Kiesstelsel
De wijze waarop de volksvertegenwoordiging wordt gekozen, noemen we het kiesstelsel. Dit stelsel is medebepalend voor het type volksvertegenwoordiging en het type bestuur dat een land heeft. In Nederland hebben we evenredige vertegenwoordiging. Landen zoals Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten hebben een meerderheidsstelsel.
Inhoudsopgave
In landen met een evenredige vertegenwoordiging zijn partijen meestal genoodzaakt om samen te werken. Ze moeten daarom compromissen sluiten. In landen die een meerderheidsstelsel hebben, is na verkiezingen vrijwel altijd één partij de sterkste. Die partij domineert direct het parlement en de regering. Deze landen kennen als regel maar twee of drie (grote) partijen.
Beide stelsels zijn te combineren met een districtenstelsel. Dit houdt in dat afgevaardigden per kiesdistrict gekozen worden, in plaats van landelijk.
Daarnaast kennen we binnen die beide stelsels twee vormen van verkiezing: directe en indirecte (of getrapte) verkiezingen. Bij directe verkiezingen worden de volksvertegenwoordigers direct door de kiesgerechtigde bevolking gekozen. Bij indirecte verkiezingen kiest een gekozen orgaan de volksvertegenwoordiging.
Voorbeelden van indirecte verkiezingen zijn de verkiezing van de Eerste Kamer en de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Bij de Eerste Kamerverkiezingen worden eerst de leden van Provinciale Staten gekozen, en die kiezen op hun beurt de Eerste Kamerleden. Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen worden door de kiezers kiesmannen gekozen, en die kiezen later de president.
Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de zetelverdeling.
Een meerderheidsstelsel is een kiesstelsel waarin een partij in een gebied (district) een meerderheid moet behalen om zetels te veroveren. Er zijn hierbij twee mogelijkheden: een stelsel waarbij een absolute meerderheid1 (de helft + 1) moet worden gehaald of een stelsel waarbij een relatieve meerderheid volstaat: de partij die de grootste is in een district krijgt de zetel(s).
Voorbeelden van landen met een meerderheidsstelsel zijn Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten.
Bij een districtenstelsel wordt het land in twee of meer districten2 verdeeld, waarin afgevaardigden worden gekozen. Het aantal districten kan variëren en het is denkbaar dat per district meerdere afgevaardigden worden gekozen.
Vaak worden meerderheidsstelsel3 gecombineerd met een districtenstelsel, maar ook bij evenredige vertegenwoordiging4 is combinatie met een districtenstelsel mogelijk. Soms zijn er net zo veel districten als afgevaardigden, maar het is ook mogelijk dat per district meerdere afgevaardigden worden gekozen. Sommige landen (bijvoorbeeld Denemarken) kennen op die basis een gemengd kiesstelsel.
Bij een meerderheidsstelsel moet een kandidaat om te worden gekozen in een district de meerderheid (of in sommige landen de meeste stemmen) halen. Als evenredige vertegenwoordiging wordt toegepast, dan bepaalt de kiesdeler welke partijen afgevaardigden krijgen en hoeveel dat er zijn.
Het tweestemmenstelsel is een kiesstelsel op basis van evenredige vertegenwoordiging4, waarbij deels via een meerderheidsstelsel (districtenstelsel) wordt bepaald wie de zetels gaan bezetten. Het stelsel bestaat sinds 1953 in Duitsland, en daarom wordt ook wel gesproken van het Duitse kiesstelsel.
Historische ontwikkeling kiesstelsel Eerste Kamer
Sinds 1983 worden de 75 leden van de Eerste Kamer5 iedere vier jaar gekozen via 'getrapte verkiezingen'. Burgers kiezen de leden van de Provinciale Staten6 en zij kiezen op hun beurt de leden van de Eerste Kamer. De gedachte is dat Eerste Kamerleden daardoor wat verder af staan van de dagelijkse politiek en zich wat onafhankelijker kunnen opstellen.
De wijze van verkiezen is sinds 1850 onveranderd, maar er zijn wel wijzigingen in het kiesstelsel geweest. De termijn van Eerste Kamerleden is bijvoorbeeld een aantal keren veranderd. De laatste wijziging in de procedure voor de Eerste Kamerverkiezing dateert uit 2010.
Historische ontwikkeling kiesstelsel Tweede Kamer
De Tweede Kamer7 wordt sinds de verkiezingen van 1918 samengesteld op basis van evenredige vertegenwoordiging4. Voor die tijd (vanaf de Grondwetsherziening van 1848) werd er gebruik gemaakt van een meerderheidsstelsel (districtenstelsel8), waarbij degene die in een district de absolute meerderheid had, was gekozen. In die tijd hadden veel minder mensen dan nu stemrecht, en vrouwen al helemaal niet. Sinds de jaren '60 van de 20ste eeuw zijn er, zonder veel succes, pogingen gedaan het kiesstelsel te hervormen.
Vernieuwing Nederlands kiesstelsel
Nederland heeft een kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging4. Dat betekent dat elke partij het aantal zetels in het parlement krijgt dat overeenkomt met het percentage stemmen, met inachtneming van de kiesdeler9. Het systeem van evenredige vertegenwoordiging kent verschillende voordelen, maar onderdelen van het Nederlandse kiesstelsel staan regelmatig ter discussie. Veel van die debatten hebben te maken met de verhouding tussen kiezer en gekozene.
Het kiesstelsel van Nederland is op evenredige vertegenwoordig4 (EV) gestoeld en kent geen districtenstelsel10. De lidstaten van de Europese Unie kennen verschillende soorten kiesstelsels. Evenredige vertegenwoordiging en het meerderheidsstelsel3 wisselen elkaar af. In sommige landen wordt dit gecombineerd met een districtenstelsel. Zelfs binnen een lidstaat kan het kiesstelsel voor een deel van het parlement verschillen, zoals in Italië. Sommige lidstaten hebben een tweekamerstelsel11, net als Nederland. De Scandinavische landen kennen bijvoorbeeld éénkamerstelsels.
- 1.In een kiesstelsel van absolute meerderheid is meer dan 50 procent van de stemmen nodig om verkiezingen voor een éénhoofdig ambt te winnen. In één verkiezingsronde met meer dan twee kandidaten zal dit lang niet altijd het geval zijn. Daar zijn vervolgends drie varianten voor: een tweede ronde, een 'alternative vote' of een 'supplementary vote'.
- 2.Kieskringen, waarvan er 20 zijn, zijn iets anders dan de (tot 1917 bestaande) kiesdistricten. Het land was tot 1917 verdeeld in districten, die ieder een afgevaardigde kozen (tot 1896 kozen de grote steden meerdere afgevaardigden). Tussen 1896 en 1917 waren er 100 districten, evenveel als er Kamerzetels waren.
- 3.Een meerderheidsstelsel is een kiesstelsel waarin een partij in een gebied (district) een meerderheid moet behalen om zetels te veroveren. Er zijn hierbij twee mogelijkheden: een stelsel waarbij een absolute meerderheid (de helft + 1) moet worden gehaald of een stelsel waarbij een relatieve meerderheid volstaat: de partij die de grootste is in een district krijgt de zetel(s).
- 4.Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de zetelverdeling.
- 5.De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
- 6.De gekozen volksvertegenwoordiging van een provincie wordt Provinciale Staten genoemd. De Provinciale Staten stellen het beleid van de provincie vast en controleren de uitvoering daarvan door de Gedeputeerde Staten. Het aantal leden van Provinciale Staten hangt af van het aantal inwoners van de provincie. Dit is geregeld in artikel 8 van de Provinciewet.
- 7.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 8.Vanaf 1848 werden de leden van de Tweede Kamer rechtstreeks gekozen via een meerderheidsstelsel. In de negentiende eeuw was Nederland nog in aparte kiesdistricten verdeeld. De precieze indeling van de districten is door de jaren heen meermaals veranderd. Uitgangspunt was dat er op iedere 45.000 inwoners één afgevaardigde in de Tweede Kamer zou zijn.
- 9.De kiesdeler is het totaal aantal uitgebrachte stemmen bij een verkiezing gedeeld door het aantal te verdelen zetels. De kiesdeler is nodig om na de verkiezingen de zetelverdeling in de Tweede Kamer, de Eerste Kamer, provinciale staten, gemeenteraad of het Europees Parlement te kunnen bepalen.
- 10.Bij een districtenstelsel wordt het land in twee of meer districten verdeeld, waarin afgevaardigden worden gekozen. Het aantal districten kan variëren en het is denkbaar dat per district meerdere afgevaardigden worden gekozen.
- 11.Veel landen hebben een parlement dat uit twee Kamers bestaat. Zo heeft het Verenigd Koninkrijk een Hoger- en Lagerhuis en kent Duitsland een Bondsdag en een Bondsraad. Ook Nederland heeft sinds 1815 twee Kamers en daarmee een tweekamerstelsel ('bicameralisme').