Gevolgen kabinetscrisis
Het uitbreken van een kabinetscrisis1 kan, afhankelijk van de oorzaak, verschillende gevolgen hebben. Enkele ministers (meestal van één partij) kunnen bijvoorbeeld ontslag nemen, ministers kunnen hun portefeuilles ter beschikking stellen, er kan een interim-kabinet komen of het zittende kabinet kan demissionair worden.
Met het aanbieden van ontslag geven bewindspersonen feitelijk aan direct 'weg' te willen. Het ter beschikking stellen van de portefeuille (of in het geval van minister zonder portefeuille2, de functie) betekent dat een minister pas op termijn weg wil, afhankelijk van de uitkomst van bijvoorbeeld een (in)formatie3.
Overigens kan de uitkomst materieel gezien hetzelfde zijn, want de koning kan in beide gevallen het verzoek in beraad houden. Als dat zo is, betekent het dat de ministers demissionair4 aanblijven tot er opvolgers zijn, of anders gezegd: tot er een nieuw kabinet5 is.
Aan de hand van de parlementaire geschiedenis worden de diverse varianten op een rij gezet.
Inhoudsopgave
In oktober 2002 waren de problemen rond de LPF-ministers Bomhoff6 en Heinsbroek7 reden voor CDA en VVD om hun steun aan het kabinet op te zeggen. Alle ministers boden daarop hun ontslag aan.
Dit is een verkorte versie, neem contact op met de redactie van PDC voor een uitgebreide beschrijving van bovenstaande kabinetcrises.
In 2010 boden de bewindslieden van PvdA-huize hun ontslag aan en stelden de ministers van CDA en ChristenUnie hun portefeuilles ter beschikking.
Dit is een verkorte versie, neem contact op met de redactie van PDC voor een volledig overzicht van alle ontslagaanvrage van ministers.
In april 2002 bleven eveneens alle ministers demissionair aan. Vanwege de grondwetsherziening in eerste lezing was de Tweede Kamer al ontbonden; verkiezingen waren op het moment van het uitbreken van de crisis dan ook al uitgeschreven.
Dit is een verkorte versie, neem contact op met de redactie van PDC voor een volledig overzicht van kabinetten die demissionair verder gingen.
Na het vertrek van de PvdA-ministers in 2010 namen twee staatssecretarissen (De Jager8 en Huizinga-Heringa9) en andere ministers de opengevallen portefeuilles over. In feite was er dus noch een volledige nieuw kabinet, noch een interim-kabinet. Maar het 'romp'-kabinet functioneert wel als 'interim-kabinet', want behalve het organiseren van de voor 9 juni uitgeschreven verkiezingen, behartigt het (minderheids)kabinet alleen de lopende zaken. Bovendien is het kabinet vooral in politieke zin anders samengesteld dan vóór de crisis. Daarmee is er een overeenkomst met het (tweede) kabinet-Biesheuvel dat doorregeerde in gewijzigde politieke samenstelling.
Dit is een verkorte versie, neem contact op met de redactie van PDC voor een volledig overzicht van de 'rompkabinetten' vanaf de 21e eeuw.
Na verkenningen door informateur Steenkamp10 werd in 1982 een derde kabinet-Van Agt gevormd. De posten van de PvdA-ministers, aan wie ontslag werd verleend, werden opgevuld. Enkele CDA-staatssecretarissen (Deetman11, De Boer12 en De Graaf13) werden minister en premier Van Agt14 nam Buitenlandse Zaken 'erbij'. D66 kreeg twee nieuwe ministers, Rood15 en Nypels16. Ook dit minderheidskabinet schreef direct verkiezingen uit.
Dit is een verkorte versie, neem contact op met de redactie van PDC voor een volledig overzicht van de interim-kabinetten.
Meer over
- 1.Een kabinet kan vanwege een intern conflict of door een conflict met Tweede Kamer of Eerste Kamer ten val komen. Bij interne conflicten kan worden gedacht aan een meningsverschil tussen ministers over een te nemen maatregel of over een wetsvoorstel dat in behandeling is.
- 2.Een minister zonder portefeuille is verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein, maar heeft niet de politieke leiding over een ministerie. Ministers zonder portefeuille hebben, anders dan staatssecretarissen, zitting in de ministerraad en kunnen dus ook meestemmen over alle beslissingen. De benoeming van een minister speciaal voor een bepaald beleidsterrein is een teken dat men dit onderwerp belangrijk vindt.
- 3.Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
- 4.Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de Koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
- 5.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 6.Econoom die namens de LPF in het eerste kabinet-Balkenende minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en viceminister-president was. Kwam uit een 'rood' Leids gezin en was een kritisch columnist. Zette zich als hoogleraar in voor instelling van een economisch onderzoeksinstituut (Nyfer) dat de concurrentie moest aangaan met het Centraal Planbureau. Erudiet, maar ook overtuigd van eigen gelijk, wat soms aanleiding was tot irritatie bij anderen. Toen zijn collega-minister Heinsbroek met steun van fractievoorzitter Wijnschenk zijn positie als LPF-vicepremier leek aan te willen tasten, leidde dit tot spanningen en conflicten in de LPF. Dit had uiteindelijk beider vertrek tot gevolg. CDA en VVD bewerkstelligden daarna de val van het kabinet. Keerde daarna terug naar de wetenschap.
- 7.Flamboyante zakenman, die fortuin maakte in de platenindustrie en die door LPF-voorman Ferry Hoogendijk werd gevraagd voor het ministerschap. Zoon van een manager uit de distilleerderijbranche. Na een diplomatieke opleiding koos hij voor een loopbaan in de platenbusiness, die eindigde als directeur van Arcade. Daarna handelaar in eigendomsrechten. Als minister van Economische Zaken in het kabinet-Balkenende I wilde hij doorbreking van Haagse gewoonten. Dat leverde hem in sommige kringen populariteit op, waarna hij zich opwierp als nieuwe LPF-leider. Dit leidde tot een conflict met LPF-vicepremier Bomhoff en uiteindelijk tot beider gedwongen aftreden. Zag daarna af van een verdere politieke loopbaan.
- 8.Uit de ICT-wereld afkomstige CDA-bewindspersoon, die als plaatsgenoot van premier Balkenende tot diens getrouwen behoorde. Werd, na penningmeester van het CDA te zijn geweest, in 2007 staatssecretaris van fiscale zaken in het kabinet-Balkenende IV. Toen de PvdA-bewindslieden in 2010 opstapten, werd hij minister van Financiën en hij bleef dat tot november 2012 in het kabinet-Rutte I. Had veel bemoeienis met de grote problemen in de eurozone en met name de Griekse schuldenkwestie. Stelde zich pragmatisch op. In het voorjaar van 2012 bracht hij, na de val van het kabinet het Lenteakkoord tot stand, zodat ons land aan EU-begrotingsregels voldeed. Van augustus 2014 tot maart 2020 bekleedde hij een topfunctie bij KPN. Zakelijke, nuchtere en populaire minister. Liefhebber van mooie auto's.
- 9.Tineke Huizinga (1960) is sinds 11 juni 2019 lid van ChristenUnie-fractie in de Eerste Kamer en sinds 6 april 2021 fractievoorzitter. In de periode 2002-2007 was zij Tweede Kamerlid. Was toen lid van de parlementaire enquêtecommissie Srebrenica. Was daarna staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in het vierde kabinet-Balkenende en na het uittreden van de PvdA-bewindsliden in 2010 acht maanden minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. In 2015-2018 was zij directeur van de Stichting "Wilde Ganzen". Eerder was zij gemeenteraadslid in Heerenveen. Als Eerste Kamerlid houdt mevrouw Huizinga zich bezig met Europese zaken, buitenlands beleid en defensie en immigratie en asiel.
- 10.Katholieke hoogleraar en 'geestelijke vader' van het CDA. Leidde met groot enthousiasme en vasthoudendheid de federatie van KVP, ARP en CHU en het fusieproces van die drie partijen, dat in 1980 uitmondde in het CDA. Was aanvankelijk ondernemer in de conservenindustrie en daarna hoogleraar sociaal recht in Eindhoven. Leidde ook een pastoraal concilie over vernieuwing van de Nederlandse katholieke kerk. Stond enige jaren bekend als 'Rooie Piet', maar was wel de architect van het centrumrechtse kabinet-Biesheuvel. Politieke peetvader van Dries van Agt. Als Eerste Kamervoorzitter leidde hij de vergaderingen met kenmerkende roomse blijmoedigheid. Na zijn afscheid als Kamervoorzitter nog acht jaar 'gewoon' senator. Samenbindende figuur die overeenkomstig de leer van Thomas van Aquino inzet voor de publieke zaak als opdracht zag.
- 11.Vooraanstaande in Den Haag geboren politicus van CHU-huize. Begon zijn loopbaan bij een protestants-christelijke onderwijsorganisatie. Werd, na vier jaar de CDA-onderwijswoordvoerder in de Tweede Kamer te zijn geweest, staatssecretaris van voortgezet onderwijs. Minister van Onderwijs en Wetenschappen in de kabinetten-Lubbers. Had daar de lastige taak omvangrijke bezuinigingen door te voeren en kwam zwaar onder vuur te liggen van studenten en leerkrachten. Bracht de Wet op de studiefinanciering tot stand, waarvan de uitvoering aanvankelijk veel problemen kende. Werd na dit ministerschap 'beloond' met het voorzitterschap van de Tweede Kamer. Van 1996 tot 2008 burgemeester van Den Haag. Krachtige, pragmatische bestuurder en taai onderhandelaar, die uitstekend zijn stad wist te promoten. Was daarna zeven jaar staatsraad.
- 12.Vooraanstaand christendemocratisch politicus en bestuurder. Afkomstig uit een arbeidersgezin en al op jonge leeftijd secretaris van de Christelijke Kruideniersbond. Was ook jong raadslid en enige tijd wethouder in Velsen. Als Tweede Kamerlid onder meer woordvoerder midden- en kleinbedrijf, mediabeleid en welzijnswerk. Behoorde tot de linkervleugel van de ARP en het CDA en maakte tijdens het kabinet-Van Agt/Wiegel deel uit van de zogenoemde loyalisten. Bijbelvaste atoompacifist. Sober man die een afkeer had van reclame. Aan het einde van zijn korte ministerschap van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk in het derde kabinet-Van Agt uitgeschakeld door hartklachten. Keerde daarna terug in de Kamer, maar werd na een half jaar burgemeester van Haarlemmermeer. Trad echter binnen drie jaar af om secretaris-generaal van WVC te worden.
- 13.Christendemocratisch politicus, die 'opgroeide' in de ARJOS en het CNV. Behoorde in de jaren zeventig tot de christen-radikalen. Trad op verzoek van minister Albeda als vakbondsman toe tot het centrumrechtse eerste kabinet-Van Agt. Herzag als staatssecretaris van Sociale Zaken onder meer de kinderbijslagregelingen en verdedigde diverse kortingswetjes. In de kabinetten-Lubbers voerde hij, in weerwil van zijn vakbondsverleden, een strak bezuinigingsbeleid, waardoor de sociale zekerheid drastisch werd versoberd. Bracht samen met minister De Koning in 1987 de stelselherziening sociale zekerheid tot stand. Was twee korte periodes minister. Na zijn aftreden in 1989 voorzitter van de Ziekenfondsraad en van het College van Zorgverzekeraars. Sprak met een opvallend Fries accent.
- 14.CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
- 15.Hoogleraar arbeidsrecht in Leiden en een autoriteit op dat gebied. Trad als juridisch adviseur op van de vakbond op het gebied van het stakingsrecht. Humanist, klein van stuk, die met zachte stem sprak, maar daardoor wel steeds 'het gehoor' kreeg. Was in het derde kabinet-Van Agt minister van Binnenlandse Zaken. Nadien diverse malen bemiddelaar in conflicten. In april 1971 maakte hij al deel uit van het alternatieve kabinet-Den Uyl. Zijn echtgenote, die eveneens hoogleraar was, was in 1972 eveneens kandidaat-minister.
- 16.D66-Tweede Kamerlid en kortstondig minister. Deskundig op het gebied van de volkshuisvesting en de pensioenen. Was voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Pleitte jarenlang voor wettelijke bestrijding van pensioenbreuk, en kwam daartoe met een initiatiefwetsvoorstel. Bracht ook via een initiatiefwet een regeling voor deelnemersraden bij pensioenfondsen tot stand. Was voor hij in 1967 D66-Tweede Kamerlid werd bedrijfseconoom bij de PTT en twee jaar voorzitter van de JOVD. Na zijn politieke loopbaan voorzitter van de vakbond voor middelbaar en hoger personeel. Sprak met een krachtig stemgeluid. Stond goed aangeschreven als een betrokken Kamerlid en minister.