Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Europese waarden in een geglobaliseerde wereld - Bijdrage van de Commissie aan de ontmoeting van staatshoofden en regeringsleiders in oktober

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52005DC0525

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Europese waarden in een geglobaliseerde wereld - Bijdrage van de Commissie aan de ontmoeting van staatshoofden en regeringsleiders in oktober /* COM/2005/0525 def. */

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 20.10.2005

COM(2005) 525 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Europese waarden in een geglobaliseerde wereld Bijdrage van de Commissie aan de ontmoeting van staatshoofden en regeringsleiders in oktober

Inhoud

  • 1. 
    Inleiding 3
  • 2. 
    Vormgeven van economisch en sociaal beleid in eenheid en verscheidenheid 4
  • 3. 
    Voltooiing van de omvorming – de resultaten van vandaag, de uitdagingen van vandaag en morgen 5

3.1. Het huidige beleid heeft niet geleid tot sociale rechtvaardigheid voor iedereen 5

3.2. Globalisering 7

3.3. Vergrijzing 10

  • 4. 
    Een antwoord op de uitdaging 11

4.1. Wie doet wat? De rol van Europa 13

4.2. Ideeën voor verandering 14

4.2.1. EU-niveau 14

4.2.2. Nationaal niveau 15

4.2.3. Nieuw partnerschap tussen de EU en de lidstaten 16

  • 5. 
    Conclusie 17

Inleiding

Wil Europa zijn waarden in stand houden, dan moet het zijn beleid hervormen en moderniseren. Modernisering is essentieel om het van oudsher hoge niveau van welvaart, sociale cohesie, milieubescherming en levenskwaliteit in Europa te handhaven.

Naast het Europa van dynamiek, innovatie en openheid, van de derde generatie mobiele communicatie tot internet, zien we echter een Europa met 19 miljoen werklozen, kinderarbeid en stagnerende groei, waar te velen zijn buitengesloten van kansen en welvaart. Deze pijnlijke tweeledigheid ondermijnt de vele verworvenheden van de Europese Unie die tot stand zijn gekomen na een halve eeuw van vrede en verhoging van de levensstandaard.

Gedurende vele tientallen jaren na de oprichting van de Europese Gemeenschap kon met de bestaande structuren een resultaat worden bereikt dat in overeenstemming was met de ambities van de Gemeenschap zoals die er toentertijd uitzag. Steeds vaker lukt dit echter niet meer.

De groei is vertraagd, de structurele werkloosheid blijft hoog, ongelijkheden nemen toe. Als we niet in staat zijn tot verandering, zullen de krachten van de wereldwijde concurrentie, de impact van nieuwe technologieën en de vergrijzing van onze bevolking de twee Europa’s, en Europa en de rest van de wereld, nog verder uiteendrijven. Ons economisch succes en de financiële levensvatbaarheid van onze sociale stelsels – pensioenen, welvaart, zorg – komen op losse schroeven te staan.

Het gaat hier niet alleen maar om economie of overheidsfinanciën: het is in de allereerste plaats een kwestie van sociale rechtvaardigheid. Het gaat om het Europa waar we onze kinderen willen laten leven – en de vraag hoe we dat zullen betalen.

Behoud van de status quo is geen optie. Als we kunnen zorgen voor groei, en meer Europeanen productievere banen kunnen bezorgen, kunnen we het resultaat bereiken dat tegemoet komt aan de verwachtingen en de waarden van de Europeanen. Als we ingrijpen waar dat het meest noodzakelijk is, kunnen we de Europese integratie een stap verder helpen. Groei en banen zijn het motto voor een werkelijk Europese agenda.

De noodzaak van veranderingen wordt algemeen erkend; een voorbeeld is het proces van hervormingen dat in maart 2000 in Lissabon van start is gegaan. De analyse die we toen hebben gemaakt, is echter nog slechts voor een deel omgezet in actie. Europa kan niet langer wachten: wat nu, vijf jaar later, anders is, is dat de hervormingen nu nog urgenter zijn[1]. De wereldwijde concurrentie , vooral die vanuit Azië, is sterker geworden. Geavanceerde kennis is niet langer beperkt tot Europa of Noord-Amerika. Aan de universiteiten van India studeren elk jaar meer dan een kwart miljoen ingenieurs af. De uitgaven voor onderzoek in China zullen die van de EU in 2010 evenaren.

Het goede nieuws is dat we niet van nul af hoeven te beginnen. Veel lidstaten zijn al begonnen met ingrijpende hervormingen, bouwend op de stabiliteit die de economische en monetaire unie en de euro bieden. Allemaal zijn ze vastbesloten om verder en sneller te gaan. Daarnaast is er de nieuwe strategie van Lissabon voor groei en banen, die dit jaar van start is gegaan. De Europese Unie verkeert bovendien in een unieke positie om deze omvorming op weg te helpen. De economische en monetaire unie en de euro bieden met de lage inflatie een stabiele fundering. Europa kan gebruik maken van zijn gewicht als grootste handelsblok ter wereld om bij te dragen aan ambitieuze, uitgebalanceerde oplossingen voor internationale problemen, van klimaatverandering tot handel. De financiering en programma’s van de EU kunnen aanzienlijke steun bieden voor maatregelen op nationaal vlak; dit maakt de noodzaak om vóór het eind van het jaar tot overeenstemming te komen over de nieuwe financiële vooruitzichten des te urgenter. Onze externe instrumenten, uiteenlopend van uitbreiding tot het ontwikkelingsbeleid, kunnen welvaart en veiligheid verspreiden tot buiten de huidige grenzen van Europa.

Gedeeltelijke oplossingen zijn er niet. Geen enkel land kan deze uitdagingen op zijn eentje aan. Als we samen optreden op Europees en nationaal niveau, kunnen we Europa een toekomst geven. We moeten onze stem laten horen en een Europese visie en Europese waarden uitdragen naar onze partners overal ter wereld.

VORMGEVEN VAN ECONOMISCH EN SOCIAAL BELEID IN EENHEID EN VERSCHEIDENHEID

Gemeenschappelijke Europese waarden liggen ten grondslag aan elk van onze sociale modellen. Deze waarden vormen de fundering voor onze specifiek Europese benadering van het economisch en sociaal beleid.

De lidstaten van de EU hebben hun eigen aanpak ontwikkeld op basis van hun verleden en de keuzes die collectief zijn gemaakt. Elk van hen heeft een aantal gemeenschappelijke elementen tot een geheel gevormd, zoals overheidspensioenen, kort- en langdurige zorg, sociale bescherming, onderwijs, regulering van de arbeidsmarkt en herverdeling door fiscaal beleid. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de vormgeving en de uitvoering van deze verschillende vormen van dienstverlening.

We zien binnen de EU een aanzienlijke variatie. Litouwen, Letland en Ierland besteden bijvoorbeeld 14 tot 15% van hun BBP aan sociale bescherming, het Verenigd Koninkrijk en België 27% en Frankrijk en Zweden 30%. Het peil van de overheidspensioenen bij dergelijke stelsels vertoont binnen de EU aanzienlijke variatie, van 31% tot 37% van de gemiddelde inkomsten in Ierland, het Verenigd Koninkrijk en België tot meer dan 70% in Finland, Hongarije, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal en Spanje.

We willen in dit rapport niet een bepaald model naar voren schuiven. Veeleer erkennen we dat i) nog geen enkel land op alle vragen een antwoord heeft gevonden en ii) elk stelsel bepaalde specifiek Europese kenmerken heeft waarop we voort moeten bouwen:

  • Ten eerste: het nationale economische en sociale beleid is gefundeerd op gedeelde waarden , zoals solidariteit en cohesie, gelijke kansen en bestrijding van alle vormen van discriminatie, goede gezondheids- en veiligheidsomstandigheden op het werk, toegang tot onderwijs en zorg voor iedereen, een goed leef- en arbeidsklimaat, duurzame ontwikkeling en betrokkenheid van de civiele samenleving. Deze waarden vertegenwoordigen de keuze van Europa voor een sociale markteconomie . Zij worden weerspiegeld in de EU-verdragen, de maatregelen en wetgeving van de EU, het Europese mensenrechtenverdrag en het Handvest van grondrechten.
  • Ten tweede: Europeanen verwachten meer van de staat dan inwoners van Azië of Amerika. De openbare sector speelt doorgaans een grote rol, door reglementering of door overheidsuitgaven, bij de organisatie en financiering van de nationale stelsels. Bovendien spelen alle lidstaten een belangrijke rol bij de verlening van hoogwaardige diensten van algemeen belang, een belangrijk element van de economische en sociale ontwikkeling. Gemiddeld besteden de vijfentwintig EU-lidstaten 27% van hun BBP aan overheidsuitgaven voor sociale bescherming, tegen 15% in de Verenigde Staten en 17% in Japan.
  • Ten derde: de nationale stelsels worden versterkt door een sterke “Europese dimensie” . In tegenstelling tot andere delen van de wereld worden de nationale stelsels hier versterkt door beleid dat op Europees niveau wordt uitgevoerd, zoals de stabiliteit die het macro-economisch beleid biedt, de dynamiek die gecreëerd wordt door de interne markt en de sociale agenda en de cohesie die bevorderd wordt door de Structuurfondsen van de EU.
  • Ten vierde: er is een sterke traditie van sociale dialoog en partnerschap tussen overheid, werkgevers en werknemers – alhoewel de precieze werking daarvan per lidstaat sterk uiteenloopt. Op Europees niveau wordt dit weerspiegeld in de EU-verdragen en bijvoorbeeld de regelmatige tripartiete sociale topontmoetingen.

Maar geven de bestaande benaderingen ook een antwoord op de uitdagingen waar we nu voor staan?

Voltooiing van de omvorming – de resultaten van vandaag, de uitdagingen van vandaag en morgen

Nieuwe technologieën, vergrijzing en globalisering vormen evenzovele uitdagingen voor het beleid van vandaag. Vergrijzing betekent dat we langer en gezonder leven, globalisering biedt kansen voor zowel consumenten als producenten. Vergrijzing is echter ook een probleem voor de financiële duurzaamheid van de huidige stelsels en globalisering vormt een uitdaging voor ons vermogen om te concurreren. Is Europa klaar voor verandering?

Het huidige beleid heeft niet geleid tot sociale rechtvaardigheid voor iedereen

Ook zonder de nieuwe uitdagingen is het voor de overheid door de slechte economische prestaties al moeilijk om aan de verwachtingen van de mensen te voldoen.

  • Het is onaanvaardbaar dat 19 miljoen mensen werkloos zijn. De combinatie van een lage werkgelegenheid en een onaanvaardbaar hoge, aanhoudende werkloosheid in vele lidstaten is het belangrijkste sociale probleem dat we moeten aanpakken. Jongeren, vrouwen, migranten en oudere werknemers (55 tot 64 jaar) worden het hardst getroffen: de werkgelegenheid voor vrouwen is bijvoorbeeld gemiddeld 13% lager dan die voor mannen. Ondanks de hervorming van de pensioenenstelsels en regelingen voor vervroegde uittredingen was in 2003 slechts 40,2% van de oudere werknemers (55 tot 64 jaar) nog aan het werk; in de Verenigde Staten was dat 60% en in Japan 62%.

Afbeelding 1: Duur van de werkloosheid in 19 OESO-landen (2003) [pic] |

Korter werkloos Langduriger werkloos

Bron: OESO (2004). Statistieken beroepsbevolking 1983–2003

  • Zwakten op het gebied van onderwijs, innovatie en productiviteit belemmeren de arbeidsmarkt en economische prestaties in sommige lidstaten. Mensen beschikken niet over de vaardigheden die het bedrijfsleven vraagt. Kennis en technologie zijn van belang, maar hoewel we erin zijn geslaagd het aantal afgestudeerden in de wiskunde en natuurwetenschappen te vergroten, kiezen te weinig van hen voor een wetenschappelijke loopbaan; zij die dat wel doen, vertrekken bovendien vaak naar de Verenigde Staten. Het verschil in levensstandaard tussen de VS en de EU is voor tweederde een gevolg van lage productiviteit op dit gebied. De investeringen in onderzoek in China groeien met 20% per jaar.
  • De drempels om een baan te vinden en om mensen te ontslaan zijn te hoog. Regulering van de werkgelegenheid en sociale instellingen moeten mensen die buiten de arbeidsmarkt staan en mensen die onderaan de ladder staan, meer kansen bieden om een betere baan met meer zekerheid te vinden.
  • De kloof tussen rijk en arm in de EU is aanzienlijk, zowel binnen lidstaten als tussen de lidstaten onderling. Meer dan 25% van de mensen in de EU woont in een regio waarvan de productie minder dan 75% van het EU-gemiddelde bedraagt. In heel Europa groeit de kloof tussen de rijkste 20% en de armste 20% van de bevolking. Eén op de vijf kinderen loopt het risico van armoede; dat risico is groter voor kinderen van alleenstaande moeders en kinderen met werkloze ouders.

Globalisering

Globalisering is geen nieuw verschijnsel. De snelheid waarmee het nu om zich heen grijpt is echter buitengewoon. Elke dag voelen we het effect van de opkomst van nieuwe economische giganten als China en India. En de EU slaagt er niet in om de kloof met de Verenigde Staten te overbruggen.

  • De wereldhandel is sinds 1992 ieder jaar met meer dan 8% gegroeid, en er zijn nieuwe handelsgiganten opgekomen. Twintig jaar geleden kwam niet meer dan 10% van de industriële goederen uit ontwikkelingslanden en economieën in opkomst. Tegen 2020 is alleen al het aandeel van China en India wellicht 50%. Het aandeel van China en India in de wereldhandel in goederen is gegroeid. Uit de gegevens blijkt dat China’s aandeel in de wereldwijde handel in goederen in 2004 hoger was dan dat van Japan.

Afbeelding 2: Aandeel in de wereldwijde handel in goederen (met uitzondering van de handel binnen de EU-25)

[pic] | [pic] |

Bron: Statistische database WTO en IMF (DOTS).

  • China en India trekken nu onderzoeksinvesteringen aan en schudden in een snel tempo hun imago van “low cost, low value”-economieën af. Terwijl in China met name de industriële productie de sterkste drijfveer is voor de groei, is het succes van India veeleer te vinden in de dienstensector. In beide gevallen zien we in de belangrijkste exportsector een toenemend belang van technologie, zoals blijkt uit het aandeel hoogtechnologische goederen en diensten in de totale export van China en India.

Afbeelding 3: Aandeel high tech in uitvoer (% van de industriële exportproductie) | Afbeelding 4: Aandeel ICT-diensten in uitvoer (% van de export van commerciële diensten) |

[pic] | [pic] |

China ▬ ▪ ▪ ▬ India ▪ ▪ ▪ ▪ Wereld ▬▬▬ | China ▬ ▪ ▪ ▬ India ▪ ▪ ▪ ▪ Wereld ▬▬▬ |

Bron: Wereldbank – Indicatoren wereldwijde ontwikkeling

Aantekening: Commerciële ICT-diensten zijn onder andere computer-, informatie- en communicatiediensten alsmede andere diensten dan vervoer, reizen, verzekering en financiën.

  • De prestatiekloof met de Verenigde Staten is niet nauwer geworden. Dit geldt niet alleen voor levensstandaard, groei en werkgelegenheid, maar ook voor cruciale gebieden als investeringen in onderzoek en ontwikkeling en nieuwe technologieën, het aantal octrooien en het percentage van de bevolking dat hoger onderwijs heeft genoten. Europa loopt ook achter waar het gaat om de invoering van nieuwe technologieën die de productiviteit verhogen.
  • De financiële markten hebben wat de globalisering betreft het voortouw genomen. Handel en investeringen gaan hand in hand en stimuleren daarbij de integratie van de financiële markten. De buitenlandse directe investeringen namen toe van 5% van het wereldwijde BBP in 1985 tot 15% aan het einde van de jaren ’90. China, waar nog maar kort geleden, in 1990, slechts 1,4% van de buitenlandse investeringen naar toe ging, was in 2003 de grootste ontvanger, gevolgd door Frankrijk en de Verenigde Staten. Nog een teken van internationalisering is dat bij de honderd grootste internationale ondernemingen bijna de helft van het personeel buiten het thuisland van het bedrijf werkt.
  • Door technologie en openstelling van de markt, zowel in Europa als wereldwijd, is deze snelle groei nog aangewakkerd. Door een intensiever handelsverkeer, dat profiteert van lagere kosten voor communicatie en vervoer, kunnen bedrijven gemakkelijker goederen en diensten uit andere werelddelen betrekken – wat mogelijkheden creëert voor exporteurs aldaar, maar ook nieuwe concurrentiedruk tot gevolg heeft. Door de breedbandrevolutie (en ook de vaardigheden die landen als India bieden op het gebied van taal en technologie) kan een steeds breder assortiment aan diensten worden verhandeld – wat EU-bedrijven aanmoedigt sommige vormen van dienstverlening uit te besteden, maar ook meer handel en investeringen naar de EU toe trekt.
  • Geprononceerde verschillen in arbeidskosten zijn een van de factoren voor het succes van de nieuwe spelers in de economie. Deze grote verschillen weerspiegelen voor een groot deel de zeer uiteenlopende arbeidsproductiviteit. Dit betekent dat Europa niet mag verwachten dat het op kosten alleen kan concurreren; het moet veeleer gebruik maken van zijn sterke punten op technologisch gebied en zijn vermogen om te concurreren met producten en diensten met een hoger kennisgehalte om productiviteit en kwaliteit te verhogen.

Afbeelding 5: Totale arbeidskosten (2002)

[pic] |

Gemiddeld uurloon in US dollars – gewaardeerd tegen marktwisselkoersen voor productiemedewerkers in de industrie in 2002.

Bron: OESO (2005), waarin de volgende bronnen worden aangehaald: STAN-database van OESO en Foreign Labor Statistics van het Bureau of Labor Statistics van het Department of Labor, Verenigde Staten. De loongegevens voor India zijn gebaseerd op de gegevens over 2001 en 2003 van Oxford Economic Forecasting.

  • De wereldwijde vraag naar energie groeit, maar het aanbod blijft krap. De olie- en gasprijzen zijn nu tweemaal zo hoog als vijf jaar geleden. Door de groei in China en India is het energieverbruik aldaar toegenomen, en ook het verbruik in de VS is gestegen. Over vijfentwintig jaar zal de EU waarschijnlijk voor 90% van haar behoefte olie en gas moeten invoeren. Door de combinatie van hoge prijzen en afhankelijkheid van buitenlands aanbod dreigt de toekomstige groei nog verder terug te vallen.

Er is een breuk tussen onze perceptie van globalisering en ons gedrag. Dat is een bron van zorg, met name in EU-landen met een hoge werkloosheid. De meeste banen ontstaan echter, en gaan verloren, binnen de economie van een land en niet als gevolg van verplaatsing van de productie naar een ander werelddeel. We moeten niet vergeten dat de globalisering het gevolg is van een zeer menselijk streven: de wens van miljarden mensen om voor zichzelf en hun gezin een beter leven op te bouwen.

Globalisering is een gevolg van ons gedrag, van de keuzes die we maken en de kansen die ons worden geboden om nieuwe ervaringen op te doen. Globalisering betekent ook niet dat wanneer anderen rijker worden, wij per se armer moeten worden. Welvaart is een dynamisch begrip. Globalisering betekent een kans om de hele taart groter te maken, zodat iedereen een stuk kan krijgen.

Tegelijkertijd is de bezorgdheid over globalisering reëel. Aandacht daarvoor is nodig, geen ontkenning. Globalisering werpt meer licht op onze zwakke punten. Globalisering bevestigt nog eens dat we behoefte hebben aan een goed functionerende markt en beleid waarmee we de negatieve effecten van de wereldwijde concurrentiedruk kunnen verzachten. Ook maakt de globalisering duidelijk dat we structurele hervormingen moeten doorvoeren om te zorgen dat de EU aantrekkelijk blijft voor investeringen, met name in onderzoek en innovatie met het oog op hoogwaardige producten en diensten, een gebied waarop ons bedrijfsleven excelleert.

Vergrijzing

Als de huidige trend doorzet, is de bevolking van de Europese Unie in 2050 niet alleen minder talrijk, maar zijn die inwoners dan ook ouder, onder andere vanwege de lage geboortecijfers. Tegelijkertijd zal de stijgende trend qua levensverwachting bij geboorte zich voortzetten; in 2050 zal de levensverwachting voor mannen zijn toegenomen tot 81 jaar en voor vrouwen tot 86 jaar. Er is de afgelopen jaren weliswaar sprake van aanzienlijke migratie naar de Unie, maar deze is op zich niet voldoende om een oplossing op lange termijn te bieden voor de dalende geboortecijfers en de vergrijzing van de bevolking.

  • Europeanen worden dus steeds ouder. In 2050 zou de EU 48 miljoen mensen minder tellen tussen de 15 en 64 jaar en 58 miljoen mensen meer boven de 65. Over de komende twintig tot dertig jaar zijn er in Europa niet meer vier personen uit de beroepsbevolking voor elke oudere (situatie in 2004), maar is deze verhouding 2 op 1. De vruchtbaarheidscijfers nemen in de meeste lidstaten af en zonder gezinsvriendelijk beleid zal het omkeren van deze trend veel tijd vergen.
  • Minder werknemers betekent minder groei. Vanaf 2015 zal de inkrimping van het aantal werknemers een remmende werking uitoefenen op de potentiële groei in de Unie, die af zal nemen van 2 tot 2,5% nu tot slechts 1,25% in 2040. De gevolgen zullen nog geprononceerder zijn in de tien nieuwe lidstaten.
  • De afname van de groei zal op een tijdstip komen waarop de kosten van de vergrijzing van de bevolking juist fors gaan toenemen . Volgens bepaalde berekeningen zullen, bij voortzetting van het huidige beleid, de uitgaven in verband met de vergrijzing, bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg, de komende decennia met 4 tot 8% van het BBP toenemen. In sommige EU-landen kunnen deze percentages zelfs nog hoger liggen. Meer dan de helft van alle EU-lidstaten, waarvan de meeste deel uitmaken van de eurozone, worden geconfronteerd met grote risico’s wat de duurzaamheid van de overheidsfinanciën betreft. Voor de EU als geheel kan dit neerkomen op een niet langer houdbare toename van de overheidsschuld, een onacceptabele stijging van de belastingen en/of bezuinigingen).

Afbeelding 6: Invloed van de vergrijzing op de potentiële groei |

[pic] |

Bron: Europese Commissie |

De lidstaten en de EU-instellingen werken aan maatregelen om een antwoord te bieden op de problemen in verband met de vergrijzing. Op nationaal niveau zijn in bepaalde lidstaten grote hervormingen gelanceerd van pensioenstelsels en regelingen voor vervroegde uittreding. Op EU-niveau wijst macro-economisch beleid de weg naar stabiliteit en degelijke overheidsfinanciën, die de lidstaten beter in staat moeten stellen de toekomstige stijging van hun uitgaven het hoofd te bieden. De daadwerkelijke doorvoering van de (in het kader van de agenda van Lissabon) overeengekomen hervormingen moet de economische prestaties op lange termijn verbeteren, terwijl overheid en sociale partners de belangrijke discussie aangaan over het beleid dat nodig is om “actieve vergrijzing” te ondersteunen en werk en privé-leven beter op elkaar af te stemmen.

Een antwoord op de uitdaging

Alvorens te denken aan een respons op de hierboven beschreven uitdagingen, moet worden gesteld dat deze slechts kunnen worden aangepakt wanneer betere economische prestaties en effectieve sociale stelsels elkaar wederzijds ondersteunen. Er zijn talloze voorbeelden van dergelijke, elkaar wederzijds ondersteunende verbanden:

  • Vergrijzing van de bevolking. Wij willen dat meer mensen langer en productiever aan het werk blijven. Om dat te kunnen, moeten zij echter de vaardigheden hebben om volledig te profiteren van de nieuwe technologieën. En wij moeten zowel banen creëren als mensen de kans geven die banen aan te nemen. Dit geldt met name voor hen die niet kunnen gaan werken als er geen betaalbare kinderopvang is, maar het betekent bijvoorbeeld ook dat het belastingstelsel en de uitkeringen moeten worden hervormd om ervoor te zorgen dat mensen er ook daadwerkelijk op vooruitgaan wanneer zij gaan werken.
  • Globalisering en verandering . Het bedrijfsleven profiteert van verdere openstelling van markten en technologische innovatie binnen en buiten de EU. Maar wij moeten ook individuele personen helpen, door ervoor te zorgen dat mensen wier baan wordt afgeschaft met afgestemd beleid worden gesteund, en door hen te helpen snel nieuw werk te vinden. Dat is vooral erg belangrijk voor mensen die hun schoolopleiding niet hebben voltooid en later in hun leven nieuwe vaardigheden nodig hebben.
  • Mobiliteit . In een geglobaliseerde wereld met een vergrijzende bevolking is betere mobiliteit binnen de Europese Unie (zowel in als tussen lidstaten) essentieel, vooral ook om de kansen van de bevolking op het vinden van werk en het verwerven en gebruiken van nieuwe vaardigheden te verbeteren. Hetzelfde geldt ook voor niet-EU-werknemers. Dit betekent dat de barrières voor het benutten van kansen moeten worden geslecht. Maar dat moet gepaard gaan met maatregelen ter uitroeiing van discriminatie en bevordering van integratie.

In feite kunnen wij deze nieuwe uitdaging alleen aan als mensen anders naar werk en onze sociale stelsels anders naar mensen gaan kijken. Dit is haalbaar als de modernisering van de sociale stelsels gepaard gaat met economische hervorming.

De duurzaamheid van onze sociale stelsels op de lange termijn

De Europese Raad van 22 en 23 maart 2005 heeft de Commissie verzocht na te denken over “de vraag hoe kan worden gezorgd voor een duurzame financiering van ons sociaal model".

De lidstaten financieren de sociale stelsels door verschillende combinaties van directe belastingen, indirecte belasting, en socialezekerheidspremies. De verantwoordelijkheid voor de vaststelling van de meeste aspecten van het belastingbeleid en van de belastingtarieven blijft bij de lidstaten. Hoe kunnen zij zich aanpassen aan de nieuwe omstandigheden?

Zij kunnen de belastingen verhogen. Gezien de omvang van de budgettaire problemen waarmee de nationale stelsels worden geconfronteerd, is dit echter niet altijd een levensvatbare oplossing voor de toekomst, terwijl hun mogelijkheden om de tarieven vrijelijk aan te passen beperkt kunnen worden door de globalisering. Bezuinigen is een optie, maar kan onze verbintenis om te investeren in kennis, netwerken en mensen ondermijnen.

Voor welke mix van oplossingen er ook wordt gekozen, we moeten zorgvuldig nagaan hoe we de huidige belastingstelsels in de EU beter kunnen laten presteren. Een meer gecoördineerde aanpak op EU-niveau en effectievere administratieve samenwerking tussen de lidstaten kunnen het functioneren van de belastingstelsels aanzienlijk verbeteren. Dit kan helpen om economische activiteiten en “mobiele” activa (kapitaal, bedrijven) in de EU te behouden, terwijl tevens het risico wordt vermeden dat de belasting op minder mobiele grondslagen wordt geconcentreerd, zoals arbeid. We zijn samen met de lidstaten al begonnen aan de totstandkoming van een gemeenschappelijke, geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting, eenvoudigere en meer geharmoniseerde belastingregels voor grensoverschrijdende activiteiten en een beter systeem voor gegevensuitwisseling.

De door de lidstaten gekozen mix van belastingen kan ook gevolgen hebben voor de duurzame financiering van onze sociale stelsels. In de periode 1970-1999 is de effectieve belasting op arbeid gestegen, terwijl zowel de belasting op kapitaal als de verbruiksbelasting grotendeels stabiel zijn gebleven. Deze strengere belasting op arbeid lijkt het scheppen van nieuwe banen te hebben ontmoedigd, met name banen waarvoor een laag opleidingsniveau vereist is. Het verbreden van de belastinggrondslag door meer mensen aan het werk te krijgen is voor de overheid echter nog steeds de meest efficiënte manier om meer inkomsten te verwerven zonder de belastingtarieven te verhogen. Een verschuiving van belasting op arbeid naar verbruiksbelasting en/of belasting op vervuiling kan ook helpen, als onderdeel van een bredere strategie om meer mensen aan het werk te krijgen.

Wie doet wat? De rol van Europa

Op dit moment hebben wij een min of meer duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden. De lidstaten zijn voornamelijk verantwoordelijk voor de manier waarop hun sociale stelsels zijn georganiseerd en hoe zij functioneren. De Unie heeft ruime verantwoordelijkheden op het gebied van de interne markt, maar moet ook bijdragen aan een breder pakket van doelstellingen, uiteenlopend van werkgelegenheid en cohesie tot onderzoek en innovatie, beleid dus dat van invloed is op het welslagen van de nationale stelsels. Economisch beleid en welvaartsstaat kunnen niet zonder elkaar, maar dit betekent niet dat alle besluiten op hetzelfde niveau gemaakt moeten worden.

Wij mogen het potentieel van de Europese Unie om het moderniseringsproces te helpen niet onderschatten.

Bij het vormgeven van de internationale respons op globalisering is de impact van zelfstandig optredende lidstaten minimaal. Maar Europa – 25 gezamenlijk optredende landen met gedeelde waarden en sterke instellingen – heeft een reële kans om de globalisering vorm te geven, op gebieden als handel, internationale arbeidsnormen of de aanpak van wereldwijde gezondheids- en veiligheidsvraagstukken. Europa heeft veel te bieden – het is het grootste handelsblok ter wereld en de voornaamste donor van hulp, met een belangrijk hefboomeffect in termen van sociale rechtvaardigheid en mensenrechten overal ter wereld, en Europa neemt vaak het voortouw bij multilaterale oplossingen voor milieuproblemen en andere problemen van duurzame ontwikkeling. Geen enkel ander land of regio heeft dit ongelooflijke voordeel.

De Unie voorziet in een cruciaal intermediair niveau – tussen nationaal optreden en internationale regels. Het is een succesvol voorbeeld van “globalisering” op regionale schaal. Het biedt de juiste ruimte voor effectieve regulering en solidariteit waarbinnen de voordelen van regionale integratie een betere kans vormen om voordeel te hebben bij de globalisering. Onze interne markt van 450 miljoen biedt nieuwe mogelijkheden voor groei, werkgelegenheid en investeringen, terwijl flankerend beleid betekent dat we de lidstaten kunnen helpen de gevolgen van verandering op te vangen.

De uitbreiding versterkt de doelmatigheid van ons internationaal optreden, net zoals het de argumenten voor meer – niet minder – integratie versterkt in de Unie. De uitbreiding heeft een doorslaggevende bijdrage geleverd aan de economieën van de toetredende landen en de deur geopend voor nieuwe mogelijkheden voor groei, investeringen en werkgelegenheid.

Verder beschikt de Europese Unie over een uniek pakket instrumenten.

  • Wetgeving , zowel om economische veranderingen op gang te brengen, bijvoorbeeld door de interne markt te verwezenlijken, als om ervoor te zorgen dat deze vergezeld gaan van normen die onze waarden en levenskwaliteit veiligstellen.
  • Uitvoerende bevoegdheden , die de EU bijvoorbeeld in staat moeten stellen al haar gewicht in de schaal te leggen bij handelsbesprekingen, op een manier die ondenkbaar is voor een lidstaat afzonderlijk; en de handhavingsbevoegdheden en het rechtsstelsel die nodig zijn om ervoor te zorgen dat onze wetgevingsdoelstellingen werkelijkheid kunnen worden, tot voordeel van iedere Europese burger.
  • De bevoegdheden op het gebied van concurrentie en staatssteun, die verder zijn verbeterd dankzij de recente hervormingen die deze Commissie heeft doorgevoerd, zorgen voor gelijke voorwaarden tussen Europese bedrijven, klein en groot, verbeteren hun concurrentiepositie, stimuleren innovatie en groei, en garanderen de consument dat hij een brede keuze kan maken uit betaalbare goederen en diensten.
  • Een begroting , essentieel voor de ondersteuning van de Europese economische, sociale en territoriale cohesie, Europese IT-, energie- en vervoersnetwerken, onderwijs en Europese industriële projecten op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals het Galileo-satellietsysteem.
  • Een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid , die bijdraagt tot het creëren van een gunstig klimaat voor concurrentie in Europa, bijvoorbeeld door een beter beheer van legale migratie op EU-niveau, teneinde het volledige potentieel van de Europese economieën een kans te geven zich te ontplooien.
  • Externe instrumenten, variërend van uitbreiding en nabuurschapsbeleid tot ontwikkelingsbeleid, waarmee wij groei kunnen stimuleren en onze waarden tot buiten de EU-grenzen kunnen uitdragen. De recente uitbreidingsronden hebben zowel de nieuwe als de bestaande lidstaten economisch voordeel gebracht.
  • Bevoegdheden voor toezicht en coördinatie op EU-niveau binnen onze economische en monetaire unie, om ervoor te zorgen dat het macro-economisch beleid van alle lidstaten dezelfde kant opgaat, ook al gebeurt dat in een ander tempo.
  • Met de Commissie als spil, een rol als katalysator voor nieuwe ideeën en hervormingen, waarbij we samenwerken met de lidstaten om nieuwe wegen tot verandering aan te moedigen.

Ideeën voor verandering

Wat kunnen wij nu precies doen, zowel nationaal, als Europees? Economische modernisering, modernisering van de arbeidsmarkt en sociale modernisering zijn grote uitdagingen en noodzakelijk, maar het uitgangspunt voor actie moet zijn meer samenhang en coördinatie, zowel tussen de verschillende besluitvormers, als tussen het economisch en sociaal beleid. Wat het beleid betreft, moeten we ons realiseren dat economische hervorming en hervorming van de arbeidsmarkt gelijk opgaan met sociale rechtvaardigheid; zij zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wat de besluitvormers betreft, veel besluiten worden, en dat hoort zo, genomen en geïmplementeerd op nationaal of subnationaal niveau, terwijl sommige moeten worden genomen op EU-niveau, gezien de bevoegdheden die zijn vastgelegd in de Europese verdragen. Hierna volgt een opsomming van de maatregelen die moeten worden genomen en op welk niveau dat moet gebeuren.

EU-niveau

  • Voltooiing van de interne markt, ook voor diensten, telecommunicatie, energie, en financiële diensten . De interne markt geeft de Europese economie een sterkere dynamiek en meer keuze. De uitdaging bestaat er nu in de talloze voordelen daarvan uit te breiden tot de dienstensector, teneinde de concurrentie te stimuleren en onze sterke traditie van betaalbare en kwalitatief hoogstaande diensten van algemeen belang te blijven verbeteren. Ook moet er vooruitgang worden geboekt met het Europees octrooi.
  • Totstandbrenging van meer opengestelde en eerlijkere markten binnen de EU door verdere implementatie van de regels op het gebied van mededinging en staatssteun.
  • Bevorderen van ondernemingszin, door gunstige voorwaarden te creëren voor de oprichting van bedrijven in Europa, met name kleine en middelgrote bedrijven, en door hun kansen op overleving te vergroten.
  • Verbeteren van het regelgevend klimaat op EU-niveau en nationaal niveau, teneinde het bedrijfsleven te verlossen van onnodige kosten en administratie en EU-wetgeving te richten op terreinen waar die het meeste effect heeft en een toegevoegde waarde levert.
  • Openen van de markten van derde landen voor Europese producenten, met name door de totstandkoming van een ambitieus en evenwichtig akkoord in het kader van de Doha-ronde. Wij moeten vrije en eerlijke handel stimuleren, die niet alleen Europa, maar ook de armste landen voordeel oplevert.
  • Overeenstemming bereiken over de financiële vooruitzichten voor eind 2005, teneinde zekerheid te creëren voor bijvoorbeeld meerjaarlijkse programma’s voor cohesie, plattelandsontwikkeling, onderwijs, onderzoek, innovatie, mobiliteit en veiligheid; en een akkoord bereiken over een nieuw Fonds voor aanpassing aan de globalisering, dat een aanvulling moet vormen op de Structuurfondsen, met name het Europees Sociaal Fonds, door een snelle op de mensen gerichte respons te bieden voor urgente problemen die een gevolg zijn van de globalisering.
  • Zorgen voor het goed functioneren van de EMU als belangrijkste voorwaarde voor het creëren van groei en werkgelegenheid .
  • Verbeteren van het Europese economische bestuur en versterken van de coördinatie tussen economisch en sociaal beleid . Bijvoorbeeld door de versterking van instrumenten als de geïntegreerde EU-richtlijnen voor groei en werkgelegenheid en de versterking van hun interactie met effectievere coördinatie op EU-niveau op het gebied van sociale bescherming. Het doel is beter te kunnen volgen of op dit gebied in de lidstaten vooruitgang wordt geboekt, en steun te bieden waar dat nodig is.

Nationaal niveau

  • Implementeren van structurele hervormingen en beleidsvormen die zijn overeengekomen in het kader van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid.
  • Meer mensen aan het werk krijgen en bestrijden van de werkloosheid, met name door een actief arbeidsmarktbeleid te voeren en door flexibiliteit en aanpassingsvermogen te bevorderen, met als doel mensen te beschermen in plaats van banen; wij moeten net zo veel aan de persoon denken die een baan heeft als aan de baan.
  • Aanpassen van pensioenstelsels, gezondheidszorg en langdurige zorg om in de veranderende behoeften te kunnen voorzien en om adequate bescherming en universele toegang tot kwaliteitszorg te kunnen bieden, en aanpassing van de manier waarop risico’s en verantwoordelijkheden worden gedeeld tussen overheid en burger. De nationale stelsels moeten inspelen op nieuwe situaties als eenouderschap en uiteenvallende relaties. Er moet ook gezinsvriendelijk beleid komen dat inspeelt op de lage geboortecijfers in de EU en betaalbare kinderopvang , om de mogelijkheden te vergroten voor vrouwen en alleenstaande ouders om de arbeidsmarkt te betreden en hun baan te behouden.
  • Bieden van innovatieve oplossingen voor laagbetaalden, zoals bijvoorbeeld: hun lonen aanvullen tot een niveau dat voldoende is om ervan te leven; het productieve potentieel van werknemers stimuleren, zodat zij meer kunnen verdienen – dit betekent dat de overheid een nog actievere verantwoordelijkheid krijgt voor het bevorderen van de inzetbaarheid van werknemers en het terugdringen van langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid .

Nieuw partnerschap tussen de EU en de lidstaten

Het is duidelijk dat de EU en de lidstaten gezamenlijk moeten zorgen voor verandering. Hierna volgen specifieke suggesties voor een meer gecoördineerde aanpak van wat er op nationaal en supranationaal niveau wordt gedaan, op nieuwe gebieden voor het economisch en sociaal beleid. De Commissie staat open voor ontwikkeling van nieuwe partnerschappen ter bevordering van Europees optreden op deze gebieden. Dit zijn:

  • Creëren van een klimaat waar innovatie op de eerste plaats komt . Kennis, onderzoek, vaardigheden en onderwijs zijn waardevol in het licht van de globalisering. Zij helpen mensen ook zich gedurende hun hele leven aan te passen aan de veranderende wereld. We moeten nagaan hoe we effectieve Europese projecten op dit gebied kunnen ontwikkelen, voortbouwend op het succes en de ervaring met Airbus of Galileo. Dit moet gepaard gaan met steun voor opvallende prestaties op universiteiten, en een nauwere samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven .
  • Uitwerken van een coherent langetermijnbeleid op energiegebied . Een nieuwe aanpak waarbij het vraagstuk in zijn totaliteit wordt benaderd, in termen van zowel energiegebruik als zekerheid en diversiteit van de energievoorziening; energie moet worden gekoppeld met ander beleid, zoals onderzoek, landbouw en milieu, bijvoorbeeld bio-energie. Dit is een essentieel element van het streven naar ecologisch duurzame economische groei.
  • Meer middelen (zowel overheidsgeld als particuliere middelen) besteden aan onderwijs, opleiding en vaardigheden; nieuwe benadering van “job security”, die erop gericht is mensen de vaardigheden te geven die zij nodig hebben om zich gedurende hun hele werkende leven te kunnen blijven aanpassen, in plaats van specifieke banen te beschermen.
  • Bevorderen van de vernieuwing van de sociale dialoog op alle niveaus. Dit moet een volwaardige rol spelen bij het creëren van breed draagvlak en gedeeld inzicht in de uitdagingen waarmee wij geconfronteerd worden en de voorgestelde oplossingen. Gezien het nauwe verband tussen maatregelen op EU-niveau en nationaal niveau, moeten de sociale partners beter communiceren wat zij op elk niveau aan maatregelen uitvoeren.
  • Steunen van de bestrijding van de sociale gevolgen van economische herstructurering . Hervorming van de interne markt, modernisering van de arbeidsmarkt en aanpassing van de sociale stelsels zijn stuk voor stuk essentieel voor het beheer van de globalisering en het creëren van groei en werkgelegenheid. Al het EU-beleid en alle programma’s moeten nationale inspanningen ondersteunen, de weg effenen voor verandering en draagvlak creëren, bijvoorbeeld door middel van een sociale dialoog.
  • Meer onderling samenwerken tussen lidstaten om de efficiency en duurzaamheid van de belastingstelsels te versterken en de belastingopbrengst te verhogen, waarbij er tevens voor wordt gezorgd dat het leven van de belastingbetaler wordt vereenvoudigd en de prestaties van de economie worden verbeterd. Dit betekent dat de huidige stelsels moeten worden gemoderniseerd en vereenvoudigd.

Dit alles moet tot stand worden gebracht in de context van handhaving van gezond macro-economisch beleid, dat gericht is op stabiliteit, gezonde overheidsfinanciën en lage inflatie. Dit beleid creëert de juiste omstandigheden voor groei, werkgelegenheid en investeringen; het bedwingen van de inflatie draagt bij tot sociale cohesie en doordat de overheidsschuld langzaam wordt verminderd, kunnen de lidstaten de toekomstige kosten van de vergrijzing opvangen.

Conclusie

De noodzaak van hervorming en modernisering is duidelijk. Alle lidstaten krijgen te maken met een stijging van de vraag naar sociale diensten, terwijl tegelijkertijd problemen zullen ontstaan wat de financiering betreft. We moeten moderniseren om te kunnen blijven zorgen voor onderwijs en gezondheidszorg van hoge kwaliteit, goede banen voor iedereen en adequate pensioenstelsels. Als we moderniseren, kunnen we profiteren van de voordelen van de globalisering. Europa moet een centrale rol spelen en de Commissie zal ervoor zorgen dat Europa dat ook doet. Zij zal het initiatief nemen, mede in het kader van haar “Plan D” voor dialoog met de burger, om uit te leggen waarom Europa belangrijker is dan ooit bij het vinden van oplossingen voor de problemen waarmee we worden geconfronteerd. De Commissie is klaar om samen met de lidstaten en andere actoren een “road map” uit te werken voor de weg van Europa naar economische welvaart en sociale rechtvaardigheid. Als we moderniseren, kunnen we onze waarden behouden.

[1] Jobs, Jobs, Jobs, Creating more employment in Europe , Taskforce Werkgelegenheid, november 2003 en Facing the Challenge , Taskforce Hoog Niveau, november 2004.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.