNovem gewerkt aan de ontwikkeling van criteria voor dienstreizen. De verwachting is dat de criteria in het najaar beschikbaar zullen zijn.

Verzoekt de regering in de eerstvolgende voortgangsrapportage Duurzaam Inkopen aan te geven op welke wijze dierenwelzijn integraal kan worden opgenomen in de duurzaamheidscriteria

Ouwehand, E.

Debat d.d. 2-4-2008, inzake Duurzaam inkopen (AO 270308)

Naar verwachting zal eind 2008 een eerste rapportage aan de Tweede Kamer verzonden kunnen worden.

Verzoekt de regering in het voorliggende besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vrijstelling op te nemen voor het geluid dat schutterijen met het schieten maken

Vietsch, CA.

Debat d.d. 26-2-2008, inzake Herijking VROM regelgeving (AO d.d. 310108)

Minister VROM heeft in een VAO op 26-2-2008 aangegeven de schutterijen in het Activiteitenbesluit onder het fanfareregime te brengen. In de 2e tranche van het Activiteitenbesluit wordt dit meegenomen.

Verzoek aan de regering om de gemeenten te laten stoppen met handhaven met terugwerkende kracht en recreatiebewoners in die gemeenten alsnog een persoonsgebonden beschikking te geven.

Neppérus, H.

Debat d.d. 4-2-2008, inzake Handhaving (AO 240108)

Op korte termijn wordt een brief verzonden aan de gemeenten, waarin zij, zoals toegezegd aan de Tweede Kamer, worden opgeroepen om te handelen zoals in de motie is verwoord (ergo: niet handhaven indien dit niet ook reeds voor 2003 gebeurde, en in plaats daarvan betreffende bewoners een persoonsgebonden beschikking te geven). De Kamer zal een afschrift van deze brief ontvangen.

Verzoek om door middel van een -proactieve- aanwijzing of op enigerlei wijze de provincie Gelderland ertoe te bewegen dat het beleid in overeenstemming wordt gebracht met de intentie van het Kabinet, opdat de Gelderse gemeenten de door het Kabinet beoogde keuzevrijheid alsnog krijgen.

Vermeij, R.

Debat d.d. 4-2-2008, inzake Handhaving (AO 240108)

De provincie Gelderland heeft nog geen keuze gemaakt over continuering van haar recreatiewoningenbeleid onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Op korte termijn – in ieder geval voor de inwerkingtreding van deze wet op 1 juli aanstaande – zal zij dit wel doen. Nadat de provincie Gelderland een besluit heeft genomen wordt de Kamer hierover en over de (eventuele) reactie van het ministerie van VROM hierop geïnformeerd.

Verzoekt de regering om nog in deze Koopmans, G. P. J. kabinetsperiode tot voorstellen te            Vermeij, R.

komen tot integratie van toetsingskaders tot één toetsingskader

Debat d.d. 26-11-2007, inzake Wet Algemene Bepalingen Omgevings-recht (WABO) (30 844)

Bij de behandeling van het wetsvoorstel Omgevingsvergunning in de Kamer heeft de minister aangegeven dat zij de TK over dit onderwerp zal informeren bij het aanbieden van de Invoeringswet omgevingsvergunning aan de TK. Een planning hiervoor kan worden gegeven als de behandeling van het wetsvoorstel omgevingsvergunning door de Eerste Kamer is afgerond.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande moties Ruimte en Milieu

Motie

Indiener

Vindplaats

Stand van Zaken uitvoering

Verzoekt de regering in overleg met Wiegman-van de VNG voor 1 januari 2010 tot trans- Meppelen Schep-parante afspraken te komen over de pink hoogte van de leges, en daarbij ook de milieuvergunningen te betrekken

Debat d.d. 26-11-2007, inzake Wet Algemene Bepalingen Omgevings-recht (WABO) (30 844)

Ter uitvoering van de motie wordt samen met de VNG gewerkt aan een systeem voor transparantie bij de vaststelling van de hoogte van de leges. Hierbij wordt uitgegaan van introductie van een dergelijk systeem op 1 januari 2010.

In S&Z actiepunt fiets (verhuur, delen, Poppe, R. J. L. binnenstedelijk) opnemen

Debat d.d. 6-11-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

De actiepunten worden momenteel besproken met betrokken departementen, de lijst met actiepunten volgt in het najaar 2008.

Mogelijkheden garantstelling risico’s      Wiegman-van van energie-innovaties ter bevorde-        Meppelen Schep-ring van de implementatie. Binnen 6       pink mnd TK informeren

Debat d.d. 6-11-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

In de innovatieagenda energie wordt onderzoek aangekondigd naar haalbaarheid van een garantiefonds. Deze agenda zal in september aan de Kamer worden aangeboden.

Relatie economische groei en milieu- Wiegman-van druk. Als koppeling er is dan in                 Meppelen Schep-

gesprek gaan met Fin over milieudruk- pink compensatiemiddelen + de TK informeren bij voorjaarsnota

Debat d.d. 6-11-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

De brief hierover is 17 juni 2008 aan de Kamer gezonden

Bijdrage van Nederlandse consump- Poppe, R. J. L. tie, productie en handel aan de wereldwijde milieubalans

Debat d.d. 6-11-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Over de voortgang hiervan wordt de Kamer voor eind september 2008 geïnformeerd.

De Tweede Kamer zal in de zomer van Neppérus, H. 2008 over de uit te werken methodiek Poppe, R. J. L. worden geïnformeerd.                                Samsom,D.M.

Vietsch, C. A.

Debat d.d. 4-10-2007, inzake Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)

Het onderzoek naar mogelijke methoden loopt. De Kamer wordt over de voortgang in september 2008 geïnformeerd.

Verzoekt de regering binnen een half Heugten, R. A. C. jaar aan de Kamer te rapporten over Van de hoofdlijnen van de verwachte              Neppérus, H.

verdeling van het NR-budget en,              Wiegman-van

indien vervolgens de regering voor- Meppelen Schep-nemens is om projecten af te laten          pink vallen dan wel toe te voegen, of als er majeure verschuivingen van verdelingen worden overwogen, de Kamer hiervan vooraf in kennis te stellen.

Debat d.d. 13-9-2007, inzake Uitvoering Nota Ruimte (AO d.d. 050907)

De Kamer is per brief van 22 april 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008 29 435, nr. 207) geïnformeerd over de voortgang van het Nota Ruimtebudget. De business case en de onderhandelingen hierover liggen ten grondslag aan de besluitvorming over de definitieve hoogte van de bijdragen uit het Nota Ruimtebudget. Daarbij wordt iedere keer bekeken wat de resterende ruimte binnen het budget is in relatie tot de overige geselecteerde projecten waarover nog moet worden besloten. Er zijn geen projecten afgevallen of nieuwe bijgekomen na Twente.

Verzoekt de regering een totaaloverzicht van de verschillende regelingen te presenteren en indien noodzakelijk met voorstellen voor verbetering te komen, waarbij het te dienen milieubelang in verhouding moet staan tot de uitvoeringslasten voor bedrijven en overheden

Spies, mr. drs. J. W. E.

Debat d.d. 4-9-2007, inzake Wetsvoorstel milieu-aansprakelijkheid (vervolg van 040707)

Bij debat met Tweede en Eerste Kamer over wetsvoorstel Milieu aansprakelijkheid is aangegeven dat de verschillende onderzoeken waarom in het kader van het wetsvoorstel Milieu aansprakelijkheid is gevraagd, gecombineerd worden. minister heeft aangegeven dat voor gecombineerd onderzoek ca. 2 jaar nodig is. Als einddatum wordt 1e helft 2010 aangehouden.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande moties Ruimte en Milieu

Motie

Indiener

Vindplaats

Stand van Zaken uitvoering

Verzoekt de regering in nauwe samen- Vermeij, R.

werking tussen de ministers van

VROM, van VenW, van EZ en van LNV

en voortbordurend op de Nota Ruimte

en de Nota Mobiliteit, te komen tot

een integrale structuurvisie op de

Randstad, inclusief het Groene Hart.

Debat d.d. 11-7-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (vervolg)

De minister van VROM werkt conform het verzoek in de motie samen met de ministers van VenW, EZ, LNV en daarnaast ook met de minister van BZK aan een visie op de Randstad (inclusief het Groene Hart) in 2040. In augustus 2008 besluit het Kabinet of de visie de status van structuurvisie krijgt. De Kamer zal over dit besluit worden geïnformeerd.

Verzoekt de regering om uiterlijk met Wiegman-van de presentatie van het programma          Meppelen Schep-

«Schoon en zuinig» tevens een even- pink wichtig pakket van afspraken met de energiesector aan de Kamer voor te leggen dat bijdraagt aan de kabinetsdoelstellingen met betrekking tot energiebesparing, energietransitie en de vermindering van de CO2-uitstoot.

Debat d.d. 5-7-2007, inzake Vergunningverlening nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte

Aan deze motie wordt gevolg gegeven met de sectorakkoorden die momenteel in het kader van «Schoon en Zuinig» worden opgesteld.

Uiterlijk in augustus 2008 de TK informeren over de omvang van de financiële middelen die tot 2020 voor het uitvoeren van de ruimtelijke investeringsagenda nodig zijn en de te verwachten financiële tekorten. Een voorstel doen voor het opzetten van een ruimtelijke investeringssyste-matiek, voortbordurend op de vorming van het MIRT, die meerjarige zekerheid biedt over de financiële inzet van het Rijk voor het uitvoeren van de ruimtelijke investeringsagenda.

Heugten, R. A. C.             Debat d.d. 11-6-2007,             Ten behoeve van de uitvoering van deze

Van                                     inzake Begrotingsbehan- motie worden momenteel twee onder-

deling 2008 VROM                 zoeken uitgevoerd. In augustus ontvangt

(eerste termijn)                       de TK een brief waarmee aan het verzoek

in de motie wordt voldaan.

Een «ruimte voor ruimte» regeling voor glastuinbouw bedrijven op te nemen in de financieringsconstructie voor de sanering van ongewenste bedrijfsactiviteiten.

Staaij, C. G. van der

Debat d.d. 11-6-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Per brief d.d. 20 mei 2008 is aan de TK bericht dat de uitwerking van deze motie geschiedt via de Agenda Landschap, geplande verschijningsdatum september 2008.

Rood voor rood regeling. Verzoekt de Wiegman-van regering te verkennen op welke                Meppelen Schep-

manier het gebruik van de rood-voor- pink roodregeling kan worden gestimuleerd, hierbij invoering van een sloop-aftrekregeling te onderzoeken en de Kamer hierover binnen zes maanden te rapporteren.

Debat d.d. 11-6-2007, inzake Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Per brief d.d. 20 mei 2008 is de TK geïnformeerd dat uitwerking van deze motie geschiedt via de Agenda Landschap, geplande verschijningsdatum september 2008.

Verzoekt de regering om binnen drie Abel, R. T. G. jaar na inwerkingtreding van de onderhavige wetswijziging een voorstel tot nadere normering van de bevoegdheid tot subdelegatie in te dienen

Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)

Dit punt is onderdeel van de reguliere evaluatie van deze regelgeving.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande moties Ruimte en Milieu

Motie

Indiener

Vindplaats

Stand van Zaken uitvoering

Bpm differentiatie zo snel mogelijk vorm geven o.b.v. absolute zuinigheid, CO2-label ook voor alternatieve brandstoffen en inzetten voor EU uniform label.

Huizinga-Heringa, J. C.

Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

De fiscale meibrief is op 30 mei 2008 besproken in de ministerraad; de brief aan de Kamer is aansluitend daarop verzonden.

Verzoekt de regering te bevorderen          Krom, drs. P.

dat een EU-besluit over het post-              de Spies, mr. drs.

Kyotobeleid niet later wordt genomen J. W. E. dan eind 2008; Verzoekt de regering voorts in volgorde van prioriteit:

  • met de Nederlandse industrie tot afspraken te komen die langetermij-ninvesteringszekerheid bieden en daarvoor steun te zoeken bij de Europese Commissie;
  • er in ieder geval zorg voor te dragen dat het «gelijke speelveld» binnen de Europese Unie wordt gehandhaafd

Debat d.d. 21–9-2006, inzake Klimaatbeleid (AO d.d. 7-9-2006)

De Europese inzet op emissiehandel in de periode na 2012 is op 23 januari 2008 gepubliceerd door de Europese Commissie. Naar verwachting wordt hierover nog voor het eind van dit jaar een akkoord bereikt. De Nederlandse inzet op dit punt (zie TK 28 240, nr. 89) zet stevig in op het bevorderen van het gelijke speelveld. Dit wordt binnen de EU voldoende gewaarborgd door volledig geharmoniseerde toewijzingsregels (inclusief veilen) voor alle grote sectoren. Nederland bepleit in de onderhandelingen over de herziening van de richtlijn handel in broeikasgas-emissierechten met kracht dat de verschillende sectoren zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over welke toewijzingsregels voor hen zullen gaan gelden.

Verzoekt de regering, te komen tot een Koopmans, G. P. J. substantiële vermindering van het           Sterk, W. R. C.

rijkstoezicht op gemeenten door de VROM-inspectie inzake milieu- en ruimtelijkeordeningstaken,

Begrotingsbehandeling VROM d.d. 1-12-2004 29 800 XI, nr. 54

De capaciteit die wordt ingezet voor het interbestuurlijk toezicht is, mede in het kader van de taakstelling, substantieel gereduceerd. De VROM-Inspectie rond in 2008 het interventietraject gemeente-onderzoeken af, de eindrapportage wordt na het zomerreces aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze motie wordt ook meegenomen in het Transitieprogramma Werk in Uitvoering (brief d.d. 13 juni 2008).

Afgehandelde moties Ruimte en Milieu

Afgehandelde moties Ruimte en Milieu

Omschrijving

Indiener

Vindplaats

Afgedaan met

Verzoekt de regering het Besluit finan- Neppérus, H. ciële zekerheid milieubeheer op te           Vietsch, C. A.

heffen.

PA [26–2-2008] Herijking VROM regelgeving (AO d.d. 310108)

Brief minister VROM d.d. 19-05-2008, inzake Motie 29 383, nr. 97; Besluit financiële zekerheid milieubeheer

Verzoekt de regering het Besluit finan- Neppérus, H. ciële zekerheid milieubeheer op te           Vietsch, C. A.

heffen

PA [26-2-2008] Herijking VROM regelgeving (AO d.d. 310108)

Brief minister VROM d.d. 19-05-2008, inzake Motie 29 383, nr. 97; Besluit financiële zekerheid milieubeheer

Verzoekt de regering het Besluit financiële zekerheid zodanig te wijzigen dat het bevoegd gezag de financiële zekerheid op kan leggen naar rato van de gemiddelde hoeveelheid op het terrein aanwezige afval.

Poppe, R. J. L.

PA [26-2-2008] Herijking VROM regelgeving (AO d.d. 310108)

Brief minister VROM d.d. 19–05–2008, inzake Motie 29 383, nr. 97; Besluit financiële zekerheid milieubeheer

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde moties Ruimte en Milieu

Omschrijving

Indiener

Vindplaats

Afgedaan met

Bij uitblijven van beslissing van NAVO Wit, mr. J. M. A. M.

over het vervangen van motoren van de

Awacs, voorwaarden te stellen aan

het vliegen met Awacs-vliegtuigen

boven Nederlands grondgebied,

waardoor de overlast zal afnemen.

PA [6–12–2007] Awacs

Brief minister VROM d.d. 24-04-2008, inzake Awacs Geilenkirchen/Onderbanken

Eenduidige criteria maatschappelijk Poppe, R. J. L. verantwoord ondernemen en internationale handel.

PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Workshop GRI waarin o.a. transport aan de orde kwam

Duurzame wereld i.r.t. consumptiepatroon. Regering + Tk verkennen mogelijkheden/opzet maatschappelijk debat hierover

Samsom, D. M.

PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Brief minister VROM d.d. 16-05-2008, inzakeKabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling

Zuinig omgaan drinkwater, sanitaire, Wiegman-van rioolwaterzuivering. Binnen 1 jaar            Meppelen Schep-

informeren samen met stas VenW           pink

over mogelijkheden tot ondersteuning innovaties en experimenten

PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Omgezet naar toezegging ID 960 naar aanleiding van AO op 20 maart 2008

Culturele aspect RO. Samen met LNV, Leeuwen, H. Van OCW, VW een voorstel doen over structurele verankering College Rijksadviseurs in ruimtelijk beleid.

PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Brief minister VROM d.d. 11-04-2008, inzake Rol College van RIjksadviseurs in het ruimtelijk beleid.

Toekennen van een zwaarder gewicht Spies, mr.drs. aan de tweede en volgende generaties J. W. E. biobrandstoffen.

PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Brief minister VROM d.d. 31-03-2008, inzake Motie Spies inzake het stimuleren van tweede en volgende generaties biobrandstoffen.

Afspraken maken met partners «Meer Spies, mr.drs. met Minder» en gemeenten dat de          J. W. E.

nationale uitrol energiebox de komende jaren wordt gerealiseerd

PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Met de beleidsevaluatie over 2007 aan de Kamer

In Brussel bepleiten geen verplichte verhoging bijmenging van biobrandstoffen in motorbrandstoffen

Neppérus, H.

PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Antwoord minister in de tweede termijn van de begrotingsbehandeling 2008

Bij inzet gelden herstructureringsfondsen ook inzet RO + architectonische aspecten mee laten wegen.

Leeuwen, H. Van

PA [6-11-2007] Begrotingsbehandeling 2008 VROM (eerste termijn)

Brief minister VROM d.d. 07-12-2007, inzakeAgenda bedrijventerreinen 2008–2009

Verzoekt de regering te onderzoeken Ham, B. van der hoe kan worden voorkomen dat               Neppérus, H.

producenten en importeurs van statiegeldverpakkingen dubbel betalen voor inzameling en herverwerking waarbij gekeken wordt naar compensatie uit het met de verpakkingenbelasting gevulde afvalfonds

PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)

Staatssecretaris Financiën heeft bij de behandeling van het belastingplan 2008 in de Kamer het volgende gemeld: «Het wetsvoorstel voorziet er in dat meermalig gebruikte statiegeldflessen in het voordeel zijn ten opzichte van eenmalig te gebruiken statiegeldflessen. Statiegeld-flessen worden maar een keer bij het nieuw in het verkeer brengen van betreffende product belast.» TK 2007–2008, 31 205, nr. 58, blz 50 en 51

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde moties Ruimte en Milieu

Omschrijving

Indiener

Vindplaats

Afgedaan met

Verzoekt de regering om bij de aanpassing van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton bepalingen op te nemen die zo lang als nodig de continuering van het bestaande statiegeldsysteem voor grote drankverpakkingen garanderen

Ham, B. van der

PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)

Brief minister VROM d.d. 02-06-2008, inzake Stand van zaken dossiers verpakking en zwerfafval

Verzoekt de regering om op de kortst      Duijvendak, A. J. W.

mogelijke termijn te zorgen dat de           Ham, B. van der

raamovereenkomst door iedereen           Neppérus, H.

wordt nageleefd, inclusief de daarbij       Poppe, R. J. L.

horende oprichting van één organisa-     Samsom, D.M. tie door het bedrijfsleven.

PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)

Brief minister VROM d.d. 02–06–2008, inzake Stand van zaken dossiers verpakking en zwerfafval

Verzoekt de regering er vóór 2009 zorg Ham, B. van der voor te dragen dat voldoende kwanti- Samsom, D. M. tatieve en kwalitatieve informatie over de samenstelling van het zwerfafval wordt verkregen, zodat een verdeelsleutel kan worden ontwikkeld die de kosten voor het beheer van zwerfafval op productniveau kanberekenen

PA [4–10–2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)

Brief minister VROM d.d. 02–06–2008, inzake Stand van zaken dossiers verpakking en zwerfafval

Verzoekt de regering om bij de aanpassing van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton bepalingen op te nemen die zo lang als nodig de continuering van het bestaande statiegeldsysteem voor grote drankverpakkingen garanderen

Ham, B. van der

PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)

Brief minister VROM d.d. 02-06-2008, inzake Stand van zaken dossiers verpakking en zwerfafval

Verzoekt de regering erop toe te zien dat per saldo als gevolg van dit verpakkingenconvenant geen lastenverzwaring voor burgers optreedt, en waar mogelijk gemeenten zelfs aan te moedigen tot een lagere gemeentelijke heffing te komen.

Neppérus, H. Samsom, D. M. Vietsch, C. A. Wiegman-van Meppelen Scheppink

PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)

29 mei 2008 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten met de antwoorden op de kamervragen (2574) over de verpakkingsbelasting. De Kamer zal conform de wens vanuit de griffie, hierover separaat worden geïnformeerd.

Verzoekt de regering te onderzoeken hoe kan worden voorkomen dat producenten en importeurs van statiegeldverpakkingen dubbel betalen voor inzameling en herverwerking waarbij gekeken wordt naar compensatie uit het met de verpakkingenbelasting gevulde afvalfonds

Ham, B. van der Neppérus, H.

PA [4-10-2007] Zwerfafval en verpakkingen (AO 270907)

Minister Financiën heeft het voortouw bij de uitvoering van deze motie.

Voor de begrotingsbehandeling met voorstellen te komen die verdere verrommeling van het landschap kunnen voorkomen

Duijvendak, A. J. W. Ham, B. van der Jansen, P. F. C. Ouwehand, E. Samsom, D. M. Wiegman-van Meppelen Scheppink

PA [13-9-2007] Uitvoering Nota Ruimte (AO d.d. 050907)

is uitgevoerd middels brief met onderwerp Verrommeling van het landschap d.d. 2 november 2007.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde moties Ruimte en Milieu

Omschrijving

Indiener

Vindplaats

Afgedaan met

het project Centraal Station Twente/ Heugten, R. A. C. Hart van zuid-Hengelo aan de op 2 juli Van Neppérus, H. 2007 aan de Kamer gepresenteerde Wiegman-van selectie van projecten toe te voegen, Meppelen Schepen met de regio Twente in gesprek te pink gaan over de nadere uitwerking en realisatie van dit project en de inzet van het Rijk

PA [13-9-2007] Uitvoering Nota Ruimte (AO d.d. 050907)

Brief minister VROM d.d. 16-10-2007, inzake Brief naar aanleiding van AO Nota Ruimte van 5-9-2007 en VAO 13-9-2007 over Nota Ruimte budget

Verzoekt de regering de ontwikkeling Duijvendak, A. J. W. van een «energie-eiland» proactief te steunen en te zorgen dat in de vergunningprocedure voor nieuwe kolencen-trales rekening wordt gehouden met deze nieuwe optie

PA [5-7-2007] Vergunningverlening nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte

Brief van de minister van EZ van

26 februari 2008 (TK 2007–2008, 29 023,

28 240, nr. 49).

Verzoekt de regering bij de stimulering van duurzame energie de volgende voorwaarden op te nemen: – voor palmolieproducten: indien beschikbaar RSPO-certificering, aangevuld met de eis dat de besparing van broeikasgasemissies 50% bedraagt;

– voor overige biomassaproducten: minimaal voldoen aan de criteria voor duurzame productie van biomassa, waarbij de conversiedatum voor landconversie op 2005 wordt gezet,

Spies, mr.drs. J. W. E.

PA [5-7-2007] Duurzame productie biomassa

Brief minister VROM d.d. 18-10-2007, inzake Motie inzake de stimulering van duurzame energie.

Verzoekt de regering om de kennis over EU beleid te vergaren, te bundelen en te vertalen in de beleidsconsequenties ten aanzien van onze ruimtelijke ordening, en deze beschikbaar te stellen aan het totale werkveld.

Meindertsma, M. C.

PA [27–3-2007] Kennis-makings AO (Brief prioriteiten Milieu en Ruimte d.d. 26 maart 2007)

Brief minister VROM d.d. 21-05-2007, inzake Motie Meindertsma c.s. en moties Lemstra: uw schrijven van 6 februari 2007

Verzoekt de regering gelet op de              Abel, R. T. G.

geconstateerde punten zorg te dragen Neppérus, H. voor een bijstelling van de regelgeving die ertoe leidt dat conform eerdere toezeggingen van de regering tarragrond voor 95% schoon kan worden verklaard

PA [14-2-2007] Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)

Het Besluit Bodemkwaliteit is op het punt van de tarragrond aangepast.

Verzoekt de regering de Kamer te informeren over alle relevante effecten van de verhoging van de doelstelling tot 5,75%, in ieder geval die met betrekking tot de economische-en milieueffecten, en die voor de wereldvoedselmarkt; Verzoekt de regering voorts voordat de doelstelling verder wordt verhoogd (in Europees verband) de gevolgen daarvan in kaart te brengen en de Kamer daarover te informeren

Krom, drs. P. de Spies, mr.drs. J. W. E.

PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Brief van minister VROM van 29 juni 2007 (TK 2006–2007, 30 305 en 30 800 XI, nr. 26).

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde moties Ruimte en Milieu

Omschrijving

Indiener

Vindplaats

Afgedaan met

Bij de EC aandringen dat indien de luchtvaartsector onderdeel wordt van het systeem van emissiehandel emissierechten niet gratis worden weggegeven.

Velzen, mr. K. van

PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Afgedaan, want NL heeft zich sterk gemaakt om substantieel meer te veilen.

De ontwikkeling van het bedrijventerrein binnen de Hoekse Waard stopzetten zolang nut en noodzaak niet is aangetoond.

Duijvendak, A. J. W.

PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Brief minister VROM d.d. 17-12-2007, inzake Eindrapport Ruimtelijke Verkenning alternatieven voor de Hoeksche Waard

Te inventariseren welke gebieden in Bochove, B.J. van

een worse case scenario ernstig worden bedreigd of voor grootschalige waterberging nodig zouden kunnen zijn, welke gebieden grootschalige investeringen en aan te geven of de voorgenomen investeringen in deze gebieden op een meer klimaatbestendige wijze gestalte zouden kunnen krijgen. En bij de gevraagde analyse aan te geven welke betekenis de voorziene terugloop van de bevolking in delen van NL kan hebben voor het formuleren van een meer klimaatbestendig ruimtelijk beleid. Binnen 8 maanden uit te voeren samen met andere overheden zoals waterschappen.

Depla, ir. S.

PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Brief minister VROM d.d. 02-11-2007, inzake Reactie op motie Bochove en Depla over de ruimtelijke gevolgen van een «worst-case klimaatscenario»

Eerste helft 2007 energie- en klimaatagenda voor de toekomst formuleren.

Samsom, D. M. Spies, mr.drs. J. W. E.

PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Publicatie werkprogramma

Bij volgende begroting concrete               Krom, drs. P.

voorstellen voor het verder differen-       de Spies, mr.drs.

tiëren van de BPM en mogelijk ook de    J. W. E. motorrijtuigenbelasting.

PA [20-12-2006] Begro-          Het belastingplan 2008 is op 18 septem-

tingsbehandeling VROM ber 2007 aan de Kamer is aangeboden. (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Ticketheffing te ontwerpen en de             Ham, B.

opbrengsten besteden aan duurzaam- van der Ouwehand, heid vliegverkeer.                                         E.

PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Is opgenomen in het Belastingplan 2008.

Voordat de verhoging van de doelstelling voor het verplichte aandeel om biobrandstoffen bij te mengen alle relevante effecten in kaart te brengen en de Kamer daarover informeren.

Krom, drs. P. de Spies, mr.drs. J. W. E.

PA [20-12-2006] Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Brief KST109837, 0607tkkst30305-26

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde moties Ruimte en Milieu

Omschrijving

Indiener

Vindplaats

Afgedaan met

N.a.v. netwerkanalyse nieuwe A2,5 is Bochove, B. J. van een ongewenste aantasting van het GH. Bij het oplossen van toekomstige knelpunten in het wegennet niet te kiezen voor deze nieuwe wegverbinding, maar voor een betere benutting dan wel verbreding van het bestaande wegennet en verbetering van de openbaarvervoersverbindingen in deze regio.

PA [31-10-2006] Voortgang Uitvoering Nota Ruimte (30 647, nr. 1; 30 300 XI, nr. 131 en 132; 29 435, nr. 172), bedrijventerreinen Moerdijkse Hoek en Hoeksche Waard

De motie is november 2007 afgedaan conform de intentie van de Kamer in het kader van het bestuurlijk overleg met de provincie Utrecht voor het MIRT.

Wil geinformeerd worden over de wijze van de landschappelijke inpassing en ontsluiting van het te ontwikkelen bedrijventerrein in de Hoeksche Waard voordat kan worden ingestemd met het desbetreffende definitieve streekplan.

Bochove, B. J. van

PA [31-10-2006] Voortgang Uitvoering Nota Ruimte (30 647, nr. 1; 30 300 XI, nr. 131 en 132; 29 435, nr. 172), bedrijventerreinen Moerdijkse Hoek en Hoeksche Waard

In de Ministerraad van 25 maart 2008 heeft het Kabinet besloten dat er geen bedrijventerrein komt in de Hoeksche Waard. Daarmee is uitvoering van deze motie niet meer aan de orde.

Maatregel voorbereiden die via fiscale Spies, mr.drs. prikkel rijders van een lease-auto             J. W. E.

stimuleert om een schone auto te gaan rijden en maatregel op te nemen in NSL.

PA [18-10-2006] Luchtkwaliteit (plenaire afronding)

De brief van Stas Financiën d.d.

30 november 2007 en 30 mei 2008 aan de

Kamer. Zie ook Belastingplan 2008 van

Financiën.

Verzoekt de regering een maatregel voor te bereiden die via fiscale prikkels rijders van een lease-auto stimuleert om in een schonere auto te gaan rijden en deze maatregel op te nemen in het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit

Spies, mr.drs. J. W. E.

PA [12-10-2006] Wijziging Wet Milieubeheer (30 483)

Op 1 april 2008 is een fijn stofdifferen-tiatie in de BPM voor dieselpersonenauto’s ingegaan. Nieuwe dieselauto’s (die veel als lease-auto worden gebruikt) worden op grond van de maatregel alle van een affabriek roetfilter voorzien. In de fiscale meibrief, die de staatssecretaris van Financiën op 30 mei aan de Tweede Kamer heeft verstuurd, wordt verder een NOx-differentiatie in de BPM in het vooruitzicht gesteld. Op grond hiervan zullen schone dieselauto’s met de-NOx katalysator (lage NOx-uitstoot) vervroegd in het park instromen. Vanaf 2008 geldt voor zeer zuinige zakelijke auto’s die privé worden gebruikt (ten hoogste 110 gram per km CO2-uitstoot voor benzine of 95 gram per km CO2-uitstoot voor diesel) een bijtellingpercentage van 14%. In de bovengenoemde fiscale meibrief wordt voor 2009 voorgesteld een bijtellings-percentage van 20% te introduceren voor een categorie van auto’s zuinige zakelijk auto’s.

Maatwerkvoorschriften terughoudend Krom, drs. P. toepassen                                                      deSpies, mr.drs.

J. W. E.

PA [12-10-2006] Wijziging Wet Milieubeheer (30 483)

Brief minister VROM d.d. 29-06-2007, inzake Beleid voor duurzame productie van biomassa voor energiedoeleinden

Verzoek om de administratieve lasten Krom, drs. P. en uitvoeringskosten niet te laten             de Spies, mr.drs.

stijgen tenzij sprake is van verouderde J. W. E. vergunningen of nodig i.v.m. uniformiteit

PA [12-10-2006] Wijziging Wet Milieubeheer (30 483)

De inhoud van de motie is in lijn met het Activiteitenbesluit.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde moties Ruimte en Milieu

Omschrijving

Indiener

Vindplaats

Afgedaan met

Verzoekt de regering te onderzoeken Samsom, D. M.

hoe invulling kan worden gegeven aan het veilen van emissierechten teneinde zo snel mogelijk over te kunnen stappen op een systeem van volledige veiling

Velzen, mr. K. van

PA [21-9-2006] Klimaatbeleid (AO d.d. 7-9-2006)

Om ervaring op te doen met veilen is in 2007 een deel van de reserve van NAP I geveild. Hierover is de Kamer bij brief van 24 juli 2007 geïnformeerd (TK 2006–2007, 28 240, nr. 85). De hoeveelheid te veilen rechten in de periode 2008–2012 is vastgesteld in het kader van het NAPII, dat viermaal in de Kamer is besproken (de laatste maal op 8 maart 2007; brief van 5 maart 2007, TK 2006–2007, 28 240, nr. 73).In de Nederlandse inzet voor de review van de ETS-richtlijn (zie TK 2007–2008, 28 240, nr. 89) staat helder verwoord dat de Nederlandse staat een zo groot mogelijk deel van de rechten via veilen wil alloceren.

Notificatieprocedure statiegeld stoppen

Koopmans, G. P. J. Krom, drs. P. de

PA [30-8-2006] Zwerfafval en verpakkingen (AO 220606)

Brief minister VROM d.d. 05-06-2007, inzake Resultaten overleg over zwerfafval en verpakkingen

Overleggen met PRN

Koopmans, G. P. J. Krom, drs. P. de

PA [30-8-2006] Zwerfafval en verpakkingen (AO 220606)

Brief minister VROM d.d. 05-06-2007, inzake Resultaten overleg over zwerfafval en verpakkingen

Verzoekt de regering om niet over te Koopmans, G. P. J. gaan tot de kap van de resterende           Krom, drs. P. de

bomen totdat de bestuursrechter zich, ook in bodemprocedure, heeft uitgesproken.

PA [4-4-2006] Awacs (AO 22/2/06)

Deze motie is uitgevoerd. De 14 ha bos waarnaar verwezen wordt in de motie is niet gekapt. De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State heeft op 18 juli 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. De ABRvS heeft uitgesproken dat het Nimby-instrumentarium niet mag worden toegepast voor 13 ha bos. Voor 1 ha is het NIMBY-besluit geschorst door de RvS. Tegen de achtergrond van deze uitspraak en te nemen vervolgstappen heeft de minister van VROM zich per brief aan de Kamer van 24 april 2008 (31 200 XI, nr. 109) bereid verklaard het NIMBY-besluit in te trekken, mits ter wille van de vliegveiligheid bindende afspraken kunnen worden gemaakt met het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Onderbanken.

Verzoek om niet met nadere voorstel- Bochove, B.J. van

len te komen voor de toedeling van Duijvendak, A. J. W.

RO bevoegdheden aan WGR+                   Ham, B.

gebieden                                                        van der Staaij, mr.

C. G. van der Verdaas, J. C.

PA [8-2-2006] Wet Ruimtelijke Ordening (28 916)

Aanvaarding amendement bij de Kamer behandeling van de invoeringswet Wro.

Verzoekt de regering een onderzoek te Bochove, B. J. van doen naar de integratie van sector-          Verdaas, J. C.

wetgeving (bv Tracéwet) in de Wro, de voor- en nadelen op een rij te zetten en een stappenplan te maken.

PA [8-2-2006] Wet Ruimtelijke Ordening (28 916)

Memorie van antwoord invoeringswet Wro (TK 30 938, kamerstuk 7).

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde moties Ruimte en Milieu

Omschrijving

Indiener

Vindplaats

Afgedaan met

De motie-De Krom c.s. over aanscherping van de emissie-eisen voor voertuigen en evaluatie van de Richtlijn Luchtkwaliteit.

Krom, drs. P. de

PA [16-11-2005] Begrotingsbehandeling VROM: eerste termijn bewindslieden/tweede en volgende termijnen.

Realisatie EURO 5 en 6

De motie-Van der Ham/Spies over een Ham, B. van der onderzoek naar het verplicht stellen Spies, mr.drs. van roetfilters voor bestaande auto’s. J. W. E.

PA [16-11-2005] Begrotingsbehandeling VROM: eerste termijn bewindslieden/tweede en volgende termijnen.

Uitspraak Europese Hof aangaande verplichtstelling roetfilters voor bestaande auto’s.

De motie-De Krom c.s. over het afzien Krom, drs. P. de van een Europese aanpak van de bodembescherming.

PA [16-11-2005] Begrotingsbehandeling VROM: eerste termijn bewindslieden/tweede en volgende termijnen.

Brief minister VROM d.d. 19-03-2007, inzakeVerslag EU-milieuraad van 20 februari 2007

De motie-Spies c.s. over het verschaf- Spies, mr.drs. fen van helderheid aan het bedrijf            J. W. E.

SABIC.

PA [16-11–2005] Begrotingsbehandeling VROM: eerste termijn bewindslieden/tweede en volgende termijnen.

De verantwoordelijkheid voor de afhandeling is overgedragen aan minister van EZ.

Verzoekt de regering om in de aangekondigde Nota Vervoer gevaarlijke stoffen expliciet vast te leggen welke inspanningen men verricht om in het externe veiligheidsbeleid tijdig te anticiperen op internationale vervoersontwikkelingen die negatief uitwerken voor de nationale externe veiligheid

Abel, R. T. G.

De door de minister van V&W verzonden Nota vervoer gevaarlijke stoffen

Verzoekt de regering bij de uitwerking Jansen, P. F. C. van het Besluit stimulering duurzame energieproductie dit uitgangspunt expliciet te verankeren

De uitvoering van deze motie ligt op het terrein van EZ. De minister van EZ communiceert over de SDE met de Tweede Kamer.

spreekt haar waardering uit voor het Spies, mr.drs. in opdracht van de Kamer uitgevoerde J. W. E. onderzoek, en Verzoekt de regering de conclusies van het onderzoek als vertrekpunt te nemen voor de beleidsvoorstellen ten aanzien van het toekomstige klimaatbeleid

Aan deze motie is gevolg gegeven, doordat e.e.a. is meegenomen in het IBO-onderzoek en vervolgens in de doelstellingen van «Schoon en Zuinig» en de inbreng van Nederland in het EU-klimaatpakket en in de Kyoto-onderhandelingen.

Verzoekt de regering om de Nederlandse doelstelling voor energiebesparing te verhogen naar 1,5% per jaar in 2006 naar 2% vanaf 2010 en in het energierapport 2005 stimulerings-voorstellen te doen in die richting

Ham, B. van der Spies, mr.drs. J. W. E.

De motie is uitgevoerd in het kader van het Coalitieakkoord en het werkprogramma «Schoon en Zuinig».

Verzoekt de regering deze aspecten te Spies, mr.drs. betrekken in het genoemde verslag en J. W. E. de Kamer hierover binnen 2 jaar na inwerkingtreding van deze wet verslag te doen

Brief minister VROM d.d. 12-06-2008, inzake Evaluatie van de Wet handhavingsstructuur

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde moties Ruimte en Milieu

Omschrijving

Indiener

Vindplaats

Afgedaan met

Pogingen tot procedurele vereenvou-     Rutte, M.

digingen nog onvoldoende geslaagd.     Verhagen, drs.

Verzocht wordt om een éénbesluitre-      M. J. M. geling voor grootschalige projecten.

Instellen Commissie Elverding d.d. 7 november 2007.

Verzoekt de regering het bestaande Koopmans, G. P. J. verschil in behandeling tussen LPG en Krom, drs. P. de andere autobrandstoffen te handhaven, zo lang LPG aanzienlijk meer milieuvoordelen biedt ten opzichte van andere autobrandstoffen met betrekking tot de luchtkwaliteit.

Op 1 april 2008 is een fijn stof differentiatie in de BPM voor dieselpersonenauto’s ingegaan. In de periode tot het ingaan van de bovengenoemde fijn stofdifferen-tiatie in de BPM, heeft het kabinet zich aan het verzoek van de Kamer gehouden.

De regering wordt verzocht om de           Krom, drs. P. de

artikelen waarmee de ZBO-status             Samsom, D. M.

wordt geregeld niet eerder in werking ta laten treden dan na de evaluatie van het functioneren van emissie-handel en de NEa.

De beleidsbrief is aan de Kamer verzonden d.d. 4/1/2008

Snijder-Hazelhoff, Atsma, Van der            Atsma, J. J.

Staaij Verzoekt de regering middelen Snijder-Hazelhoff,

vanuit Waddenfonds beschikbaar te stellen voor nader te ontwikkelen projecten van de gemeenten in het noorden van Friesland en Zeeland, die geconfronteerd worden met een grote aanslag op de werkgelegenheid door stopzetting kokkelvisserij.

J. F.

Staaij, mr. C. G. van

der

Brief minister VROM d.d. 13-06-2006, inzake Wet op het Waddenfonds en de voortgang in het waddendossier

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande toezeggingen Ruimte en Milieu

Openstaande toezeggingen Ruimte en Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De Kamer wordt geïnformeerd over het                Debat d.d. 24-4-2008, inzake

kabinetsstandpunt inzake de uitkomsten van Uitvoering Nota Ruimte de studie naar een methodiek voor het beter (31 253, nr. 2, 31 210 XI, geschikt maken van de MKBA-procedure voor nr. 73, 29 435, nr. 202 t/m ruimtelijke projecten                                                  205,31200 XI, nr. 84,31209,

nr. 24)

Het PBL voert twee studies uit naar een methodiek voor het beter geschikt maken van de MKBA-proce-dure voor ruimtelijke projecten. De resultaten daarvan worden in het najaar 2008 verwacht. Er wordt tevens een handleiding MKBA van integrale gebiedsontwikkelingen ontwikkeld. Ook die wordt in najaar 2008 verwacht. De Kamer zal in december 2008 over de uitkomsten worden geïnformeerd.

De Kamer wordt geïnformeerd over het                Debat d.d. 24-4-2008, inzake

kabinetsstandpunt inzake de Centrale As en         Uitvoering Nota Ruimte

bedrijventerrein bij Quatre Bras na advies van    (31 253, nr. 2, 31 210 XI,

het College van Rijksadviseurs over de inpas-     nr. 73, 29 435 nr. 202 t/m

sing van de Centrale As en het bedrijven-             205, 31 200 XI, nr. 84, 31 209,

terrein in het landschap en de financiering van   nr. 24) de Centrale As.

Inmiddels is het College van Rijksadviseurs i.c. de Rijksadviseur voor het Landschap gestart met de voorbereiding van een advies over de inpassing van de Centrale As in het landschap en de financiering van de Centrale As. Daarbij zal het College vooral bezien of de maatregelen voor inpassing, compensatie en mitigatie voldoende bijdragen aan het behoud en de versterking van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Noordelijke Wouden. Tevens zal het College bezien of voorzien wordt in afdoende maatregelen voor de kwaliteitsborging. Nadat de provincie met inzet van de SER-ladder nut en noodzaak van het bedrijventerrein bij Quatrebas heeft aangetoond, zal het College ook advies uitbrengen over de landschappelijke inpassing van dit bedrijventerrein. Het advies van het College over de Centrale As zal na de zomer, voorzien van een standpunt van het kabinet, aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de uitwerking van de structuurvisie snelwegpanorama’s.

Debat d.d. 24-4-2008, inzake Uitvoering Nota Ruimte (31 253, nr. 2, 31 210 XI, nr. 73, 29 435, nr. 202 t/m 205, 31 200 XI, nr. 84, 31 209, nr. 24)

De uitwerking van de structuurvisie snelwegpanorama’s wordt in september 2008 besproken in de Ministerraad. Daarna wordt de Kamer geïnformeerd.

De minister zegt toe een onderzoek te zullen Debat d.d. 2-4-2008, inzake uitvoeren of en op welke wijze het onder-             VAO Handhaving (AO

scheid tussen woningen en recreatiewoningen 240 108) in wet- en regelgeving op termijn kan worden opgeheven.

Er is gestart met de voorbereidingen van een onderzoek naar of en op welke wijze het onderscheid tussen woningen en recreatiewoningen in wet- en regelgeving op termijn kan worden opgeheven. Er wordt naar gestreefd om dit onderzoek nog dit jaar te laten plaatsvinden en af te ronden.

Voor het zomerreces zal een integraal voorstel Debat d.d. 27-3-2008, inzake

(integraal wil zeggen dat er relatie wordt gelegd met ontsluiting, de blauw/groene opgave en hoogspanningstracés) van de woningbouwopgave (zowel de bruto als de netto opgave) naar de Kamer worden gestuurd, waarbij rekening wordt gehouden met de regionale differentiatie, de betaalbaarheid van nieuwbouw en de mogelijkheden van levensduurverlenging.

Woningproductie (27 926, nr. 122, 31 200 XVIII, nr. 10 en 46, 27 562, nr. 11)

Eind juni ontvangt de Kamer een brief van de minister voor WWI waarin zij aangeeft welke aanpak het rijk voorstaat om te komen tot integrale, regionaal gedifferentieerde afspraken over duurzame verstedelijking in de periode 2010 t/m 2019. Waar relevant, zullen genoemde onderwerpen in gesprekken met de regio aan de orde gesteld worden.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande toezeggingen Ruimte en Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

In 2008 krijgt de Kamer de gezamenlijke               Debat d.d. 21-11-2007,

uitvoeringsagenda met daarin extra aandacht inzake Adaptatie Klimaat-

voor nieuwbouw in laaggelegen gebieden

verandering (28 240, nr. 67, 30 495, nr. 2, 22 112, nr. 575, 567, 31 269, nr. 1, 31 200 XI, nr. 20, 27 625, nr. 110 en VROM 07-593)

Uitvoeringsagenda zal in december 2008 worden gepresenteerd.

De minister zal de TK binnenkort informeren       Debat d.d. 5-9-2007, inzake

over het resultaat van het overleg met                  Uitvoering Nota Ruimte

provincies en gemeenten over het waarbor-        (1936, 29 435, nrs. 192 en

gen van kernkwaliteiten.                                           194)

In de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland (afgesloten tussen Rijk, IPO en VNG in december 2007) is afgesproken om een gezamenlijke beoordeling uit te voeren op de (ruimtelijke) beleidsuitvoering Nationale Landschappen. De uitkomst van die beoordeling wordt in juni met IPO en VNG besproken. De TK zal daarna worden geïnformeerd.

De minister zal met betrokkenen bij de Intentieovereenkomst Moerdijkse Hoek bespreken of en op welke manier de voorwaarden van de SER-ladder zullen worden gehanteerd bij de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen.

Debat d.d. 5-9-2007, inzake Uitvoering Nota Ruimte (1936, 29 435, nrs. 192 en 194)

Op dit moment onderzoekt het GOB in opdracht van het rijk (ministeries van EZ en VROM), in aansluiting op de getekende intentieovereenkomst van oktober 2007, de mogelijkheden om te komen tot een sluitende businesscase. Het GOB heeft daar tot eind 2008 de tijd voor.Herstructurering en intensivering van het bestaande terrein Moerdijk (waaronder het Shell-terrein) en zuinig ruimtegebruik bij het logistieke park maken onderdeel uit van de intentieovereenkomst. De uitgangspunten van de intentieovereenkomst zijn leading voor het mandaat van het GOB.Het kabinet zal de Kamer nader informeren op het moment dat het werk van het GOB is afgerond (begin 2009).

De minister zal navraag doen naar het                   Debat d.d. 5-9-2007, inzake

uitgiftepatroon van bedrijventerrein Moerdijk Uitvoering Nota Ruimte endeTK hierover informeren.                                 (1936, 29435, nrs. 192 en

194)

Het te verwachten uitgiftepatroon wordt op dit moment door de provincie Noord-Brabant onderzocht. Op het moment dat die informatie beschikbaar en van voldoende kwaliteit is zal het kabinet de Kamer daarover informeren. Dit zal naar verwachting augustus 2008 zijn.

De minister zal de Kamer begin volgend jaar Debat d.d. 11-4-2007, inzake informeren over de eerste uitkomsten van de Grondbeleid (27 581, nr. 28) pilots die worden opgezet om de werking van bestaande en nieuwe instrumenten in de praktijk te toetsen.

De pilots zijn bijna afgerond. De Kamer wordt in september 2008 over de resultaten geïnformeerd.

Over twee jaar, in 2009, zal de minister een evaluatie uitvoeren van de werking van het instrumentarium en de Kamer informeren over de uitkomsten van deze evaluatie. De reiswijzer gebiedsontwikkeling zal worden betrokken bij deze evaluatie.

Debat d.d. 11-4-2007, inzake Grondbeleid (27 581, nr. 28)

De evaluatie wordt uitgevoerd in 2009.

Openstaande toezeggingen Milieu

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande toezeggingen Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De minister zal de Kamer voor het zomerreces    Debat d.d. 29-5-2008, inzake

2008 per nota informeren over de WTO, non-      Milieuraad (21 109, nr. 179,

trade-concerns en border tax adjustment, in        31 209, nr. 28, 21 501-08,

samenwerking met de minister van Ontwikke-    nr. 274) lingssamenwerking en de minister en staatssecretaris van Economische Zaken.

Na behandeling in de Ministerraad zal de Kamer per brief worden geïnformeerd. Naar verwachting zal de brief voor het einde van het zomerreces worden verzonden.

De minister zegt toe voor eind 2008 de Kamer     Debat d.d. 29-5-2008, inzake

inzicht te geven over de monitoring en de            Milieuraad (21 109, nr. 179,

wijze waarop zij tot 2010 transparant zal               31 209, nr. 28, 21 501-08,

rapporteren over de doelen en voortgang van     nr. 274) Schoon en Zuinig.

De minister zal de Kamer in september 2008 informeren over de uitvoering van Schoon en Zuinig en de wijze waarop tot 2010 de Kamer over de voortgang van Schoon en Zuinig geinformeerd zal worden.

Afval: De minister van VROM zegt toe nog in       Debat d.d. 16-4-2008, inzake

2008 de Kamer te informeren over de voort-        Afval (27 664, nr. 52, 53, 54,

gang en resultaten van de projecten op het          30 872, nr. 6, 7, 31 200 XI,

gebied van zwerfafval.                                               nr. 92)

Recent is de Kamer middels brief van 2 juni 2008 kenmerk 2008056120 geinformeerd. Zie ook TK 2007–2008, 28 694, nr.60. Aan het eind van 2008 zal worden gerapporteerd over de resultaten.

De minister van VROM zegt toe met de VNG in   Debat d.d. 16-4-2008, inzake

gesprek te gaan over consumentenverant-           Afval (27 664, nr. 52, 53, 54,

woordelijkheid en zal de Kamer over de                30 872, nr. 6, 7, 31 200 XI,

uitkomsten hiervan vóór het zomerreces 2008     nr. 92) informeren.

De minister komt hierop terug tijdens het komende AO van 26 juni 2008.

De minister van VROM zal met het betrokken      Debat d.d. 16–4-2008, inzake

bedrijfsleven in gesprek gaan over het                  Afval (27 664, nr. 52, 53, 54,

invoerplafond en de Kamer hierover informe-     30 872, nr. 6, 7, 31 200 XI,

ren uiterlijk de derde week van mei.                       nr. 92)

Er is 3 juni 2008 een uitstelbrief naar de Kamer gestuurd. De brief waarbij de Kamer zal worden geïnformeerd, wordt naar verwachting eind juni 2008 verzonden

De Kamer wordt rond de zomer geïnformeerd Debat d.d. 9-4-2008, inzake over de uitkomsten van het onderzoek naar de Klimaat- en Energiepakket nationale milieueffecten als gevolg van het          (22 112, nr. 619 fiche 1 t/m 3,

loslaten vandemelkquota.                                       nr. 624 fiche2en3,31200

XI, nr. 99)

De minister zal de Kamer, tegelijkertijd met de uitkomsten van het onderzoek in Nederland naar de broeikasgasemissies van de landbouwsector, hierover informeren. Dit onderzoek zal in de zomer 2008 worden uitgevoerd, waarna de Kamer schriftelijk zal worden geïnformeerd.

De voor- en nadelen van de «border tax                Debat d.d. 9-4-2008, inzake

adjustment» zullen worden meegenomen in        Klimaat- en Energiepakket

een naar de Kamer op te sturen notitie over de   (22 112, nr. 619 fiche 1 t/m 3,

wijze waarop milieucriteria kunnen worden         nr. 624 fiche 2 en 3, 31 200

gekoppeld aan WTO-activiteiten.                            XI, nr. 99)

Op dit moment ben ik met mijn ambtgenoten bezig het kabinetsstandpunt af te ronden. De staatssecretaris EZ trekt dit dossier.

De minister van VROM zegt toe de voorstellen    Debat d.d. 27-3-2008, inzake

en ideeën van de Kamer met betrekking tot         Duurzaam inkopen (30 196,

criteria voor vliegreizen van ambtenaren mee     nr. 18, 19, 20) te nemen in de ontwikkeling van deze criteria, en de Kamer hierover te informeren.

Momenteel wordt door SenterNovem gewerkt aan de ontwikkeling van criteria voor dienstreizen. De verwachting is dat de criteria in het najaar beschikbaar zullen zijn.

De minister van VROM zegt toe het vraagstuk Debat d.d. 27-3-2008, inzake van diffuse bronnen mee te nemen bij de             Duurzaam inkopen (30 196,

ontwikkeling van criteria van duurzaam                nr. 18, 19, 20)

inkopen door bouwbedrijven en de Kamer hierover te informeren.

In brief van 23-05-2008 is aangekondigd dat in zomer 2008 onderzoek is afgerond op basis waarvan eventueel aanvullend beleid noodzaakt. Nadat het beleid t.a.v. deze metalen verder is uitgewerkt al bij de vaststelling van de criteria voor de relevante productgroepen in het najaar hiermee rekening worden gehouden. De Kamer zal hierna worden geïnformeerd.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande toezeggingen Milieu

Toezegging                                                                   Vindplaats                                        Stand van zaken

De minister van VROM zegt toe de Kamer de       Debat d.d. 27-3-2008, inzake        De minister heeft bij brief van 23 mei 2008 inzake

lijst met criteria op het gebied van milieu en        Duurzaam inkopen (30 196,         toezeggingen AO Duurzaam Inkopen van 27 maart

dierenwelzijn voor de inkoop van schoon-            nr. 18, 19, 20)                                   2008 aangegeven terug te komen op dit verzoek.

maakmiddelen door de overheid te doen

toekomen. Bij de herziening van deze criteria

in 2009 worden de suggesties van de Kamer

meegenomen.

De minister van VROM zegt toe de Kamer half     Debat d.d. 27-3-2008, inzake        Eind september/oktober 2008 zal de minister de

jaarlijks te informeren over de voortgang op        Duurzaam inkopen (30 196,          Kamer informeren over de stand van zaken en de

de diverse onderdelen van het dossier                  nr. 18, 19, 20)                                   voortgang op diverse onderdelen van het dossier

Duurzaam Inkopen.                                                                                                               Duurzaam inkopen.

De minister van VROM zegt toe in september      Debat d.d. 20-3-2008, inzake        De lijst van gesubsidieerde projecten wordt bijgehou-

2008 de Kamer te informeren over de mate          Waterverontreiniging                    den zodat de minister de Kamer kan informeren in

waarin gebruik wordt gemaakt van de                   (30 535, nr. 13, 28 966, nr. 14        september 2008.

stimuleringsgelden in het kader van het                en 15) Bestuursakkoord Waterketen

De minister van VROM zegt toe het vraagstuk      Debat d.d. 20-3-2008, inzake        Het vraagstuk van urinescheiding wordt meegeno-

van urinescheiding mee te nemen in voort-          Waterverontreiniging                    men in de jaarlijkse voortgangsberichten aan de

gangsberichten over het uitvoeringsprogram-     (30 535, nr. 13, 28 966, nr. 14        Kamer

ma diffuse bronnen waterverontreiniging             en 15)

De minister zal over drie maanden een                  Debat d.d. 27-2-2008, inzake        Deels afgedaan met de Beantwoording kamervragen

rapportage over de stand van zaken van 20%       Europese Energie- en                    en reactie MNP rapport met betrekking tot het

vs. 30% rond het klimaatpakket, waaronder          klimaatpakket (31 209, nr. 10        Europese energie en klimaatpakket, d.d. 19-05-2008.

CDM, naar de Kamer sturen.                                     en 11)                                                In het najaar 2008 volgt een brief die verder op het

onderwerp ingaat.

De minister zal een brief aan de Kamer sturen,    Debat d.d. 27-2-2008, inzake        In de tweede helft van 2008 zal de brief hierover aan

waarin wordt nagegaan welke studies er zijn        Europese Energie- en                    de Tweede Kamer worden verzonden.

die de baten van klimaatbeleid weergeven.          klimaatpakket (31 209, nr. 10

en 11)

De minister zal in overleg treden met minister     Debat d.d. 27-2-2008, inzake        De minister zal de Kamer, tegelijkertijd met de Verburg over motie Ouwehand cs (Europees        Europese Energie- en                    uitkomsten van het onderzoek in Nederland naar de onderzoek naar effecten afschaffing melk-            klimaatpakket (31 209, nr. 10        broeikasgasemissies van de landbouwsector, quotum). Er loopt in Nederland een onderzoek    en 11)                                                hierover informeren. Dit onderzoek zal in de zomer naar de broeikasgasemissies van de land-                                                                       2008 worden uitgevoerd, waarna de Kamer schriftebouwsector, dat zsm naar de TK zal worden                                                                    lijk zal worden geïnformeerd. gestuurd.

Asbest: De minister zegt toe schriftelijk te             Debat d.d. 13-2-2008, inzake        De minister zal tegelijkertijd met de afhandeling van

reageren op het SP-rapport «Help asbest het       Asbest (25 834, nr. 45 en 46,        andere toezeggingen op het gebied van asbest, een

dak af».                                                                          22 343, nr. 176 en 183)                  schriftelijke reactie op het SP-rapport «Help asbest

het dak af» geven. De brief zal eind juni 2008 naar de Kamer worden gezonden.

Asbest: De minister zegt toe schriftelijk terug       Debat d.d. 13-2-2008, inzake        De minister zal tegelijkertijd met de afhandeling van

te komen op vragen over voorlichting aan            Asbest (25 834, nr. 45 en 46,        andere toezeggingen op het gebied van asbest

gemeenten en burgers, en daarbij in te gaan        22 343, nr. 176 en 183)                   uitvoering geven aan deze toezegging. De brief zal

op de verantwoordelijkheidsverdeling en op                                                                  eind juni 2008 naar de Kamer worden gezonden. de vraag waar burgers met vragen terecht kunnen.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande toezeggingen Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Asbest: De minister zegt toe voor Kerst 2008 Debat d.d. 13-2-2008, inzake de Kamer een schriftelijke appreciatie te doen Asbest (25 834, nr. 45 en 46, toekomen van het rapport van de Gezond-           22 343, nr. 176 en 183)

heidsraad over de normen voor blootstelling aan asbest, als deze volgens de planning in November wordt opgeleverd.

De brief kan pas opgesteld worden na het advies van de Gezondheidsraad dat volgens planning in november 2008 gereed is.

Asbest: De minister zal schriftelijk ingaan op Debat d.d. 13-2-2008, inzake de asbestactie van LTO-Noord.                                Asbest (25 834, nr. 45 en 46,

22 343, nr. 176 en 183)

De minister zal tegelijkertijd met de afhandeling van andere toezeggingen op het gebied van asbest uitvoering geven aan deze toezegging. De brief zal eind juni 2008 naar de Kamer worden gezonden.

De minister zegt toe contact op te nemen met Debat d.d. 31-1-2008, inzake de Nederlandse Spoorwegen over mogelijke Herijking VROM regelgeving Europese regels inzake toiletvoorzieningen in (29 383, nr. 78, 79, 80 en 86) treinen in relatie tot het al dan niet toestaan van open riolering en de kamer te informeren over de uitkomsten van dit gesprek.

De minister zal in de loop van juli 2008 een brief aan de Kamer zenden

De Kamer zal de kabinetsreactie op de uit-           Debat d.d. 23-1-2008, inzake

komsten van het onderzoek van de commissie Handhaving (29 383, nr. 83, van deskundigen over het handhavingsstelsel 22 343, nr. 179, 25 422, nadezomer ontvangen.                                            nr. 55,56en57,30000,

nr. 47, 22 343, nr. 185, 30 600, nr. 15, 31 200 XI, nr. 83)

De betreffende commissie rapporteert begin juli 2008. De minister zal in de loop van de zomer deze rapportage met een reactie hierop naar de Kamer zenden.

De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd Debat d.d. 23-1-2008, inzake over de voortgang van de professionalisering Handhaving (29 383, nr. 83, van de handhaving bij gemeenten en                    22 343, nr. 179, 25 422,

provincies.                                                                    nr. 55,56en57,30000,

nr. 47, 22 343, nr. 185, 30 600, nr. 15, 31 200 XI, nr. 83)

Dit maakt onderdeel uit van het transitieprogramma werk in uitvoering, waarover de Tweede Kamer in juni 2008 is geïnformeerd (over het proces), na de zomer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de inhoudelijke aspecten.

Aan de Kamer wordt voor de zomer gerappor- Debat d.d. 22-1-2008, inzake

teerd over laatste stand van zaken met betrekking tot de risico’s voor de externe veiligheid ten aanzien van kunstmest en andere stoffen.

Extern Veiligheidsbeleid (26 108, nr. 6, 27 801, nr. 53, 30 373, nr. 13, 17, 28 325, nr. 60, 29 383, nr. 81, 26 643, nr. 102)

De minister heeft de CBRNE-notitie in mei 2008 in de Ministerraad gebracht. Na instemming door de Ministerraad zal aan de Kamer een brief met de laatste stand van zaken met betrekking tot security-risico’s t.a.v. kunstmest en andere stoffen gezonden worden. Over deze zelfgemaakte explosieven vindt momenteel overleg plaats met de NCTb. Vermoedelijk zal deze brief begin augustus naar de Kamer worden gestuurd.

De minister zegt toe de Kamer over één jaar te Debat d.d. 17-1-2008, inzake informeren hoe de oplossing met betrekking Bodem (30 015, nr. 18, 19 en tot de tarragronden in de praktijk werkt.                28 199, nr. 16)

De minister zal de Kamer uiterlijk december 2008 informeren.

De minister zegt toe de Kamer periodiek, doch    Debat d.d. 17-1-2008, inzake

voor 2010 minimaal twee maal, te informeren     Bodem (30 015, nr. 18, 19 en

over de resultaten van de inventarisatie en          28 199, nr. 16) nader onderzoek bij spoedlocaties ten aanzien van bodemsanering.

Voor september 2008 wordt de brief aan de Tweede Kamer gezonden.

De minister zegt toe de Kamer over één jaar te   Debat d.d. 17-1-2008, inzake

informeren over de voortgang en uitkomsten      Bodem (30 015, nr. 18, 19 en

van het handhavingstraject inzake de bodem-     28 199, nr. 16) sanering.

Conform deze toezegging zal hierover een brief aan de Kamer worden verzonden uiterlijk in december 2008.

Openstaande toezeggingen Milieu

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De minister zegt toe de toezegging van minister de Boer over de nazorg van voormalige vuilstortplaatsen aan een nadere beschouwing te onderwerpen.

Debat d.d. 17-1-2008, inzake Bodem (30 015, nr. 18, 19 en 28 199, nr. 16)

Voor september 2008 wordt de brief aan de Tweede Kamer gezonden.

De minister zegt toe de Kamer te informeren       Debat d.d. 17-1-2008, inzake

over de aanpak van gebiedsgericht grond-           Bodem (30 015, nr. 18, 19 en

waterbeheer in relatie tot binnenstedelijke           28 199, nr. 16) herstructurering.

Voor september 2008 wordt de brief aan de Tweede Kamer gezonden.

Biotechnologie: De minister van VROM zegt toe om samen met de staatssecretaris van EZ een notitie op te stellen over de regeldruk en knelpunten met betrekking tot het vestigingsklimaat voor bedrijven op het gebied van biotechnologie in Nederland (ook ten opzichte van andere landen) en daarbij ook in te gaan op de dilemma’s die kleine bedrijven ondervinden bij het aanvragen van patenten. De notities uit 2004 en 2006 zullen tevens aan de Kamer worden gezonden met een toelichting op de conclusies en de verbeteropties die inmiddels in gang zijn gezet

Debat d.d. 15-11-2007, inzake Biotechnologie (27 428, nr. 85, 87, 88)

Met EZ zijn afspraken gemaakt over de aanpak. De planning is om de brief in september 2008 naar de Kamer te verzenden.

De Tweede Kamer wordt in het voorjaar 2008 geïnformeerd over de non-trade concerns en de koppeling van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de rol van de overheid inzake de verduurzaming van de productieketen.

Debat d.d. 31-10-2007, inzake Begrotingsonderzoek VROM voor het jaar 2008 (30 800 XI, nr. 115, 118, 121, 122, 123)

Op dit moment wordt het kabinetsstandpunt over de non-tradeconcerns afgerond. De staatssecretaris EZ trekt dit dossier.

De minister zal middels een overzichtsconstructie aangeven wat vanuit andere ministeries financieel beschikbaar is voor de uitvoering van de milieudoelen.

Debat d.d. 31-10-2007, inzake Begrotingsonderzoek VROM voor het jaar 2008 (30 800 XI, nr. 115, 118, 121, 122, 123)

De begroting 2009 bevat per artikel een overzicht van milieugerelateerde fiscale uitgaven. Voor de fiscale ontvangsten wordt in de overzichtsconstructie verwezen naar bijlage 3 van de Miljoenennota. Opname van milieugerelateerde budgetten van andere ministeries is niet goed realiseerbaar, omdat milieu vaak één aspect is van het beleid. Daar komt bij dat opname van bedragen leidt tot een statisch document, waarvan de informatiewaarde afneemt bij budgettaire mutaties gedurende het jaar. Daarom wordt in de overzichtsconstructie volstaan met een verwijzing naar milieugerelateerde beleidsartikelen van andere ministeries. Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.

In de begroting 2009 zal de Tweede Kamer           Debat d.d. 31-10-2007,

worden geïnformeerd over de stand van zaken   inzake Begrotingsonderzoek

en plannen met betrekking tot de reorganisa-      VROM voor het jaar 2008

tie van de rijksdienst en de taakstelling van          (30 800 XI, nr. 115, 118, 121,

VROM.                                                                           122, 123)

De bedoelde informatie zal worden opgenomen in de begroting 2009.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande toezeggingen Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De Tweede Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over ICT.

Debat d.d. 31-10-2007, inzake Begrotingsonderzoek VROM voor het jaar 2008 (30 800 XI, nr. 115, 118, 121, 122, 123)

In haar hoedanigheid als coördinerend minister voor grote ICT-projecten heeft de minister van BZK in opeenvolgende brieven, de laatste van 25 februari 2008 (26 643, nr. 121), aangegeven dat de problemen met grote ICT-projecten bij het Rijk door haar worden erkend en dat verbetermaatregelen worden genomen. Nog voor het zomerreces van 2008 stuurt de minister van BZK een brief naar de Kamer met nader uitgewerkte verbetermaatregelen. Deze verbeter-maatregelen zullen ook door VROM doorgevoerd worden.

De Kamer wordt in het kader van de convenantafspraken geïnformeerd over de afrekenbare prestaties in 2010, opdat die informatie kan worden betrokken bij de behandeling van de begroting 2011

Debat d.d. 29-10-2007, inzake Schoon en zuinig

In november 2008 zal de minister de brief naar de Kamer zenden.

De Kamer zal worden geïnformeerd over de Debat d.d. 29-10-2007, convenanten (afspraken, maatregelen en             inzake Schoon en zuinig

doelen) per sector

Eind november zal de minister de Kamer schriftelijk informeren over de afspraken, maatregelen en doelen per sectorconvenant.

De evaluatie c.q. tussenbalans van Schoon en Debat d.d. 29-10-2007, Zuinig zal parallel lopen aan de begrotings- inzake Schoon en zuinig cyclus voor 2011, zodat het kan worden meegenomen in de behandeling van de begrotingen van 2011.

De Kamer wordt in september 2010 middels een brief geïnformeerd over herijking van Schoon en Zuinig.

In het voorjaar van 2008 ontvangt de Kamer Debat d.d. 18-10–2007, een rapportage van de VROM-inspectie over inzake Milieuraad (22 112, bijmenging van biobrandstoffen.                            nr. 549, 538, 557, 21 501-08,

nrs. 249, 250, 252, 30 495,

nr. 3)

Deze rapportage zal in de zomer van 2008 aan de Kamer worden aangeboden.

De Kamer zal een overzicht ontvangen van Europese R&D fondsen op het gebied van duurzame energie.

Debat d.d. 18-10-2007, inzake Milieuraad (22 112, nr. 549, 538, 557, 21 501-08, nrs. 249, 250, 252, 30 495, nr. 3)

In de tweede helft van 2008 zal de brief hierover aan de Tweede Kamer worden verzonden.

De minister zal de Tweede Kamer schriftelijk Debat d.d. 18-10-2007, nader informeren over de vuistregels van de inzake Afval (30 872, nr. 2 en VROM-Inspectie betreffende de verontreini- 3, VROM 07-272, VROM ging van afvalstoffen (handhaving EVOA).           07-363, 22 343, nrs. 174 en

175, 21 501-08, nr. 249, 27 664, nr. 50)

De minister heeft aan de Kamer een brief gezonden op 31 januari 2008 (30 872/22 343, nr. 6), waarin zij meldt de Kamer eind 2008 nader te informeren over de vuistregels.

De minister zal de Tweede Kamer na afloop Debat d.d. 18-10-2007, van de eerste pilot uit het draaiboek scheeps- inzake Afval (30 872, nr. 2 en afvalstoffen, die in november plaatsvindt,            3, VROM 07-272, VROM

schriftelijk informeren.                                              07-363,22343, nrs. 174 en

175, 21 501-08, nr. 249, 27 664, nr. 50)

Voor het zomerreces van 2008 zal hierover een biref aan de Kamer worden verzonden.

Sloopschepen. De uitwerking van het principe Debat d.d. 26-9-2007, inzake «de vervuiler betaalt» zal na overleg met de Sloopschepen (25 868, stakeholders naar de Kamer worden gestuurd. nr. 15, 22 343, nr. 177,

22 112, nr. 546, 560)

De brief aan de Kamer wordt uiterlijk 31 juli 2008 verzonden

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande toezeggingen Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De minister zegt toe initiatieven te ondersteu-     Debat d.d. 29-5-2007, inzake

nen door gebruik te maken van goede                   Waterketenbeleid (28 966,

erkenningen. Daarover wordt nog overlegd         nr. 10, 26 076, nr. 4) met de VNG. De Kamer wordt hierover geinformeerd.

De minister zegt toe regionale initiatieven te ondersteunen door gebruik te maken van goede ervaringen. Daarover wordt nog overleg gevoerd met de ketenpartijen, waarna de Kamer zal worden geïnformeerd. Het overleg met ketenpartijen heeft eroe geleid dat in het Bestuursakkoord Waterketen een budget van € 4,3 mln beschikbaar is gesteld voor ondersteuning van regionale initiatieven. Nadien heeft de minister toegezegd de Kamer in september 2008 te informeren over de uitputting van dat budget.

De Kamer wordt in 2009 in het kader van de lange termijnvisie geinformeerd over innovatieagenda

Debat d.d. 29-5-2007, inzake Waterketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)

Het traject om te komen tot een lange termijnvisie en een innovatieagenda loopt en wordt eind 2008 afgerond. Daarna zal de minister de Kamer zo snel mogelijk informeren.

Verduurzaamd hout. De Kamer krijgt n.a.v. de Debat d.d. 23-5-2007, inzake vragen van Poppe schriftelijke informatie over Handhaving (30 800 XI, gewolmaniseerd hout                                                nr. 85,25422, nrs. 48, 49, 50,

28 089, nr. 16, 26 442, nrs. 25 en 28, 29 279 nr.45)

De minister zal de Kamer voor eind 2008 informeren. E.e.a. heeft meer tijd gekost dan gepland vanwege de noodzakelijke afstemming n.a.v. de invoering van de REACH-regelgeving.

De minister zal de Kamer schriftelijk informe- Debat d.d. 11-4-2007, inzake ren over veiligheid in relatie tot buisleidingen, Grondbeleid (27 581, nr. 28) de zones rondom buisleidingen en de discussie hierover tussen Gasunie en VNG.

Het overleg met de Gasunie en VNG over de normering aardgastransportleidingen is nog gaande. De heer Alders bereidt een voorstel voor en overlegt met partijen afzonderlijk over (financiële) betrokkenheid. Rapportage Alders wordt in juli 2008 verwacht, waarna de Kamer, naar verwachting in september 2008, zal worden geïnformeerd.

De Kamer wordt in 2008 geïnformeerd over de Debat d.d. 4-4-2007, inzake resultaten van de audit naar de werking van Extern veiligheidsbeleid het systeem groepsrisico’s                                       (27 801, nr. 44, 45, 46, 48, 49,

22 343, nr. 144, 29 383, nr. 67, 30 800 XI, nr. 35, 76 en 79, 30 373, nr. 10, 26 018, nr. 5, 22 343, nr. 144) Debat d.d. 4-4-2007, inzake Extern veiligheidsbeleid (27 801, nr. 44, 45, 46, 48, 49, 22 343, nr. 144, 29 383, nr. 67, 30 800 XI, nr. 35, 76 en 79, 30 373, nr. 10, 26 018, nr. 5, 22 343, nr. 144)

De in het AO van april 2007 en de zevende voortgangsrapportage aangekondigde audit wordt momenteel door de VROM-Inspectie uitgevoerd en zal na afronding, waarschijnlijk na de zomer, door de VROM-Inspectie aan u worden aangeboden.

De Kamer wordt maximaal geïnformeerd over Debat d.d. 4-4-2007, inzake het overleg met de Gasunie inzake het                  Extern veiligheidsbeleid

oplossen van de knelpunten met gasleidingen. (27 801, nr. 44, 45, 46, 48, 49,

22 343, nr. 144, 29 383, nr. 67, 30 800 XI, nr. 35, 76 en 79, 30 373, nr. 10, 26 018, nr. 5, 22 343, nr. 144)

Het overleg met de Gasunie en VNG over de normering aardgastransportleidingen is nog gaande. De heer Alders bereidt een voorstel voor en overlegt met partijen afzonderlijk over (financiële) betrokkenheid. Rapportage Alders wordt in juli 2008 verwacht, waarna de Kamer, naar verwachting in september 2008, zal worden geïnformeerd.

De minister zal de AMvB Buisleidingen aan de Debat d.d. 4-4-2007, inzake Kamer zenden.                                                            Extern veiligheidsbeleid

(27 801, nr. 44, 45, 46, 48, 49, 22 343, nr. 144, 29 383, nr. 67, 30 800 XI, nr. 35, 76 en 79, 30 373, nr. 10, 26 018, nr. 5, 22 343, nr. 144)

Na het overleg Alders kan de AMvB naar de Kamer worden gezonden. Naar verwachting zal dit eind september/oktober gebeuren.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande toezeggingen Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

REACH: Ik zal u regelmatig informeren over de Debat d.d. 8-2-2007, inzake voortgang van de implementatie van REACH Wetsvoorstel REACH

in Nederland, waaronder tevens het voortschrijdend inzicht in de kosten die met uitvoering van REACH zijn gemoeid. Daarbij heb ik toegezegd 3 jaar na inwerkingtreding van REACH een evaluatie van de uitvoering van REACH in Nederland uit te voeren, waarvan de resultaten door Nederland kunnen worden ingebracht in Europees kader.

(30 600, nr. 2 en 7)

Op 1 juni 2007 zijn de REACH bepalingen in werking getreden. De toezegging om 3 jaar na inwerkingtreding van REACH een evaluatie uit te voeren zal dan ook plaatsvinden in 2011.

Afschrift van reactie staatssecretaris op De Groene Schatkist naar TK.

Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Aan de Stichting Natuur en Milieu is gemeld dat in het belastingplan 2008 de voorstellen ten dele zullen worden meegenomen. De 15 voorstellen van de Stichting Natuur en Milieu in het rapport «De Groene Schatkist» zijn vervolgens nader bestudeerd en zijn ten dele in het belastingplan 2008 terecht gekomen.

De Kamer wordt geïnformeerd over de                 Debat d.d. 20-12-2006,

ervaringen met de proeven met de energiebox inzake Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Het onderzoek over de ervaringen met de energiebox zal deze zomer aan de Kamer worden aangeboden.

De Kamer wordt geïnformeerd over het                Debat d.d. 19-12-2006,

onderzoek naar de aanwezigheid, verplaatsing inzake Probo Koala (22 343 en afgifte van slops/scheepsafval                            nr 143 en nr 146)

De minister zal de Kamer een brief m.b.t. de afronding van dit dossier sturen. De planning is mede afhankelijk van het OM.

De Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over Debat d.d. 12-10-2006, de rol van het Openbaar ministerie, het                inzake Schip Otapan

procesverhaal voor Basilisk, vanwege het verstrekken van verkeerde informatie ten behoeve van de EVOA-beschikking en (de termijnen voor) het rechtshulpverzoek.

De minister heeft op 15 mei 2008 een brief aan de Kamer gezonden (22 343, nr. 193), waarin zij aangeeft binnenkort dit dossier af te ronden.

Biotechnologie. De staatssecretaris van VROM Debat d.d. 19-4-2006, inzake zal de TK blijven informeren over de beoor- Biotechnologie deling van markttoelatingen van ggo’s waarvoor Nederland behandelend lidstaat is, inclusief een indicatie van de stemverhouding.

Aan de hand van de agenda van de Milieuraad komen beoordelingen van markttoelatingen van GGO’s waarvoor Nederland behandelend lidstaat is standaard aan de orde in het AO Milieuraad in de Kamer.

Biotechnologie. De staatssecretaris van VROM Debat d.d. 19-4-2006, inzake zal de TK informeren over de wijze waarop          Biotechnologie

andere Europese landen omgaan met de milieutoets inzake gentherapeutisch onderzoek bij mensen.

De TK wordt over de uitkomsten van een schriftelijke ronde van de EU-Cie over dit onderwerp, waar ook NL aan meedoet, naar verwachting voor het eind van 2008 geïnformeerd.

De staatssecretaris van VROM zegt toe uiterlijk Debat d.d. 8-11-2005, inzake in december 2005 de problematiek rond de          Halfjaarlijks overleg

Oud-Limburgse schuttersfeesten op te lossen. herijking (29 362,, nr. 44;

VROM-05-852; 29 383, nr. 32

en 33)

Minister VROM heeft in een VAO op 26-2-2008 aangegeven de schutterijen in het Activiteitenbesluit onder het fanfareregime te brengen. In de 2e tranche van het Activiteitenbesluit wordt dit meegenomen.

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Openstaande toezeggingen Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Kamer informeren over de mogelijkheden            Debat d.d. 15-6-2005, inzake

voor een departementsoverstijgende begro- Jaarverslagen 2004 ting en -verantwoording inzake een aantal           ministerie VROM 30 100 XI,

dossiers (mn op het gebied van milieu); in de nr. 1 en 2 in september of oktober naar de Kamer te sturen evaluatie klimaatbeleid zal op mogelijkheden van een departementsoverstijgende informatievoorziening worden ingegaan.

Deels afgehandeld met de aanbieding van de evaluatienota klimaatbeleid 2005; 28 240, nr. 37, d.d. 31 oktober 2005. Verdere uitvoering aan deze toezegging wordt onder meer gegeven middels het interdepartementale werkprogramma Schoon en Zuinig.

Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu

Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De minister van VROM zegt toe de resultaten van Debat d.d. 29-5-2008, inzake Milieuraad de taskforce CCS aan de Kamer te doen toeko- (21 109, nr. 179, 31 209, nr. 28, men, en op korte termijn de Kamer te informeren 21 501-08, nr. 274) over het tijdpad en de planning van deze taskforce.

Brief van minister VROM d.d. 23-06-2008, inzake Toezending van de geannoteerde agenda van de gecombineerde informele raad voor Milieu en Energie. De resultaten van de taskforce CCS zijn in deze brief meegenomen.

Vóór het einde van het zomerreces ontvangt de Debat d.d. 25-6-2007, inzake Recon-TK een brief over het eventueel verlengen van de structie Zandgebieden (30 800 XIV, compartimenterinsregeling. Daarvoor neemt de nr. 101, 13 en 30 800 XI, nr. 82) minister in ieder geval contact op met de provincies. Ze heeft aangegeven dat ze met de decompartimentering de wens van de TK uitvoert, dat het in principe aan de TK is om op voordracht van provincies anders over te beslissen en dat eventuele schadeclaims bij de provincies worden neergelegd. De brief gaat op verzoek van het CDA ook in op «stromen» die op gang komen (welke ondernemers gaat er op voor- of achteruit als de compartimentering wordt voortgezet, welke mestrechten stijgen of dalen in waarde). M-VROM voegde nog toe dat milieuaspecten zullen worden betrokken en dat zal worden ingegaan op de wenselijkheid van aanpassing van het meststoffenbeleid.

Brief minister VROM d.d. 13-09-2007, inzake Reactie op artikel Volkskrant over megastallen

Volgende week ontvangt de Kamer een brief over    Debat d.d. 14-6-2007, inzake Wetge-de uitkomst van de onderhandelingen betref-           vingsoverleg Jaarverslag VROM (XI) fende de vergunningverlening nieuwe kolencen-      (31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800 trale (incl. reactie op het recente bericht van              XI-105) Tennet dat NL stroomexporteur wordt).

Brief minister VROM d.d. 28 juni 2007, inzake vergunningverlening voor nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte (Kamerstuk 2006-2007, 28 240/ 29 023, nr. 77)

De Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd          Debat d.d. 14-6-2007, inzake Wetge-over het allocatieplan broeikasgasemissierechten,   vingsoverleg Jaarverslag VROM (XI) waarbij wordt ingegaan op het veilen van                  (31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800 emissierechten en (de toedeling van) de                     XI-105) reservere van emissierechten.

Brief minister EZ en minister VROM d.d. 24 juli 2007, inzake de vervreemding van overtollig geraakte CO2-emissie-rechten (28 240, nr. 85)

Eind juni wordt de Kamer geinformeerd over de Debat d.d. 14-6-2007, inzake Wetge-bodemsanering. Daarbij wordt ingegaan op              vingsoverleg Jaarverslag VROM (XI) spoedlocaties en saneringsmogelijkheden                 (31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800

XI-105)

Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De Kamer wordt voor het zomerreces schriftelijk geinformeerd over de svz inzake luchtkwaliteit, alsmede over een update van het NSL en de derogatie daarover.

Debat d.d. 14-6-2007, inzake Wetgevingsoverleg Jaarverslag VROM (XI)( 31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800 XI-105)

Brief minister VROM d.d. 03-07-2007, inzake Voortgang dossier luchtkwaliteit

De minister zal met het MNP bespreken of het MNP voortaan ook een extra kolom «prognose MNP tav doelbereik incl. het voorgenomen overheidsbeleid» in zijn kleurtjestabel in de Milieubalans en Indicatorrapport kan opnemen. DGM zal dit in augustus in orde maken bij het gesprek met het MNP over de kabinetsreactie op de Milieubalans.

Debat d.d. 14-6-2007, inzake Wetgevingsoverleg Jaarverslag VROM (XI) (31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800 XI-105)

Brief minister VROM d.d. 23-08-2007, inzake Toezegging bij Kamerdebat

Er komt een brief aan de Kamer over het resultaat   Debat d.d. 14-6-2007, inzake

van het overleg tussen de minister VROM en de       Wetgevingsoverleg Jaarverslag VROM

minister van EZ over de stroomlijning van                 (XI) (31 031, nrs. 1 t/m 4, nr. 6 en 30 800

procedures bij SenterNovem. (Mez heeft hierbij       XI-105)

het voortouw, mmv DGM olv wnd.dgM)

De minister van EZ heeft tijdens de behandeling van de begroting van EZ de Kamer mondeling geïnformeerd over de werkwijze en de verbeteringen hierin bij SenterNovem.

Het Bestuursakkoord waarin inzicht wordt                  Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-gegeven in de benchmark, samenwerking,                 ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, opbouw van de kosten en monitoring wordt naar    nr. 4) de Kamer gestuurd.

Brief minister VROM d.d. 22-08-2007, inzake Aanbieding bestuursakkoord waterketen als ook de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de uitvoering de moties 27 625, nr. 89 en 96

Het ijkmoment waterketenbeleid staat gepland voor 2009. De Kamer wordt vooraf geinformeerd over de informatie die daarbij wordt verstrekt

Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)

Brief minister VROM d.d. 12-02-2008, inzake Stand van zaken waterketen-beleid en uitvoering motie 31 200 XII, nr. 40 vergaderjaar 2007-2008

De Kamer wordt nader geinformeerd over de gesprekken met de ketenpartners over een differentiatie van het tarief voor het gebruik van drinkwater

Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)

Brief minister VROM d.d. 12-02-2008, inzake Stand van zaken waterketen-beleid en uitvoering motie 31 200XII, nr. 40 vergaderjaar 2007–2008

De Kamer wordt geinformeerd over de CBS-prognose van de kosten en opbrengsten van rioolbeheer, zoals opgenomen in het StatLine programma

Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)

Brief minister VROM d.d. 12-02-2008, inzake Stand van zaken waterketen-beleid en uitvoering motie 31 200 XII, nr. 40 vergaderjaar 2007–2008

De minister geeft nog nadere informatie over de koper-/zilverionisatie ten behoeve van de legionellabestrijding

Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)

Brief minister VROM d.d. 24-07-2007, inzake Koper-zilverionisatie i.v.m. legionellapreventie in leidingwater.

De Kamer ontvangt op basis van de informatie van de uitvoeringsorganisaties een standpunt van het kabinet over het opsporen van de resterende woningen met loden drinkwaterleidingen

Debat d.d. 29-5-2007, inzake Water-ketenbeleid (28 966, nr. 10, 26 076, nr. 4)

Brief minister VROM d.d. 08-04-2008, inzake Loden leidingen

De minister zal het fiche over de richtlijn brandstofkwaliteit opnieuw bekijken en met staatssecretaris Timmermans bezien of herziening of herformulering nodig is. Dit heeft met name betrekking op de ambitie en de inschatting kostenconsequenties.

Debat d.d. 24-5-2007, inzake Milieuraad (22 112, nrs. 498 fichenr. 6, 514 en 518)

Brief minister VROM d.d. 20-06-2007, inzake Richtlijn Brandstofkwaliteit

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De Kamer informeren over de technische haalbaarheid van de Euro 6 norm.

Debat d.d. 24-5-2007, inzake Milieuraad (22 112, nrs. 498 fichenr. 6, 514 en 518)

Brief minister VROM d.d. 20-06-2007, inzake Richtlijn Brandstofkwaliteit

Legionella. De Kamer krijgt een schriftelijke reactie op het voorstel van Vietsch om een verbod op open koeltorens in te stellen.

Debat d.d. 23-5-2007, inzake Handhaving (30 800 XI, nr. 85, 25 422, nrs. 48, 49, 50, 28 089, nr. 16, 26 442, nrs. 25 en 28, 29 279 nr. 45)

Brief minister VROM d.d. 12-07-2007, inzake Oprichting Europees bureau Afval/Verbod op open koeltoren

Rookmelders. De Kamer krijgt een brief over de verwerking van afgedankte, mogelijk radioactieve, rookmelders en het instellen van een mogelijk verbod.

Debat d.d. 23-5-2007, inzake Handhaving (30 800 XI, nr. 85, 25 422, nrs. 48, 49, 50, 28 089, nr. 16, 26 442, nrs. 25 en 28, 29 279 nr. 45)

Brief minister VROM d.d. 24-09-2007, inzake Toezeggingen.

Biotechnologie. Voor het zomerreces zal er een debat worden gevoerd over biotechnologie

Debat d.d. 18-4-2007, inzake Biotechnologie (27 428, nr. 77 en 78, 22 112-470, nr. 2)

Het debat inzake Biotechnologie heeft plaatsgevonden op 15-11-2007, (27 428, nr. 85, 87, 88)

VROM zal, samen met LNV, aan het RIVM vragen Debat d.d. 10-4-2007, inzake VAO of er een aanvullende onderzoeksvraag is te             gewasbeschermingsmiddelen en

formuleren, naast de onderzoeksresultaten die er biocide en gewasschade Aalsmeer al liggen, waarmee meer helderheid zou kunnen komen over de oorzaken van de gewasschade Aalsmeer.

Brief minister Landbouw, namens minister VROM d.d. 17-7-2007, inzake de voortgang van de uitvoering van de motie Mastwijk c.s. (30 800 XIV,, nr. 87) over het onderzoek naar de gewasschade in Aalsmeer (30 800 XIV, nr. 139).

Schoon en zuinig: de minister zal het ECN-MNP Debat d.d. 21-3-2007, inzake Toewij-

rapport over sectoren aan de Tweede Kamer sturen zodra hetrapport gereed is.

zingsplan broeikasgasemissierechten Debat d.d. 15-3-2007, inzake Toewij-zingsplan broeikasgasemissierechten (28 240, nr. 71, 29 565, nr. 21, 22 112, nr. 488) Debat d.d. 27-3-2007, inzake Kennismakings AO (Brief prioriteiten Milieu en Ruimte d.d. 26 maart 2007)

Brief minister VROM d.d. 18-09-2007, inzake ECN/MNP beoordeling van het werkprogramma Schoon en Zuinig

De Kamer wordt in hjet kader van het project            Debat d.d. 15-3-2007, inzake Toewij-

«Schoon en zuinig» geïnformeerd over de nieuwe zingsplan broeikasgasemissierechten verdeling van de broeikasgasemissierechten na (28 240, nr. 71, 29 565, nr. 21, 22 112, 2012, de realisatie van de binnenlandse CO2-            nr. 488)

reductie en de buitenlandse CO2-reductie (via Joint Implementation en Clean Development Mechanism), fiscale maatregelen en de mogelijkheden van veilen (na 2012), de aanpak van het vraagstuk mbt kolencentrales en de lopties voor invulling van de beschikbare ruimte in de allocatie van broeikasgasemissierechten.

Brief minister VROM d.d. 28-06-2007, inzake Vergunningverlening nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte; relatie met NEC (SO2 plafond) en inpassing in het Emissiehandelssyteem

De Kamer zal (in een later stadium) worden geinformeerd over de problematiek van de energie intensieve industrie.

Debat d.d. 15-3-2007, inzake Toewij-zingsplan broeikasgasemissierechten (28 240, nr. 71, 29 565, nr. 21, 22 112, nr. 488)

Brief minister EZ, namens de ministers van FIN en VROM d.d. 18 september 2007, inzake de brief aan het consortium van Grootverbruikers, over de overheidsinspanningen ten aanzien van Consortium energie intensieve industrie (29 240, nr. 87).

De staatssecretaris zal de Kamer de uitkomsten, Debat d.d. 15-2-2007, inzake Milieuraad met name met betrekking tot de sociaalecono-mische effecten, van het beleidsdebat over de opname van de luchtvaartsector in het emissiehandelssysteem toesturen.

Brief minister Verkeer en Waterstaat d.d. 11 december 2007, inzake het rapport «Economic effects of, including aviation in, EU emissions trading scheme» van CE Delft en MVA Consultancy (31 252, nr. 3).

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Vrijstellingsregeling voor tarragrond twee jaar handhaven

Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)

Brief van minister VROM d.d. 11-01-2008, inzake Beantwoording kamervragen Besluit bodemkwaliteit

Bij prioritering van de handhaving zal worden          Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoor-

nagegaan of nieuwe omstandigheden (tgv nieuw stel tot wijziging van de Wet Bodembeleid) een plek kunnen krijgen.                                    bescherming met het oog op nieuwe

regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)

Op 30 november 2007 is het Besluit bodemkwaliteit tezamen met de Nota van Toelichting toegezonden aan de voorzitters van de 1e en 2e Kamer (Kamerstukken 2007-2008, 29 383, nr. 82 en E/82). Het besluit is met de nota van toelichting geplaatst in Stb. 2007, 469

De Kamer wordt geïnformeerd over het functio- Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoor-neren van het toezicht                                                     stel tot wijziging vandeWet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)

Op 30 november 2007 is het Besluit bodemkwaliteit, tezamen met de Nota van Toelichting, toegezonden aan de Kamer (Kamerstukken 2007–2008, 29 383, nr. 82 en E/82). Het besluit is met de nota van toelichting geplaatst in Stb. 2007, 469

De Kamer wordt geïnformeerd over het handha- Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoor-ven van een meldingsplicht voor het toepassen stel tot wijziging van de Wet Bodemvan schone grond                                                             bescherming met het oogopnieuwe

regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)

De minister heeft de Kamer mondeling geïnformeerd tijdens het AO Bodemkwaliteit van 17-1-2008 (30 015, nr. 21).

Tarragrond: de Kamer wordt geïnformeerd over het onderzoek naar de kwaliteit van tarragrond; er zal onderzoek worden gedaan naar toetsingscriteria voor het behalen van 95% schone tarragrond; in dat onderzoek wordt de eis en toetsingscriteria voor minerale olie in grond en in baggerspecie betrokken.

Debat d.d. 14-2-2007, inzake Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30 522)

De minister heeft tijdens AO bodem op 17 januari 2008 meegedeeld dat met de brancheorganisatie voor tarragrond een akkoord is bereikt en dat daarmee aan de toezegging is voldaan.

De Kamer wordt geïnformeerd over de actuele stand van zaken van de 35ke zone (werkelijke zone – berekende zone).

Debat d.d. 24-1-2007, inzake Awacs NAVO-vliegbasis Geilenkirchen (30 800 X, nr. 43)

Brief minister VROM d.d. 01-06-2007, inzake Geluidszone Geilenkirchen

De Kamer zal nader geïnformeerd worden over Debat d.d. 24-1-2007, inzake Awacs de piekniveaus in de gemeente Alsmeer in relatie NAVO-vliegbasis Geilenkirchen (30 800 tot diein de gemeente Onderbanken.                          X,nr. 43)

Brief minister VROM d.d. 11-07-2007, inzake 35 ke zone Geilenkirchen

De Kamer wordt geïnformeerd over de actuele vergunning van de luchthaven Geilenkirchen.

Debat d.d. 24-1-2007, inzake Awacs NAVO-vliegbasis Geilenkirchen (30 800 X, nr. 43)

Op 15 oktober 2007 heeft stas DEF een voortgangsrapportage naar de Kamer gestuurd waarin de Kamer geinfor-meerd is over de actuele vergunning van de luchthaven Geilenkirchen.

Er zal een gesprek worden gepland met het               Debat d.d. 24-1-2007, inzake Awacs

gemeentebestuur van Onderbanken over de             NAVO-vliegbasis Geilenkirchen (30 800

isolatiemogelijkheden in relatie tot piekniveau’s. X, nr. 43) Tevens zal gevraagd worden naar inzicht in de oorspronkelijke bewoners.

Brief minister VROM d.d. 13-05-2008, inzake Belevingsonderzoek Onder-banken

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Het opstellen van een evaluatie van het kosten-verhaalbeleid bij bodemsanering. Daarbij ook aangeven hoeveel zaken zijn afgerond en hoeveel zaken nog onderhanden zijnn

Debat d.d. 18-1-2007, inzake Bodemsanering (30 015, nr. 11)

Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid

De stand van zaken weergeven in de discussie met het bedrijfsleven over het leveren van een bijdrage aan het saneren van verontreinigingen veroorzaakt vóór 1975 (ook buiten eigen bedrijfsterreinen).

Debat d.d. 18-1-2007, inzake Bodemsanering (30 015, nr. 11)

Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid

Een brief waarin uiteen wordt gezet welke normen worden voorgesteld t.a.v. de gehalten aan MTBE in bodem en grondwater en welke maatregelen genomen zullen worden om eventuele problemen aan te pakken.

Debat d.d. 18-1-2007, inzake Bodemsanering (30 015, nr. 11)

Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid

Informeren TK over de uitkomsten van een                Debat d.d. 18-1-2007, inzake Bodem-

inventarisatie van verontreinigingen met MTBE in sanering (30 015, nr. 11) waterwingebieden

Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid

De Kamer informeren over de redenen waarom locaties met spoed gesaneerd moeten worden. Dit met het oog op het aanbrengen van een nadere differentiatie.

Debat d.d. 18-1-2007, inzake Bodemsanering (30 015, nr. 11)

Brief minister VROM d.d. 04-01-2008, inzake Bodemsaneringsbeleid

De Kamer wordt geïnformeerd over de ervaringen met de proeven met de energiebox

Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

30-06-2008 Deze toezegging is afgedaan met de beleidsevaluatie over 2007 die aan de Kamer is verzonden.

De staatssecretaris van VROM zegt toe serieus na Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begrote gaan of het zinvol is via een Google Earth-            tingsbehandeling VROM (eerste achtig systeem mileu informatie te verstrekken en termijn bewindslieden, tweede termijn te bezien hoe dit zich verhoudt tot de EU richtlijn Kamer en volgende termijnen) Inspire. De ambtsopvolger van de staatssecretaris zal daar over enkele maanden de Kamer nader over rapporteren.

Brief minister VROM d.d. 17-03-2008, inzake Ontbossing.

In overleg met de minister van EZ zal het Kabinet Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begro-aan de kamer schriftelijk toelichten waar het is tingsbehandeling VROM (eerste «misgegaan» met de palmoliestimulering en wat termijn bewindslieden, tweede termijn de oorzaken zijn geweest van het late ingrijpen. Kamer en volgende termijnen) Daarbij zal worden teruggegaan tot de start in 1998. (Op verzoek Lid Van der Ham (D66) en Lid De Krom (VVD).

Brief minister VROM d.d. 29-06-2007, inzake Beleid voor duurzame productie van biomassa voor energiedoeleinden.

De TK wordt schriftelijk geïnformeerd over de monitorin van de consequenties van het opengaan van de landsgrenzen (hoe, wat, wanneer krijgt de kamer welke gegevens, enz.)

Debat d.d. 20-12-2006, inzake Afval-verbranding en landsgrenzen (27 664, nr. 45)

Brief minister VROM d.d. 22-10-2007, inzake Monitoring effecten van open grenzen voor verbranden van ongevaarlijke afval als vorm van verwijderen

De TK wordt schrijftelijk geïnformeerd over het Debat d.d. 20-12-2006, inzake Afval-standpunt van VROM over Duurzaam Storten.          verbranding en landsgrenzen (27 664,

nr. 45)

Brief minister VROM d.d. 05-12-2007, inzake Duurzaam Storten

De TK wordt schriftelijk geïnformeerd over het Debat d.d. 20-12-2006, inzake Afval-beleidskader waaraan een eventueel stortverbod verbranding en landsgrenzen (27 664, wordt getoetst.                                                                  nr. 45)

Brief minister VROM d.d. 22-10-2007, inzake Monitoring effecten van open grenzen voor verbranden van ongevaarlijke afval als vorm van verwijderen

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Toezenden van evaluatie van Groen Beleggen.

Debat d.d. 20-12-2006, inzake Begrotingsbehandeling VROM (eerste termijn bewindslieden, tweede termijn Kamer en volgende termijnen)

Afgedaan op 1 nov 2007 met: Brief minister VROM d.d. 01-11-2007, inzake Evaluatie MIA, Vamil en Groen Beleggen 2000–2004

Bespreken met minister van Financiën mogelijk-      Debat d.d. 20-12-2006, inzake

heid tot openen «provocerende discussie» in            Begrotingsbehandeling VROM (eerste

Europa m.b.t. toepassing lager BTW-tarief voor        termijn bewindslieden, tweede termijn

energiebesparende produkten.                                      Kamer en volgende termijnen)

Brief van Miniser Financiën d.d. 22-01-2007, inzake de visie over de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA) in 2007 (30 800 IXB, nr. 16). Kern van het antwoord is dat het vooralsnog op basis van regelgeving juridisch moeilijk is en dat er daarnaast praktische bezwaren zijn (bijv. uniformiteit noodzakelijk over definitie van milieuvriendelijkheid). De mogelijkheden voor een lager BTW tarief voor energiebesparende produk-ten worden onderzocht.

In het Besluit autowrakken zal worden opgenomen wanneer aan 95% verplichting EU richtlijn moet zijn voldaan

Debat d.d. 20-9-2006, inzake Herijking VROM-regelgeving (29 383, nr. 54, 55 en 57; 30 641, nr. 1; 30 300 XI, nr. 133)

publicatie van het Besluit van 19 juni 2007 in Staatsblad 2007, 231

De Kamer zal worden geïnformeerd over het kennistraject dat wordt ingezet in het kader van de omgevingsvergunning

Debat d.d. 30-8-2006, inzake Handhaving VROM-regelgeving

Brief minister VROM d.d. 22-06-2007, inzake Eindrapportage pilots omgevingsvergunning

De Kamer schriftelijk informeren over de mogelijkheden van opvang en opslag van CO2

Debat d.d. 22-6-2006, inzake Vervolg Klimaatbeleid (tweede termijn)

Brief minister VROM d.d. 28-06-2007, inzake Vergunningverlening nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte; relatie met NEC (SO2 plafond) en inpassing in het Emissiehandelssyteem

De Kamer schriftelijk informeren over de tech-          Debat d.d. 22-6-2006, inzake Reguliere

nische haalbaarheid van de Euro 6 norm. Tevens milieuraad

wordt daarmee invulling gegeven aan de motie

Spies (kamerstukken II 2003/2004, 292 200 XI, nr.

28)

De brief minister VROM, inzake de Beleidsnota Verkeersemissies.

Er komt een brief richting de Kamer met een             Debat d.d. 14-6-2006, inzake VROM-

toelichting over het gassen met methylbromide. Jaarverslag

In het AO gevaarlijke gassen in containers van 29 januari 2008 (22 343, nr. 190) heeft de minister toegezegd de Kamer brief te zullen informeren over de diverse inspectieactiviteiten t.a.v. importcontainers met gevaarlijke gassen. In de brief d.d. 21-4-2008 (TK 22 343/25 883, nr. 192) is deze toezegging meegenomen.

Asbest. De staatssecretaris zal in overleg met de Debat d.d. 30-5-2006, inzake Asbest

inspectie een handreiking opstellen voor gemeenten zodat gemeenten de asbestregelge-ving op meer adequate wijze kunnen uitvoeren waaronder de aanpak van verwijdering door de eigenaren van asbesthoudende materialen.

(25 834, nr. 35 toezeggingen 24112005)

Brief minister VROM d.d. 19-07-2007, inzake Asbest: Uitvoeringsmethodiek gereed + bericht Gezondheidsraad

De staatssecretaris zal onderzoeken hoe kennis Debat d.d. 31-1-2006, inzake Vervoer en kunde over externe veiligheid gebundeld kan gevaarlijke stoffen worden in regionaal georiënteerde adviesorgana-nen of in een landelijk adviesorgaan ter ondersteuning van gemeenten.

Brief minister VROM d.d. 17-10-2008, inzake de zesde voortgangsrapportage inzake het externe veiligheidsbeleid

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Asbest: Nadat de Gezondheidsraad haar conclusies ten aanzien van de normering heeft geformuleerd, zal de staatssecretaris bezien of een inventarisatie naar asbest in gebouwen wenselijk is.

Debat d.d. 24-11-2005, inzake Asbest

herbevestigd in AO asbest 13-2-08 met toezegging dat de Kamer wordt bericht na advies van Gezondheidsraad

Roetfilters: Bezien suggestie van dhr De Krom tot    Debat d.d. 16-11-2005, inzake

het verplichten m.b.t. occasions. Bezien of                 Begrotingsbehandeling VROM: eerste

mogelijk is om binnen 10 jaar (2015) roetfilter           termijn bewindslieden/tweede en

voor alle auto’s verplicht te stellen (n.a.v.                   volgende termijnen.

opmerking lid Van der Ham).

Uitspraak in beroepsprocedure was negatief. Eind augustus is hoger beroep aangetekend. Dit heeft geen belang voor verplichting roetfilters – proceduretijd zolang dat Europese verplichting dan al van kracht – maar is vooral vanwege mogelijke precedentwerking op andere millieudossiers. Hiermee kan deze toezegging als afgehandeld worden beschouwd.

Publieksvoorlichting waterketenbeleid, met aandacht voor de voordelen voor de burger.

Debat d.d. 11-10-2005, inzake Waterketenbeleid (28 966, nr. 4)

Brief minister VROM d.d. 22-08-2007, inzake Aanbieding bestuursakkoord waterketen als ook de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de uitvoering de moties 27 625, nr. 89 en 96

een keer in de twee jaar een duurzaamheids-verkenning, te bespreken tezamen met de Macro-economische verkenning

Debat d.d. 8-9-2005, inzake Debat Milieu, duurzaamheid en rentmeesterschap (25 946, nr. 5 en 28 240, nr. 31), vervolg van 7 september Debat d.d. 7-9-2005, inzake Debat Milieu, duurzaamheid en rentmeesterschap (25 946, nr. 5 en 28 240, nr. 31), eerste gedeelte

Beide delen van de duurzaamheids-verkenning zijn inmiddels gepubliceerd. De planbureau’s en CBS werken nu aan een jaarlijkse duurzaamheidsmonitor. De bedoeling is om de eerste versie daarvan in november te laten verschijnen.

Het Kabinet komt met een beleidsverkennende notitie op het gebied van klimaat (aanpak lange termijn, adaptatie, verbreden in deelname en in thema’s in de eigen organisatie, maar ook internationaal).

Debat d.d. 7-9-2005, inzake Debat Milieu, duurzaamheid en rentmeesterschap (25 946, nr. 5 en 28 240, nr. 31), eerste gedeelte Debat d.d. 8-9-2005, inzake Debat Milieu, duurzaamheid en rentmeesterschap (25 946, nr. 5 en 28 240, nr. 31), vervolg van 7 september

Brief aan de Kamer: 21 sept. 2007, (IZ/2007088103)

Tijdens het debat over het klimaat speciale                Debat d.d. 7-9-2005, inzake Debat aandacht schenken aan het aan elkaar verbinden     Milieu, duurzaamheid en rentmeestervan dossiers, om te kijken of er win-win-situaties     schap (25 946, nr. 5 en 28 240, nr. 31), te vinden zijn en aan wat wel en niet onder Kyoto    eerste gedeelte valt (bijvoorbeeld Kalimantan).

Brief minister VROM d.d. 21 september 2007, inzake de kabinetsreactie op het eindrapport IBO ’Toekomstig Internationaal Klimaatbeleid (30 495, nr. 3).

De staatssecretaris zal, als er binnen 1 jaar                 Debat d.d. 16-6-2005, inzake Coëxis-opnieuw veldproeven worden vernield, het beleid   tentie/gg/gangbare/biologische teelt ten aanzien van de openbaarheid van veld-               (29 404, nr. 6 en nr. 8; 27 428, nr. 61) proeflocaties herzien.

Brief minister VROM d.d. 19-07-2007, inzake Evaluatie en herziening openbaarheid GGO veldproeflocaties

TK informeren over de «differentiatie»-vorm waarvoor wordt gekozen (i.e. volgens welk mechanisme ontwikkelingslanden mee gaan doen aan klimaatbeleid, b.v. via een staged approach en of dat dan is op basis van BNP of CO2/capita etc.) voordat NL dit uitdraagt in de EU.

AO Klimaatbeleid 9 maart 2005

Brief minister VROM d.d. 21 september 2007, inzake de kabinetsreactie op het eindrapport IBO «Toekomstig Internationaal Klimaatbeleid (30 495, nr. 3).

Bijlage: Moties en Toezeggingen

Afgehandelde toezeggingen Ruimte en Milieu

Toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De staatssecretaris zal de kwestie van het ethische toetsings-kader en de al of niet integratie van de 3 commissies nader bezien. Hij inventariseert de vragen die daarbij aan de orde zijn en zal die vragen met de Kamer bespreken.

AO TK Biotechnologie 25 januari 2005

Brief minister VROM d.d. 05-07-2007, inzake Overzicht van taken en verantwoordelijkheden m.b.t. ethiek en biotechnologie

Milieuraad. De staatssecretaris heeft toegezegd AO TK Milieuraad, 9 december 2004 de TK te zullen informeren over de uitkomst/ voortgang van de Thematische Strategie van de Europese Commissie CAFE (Clean Air for Europe)

Brief staatssecretaris VROM d.d. 18 februari 2005, inzake aanbieding Nationaal Luchtkwaliteitsplan 2004 en technische briefing aan de Kamer.

De staatssecretaris van VROM zal een oriënterend Brief van staatssecretaris SZW, mede onderzoek uit laten voeren naar de stand van de namens Stas VROM, aan de Tweede techniek voor reiniging van zwem- en badwater Kamer (TK, 2005–2006, 25 883, nr. 70). (incl. alternatieven voor chloor) met als uitgangspunt een gelijke bescherming van de gebruiker. Uitkomsten van dit onderzoek kunnen in de toekomst mogelijk leiden tot aanpassing van het Besluit, zodat regelgeving geen belemmering oplevert voor het vervangen van chloor door innovatieve technieken.

Brief minister VROM d.d. 16-08-2007, inzake Oriënterend onderzoek naar desinfectietechnieken voor zwembadwater

Schoon en zuinig : Een exemplaar van het sectoren rapport van ECN-MNP (wat elke sector bijdraagt aan project «schoon en zuinig») zal aan de TK worden gestuurd zodra het rapport gereed is.

Kamerstuk 2006–2007, 30 891, nr. 4, Tweede Kamer.

Brief minister VROM d.d. 18-09-2007, inzake ECN/MNP beoordeling van het werkprogramma Schoon en Zuinig (31 209, nr. 2)

Bijlage: Lijst van afkortingen

Bijlage 5. Lijst van afkortingen

AGS

ARK

BAG

BBP

BEES

BEVI

BIRK

BPM

BRZO

C2C

CCS

CDM CFK COGEM CTGB

CTB

db(A)

DMI

ECHA

ECN

EHS

ETS

EVOA

FES

GBKN

GCN

GGO’s

GI

GOB

HCFK

IAEA

ILG

IMT

IPO

IPPC

ISV

JI

Kton

LAP

Lden

LSV

LTO

MIRT

MKB MNP MRB Mton NEC

NH3

Adviesraad Gevaarlijke Stoffen Adaptie Ruimte en Klimaat Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen bruto binnenlands product Besluit Emissie-eisen Stookinstallaties Besluit externe veiligheid Inrichtingen Budget Investering Ruimtelijk Kwaliteit Belasting voor Personenauto’s en Motorrijwielen Besluit Risico’s Zware Ongevallen Cradle-to-Cradle

carbondioxide capture and storage (CO2-afvang en opslag)

Clean Development Mechanism chloorfluor koolwaterstof Commissie Genetische Modificatie College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden

College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen decibel (audio)

Doelgroepen beleid Milieu en Industrie European Chemicals Agency Energieonderzoek Centrum Nederland Ecologische Hoofdstructuur

Emission Trading Scheme (emissiehandelssysteem) Europese Verordening voor de Overbrenging van Afvalstoffen

Fonds Economische Structuurversterking Grootschalige Basiskaart Nederland grootschalige concentratiekaart voor Nederland Genetisch gemodificeerde organismen Geo-informatievoorziening Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf Zacht chloorfluorkoolstofverbinding (gehalogeniseerde zachte chloorstofverbinding) International Atomic Energy Agency Investeringsbudget Landelijk Gebied Integrale Milieutaakstelling Interprovinciaal Overleg integrated pollution prevention and control Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Joint Implementation kiloton (1 miljoen kilo) Landelijk Afvalplan

Level day-evening-night (geluidshindernorm) Stichting Landelijk Samenwerkingsverband Land- en Tuinbouw Organisatie Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

Midden en Klein Bedrijf Milieu- en Natuurplanbureau motorrijtuigenbelasting megaton (1 miljard kilo)

national emission ceilings (nationaal emissie plafond) ammoniak

Bijlage: Lijst van afkortingen

NMP                       Nationaal Milieubeleidsplan

NO2                        stikstofdioxide

NOx                        stikstofoxiden

NSL                        Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

NSP                        Nieuwe Sleutelprojecten

PBL                         Planbureau voor de Leefomgeving (voorheen MNP en

RPB)

PGS(15)                  Publicatiereeks gevaarlijke stoffen

PKB                         Planologische Kernbeslissing

PM10                       fijn stof met een aerodynamische diameter kleiner dan

10 micrometer

PM2,5                      fijn stof met een aerodynamische diameter kleiner dan

2,5 micrometer

PR                           plaatsgebonden risico

ProMT                    programma milieutechnologie

RBB                        Richtlijn Bodembescherming Bedrijfsmatige activiteiten

REACH                   Registraties, evaluatie en autorisatie chemische stoffen

in EU op markt gebracht in hoeveelheid > 1 ton

REVI                        Regeling externe veiligheid Inrichtingen

RMNO                    Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek

RPB                         Ruimtelijk Planbureau

SAICM                    Strategic Approach to International Chemicals

Management

SKB                        Stichting Kennisontwikkeling en -overdracht Bodem-

beheer

SMOM                   Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en

Milieu

SO2                         zwaveldioxide

SOMS                     Strategie Omgaan met Stoffen

StAB                       Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

Stb                          Staatsblad

TCB                         Technische Commissie Bodembescherming

TOBRA                   Terugneembare ondergrondse berging van radioactief

afval

Trb                          Tractatenblad

UV                          ultraviolet

VAMIL/MIA            Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen/Milieu-

Investeringsaftrek

VI                            VROM Inspectie

VNG                        Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOS                        Vluchtige organische stoffen

Wm                         Wet milieubeheer

WRO                       Wet opde ruimtelijke ordening

ZBO                        Zelfstandig Bestuurs Orgaan

Bijlage: Trefwoordenregister

Bijlage 6. Trefwoordenregister

Afval 1, 7, 17, 68, 85, 86, 87, 90, 91, 92, 93, 94, 97, 123, 124, 125, 126, 128,

145, 166, 171, 174, 175, 176, 180, 182, 184, 186, 190, 192, 193, 194, 195,

196, 199, 201, 216, 220, 222, 223, 224, 228, 233, 237, 239, 242, 244, 248, 249

AGS 130, 136, 248

Antarctica 102

BAG 29, 30, 131, 132, 147, 148, 248

Basisregistratie 131, 132, 248

Basisregistraties 30, 132, 133, 147

Bedrijventerreinen 17, 18, 19, 28, 29, 37, 40, 41, 42, 43, 142, 223, 232

Bedrijventerrein 18, 226, 227, 231, 232

BEES 107, 248

Beleidsonderzoeken 75

Beleidsonderzoek 5, 36, 58, 59, 84, 97, 108, 118, 163

Biobrandstoffen 11, 12, 15, 16, 54, 82, 105, 223, 226, 237

BIRK 29, 30, 31, 38, 39, 41, 45, 142, 248

Bodem 1, 7, 12, 22, 27, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 71, 72, 73, 74, 75,

87, 108, 123, 124, 125, 128, 130, 137, 143, 160, 165, 166, 169, 186, 189, 190,

192, 198, 201, 202, 203, 214, 216, 221, 225, 228, 229, 235, 236, 240, 243,

244, 249

Bodems 61, 63

Burgerplatforms 131

C2C 16, 17, 91, 248

CCS 12, 14, 240, 248

College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) 73

CO2 10, 11, 12, 14, 15, 49, 52, 53, 55, 82, 83, 151, 152, 154, 155, 165, 188,

192, 217, 221, 222, 227, 240, 242, 245, 247, 248

Derogatie 57, 58, 74, 79, 241

Duurzaam 9, 11, 12, 15, 16, 17, 19, 25, 27, 28, 32, 40, 42, 43, 44, 48, 60, 63,

65, 71, 73, 82, 91, 98, 100, 101, 102, 105, 107, 108, 115, 120, 140, 156, 161,

167, 168, 169, 170, 172, 192, 195, 219, 226, 233, 234, 238, 244, 246

Duurzame 4, 9, 10, 11, 13, 15, 16, 17, 19, 23, 24, 27, 28, 30, 32, 37, 40, 44,

49, 50, 54, 57, 60, 61, 62, 64, 68, 71, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 81, 82, 83, 84, 92,

96, 101, 102, 103, 105, 115, 134, 135, 157, 158, 159, 160, 161, 162, 165, 168,

169, 170, 172, 185, 197, 223, 225, 227, 229, 231, 237, 244

ETS 11, 12, 14, 53, 228, 248

FES 5, 6, 28, 29, 30, 31, 33, 38, 39, 62, 77, 78, 110, 111, 142, 144, 145, 146,

248

Fijn stof 30, 49, 57, 58, 73, 76, 79, 83, 107, 123, 197, 227, 230, 249

GBKN 29, 132, 133, 147, 248

Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf 129, 134, 135, 248

Gezondheid 43, 49, 55, 57, 63, 64, 68, 76, 79, 80, 81, 85, 87, 88, 93, 97,

120, 122, 123, 172, 235, 245, 246

GGO 1, 7, 85, 86, 87, 95, 96, 97, 124, 125, 145, 166, 171, 239, 246, 248

GI 132, 133, 248

GOB 43, 129, 130, 134, 135, 232, 248

Groen Beleggen 102, 245

HGIS 99, 104

Inkopen 16, 17, 27, 91, 100, 101, 102, 108, 140, 219, 233, 234

Internationaal 7, 22, 35, 45, 50, 55, 72, 92, 93, 94, 98, 99, 100, 103, 104,

108, 123, 156, 162, 172, 246, 247

Investeringsbudget Landelijk Gebied 44, 71, 157

IPO 12, 20, 26, 32, 34, 41, 44, 64, 115, 232, 248

Bijlage: Trefwoordenregister

Klimaat 1, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 19, 22, 23, 25, 27, 30, 31, 32,

33, 40, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 58, 59, 64, 82, 91, 104, 109, 110, 111,

115, 116, 117, 118, 123, 124, 136, 137, 143, 146, 165, 166, 168, 169, 172,

222, 226, 228, 229, 232, 233, 234, 236, 240, 245, 246, 247

Kopenhagen 14, 15, 49, 54

Kyoto 11, 13, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 59, 153, 168, 191, 222, 229, 246

Leefomge 98

Leefomgeving 1, 7, 32, 76, 88, 104, 117, 123, 129, 134, 135, 136, 144, 166,

168, 169, 170, 172, 249

Leren voor Duurzame Ontwikkeling 101, 103

LSV 133, 248

Lucht 1, 6, 7, 14, 29, 31, 49, 50, 51, 54, 57, 58, 59, 62, 73, 76, 77, 78, 79, 83,

84, 87, 90, 94, 107, 123, 124, 143, 144, 165, 166, 168, 170, 175, 176, 191,

192, 196, 197, 198, 200, 205, 209, 215, 218, 227, 229, 230, 241, 247, 249

MIA 102, 245, 249

Milieubalans 58, 59, 74, 134, 220, 241

MNP 83, 147, 148, 234, 241, 242, 247, 248, 249

Monitoring 21, 32, 33, 68, 69, 73, 84, 95, 96, 97, 101, 105, 108, 131, 132,

158, 199, 233, 241, 244

Mooi Nederland 4, 5, 9, 17, 18, 20, 23, 25, 27, 29, 31, 34, 35, 38, 41, 44, 47,

64, 134, 142, 232

Nanotechnologie 87, 88, 89, 97

Natuurbalans 134, 148

NEC 57, 58, 59, 74, 107, 108, 126, 242, 245, 248

NSP 29, 31, 39, 41, 42, 142, 249

PBL 52, 57, 58, 59, 72, 101, 134, 231, 249

Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) 37, 72, 134

ProMT 29, 31, 102, 145, 146, 249

Publieksvoorlichting 131, 246

Radon 7, 93, 95

Randstad 17, 23, 25, 27, 40, 41, 42, 43, 199, 204, 207, 209, 221

REACH 85, 87, 88, 89, 97, 124, 175, 176, 238, 239

RIVM 66, 79, 81, 87, 90, 94, 95, 97, 100, 101, 102, 139, 140, 242

RMNO 136, 249

RPB 21, 249

Schoon en Zuinig 9, 10, 11, 12, 13, 49, 52, 53, 59, 82, 91, 134, 221, 229,

233, 237, 240, 242, 247

SenterNovem 16, 49, 63, 87, 92, 100, 125, 219, 233, 241

SMOM 100, 101, 103, 104

Spoor 19, 41, 80, 91, 105, 123, 169, 170, 172, 173, 180, 187, 235

StAB 131, 132, 165, 249

TCB 130, 137, 249

Transport 11, 12, 23, 30, 34, 78, 83, 93, 112, 113, 124, 179, 190, 199, 201,

216, 223, 238, 248

Unie van Waterschappen 64, 115

VAMIL 99, 102, 245, 249

Vitaal 25, 40, 43

VNG 12, 20, 26, 32, 34, 41, 44, 64, 82, 91, 107, 115, 220, 232, 233, 238, 249

Voortgangsrapportage 22, 49, 56, 112, 113, 114, 133, 140, 219, 238, 243,

246

Wabo 120, 127, 219, 220

Water 1, 7, 16, 17, 22, 25, 27, 45, 46, 56, 60, 61, 62, 63, 65, 68, 69, 70, 71,

72, 73, 74, 75, 94, 115, 116, 117, 123, 124, 125, 127, 136, 143, 158, 160, 165,

166, 168, 169, 170, 172, 178, 180, 183, 186, 190, 191, 198, 200, 202, 203,

211, 214, 215, 217, 218, 223, 226, 234, 236, 238, 241, 244, 246, 247, 248

Windenergie 17, 22, 23, 29, 37, 44, 45, 47, 142, 185, 197

Bijlage: Trefwoordenregister

Woning 11, 18, 19, 42, 46, 81, 93, 94, 95, 97, 113, 122, 123, 128, 134, 174, 184, 187, 188, 192, 194, 195, 197, 198, 202, 205, 209, 211, 219, 231, 241 WRO 40, 44, 122, 249 ZBO 1, 3, 153, 164, 165, 166, 230, 249

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.