Ledental Tweede en Eerste Kamer sinds 1815

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Tegenwoordig heeft de Tweede Kamer 150 en de Eerste Kamer 75 leden, maar dat was niet altijd zo. De huidige aantallen dateren uit 1956. De omvang van Tweede en Eerste Kamer staat soms ter discussie. Sommige partijen willen een groter parlement.

Het kabinet-Rutte I i kwam in 2011 met een wetsvoorstel om het aantal leden van de Tweede Kamer i te verlagen naar 100 en van de Eerste Kamer i naar 50. Er zijn echter ook voorstanders van uitbreiding. In 1956 telde ons land 11 miljoen inwoners en nu zijn dat er 17 miljoen en het aantal Kamerleden ' per inwoner' is dus steeds kleiner geworden.

1.

Historische ontwikkeling

Aanvankelijk was bepaald hoeveel leden er per provincie waren. Holland had bijvoorbeeld 22 afgevaardigden en Overijssel 4. Het aantal leden halveerde in 1830 na de afscheiding van België. In 1840 kwamen er weer drie zetels bij, toen (een deel van) Limburg definitief bij Nederland werd ingedeeld.

Vanaf 1848 was er voor de Tweede Kamer een verband tussen het aantal zetels en het inwonertal. Op 45.000 inwoners moest er één afgevaardigde zijn. Iedere vijf jaar diende het zetelaantal te worden aangepast aan het aantal inwoners. Na 1878 lukte dat niet meer, omdat er geen overeenstemming over de districtsindeling kon worden bereikt. Bij de Grondwetsherziening van 1888 werd het aantal vast bepaald op 100. In 1956 werd het zetelaantal verhoogd naar 150, nadat in 1952 een voorstel daartoe was verworpen.

In 1900, toen de Tweede Kamer 100 leden telde, waren er ongeveer 5 miljoen inwoners, in 1956 waren dat er circa 10,8 miljoen. Nu telt ons land ruim 17 miljoen inwoners, waarvan er bijna 13 miljoen kiesgerechtigd zijn.

Het aantal zetels van de Eerste Kamer kende aanvankelijk alleen een minimum en maximum (tussen de 40 en 55, na 1830 tussen de 20 en 30). In 1848 werd het aantal op 39 bepaald, waarbij iedere provincie een vast aantal afgevaardigden koos. In 1888 werd het aantal verhoogd naar 50. De uitbreiding naar 75 vond plaats in 1956.

Aantallen

jaar

aantal Tweede Kamer

aantal Eerste Kamer

1815

110

max. 55

1830

55

max. 30

1840

58

max. 30

1848

68

39

1859

72

39

1864

75

39

1869

80

39

1878

86

39

1888

100

50

1956

150

75

2.

Internationale vergelijking (2016)

Nederland heeft relatief gezien de minste afgevaardigden. In absolute zin zijn het parlement van Luxemburg en dat van Estland met respectievelijk 60 en 101 leden kleiner. Luxemburg telt echter maar ruim een half miljoen inwoners en Estland heeft 1,3 miljoen inwoners.

land

aantal inwoners

aantal parlementsleden*

één afgevaardigde
per aantal inwoners

Letland

2 miljoen

100

20.000

Finland

5,5 miljoen

200

27.500

Portugal

10,3 miljoen

240

44.800

Tsjechië

10,5 miljoen

200

52.500

België

11 miljoen

150

73.300

Polen

38,5 miljoen

460

83.700

Nederland

17 miljoen

150

113.300

  • Alleen van de Kamers van volksvertegenwoordigers zoals onze Tweede Kamer

3.

Argumenten voor een kleiner parlement

  • Een kleiner parlement is slagvaardiger, dat past in het streven naar een slagvaardiger overheid. Kamerleden houden zich met veel relatief onbelangrijke kwesties bezig. Een kleiner parlement dwingt tot concentratie op de hoofdlijnen van beleid.
  • Ook andere overheidstakken moeten inkrimpen, het is logisch dat ook het parlement daaraan niet ontkomt.
  • In 1956 telde de Tweede Kamer ook 100 leden en de Eerste Kamer 50 en dat functioneerde toen ook goed.
  • Bij een kleiner aantal Tweede Kamerleden kan weer in de sfeervolle oude vergaderzaal (de Balzaal) worden vergaderd.
  • Verhoging van de kiesdrempel van 0.75 naar 1 procent biedt kleine partijen nog altijd een goede kans om een zetel te halen.

4.

Argumenten tegen een kleiner parlement

  • De werkdruk van de huidige Kamerleden is nu al zeer hoog. Iemand die serieus werk maakt van zijn Tweede Kamerlidmaatschap maakt weken van 60 uur. Kamerleden moeten niet alleen tijd hebben voor werkzaamheden in het parlement, maar ook contact kunnen houden met kiezers en maatschappelijke organisaties. Door een kleiner parlement komt dat mogelijk in het gedrang.
  • De Tweede Kamer voert zelf meer onderzoek uit en dat legt nu al een groot beslag op de leden. Bij de discussies over 'Parlementaire Zelfreflectie' werd versterking van het parlement op dit punt aanbevolen. Een kleinere Kamer beperkt die mogelijkheden en staat dus haaks op wat de Kamer zelf (in meerderheid) voorstaat.
  • Een parlement kan strikt genomen als onderdeel van 'de overheid' worden beschouwd, maar een gekozen volksvertegenwoordiging heeft wel een eigen plaats. Het parlement is controleur van en tegenmacht voor de uitvoerende macht. Die uitvoerende macht heeft al een sterkere positie en verzwakking van de tegenmacht is onwenselijk.
  • Om zoveel mogelijk geledingen van de bevolking van 16,5 miljoen inwoners (12,5 kiezers) vertegenwoordigd te laten zijn, zijn voldoende zetels nodig. Bij de samenstelling van het parlement moet er plek zijn voor (vertegenwoordigers van) ouderen, jongeren, mannen, vrouwen, regio's, grote steden, platteland, nieuwkomers, autochtonen etc.
  • De samenleving uit 1956 is niet te vergelijken met die van ons. Niet alleen is het aantal inwoners met ruim 5 miljoen gegroeid, ook de complexiteit is toegenomen. Nederland heeft internationaal gezien al het kleinste parlement.
  • Terugkeer naar de oude vergaderzaal is ook bij een kleiner aantal leden niet mogelijk. De keuze voor een nieuwe vergaderzaal werd vooral ingegeven door het feit dat er onvoldoende ruimte was voor pers, publiek en ambtenaren. Een ingrijpende verbouwing van de historische zaal en omliggende ruimtes is onmogelijk.

Meer over