Politiek leider van een partij - Hoofdinhoud
Politiek leiders treden naar buiten toe op als het 'boegbeeld' en het aanspreekpunt van hun partij i. Binnen hun partij moeten zij zorgen voor politieke eensgezindheid.
In verkiezingstijd is altijd de lijsttrekker i de politiek leider van zijn partij. Buiten verkiezingstijd is bij oppositiepartijen de fractievoorzitter i in de Tweede Kamer i politiek leider. Bij regeringspartijen is in het algemeen ofwel een minister(-president), ofwel de fractievoorzitter in de Tweede Kamer de politiek leider.
Er kan overigens onzekerheid bestaan wie dé politiek leider is. Dat was bijvoorbeeld het geval in 2003-2006 bij de VVD i (Van Aartsen i en Zalm i) en is ook bij het CDA i wel eens zo geweest (Verhagen i of Van Haersma Buma i). Terecht is wel eens opgemerkt dat een politiek leider niet wordt gekozen, maar dat iemand dat als 'vanzelfsprekend' is. Als er discussie ontstaat over het politiek leiderschap dan is de kans op aanstaand vertrek groot.
Inhoudsopgave
Van een politiek leider wordt verwacht dat hij/zij het 'gezicht' van een partij is, die de partij aan de buitenwereld, zoals de pers en de kiezers, 'verkoopt' en zo nodig op hoofdlijnen zaken doet met de andere politieke leiders. Een politiek leider zal de mensen binnen zijn of haar partij zoveel mogelijk op één lijn moeten krijgen, zodat ze goed met elkaar kunnen samenwerken en er geen interne verdeeldheid ontstaat. Het risico hiervan is dat partijen inhoudelijk gaan verstarren.
'Politiek leider' is geen formele functie binnen Nederlandse politieke partijen. Desondanks bestaat er binnen partijen wel een hiërarchie onder de kopstukken, die veelal informeel wordt bepaald. Dit speelt zich af binnen de partijtop (de belangrijkste minister(s), fractievoorzitter en partijvoorzitter). Het is in Nederland niet gebruikelijk dat partijvoorzitters optreden als politiek leider.
Door het toenemende belang van het fenomeen 'lijsttrekkersverkiezing' binnen politieke partijen wordt de strijd om het leiderschap in toenemende mate in het openbaar uitgevochten.
Voor politieke partijen is het ook belangrijk dat inhoudelijke politieke wensen daadwerkelijk worden vertaald in beleid. Effectief politiek leiderschap draagt daar aan bij. Leiders van 'protestpartijen' of 'getuigenispartijen' richten zich minder op het realiseren van hun idealen, en meer op het uiten van gevoelens van onvrede of het aandragen van alternatieven waarvan duidelijk is dat ze niet snel in de praktijk gebracht zullen worden.
In de aanloop naar Tweede Kamerverkiezingen i berust het politiek leiderschap bij de lijsttrekker i van een partij. Als het gezag van een lijsttrekker wordt aangetast, bijvoorbeeld door uitspraken van andere kopstukken uit dezelfde partij, verkleint dat de kans op electoraal succes.
Het is in het algemeen moeilijk om een zittende minister-president i op te volgen als leider, vanwege het prestige (en de bijbehorende premierbonus) dat een minister-president vanwege zijn functie geniet.
Zo ontstond tijdens de verkiezingscampagne van 1994 de indruk dat de vertrekkende politiek leider van het CDA, de toenmalige premier Lubbers i, het leiderschap van lijsttrekker Brinkman i niet steunde. Lubbers verklaarde dat hij zijn stem zou gaan uitbrengen op de nummer drie op de kandidatenlijst van het CDA, Hirsch Ballin.
Tijdens de campagne voor de verkiezingen in 2002 werd het gezag van VVD-lijsttrekker Hans Dijkstal aangetast door uitspraken van voormalig politiek leider Wiegel i en van partijvoorzitter Bas Eenhoorn i. Laatstgenoemde was van mening dat Dijkstal duidelijker taal, 'Jip-en-Janneke-taal', moest spreken.
Gedurende een kabinetsperiode is de politiek leider normaal gesproken ofwel fractievoorzitter in de Tweede Kamer ofwel minister. Bij oppositiepartijen is de politiek leider (buiten verkiezingstijd) altijd fractievoorzitter in de Tweede Kamer, bij coalitiepartijen niet altijd.
Het voordeel van een fractievoorzitter als politiek leider is dat deze niet gebonden is aan een verantwoordelijkheid als minister, en dus ook niet aan het kabinetsbeleid voor zover dat niet is vastgelegd in een regeerakkoord i.
Een fractievoorzitter is ook niet gebonden aan wat in de ministerraad i is afgesproken. Fractievoorzitters hebben hun handen dus meer vrij voor politieke profilering dan ministers. Het optreden van Frits Bolkestein i als fractievoorzitter van een regeringspartij tijdens het eerste paarse kabinet i is hiervan een bekend voorbeeld.
Het voordeel van een minister als politiek leider is dat een ministerschap meer gezag met zich meebrengt. Dit argument zal niet zozeer gelden voor als mislukt beschouwde ministers, maar wel voor succesvolle ministers en zeker bij de minister-president.
Meer over