Mededeling van de Commissie aan de Europese Voorjaarsraad - Uitvoering van de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52006DC0816

Mededeling van de Commissie aan de Europese Voorjaarsraad - Uitvoering van de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid /* COM/2006/0816 def. */

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 12.12.2006

COM(2006) 816 definitiefDEEL I

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE VOORJAARSRAAD

UITVOERING VAN DE HERNIEUWDE LISSABON-STRATEGIE VOOR GROEI EN WERKGELEGENHEID "Een jaar van goede resultaten"

INHOUD

Deze mededeling bestaat uit twee delen:

DEEL I – "Een jaar van goede resultaten"

b1. De uitvoering van de strategie voor groei en werkgelegenheid 6

b2. De uitvoering van maatregelen op de vier prioritaire gebieden 12

b3. Volgende stappen 17

DEEL II – Beoordeling van de door elke lidstaat en de eurozone geboekte vooruitgang (de "landendossiers"), en beleidsconclusies

Aan deze mededeling zijn gehecht:

  • een aanbeveling aan de Raad betreffende aanbevelingen ingevolge de artikelen 99 en 128 van het Verdrag, en op basis van de geïntegreerde richtsnoeren voor 2005-2008;
  • een bijlage (op basis van de nationale voortgangsverslagen en een economische analyse van de Commissie) waarin de in het hoofdgedeelte van het verslag uiteengezette argumenten verder worden uitgewerkt en aan de hand van aanvullend feitenmateriaal worden gestaafd. Het gedeelte van de bijlage dat aan werkgelegenheid is gewijd vormt tevens het ontwerp van het "Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid".

UITVOERING VAN DE HERNIEUWDE LISSABON-STRATEGIE VOOR GROEI EN WERKGELEGENHEID "Een jaar van goede resultaten"

Met het lanceren van de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid heeft Europa zich een ambitieuze taak gesteld. De hervorming van de Europese economie vergt vergaande veranderingen die heel Europa raken. De betrokkenheid van werknemers, bedrijven en consumenten is even belangrijk als die van politici en beleidsmakers. Doel is om uitdagingen als de globalisering en de vergrijzende samenleving met een gemeenschappelijke hervormingsagenda tegemoet te treden.

In ons laatste verslag heb ik de staatshoofden en regeringsleiders erop gewezen dat het tijd was voor een hogere versnelling – en in 2006 is daadwerkelijk vooruitgang geboekt. De strategie voor groei en werkgelegenheid is een agenda voor de middellange tot lange termijn. Om de volledige reeks noodzakelijke maatregelen te kunnen vaststellen is een grote mate van politieke continuïteit, een standvastige tenuitvoerlegging en een aanhoudend engagement nodig – en dit in veel gevallen gedurende een langere periode dan de ambtstermijn van één enkele regering. De afgelopen twaalf maanden is een belangrijke stap in de goede richting gedaan.

De hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid berust op twee stevige pijlers. De eerste pijler wordt gevormd door het partnerschap, dat ervoor moet zorgen dat op alle niveaus in Europa verantwoording wordt genomen voor deze strategie. De tweede pijler is een beleidsprogramma, gericht op de modernisering van de Europese economie en het tot stand brengen van de sociale stelsels die nodig zijn om de uitdagingen van de globalisering te kunnen aannemen. Op beide punten heeft de Lissabon-strategie in het afgelopen jaar resultaten geboekt.

Het partnerschap heeft de juiste instrumenten nodig om doeltreffend te kunnen functioneren – iedereen heeft een taak. De nationale hervormingsprogramma's zijn doeltreffend gebleken omdat zij nationale en Europese beleidsprioriteiten samenvoegen en macro-economische en micro-economische hervormingen en hervormingen op het gebied van de arbeidsmarkt combineren. Het belang van de strategie voor het politieke debat op nationaal niveau is toegenomen, en de nationale Lissabon-coördinatoren zorgen voor de nodige daadkracht en richting. De lidstaten wisselen in toenemende mate ervaringen en goede ideeën uit. De overheidsfinanciën worden van een steviger basis voorzien. Het Lissabon-programma biedt een leidraad op Europees niveau. Met het onderhavige verslag vervult de Commissie een van haar specifieke taken: zij heeft de vooruitgang die in de nationale hervormingsprogramma's wordt beschreven, onderzocht en begeleidt de lidstaten met een aantal landenspecifieke aanbevelingen. De Europese Raad heeft tot dusverre vooral de nadruk gelegd op innovatie; in maart zal hij zich toeleggen op een betere regelgeving, energie en klimaatverandering. Kortom, de verschillende actoren die aan de Lissabon-strategie deelnemen spelen hun rol naar behoren.

In de afgelopen 12 maanden zijn er duidelijk meer inspanningen verricht om beleidsmaatregelen om te zetten in werkelijke resultaten en om het investeringsklimaat voor het bedrijfsleven evenals de voorwaarden voor de schepping van werkgelegenheid te verbeteren. De Europese Voorjaarsraad 2006 heeft vier prioriteiten vastgesteld, en op alle vier deze gebieden is daadwerkelijk verandering tot stand gebracht. Op het gebied van onderzoek zijn we een nieuwe fase ingegaan, en innovatie wordt meer dan ooit als beleidsprioriteit erkend. Kleine en middelgrote ondernemingen in veel lidstaten beginnen te profiteren van de inspanningen die zijn verricht om startende ondernemingen te helpen en om belemmeringen voor de groei van ondernemingen weg te nemen. Onderwijs en opleiding staan in de schijnwerpers en de investeringen in mensen nemen toe. Er is een groeiend besef dat sociale uitsluiting niet alleen het individu, maar de samenleving als geheel schaadt. De voordelen van een omvattend Europees energiebeleid zullen tot uiting komen wanneer wij laten zien hoe concurrerende, continu geleverde en duurzame energie in Europa kan samengaan met de noodzakelijke aanpak van klimaatverandering.

De partnerschapsmethode is, ook wat deze vorderingen betreft, van doorslaggevend belang geweest. Zo vormen de inspanningen op communautair niveau om nieuwe kansen voor bedrijven te creëren, met name op het gebied van diensten en financiële diensten, een aanvulling op de nationale inspanningen ter ondersteuning van het bedrijfsleven en inzake de oprichting van bedrijvenloketten. De nieuwe regelgevingscultuur op zowel nationaal als communautair niveau brengt de kosten omlaag en schept nieuwe kansen. Een doeltreffend Europees energiebeleid is sterk afhankelijk van samenwerking en openheid tussen nationale actoren en een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheid.

De hervormingen beginnen derhalve geleidelijk te resulteren in groei en werkgelegenheid. Dit wordt steeds overtuigender aangetoond. De Europese economie vertoont voor het eerst in vele jaren een krachtige groei. In de drie jaar tot 2008 zullen er in Europa zeven miljoen nieuwe banen bijkomen. Een deel hiervan is conjunctureel van aard, maar een deel van de extra groei en banen is te danken aan de Lissabon-hervormingen. Daarnaast hebben wij geprofiteerd van de nieuwe dynamiek als gevolg van de uitbreiding. Doordat de economieën van de lidstaten onderling steeds nauwer verbonden raken zijn de positieve gevolgen van hervormingen ter bevordering van groei en banen in één lidstaat - vooral in de grotere economieën - in alle andere landen voelbaar. Structurele hervormingen die in de gehele Unie ten uitvoer worden gelegd leveren meer op dan hervormingen die stukje bij beetje tot stand komen.

We gaan dus in de goede richting. Maar dit is geen moment om achterover te leunen. We moeten de tot dusverre geboekte vooruitgang gebruiken om snellere en diepgaander hervormingen aan te moedigen – waarbij de politieke leiders de noodzaak van modernisering en de voordelen die deze de burgers zal brengen, dienen aan te prijzen. In de komende 12 maanden moet worden toegewerkt naar: een ruimere openstelling van markten om innovatie te stimuleren en ervoor te zorgen dat onze consumenten beter af zijn; een nieuwe impuls om de markten wereldwijd te liberaliseren en het Europese bedrijfsleven nieuwe kansen te bieden; een beter evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt; en meer vooruitgang met betrekking tot de kwaliteit van onze onderwijsstelsels. De betere economische situatie moet als een goede gelegenheid worden beschouwd om méér te doen – niet als een excuus om minder te doen. Ik denk dat de Europese economie in 2007 een werkelijke dynamiek zal vertonen en een goede basis zal vormen voor de tussentijdse evaluatie van de Lissabon-strategie in 2008.

Een uitgebreid Europa is, als wereldspeler, met recht ambitieus. Ambitie moet gepaard gaan met vastbeslotenheid. Wat wij in 2006 hebben bereikt geeft mij hoop, en ik verwacht dat de vooruitgang in 2007 nog groter zal zijn. Ik ben ervan overtuigd dat de Europese aanpak geschikt is om de uitdagingen van de 21e eeuw het hoofd te bieden. De combinatie van marktdynamiek, sociale cohesie en verantwoordelijkheid voor het milieu is uniek. De ontsluiting van het potentieel hiervan is de zekerste weg naar groei en werkgelegenheid in Europa.

Wij moeten onze inspanningen verdubbelen en er tezamen voor zorgen dat 2007 een jaar van goede resultaten wordt.

José Manuel Durão Barroso

  • 1. 
    DE TENUITVOERLEGGING VAN DE STRATEGIE VOOR GROEI EN WERKGELEGENHEID

De strategie voor groei en werkgelegenheid is een gemeenschappelijke hervormingsagenda van de EU. Zij weerspiegelt de toenemende interdependentie van onze economieën en onderkent de noodzaak voor zowel de Gemeenschap als de lidstaten om nauw samen te werken teneinde de visie van een dynamische, concurrerende, kennisintensieve EU die de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien, te verwezenlijken.

De positieve gevolgen van een geslaagde hervorming die de groei en werkgelegenheid in een bepaalde lidstaat bevordert, zijn in alle andere lidstaten voelbaar. Daarom zou, indien alle lidstaten gezamenlijk hervormingen ten uitvoer zouden leggen, het effect daarvan aanzienlijk worden versterkt.

De economieën van de eurozone zijn nog nauwer met elkaar verbonden. Daarom moeten de tot deze zone behorende landen zich er gezamenlijk op toeleggen de hervormingen die noodzakelijk zijn voor een soepele werking van de gezamenlijke munt, snel ten uitvoer te leggen.

Hervormingen op communautair niveau vormen een essentieel onderdeel van de Lissabon-strategie. Zij versterken de nationale hervormingen en vullen deze aan doordat zij een solide Europees kader voor groei en werkgelegenheid bieden. De Commissie heeft in 2005 de noodzakelijke acties in het communautaire Lissabon-programma vastgelegd.

De hernieuwde strategie voor groei en werkgelegenheid begint vrucht af te werpen. Alle lidstaten hebben nationale hervormingsprogramma's vastgesteld en evalueren deze momenteel om op communautair niveau vastgestelde prioriteiten en goede praktijken van andere lidstaten over te nemen. Er valt in alle lidstaten een verschuiving van het beleid waar te nemen in de richting van onderzoek en innovatie, een efficiënt gebruik van hulpbronnen en energie, de ontsluiting van het potentieel van MKB's, ondernemerschap en onderwijs, investering in menselijk kapitaal en modernisering van de arbeidsmarkten evenals het financieel waarborgen van een hoog niveau van sociale bescherming in de toekomst. Er is een duidelijker besef dat bij de modernisering van de sociale bescherming en de maatschappelijke integratie zowel met toereikendheid als met financiële houdbaarheid rekening moet worden gehouden.

Er zijn steeds meer aanwijzingen dat in het verleden doorgevoerde hervormingen kwantificeerbare voordelen beginnen op te leveren, en dat de volledige tenuitvoerlegging van de strategie voor groei en werkgelegenheid, zowel op het niveau van de EU als op dat van de lidstaten, het vooruitzicht biedt van mogelijk grote voordelen in termen van werkgelegenheid en groei. Over het geheel genomen zijn de groeivoorwaarden momenteel gunstiger om een hervormingsagenda door te voeren dan in lange tijd het geval is geweest, en de uitdaging is thans om deze kans aan te grijpen en ambitieuze hervormingsinspanningen na te streven.

Het nieuwe partnerschap voor groei en werkgelegenheid begint tevens zijn nut te bewijzen als een efficiënte structuur voor het beheren van economische hervormingen in Europa. Terwijl de inbreng in en kennis over deze structuur duidelijk nog moet worden verbeterd, vormt de nieuwe beheersstructuur als zodanig een belangrijke bijdrage tot de economische hervormingen in Europa.

In dit hoofdstuk wordt de vooruitgang op communautair niveau en in de lidstaten onderzocht. Daarnaast worden de synergieën tussen deze niveaus en tussen het macro-economisch, micro-economisch en werkgelegenheidsbeleid geëvalueerd. Hoofdstuk 2 behandelt de vier door de Europese Voorjaarsraad 2006 aangewezen prioritaire actiegebieden, en hoofdstuk 3 bevat voorstellen voor verdere stappen om de strategie ten uitvoer te leggen.

1.1. De communautaire dimensie

Er is bevredigende vooruitgang geboekt met de tenuitvoerlegging van het communautaire Lissabon-programma (CLP). Tot dusverre heeft de Commissie 75% van alle in dit programma aangekondigde maatregelen uitgevoerd[1]. Er zijn een aantal successen geboekt: de goedkeuring van de dienstenrichtlijn; de belangrijke vooruitgang ten aanzien van financiële diensten; de goedkeuring van een nieuw staatssteunkader voor O&O en innovatie evenals de richtsnoeren voor fiscale prikkels ten behoeve van O&O; het bereiken van overeenstemming over het 7e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op grond waarvan de O&O-uitgaven tussen 2007 en 2013 met 75% zullen worden verhoogd en meer steun zal worden geboden voor grote publiek-private partnerschappen; het bereiken van definitieve politieke overeenstemming over de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming SESAR, evenals steun voor MKB-bedrijven uit hoofde van het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie.

Er zijn echter een aantal belangrijke voorstellen voor EU-wetgeving nog bij het Parlement en de Raad in behandeling; het is derhalve dringend noodzakelijk dat de medewetgevers overeenstemming bereiken over de onderwerpen die nog op de agenda staan, cruciale voorstellen zoals die welke de meeneembaarheid van pensioenen verruimen zodat de mobiliteit van werknemers in de interne markt wordt verbeterd, voorstellen die de werking van onze vervoer- en energiemarkt verbeteren, die Europa voorzien van een doeltreffend en betaalbaar stelsel op het gebied van de intellectuele eigendom, die een kader verschaffen voor audiovisuele diensten en betalingsdiensten evenals voorstellen om de fiscale en douanevoorschriften in belangrijke mate te vereenvoudigen en te moderniseren. Indien deze voorstellen ten uitvoer zouden worden gelegd zouden zij de groei en werkgelegenheid in Europa een belangrijke nieuwe impuls geven.

Sinds de goedkeuring van het Lissabon-programma heeft de Commissie een aantal belangrijke nieuwe voorstellen voor economische hervormingen ingediend teneinde de acties op het niveau van de lidstaten aan te vullen en te versterken: zij heeft voorgesteld een Europees Instituut voor technologie op te richten, en er is overeenstemming bereikt over een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Verder legt de Commissie haar agenda op het gebied van het externe concurrentievermogen ten uitvoer, welke handelspolitiek en andere externe beleidsmaatregelen omvat, teneinde kansen te creëren in een geglobaliseerde economie.

Het streven naar betere regelgeving is geïntensiveerd. De Commissie[2] heeft een coherente aanpak uitgestippeld voor alle fasen van de beleidscyclus en heeft een ambitieuze vereenvoudigingsagenda vastgesteld. De Raad en het Europees Parlement dienen hun besluitvorming te bespoedigen over nog hangende vereenvoudigingsvoorstellen, zoals bijvoorbeeld het voorstel van de Commissie om een "one-stop-shop" voor de BTW in te stellen evenals haar voorstel inzake de totstandbrenging van een gemoderniseerde douaneomgeving om de procedures te vereenvoudigen.

Deze voorstellen vormen, samen met de nieuwe acties die in hoofdstuk 2 worden besproken, het werkprogramma voor economische hervorming op het niveau van de Gemeenschap.

1.2. De tenuitvoerlegging van de nationale hervormingsprogramma's (NHP's)

De lidstaten hebben hun eerste verslagen uitgebracht over de uitvoering van de nationale hervormingsprogramma's. De Commissie heeft een uitvoerige evaluatie gemaakt waarbij zij de werkzaamheden van de Raad in aanmerking heeft genomen.

Hieruit is gebleken dat de lidstaten zich daadwerkelijk toeleggen op hervorming. Veel lidstaten hebben de betrokkenheid van hun parlement en andere belanghebbenden versterkt. Zij hebben zonder uitzondering Lissabon-coördinatoren aangesteld, dikwijls op ministerieel niveau.

Afgezien van het feit dat de lidstaten een verschillend uitgangspunt hebben zijn er echter aanzienlijke verschillen in het tempo, de intensiteit en het engagement waarmee de hervormingen ten uitvoer worden gelegd. Ook de vorderingen die met betrekking tot de verschillende beleidsterreinen zijn gemaakt, zijn niet homogeen.

De macro-economische dimensie

  • De economische prestaties en vooruitzichten van de EU zijn beter dan de afgelopen jaren het geval was. De economische groei zal dit jaar 2,8% bedragen, tegen 1,7% in 2005, en verwacht wordt dat zij in de komende twee jaar stabiel zal blijven met circa 2,5%[3]. Deze toename is deels te danken aan gunstige conjuncturele ontwikkelingen, maar er zijn aanwijzingen dat ook voorgaande structurele hervormingen hieraan hebben bijgedragen. Daarnaast wordt deze opwaartse trend geschraagd door begrotingsconsolidatie en een grotere aandacht voor de noodzaak van houdbare overheidsfinanciën in het licht van de vergrijzing; hierbij heeft het herziene stabiliteits- en groeipact een ondersteunende rol gespeeld[4]. Ook de recente uitbreiding heeft de economie van de EU een grotere dynamiek gegeven.
  • De betere vooruitzichten berusten op stabiele macro-economische voorwaarden. Ondanks hogere energieprijzen lag de inflatie in 2006 nipt boven de 2%. De loonmatiging bleef een gunstig effect hebben op de prijsstabiliteit. De lopende rekening van de EU-25 blijft over het algemeen in evenwicht ondanks de hogere energieprijzen, een krachtiger groei en de appreciatie van de euro ten opzichte van andere grote valuta's. De externe positie van een aantal lidstaten heeft echter een zodanig niveau bereikt dat nauwlettend toezicht noodzakelijk is.
  • Veel landen, ook die met de grootste tekorten, hebben inspanningen verricht op het gebied van de begrotingsconsolidatie, en voor het eerst sinds 2002 nam de schuldquote van de EU-25 niet toe. Verder werden in een aantal landen hervormingen van pensioen- en zorgstelsels goedgekeurd of aangekondigd. Sommige lidstaten moeten echter veel meer doen. In meer dan de helft van de lidstaten lopen de overheidsfinanciën een middelgroot tot groot risico indien het huidige beleid wordt voortgezet. Indien de gezonde levensperiode gelijke tred zou houden met de ontwikkeling van de levensverwachting, dan zou de stijging van de uitgaven voor gezondheidszorg kunnen worden omgebogen. Begrotingsconsolidatie nu zal ruimte voor investeringen scheppen waardoor het groeipotentieel in de toekomst wordt vergroot en de overheidsfinanciën op lange termijn van een steviger basis worden voorzien.
  • Gezien de grotere economische en financiële interdependentie als gevolg van de invoering van de euro moeten de landen van de eurozone niet alleen voorwaarden scheppen die gunstig zijn voor groei en werkgelegenheid in elke lidstaat, maar dienen zij tevens het aanpassingsvermogen van de eurozone te verbeteren. In het licht van deze grotere interdependentie is in de landen van de eurozone een ambitieuzere begrotingsconsolidatie, een sterkere mededinging om de productiviteit te verhogen, beheersing van de inflatiedruk en flexibeler arbeidsmarkten noodzakelijk. Hiertoe dient de beleidscoördinatie te worden aangescherpt en het bestuur te worden verbeterd op basis van de strategie voor groei en werkgelegenheid en in de context van de Eurogroep[5].

De micro-economische dimensie

  • Alle lidstaten hebben een streefdoel vastgesteld voor investeringen in O&O. Indien aan al deze doelstellingen wordt voldaan, zal de EU in 2010 een O&O-uitgavenniveau van 2,6% van het BBP bereiken (1,9% in 2005). Dit zou een belangrijke verbetering zijn, ook al wordt het centrale streefcijfer van de EU van 3% pas later bereikt. Een verhoging van de O&O-uitgaven brengt aanzienlijke voordelen met zich: indien de nationale streefcijfers worden gehaald zal het BBP van de EU in 2025 tussen de 2,6% en 4,4% hoger zijn dan zonder deze uitgavenstijging. Particuliere investeringen zijn hierbij van cruciaal belang; daarom moeten de banden tussen wetenschap en bedrijfsleven worden versterkt, internationaal concurrerende clusters worden bevorderd, moet de toegang tot financiering worden verruimd en moeten innovatie-ondersteunende diensten worden verbeterd (bijvoorbeeld breedband en elektronische overheid).
  • Veel lidstaten zijn begonnen met de tenuitvoerlegging van de maatregelen die door de Europese Voorjaarsraad 2006 waren overeengekomen "ter ontsluiting van het ondernemingspotentieel, met name van het midden- en kleinbedrijf". Alle lidstaten die bijvoorbeeld nog niet over bedrijvenloketten beschikten om startende ondernemers te helpen zijn thans doende deze op te richten. De meeste lidstaten hebben echter nog niet zoveel vooruitgang geboekt dat zij de doelstelling terzake, de mogelijkheid om binnen één week een bedrijf op te richten[6], tegen eind 2007 kunnen verwezenlijken.
  • Op een groot aantal beleidsterreinen hangt succes evenwel af van daadwerkelijke mededinging en de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving – in sectoren als energie, vervoer, telecommunicatie, financiële en professionele diensten en overheidsopdrachten – evenals van flexibeler arbeidsmarkten. Hier moeten nieuwe inspanningen worden geleverd. Het totale bedrag van staatssteun is in de periode 2001-2005 niet significant afgenomen. Wel besteden de lidstaten thans meer dan 90% van de toegekende steun aan horizontale doelstellingen. Terwijl het percentage steun voor milieu en energie-efficiëntie tot 28% is toegenomen is de steun op andere "Lissabon"-gebieden, zoals O&O en opleiding, betrekkelijk stabiel gebleven.
  • De resultaten op het gebied van betere regelgeving zijn over het algemeen goed. Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt met het meten en verlagen van administratieve lasten en met effectbeoordeling. Bovendien voeren een groot aantal lidstaten ad-hoc vereenvoudigingsmaatregelen in. Toch bestaat slechts in minder dan tien lidstaten verplichte raadpleging over nieuwe regelgeving.
  • Veel lidstaten erkennen de potentiële synergieën tussen milieubeleid en groei. Ook zijn zij zich bewust van algemene uitdagingen als klimaatverandering en de noodzaak om de biodiversiteit te beschermen. Meer dan de helft van de lidstaten moet evenwel aanvullende maatregelen nemen om de doelstellingen inzake het opwekken van elektriciteit uit duurzame energiebronnen te bereiken. Zeven lidstaten liggen niet op schema wat hun Kyoto-verplichtingen inzake klimaatverandering betreft, en zullen verdere maatregelen moeten nemen op het gebied van emissiereductie. Ten aanzien van het bevorderen van milieutechnologieën wordt weliswaar vooruitgang geboekt, maar de doorberekening van milieukosten verloopt traag.

De werkgelegenheidsdimensie

  • De werkgelegenheidscijfers stijgen gestaag, deels omdat meer vrouwen en ouderen aan het arbeidsproces deelnemen. Verwacht wordt dat de EU in de periode 2006-2008 7 miljoen nieuwe banen zal scheppen. Hierdoor zou het werkgelegenheidscijfer van 64% in 2005 kunnen stijgen tot 66% in 2008, terwijl de werkloosheid zou dalen van een piekwaarde van meer dan 9% in 2004 tot 7,3% in 2008. De forse groei van de werkgelegenheid in combinatie met een aanzienlijke daling van de werkloosheid in 2006 lijkt erop te wijzen dat er een structurele verbetering in de werking van de arbeidsmarkten heeft plaatsgevonden. Bovendien hebben een aantal lidstaten de overgangsbeperkingen inzake het vrije verkeer van werknemers versoepeld.
  • Ondanks deze vooruitgang passen slechts enkele lidstaten een volledig geïntegreerd "levensloopbeleid" toe op de werkgelegenheid. Er zijn bijvoorbeeld grote inspanningen nodig om de doelstelling te bereiken die vorig jaar is vastgesteld, namelijk dat elke schoolverlater of afgestudeerde binnen zes maanden nadat hij werkloos is geworden een baan, stage of aanvullende opleiding wordt aangeboden. De verschillen tussen mannen en vrouwen blijven groot, wat betekent dat het Pact voor gendergelijkheid met grotere inzet ten uitvoer moet worden gelegd. De beschikbaarheid van betaalbare kinderopvang vormt in een aantal lidstaten een probleem, waardoor het moeilijker wordt werk en privéleven met elkaar te verenigen. In veel lidstaten kampen bepaalde categorieën van de bevolking (zoals jongeren, ouderen, minderheden en onderdanen uit derde landen) nog steeds met een veel hogere werkloosheid. Voortijdige schoolverlating is een bijzonder ernstig probleem onder immigranten en minderheden. De lidstaten hebben pogingen in het werk gesteld om de arbeidsmarktparticipatie van ouderen te vergroten, maar er zijn meer inspanningen nodig om voor deze groep werkelijke arbeidsmogelijkheden te creëren. Ook de armoede onder kinderen blijft een groot probleem ondanks de moeite die alle lidstaten zich getroosten om deze armoede te reduceren (hierop was door de Europese Voorjaarsraad 2006 aangedrongen).
  • De lidstaten hebben grote belangstelling voor "flexizekerheid" maar de meesten leggen slechts enkele elementen hiervan ten uitvoer, zoals maatregelen om de belastingdruk op arbeid te verlagen om "werken lonend te maken" en de vraag naar werk te stimuleren. Er is slechts beperkte vooruitgang geboekt ten aanzien van de overige elementen: de modernisering van de sociale bescherming en uitkeringsstelsels en de invoering van samenhangende strategieën op het gebied van levenslang leren. Verder wordt de wetgeving inzake werkgelegenheidsbescherming niet door voldoende lidstaten gemoderniseerd, behalve in de marge (het bieden van betere kansen aan nieuwkomers of marginale arbeidskrachten). Om de tweedeling op de arbeidsmarkt (insiders/outsiders) in een aantal lidstaten tegen te gaan zal een ruimere zekerheid voor en inzetbaarheid van marginale arebidskrachten hand in hand moeten gaan met een grotere flexibiliteit van werknemers met vaste arbeidscontracten.

***

Over het algemeen hebben de lidstaten een veelbelovend begin gemaakt met de tenuitvoerlegging van de nationale hervormingsprogramma's. In verschillende lidstaten is er echter ruimte voor krachtdadiger optreden op gebieden als de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, arbeidsmarkthervorming, O&O, klimaat- en energiebeleid en innovatie, evenals ten aanzien van de mededinging, met name in netwerkindustrieën en dienstensector.

Het boeken van snellere vooruitgang op deze gebieden zou het algemene tempo van de implementatie bestendigen, grotere synergieën tussen de beleidsmaatregelen genereren en bijdragen tot een maximale benutting van de voordelen van de hervormingen.

In het licht van haar evaluatie heeft de Commissie besloten de lidstaten richtsnoeren voor te leggen in de vorm van concusies en landenspecifieke aanbevelingen op grond van de artikelen 99 en 128 van het Verdrag. Deze landenspecifieke aanbevelingen nemen de vooruitgang die met de tenuitvoerlegging van de nationale hervormingsprogramma's is geboekt als uitgangspunt. Zij hebben met name betrekking op vraagstukken die door de Commissie onder de aandacht van de lidstaten zijn gebracht in haar bijdrage tot de Europese Voorjaarsraad 2006. Er worden geen aanbevelingen gedaan aan lidstaten die aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt bij de uitvoering van hun hervormingsprogramma's.

De hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid is een agenda voor de middellange tot lange termijn. Niet alle beleidsuitdagingen kunnen in een jaar met succes worden aangepakt, en daarom heeft de Commissie rekening gehouden met het feit dat lidstaten die voor ingewikkelde problemen staan, aan bepaalde maatregelen prioriteit moeten verlenen.

Verder vestigt de Commissie de aandacht van alle lidstaten op bepaalde belangrijke vraagstukken ten aanzien waarvan de vorderingen in 2007 nauwlettend in de gaten moeten worden gehouden. Een dergelijk nauwgezet toezicht is ook nodig op de vier prioritaire actiegebieden (zie hoofdstuk 3) waarop volgens de Europese Raad tegen eind 2007 goede resultaten moeten worden geboekt.

1.3. Investeren in groei en werkgelegenheid: de eerste prioriteit voor de nieuwe cohesieprogramma's

Een van de grootste successen die in het afgelopen jaar zijn behaald was de nieuwe oriëntatie van het cohesiebeleid. Het nieuwe regelgevingskader voor de Structuurfondsen voor de periode 2007-2013 bepaalt dat, in de regio's met de grootste ontwikkelingsachterstand, minimaal 60% van de beschikbare middelen voor "Lissabon-uitgaven" moeten worden bestemd. In andere regio's is dit minimaal 75%. Hoewel deze verplichting niet geldt voor de lidstaten die in 2004 tot de Unie zijn toegetreden, hebben alle lidstaten ermee ingestemd zich hieraan te houden. Dit levert een investering in het kader van de Lissabon-strategie op van 200 miljard euro uit de Structuurfondsen (inclusief medefinanciering door de lidstaten).

De Commissie zal intensief met de lidstaten blijven samenwerken om ervoor te zorgen dat de meeste van de 360 nieuwe programma's tegen medio 2007 kunnen worden goedgekeurd en zo snel mogelijk tot de zeer noodzakelijke investeringen kan worden overgegaan. Bij al deze programma's ligt de nadruk vooral op prioriteiten op het gebied van hervormingen, zoals innovatie en de kenniseconomie. De nieuwe programma's inzake plattelandsontwikkeling zullen eveneens nieuwe investeringsmogelijkheden met zich brengen, waardoor de schepping van werkgelegenheid buiten de stedelijke gebieden wordt bevorderd.

Er bestaat thans een veel nauwere samenwerking tussen degenen die belast zijn met de uitvoering van de nationale hervormingsprogramma's en degenen die de operationele programma's voor de Structuurfondsen voorbereiden. Bovendien dragen de programma's, omdat het merendeel ervan in samenwerking met de regio's en andere plaatselijke actoren wordt opgesteld en uitgevoerd, bij tot een decentralisering van de strategie voor groei en werkgelegenheid naar het regionale en lokale niveau en tot een grotere plaatselijke inbreng.

  • 2. 
    DE UITVOERING VAN MAATREGELEN OP DE VIER PRIORITAIRE GEBIEDEN

Tijdens de Europese Voorjaarsraad 2006 stelden de staatshoofden en regeringsleiders vier prioritaire gebieden vast waar meer groei en werkgelegenheid tot stand moet worden gebracht. Binnen deze gebieden kwam hij specifieke maatregelen overeen die vóór eind 2007 ten uitvoer moeten zijn gelegd – d.w.z. vóór het begin van de tweede cyclus van de strategie voor groei en werkgelegenheid in 2008. Deze vier prioriteiten moeten in de nationale hervormingsprogramma's en het communautaire Lissabon-programma worden opgenomen, maar worden in dit hoofdstuk besproken omdat zij horizontaal van aard zijn. Zoals uit de evaluatie van de Commissie is gebleken zullen veel lidstaten hun inspanningen om de acties tijdig uit te voeren, moeten vergroten. De lidstaten zouden, als integrerend onderdeel van hun jaarlijkse voortgangsrapporten, verslag moeten uitbrengen over de vorderingen die zij op deze vier prioritaire actiegebieden hebben gemaakt.

2.1. Meer investeren in kennis en innovatie

Het bevorderen van onderzoek en innovatie biedt de grootste kans op het vinden van oplossingen voor veel grote problemen, zoals klimaatverandering en demografische veranderingen. Het scheppen van een innovatiegezinder Europa is van het grootste belang voor toekomstige groei.

Het vaststellen van streefdoelen voor O&O-investeringen op zich is niet voldoende. Het gaat erom dat O&O-investeringen op nieuwe producten en diensten worden gericht. Of dit gebeurt of niet zal in grote mate afhangen van de mate waarin de juiste randvoorwaarden voor de ondersteuning van innovatie worden geschapen, zoals gemoderniseerd hoger onderwijs en sterkere banden met de kennisdriehoek (bedrijfsleven, universiteiten, onderzoekcentra) alsook concurrerende markten met lage toegangsdrempels. De Commissie zal een discussie op gang brengen over de toekomst van de Europese onderzoekruimte om ervoor te zorgen dat deze ruimte een vooraanstaande rol zal spelen bij het aanpakken van wereldwijde problemen.

Verder kan de ontwikkeling van bepaalde nieuwe strategische technologieën (en de voortrekkersrol die zij kunnen spelen op wereldwijde markten) worden bevorderd door een gemeenschappelijke Europese sectorale aanpak (zoals met betrekking tot het afvangen en opslaan van kooldioxide en spectrumbeheer[7]).

In september 2006 heeft de Commissie een omvattende innovatiestrategie voorgelegd, voorzien van een tienpuntenplan[8]. Vervolgens kwamen de staatshoofden en regeringsleiders in Lahti overeen dat de EU, zoals haar grootste concurrenten, innovatie strategisch zou moeten benaderen en zich zou moeten concentreren op een klein aantal nauw samenhangende vraagstukken[9]. De Raad heeft op basis hiervan een werkprogramma op het gebied van innovatie vastgesteld dat op communautair niveau ten uitvoer moet worden gelegd.

Follow-upmaatregelen: Gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's) zijn publiek-private partnerschappen die ervoor moeten zorgen dat Europa zijn leiderspositie op het gebied van strategische technologieën behoudt. De Commissie zal begin 2007 voorstellen indienen om een aantal GTI's te lanceren. Het Europese Instituut voor Technologie (EIT) wordt een paradepaardje voor innovatie, onderzoek en hoger onderwijs op topniveau. Het voorstel voor de Commissie terzake dient tijdig te worden goedgekeurd zodat het EIT in 2008 operationeel kan worden en in 2010 de eerste kennis- en innovatiegemeenschap in het kader van het EIT tot stand kan worden gebracht. De lidstaten dienen verder hervormingen van het hoger onderwijs en van onderzoekinstellingen door te voeren. Europa heeft dringend behoefte aan een duidelijk en samenhangend netwerk voor de bescherming van intellectuele eigendom, gebaseerd op hoge kwaliteit, betaalbaarheid, convergentie en evenwicht tussen gebruikers en houders van intellectuele-eigendomsrechten, zodat er een vrij verkeer van ideeën kan plaatsvinden in een dynamische informatiemaatschappij. De Commissie zal voorstellen indienen. De Europese normering dient te worden bespoedigd, met name op snel evoluerende markten, waarbij interoperabiliteit moet worden gewaarborgd. De Europese normalisatie-instellingen moeten hun prestaties voortdurend verbeteren door hun werkmethoden en structuren aan te passen en de interne besluitvorming te verbeteren. De Commissie zal in samenwerking met de normalisatie-instellingen, het bedrijfsleven en belanghebbenden een onderzoek instellen en in oktober 2007 een actieplan uitbrengen. Europa moet een strategie voor leidende markten opstellen, d.w.z. dat overheidsinstanties trachten te bewerkstelligen dat de markten zoveel mogelijk ontvankelijk zijn voor nieuwe technologieën en bedrijfsmodellen en aldus Europese ondernemingen kunnen helpen in deze sectoren wereldleiders te worden. Slimme aanbestedingspraktijken kunnen de vraag naar innoverende oplossingen bevorderen en nieuwe kansen voor bedrijven creëren, met name in de dienstensector. De openbare sector moet deze uitdaging aannemen. |

  • 2.2. Ontsluiting van het ondernemingspotentieel, vooral bij het MKB

De Europese Voorjaarsraad 2006 erkende dat het MKB de grootste bron voor toekomstige werkgelegenheid in Europa is; hij besloot dan ook de regelgeving te verbeteren om het veel gemakkelijker te maken in de interne markt een onderneming te starten, te leiden en over te dragen.

Nu alle lidstaten bedrijvenloketten hebben opgericht of hiertoe de nodige maatregelen nemen, dienen de administratieve procedures waarop deze loketten gebaseerd zijn, te worden gestroomlijnd (met elektronische hulpmiddelen).

De kosten voor bedrijven in verband met de naleving van administratieve vereisten als gevolg van zowel EU als nationale regelgeving, worden in de EU-25 geschat op circa 3,5% van het BBP. Een groot deel van deze kosten houdt verband met verslagleggingsvereisten in het openbaar belang. Er zijn evenwel talrijke mogelijkheden om deze lasten te verlagen zodat ondernemers en hun medewerkers hun tijd in productieve werkzaamheden kunnen steken. Geraamd is dat een verlaging van deze kosten met 25% het BBP van de EU met maximaal 1,5% zou verhogen (ofwel 150 miljard euro).

Follow-upmaatregelen: De Europese Raad wordt verzocht om: een gemeenschappelijk streefcijfer van 25% vast te stellen voor de verlaging van administratieve lasten als een politiek doel dat zowel door de EU als door de lidstaten tegen 2012 moet worden bereikt; door de Commissie aangewezen prioriteitsgebieden goed te keuren waarop aanzienlijke vooruitgang moet worden geboekt met betrekking tot de verlaging van de administratieve lasten, en met name: belastingwetgeving met inbegrip van BTW; statistieken; landbouw en landbouwsubsidies; etikettering van levensmiddelen; wetgeving op het gebied van vervoer en visserij; een pakket gerichte voorstellen goed te keuren om administratieve kosten te verlagen waarmee in een vroeg stadium aanzienlijke voordelen kunnen worden bereikt; de voorgestelde kostenberekeningsmethode goed te keuren. Uit het onderzoek van de nationale voortgangsverslagen blijkt dat het gebrek aan mededinging een punt van zorg blijft dat innovatie en productiviteitsgroei in de weg staat. De Commissie is voornemens belangrijke goederen- en dienstenmarkten te onderzoeken om de specifieke problemen op te sporen. De Europese Raad wordt verzocht er bij de lidstaten op aan te dringen de hoogste prioriteit te verlenen aan een snelle, doeltreffende tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn, en om nauw met de Europse Commissie samen te werken om dit proces van tenuitvoerlegging te vergemakkelijken en te coördineren. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat: binnen een termijn van ten hoogste één week een nieuwe onderneming kan worden opgericht[10]; de aanloopkosten laag zijn en slechts administratieve kosten omvatten; ondernemingen via bedrijvenloketten op één plaats en/of elektronisch aan hun wettelijke verplichtingen kunnen voldoen (met inbegrip van BTW-registratie); de indienstneming van de eerste werknemer via een enkel overheidsloket kan worden geregeld; onderwijs in ondernemerschap in schoolcurricula wordt opgenomen. |

  • 2.3. Grotere flexibiliteit van de arbeidsmarkten op basis van flexizekerheid

Thans wordt algemeen onderkend dat de Europese arbeidsmarkten moeten worden gemoderniseerd om zich te kunnen aanpassen aan veranderingen die een gevolg zijn van grotere internationale concurrentie, de vergrijzing van de bevolking en keuzes ten aanzien van de levenswijze. Het flexizekerheidsconcept is een van de meest veelbelovende manieren om deze modernisering tot stand te brengen. Het doel hierbij is niet om de werkgelegenheid, maar om de werknemer te beschermen, hem te helpen met snelle veranderingen om te gaan en aldus werkgelegenheid te waarborgen. Het flexizekerheidsconcept is al in een aantal lidstaten met succes ten uitvoer gelegd. De uitdaging is om op dit succes voort te bouwen.

Follow-upmaatregelen: Na overleg met de sociale partners zal de Commissie tegen de zomer van 2007 een mededeling over flexizekerheid indienen met de bedoeling dat tegen eind 2007 een aantal gemeenschappelijke beginselen worden overeengekomen. Aangezien de uitgangsposities van de lidstaten uiteenlopen en ter vergemakkelijking van de uitvoering zal de Commissie een reeks beleidstrajecten uitzetten om de flexizekerheid te bevorderen, afhankelijk van de institutionele structuur, de economische situatie en de beschikbare financiële middelen. De lidstaten moeten tegen eind 2007: zorgen dat aan elke schoolverlater voordat hij zes maanden werkloos is (vanaf 2010 voordat hij vier maanden werkloos is) een baan, een stage, een aanvullende opleiding of een andere inzetbaarheidsmaatregel wordt aangeboden; de beschikbaarheid en betaalbaarheid van gekwalificeerde kinderopvang verhogen overeenkomstig hun eigen nationale streefdoelen; doelgerichte stimuleringsmaatregelen treffen om het beroepsleven te verlengen en de deelname aan opleidingen van werknemers van ouder dan 45 jaar, te vergroten. |

  • 2.4. Energie en klimaatverandering

De feiten met betrekking tot klimaatverandering zijn ondubbelzinnig: onze planeet warmt sneller op dan ooit als gevolg van menselijke activiteit. Om de gemiddelde temperatuurstijging in de wereld te beperken tot twee graden Celsius[11] moeten wij nu wereldwijd doortastend optreden. De kosten van nietsdoen zullen aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van maatregelen. In dit verband zijn er bovendien belangrijke mogelijkheden voor groei en werkgelegenheid door de investering in en de productie en verspreiding van nieuwe eco-efficiënte technologieën.

Europa heeft het vraagstuk van klimaatverandering aangepakt. Het Europese leiderschap op dit gebied dient van dien aard te zijn dat het zijn invloed aanwendt voor een ruimer opgezette bestrijding van klimaatverandering en moet het concurrentievermogen versterken. Het nieuwe energiebeleid voor Europa dat thans wordt vastgesteld, moet in die context worden geplaatst.

Europa heeft een geïntegreerd energiebeleid nodig waarbij maatregelen op Europees en nationaal niveau worden gecombineerd en de duurzaamheid van het milieu, de continuïteit van de voorziening en het concurrentievermogen worden bevorderd:

  • Het is van cruciaal belang dat een gestage ontwikkeling plaatsvindt in de richting van een koolstofarm energiemodel, waarbij Europees leiderschap wordt getoond bij de bestrijding van klimaatverandering terwijl tegelijkertijd het concurrentievermogen van de EU wordt gestimuleerd. Het is van het grootste belang om derde landen hierbij te betrekken indien wij erin willen slagen de emissies wereldwijd terug te brengen. Dit vereist tevens een grote inspanning op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, en met name inzake nieuwe energietechnologieën, van zowel de overheid als de particuliere sector.
  • Krachtige beleidsmaatregelen om energie-efficiëntie en het gebruik van duurzame energiebronnen te bevorderen kunnen eveneens een zeer belangrijke bijdrage leveren tot de reductie van emissies, de verbetering van de continuïteit van de voorziening, en het stimuleren van het concurrentievermogen doordat zij Europa een voortrekkersrol verlenen op het gebied van innoverende industrieën.
  • De EU dient het gebruik van kosteneffectieve instrumenten te bevorderen waarmee de mogelijkheden van spoedeisende emissiereducties worden benut en tegelijkertijd innovatie wordt bevorderd. De Gemeenschapsregeling voor de handel in emissierechten zal worden versterkt en uitgebreid. De richtlijn terzake zal in 2007 worden herzien.
  • Een volledig geïntegreerde interne markt zal inefficiënties verminderen, investeringen bevorderen en ons concurrentievermogen versterken, en daarnaast de veiligheid en duurzaamheid verbeteren. Afgezien van de tenuitvoerlegging van de marktliberaliserende richtlijnen zal verdere vooruitgang moeten worden geboekt op het gebied van ontbundeling, de versterking van de rol van wetgevende instanties en een grotere mate van interconnectie tussen de lidstaten.

Follow-upmaatregelen: De Commissie zal in januari 2007 twee belangrijke initiatieven voorleggen: de strategische toetsing van het energiebeleid waarin een energiescenario zal worden opgenomen dat strookt met de langetermijndoelstelling van de EU op het gebied van klimaatverandering terwijl tevens het concurrentievermogen en de veiligheid worden bevorderd; en een mededeling over nadere maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan. Deze voorstellen omvatten bijzondere maatregelen die door de Europese Voorjaarsraad moeten worden vastgesteld; deze Raad zou een groot deel van zijn besprekingen aan deze onderwerpen moeten wijden. |

  • 3. VOLGENDE STAPPEN

3.1. De voornaamste prioriteiten op het gebied van economische hervorming op communautair niveau in 2007: de actualisering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap

Veel van de maatregelen op de prioritaire gebieden moeten door de lidstaten worden genomen. Maar er is ook een belangrijke communautaire dimensie. Deze maatregelen vormen, samen met de onvoltooide wetgevingsagenda van het Lissabon-programma (zie hoofdstuk 1.1), een programma van economische hervormingen op communautair niveau voor 2007. De hier geboekte vooruitgang zal onontbeerlijk zijn ter aanvulling en versterking van de maatregelen van de lidstaten.

3.2. Een versterking van de eigen inbreng

In de aanloop naar de tweede cyclus van 2008 verzoekt de Commissie de Europese Raad om er bij de lidstaten op aan te dringen:

  • voorzover zij dit nog niet hebben gedaan, op politiek niveau nationale Lissabon-coördinatoren aan te wijzen;
  • grotere inspanningen te doen om de Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid stevig in de burgermaatschappij te verankeren, bijvoorbeeld door hun voortgangsverslagen met hun parlementen te bespreken, belanghebbenden te raadplegen en een betere koppeling tot stand te brengen tussen de nationale hervormingsprogramma's en de nationale begrotingsdebatten. De Commissie is in dit verband verheugd over de dialoog die het Europees Parlement is aangegaan met de nationale parlementen;
  • van elkaars ervaringen te blijven leren door goede beleidsideeën uit te wisselen welke door de Commissie zullen worden gesteund. Voortbouwend op het geslaagde innovatieseminar van begin oktober in Lissabon zal de Commissie in samenwerking met de nationale Lissabon-coördinatoren nog meer seminars organiseren om succesverhalen uit te wisselen. Daarnaast zal de Commissie regionale en stedelijke netwerken opzetten om de uitwisseling van de beste praktijk op het gebied van innovatie te stimuleren overeenkomstig het "Regions for Economic Change"-initiatief.

3.3. Uitbreiding van het partnerschap

Op 1 januari 2007 zullen Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie toetreden. De Commissie verzoekt deze nieuwe lidstaten bij gelegenheid van de Europese Voorjaarsraad 2007 nationale hervormingsprogramma's (NAP's) in te dienen op basis van de geïntegreerde richtsnoeren, en daarin rekening te houden met de meest recente monitoringverslagen.

3.4. Focus op resultaten

De Commissie verzoekt de Europese Raad zijn algemene goedkeuring te hechten aan de inhoud van dit verslag en met name om

  • de beleidsoriëntaties met betrekking tot de vooruitgang met de hervormingen te steunen, inclusief het voorstel inzake conclusies en landenspecifieke aanbevelingen, evenals de inhoud daarvan, op basis van de geïntegreerde richtsnoeren, zoals uiteengezet in deel II, met het oog op goedkeuring door de Raad;
  • alle lidstaten te verzoeken hun nationale hervormingsprogramma's ten uitvoer te leggen, met name wat betreft de vier prioritaire gebieden, de landenspecifieke aanbevelingen die door de Raad moeten worden goedgekeurd en de conclusies die door de Commissie zijn vastgesteld, en uiterlijk op 15 oktober 2007 verslag uit te brengen over deze tenuitvoerlegging;
  • er bij de lidstaten op aan te dringen om, waar nodig, grotere inspanningen te doen om tegen eind 2007 de door de Europese Voorjaarsraad 2006 vastgestelde prioritaire acties te voltooien. De Europese Raad wordt verzocht zijn instemming te betuigen met de aanvullende acties die in hoofdstuk 2 worden besproken;
  • de Raad op te dragen en het Parlement te verzoeken met voorrang de nog uitstaande wetgevingsmaatregelen aan te nemen en het geschetste werkprogramma 2007 op communautair niveau goed te keuren (hoofdstuk 1.1 en hoofdstuk 2).

[1] "Community Lisbon Programme: Technical Implementation Report 2006" - SEC(2006) 1379.

[2] "Betere regelgeving in de Europese Unie: een strategische evaluatie" - COM(2006) 689.

[3] Commission Autumn Economic Forecasts 2006-2008, European Economy No. 5/2006

[4] "Overheidsfinanciën in de EMU in 2006 – Het eerste jaar van het herziene stabiliteits- en groeipact" - COM(2006) 304.

[5] "De EU-economie: evaluatie 2006: Versterking van de eurozone: belangrijke beleidsprioriteiten" - COM(2006) 714.

[6] Een omschrijving van de elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling van de tijd die voor het starten van een onderneming nodig is, de kosten en de bedrijvenloketten in het kader van de Lissabon-doelstellingen kan worden geraadpleegd ophttp://ec.europa.eu/enterprise/entrepreneurship/support_measures/start-ups/index.htm

[7] De Commissie zal begin 2007 voorstellen inzake spectrumbeheer voorleggen in het kader van de herziening van het regelgevingskader voor elektronische communicatie.

[8] "Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU" - COM(2006) 502 van 13.9.2006.

[9] Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad: Een innovatiegezind, modern Europa - COM(2006) 589 van 12.10.2006.

[10] De Commissie zal richtsnoeren geven inzake de relevante definities.

[11] Dit is het streefcijfer dat door de Europese Raad is vastgesteld.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.