Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun

1.

Tekst

28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 379/5

 

VERORDENING (EG) Nr. 1998/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1), en met name op artikel 2,

Na bekendmaking van de ontwerp-verordening (2),

Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 994/98 is de Commissie gemachtigd om bij verordening een drempel vast te stellen waaronder steunmaatregelen worden geacht niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag te voldoen — en derhalve niet onder de aanmeldingsprocedure van artikel 88, lid 3, van het Verdrag vallen.

 

(2)

De Commissie heeft de artikelen 87 en 88 van het Verdrag toegepast en heeft in talrijke besluiten met name het begrip „steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag” verduidelijkt. De Commissie heeft ook haar beleid met betrekking tot een de-minimisplafond beneden hetwelk artikel 87, lid 1, van het Verdrag kan worden geacht niet van toepassing te zijn, bekendgemaakt, eerst in haar mededeling inzake de-minimissteun (3), en vervolgens in Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun (4). In het licht van de ervaring die bij de toepassing van die verordening is opgedaan, en om rekening te houden met de ontwikkeling tot en met 2006 van de inflatie en het bruto binnenlands product in de Gemeenschap en met de gedurende de looptijd van deze verordening te verwachten ontwikkelingen, lijkt het dienstig een aantal van de in Verordening (EG) nr. 69/2001 vastgestelde voorwaarden te herzien en die verordening te vervangen.

 

(3)

Gelet op de bijzondere regels die in de sectoren van de primaire productie van landbouwproducten, de visserij en de aquacultuur gelden, en gezien het risico dat in die sectoren steunbedragen die kleiner zijn dan die welke in deze verordening zijn vastgesteld, aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag kunnen voldoen, dient deze verordening niet op die sectoren van toepassing te zijn. Gezien de ontwikkeling in de vervoerssector, met name de herstructurering van talrijke vervoersactiviteiten na de liberalisering ervan, is het niet langer passend de vervoerssector van het toepassingsbereik van de de-minimisverordening uit te sluiten. Daarom dient het toepassingsbereik van deze verordening tot de hele vervoerssector te worden uitgebreid. Het algemene de-minimisplafond dient echter te worden aangepast om rekening te houden met de kleine omvang van de gemiddelde onderneming die in het vracht- en passagiersvervoer over de weg actief is. Om diezelfde redenen, en gezien ook de overcapaciteit in de sector en de doelstellingen van het vervoersbeleid wat betreft congestie op de weg en het vrachtvervoer, dient steun ten behoeve van de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren, te worden uitgesloten. Dit doet geen afbreuk aan de positieve benadering van de Commissie ten aanzien van staatssteun voor schonere en milieuvriendelijkere voertuigen in andere communautaire instrumenten dan deze verordening. Gelet op Verordening (EG) nr. 1407/2002 van de Raad van 23 juli 2002 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie (5) dient deze verordening niet op de kolenindustrie van toepassing te zijn.

 

(4)

Gezien de overeenkomsten die er zijn tussen de verwerking en afzet van landbouwproducten en van niet-landbouwproducten, dient deze verordening te gelden voor de verwerking en afzet van landbouwproducten mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In dat verband dienen noch activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een product voor te bereiden voor de eerste verkoop (zoals oogsten, maaien en dorsen van graan of het verpakken van eieren) noch de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkende bedrijven als verwerking of afzet te worden beschouwd. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening dient steun aan ondernemingen die in de verwerking of afzet van landbouwproducten actief zijn, niet meer onder de toepassing te vallen van Verordening (EG) nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (6). Bijgevolg dient Verordening (EG) nr. 1860/2004 dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

 

(5)

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft verklaard dat de lidstaten, wanneer de Gemeenschap een regeling voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke marktordening in een bepaalde landbouwsector heeft vastgesteld, zich dienen te onthouden van elke maatregel die daarvan afwijkt of er inbreuk op maakt. Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid afgenomen of op de markt gebrachte producten. Evenmin dient zij van toepassing te zijn op de-minimissteun waaraan de verplichting is gekoppeld om deze met primaire producenten te delen.

 

(6)

Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op de-minimisexportsteun of de-minimissteun waarmee binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden begunstigd. Met name mag de verordening niet gelden voor de oprichting en exploitatie van een distributienetwerk in andere landen. Steun ter financiering van de kosten van deelneming aan handelsbeurzen of van studies of consultancydiensten die noodzakelijk zijn om een nieuw of een bestaand product op een nieuwe markt te introduceren, is in de regel geen exportsteun.

 

(7)

Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (7), gelet op de moeilijkheden welke zijn verbonden aan de vaststelling van het bruto-subsidie-equivalent van steun die aan dit soort ondernemingen wordt verleend.

 

(8)

In het licht van de ervaring van de Commissie kan worden vastgesteld dat steun waarvan het bedrag over een periode van drie jaar een plafond van 200 000 EUR niet overschrijdt, het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloedt en/of de mededinging niet vervalst of dreigt te vervalsen, zodat deze steun ook niet onder artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt. Ten aanzien van ondernemingen die in het wegvervoer actief zijn, dient dit plafond op 100 000 EUR te worden vastgesteld.

 

(9)

De daartoe in aanmerking te nemen jaren zijn de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat voor fiscale doeleinden gebruikt. De desbetreffende driejaarsperiode dient op voortschrijdende grondslag te worden beoordeeld zodat bij elke nieuwe verlening van de-minimissteun het totale in het betrokken belastingjaar en in de twee voorgaande belastingjaren verleende bedrag aan de-minimissteun moet worden bepaald. Alle door een lidstaat verleende steun dient daartoe in rekening worden gebracht, zelfs indien deze geheel of ten dele uit middelen van communautaire oorsprong wordt gefinancierd. Het zou niet mogelijk mogen zijn steun die het de-minimissteunplafond overschrijdt, op te splitsen in een aantal kleinere tranches om deze tranches onder de toepassing van deze verordening te brengen.

 

(10)

In lijn met de beginselen die voor steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag gelden, dient de-minimissteun geacht te worden te zijn verleend op het tijdstip waarop de onderneming krachtens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft.

 

(11)

Om te vermijden dat de in verschillende communautaire instrumenten vastgestelde maximum steunintensiteiten worden omzeild, mag de-minimissteun niet worden gecumuleerd met staatssteun ten behoeve van dezelfde in aanmerking komende kosten indien een dergelijke cumulering ertoe zou leiden dat een steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die in de specifieke omstandigheden van elke zaak door een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is vastgesteld.

 

(12)

Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en correcte toepassing van het de-minimisplafond dienen alle lidstaten dezelfde berekeningsmethode toe te passen. Om deze berekening te vergemakkelijken en in overeenstemming met de huidige praktijk inzake de toepassing van de de-minimisregel, dienen, wanneer steun niet in de vorm van een subsidie wordt verleend, steunbedragen in hun bruto-subsidie-equivalent te worden omgerekend. Voor de berekening van het subsidie-equivalent van transparante soorten steun niet zijnde subsidies of in verschillende tranches uit te keren steun, moet de marktrente worden gebruikt die van toepassing is op het tijdstip dat de steun wordt toegekend. Met het oog op een eenvormige, transparante en eenvoudige toepassing van de staatssteunregels dienen voor de toepassing van deze verordening als marktrentevoeten te gelden de referentierentevoeten zoals die op geregelde tijdstippen door de Commissie op grond van objectieve criteria worden vastgesteld en in het Publicatieblad van de Europese Unie of op internet worden bekendgemaakt. Toch kan het nodig zijn het minimumpercentage met aanvullende basispunten te verhogen, gelet op de gestelde zekerheden of het aan de begunstigde verbonden risico.

 

(13)

Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en doelmatige monitoring dient deze verordening alleen te gelden voor transparante de-minimissteun. Transparante steun is steun waarvan het bruto-subsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd. Dergelijke precieze berekening kan bijvoorbeeld plaatsvinden wanneer het gaat om subsidies, rentesubsidies en belastingvrijstellingen waarvoor een plafond geldt. Steun in de vorm van kapitaalinjecties dient alleen als transparante de-minimissteun te gelden indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag onder het de-minimisplafond blijft. Steun in de vorm van risicokapitaalmaatregelen als bedoeld in de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen (8) dient alleen als transparante de-minimissteun te gelden indien de in de betrokken risicokapitaalregeling aan elke doelonderneming verstrekte middelen onder het de-minimisplafond blijven. Steun in de vorm van leningen dient als transparante de-minimissteun te gelden indien voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent de marktrente is gebruikt die van toepassing is op het tijdstip dat de steun wordt toegekend.

 

(14)

Deze verordening laat de mogelijkheid onverlet dat een door een lidstaat goedgekeurde maatregel niet als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag wordt aangemerkt op basis van andere gronden dan die welke in deze verordening worden uiteengezet, bijvoorbeeld in het geval van kapitaalinjecties, omdat tot dit soort maatregel is besloten in overeenstemming met het beginsel van een particuliere investeerder in een markteconomie.

 

(15)

Het is noodzakelijk rechtszekerheid te bieden voor garantieregelingen die niet het potentieel hebben het handelsverkeer ongunstig te beïnvloeden en de mededinging te verstoren en waarvoor voldoende gegevens voorhanden zijn om alle potentiële effecten op betrouwbare wijze te kunnen beoordelen. Daarom dient met deze verordening het algemene de-minimissteunplafond van 200 000 EUR te worden omgezet in een garantiespecifiek plafond dat is gebaseerd op het totale gegarandeerde bedrag van de individuele lening die de onderliggende waarde voor die garantie vormt. Het is passend dit specifieke plafond te berekenen aan de hand van een methodiek voor het beoordelen van het staatssteunbedrag dat in garantieregelingen voor leningen aan levensvatbare ondernemingen is vervat. De methodiek en de gegevens die voor het berekenen van het garantiespecifieke plafond worden gebruikt, dienen ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden uit te sluiten. Dit specifieke plafond dient derhalve niet te gelden voor individuele adhocsteun die buiten een garantieregeling om wordt toegekend, noch voor steun aan ondernemingen in moeilijkheden of garanties voor onderliggende transacties niet zijnde een lening, zoals garanties voor vermogenstransacties. Het specifieke plafond dient te worden vastgesteld op grond van het feit dat, rekening houdend met een maximumpercentage (nettopercentage wanbetalingen) van 13 % dat met een worstcasescenario voor garantieregelingen in de Gemeenschap overeenstemt, een garantie ten belope van 1,5 miljoen EUR kan worden beschouwd als hebbende een bruto-subsidie-equivalent dat aan het algemene de-minimisplafond gelijk is. Dit bedrag dient voor ondernemingen die in de sector van het wegvervoer actief zijn, tot 750 000 EUR te worden verlaagd. Deze specifieke plafonds dienen alleen te gelden voor garanties die meer dan 80 % van de onderliggende lening dekken. Ook kunnen de lidstaten ten behoeve van de beoordeling van het in een garantie vervatte bruto-subsidie-equivalent gebruikmaken van een methodiek die door de Commissie is aanvaard na aanmelding van die methodiek op grond van Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie van 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op nationale regionale investeringssteun (9), indien die goedgekeurde methodiek uitdrukkelijk is toegespitst op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die bij de toepassing van onderhavige verordening in het geding zijn.

 

(16)

Bij aanmelding door een lidstaat kan de Commissie nagaan of een steunmaatregel die geen subsidie, lening, garantie, kapitaalinjectie of risicokapitaalmaatregel is, een bruto-subsidie-equivalent oplevert dat het de-minimisplafond niet overschrijdt — en dus onder de toepassing van deze verordening kan vallen.

 

(17)

De Commissie heeft tot taak erop toe te zien dat de staatssteunregels worden nageleefd en inzonderheid dat, wanneer op grond van de de-minimisregel steun wordt verleend, de desbetreffende voorwaarden in acht worden genomen. De lidstaten dienen, in overeenstemming met het in artikel 10 van het Verdrag neergelegde samenwerkingsbeginsel, de vervulling van deze taak te vergemakkelijken door de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat het totale bedrag van de op grond van de de-minimisregel aan eenzelfde onderneming verleende de-minimissteun over een periode van drie belastingjaren het plafond van 200 000 EUR niet overschrijdt. Daartoe dienen de lidstaten bij het verlenen van de-minimissteun de betrokken onderneming, onder verwijzing naar deze verordening, het steunbedrag mee te delen en er op te wijzen dat het om de-minimissteun gaat. Voorts dient de betrokken lidstaat, alvorens dit soort steun te verlenen, van de onderneming een verklaring te ontvangen over andere in het betrokken belastingjaar en in de twee voorafgaande belastingjaren ontvangen de-minimissteun, en dient hij zorgvuldig na te gaan of het de-minimisplafond met de nieuwe de-minimissteun niet wordt overschreden. Bij wijze van alternatief dient het mogelijk te zijn de eerbiediging van het plafond te garanderen door middel van een centraal register of, in het geval van door het Europees Investeringsfonds opgezette garantieregelingen, kan dit fonds zelf een lijst van begunstigden opstellen en de lidstaten verzoeken de begunstigden van de ontvangen de-minimissteun in kennis te stellen.

 

(18)

Verordening (EG) nr. 69/2001 loopt per 31 december 2006 af. Daarom dient deze verordening vanaf 1 januari 2007 van toepassing te zijn. Aangezien Verordening (EG) nr. 69/2001 niet van toepassing was op de vervoerssector, die tot dusver niet onder de de-minimisregel viel, en gezien ook het erg beperkte de-minimisbedrag dat in de sector van de verwerking en afzet van landbouwproducten van toepassing was, en mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, dient deze verordening te gelden voor steun die vóór de inwerkingtreding ervan is verleend aan ondernemingen die actief zijn in de vervoerssector en in de sector van de verwerking en afzet van landbouwproducten. Voorts dient alle individuele steun die in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 69/2001 is toegekend in de periode dat die verordening van kracht is, door deze verordening onverlet te worden gelaten.

 

(19)

Gezien de ervaring van de Commissie, met name de regelmaat waarmee het over het algemeen noodzakelijk is het staatssteunbeleid te herzien, dient de geldigheidsduur van deze verordening te worden beperkt. Ingeval de geldigheidsduur van deze verordening mocht verstrijken zonder dat zij is verlengd, dienen de lidstaten te beschikken over een aanpassingsperiode van zes maanden met betrekking tot de-minimissteun die onder deze verordening viel,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op steun die aan ondernemingen wordt verleend in alle sectoren met uitzondering van:
 

a)

steun verleend aan in de sectoren visserij en aquacultuur actieve ondernemingen voor zover die onder Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (10) vallen;

 

b)

steun verleend aan ondernemingen die in de primaire productie van de in Bijlage I van het Verdrag vermelde landbouwproducten actief zijn;

 

c)

steun verleend aan ondernemingen die actief zijn op het gebied van de verwerking en de afzet van landbouwproducten vermeld in Bijlage I van het Verdrag, in de volgende gevallen:

 

i)

wanneer het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van dergelijke van primaire producenten afgenomen producten die door de betrokken ondernemingen op de markt worden gebracht;

 

ii)

wanneer de steun afhankelijk wordt gesteld van de verplichting deze steun geheel of ten dele aan primaire producenten door te geven;

 

d)

steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, met name steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, en steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;

 

e)

steun die van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen afhangt;

 

f)

steun verleend aan ondernemingen die actief zijn in de kolenindustrie in de zin van Verordening (EG) nr. 1407/2002;

 

g)

steun ten behoeve van de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren;

 

h)

steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden.

  • 2. 
    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
 

a)

„landbouwproducten”: de in bijlage I bij het EG-Verdrag vermelde producten, met uitzondering van visserijproducten;

 

b)

„de verwerking van landbouwproducten”: een bewerking van een landbouwproduct die een product oplevert dat nog steeds een landbouwproduct is, met uitzondering van activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een plantaardig of dierlijk product voor de eerste verkoop voor te bereiden;

 

c)

„afzet van landbouwproducten”: het in voorraad hebben of uitstellen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen, met uitzondering van de eerste verkoop door een primaire producent aan wederverkopers of verwerkingsbedrijven en alle activiteiten waarmee een product voor een dergelijke eerste verkoop wordt voorbereid. Verkoop door een primaire producent aan eindgebruikers geldt als afzet indien deze plaatsvindt in speciaal daartoe voorziene afzonderlijke lokalen.

Artikel 2

De-minimissteun

  • 1. 
    Steunmaatregelen worden geacht niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag te voldoen — en zijn derhalve vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag — indien zij aan de in de leden 2 tot en met 5 vastgestelde voorwaarden voldoen.
  • 2. 
    Het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, ligt niet hoger dan 200 000 EUR over een periode van drie belastingjaren. Het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming die in het wegvervoer actief is, wordt verleend, ligt niet hoger dan 100 000 EUR over een periode van drie belastingjaren. Deze plafonds zijn van toepassing ongeacht de vorm van de de-minimissteun of het daarmee nagestreefde doel en ongeacht het feit of de door de lidstaat verleende steun geheel of ten dele uit middelen van communautaire oorsprong wordt gefinancierd. Deze periode wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat voor fiscale doeleinden gebruikt.

Wanneer het totale in het kader van een steunmaatregel verleende steunbedrag dit plafond overschrijdt, kan het voordeel van deze verordening niet worden ingeroepen, zelfs niet voor een gedeelte van het steunbedrag dat het plafond niet overschrijdt. In dat geval kan voor deze steunmaatregel noch op het tijdstip van steunverlening noch op een later tijdstip het voordeel van deze verordening worden ingeroepen.

  • 3. 
    Het in lid 2 vastgestelde steunplafond wordt als een subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan subsidies wordt verleend, is het steunbedrag het bruto-subsidie-equivalent van de steun.

Van steun die in tranches wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het ogenblik van de verlening ervan berekend. De rentevoet die voor de discontering en de berekening van het bruto-subsidie-equivalent wordt gebruikt, is de referentierentevoet die geldt op het tijdstip waarop de steun wordt verleend.

  • 4. 
    Deze verordening is alleen van toepassing op steun waarvan, ongeacht de vorm ervan, het bruto-subsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd (hierna „transparante steun” genoemd). Met name:
 

a)

geldt steun in de vorm van leningen als transparante de-minimissteun indien voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent de marktrente is gebruikt die van toepassing is op het tijdstip dat de steun wordt toegekend;

 

b)

geldt steun in de vorm van kapitaalinjecties alleen als transparante de-minimissteun indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag onder het de-minimisplafond blijft;

 

c)

geldt steun in de vorm van risicokapitaalmaatregelen alleen als transparante de-minimissteun indien de in de betrokken risicokapitaalregeling aan elke doelonderneming verstrekte middelen onder het de-minimisplafond blijven;

 

d)

geldt individuele steun die in het kader van een garantieregeling wordt verleend aan ondernemingen welke geen ondernemingen in moeilijkheden zijn, als transparante de-minimissteun wanneer het in het kader van een dergelijke regeling gegarandeerde gedeelte van de onderliggende lening niet meer dan 1,5 miljoen EUR per onderneming bedraagt. Individuele steun die in het kader van een garantieregeling wordt verleend aan in het wegvervoer actieve ondernemingen welke geen ondernemingen in moeilijkheden zijn, geldt als transparante de-minimissteun wanneer het in het kader van een dergelijke regeling gegarandeerde gedeelte van de onderliggende lening niet meer dan 750 000 EUR per onderneming bedraagt. Indien het gegarandeerde gedeelte van de onderliggende lening slechts een bepaald deel van dit plafond bedraagt, wordt het bruto-subsidie-equivalent van die garantie geacht overeen te komen met hetzelfde aandeel van het toepasselijke plafond dat in lid 2 is vastgesteld. De garantie mag niet meer dan 80 % van de onderliggende lening belopen. Garantieregelingen gelden ook als transparant indien i) vóór de tenuitvoerlegging van de regeling de methodiek voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent van de garanties door de Commissie is aanvaard na aanmelding van die methodiek op grond van een andere verordening die de Commissie op staatssteungebied heeft goedgekeurd, en ii) de goedgekeurde methodiek uitdrukkelijk is toegespitst op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die in het kader van de toepassing van onderhavige verordening in het geding zijn.

  • 5. 
    De-minimissteun wordt niet gecumuleerd met staatssteun ten behoeve van dezelfde in aanmerking komende kosten indien dergelijke cumulering ertoe zou leiden dat een steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die in de specifieke omstandigheden van elke zaak door een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is vastgesteld.

Artikel 3

Monitoring

  • 1. 
    Wanneer een lidstaat voornemens is de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, stelt hij de onderneming schriftelijk in kennis van het voorgenomen steunbedrag (uitgedrukt als bruto-subsidie-equivalent) en van het feit dat het de-minimissteun betreft, waarbij uitdrukkelijk wordt verwezen naar deze verordening en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer op basis van een regeling de de-minimissteun aan verschillende ondernemingen wordt verleend en in het kader van die regeling aan die ondernemingen uiteenlopende bedragen aan individuele steun worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor opteren om deze verplichting te vervullen door de ondernemingen een vast bedrag mee te delen dat met het in het kader van de regeling maximaal uit te keren steunbedrag overeenstemt. In dat geval wordt het vaste bedrag gebruikt om te bepalen of het in artikel 2, lid 2, vastgestelde plafond is bereikt. Alvorens de steun te verlenen, verlangt de lidstaat van de betrokken onderneming ook een verklaring in schriftelijke of elektronische vorm over alle andere in de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar ontvangen de-minimissteun.

De lidstaat verleent slechts nieuwe de-minimissteun nadat hij zich ervan heeft vergewist dat hiermee het totale bedrag van de gedurende de periode die door het betrokken fiscale jaar en de twee voorafgaande fiscale jaren wordt bestreken, door de onderneming ontvangen de-minimissteun niet zodanig doet toenemen dat het in artikel 2, lid 2, vastgestelde plafond wordt overschreden.

  • 2. 
    Wanneer een lidstaat een centraal register voor de-minimissteun heeft opgezet dat alle gegevens bevat over alle de-minimissteun die door enige autoriteit in die lidstaat is verstrekt, is lid 1, eerste alinea, niet meer van toepassing vanaf het tijdstip waarop het register een periode van drie jaar bestrijkt.

Wanneer door een lidstaat steun wordt verleend op grond van een garantieregeling waarbij een garantie wordt verleend die uit het communautaire budget wordt gefinancierd onder mandaat van het Europees Investeringsfonds, kan lid 1, eerste alinea, niet langer van toepassing zijn.

In dergelijke gevallen is het volgende monitoringsysteem van toepassing:

 

a)

het Europees Investeringsfonds stelt op grond van de gegevens die financiële intermediairs aan het Europees Investeringsfonds moeten verschaffen, op jaarbasis een lijst op van de begunstigden van steun en van het door elk van hen ontvangen steunbedrag. Het Europees Investeringsfonds zendt de betrokken lidstaten en de Commissie deze gegevens;

 

b)

de betrokken lidstaat geeft die gegevens aan de uiteindelijke begunstigden door binnen drie maanden nadat hij die gegevens van het Europees Investeringsfonds heeft ontvangen, en

 

c)

de betrokken lidstaat eist van elke begunstigde van de steun een verklaring dat het totale bedrag dat deze aan de-minimissteun heeft ontvangen, het in artikel 2, lid 2, vastgestelde plafond niet overschrijdt. Ingeval het plafond voor één of meer begunstigden wordt overschreden, ziet de betrokken lidstaat er op toe dat de steunmaatregel die erin resulteerde dat het plafond werd overschreden, bij de Commissie wordt aangemeld of van de begunstigde wordt teruggevorderd.

  • 3. 
    De lidstaten verzamelen en bewaren alle gegevens die betrekking hebben op de toepassing van deze verordening. Deze dossiers moeten alle gegevens bevatten die nodig zijn om na te gaan of de voorwaarden van deze verordening werden nageleefd. Voor een individuele de-minimissteunmaatregel worden de dossiers gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip van steunverlening bewaard. Voor de-minimissteunregelingen worden de dossiers bewaard gedurende tien jaar te rekenen gedurende tien jaar vanaf het tijdstip van de laatste individuele steunverlening op grond van die regeling. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie op haar schriftelijk verzoek binnen 20 werkdagen, of binnen de langere termijn die de Commissie in haar verzoek vaststelt, alle gegevens die de Commissie nodig acht om te kunnen nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, en inzonderheid om te kunnen vaststellen ten belope van welk totaalbedrag een bepaalde onderneming de-minimissteun heeft ontvangen.

Artikel 4

Wijziging

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1860/2004 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in punt 1 worden de woorden „de verwerking en de afzet” geschrapt;

 

b)

punt 3 wordt geschrapt.

Artikel 5

Overgangsmaatregelen

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op steun die vóór de inwerkingtreding van deze verordening is verleend aan in de vervoersector actieve ondernemingen en aan in de verwerking en afzet van landbouwproducten actieve ondernemingen, mits aan alle in de artikelen 1 en 2 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan. Steun die niet aan deze voorwaarden voldoet, zal door de Commissie worden beoordeeld overeenkomstig de ter zake relevante kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.
  • 2. 
    Alle individuele de-minimissteun die tussen 2 februari 2001 en 30 juni 2007 wordt verleend en die aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 69/2001 voldoet, wordt geacht niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag te voldoen en is bijgevolg van de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld.
  • 3. 
    Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening kan alle de-minimissteun die aan de voorwaarden van deze verordening voldoet, gedurende een periode van ten hoogste zes maanden nog geldig ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 6

Inwerkingtreding en geldigheidsduur

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie

 

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.