Vrijzinnig-Democratische Kamerclub (1897-1901)
Deze liberale Kamerclub (1897-1901) was een voortzetting van de vooruitstrevende kamerclub1 onder leiding van Goeman Borgesius2. De club telde circa 24 leden; behalve liberalen traden ook de Volkspartijman Stoffel3 en de radikaal De Boer4 er deel van uit. Ook enkele leden van de voormalige 'club-Pyttersen5' traden toe. In 1900 trad de als radikaal gekozen Marchant6 eveneens toe tot de club.
De club steunde op hoofdlijnen het voortuitstrevend liberale beleid van het kabinet-Pierson7. Vanaf 1900 ontstonden echter steeds meer spanningen, met name over de kiesrechtuitbreiding, die begin 1901 leidde tot afsplitsing van de linkervleugel (vrijzinnig-democraten) van de Liberale Unie. Feitelijk hield daardoor ook de Kamerclub op te bestaan.
Voorzitter van de vrijzinnig-democratische Kamerclub was mr. A. Kerdijk8. K. de Boer4 en H.L. Drucker9 waren de overige leden van het bestuur (bureau). Tot de club behoorden tevens de ministers Goeman Borgesius en Lely10, die beiden het ministerschap combineerden met het Kamerlidmaatschap. Andere bekende leden van de Kamerclub waren Heldt11, Van Raalte12, Smeenge13 en Veegens14.
Meer over
- 1.Deze liberale kamerclub van circa 30 leden werd op 23 mei 1894 gevormd. Het doel was regelmatig overleg tussen gelijkgezinden om zo een gemeenschappelijk handelen voor te bereiden. Kern van de club waren de voorstanders van verdere kiesrechtuitbreiding (Takkianen), maar ook oud-liberalen en radikalen konden toetreden.
- 2.Vooraanstaand Gronings liberaal politicus, met grote politieke talenten. Pragmatisch ingesteld en gematigd vooruitstrevend. Was onderwijzer en hoofdredacteur van dagblad Het Vaderland. Vervolgens veertig jaar Tweede Kamerlid, waarvan vier jaar voorzitter. Gaf als Kamerlid de aanzet tot de arbeidsenquête van 1886. Leidde na 1893 de fractie van de vooruitstrevende liberalen in de Tweede Kamer. Bekwaam wetgever, die als minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Pierson onder andere de Woningwet en de Gezondheidswet tot stand bracht. Formeerde in 1905 het kabinet-De Meester, maar nam daarin zelf geen zitting. Als Kamervoorzitter vermaard vanwege zijn versprekingen ('Curiname en Suraçau'). Hield als Kamerlid goed doorwrochte en vurige betogen, die meestal met veel belangstelling werden beluisterd.
- 3.Sociaal voelende ondernemer uit Deventer, die eind negentiende eeuw de grote voorvechter werd van landnationalisatie. Leidde een bond die daarnaar streefde, was redacteur van het blad 'Grond aan allen' en was voorman van de kleine radicaal-liberale Volkspartij, die landnationalisatie als voornaamste programmapunt had. Werd in 1897 voor het district Deventer tot Kamerlid gekozen en trad toe tot de vrijzinnige Kamerclub. Na vier maanden eindigde zijn Kamerlidmaatschap al, omdat hij zich niet thuis voelde op het Binnenhof.
- 4.Vooruitstrevend-liberaal Tweede en Eerste Kamerlid in de jaren rond 1900. In 1894 in het district Zaandam gekozen als vertegenwoordiger van de Radicale Bond, maar in 1901 niet toegetreden tot de VDB, maar overgestapt naar de Liberale Unie. Oorspronkelijk landbouwer en daarnaast burgemeester van Assendelft en Koog aan de Zaan. Na zijn terugtreden als Tweede Kamerlid nog twaalf jaar senator. Gemoedelijke afgevaardigde, die vooral actief was als landbouwdeskundige.
- 5.Deze liberale Kamerclub ontstond in juni 1896 na een geschil van mening onder de liberalen over de ontwerp-Kieswet van Van Houten. Dertien leden steunden het wetsontwerp, terwijl de andere leden van de vooruitstrevend liberale Kamerclub daar tegen waren. Zij vonden de kiesrechtuitbreiding die de nieuwe wet zou opleveren onvoldoende.
- 6.Militante politiek leider van de vrijzinnig-democraten, die felle aanvallen op zijn tegenstanders niet schuwde. Was advocaat en wethouder in Deventer en werd in 1899 als links-liberaal naar de Tweede Kamer afgevaardigd. Was daar spoedig een geducht woordvoerder op talrijke beleidsterreinen en volgde in 1916 Dirk Bos op als fractievoorzitter. Zorgde in 1919 via een initiatiefwet voor de invoering van het vrouwenkiesrecht. Politieke tegenstander van Colijn, wiens kabinet hij in 1925 ten val bracht. Wist toen echter geen centrumlinks kabinet te vormen. Trad in 1933 evenwel als minister van Onderwijs toe tot het crisiskabinet-Colijn II. Kwam met een spellingsvereenvoudiging (spelling-Marchant). Nadat zijn positie in de VDB door zijn heimelijke overgang naar het katholicisme onhoudbaar was geworden, trad hij in 1935 af. Scherp debater, die gestileerde speeches hield. Had als bijnaam 'Le tigre neerlandais'.
- 7.Dit liberale kabinet staat bekend als 'het kabinet van sociale rechtvaardigheid'. Het bracht diverse belangrijke wetten tot stand, waarvan de Woningwet, de Ongevallenwet en de Leerplichtwet de bekendste zijn. Kabinetsleider was de hoogleraar en gematigd vooruitstrevende liberaal N.G. Pierson, die eerder minister van Financiën was in het kabinet-Van Tienhoven.
- 8.Voorman van de vooruitstrevende liberalen aan het einde van de negentiende eeuw. Was actief als journalist en in het coöperatiewezen. Kwam in 1887 via het district Amsterdam in de Tweede Kamer, waarvan hij een werkzaam lid werd dat zich met vele onderwerpen bezighield. Ten tijde van het kabinet-Pierson/Goeman Borgesius leidde hij de vooruitstrevend-liberale Kamerclub. In 1901 medeoprichter van de Vrijzinnig-Democratische Bond. Was door zijn huwelijk gelieerd aan de sociaal voelende ondernemer Van Marken. Leed later aan zwaarmoedigheid. Verdronk in de Isar bij München.
- 9.Rechtsgeleerde en vrijzinnig Tweede Kamerlid. Werd op zijn vijfentwintigste hoogleraar Romeins recht in Groningen en vervulde dat ambt later in Leiden. Had grote maatschappelijke belangstelling. In 1894 wipte hij in Groningen Sam van Houten als Tweede Kamerlid. Was voorzitter van de Liberale Unie, maar in 1901 medeoprichter van de VDB. Gaf op wetenschappelijke wijze leiding aan de vrijzinnig-democratische Tweede Kamerfractie. Knap jurist, die als hoogleraar/Kamerlid meewerkte aan belangrijke wetgeving, onder andere op het gebied van het kinderrecht. Ontwierp de Wet op het arbeidscontract. Hoffelijke, geestige, beminnelijke en zachtmoedige man, die moeite had met de harde politiek. Stapte in 1913 over naar de Senaat.
- 10.Krachtige en bekwame liberale minister, waterstaatkundig ingenieur en bestuurder. De man van de afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee. Een wet daartoe bracht hij in 1918, zijn laatste jaar als minister, tot stand. Werd in 1891 tamelijk jong minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid in het kabinet-Van Tienhoven en leidde een staatscommissie over de Zuiderzee. Had als minister in het kabinet-Pierson ook een groot aandeel in het totstandkomen van de eerste sociale wetgeving (Ongevallenwet 1901) en bij de ontwikkeling van de mijnbouw in Limburg. Was behalve minister ook Tweede en Eerste Kamerlid, Gouverneur van Suriname en wethouder van Den Haag. Vlot en vaardig spreker met een hoge stem. Enige staatsman naar wie een gemeente is vernoemd.
- 11.Meubelmaker, vakbondsman en liberaal politicus. In 1885 de eerste 'arbeider' in de Tweede Kamer. Oprichter en voorzitter van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond. Pleitbezorger van invoering van een staatspensioen en van kiesrechtuitbreiding. Maakte deel uit van de parlementaire enquêtecommissie naar toestanden in fabrieken. In 1886 de enige die bij de behandeling van de Grondwetsherziening voluit koos voor invoering van het algemeen kiesrecht. Sloot zich later aan bij de VDB, maar zijn politieke rol was toen al grotendeels uitgespeeld.
- 12.Vooraanstaande liberale politicus van Joodse komaf. Afwisselend Unie-liberaal en vrijzinnig-democraat. Voor hij in de politiek kwam advocaat. Zelfbewust en scherpzinnig, maar ook nogal hautain, breedsprakig en koppig. Bracht als minister van Justitie in het kabinet-De Meester de Wet op het arbeidscontract tot stand. Werd na zijn ministerschap opnieuw lid en, in 1917, op 76-jarige leeftijd fractievoorzitter van de Liberale Unie. Opvallend door zijn Assyrische baard en wat geaffecteerde spreektrant. Op hem werd in 1907 een (mislukte) moordaanslag gepleegd door een geestelijk gestoorde.
- 13.Vooraanstaand liberaal politicus uit Drenthe, die bijna 50 jaar onafgebroken deel uitmaakte van het parlement en een nationale figuur werd. Als afgevaardigde voor Meppel pleitbezorger voor de belangen van de binnenschippers, waarvoor hij ook opkwam als voorzitter van de schippersvereniging Schuttevaer. Was verder actief op het gebied van het ambachtsonderwijs en in de Zuiderzee-vereniging. Populair Kamerlid in eigen provincie; zeer werkzaam en sociaal voelend. Joviaal en ongekunsteld in de omgang en uitstekend op de hoogte van wat er leefde in de Drentse samenleving. Zijn dochter was een bekend voorvechtster van vrouwenrechten en de moeder van Harm van Riel.
- 14.Vooruitstrevend liberaal politicus. Succesvol advocaat, die in 1881 zijn vader opvolgde als griffier van de Tweede Kamer. Zeer nauwgezet met veelzijdige kennis. Centrale figuur van het tijdschrift Vragen des Tijds. Secretaris van de enquêtecommissie arbeidsomstandigheden. In de Tweede Kamer, waarvan hij sinds 1888 deel uitmaakte, een veelzijdig en actief lid. Eén van de voormannen van de vooruitstrevend-liberale kamerclub. Verloor in 1901 als vrijzinnig-democraat zijn zetel aan K. ter Laan (SDAP). Had als minister in het kabinet-De Meester onvoldoende tijd voor het realiseren van sociale-wetgevingsplannen. Principieel, weinig geneigd tot compromissen.
- 15.Liberaal is een negentiende eeuwse politieke stroming. Vanaf het einde van die eeuw wordt de term gebruikt om aanhangers aan te duiden van partijen die streven naar een grote mate van vrijheid voor het individu. Liberale partijvorming was er pas voor het eerst in 1885 toen de Liberale Unie werd opgericht.
- 16.Een Tweede Kamerfractie is een organisatie van Tweede Kamerleden die deel uitmaken van dezelfde politieke partij en die zowel op hoofdlijnen als bij deelonderwerpen in de Tweede Kamer standpunten bepaalt. Daarnaast worden in een fractie onderling de werkzaamheden verdeeld. Een fractie staat onder leiding van een fractievoorzitter. Tweede Kamerfracties hebben personeel in dienst, zoals voorlichters en beleidsmedewerkers.