Jaarverslag - Beleidsverslag Jeugd en Gezin 2007

Dit jaarverslag i is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 31445 - Inrichting Programmaministerie voor Jeugd en Gezin.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Beleidsverslag Jeugd en Gezin 2007; Jaarverslag  
Document­datum 21-05-2008
Publicatie­datum 29-05-2008
Nummer KST117048
Kenmerk 31445, nr. 1
Van Jeugd en Gezin (JG)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2007–2008

31 445                                 Beleidsverslag JeugdenGezin 2007

Nr.1                                                        BELEIDSVERSLAG VAN JEUGDENGEZIN (XVII)

Aangeboden 21 mei 2008

Beleidsverslag 2007 Jeugd en Gezin

Inleiding

Het kabinet hecht veel waarde aan de positie van kinderen, jeugd en gezinnen. Bij de vorming van het huidige kabinet is daarom besloten een programmaminister te benoemen, die de verantwoordelijkheid draagt voor de samenhang in het beleid voor Jeugd en Gezin. Het resultaat hiervan moet zijn dat de inspanningen van het kabinet leiden tot een goede positie van kinderen en van het gezin waarin zij leven. Ik heb mijn ambities voor deze kabinetsperiode verwoord in het beleidsprogramma Alle kansen voor alle kinderen,dat ik in juni 2007 aan de Tweede Kamer (kamerstukken 31 001, nr. 4) heb aangeboden.

Ik ga daarbij uit van vijf zogeheten ontwikkelingsvoorwaarden. Deze gelden voor elk kind, ongeacht zijn of haar culturele achtergrond of fysieke gesteldheid. Kinderen moeten gezond en veilig opgroeien, hun steentje kunnen bijdragen aan de maatschappij, hun talenten kunnen ontwikkelen en plezier hebben en tenslotte ook goed voorbereid zijn op de toekomst. Daar waar kinderen in problemen komen, moeten zij de zorg en bescherming krijgen die zij nodig hebben. Voor dit alles heb ik mij in 2007 ingezet en daarover leg ik in dit verslag verantwoording af.

In verband met het aantreden van het kabinet gedurende het begrotingsjaar, heb ik in 2007 nog geen eigen begroting gevoerd. De financiële verantwoording over het begrotingsjaar 2007 wordt daarom afgelegd door de bewindslieden van SZW, VWS, OCW en Justitie. Met ingang van het begrotingsjaar 2008 zal de financiële verantwoording door mij geschieden.

Het kabinet heeft in haar beleidsprogramma Samenwerken,samen leven 74 doelstellingen voor deze kabinetsperiode geformuleerd. Drie daarvan hebben direct betrekking op de beleidsterreinen van Jeugd en Gezin.

 
     

Kabinetsdoelstellingen Jeugd en Gezin

 

Beleidsartikel begroting 2008

     

In 2011 worden jeugdigen en hun ouders snel en goed ondersteund. (doelstelling 30)

2

De wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg blijven beperkt tot maximaal negen weken na indicatiestelling en kinderbeschermingsmaatregelen kunnen sneller worden ingezet. (doelstelling 31)

3

Bestrijding kindermishandeling door versterking van preventie, signalering en ingrijpen. (doelstelling 32)

3

 

Coalitieakkoord

     
     

Project Kansen voor Kinderen.

Opgroeien doe je in een gezin

Kinderen horen gezond op te groeien in een veilige, gezonde en stimulerende omgeving. Ze moeten zo veel mogelijk hun talenten kunnen ontwikkelen en plezier hebben in hun leven. In het gezin worden essentiële normen en waarden voorgeleefd en overgedragen aan volgende generaties. Het gezin is daarmee van essentieel belang voor de ontwikkeling van kinderen en heeft een belangrijke maatschappelijke rol.

Gezinsnota

In 2008 werk ik het gezinsbeleid nader uit in een Gezinsnota. Ten behoeve hiervan heb ik in 2007 met deskundigen in het veld gesprekken gevoerd en (internationale) werkbezoeken afgelegd. Onderzoeksbureau E-Quality heeft een interdisciplinair onderzoek uitgevoerd naar de staat van de Nederlandse gezinnen. Bovendien laat ik een onderzoek uitvoeren naar de instrumenten en effecten van gezinsbeleid in tien landen. Daarbij kijk ik ook naar de ontwikkeling van gezinnen.

AKW en kindgebonden budget

Om ouders of verzorgers financieel te ondersteunen, krijgen zij door middel van de kinderbijslag een tegemoetkoming in de onderhoudskosten van kinderen. In 2007 heb ik een wetsvoorstel voorbereid tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). In dit voorstel worden de huidige voorwaarden die aan tijdbesteding voor jongeren van 16 en 17 jaar worden gesteld, vervangen door voorwaarden die aansluiten bij de gewijzigde Leerplichtwet. Het wetsvoorstel is aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voorgelegd.

Naast de AKW is er vanaf 2008 ter ondersteuning van mensen in de lage inkomenscategorieën een inkomensafhankelijke toeslag, het kindgebonden budget. Hiervoor heb ik begin 2008 de Wet op het kindgebonden budget ingevoerd. Deze wet regelt de omzetting van de kinderkorting in een kindgebonden budget. Voor 2008 betreft dit een toeslag per huishouden, ongeacht het aantal kinderen. In 2009 wordt de toeslag omgevormd tot een vergoeding per kind.

Omslag naar preventie

Centra voor Jeugd en Gezin

Het kabinet en de gemeenten hebben, als invulling van het project Kansen voor kinderenuit het beleidsprogramma van het kabinet, de ambitie om te komen tot een landelijk dekkend netwerk van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) in 2011. Het CJG versterkt en verbetert de opvoed- en gezinsondersteuning, zodat problemen worden voorkomen of in een vroeg stadium worden opgelost. In een CJG werken professionals die vroegtijdig risico’s of problemen bij kinderen of gezinnen kunnen signaleren. De CJG’s zijn voor (aanstaande) ouders, kinderen én jongeren een herkenbaar en laagdrempelig centraal punt voor opgroei- en opvoedvragen, passende hulp en coördinatie van die hulp. De CJG’s zijn er voor álle ouders, kinderen en jongeren, dus niet alleen voor probleemgezinnen.

Voor het oprichten van de CJG’s heb ik in 2007 het Basismodel CJG ontwikkeld. Daarin zijn de basiseisen voor een CJG opgenomen, waaronder de Jeugdgezondheidszorg, de functies van het preventief jeugdbeleid uit de Wet maatschappelijke ondersteuning, de schakel met de Bureaus Jeugdzorg en met de Zorg- en Adviesteams in het onderwijs. In

het basismodel zijn ook het Elektronisch kinddossier en de Verwijsindex risicojongerenals middelen opgenomen.

In een brief aan de Tweede Kamer (kamerstukken 29 815, nr. 121) heb ik in november 2007 de visie op het CJG nader toegelicht. Daarbij heb ik aangekondigd dat de regierol van gemeenten verankerd wordt in de Wet op de Jeugdzorg. In 2007 ben ik begonnen met de voorbereidingen om de wet hiervoor aan te passen. Ook zijn in 2007 samenwerkingsafspraken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gemaakt over de ondersteuning van gemeenten bij de invoering van de Centra voor Jeugd en Gezin.

In 2007 is de voorgenomen bundeling van geldstromen in een brede doeluitkering aan de gemeenten afgerond. Daardoor hebben gemeenten voor de jaren 2008–2011 een toekenning van gebundelde middelen ontvangen om de (regie)taken in het jeugdbeleid uit te voeren en om het hulpaanbod uit te breiden. In de brede doeluitkering zijn de volgende geldstromen gebundeld:

+ Tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg (Rsu jgz); + Tijdelijke stimuleringsregeling lokale opvoedondersteuning en gezinsondersteuning (G50); + Opvoeden in de Buurt (G7, vanaf 2009); + Middelen preventief jeugdbeleid (Motie Verhagen); + Een deel van de extra middelen uit de enveloppe Jeugd.

In het bestuursakkoord met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is geconstateerd dat de afstemming tussen gemeenten en provincies verbetert. In dit kader kunnen pilots worden ontwikkeld waar nieuwe vormen van samenwerking tussen provincies en gemeenten centraal staan. Medio 2009 wordt de balans opgemaakt over de stroomlijning van de jeugdzorgketen.

De pilots Opvoeden in de buurthebben op verschillende plekken in het land geleid tot bundeling van aanbod, waarmee op die plekken al een belangrijk voorschot op de Centra voor Jeugd en Gezin is genomen.

Indicator                                                                                        Basiswaarde Streefwaarde

2011

Percentage gemeenten dat bereikt wordt met een CJG                        5%                     100%

Bron: Rijksbegroting J&G 2008.

Zorg- en Adviesteams

Zorg- en Adviesteams (ZAT’s) op scholen zijn een mooi voorbeeld van de wijze waarop samenwerking in de praktijk gestalte krijgt. In een ZAT werken professionals uit verschillende domeinen structureel samen, zoals leerlingbegeleiding, (school)maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg, leerplicht en politie. In 2007 heb ik aangekondigd dat ik er bij de gemeenten op aandring dat zij er samen met het onderwijs voor gaan zorgen dat in 2011 overal in Nederland voor kinderen van alle schoolgaande leeftijden een ZAT is. In de voorschoolse periode is op veel plekken nog geen multidisciplinair casusoverleg (bron: ZAT-monitor 2006).

Indicator

Percentage scholen datin2006 over een ZAT                         74%             89%               72%

beschikte

Bron: PO: LCOJ-monitor 2005, VO en MBO: LCOJ-monitor 2006.

Om de kwaliteit van de ZAT’s verder te verhogen heeft het ministerie van OCW in 2006 het programma Intensivering Kwaliteit Zorg- en adviesteams (IKZ) in gang gezet dat medio 2008 wordt afgerond. Op 21 praktijklocaties zijn proeven gehouden om de kwaliteit van de ZAT’s te verhogen, de deskundigheid van de leden van het ZAT te bevorderen en een geprotocolleerde werkwijze van het ZAT te verkrijgen, zodat problemen van kinderen en jongeren worden gesignaleerd en snel passende hulp georganiseerd kan worden. Medio 2008 zijn de resultaten uit het IKZ-programma zichtbaar. Naar aanleiding van de resultaten worden de toekomstplannen voor de ZAT’s en de relatie tussen de CJG’s en ZAT’s gezamenlijk door J&G en OCW opgepakt.

ElektronischKinddossier enVerwijsindex

Het tijdig signaleren van risico’s en problemen in de ontwikkeling is van groot belang voor het welzijn van en de zorg voor kinderen. Daarom maak ik mij de komende jaren sterk voor het ontwikkelen en invoeren van een landelijk werkend Elektronisch Kinddossier in de Jeugdgezondheidszorg (EKD JGZ) en de Verwijsindex voor risicojongeren. Het EKD JGZ is de digitalisering van de huidige papieren dossiers in de JGZ. De Verwijsindex brengt instellingen uit de sectoren (jeugd)zorg, jeugdgezondheidszorg, onderwijs, werk en inkomen en justitie, die risico’s bij jongeren signaleren, bij elkaar.

Beide systemen helpen om een goede ondersteuning van kinderen en gezinnen mogelijk te maken. De ICT-voorzieningen voor de Verwijsindex worden in 2008 op landelijk niveau beschikbaar gesteld, waardoor de Verwijsindex in 2009 daadwerkelijk voor alle hulpverleners beschikbaar is. Vanaf 2009 zal wettelijk verplicht zijn dat alle JGZ-organisaties gebruik maken van digitale dossiers. Tijdens een congres op 13 juni 2007 is de website Verwijsindex gelanceerd.

In 2007 heb ik de Stichting EKD.NL subsidie verleend voor het voorbereiden en uitvoeren van de Europese aanbestedingsprocedure voor het EKD-systeem. Daarnaast heeft de stichting onder andere gewerkt aan een prototype van het EKD JGZ, aan richtlijnen voor invoering en heeft ze ondersteuning geboden aan de uitvoerende instellingen bij de voorbereidingen van de invoering van het landelijk EKD. JGZ-instellingen zijn begonnen met de voorbereidingen op de komst van het EKD JGZ.

Nadat de rechter in september 2007 oordeelde dat de aanbestedingsprocedure voor het EKD JGZ niet voortgezet mocht worden, heb ik in overleg met de betrokken partijen (ActiZ, GGD Nederland, de VNG, de Stichting EKD.NL) adviesbureau PriceWaterhouseCoopers laten verkennen wat in de nieuwe situatie de beste route is om te komen tot een EKD JGZ. Op basis hiervan heb ik na overleg met de partijen geconcludeerd dat om de doelen van het EKD JGZ te bereiken een gefaseerde aanpak gekozen moet worden. Daarbij zijn de volgende fasen onderscheiden: + Digitalisering van de JGZ;

+ Landelijke uitwisseling van informatie binnen de JGZ en analyse van gegevens via de landelijke kop;

+ Haalbaarheidsstudie ketenbrede informatieuitwisseling in de jeugd-sector.

Voor de aansturing van de fasen een en twee is een stuurgroep geïnstalleerd en komt er een ondersteuningsstructuur bij de VNG om gemeenten en instellingen te helpen bij de aanschaf van EKD-pakketten. Ook is onderzoek verricht naar de benodigde landelijke standaarden waaraan de pakketten moeten voldoen.

Indicator                                                                                        Basiswaarde Streefwaarde

2007                      2011

Percentage gemeenten dat gebruik maakt van het                                    –                     100%

landelijke EKD

Invoering Verwijsindex                                                                                0%                     100%

Bron: Rijksbegroting J&G 2008.

Jeugdmonitor

Om inzicht te krijgen in hoe het gaat met kinderen, is in 2007 een jeugd-monitor ontwikkeld. Op 29 oktober 2007 is de landelijke jeugdmonitor formeel in gebruik genomen. De jeugdmonitor is ontwikkeld door het Centraal Bureau voor de Statistiek in opdracht van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Behalve dit programmaministerie werken de ministeries voor VWS, OCW, SZW en Justitie mee aan de jeugd-monitor. De monitor wordt de komende jaren verder ontwikkeld, zodat er een goed beeld ontstaat van de staat van de jeugd.

De monitor bestaat uit een internetapplicatie met cijfers over een groot aantal aspecten met betrekking tot de situatie van de jeugd van 0 tot en met 24 jaar in Nederland. Het omvat in totaal 65 indicatoren op de terreinen arbeid, gezondheid en welzijn, onderwijs en veiligheid. De gegevens worden zoveel mogelijk uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en etniciteit (sociaal-culturele identiteit) van de jongeren. En waar mogelijk zijn de gegevens ook uitgesplitst naar het provinciale en gemeentelijke niveau.

In 2008 verschijnt de eerste jaarrapportage, met daarin een uitgebreide beschrijving en toelichting op de cijfers voor de beleidsterreinen die van belang zijn voor Jeugd en Gezin.

Alcoholgebruik onder jongeren (kabinetsdoelstelling 55) In november 2007 heeft het kabinet de brief Alcoholbeleid(kamerstukken 27 565, nr. 35) naar de Tweede Kamer gestuurd. In de brief wordt ingegaan op de hoofdlijnen van het beleid ter voorkoming van schadelijk alcoholgebruik bij jongeren. De invoering van maatregelen uit de brief vereist een stevige aanpassing van de Drank- en Horecawet. De nieuwe maatregelen betreffen onder meer extra, wettelijk bepaalde bevoegdheden voor gemeenten, wijzigingen van het toezicht, de introductie van een experimenteerartikel met betrekking tot de verhoging van de leeftijdsgrens van zestien naar achttien jaar, nieuwe regelgeving rond zoete (mix)dranken, alcoholreclame en strafbaarstelling van het bezit van alcohol door jongeren.

Kindvriendelijke leefomgeving

In het programma Alle Kansen voor alle kinderenis een nulmeting naar de wijze waarop gemeenten omgaan met het door Operatie Jongontwikkelde handboek Speelruimteaangekondigd. De resultaten hiervan komen begin 2008 beschikbaar.

Door de 40 krachtwijken zijn plannen opgesteld voor de verbetering van de wijkaanpak. Vanuit Jeugd en Gezin is beoordeeld of de gemeenten in hun plannen ook concrete voorstellen doen om hun wijk kindvriendelijker te maken. Veel gemeenten doen dat door speel(tuin)voorzieningen aan te leggen, sport in de wijk te bevorderen en het aanbod van buitenschoolse activiteiten uit te breiden. In de wijkaanpak staat participatie door bewoners centraal.

Vrijblijvendheid voorbij

Beter Beschermd

In 2007 is besloten het programma Beter Beschermdtot eind 2008 te laten doorlopen. De Tweede Kamer heeft op 16 november 2007 een brief ontvangen waarin over de ontwikkelingen in de jeugdbescherming en het programma Beter Beschermd(kamerstukken 31 001, nr. 37) wordt gerapporteerd.

In 2006 is een proefproject begonnen met als doel om de werkprocessen in de keten te optimaliseren. Op basis van de uitkomsten is een nieuwe werkwijze voor de jeugdbeschermingsketen ontwikkeld en is een nieuwe normtijd voor het inzetten van jeugdbeschermingsmaatregelen vastgesteld. Vanaf 2008 wordt de werkwijze landelijk ingevoerd. Dat moet ertoe leiden dat de doorlooptijd voor besluitvorming over inzet jeugd-beschermingsmaatregelen terugloopt van thans circa 320 dagen naar maximaal twee maanden.

Om de effectiviteit van jeugdbeschermingsmaatregelen te kunnen meten, is een classificatiesysteem voor de aard van de problemen in de jeugdzorg (CAP) opgesteld en een instrument voor de taxatie van de ernst van de problemen (STEP). CAP wordt naar verwachting in het voorjaar 2008 opgeleverd, STEP eind 2008. Voor STEP betekent dit een vertraging van een jaar. Van de uitvoeringsorganisaties moesten in 2007 een veelheid van inspanningen worden gevraagd die niet alle tegelijkertijd konden worden gerealiseerd. Het begin van de invoering van beide instrumenten staat halverwege 2008 gepland.

Begin 2007 is met de provincies en bureaus jeugdzorg een convenant afgesloten gericht op een gefaseerde invoering van de nieuwe methodiek voor de gezinsvoogdij (het zogeheten Deltaplan). In 2007 is de scholing en invoering begonnen, met als inzet dat eind 2008 de methodiek volledig is ingevoerd en de gemiddelde caseloadis teruggebracht naar één gezinsvoogdijwerker op 15 pupillen. De provincies houden nauwlettend zicht op de ontwikkelingen bij de bureaus jeugdzorg.

In 2007 zijn projecten van start gegaan voor de ontwikkeling van een nieuwe werkwijze voor de uitoefening van voogdijen door respectievelijk de bureaus jeugdzorg en Nidos, en voor het ontwerpen van een bij deze werkwijze passende scholing van de uitvoerende werkers. In beide trajecten, die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering, wordt gewerkt aan het theoretisch fundament voor de ontwikkeling van een nieuwe werkwijze. In 2008 worden deze projecten naar verwachting afgerond.

In 2007 is een wijzigingsvoorstel van de jeugdbeschermingswetgeving (boek 1 Burgerlijk Wetboek) opgesteld waarmee ruimere mogelijkheden worden gecreëerd voor de uitvoeringsorganisaties om kinderen in problemen goed te kunnen beschermen met maatwerk. Het wetsvoorstel ging eind 2007 in consultatie en zal begin 2008 aan de Raad van State worden voorgelegd.

Gesloten jeugdzorg

In 2007 heb ik de ambitie uitgesproken dat er vanaf 2010 geen kinderen meer in een justitiële jeugdinrichting (JJI) worden geplaatst als zij geen strafbaar feit hebben gepleegd. Hiervoor is met ingang van 1 januari 2008 de Wet op de jeugdzorg gewijzigd. De capaciteit van gesloten jeugdzorg komt op twee manieren tot stand: enerzijds wordt een aantal JJI’s omgevormd tot instelling voor gesloten jeugdzorg, anderzijds worden nieuwe voorzieningen voor gesloten jeugdzorg gerealiseerd.

De minister van Justitie en ik hebben besloten over twee tranches JJI’s die zullen overkomen naar de jeugdzorg: één per 1 januari 2008 en één per 1 januari 2009. Daarmee zijn in totaal 782 plaatsen gemoeid. Een derde tranche per 1 januari 2010 levert nog eens 250 plaatsen op, waarmee het totaal op 1032 plaatsen komt.

In de eerste tranche zijn per 1 januari 2008 vijf particuliere JJI’s overgeheveld naar Jeugd en Gezin. Nieuwe strafrechtelijke pupillen worden sinds de zomer van 2007 niet langer in de desbetreffende JJI’s opgenomen. Anderen stromen gefaseerd uit. In de tweede tranche zullen twee rijksinrichtingen naar Jeugd en Gezin worden overgeheveld.

Naast het overhevelen van een aantal JJI’s wordt er nieuw intersectoraal zorgaanbod ontwikkeld. Zoals aangegeven in de tweede voortgangsrapportage gesloten jeugdzorg d.d. 22 juni 2006 (kamerstukken 29 815, nr. 80), worden er tot 2010 350 plaatsen ontwikkeld. Aan het einde van 2007 waren er 233 plaatsen in de nieuwe capaciteit en was twee derde van de totaal te realiseren capaciteit beschikbaar.

Snelle en goede ondersteuning (kabinetsdoelstelling 30) In het kabinetsprogramma Samen werken, samen levenis het doel opgenomen dat in 2011 jeugdigen en hun ouders snel en goed worden ondersteund. De wens om de ervaren regeldruk terug te dringen staat prominent op de politieke agenda, ook in relatie tot het brede jeugdbeleid. Het beeld bestaat van een doorgeschoten beheersdrang, die in de uitvoeringspraktijk te belastend is geworden voor cliënten, professionals en instellingen.

Door minder regeldruk ontstaat er meer tijd voor hulpverlening. Kinderen en ouders zullen dit merken in de bejegening, de snelheid en de zorgvuldigheid. Meer tijd voor het primaire proces zorgt bovendien voor kortere wachttijden. Kortom, het terugdringen van de ervaren regeldruk moet leiden tot snellere en betere hulp voor de cliënt en ook tot meer plezier in het werk voor de professional.

De aandacht voor regeldruk en onnodige bureaucratie in de jeugdzorg bestaat al langer. De Jeugdzorgbrigade heeft tussen eind 2004 en medio 2006 onnodige bureaucratie in de jeugdzorg opgespoord en bekeken wat aan vermindering van bureaucratie kan worden gedaan. Deze analyse resulteerde in drie rapportages en in totaal 93 aanbevelingen aan instellingen, provincies en de rijksoverheid. Met mijn actieplan Bureaucratie

Terugdringen regeldruk in het Jeugdbeleid(kamerstukken 29 815, nr. 121) bouw ik nadrukkelijk voort op het werk van de Jeugdzorgbrigade.

De afgelopen maanden heb ik mij door de betrokkenen in de jeugdketen laten informeren over de ervaren regeldruk en onnodige bureaucratie. Voorts heeft de Kafkabrigade, een organisatie die is gespecialiseerd in het opsporen en aanpakken van onnodige bureaucratie, op mijn verzoek een dag georganiseerd met een selectie van professionals uit het jeugdbeleid in de provincie Utrecht. Doel van deze bijeenkomst was het signaleren van knelpunten als gevolg van onnodige bureaucratie en het formuleren van oplossingsrichtingen.

Dit heeft – samen met de analyse van onder andere de adviezen van de Jeugdzorgbrigade – een lijst met eerste signalen opgeleverd over ervaren regeldruk die de basis vormt voor de start van mijn aanpak. Mijn actieplan wordt definitief ingevuld na de nulmeting begin 2008. Op basis van de eerste verkenning heb ik in 2007 al het project Verbetering beleidsinformatie jeugdzorg: Beter, Anders en Minder (BAM)in gang gezet. Met dit project zet ik samen met IPO en de MO-groep de komende tijd versneld in op een verbetering van de beleidsinformatie in de jeugdzorg.

Wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg (kabinetsdoelstelling31) In het kabinetsprogramma Samen werken, samen levenis het doel opgenomen dat de wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg beperkt blijven tot maximaal negen weken na indicatiestelling en dat jeugdbeschermings-maatregelen sneller kunnen worden ingezet.

Het beroep op jeugdzorg neemt jaarlijks toe. In mijn brief van 20 juni 2007 gaf ik al aan dat het relatief grote aantal aanmeldingen in het eerste kwartaal van 2007 door de provincies wordt aangemerkt als mogelijke verklaring voor de gestegen wachtlijst. Ook in het tweede en derde kwartaal van 2007 is het aantal aanmeldingen bij bureau jeugdzorg toegenomen ten opzichte van dezelfde kwartalen in het jaar daarvoor. Het feit dat de wachtlijst in het tweede en derde kwartaal van 2007 verder is opgelopen, zou aldus verklaard kunnen worden uit de toename van de vraag naar jeugdzorg.

Intussen heb ik verschillende trajecten in gang gezet of zal ik op korte termijn in gang zetten om de stroomlijning van de jeugdzorg te verbeteren. Zo werk ik aan de versterking van de preventieve aanpak, onder andere door het opzetten van de Centra voor Jeugd en Gezin. Tevens werk ik aan meer professionalisering in de jeugdzorgsector, het verbeteren van de doelmatigheid en het terugdringen van onnodige bureaucratie. Deze initiatieven zijn bedoeld om vraag en aanbod beter op elkaar te laten aansluiten.

In 2006 hebben de provincies een aanvalsplan uitgevoerd om de wachtlijsten in de provinciale jeugdzorg terug te dringen. De toenmalige staatssecretaris van VWS had daarvoor in zowel 2006 als 2007 € 50 miljoen extra aan de provincies beschikbaar gesteld. Om de wachtlijsten verder terug te dringen, heb ik in juni 2007 nog eens € 30 miljoen incidenteel beschikbaar gesteld. Dit bedrag kwam bovenop het structureel beschikbare bedrag van € 40 miljoen dat vanaf 2007 beschikbaar was gesteld om de groei te kunnen opvangen. Op basis van de cijfers over de wachtlijsten in de provinciale jeugdzorg per 1 juli 2007, heb ik bovendien voor 2008 € 56 miljoen extra beschikbaar gesteld om met meer capaciteit in de provinciale jeugdzorg tegemoet te kunnen komen aan de gestegen vraag.

Op 15 juli 2007 is, na overleg met alle betrokken partijen, het Voorstel financieringsstelsel provinciale jeugdzorgopgeleverd (Kaiser-model). Dit advies heb ik met het IPO besproken tijdens een bestuurlijk overleg op 27 september 2007. Uitkomst van dat overleg is dat het nieuwe financieringsconcept op hoofdlijnen akkoord is bevonden, onder enkele voorwaarden. Deze voorwaarden hebben betrekking op een nadere specificatie van de taak en rol van de onafhankelijke derde, op procedureafspraken over omgang met het financiële kader en het invoeringstraject van het financieringsstelsel.

In essentie draait het model dat voorgesteld wordt om de volgende zaken:

+ Een macroraming van het budget voor jeugdzorg;

+ Objectieve verdeling van de middelen over provincies en grootstedelijke regio’s;

+ Onafhankelijk adviesorgaan Financiering Jeugdzorg (AFJ);

+ Binnen de beschikbare financiële ruimte meer vrijheid voor provincies bij het aanwenden van de middelen.

Ik verwacht met dit model een belangrijke stap te zetten naar een financieringssystematiek voor de provinciale jeugdzorg die toekomstbestendig is, waarbij rekening wordt gehouden met de prognose van de vraag en de ontwikkeling van de prijzen, en die zorgt voor een doelmatige besteding van middelen.

Jeugd-ggz

Vanaf 2006 zijn extra financiële middelen ter beschikking gesteld om de wachtlijsten in de jeugd-ggz terug te dringen. Zowel met GGZ-Nederland als met Zorgverzekeraars Nederland zijn toen afspraken gemaakt over het extra aantal kinderen dat hiermee geholpen moet worden.

De geneeskundige jeugd-ggz valt vanaf 1 januari 2008 onder de Zorg-verzekeringswet. Onder de Zorgverzekeringswet hebben zorgverzekeraars een zorgplicht. Als hun cliënten, ook de jeugdige, zorg nodig hebben, is een verzekeraar verplicht deze zorg te contracteren.

Onderzoeksprogramma’s

Bij ZonMw is in 2007 het overkoepelende programma Zorg voor jeugd van start gegaan. Het programma financiert onderzoek naar de effectiviteit van methoden en programma’s in de jeugdzorg, waarvoor tot en met 2012 in totaal € 42 miljoen beschikbaar is. Daarbij heeft de lokale jeugd(gezond-heids)zorg prioriteit. Tevens is er ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe interventies. De uitkomsten van de effectiviteitsonderzoeken worden opgenomen in de databank www.jeugdinterventies.nl. Deze databank wordt continu aangevuld met afgeronde onderzoeken. Begin 2008 stonden 54 veelbelovende dan wel bewezen effectieve interventies erin vermeld.

Bestrijding kindermishandeling (kabinetsdoelstelling 32) In het kabinetsprogramma Samen werken, samen levenis de doelstelling opgenomen dat kindermishandeling wordt bestreden door versterking van preventie, signalering en ingrijpen. Kinderen moeten worden beschermd tegen alle vormen van kindermishandeling, hetgeen vraagt om een gezamenlijke aanpak van de vele betrokken organisaties. Dit heeft geresulteerd in het actieplan Aanpak Kindermishandeling(kamerstukken 31 015, nr. 16), waarin uitgegaan wordt van vier kerndoelen: het voorkomen van kindermishandeling, zorgen dat het eerder en beter wordt

gesignaleerd én dat het zo snel mogelijk stopt, en tenslotte het zoveel mogelijk beperken van de schadelijke gevolgen van kindermishandeling.

Om kindermishandeling zoveel mogelijk te voorkomen heb ik in 2007 gewerkt aan de voorbereiding van de invoering van de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling(RAAK aanpak). Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) heeft de voorbereidingen afgerond en is nu klaar om de landelijke invoering van de RAAK aanpak in Nederland te ondersteunen. Met het IPO en de VNG en de brancheorganisatie Maatschappelijk Ondernemers Groep (MOgroep) is een akkoord bereikt over de verspreiding van de RAAK aanpak. De 35 centrumgemeenten, die nu al verantwoordelijk zijn voor de aanpak van huiselijk geweld, en de provincies voeren deze aanpak in. Om de realisatie van het plan van aanpak kindermishandeling Kinderen Veilig Thuis(kamerstukken 31 015, nr. 16) te waarborgen heb ik besloten om een stuurgroep AanpakKindermishandelingin te stellen. De heer Ivo Opstelten is bereid gevonden om deze stuurgroep voor te zitten.

 
     

Indicator

 

Basiswaarde Streefwaarde 2007 2011

 
     

Aantal regio’s (combinatie van gemeenten) dat metde 4 i.o. RAAK-aanpak werkt

Bron: Rijksbegroting J&G 2008.

Meldcode kindermishandeling

In de meldcode kindermishandeling staat onder andere dat de beroepsbeoefenaar pogingen onderneemt om hulpverlening op gang te brengen als hij kindermishandeling signaleert. Om het gebruik van meldcodes te verhogen wordt ook training en scholing in het toepassen van de meld-code geboden. Begin 2008 is begonnen met een quick scan naar het gebruik van meldcodes (richtlijnen) kindermishandeling door beroepskrachten. In het voorjaar 2008 wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten.

Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)-functie: In 2007 heb ik € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor de AMK-functie en de Raad voor de Kinderbescherming voor de aanpak kindermishandeling in relatie tot de te verwachten groei van het aantal meldingen. In het kader van het programma Beter Beschermdloopt een aantal pilots om de doorlooptijden in de jeugdbeschermingsketen te verkorten. De eerste positieve resultaten zijn dat doorlooptijden zijn verkort van maximaal één jaar naar maximaal twee maanden.

 

Indicator

Basiswaarde

Streefwaarde

   

Doorlooptijd AMK-onderzoek

< 13 weken

i.o.

Bron: Rijksbegroting J&G 2008.

Inzet strafrecht

Het OM heeft in 2007 gewerkt aan een aanwijzing kindermishandeling om daarmee het beleid voor de strafbaarstelling van kindermishandeling te expliciteren. Naar verwachting zal deze medio 2008 in werking treden.

Privacy en informatie uitwisseling

Om de afwegingen rond privacy in het geval van vermoedens van kindermishandeling beter te waarborgen, is er een een webapplicatie beschikbaar. Deze applicatie ondersteunt professionals die werken met kinderen en/of ouders bij de afweging in welke mate informatie kan worden uitgewisseld bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Campussen

Voor probleemjongeren zonder zicht op opleiding of baan en die dreigen af te glijden naar de criminaliteit, ben ik in 2007 begonnen met pilots voor campussen. Dit vooruitlopend op landelijke invoering van campussen in 2011, een van de doelstellingen van het kabinetsprogramma. In de begroting van 2007 was reeds het initiatief aangekondigd om probleemjongeren die onvoldoende worden gestimuleerd door bestaande maatregelen deel te laten nemen aan intensieve scholingstrajecten en begeleiding. In 2007 was in totaal € 10 miljoen gereserveerd voor ondersteuning van pilotpro-jecten op lokaal niveau. Ik heb hiervoor acht projecten in gang gezet: in Tilburg (CrossRoads), Amsterdam (WerkHotel, Schoolfort en ISH), Rotterdam (Educatief Centrum en Campus Nieuwe Kans), Deventer (BOP-academie)en Gaasterland (Wyldemerk). Behalve deze pilotprojecten, heb ik op verzoek van de Tweede Kamer voorbereidingen getroffen om het defensieproject De Uitdagingals negende pilot toe te voegen aan de pilotfase. Tevens voer ik een verkenning uit naar de mogelijkheid om een pilot toe te voegen gericht op 12–15 jarigen.

Onder begeleiding van een commissie van deskundigen is een onafhankelijk onderzoeksbureau in 2007 begonnen met een evaluatieonderzoek naar de resultaten van deze pilotprojecten. Aan de hand van het onderzoek zal ik aan de verdere vormgeving van de campussen werken. Daarbij zal ik die elementen overnemen die het meest succesvol en effectief blijken te zijn.

Vermindering van de criminaliteit (doelstelling 50)

In het kabinetsprogramma Samen werken, samen levenis de doelstelling opgenomen dat de criminaliteit in 2010, ten opzichte van 2002, met 25 procent moet zijn verminderd. In het kabinet is de minister van Justitie primair verantwoordelijk voor het beleid inzake de aanpak van jeugdcriminaliteit.

Net als bij kindermishandeling is het belangrijk om jeugdcriminaliteit te voorkómen. De beste manier om te voorkomen dat jongeren op het verkeerde pad raken, is om hen van jongs af aan zo weinig mogelijk bloot te stellen aan risicofactoren, en zoveel mogelijk aan beschermende factoren. Ook is het van belang dat wordt voorkomen dat jongeren ontsporen vanwege niet-externe facoren, zoals persoonlijkheidsstoornissen.

Jeugdcriminaliteit is één van de speerpunten van dit kabinet en maakt onderdeel uit van het project Veiligheidbegint bij Voorkomen(kamerstukken 26 684, nr. 119). De aanpak van jeugdcriminaliteit is door de minister van Justitie ondergebracht in een apart programma, dat gericht is op het verminderen van de recidive van jongeren. Belangrijk onderdeel daarbij is het beschrijven, verbeteren en (door)ontwikkelen van gedrags-

interventies. In 2007 zijn vijf gedragsinterventies (voorlopig) erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie, waarmee het totaal aan (voorlopig) erkende interventies voor jeugd op zes is gekomen. In 2007 is het wetsvoorstel Gedragsbeïnvloeding jeugdigen door de Eerste en Tweede Kamer aangenomen. Deze wet, die een meer op de persoon toegesneden sanctie mogelijk maakt, is per 1 februari 2008 in werking getreden.

Financieel beeld Jeugd en Gezin

In deze paragraaf worden ter informatie de belangrijkste verschillen tussen de vastgestelde begrotingen en de realisatie toegelicht voor de voor Jeugd en Gezin relevante uitgaven en ontvangsten op de begrotingen van VWS, Justitie en SZW. Genoemde bedragen zijn conform de respectievelijke jaarverslagen, waarin door de betrokken bewindspersonen verantwoording wordt afgelegd over deze uitgaven.

 

Omschrijving

 

Realisatie

Realisatie

Begroting

Verschil 2007

           

VWS

       

Artikel 45 Jeugdbeleid

       
  • 1. 
    Tijdige ondersteuning bij opvoeden en verzorgen

41 966

48 984

45 021

3 963

  • 2. 
    Tijdige indicatie ernstig bedreigde kinderen

156 952

166 989

155 980

11 009

  • 3. 
    Kwalitatief goede jeugdzorg

8 207

6 257

8 076

  • 1 819
  • 4. 
    Tijdig juiste hulp voor geïndiceerde kinderen

811 509

916 499

873 563

42 936

  • 5. 
    Betaalbare jeugdzorg

0

19

1 000

-981

Ontvangsten

9 731

8 563

7 530

1 033

Artikel 41 Volksgezondheid

       
  • 5. 
    Doelmatige lokale preventieve gezondheidszorg

199 936

216 487

198 458

18 029

Justitie

       

Artikel 14 Jeugd

       

1.1 RvdK – civiele maatregelen

115 935

115 593

104 301

11 292

1.2 LBIO

3 265

4 206

4 000

206

1.3 Bureaus Jeugdzorg

171 814

205 096

182 410

22 686

3.1 NIDOS – opvang

25 500

11 998

23 875

  • 11 877

3.2 NIDOS – voogdij

9 980

7 794

9 772

  • 1 978

Ontvangsten

16 994

10 042

14 763

-4 721

SZW

       

Artikel 33 Tegemoetkoming specifieke kosten

       
  • 2. 
    AKW uitkeringslasten

3 196 200

3 374 400

3 309 173

65 227

Kindertoeslag

0

68 219

67 000

1 219

Ontvangsten

6 860

3 584

272

3 312

Artikel 22 Activerend arbeidsmarktbeleid

       
  • 3. 
    Campussen

2 216

4 334

5 002

  • 668

Bedragen in € 1000.

VWS

Artikel 45 Jeugdbeleid

Operationele doelstelling 45.1: Kinderen en hun ouders krijgen op tijd de ondersteuning die ze nodig hebben bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.

Via intertemporele compensatie zijn middelen beschikbaar gekomen voor de realisering van de Verwijsindex risicojongeren (€ 3,1 mln). Voorts is binnen dit artikel geld vrij gemaakt ten behoeve van de opstart van het Nederlands Jeugdinstituut (€ 1,9 mln).

Bij Slotwet is gebleken dat realisering van de Verwijsindex ongeveer € 1 mln lager is uitgekomen dan geraamd, door het niet (volledig) tot betaling komen van verplichtingen en het doorschuiven van beleidsvoornemens naar 2008. De realisering van de impuls opvoed- en gezinsondersteuning is tevens € 0,9 mln lager dan eerder geraamd.

Operationele doelstelling 45.2: Kinderen die ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd de juiste indicatiestelling.

Er zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor de aanpak van de wachtlijsten bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK). Deze middelen zijn toegevoegd aan de doeluitkering Bureaus Jeugdzorg (€ 6 mln). Ook is er € 2,9 mln aan extra middelen voor loon- en prijsbijstelling ter beschikking gesteld.

Operationele doelstelling 45.4: Geïndiceerde kinderen en hun ouders/ verzorgers krijgen op tijd de juiste hulp bij een zorgaanbieder van hun keuze.

Er zijn extra middelen beschikbaar gesteld en aan de doeluitkering jeugdzorg toegevoegd om de wachtlijsten in de provinciale jeugdzorg aan te pakken (€ 30 mln). Tevens zijn er middelen voor loonbijstelling toegevoegd.

Bij Slotwet is een overboeking van € 1,8 mln naar Justitie ten behoeve van transitiekosten voor gesloten jeugdzorginstellingen gedaan. Voorts is gebleken dat door verschuiving van een aantal nieuwe initiatieven met betrekking tot gesloten jeugdzorg naar 2008 de uitgaven € 2,8 mln lager zijn uitgevallen.

Operationele doelstelling 45.5: Betaalbare jeugdzorg waarborgen. Via interne herschikking zijn middelen beschikbaar gesteld voor o.a. de personele start van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin.

Artikel 41 Volksgezondheid

Operationele doelstelling 41.5: Een doelmatig systeem van openbare gezondheidszorgvoorzieningen dat bijdraagt aan een betere volksgezondheid.

Vanuit de eindejaarsmarge zijn extra uitgaven gedaan voor het elektronisch kinddossier in 2007 (€ 13,6 mln). De overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling zorgt voorts voor een mutatie van € 4,4 mln.

Justitie

Artikel 14 Jeugd

Operationele doelstelling 14.1: Effectieve bescherming van jeugdigen,

tegen voor hun opvoeding en ontwikkeling bedreigende situaties, met

inzet van juridische dwangmiddelen, en de zorgvuldige behandeling van

internationale kinderbeschermingszaken.

Het verschil tussen de vastgestelde begroting 2007 en de realisatie over

2007 wordt voornamelijk verklaard door:

+ Een tegenvaller in de ICT-kosten bij de Raad voor de Kinderbescherming (€ 2,5 mln);

+ De groei van het aantal zaken beschermingsonderzoeken met 13 procent bij de Raad voor de Kinderbescherming (€ 5 mln);

+ Extra middelen die het kabinet heeft uitgetrokken om de provincies en grootstedelijke regio’s te compenseren voor de toename van het aantal jeugdbeschermingszaken (€ 15 mln);

+ Extra middelen wegens loon- en prijsbijstelling (€ 7mln).

Operationele doelstelling 14.3: Voorzien in de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Het verschil tussen de vastgestelde begroting 2007 en de realisatie over 2007 wordt voornamelijk verklaard door de overdracht van opvangvoorzieningen van Nidos aan het COA (€ 8,9 miljoen) en de dalende instroom van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (€ 5,4 miljoen).

Ontvangsten

Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere ontvangsten bij het LBIO. Door het niet doorgaan van het wetsvoorstel ouderbijdrage ontstaat een tegenvaller van € 6 miljoen. Daartegenover staat een meevaller van € 2 miljoen als gevolg van het afrekenen van het jaar 2006 met het LBIO.

SZW

Artikel 33 Tegemoetkoming specifieke kosten

Operationele doelstelling 33.2: Zorgdragen dat een financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen wordt verstrekt aan ouders of verzorgers Het verschil tussen geraamde en gerealiseerde uitkeringslasten in het kader van de AKW over 2007 kan in de eerste plaats worden verklaard door een volume-effect. Het aantal kinderen is circa 12000 lager geschat dan uit de realisaties naar voren is gekomen. Dit verklaart een verschil van € 12 mln. Het resterende verschil van € 53 mln kan worden verklaard door een prijseffect: in de begroting van 2007 is uitgegaan van het prijsniveau van 2006. De realisatie is gebaseerd op het prijsniveau van 2007.

Ontvangsten

De (niet-geraamde) gerealiseerde ontvangsten hebben betrekking op de afrekening van een kwartaalvoorschot dat in het voorgaande jaar aan de SVB is verleend.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.