Bestuurlijke vernieuwing
Bestuurlijke vernieuwing is het aanbrengen van wijzigingen in de organisatiestructuur van de (rijks-)overheid zodat die beter, efficiënter en krachtdadiger kan optreden. Bestuurlijke vernieuwingen worden vaak in een adem genoemd met staatkundige en/of staatsrechtelijke vernieuwingen, die niet alleen een efficiëntere overheid tot doel hebben maar die ook de democratie beter willen verankeren. Daarmee moet een mogelijke kloof tussen kiezer, gekozene en overheid kleiner worden.
Inhoudsopgave
De behoefte naar bestuurlijke vernieuwingen vloeit voort uit een veranderende maatschappij, waarbij de vorming, samenstelling, inrichting en werkwijze van het (lands-)bestuur ter discussie wordt gesteld. Voor bestuurlijke vernieuwingen zijn vaak wijzigingen van de Grondwet noodzakelijk. Dat is een zware procedure die lange tijd vergt en waar uiteindelijk een meerderheid van tweederde van Tweede en Eerste Kamer voor nodig is. Dat maakt het niet makkelijker bestuurlijk vernieuwingen door te voren. Aan de andere kant zorgt deze procedure er voor dat ingrijpende aanpassingen in het bestuur uitvoerig worden getoetst.
Terugkerende thema's zijn het kiesstelsel, directe democratie, de positie van de Eerste Kamer en de inrichting van bestuurslagen, zoals gemeenten, provincies en waterschappen1. De regering stelt met enige regelmaat Staatscommissies of andere fora in om bestuurlijke vernieuwing voor te bereiden. De adviezen van deze commissies worden niet altijd opgevolgd. Het kabinet-Balkenende IV2 legde bijvoorbeeld in 2008 het advies van het Burgerforum Kiesstelsel3 naast zich neer.
Minister Ronald Plasterk4 van BZK stelde op 27 januari 2017 de Staatscommissie parlementair stelsel5 in. Deze commissie met als voorzitter Johan Remkes6 bracht in december 2018 advies uit over de noodzaak van veranderingen in het parlementaire stelsel en de parlementaire democratie. Aanleiding voor het instellen van deze commissie was de grotere behoefte aan burgerparticipatie, invloed op Europese besluitvorming en decentralisatie van rijkstaken.
De conclusie van de staatscommissie was dat de Nederlandse democratie goed functioneert, maar op sommige punten wel versterking behoeft. Zo stelt de commissie een correctief bindend referendum en een gekozen formateur voor.
Als het gaat om bestuurlijke vernieuwing zijn er een aantal thema's die keer op keer terugkomen:
Vernieuwing kiesstelsel7
Nederland heeft een kiesstelsel dat gebaseerd is op evenredige vertegenwoordiging8. Dat betekent dat elke partij het aantal zetels in het parlement krijgt dat overeenkomt met het percentage stemmen. Een belangrijk bezwaar tegen het huidige systeem is dat Kamerleden hun zetel te danken hebben aan hun plaats op de kandidatenlijst van hen partij en niet aan het aantal stemmen op hun persoonlijk. Volksvertegenwoordigers worden zo niet gestimuleerd om een sterke band te onderhouden met de kiezers die hen gekozen hebben. De staatscommissie stelde voor om kiezers te laten bepalen of zij op een partij of een persoon willen stemmen.
Referendum9
Een referendum is een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie. Over referenda wordt in Nederland al decennialang gediscussieerd. Voorstanders vinden deze volksstemmingen een goede manier om burgers meer invloed te geven. Referenda zullen er volgens hen voor zorgen dat kiezers actiever deelnemen aan het publieke debat. Tegenstanders zeggen dat referenda niet passen binnen de representatieve democratie: zij vinden dat volksvertegenwoordigers zijn gekozen om zorgvuldige belangenafwegingen te maken. De staatscommissie adviseerde om het correctief bindend referendum10 in te voeren.
Gekozen minister-president of formateur11
Met enige regelmaat laait de discussie op of de minister-president of formateur (die een kabinet samenstelt) niet 'gekozen' zou moeten worden. Dat zou de kiezer meer invloed geven op het formatieproces. Voorstanders menen dat met de rechtstreekse verkiezing van een formateur/minister-president de legitimiteit van de functie wordt vergroot. De wenselijkheid hiervan is echter omstreden, evenals de mogelijke vormgeving en de gevolgen voor de parlementaire democratie. Tegenstanders vinden namelijk dat een gekozen minister-president in strijd is met de (huidige) parlementaire democratie, waarin het kabinet steun nodig heeft van een meerderheid in het parlement. De staatscommissie pleit vóór een gekozen formateur.
Een benoemde of gekozen burgemeester12
De burgemeester13 wordt in Nederland door de Kroon benoemd. Dat gebeurt op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties14 na een aanbeveling van de gemeenteraad. Deze kroonbenoeming staat echter met regelmaat ter discussie, omdat sommigen menen dat een gekozen burgemeester democratischer zou zijn. In december 2018 werd er een grondwetswijziging doorgevoerd waardoor de Kroonbenoeming15 niet meer grondwettelijk is vastgelegd. Hierdoor ontstaat er ruimte voor het invoeren van de gekozen burgemeester.
Toekomst Tweekamerstelsel16
Nederland heeft een tweekamerstelsel17: de volksvertegenwoordiging bestaat uit de direct gekozen Tweede Kamer18 en de indirect gekozen Eerste Kamer19. Met enige regelmaat komt het nut van een tweekamerstelsel aan de orde. Tegenstanders vinden dat de Eerste Kamer als een instelling die niet rechtstreeks door de bevolking wordt gekozen te veel politieke macht heeft, omdat zij als laatste beslist over een wetsvoorstel. Voorstanders wijzen op het nut van een extra reflectie op de juridische aspecten van wetgeving. De staatscommissie stelde voor een terugzendrecht in te voeren, waarbij de Eerste Kamer een wetsvoorstel met voorstellen tot wijziging kan terugsturen naar de Tweede Kamer.
Procedure voor het wijzigen van de Grondwet20
Op dit moment kan de Grondwet pas gewijzigd worden wanneer zowel de Eerste als de Tweede Kamer de wijziging in twee lezingen (ronden) hebben behandeld. Bij de tweede lezing is in beide Kamers een tweederde meerderheid nodig. Bezwaar tegen deze procedure is dat het te ingewikkeld is om de Grondwet te wijzigen, waardoor deze dreigt te verworden tot een dode letter. De staatscommissie wil de tweede lezing in een Verenigde Vergadering21 van de Eerste en Tweede Kamer laten plaatsvinden.
Constitutionele toetsing22
Constitutionele toetsing door de rechter houdt in dat de rechter mag toetsen of wetten al dan niet in overeenstemming zijn met de Grondwet. Nederland kent momenteel geen rechterlijke constitutionele toetsing. De wetgever moet er op letten dat de wetten die zij maakt niet in strijd zijn met de Grondwet. Een eerder voorstel om constitutionele toetsing mogelijk te maken werd niet gerealiseerd. Op advies van de Staatscommissie werkt het kabinet-Schoof aan een grondwetswijziging om een constitutioneel hof in te voeren.
Bestuurlijke of staatsrechtelijke vernieuwingen zijn niet van vandaag of gisteren, maar bepalen al sinds de vorming van het Koninkrijk der Nederlanden op gezette tijden de politieke agenda. Zo is de de Grondwet van 1848 een gevolg van het liberale gedachtegoed dat Europa in die periode in haar greep had. Ook de sinds 1848 geleidelijke uitbreiding van het kiesrecht - tot aan de verlaging van de gerechtigde leeftijd naar 18 jaar en het stemrecht van niet Nederlanders voor gemeente- en eilandraden in 1983 - zijn een gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen. Belangrijke mijlpalen zijn daarin de invoering van het algemeen mannenkiesrecht in 1917 en het vrouwenkiesrecht in 1919.
Tijdens de jaren 60-70 van de vorige eeuw overspoelde een ware democratiseringsgolf de maatschappij. Medezeggenschap in het bestuur van universiteiten werd afgedwongen en ook in het economisch leven ontstond meer medezeggenschap door een herziening van de Wet op de Ondernemingsraden.
In 1966 werd D66 (oorspronkelijk D'66) opgericht waarbij de D voor Democraten stond. Een directere democratie in de politiek was hun devies waarbij de gekozen minister-president, de gekozen burgemeester en referenda hoog op hun verlanglijstje stond. D66 haalde meteen zeven zetels en was sindsdien met ups en downs succesvol. Regelmatig maakten zij deel uit van de regering, waarbij zij trachten hun 'kroonjuwelen' te verzilveren, nagenoeg altijd zonder succes. In 2018 maakte de partij zelfs deel uit van de coalitie die het raadgevend referendum afschafte.
In de jaren naar 2000 kwam er meer roep om directe democratie. Zowel TROTS25, PVV26 en Forum voor Democratie27 waren en zijn daar voorstander van. In 2018 lanceerde de beweging Code Oranje voorstellen voor vormen van directere democratie.
In de loop der tijden hebben staatscommissies zich regelmatig gebogen over Grondwetsherzieningen. Dat leidde - de ene keer meer dan de andere keer - tot aanpassingen van de Grondwet. De laatste grote aanpassing van de Grondwet vond plaats in 1983. Die werd voorbereid door de commissie Cals-Donner28.
In het najaar van 2015 startte VVD-fractievoorzitter Hermans29 in de Eerste Kamer een discussie over de toekomstbestendigheid van het parlementaire stelsel. Dit leidde, na aanname van een motie en overleg met de Tweede Kamer en de regering, in januari 2017 tot de instelling van de Staatscommissie parlementair stelsel5.
Deze staatscommissie onder leiding van VVD'er Johan Remkes6 presenteerde in december 2018 haar eindrapport. De conclusie daarvan was dat de Nederlandse democratische rechtsstaat en het parlementair stelsel goed functioneren maar ook versterkt kunnen worden. Hiertoe zou er onder meer een correctief referendum ingevoerd moeten worden. Ook pleitte de staatscommissie voor het oprichten van een Constitutioneel Hof en het instellen van een door de kiezer gekozen formateur.
In juni 2019 presenteerde minister Ollongren30 het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het eindrapport. De belangrijkste aanbevelingen die door het kabinet worden overgenomen gaan over de hervorming van het kiesstelsel, de Wet op de Politieke Partijen (WPP), de zittingstermijn van de Eerste Kamer en de bevordering van burgerparticipatie en burgerschap. Over sommige aanbevelingen van de Staatscommissie, zoals over het correctief referendum, maakt het kabinet pas later zijn standpunt bekend.
Meer over
- 1.Deze overheidsinstantie, ook wel hoogheemraadschap genoemd, heeft tot taak om de waterhuishouding te regelen in een bepaalde regio van Nederland. Hierbij valt te denken aan de het onderhoud van rivier- en zeedijken en duingebieden, en het beschermen van het dieren- en plantenleven in het water.
- 2.Dit kabinet werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006. Het was tot 23 februari 2010 een coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie en daarna van CDA en CU. Het trad op 22 februari 2007 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende III. Motto van het kabinet was 'Samen werken, samen leven'.
- 3.Het Burgerforum kiesstelsel werd ingesteld door minister Pechtold en had 140 leden onder voorzitterschap van Jacobine Geel. De Nationale conventie adviseerde in september 2006 om te experimenteren met de instelling van burgerfora die burgers een rol geven in de beleidsvoorbereidende fase.
- 4.Gerenommeerd wetenschapper en libertair politiek commentator, die in 2007 als PvdA'er de overstap maakte naar de landspolitiek. Hij werd toen, in het kabinet-Balkenende IV, minister van OCW. Enigszins flamboyante bewindsman, die een koerswijziging in het onderwijs nastreefde, maar die allereerst onvrede onder leerkrachten en afnemend onderwijspeil moest aanpakken. Als Tweede Kamerlid financieel woordvoerder. Dong in 2012 mee naar het partijleiderschap en werd in Rutte II minister van BZK. Kreeg onvoldoende steun voor de vorming van landsdelen, maar bracht wel een nieuwe wet op de inlichtingen- en veiligheidsdienst tot stand. Voor hij minister werd, was hij directeur van de onderzoekschool van het Nederlands Kanker Instituut en hoogleraar ontwikkelingsgenetica. Sinds 2017 is hij actief in de farmacie en in 2018 werd hij hoogleraar Novel Strategies to Access to Therapeutics aan de UvA. Was columnist van de De Telegraaf.
- 5.De Staatscommissie parlementair stelsel werd op 27 januari 2017 ingesteld door het kabinet-Rutte II om te adviseren over de noodzaak van veranderingen in het parlementaire stelsel en de parlementaire democratie.
- 6.Johan Remkes (1951) begon zijn politieke loopbaan als voorzitter van de JOVD en werd later lid van Gedeputeerde Staten van Groningen. In de perioden oktober 1993-augustus 1998 en november 2006-juni 2010 was hij Tweede Kamerlid voor de VVD. Hij hield zich als Kamerlid onder meer bezig met economische zaken, binnenlandse zaken, belastingen en mediabeleid. In het tweede kabinet-Kok was hij staatssecretaris van Volkshuisvesting. Van 22 juli 2002 tot 22 februari 2007 was hij minister van Binnenlandse Zaken. In het kabinet-Balkenende I (2002-2003) was hij tevens vicepremier. In de periode 2019-2020 was hij waarnemend burgemeester van 's-Gravenhage en daarvoor van 1 juli 2010 tot 1 januari 2019 Commissaris van de Koning(in) in Noord-Holland. In 2017-2018 was hij voorzitter van de Staatscommissie parlementair stelsel. Van 19 april tot 1 december 2021 was de heer Remkes waarnemend commissaris van de Koning in Limburg.
- 7.Nederland heeft een kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging. Dat betekent dat elke partij het aantal zetels in het parlement krijgt dat overeenkomt met het percentage stemmen, met inachtneming van de kiesdeler. Het systeem van evenredige vertegenwoordiging kent verschillende voordelen, maar onderdelen van het Nederlandse kiesstelsel staan regelmatig ter discussie. Veel van die debatten hebben te maken met de verhouding tussen kiezer en gekozene.
- 8.Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de zetelverdeling.
- 9.Een referendum is een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie. Over referenda wordt in Nederland al decennialang gediscussieerd. Voorstanders vinden deze volksstemmingen een goede manier om burgers meer invloed te geven. Tegenstanders zeggen dat in een representatieve democratie volksvertegenwoordigers zijn gekozen om zorgvuldige belangenafwegingen te maken.
- 10.Er zijn vele soorten referenda die elk hun voor- en nadelen hebben. Zo kan het initiatief van een referendum bij de burgers of de overheid liggen. Referenda kunnen gaan over het terugdraaien van een overheidsbeslissing of over een initiatief van de burgers. Ook kan de uitslag van een referendum bindend of niet-bindend zijn. De volgende referenda zijn mogelijk:
- 11.Met enige regelmaat laait de discussie op of de minister-president of formateur (die een kabinet samenstelt) niet 'gekozen' zou moeten worden. Dat zou de kiezer meer invloed geven op het formatieproces.
- 12.De burgemeester wordt in Nederland nog door de Kroon benoemd. Dat gebeurt op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na een aanbeveling van de gemeenteraad. De minister kan de aanbeveling voor benoeming of ontslag alleen om zwaarwegende redenen weigeren, maar in de praktijk gebeurt dat vrijwel nooit.
- 13.Een burgemeester is een door de Kroon benoemde gemeentebestuurder, die lid en voorzitter is van het College van burgemeester en wethouders in een gemeente. De burgemeester heeft een belangrijke rol bij de beleidsvorming in een gemeente en heeft daarnaast speciale verantwoordelijkheid voor de openbare orde. De burgemeester is het gezicht van de gemeente. In 2018 is de Kroonbenoeming uit de Grondwet gehaald, maar de Gemeentewet is nog niet gewijzigd.
- 14.Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft zorg voor het goed functioneren van het openbaar bestuur van ons land. De hoofdtaken zijn het bevorderen van de democratische rechtstaat, slagvaardig bestuur, zorg voor betaalbare woningen en een goede leefomgeving. Sinds 2017 behoort ook de ruimtelijke ontwikkeling tot het taakveld. Met Koninkrijksrelaties worden de relaties tussen de vier landen van het Koninkrijk bedoeld, namelijk Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
- 15.Op 21 december 2018 verscheen Staatsblad 493 met de publicatie van de deconstitutionalisering van de Kroonbenoeming. Daarmee werd artikel 131 van de Grondwet gewijzigd. Dat houdt in dat de Grondwetsbepaling dat de burgemeester en de commissaris van de Koning bij koninklijk besluit (door de 'Kroon') worden benoemd, komt te vervallen. De benoemingswijze wordt dan in een gewone wet geregeld, zodat deze makkelijker kan worden veranderd. Dit maakt de weg vrij voor invoering van een direct gekozen burgemeester of voor een door de raad gekozen burgemeester.
- 16.Nederland heeft een tweekamerstelsel: naast de volksvertegenwoordiging in de Tweede Kamer is er de indirect gekozen Eerste Kamer. Wetsvoorstellen die door de Tweede Kamer zijn aangenomen, worden daarna in de Eerste Kamer behandeld. De Eerste Kamer geeft een politiek eindoordeel waarbij zij in het bijzonder let op zaken als uitvoerbaarheid, grondwettelijkheid en noodzaak van de wetgeving.
- 17.Veel landen hebben een parlement dat uit twee Kamers bestaat. Zo heeft het Verenigd Koninkrijk een Hoger- en Lagerhuis en kent Duitsland een Bondsdag en een Bondsraad. Ook Nederland heeft sinds 1815 twee Kamers en daarmee een tweekamerstelsel ('bicameralisme').
- 18.Nederland heeft een parlementair stelsel met twee Kamers, die echter in hoge mate een zelfde positie hebben. Zo stemmen ze over alle wetsvoorstellen en begrotingen. Wel heeft de Tweede Kamer meer rechten dan de Eerste Kamer. Zij beschikt over het recht van initiatief en het recht van amendement.
- 19.De Eerste Kamer is medewetgever en beoordeelt als laatste instantie wetsvoorstellen. Als regel let zij vooral op uitvoerbaarheid, noodzaak en de wetskwaliteit, maar uiteindelijk is het politieke oordeel meestal doorslaggevend. Hoewel er formeel geen rangorde bestaat, wordt vaak gesproken over het primaat van de Tweede Kamer. Welke inhoud daaraan precies wordt gegeven, hangt van veel factoren af.
- 20.Om de Nederlandse Grondwet te wijzigen, moet een voorstel tot wijziging worden ingediend. De wijziging moet twee keer in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. Zo’n behandeling van een wetsvoorstel in het parlement wordt een lezing genoemd. Er zijn dus twee lezingen nodig voor de Grondwet kan worden gewijzigd. Vóórdat de tweede lezing plaatsvindt, moeten Tweede Kamerverkiezingen worden gehouden. In theorie moeten kiezers zich zo over de wijziging(en) kunnen uitspreken. Bij de tweede lezing is er in beide Kamers een tweederdemeerderheid vereist.
- 21.De gezamenlijke vergadering van beide Kamers van de Staten-Generaal (de Tweede en Eerste Kamer) heet Verenigde Vergadering. De voorzitter van de Eerste Kamer leidt deze vergadering (artikel 62 Grondwet).
- 22.Constitutionele toetsing door de rechter houdt in dat de rechter toetst (of mag toetsen) of wetten al dan niet in overeenstemming zijn met de Grondwet. Het huidige artikel 120 van de Grondwet bepaalt dat de rechter niet mag beoordelen of wetten en verdragen in strijd zijn met de Grondwet. Nederland kent ook geen apart hof om wetgeving te toetsen.
- 23.De Tweede Kamer wordt sinds de verkiezingen van 1918 samengesteld op basis van evenredige vertegenwoordiging. Voor die tijd (vanaf de Grondwetsherziening van 1848) werd er gebruik gemaakt van een meerderheidsstelsel (districtenstelsel), waarbij degene die in een district de absolute meerderheid had, was gekozen. In die tijd hadden veel minder mensen dan nu stemrecht, en vrouwen al helemaal niet. Sinds de jaren '60 van de 20ste eeuw zijn er, zonder veel succes, pogingen gedaan het kiesstelsel te hervormen.
- 24.In het midden van de jaren '60 van de twintigste eeuw kwam er van enkele kanten roep om staatkundige vernieuwing. Er was onvrede over het nogal gesloten politieke systeem, waarin een bestuurselite de dienst uitmaakte. Verder leidde de gewoonte om via overleg politieke tegenstellingen zo veel mogelijk glad te strijken, tot onduidelijkheid bij de kiezers. Nieuwe spelregels moesten de invloed van de kiezer vergroten.
- 25.Trots op Nederland (TROTS) was een politieke beweging die ontstond rond oud-Tweede Kamerlid en oud-VVD-minister Rita Verdonk. De beweging werd op 3 april 2008 formeel gelanceerd. Bij de verkiezingen van 9 juni 2010 behaalde TROTS geen zetel. Rita Verdonk maakte op 21 oktober 2010 haar vertrek uit de landelijke politiek bekend.
- 26.De Partij voor de Vrijheid (PVV) is een populistische partij, met zowel conservatieve, 'rechtse' als 'linkse' standpunten. De PVV is op 22 februari 2006 geregistreerd bij de Kiesraad door Geert Wilders, na zijn vertrek bij de VVD. Hij is sindsdien ook de politiek leider.
- 27.Forum voor Democratie (FVD) werd op 25 september 2016 een politieke partij, na eerder, in februari 2015, te zijn opgericht als denktank. Kern van het programma is het invoeren van diverse vormen van directe democratie zoals referenda en gekozen bestuurders, en het versterken en/of terugwinnen van de nationale soevereiniteit. De partij keert zich tegen een gesloten bestuurscultuur. Politiek leider is Thierry Baudet.
- 28.De staatscommissie-Cals/Donner (1967-1971) moest advies uitbrengen over een algehele herziening van de Grondwet en over daarmee in verband staande wijzigingen van de Kieswet. De commissie werd op 26 augustus 1967 ingesteld door het kabinet-De Jong en bracht op 29 maart 1971 haar eindrapport uit.
- 29.VVD-politicus en bestuurder, die al heel jong besloot dat hij de politiek zou ingaan. Werd actief in de JOVD, lid van de Nijmeegse gemeenteraad en, 26 jaar jong, Tweede Kamerlid. Was woordvoerder binnenlands bestuur, politie en media. Leidde de parlementaire enquête paspoortproject. Verloor de strijd om het fractievoorzitterschap van Joris Voorhoeve. Daarna een opvallende carrière als bestuurder. Drie hoge functies, in geen bleef hij langer dan vier jaar: burgemeester van Zwolle, Commissaris van de Koningin in Friesland, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Werd daarna voorzitter MKB Nederland en fractievoorzitter van de VVD in de Eerste Kamer. Stapte op vanwege de ondergang van een zorgbedrijf waarvan hij commissaris was.
- 30.Kajsa Ollongren (1967) was van 10 januari 2022 tot 2 juli 2024 minister van Defensie in het kabinet-Rutte IV. Daarvoor was zij minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kabinet-Rutte III. In dat kabinet was zij namens D66 tevens viceminister-president. Mevrouw Ollongren was van 18 juni 2014 tot 26 oktober 2017 wethouder van Amsterdam en in september 2017 werd zij daar waarnemend burgemeester. In 2011-2014 was zij secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken. Eerder was zij plaatsvervangend secretaris-generaal op dat ministerie en daarvoor onder meer plaatsvervangend directeur-generaal economische politiek en directeur integratie en strategie op het ministerie van Economische Zaken.
- 31.De eerste Grondwet na herstel van de onafhankelijkheid kwam op 29 maart 1814 tot stand, op basis van een door een commissie onder leiding van Van Hogendorp op 2 maart 1814 aangeboden ontwerp. Sindsdien is de Grondwet regelmatig en soms zeer ingrijpend veranderd.