Artikel 104: Beginselen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Iedere Lid-Staat voert het economisch beleid, dat noodzakelijk is om het evenwicht van zijn betalingsbalans in haar geheel te verzekeren en het vertrouwen in zijn valuta te handhaven, waarbij hij zorg draagt voor een hoge graad van werkgelegenheid en voor een stabiel prijspeil.
Voorop staat, dat elke Staat zich verbindt een economische politiek te voeren, gericht op het handhaven van het evenwicht in zijn algemene betalingsbalans en van het vertrouwen in de eigen munt, alsmede op de verwezenlijking van een hoge graad van werkgelegenheid en een stabiel prijsniveau (artikel 104).
Hoe formidabel deze taak is, heeft de ervaring in de afgelopen jaren ondubbelzinnig bewezen. De kans, dat op een gegeven ogenblik, door welke oorzaak of combinatie van oorzaken dan ook, toch in een of meerdere Lid-Staten tegelijk de hierboven beschreven doeleinden niet geheel bereikt worden en de situatie bijzondere maatregelen vereist, is reëel.
Vele dier bijzondere maatregelen zullen de functionering van de Gemeenschappelijke Markt en met name de concurrentieverhoudingen beinvloeden en daarop een schadelijk effect kunnen hebben. Hierbij zij de kanttekening gemaakt, dat ook de situatie van een voortdurend tekort of surplus op de betalingsbalans zelf of het gedurende langere tijd bestaan van een over-, c.q. ondergewaardeerde wisselkoers deze concurrentieverhoudingen reeds nadelig kunnen beïnvloeden.
Voorziening voor excessieve devaluatie
Wel is in het Verdrag een zekere voorziening getroffen voor het geval van een excessieve devaluatie (of appreciatie), welke niet of niet ten volle door de beginselen van artikel 104 zou worden gerechtvaardigd. In een dergelijk geval kunnen de partnerlanden door de Commissie worden gemachtigd tijdelijk tegenmaatregelen te nemen (artikel 107, lid 2 i).
Iedere Lid-Staat voert het economisch beleid, dat noodzakelijk is om het evenwicht van zijn betalingsbalans in haar geheel te verzekeren en het vertrouwen in zijn valuta te handhaven, waarbij hij zorg draagt voor een hoge graad van werkgelegenheid en voor een stabiel prijspeil.
De lidstaten voeren hun economisch beleid teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap, als omschreven in artikel 2 i, en in het kader van de in artikel 99, lid 2 i, bedoelde globale richtsnoeren. De lidstaten en de Gemeenschap handelen in overeenstemming met het beginsel van een openmarkteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd en met inachtneming van de beginselen die zijn neergelegd in artikel 4 i.