Parlementair onderzoek infrastructuurprojecten

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Op 19 november 2003 besloot de Tweede Kamer1 een onderzoek in te stellen naar haar rol bij grote infrastructuurprojecten. Daartoe werd een tijdelijke commissie onder het voorzitterschap van Adri Duivesteijn2 in het leven geroepen. De reden voor dit onderzoek was de onvrede over het verloop en de voortdurende budgetoverschrijdingen bij de aanleg van de Betuweroute en de Hoge Snelheidslijn Amsterdam-België (HSL-Zuid).

Doel van het onderzoek was om aan de hand van de ervaringen met deze beide projecten een kader te schetsen voor de rol die de Tweede Kamer bij toekomstige grote projecten zou moeten spelen. Het eindrapport van de commissie werd op 15 december 2004 gepubliceerd.

Als gevolg van het parlementair onderzoek3 werd een breed onderzoek naar nut en noodzaak van de Zuiderzeelijn gestart. Deze speciaal aan te leggen magneettreinbaan zou een supersnelle verbinding moeten worden tussen Amsterdam/Schiphol door de polders naar Groningen. In april 2006 besloot het kabinet-Balkenende II deze spoorlijn niet aan te leggen.

Inhoudsopgave

  1. Voorgeschiedenis
  2. De Algemene Rekenkamer
  3. De instelling van de commissie
  4. Samenstelling commissie
  5. onderzoeksvragen en werkwijze
  6. Aanbevelingen
  7. Behandeling Tweede Kamer
  8. Letterlijke teksten

1.

Voorgeschiedenis

de Betuweroute

 
Omslag deelrapport 'Reconstructie Betuweroute, de besluitvorming uitvergroot'
© Geen bron
Omslag deelrapport 'Reconstructie Betuweroute, de besluitvorming uitvergroot'

In 1980 komt de Betuweroute, een speciale goederenspoorlijn van De Rotterdamse haven naar het Duitse achterland door de Betuwe, voor het eerst in de Tweede Kamer aan de orde, maar pas in 1989 wordt de lijn opgenomen in het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV). In 1992 besluit de Tweede Kamer tot aanleg, welk besluit in 1994 bij een heroverweging nog eens bevestigd wordt.

In 1998 dragen wetenschappers alternatieven aan en dringen aan op een nieuwe heroverweging. Deze vindt niet plaats. Wel wordt de spoorlijn steeds duurder en lijkt het ook steeds moeilijker om een exploitant voor de spoorlijn te vinden. De inmiddels verzelfstandigde NS ziet een winstgevende exploitatie niet zitten.

De Algemene Rekenkamer komt zowel in 2000 als in 2001 met kritische rapporten. De Rekenkamer stelt dat de Tweede Kamer bij de besluitvorming gebruik heeft gemaakt van gebrekkige beleidsinformatie. Het niet nader onderzochte uitgangspunt was daarbij dat de route van strategisch belang was voor de economie en voor het milieu. Het onderbouwen van dit standpunt had geen prioriteit, aldus de Rekenkamer in 2000. In 2001 komt de Algemene Rekenkamer met een zeer kritisch rapport over de projectbeheersing van de Betuweroute. De spoorlijn wordt steeds maar duurder.

Bij de besluitvorming speelde mee dat het kabinet de spoorlijn voor een deel extern wilde financieren. De Rekenkamer kwam echter tot de conclusie dat de mogelijkheden van private financiering waren gebaseerd op kwalitatief onvoldoende beleidsinformatie. Private financiers werden dan ook niet gevonden.

De HSL-Zuid

 
Omslag deelrapport 'Reconstructie HSL-Zuid, de besluitvorming uitvergroot'
© Geen bron
Omslag deelrapport 'Reconstructie HSL-Zuid, de besluitvorming uitvergroot'

In 1973 komt voor het eerste een Hoge Snelheidslijn (HSL) tussen Amsterdam-Rotterdam en België ter sprake. In 1979 neemt de regering de HSL in brede zin op in het Structuurschema Verkeer en Vervoer. Begin jaren tachtig komt de HSL onder invloed van ontwikkelingen in Frankrijk en Duitsland op de internationale agenda. De Nederlandse HSL wordt eind jaren tachtig actueler. Haalbaarheidsonderzoeken volgen, en uiteindelijk komt de HSL-Zuid in het regeerakkoord van het kabinet Kok-I4.

In mei 1996 beslist de Tweede Kamer tot aanleg van de HSL-Zuid en beginnen de voorbereidingen tot de bouw. In 1999 volgt de aanbesteding. Dan blijkt het allemaal veel duurder te worden dan verwacht. Toch wordt in 2000 gestart met de uitvoering. Tegenvallers stapelen zich op tegenvallers.

de Risicoreservering in de begroting 2003

Toenmalig minister De Boer5 (Verkeer en Waterstaat) had in september 2002 een ontwerpbegroting 2003 van het Infrastructuurfonds gepresenteerd met een risicoreservering (een 'reservepotje') van € 985 miljoen voor 'spoorprogramma's'. Pas tijdens de begrotingsbehandeling in november 2002 werd de Tweede Kamer geïnformeerd dat de reservering bedoeld was voor de Betuweroute en de HSL-Zuid. Hierop rezen zoveel vragen in de Kamer dat aan de Algemene Rekenkamer gevraagd werd een onderzoek in te stellen.

2.

De Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer had al twee kritische rapporten over de Betuweroute gepubliceerd: het rapport Beleidsinformatie Betuweroute (2000) en het rapport Aanleg Betuweroute (2001). In juni 2003 verscheen het rapport over de risicoreservering. De Algemene Rekenkamer gaf een afkeurend oordeel over de onduidelijke presentatie. Ook vond de Rekenkamer de hoogte van de reservering onvoldoende onderbouwd.

De Rekenkamer stelde verder dat een risicoreservering slecht past in de systematiek van de rijksbegroting. Volgens de Rekenkamer was een reservering ook niet nodig geweest als de risico's bij de Betuweroute en HSL-Zuid eerder waren ingecalculeerd en beter waren beheerst. De Rekenkamer had daar voordien al diverse keren op gewezen.

In oktober 2002, dus nagenoeg tegelijk met het gesteggel in de Tweede Kamer over de risicoreservering, publiceerde de Algemene Rekenkamer ook nog het rapport 'Informatievoorziening grote projecten'. De Tweede Kamer kan bepaalde overheidsprojecten als 'groot project' aanwijzen. In zulke gevallen moet het kabinet de Kamer geregeld extra goed en intensief informeren over deze projecten.

De groteprojectenprocedure wordt door de Tweede Kamer vaak gebruikt om de voortgang en uitgavenontwikkeling bij grote infrastructurele projecten in de gaten te houden, zoals bij de aanleg van de Betuweroute en HSL-Zuid. De Algemene Rekenkamer nu had onderzocht hoe dit in de praktijk verliep.

De conclusie was dat de ministeries onvoldoende toegerust waren om aan de specifieke informatievraag van de Kamer te voldoen. De Tweede Kamer bleek eenderde van de gewenste informatie niet te krijgen. De wel ontvangen informatie was in ruim tweederde van de onderzochte gevallen onjuist, onvolledig of onvoldoende onderbouwd. De Algemene Rekenkamer publiceerde ook een handreiking Informatievoorziening grote projecten.

3.

De instelling van de commissie

Op 19 november 2003 besloot de Tweede Kamer een tijdelijke commissie infrastructuurprojecten in te stellen. Directe aanleiding was het rapport Risicoreservering HSL-Zuid en Betuweroute, maar ook de kritische geluiden in de andere rapporten speelden een rol.

4.

Samenstelling commissie

  • Adri Duivesteijn (voorzitter) (PvdA)2
  • Charlie Aptroot (VVD)6
  • Max Hermans (LPF)7
  • Ger Koopmans (CDA)8
  • Arie Slob (ChristenUnie)9

V.M. Kool trad op als griffier van de commissie.

5.

onderzoeksvragen en werkwijze

Het is de bedoeling dat de commissie voorstellen doet voor een hanteerbaar kader om grote infrastructurele projecten beter te volgen. Het gaat daarbij zowel om de besluitvorming als om de controle bij de uitvoering. Ervaringen opgedaan bij onder meer lopende projecten zoals de Betuweroute en De HSL-zuid moeten een bijdrage leveren om dit kader te kunnen ontwikkelen.

Conclusies

Op 16 december 2004 verscheen het eindrapport van de commissie onder de titel 'Grote projecten uitvergroot'. De commissie concludeerde dat door de jaren heen de Tweede Kamer steeds steeds buiten spel stond. Ambtenaren verdeelden in onderonsjes miljarden waarna het kabinet plannen ging smeden. Tweede Kamerleden werden met voldongen feiten geconfronteerd en namen vervolgens genoegen met gebrekkige informatie.

Verder bleek dat:

  • - 
    de Tweede Kamer stelselmatig niet juist en niet volledig van goede informatie was voorzien;
  • - 
    ministers al dan niet bewust de Tweede Kamer verkeerd hadden voorgelicht; dit verwijt treft met name oud-minister Tineke Netelenbos10;
  • - 
    Tweede Kamerleden, met name van coalitiepartijen, te veel op het kompas van de ministers hadden gevaren;
  • - 
    de rol van het ministerie van Verkeer en Waterstaat te overheersend was geweest;
  • - 
    kritische rapporten en alternatieven bewust werden achter gehouden.

6.

Aanbevelingen

Omslag deelrapport 'Het project Zuiderzeelijn, toetsing met terugwerkende kracht'
© Geen bron
Omslag deelrapport 'Het project Zuiderzeelijn, toetsing met terugwerkende kracht'

De commissie deed de volgende aanbevelingen:

  • - 
    de Tweede Kamer moest een eigen onderzoeksbureau krijgen dat de voortgang van grote projecten kan volgen; daartoe moesten de taken van de Tweede Kamercommissie voor de Rijksuitgaven11 worden versterkt;
  • - 
    de Tweede Kamer moest aan het begin van het traject grote projecten kunnen goed- of afkeuren; de Tweede Kamer moest dus een grotere rol krijgen in het beginstadium van de besluitvorming en diende daarbij gebruik maken van een nieuw toetsingskader;
  • - 
    de rol van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer moest worden versterkt;
  • - 
    het geldende spreekverbod van ambtenaren moest worden opgeheven waardoor Kamerleden in hun zoektocht naar informatie weer en meer contact kunnen hebben met ambtenaren;
  • - 
    er diende een nieuw protocol voor de informatie-uitwisseling tussen ministeries en Kamer te komen om te voorkomen dat de Kamer werd overladen met onbenullige informatie en belangrijke informatie werd onthouden;
  • - 
    er moest overeenstemming bestaan over onderzoeksmethodes, zodat een 'rapporten-oorlog' kon worden voorkomen;
  • - 
    er diende een cultuuromslag van Tweede Kamerleden te komen om de regering kritischer te bejegenen.

De commissie opperde verder de vraag of de Grondwet12 moest worden aangepast om de regering een actievere informatieplicht aan het parlement op te leggen.

7.

Behandeling Tweede Kamer

De Tweede Kamer behandelde het rapport in maart 2005. De Tweede Kamer nam de aanbevelingen in grote lijnen over. Inmiddels bleek minister Netelenbos indertijd ook een kritisch rapport over de Zuiderzeelijn achtergehouden te hebben. De Kamer werd daardoor uitermate kritisch over deze nieuw aan te leggen supersnelle magneettrein van Amsterdam via Lelystad, Emmeloord, Heerenveen en Drachten naar Groningen.

Toen in juni 2005 de Tweede Kamer met minister Peijs over het rapport debatteerde, vond in eerste instantie een meerderheid dan ook dat de supersnelle Zuiderzeelijn van tafel moest. Alleen de Hanzelijn-variant zou verder moeten worden uitgewerkt. Daarbij zou gebruik worden gemaakt van de al in ontwikkeling zijnde nieuwe spoorlijn Lelystad-Zwolle. Het bestaande spoor Amsterdam-Lelystad en Zwolle-Groningen zou dan geschikt gemaakt moeten worden voor 200 km/uur.

De minister hield echter vast aan een breed onderzoek naar alle varianten. De 'onmogelijke' varianten zouden dan vanzelf afvallen. In april 2006 besloot het kabinet-Balkenende II dat er geen Zuiderzeelijn zou komen. Onderzoek had uitgewezen dat nut en noodzaak voor deze spoorlijn ontbraken. Een door minister Peijs ingesteld Critical Review Team onderschreef het besluit van het kabinet.

8.

Letterlijke teksten

De rapporten zijn als Kamerstuk in pdf beschikbaar.

  • Grote projecten uitvergroot. Een infrastructuur voor besluitvorming
  • Reconstructie Betuweroute. De besluitvorming uitvergroot
  • Reconstructie HSL-Zuid. De besluitvorming uitvergroot
  • Het project Zuiderzeelijn. Toetsing met terugwerkende kracht
  • Grote projecten: inzichten en uitgangspunten Achtergrondstudie
  • Hoorzittingen Verslagen
 

Meer over

  • Parlementair onderzoek3
  • Parlementair onderzoek - 1875 - heden13

  • 1. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 2. 
    Haagse socialist die als wethouder in zijn geboorteplaats en als Tweede Kamerlid op heldere, maar soms ook eigenzinnige wijze zijn koers uitzette. Was oorspronkelijk kok en daarna buurtactivist in de Schilderswijk. Specialist op het gebied van volkshuisvesting. Maakte zich in Den Haag sterk voor de stadsvernieuwing en kwam op voor de belangen van huurders. Na zijn wethouderschap was hij directeur van het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam. Was enige tijd vicefractievoorzitter van de PvdA en leidde in de Kamer een commissie die de problemen bij grote infrastructurele projecten onderzocht. Was later zeven jaar wethouder van ruimtelijke ordening in Almere. Speelde in de tweeënhalf jaar dat hij Eerste Kamerlid was door zijn kritische opstelling soms een opvallende rol.
     
  • 3. 
    Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Er kunnen daarbij meerdere instrumenten worden gebruikt. Het zwaarste middel is onderzoek op basis van de Wet op de parlementaire enquête (Wpe). Tussen 2016 en 2023 kende de Tweede Kamer ook de mogelijkheid voor het houden van een parlementaire ondervraging. In juli 2023 is de parlementaire ondervraging vervangen door de beknopte parlementaire enquête.
     
  • 4. 
    Aan dit eerste 'paarse' kabinet namen PvdA, VVD en D66 deel. Het werd op 22 augustus 1994 gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 1994. De kleur paars refereerde aan de vermenging van het rood van de PvdA en het blauw van de VVD. PvdA-leider Wim Kok, minister van financiën en vicepremier in het voorgaande kabinet-Lubbers III, werd premier.
     
  • 5. 
    Rotterdams VVD-lid dat namens de LPF in het kabinet-Balkenende I minister van Verkeer en Waterstaat was. Na een officiersopleiding bij het Korps Mariniers werkzaam in de sector van het scheepvaartvervoer, onder meer als directeur van Lehnkering en EWT Holding. In 2001-2002 was hij voorzitter van de Kamer van Koophandel van Rotterdam. Zakelijk optredend minister, die ook bij de oppositie waardering ondervond. Na het aftreden van de LPF-ministers Bomhoff en Heinsbroek was hij (vanaf oktober 2002) tevens viceminister-president. Was na zijn ministerschap onder meer voorzitter van een organisatie van wegvervoerders, KNV en enige maanden wethouder in Rotterdam.
     
  • 6. 
    Ondernemende en strijdbare VVD-politicus en bestuurder, die zich als Kamerlid sterk maakte voor ondernemers en automoblisten. Streed tegen de kilometerheffing en bepleitte een hogere maximumsnelheid. Als Tweede Kamerlid hield hij zich verder bezig met economische zaken en als voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven zette hij zich in voor versterking van het budgetrecht. Enige tijd voorzitter van de Kamercommissies van Onderwijs en van Financiën. Was zelf, na docent te zijn geweest, 23 jaar ondernemer en voorts voorzitter van de VVD-fracties in de gemeenteraad van Wassenaar en in Provinciale Staten van Zuid-Holland. Vanaf september 2012 tot april 2020 was de heer Aptroot burgemeester van Zoetermeer. Daarna was hij achtereenvolgens waarnemend burgemeester van Wassenaar, Voorschoten, Hilversum, Hoeksche Waard en Wijdemeren.
     
  • 7. 
    In Limburg geboren jonge bestuurskundige die bijna vier jaar een gewaardeerd Tweede Kamerlid voor de LPF was. Zoon van een VVD-burgemeester. Was voordien in de periode 2002-2003 medewerker verkeer en waterstaat van de LPF-fractie. Als Kamerlid hield hij zich, behalve met dat onderwerp, bezig met volkshuisvesting, ruimtelijke ordening, milieubeleid, ouderenbeleid en rampenbestrijding. Was in 2003 succesvol pleitbezorger voor een parlementair onderzoek naar grote infrastructurele projecten.
     
  • 8. 
    Welgemoed en actief Tweede Kamerlid en bestuurder van het CDA, afkomstig uit een Noord-Limburgse boerenfamilie. Hij was zelf eveneens boer (zelfstandig melkveehouder) en mede-eigenaar van een winkel in antiek en interieurartikelen in Velden. Zijn bestuurlijke loopbaan begon als wethouder van Arcen en Velden. In de Tweede Kamer hield hij zich onder andere bezig met landbouw, milieu en binnenlandse zaken en was hij woordvoerder infrastructuur en verkeer. Voorts was hij voorzitter van de tijdelijke commissie arbeidsmigratie en in 2006-2007 van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Na zijn Kamerlidmaatschap was hij waarnemend burgemeester in Stein en lid van Gedeputeerde Staten in Limburg. In 2024 werd hij voorzitter van LTO Nederland.
     
  • 9. 
    Arie Slob (1961) was van 26 oktober 2017 tot 10 januari 2022 minister voor Basis en Voortgezet Onderwijs en Media in het kabinet-Rutte III. Hij was van 14 februari 2001 tot 23 mei 2002 en van 19 november 2002 tot 2 december 2015 Tweede Kamerlid, aanvankelijk voor het GPV en na de fusie met de RPF voor de ChristenUnie. Van 14 mei 2011 tot 10 november 2015 was de heer Slob politiek leider van zijn partij en in 2007-2010 en 2011-2015 fractievoorzitter. Behalve met algemene politieke onderwerpen hield hij zich als Kamerlid bezig met onder andere onderwijs, binnenlands bestuur en financiën. De heer Slob was eerder projectleider bij een schoolbegeleidingsdienst en gemeenteraadslid in Zwolle. In 2016-2017 was hij directeur van het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle.
     
  • 10. 
    Zelfbewuste PvdA-politica die voortvarend haar politieke doelen nastreefde, maar daardoor soms weerstanden opriep. Was aanvankelijk lerares en cursusleidster en een bekwame voorzitter van PvdA-congressen. In de Tweede Kamer woordvoerster gehandicaptenbeleid en onderwijs. Bracht in het kabinet-Kok I als staatssecretaris van Onderwijs wetgeving over onder andere de financiering en inrichting (profielen) van het voortgezet onderwijs tot stand. Voerde ook het vmbo in. Haar plannen als minister van Verkeer in het kabinet-Kok II om via tolheffing het aantal files te verminderen, bleven onuitgevoerd. De fraude in de wegenbouw ondermijnde haar gezag als minister. In 2003 verliet zij, na een korte periode als Tweede Kamerlid, de Haagse politiek. Was daarna in diverse gemeenten waarnemend burgemeester.
     
  • 11. 
    Deze Tweede Kamercommissie heeft als taak de controle op de juiste besteding door de regering van de begrotingsmiddelen. De commissie adviseert ook andere vaste commissies bij vraagstukken op het gebied van de begroting en de verantwoording.
     
  • 12. 
    De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument en hoogste nationale wet van Nederland. Zij bevat de regels voor onze staatsinstellingen en de grondrechten van de burgers. Daarnaast bevat de Grondwet regels over bestuur, wetgeving en rechtspraak. De Grondwet telt acht hoofdstukken. Artikel 5.2 van het Statuut van het Koninkrijk bepaalt dat de Grondwet de bepalingen daarvan in acht neemt.
     
  • 13. 
    De Tweede Kamer kan zelfstandig een onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Dit heet het recht van parlementair onderzoek. Onderzoeken worden gedaan door middel van een hoorzitting, een rondetafelgesprek of een parlementaire enquête. Ook de Eerste Kamer heeft het onderzoeksrecht, maar maakt daar beduidend minder vaak gebruik van.