Artikel 10: Omschrijving vrij verkeer, onderlinge samenwerking - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
-
1.Als zich bevindend in het vrije verkeer in een Lid-Staat worden beschouwd : de produkten uit derde landen waarvoor in genoemde Staat de invoerformaliteiten zijn verricht en de verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan en waarvoor geen gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten en heffingen is verleend.
-
2.Vóór het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, stelt de Commissie vast op welke wijze de administratieve samenwerking inzake de toepassing van artikel 9, lid 2, zal geschieden en houdt daarbij rekening met de noodzaak de aan de handel opgelegde formaliteiten zoveel mogelijk te verlichten.
Vóór het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, stelt de Commissie de bepalingen vast welke in het verkeer tussen de Lid-Staten van toepassing zullen zijn op de goederen van oorsprong uit een andere Lid-Staat, waarin produkten zijn verwerkt op welke de in de uitvoerende Lid-Staat toepasselijke douanerechten en heffingen van gelijke werking niet zijn geheven of waarvoor gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten of heffingen is verleend.
Bij het vaststellen van deze bepalingen houdt de Commissie rekening met de regels inzake de afschaffing van de douanerechten binnen de Gemeenschap en met die welke de geleidelijke toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief betreffen.
In het tweede lid van het vorige artikel i is het beginsel neergelegd, dat het vrije verkeer van goederen ook geldt voor uit derde landen afkomstige produkten, welke in het vrije verkeer binnen de Gemeenschap zijn gebracht. In lid 1 van dit artikel wordt het begrip "in het vrije verkeer" nader gedefinieerd.
Het tweede lid van dit artikel geeft de opdracht aan de Commissie een regeling te ontwerpen betreffende de samenwerking van de douaneadministraties welke de werking van een douane-unie met zich brengt. Hierbij is in het bijzonder gedacht aan de gegevens, welke de administraties aan elkaar dienen te verstrekken betreffende het feit of de naar een partnerland uit te voeren goederen zich al dan niet in het vrije verkeer bevinden.
Een dergelijke regeling bestaat ook binnen de Douane Unie van de Beneluxlanden.
Voorts heeft dit lid betrekking op de gevallen, waarin ook nog een zekere oorsprongscontrole binnen de Gemeenschap noodzakelijk zal zijn. Een dergelijke controle kan nodig zijn om een "détournement de trafic" te voorkomen, welke zich b.v. zou kunnen voordoen bij de instelling van tariefcontingenten of kunnen treden ten gevolge van grote verschillen in het buitentarief gedurende de overgangsperiode.
Voorts kan de onderling verschillende handelspolitieke situatie der Lid-Staten tegenover derde landen een dergelijke oorsprongscontrole noodzakelijk maken. Dit zal b.v. reeds spoedig het geval kunnen O.E.E.S.-verband, zodra de zes partnerlanden de restricties gaan opheffen in het onderling verkeer, welke zij tegenover de andere O.E.E.S.-partners nog aanhouden (artikel 111, lid 5 i is in dit verband van belang; het stelt, dat de leden landen tot uniforme liberalisatielijsten moeten komen).
Restitutie van invoerrechten op goederen, bestemd voor een der andere Lid-Staten, is in beginsel verboden; dit verbod zal geleidelijk moeten worden gerealiseerd. De Commissie stelt nader vast, hoe dit zal geschieden (artikel 10, lid 2, 2de
alinea).
Restitutie van invoerrechten bij export naar derde landen blijft geoorloofd (artikel 112, lid 2 i).
-
1.Als zich bevindend in het vrije verkeer in een Lid-Staat worden beschouwd : de produkten uit derde landen waarvoor in genoemde Staat de invoerformaliteiten zijn verricht en de verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan en waarvoor geen gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten en heffingen is verleend.
-
2.Vóór het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, stelt de Commissie vast op welke wijze de administratieve samenwerking inzake de toepassing van artikel 9, lid 2, zal geschieden en houdt daarbij rekening met de noodzaak de aan de handel opgelegde formaliteiten zoveel mogelijk te verlichten.
Vóór het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, stelt de Commissie de bepalingen vast welke in het verkeer tussen de Lid-Staten van toepassing zullen zijn op de goederen van oorsprong uit een andere Lid-Staat, waarin produkten zijn verwerkt op welke de in de uitvoerende Lid-Staat toepasselijke douanerechten en heffingen van gelijke werking niet zijn geheven of waarvoor gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten of heffingen is verleend.
Bij het vaststellen van deze bepalingen houdt de Commissie rekening met de regels inzake de afschaffing van de douanerechten binnen de Gemeenschap en met die welke de geleidelijke toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief betreffen.
Als zich bevindend in het vrije verkeer in een lidstaat worden beschouwd: de producten uit derde landen waarvoor in genoemde staat de invoerformaliteiten zijn verricht en de verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan en waarvoor geen gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten en heffingen is verleend.