Artikel 56: Geldigheid en coördinatie wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
-
1.De voorschriften van dit hoofdstuk en de maatregelen uit hoofde daarvan genomen doen niet af aan de toepasselijkheid van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen waarbij een bijzondere regeling is vastgesteld voor vreemdelingen welke bepalingen uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid gerechtvaardigd zijn.
-
2.Vóór het einde van de overgangsperiode stelt de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Vergadering, met eenparigheid van stemmen richtlijnen vast voor de coördinatie van voornoemde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Na het einde van de tweede etappe stelt de Raad echter met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, richtlijnen vast voor de coördinatie van de in elke Lid-Staat geldende bestuursrechtelijke bepalingen.
Artikelen 55 t/m 57
Deze artikelen, welke zijn opgenomen in het hoofdstuk over de vrijheid van vestiging, zijn ook van toepassing op de dienstverlening (artikel 66 i).
Van deze artikelen verdienen die, welke zich bezighouden met de harmonisatie van wettelijke bepalingen, nadere aandacht. Het gaat hier om lid 2 van artikel 56 en leden 2 en 3 van artikel 57. Zoals nog nader in deze Memorie zal worden besproken, regelt artikel 100 i in zijn algemeenheid het vraagstuk van de harmonisatie van nationale wetgevingen. In dat algemene artikel is een blijvende eenstemmigheid in de Raad voorzien, vooral omdat daar een vrijwel onoverzienbaar terrein wordt bestreken.
De beide hierboven bedoelde artikelen zijn iets specifieker van aard. Artikel 56 heeft betrekking op voorschriften van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid; artikel 57 op allerlei andere administratieve voorschriften en regelingen of wettelijke voorzieningen m.b.t. de vestiging, de toelating. en uitoefeningen van beroepen of het verlenen van diensten.
Onderlinge afwijkingen tussen dergelijke bepalingen in de Lid-Staten kunnen een belangrijke rem vormen op een werkelijke vrijheid van vestiging en dienstverlening. Het kan daarom nodig zijn de bepalingen op dit gebied enigszins te harmoniseren of overeen te komen, dat diploma's e.d. binnen zekere grenzen wederkerig worden erkend.
De vraag rijst of het wel nodig is alle beslissingen op dit gebied met unanimiteit te nemen. De overweging, dat deze vrijheid van vestiging en dienstverlening niet op deze wijze illusoir zou mogen worden gemaakt, pleit op zich zelf voor meerderheidsbesluiten. Anderzijds is het nog moeilijk te overzien waarom het precies gaat, hetgeen een argument voor voorzichtigheid oplevert. In deze artikelen is dan ook een tussenvorm neergelegd. Er is een onderscheid gemaakt tussen maatregelen, die in één der landen in een wet zijn vastgelegd, en de maatregelen van een meer administratief karakter (b.v. ministeriële beschikkingen). Voor de eerste categorie is eenstemmigheid blijvend vereist, voor de tweede categorie is na de tweede etappe een gekwalificeerde meerderheid voldoende. Deze laatste procedure geldt ook voor de wederzijdse erkenning van diploma's, titels e.d. De grondgedachte bij deze indeling is geweest, dat men, zoals in andere gevallen wel mogelijk is, de Parlementen op dit moeilijk overzienbare terrein niet zou willen confronteren met wetswijzigingen, waar de eigen Regering niet achter staat.
Voorts is ook te allen tijde eenstemmigheid vereist voor de harmonisatie van maatregelen of voorschriften m.b.t. de bescherming van het spaarwezen, de kredietverlening en de uitoefening van het bankiersberoep en de voorschriften, welke verband houden met de uitoefening van medische en paramedische beroepen.
-
1.De voorschriften van dit hoofdstuk en de maatregelen uit hoofde daarvan genomen doen niet af aan de toepasselijkheid van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen waarbij een bijzondere regeling is vastgesteld voor vreemdelingen welke bepalingen uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid gerechtvaardigd zijn.
-
2.Vóór het einde van de overgangsperiode stelt de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Vergadering, met eenparigheid van stemmen richtlijnen vast voor de coördinatie van voornoemde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Na het einde van de tweede etappe stelt de Raad echter met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, richtlijnen vast voor de coördinatie van de in elke Lid-Staat geldende bestuursrechtelijke bepalingen.
-
1.De voorschriften van dit hoofdstuk en de maatregelen uit hoofde daarvan genomen doen niet af aan de toepasselijkheid van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen waarbij een bijzondere regeling is vastgesteld voor vreemdelingen welke bepalingen uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid gerechtvaardigd zijn.
-
2.De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251 i richtlijnen vast voor de coördinatie van voornoemde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.