Verslag van de Commissie - Tenuitvoerlegging van richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verslag van de Commissie - Tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 /* COM/2001/0685 def. */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE Tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998
-
1.INLEIDING
-
2.BELANGRIJKSTE DOOR DE RICHTLIJN OPGELEGDE VERPLICHTINGEN EN TERMIJNEN
-
3.AANWIJZING VAN KWETSBARE GEBIEDEN
-
4.SITUATIE OP 31 DECEMBER 1998 IN DOOR KWETSBARE GEBIEDEN BEÏNVLOEDE AGGLOMERATIES
-
5.MINDER KWETSBARE GEBIEDEN
-
6.SITUATIE QUA AFVALWATERZUIVERING OP 31 DECEMBER 1998 IN DE STEDEN VAN DE EU
-
7.SITUATIE IN DE LIDSTATEN
7.1. België
7.1.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.1.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
7.1.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.2. Denemarken
7.2.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.2.2. Agglomeraties met meer dan 10 000 i.e.
7.2.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.3. Duitsland
7.3.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.3.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
7.3.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.4. Griekenland
7.4.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.4.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
7.4.2.1. Eerste versie
7.4.2.2. Tweede versie
7.4.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.5. Spanje
7.5.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.5.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
7.5.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.5.4. Minder kwetsbare gebieden
7.6. Frankrijk
7.6.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.6.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
7.6.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.7. Ierland
7.7.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.7.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
7.7.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.8. Italië
7.8.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.8.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
7.8.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.9. Luxemburg
7.9.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.9.2. Agglomeraties
7.9.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.10. Nederland
7.10.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.10.2. Agglomeraties
7.10.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.11. Oostenrijk
7.11.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.11.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
7.11.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.12. Portugal
7.12.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.12.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
7.12.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.12.4. Minder kwetsbare gebieden
7.13. Finland
7.13.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.13.2. Agglomeraties met meer dan 10 000 i.e.
7.13.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.14. Zweden
7.14.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.14.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.15. Verenigd Koninkrijk
7.15.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
7.15.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
7.15.3. Afvalwaterzuivering in steden
7.15.4. Minder kwetsbare gebieden
-
8.INBREUKPROCEDURES
-
9.TOEKOMSTIGE TAKEN VOOR DE COMMISSIE
-
10.CONCLUSIE
Samenvattend verslag: Aanwijzing van kwetsbare gebieden door de lidstaten Door de lidstaten ten uitvoer gelegde maatregelen met het oog op de termijn van 31.12.1998 Afvalwaterzuivering in grote steden Controle op de aanwijzing van kwetsbare gebieden door de Commissie
-
1.INLEIDING
In januari 1999 publiceerde de Europese Commissie haar eerste verslag [1] betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, [2] zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 [3]. De richtlijn is een van de hoekstenen van het communautaire waterbeleid en het doel is het milieu te beschermen tegen de nadelige gevolgen van lozingen van stedelijk afvalwater.
[1] COM(1998) 775 def., 15.1.1999.
[2] PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40.
[3] PB L 67 van 7.3.1998, blz. 29.
Het eerste verslag van de Commissie bevatte bijzonderheden over de door stedelijk afvalwater veroorzaakte verontreiniging, presenteerde een eerste voortgangsverslag betreffende de tenuitvoerlegging van de richtlijn door de lidstaten en vatte hun programma's voor de tenuitvoerlegging samen. Het benadrukte met name de belangrijke inspanningen die door de lidstaten gedaan zijn, de aanzienlijke kosten die met de tenuitvoerlegging van de richtlijn gemoeid zijn (130 miljard euro voor de 14 lidstaten met uitzondering van Italië), en de zorgwekkende vertragingen die voor de steden Brussel en Milaan bekendgemaakt zijn.
Krachtens de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater was december 1998 een belangrijke mijlpaal. Tegen dan moesten de lidstaten er onder andere voor zorgen dat zuiveringsinstallaties voor afvalwater aanwezig waren in alle agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten, die het afvalwater lozen in een kwetsbaar gebied (zie hieronder voor verdere bijzonderheden). Hoewel van de lidstaten niet formeel geëist werd dat ze specifiek met betrekking tot de deadline van december 1998 rapporten voorlegden, besloot de Commissie op eigen initiatief de lidstaten te vragen gegevens te verstrekken. Daarom werden in april 1999 formele verzoeken naar de lidstaten gestuurd. In maart 2000 werden herinneringen gestuurd. Behalve gegevens over de behandeling van afvalwater in kwetsbare gebieden werd de lidstaten ook verzocht gegevens te verstrekken over de behandeling van afvalwater in grote agglomeraties, zelfs die welke niet afwateren op kwetsbare gebieden.
Het onderhavige verslag is gebaseerd op de door de lidstaten ingediende antwoorden en op een door de diensten van de Commissie voorbereide studie [4] met betrekking tot kwetsbare gebieden. Slechts 13 lidstaten verstrekten alle door de Commissie gevraagde gegevens met betrekking tot de behandeling van afvalwater in kwetsbare gebieden.
[4] "Verification of Vulnerable Zones under the Nitrates Directive and Sensitive Areas under the Urban Waste Water Treatment Directive", studie uitgevoerd door Environmental Resource Management (ERM).
Gezien de opgetreden vertragingen bij het verzamelen van gegevens van de lidstaten is het duidelijk dat de in het verslag gepresenteerde situatie zich in de tussenliggende 2 jaar sinds de eerste verzoeken werden gedaan, gewijzigd heeft. Een eerste ontwerp-verslag werd de lidstaten in december 2000 toegezonden om hun een laatste mogelijkheid te bieden om hun opmerkingen kenbaar te maken. Bij het opstellen van dit document werd rekening gehouden met de commentaren van de lidstaten die uiterlijk op 15 februari 2001 werden ontvangen.
De Commissie blijft het proces van de tenuitvoerlegging in alle lidstaten volgen.
Het verslag presenteert ook de plannen van de Commissie voor de komende jaren. De Commissie is met name van plan de controles op de naleving van de richtlijn voort te zetten en de lidstaten steun te verlenen met het oog op het bereiken van conformiteit. Ze zal met name haar steun verhogen aan kleine en middelgrote agglomeraties in de lidstaten die moeite hebben met de deadline van 31 december 2005, en aan kandidaat-lidstaten van de Europese Unie teneinde ze te helpen bij het bereiken van overeenstemming met de richtlijn.
-
2.BELANGRIJKSTE DOOR DE RICHTLIJN OPGELEGDE VERPLICHTINGEN EN TERMIJNEN
De belangrijkste door de richtlijn opgelegde verplichting is dat opvang- en behandelingssystemen voor afvalwater binnen de volgende termijnen tot stand moeten zijn gebracht:
-
*31 december 1998: de datum waarop een aan strikte eisen voldoend opvang- en zuiveringssysteem (secundaire [5] + tertiaire [6] behandeling) aanwezig moet zijn in alle agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten [7] (i.e.) die hun effluent in een door de lidstaat in kwestie aangewezen kwetsbaar gebied of in het stroomgebied daarvan lozen. De resultaten van de conformiteitsverificatie van de Commissie met deze deadline worden in dit verslag uiteengezet.
[5] Secundaire behandeling betekent behandeling door middel van een proces waarbij in het algemeen biologische behandeling met secundaire bezinking of een gelijkwaardig proces plaatsvindt.
[6] Tertiaire behandeling betekent een op de secundaire behandeling aanvullende behandeling van stikstof (nitrificatie-denitrificatie) en/of fosfor en/of enige andere verontreinigende stof die de kwaliteit of de mogelijkheid van specifieke toepassingen van het water beïnvloedt: microbiologische verontreiniging, kleur, enz. Artikel 5, leden 3 en 4, en tabel 2 van bijlage I van de richtlijn, als gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG, omschrijven de afvalwater zuiverings criteria voor lozingen in kwetsbare gebieden in termen van minimale procentuele vermindering van de totale fosfor- en stikstofvracht en bevatten concentratienormen voor deze parameters.
[7] Inwonerequivalent (i.e.) is een meeteenheid voor biologisch afbreekbare verontreiniging die de gemiddelde belasting van deze verontreiniging per persoon per dag vertegenwoordigt. Het wordt in de richtlijn gespecificeerd als 60 g BZV5 (biochemisch zuurstofverbruik gedurende vijf dagen) per dag. De grootte van de agglomeratie, uitgedrukt in i.e., komt overeen met de organische belasting die in de agglomeratie op een doordeweekse dag van het jaar met maximale productie wordt geproduceerd. Het i.e. wordt berekend aan de hand van de som van de organische belasting die op die dag door permanente en seizoensgebonden woongebieden en diensten wordt geproduceerd, en de organische belasting die op dezelfde dag door het industrieel afvalwater dat opgevangen moet worden in een opvangsysteem, wordt geproduceerd.
-
*31 december 2000: de datum waarop een secundair behandelings- [8] en opvangsysteem aanwezig moet zijn in alle agglomeraties met meer dan 15 000 i.e., die hun effluent niet in een kwetsbaar gebied of in het stroomgebied daarvan lozen. De deadline is ook van toepassing op biologisch afbreekbaar industrieel afvalwater van fabrieken uit de in de richtlijn opgenomen voedselverwerkende bedrijfstakken dat rechtstreeks in ontvangende wateren wordt geloosd. De Commissie heeft een begin gemaakt met de controle op de inachtneming van deze deadline en zal de resultaten in een derde verslag betreffende de tenuitvoerlegging van de richtlijn presenteren.
[8] In het geval van lozingen in door de lidstaten als minder kwetsbaar aangewezen kustwateren of estuaria mag de zuivering minder grondig zijn dan secundaire zuivering indien ten genoegen van de Commissie en de Raad wordt aangetoond dat aan bepaalde voorwaarden tot afwijking wordt voldaan.
-
*31 december 2005: de datum waarop een opvang- en zuiveringssysteem aanwezig moet zijn in alle agglomeraties met 2 000 tot 15 000 i.e., die hun effluent in een kwetsbaar gebied of in het stroomgebied daarvan lozen, met secundaire behandeling of toereikende behandeling [9] afhankelijk van het feit of de lozing plaatsvindt in zoete wateren, estuaria of kustwateren, en in agglomeraties met 2 000 tot 15 000 i.e., die hun effluent niet in zulke gebieden lozen. Kleinere agglomeraties die reeds een opvangsysteem hebben, moeten op deze datum ook een toereikend zuiveringssysteem hebben.
[9] 'Toereikende behandeling' betekent elk proces en/of afvoersysteem dat ervoor zorgt dat de ontvangende wateren na de lozing aan de gespecificeerde kwaliteitsdoelstellingen en aan de relevante bepalingen van Richtlijn 91/271/EEG en van andere communautaire richtlijnen voldoen.
De andere belangrijke door de richtlijn opgelegde deadlines en verplichtingen zijn de volgende:
-
*30 juni 1993: de richtlijn moest in nationale wetgeving omgezet zijn. Op die datum moesten de lidstaten de wetten, verordeningen en administratieve procedures hebben aangenomen die vereist waren om aan de richtlijn te voldoen. Het eerste verslag van de Commissie toonde aan dat veel lidstaten te laat waren met het omzetten van de richtlijn. Tot op heden hebben alle lidstaten de richtlijn omgezet, met Italië als laatste in 1999.
-
*31 december 1993: de lozing van industrieel afvalwater in opvangsystemen en stedelijke waterzuiveringsinstallaties en de lozing van bepaald biologisch afbreekbaar industrieel afvalwater in ontvangende wateren moest worden onderworpen aan voorafgaande verordeningen en/of specifieke vergunningen. De lidstaten hebben alle maatregelen aangenomen die nodig zijn om aan deze verplichtingen te voldoen.
-
*31 december 1993: de lidstaten moesten een programma voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn opstellen. Alle lidstaten hebben dit programma, na vertragingen van uiteenlopende duur, aan de Commissie voorgelegd. Een aantal lidstaten heeft ook bijgewerkte versies van de in deze programma's opgenomen gegevens aan de Commissie gestuurd. In het geval van België en Italië zijn deze programma's niet in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn of met de vereiste presentatiemethode.
-
*31 december 1993: de lidstaten moesten kwetsbare gebieden aanwijzen. Nadere bijzonderheden over dit fundamentele punt, dat het soort behandeling van stedelijke afvalwater en de deadline voor de behandeling bepaalt, worden hieronder gegeven.
-
*30 juni 1995 voor het eerst en daarna om de twee jaar: de voor de tenuitvoerlegging in de lidstaten verantwoordelijke autoriteiten en instanties moeten een rapport publiceren over de situatie inzake de afvoer van stedelijk afvalwater en slib in hun gebied. Deze rapporten worden bij publicatie terstond door de lidstaten aan de Commissie toegezonden. In 1999 stelde een uit vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie bestaande werkgroep een voorbeeld van een situatierapport op teneinde de autoriteiten die het rapport voorbereiden, te assisteren en de verstrekte gegevens te harmoniseren. Tot op heden heeft de Commissie geen situatierapport van Griekenland en Italië ontvangen. Bovendien heeft de Commissie van Duitsland een rapport ontvangen dat betrekking heeft op slechts enkele regio's van het grondgebied. Ten slotte hebben de meeste lidstaten de periode van twee jaar overschreden die in de richtlijn vastgelegd is voor de publicatie van het rapport en de toezending ervan aan de Commissie.
-
*31 december 1998: de afvoer van slib van stedelijke waterzuiveringsinstallaties moest aan algemene voorschriften, registratie of een vergunning onderworpen worden. De door de Commissie uitgevoerde controles tonen aan dat alle lidstaten deze maatregelen voor de afvoer van slib hebben ingevoerd. Bovendien moest de afvoer van slib naar oppervlaktewateren door storten vanaf schepen, door lozing via pijpleidingen of op andere wijze vóór deze datum geleidelijk worden beëindigd. Alleen Spanje, Ierland en het Verenigd Koninkrijk maken regelmatig gebruik van deze praktijken. Het Verenigd Koninkrijk verbood ze na 1998 door omzetting van de richtlijn in nationaal recht. Ierland heeft de Commissie meegedeeld dat de lozing van slib op zee krachtens de nationale wetgeving toegestaan was tot 31 december 1998; na die datum werd het een overtreding. Ierland heeft echter toegegeven dat er pas in september 1999 een einde kwam aan de lozing van slib op zee. Bovendien was Ierland van mening dat het niet nodig was de lozing van slib op andere oppervlaktewateren dan de zee te verbieden aangezien deze afvoermethode niet werd gebruikt. Spanje heeft de Commissie niet in kennis gesteld van getroffen maatregelen de afvoer van slib naar oppervlaktewateren te verbieden.
-
*Ten slotte moet erop worden gewezen dat de richtlijn bepaalt dat lozingen van afvalwater van stedelijke waterzuiveringsinstallaties moeten worden onderworpen aan voorafgaande verordeningen en/of specifieke vergunningen en dat deze lozingen overeenkomstig de specifieke bepalingen van de richtlijn ook gecontroleerd moeten worden. De bovengenoemde werkgroep heeft een geautomatiseerde vragenlijst opgesteld teneinde gegevens te verzamelen over de controle op de lozingen. In september 2000 heeft de Commissie deze vragenlijst naar alle lidstaten gestuurd en ze verzocht deze vragenlijst te gebruiken voor het verzamelen van gegevens over de in 1999 uitgevoerde controle voor de agglomeraties waarop de deadline van 31 december 1998 van toepassing is. De lidstaten moeten deze gegevens uiterlijk eind juni 2001 naar de Commissie sturen. De Commissie zal de resultaten in haar derde verslag betreffende de tenuitvoerlegging samenvatten.
-
3.AANWIJZING VAN KWETSBARE GEBIEDEN
Overeenkomstig artikel 5 van de richtlijn moesten de lidstaten uiterlijk op 31 december 1993 kwetsbare gebieden aangewezen hebben aan de hand van de in bijlage II genoemde criteria.
Deze criteria verwijzen naar drie groepen kwetsbare gebieden:
-
*zoete wateren, estuaria en kustwateren die eutroof zijn [10] of die eutroof kunnen worden indien geen beschermende maatregelen worden getroffen;
[10] Onderworpen aan eutrofiëring: eutrofiëring betekent de verrijking van het water door nutriënten, vooral stikstof- en/of fosforverbindingen, die leidt tot een versnelde groei van algen en hogere plantaardige levensvormen met als gevolg een ongewenste verstoring van het evenwicht tussen de verschillende in het water aanwezige organismen en een verslechtering van de waterkwaliteit.
-
*voor de winning van drinkwater bestemde oppervlaktewateren die meer dan 50 mg/l nitraat bevatten of zouden kunnen bevatten;
-
*gebieden waar verdere behandeling nodig is om te voldoen aan de richtlijnen van de Raad, zoals de richtlijn inzake viswater, de richtlijn inzake zwemwater, de richtlijn inzake schelpdierwater, de richtlijn inzake het behoud van de vogelstand, de richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats enz.
Wanneer een water in een van deze drie groepen valt, is dit voldoende om het als kwetsbaar aan te wijzen.
De aanwijzing van kwetsbare gebieden was een essentiële voorwaarde voor de praktische toepassing van de richtlijn. In gebieden die worden beschouwd als kwetsbare gebieden, moesten opvangsystemen en zuiveringssystemen met een ingrijpender zuivering dan secundaire zuivering uiterlijk op 31 december 1998 operationeel zijn voor alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e., die lozen in het kwetsbare gebied en in de stroomgebieden die bijdragen tot de verontreiniging van het gebied. Deze eisen inzake afvalwaterzuivering zijn niet van toepassing op kwetsbare gebieden waarvoor aangetoond kan worden dat de vermindering van de totale stikstof- en fosforbelasting voor beide stoffen ten minste 75% bedraagt.
Overeenkomstig artikel 5, lid 8, behoeft een lidstaat geen kwetsbare gebieden aan te wijzen indien hij op zijn hele grondgebied een grondige (tertiaire) zuivering toepast. Vijf lidstaten hebben besloten dit systeem van grondige zuivering toe te passen: Denemarken, Luxemburg, Nederland, Finland en Zweden.
Negen andere lidstaten - België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk - hebben bepaalde wateren op hun grondgebied als kwetsbare gebieden aangewezen. Deze gebieden werden met een kleinere of grotere vertraging tussen 1994 en 1999 aangewezen. Oostenrijk was van mening dat geen enkel water op zijn grondgebied voldeed aan de criteria voor aanwijzing als kwetsbaar gebied. [11] De Oostenrijkse autoriteiten hebben gesteld dat de getroffen maatregelen zelfs verder reiken dan wat de richtlijn voorschrijft, aangezien zij voorzien in verplichte tertiaire zuivering in zuiveringsinstallaties van minder dan 10 000 i.e.
[11] De bijgevoegde kaarten geven in donkergroen de door de lidstaten als kwetsbaar aangewezen wateren aan en in lichtgroen de stroomgebieden of delen van stroomgebieden waarop de lidstaten de bepalingen van de richtlijn betreffende de bescherming van kwetsbare gebieden toe zullen passen.
Een aantal lidstaten, zoals België, Spanje, Frankrijk en Italië, was van mening dat geen grondige (tertiaire) zuivering hoeft te worden toegepast in agglomeraties die gelegen zijn in bepaalde delen van de stroomgebieden waartoe kwetsbare gebieden behoren. [12] In dit opzicht is de Commissie van mening dat stikstof en fosfor, de verontreinigende stoffen in stedelijk afvalwater die het soort verontreiniging overeenkomstig de eerste twee criteria voor de aanwijzing van kwetsbare gebieden veroorzaken, zeer persistent zijn. Een substantieel deel van de stikstof en fosfor van agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die gelegen zijn in gebieden die op als kwetsbaar aangewezen gebieden afwateren, dringt de kwetsbare wateren binnen. In agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die gelegen zijn in het stroomgebied van een kwetsbaar gebied is tertiaire zuivering nodig om de hoeveelheid nutriënten te verminderen die voor de verontreiniging van het gebied verantwoordelijk zijn; de Commissie is van mening dat het achterwege laten van tertiaire zuivering in een aantal van dergelijke agglomeraties een nalatigheid is ten aanzien van de naleving van de richtlijn. Dit verzuim is met name duidelijk in de volgende landen: Spanje, dat geen maatregelen heeft getroffen voor een verdergaande behandeling in de stroomgebieden van rivieren waarvan de benedenloop als kwetsbaar gebied is aangewezen, zoals de Ebro of de Guadalquivir; Italië, met name voor het stroomgebied van de Po, de delta en de aangrenzende kustwateren (sterk eutroof) die als kwetsbaar gebied aangewezen zijn; en België, voor lozingen in het Waalse Gewest die bijdragen tot de verontreiniging van zoete wateren in Vlaanderen en de kustwateren van de Noordzee, die beide als kwetsbaar gebied zijn aangewezen.
[12] De delen van de stroomgebieden die deze lidstaten niet in aanmerking hebben genomen, worden op de kaarten in roze en zonder dubbele arcering aangegeven. De roze gebieden zonder dubbele arcering in Duitsland zijn het grondgebied van de regio's Saksen en Saksen-Anhalt. Deze twee regio's besloten echter in juli 2000 tertiaire zuivering van stikstof en fosfor op hun hele grondgebied in te voeren teneinde eutrofiëring van de kustwateren van de Noordzee en de Oostzee te bestrijden.
De bovengenoemde tien lidstaten, die besloten hebben geen strengere norm voor behandeling op hun grondgebied in te voeren, moeten ervoor zorgen dan hun lijst van kwetsbare gebieden ten minste elke vier jaar wordt herzien. De lijst moest derhalve op 31 december 1997 herzien zijn, en vervolgens op 31 december 2001 enzovoorts. Alleen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben hun eerste lijst van kwetsbare gebieden herzien, respectievelijk in 1999 en 1998. Oostenrijk heeft bekendgemaakt dat zijn herzieningsprocedure geen wateren heeft opgeleverd die als kwetsbaar gebied moeten worden aangewezen.
Tussen 1998 en 2000 had de Commissie een consultant in dienst die de door de bovengenoemde tien lidstaten aangewezen kwetsbare gebieden moest controleren. [13] Dit onderzoek toonde tekortkomingen aan in de door deze lidstaten aangewezen kwetsbare gebieden [14] en wees andere gebieden aan die mogelijk kwetsbaar waren ten gevolge van eutrofiëring en de hoge concentratie nitraten in voor de winning van drinkwater bestemde oppervlaktewateren. Het onderzoek legde de nadruk op het feit dat een groot aantal lidstaten niet voldoende rekening had gehouden met de mate van eutrofiëring van hun wateren. De betrokken gebieden zijn de Noordzee (van de kustwateren van Noord-Frankrijk tot Zweden), de Oostzee en de Adriatische Zee, die allemaal aanzienlijke eutrofiëringsproblemen hebben. De Commissie is van mening dat België, Frankrijk, Italië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk niet alle maatregelen hebben getroffen die nodig zijn om het nutriëntengehalte (stikstof en fosfor) in afvalwater te verminderen teneinde de situatie te verbeteren. Bovendien hebben Spanje, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk volgens de Commissie ook niet alle maatregelen getroffen die nodig zijn met betrekking tot lozingen van stedelijk afvalwater die bijdragen tot meer plaatselijke eutrofiëring langs de kusten van de Atlantische Oceaan, het Kanaal, de Noordzee, de Ierse Zee en de Middellandse Zee.
[13] Controle van aangewezen kwetsbare gebieden overeenkomstig de nitraatrichtlijn en van aangewezen kwetsbare gebieden overeenkomstig de richtlijn inzake stedelijk afvalwater - ERM-verslagen tussen maart 1999 en juni 2000.
[14] De wateren die volgens de Commissie als kwetsbaar hadden moeten worden aangewezen, worden op de kaarten in donkerroze aangegeven. De relevante stroomgebieden waarvoor maatregelen voor een verdergaande (tertiaire) behandeling van stedelijke lozingen hadden moeten worden getroffen, worden met dubbele arcering in roze aangegeven.
Op het punt van eutrofiëring heeft de Commissie ook twee rapporten laten opstellen, die de door de lidstaten gebruikte methoden voor het aanwijzen van eutrofe of potentieel eutrofe wateren beschrijven en waarin aanbevelingen gedaan worden ten aanzien van het harmoniseren van deze methoden in het licht van de huidige stand van de wetenschap. Het ene rapport behandelt kustwateren, [15] het andere zoete wateren [16].
[15] Criteria voor de definitie van eutrofiëring in kustwateren/mariene wateren - ERM - april 2000.
[16] Criteria voor de identificatie van aan eutrofiëring blootgestelde zoete wateren - Europese Commissie - Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek - januari 2001.
De Commissie is zich ook bewust van de tekortkomingen van de kant van een aantal lidstaten met betrekking tot het derde criterium voor de aanwijzing van kwetsbare gebieden. Met name is tertiaire zuivering nodig voor de bescherming van talrijke zwemwateren en schelpdierwateren, teneinde het niveau van microbiologische verontreiniging door geloosd stedelijk afvalwater, dat voor deze wateren een bedreiging vormt, te verlagen. Alleen Spanje, Frankrijk, Portugal en Italië hebben bij het aanwijzen van hun kwetsbare gebieden en bij een aantal van hun kustwateren rekening gehouden met dit criterium voor de bescherming van zwemwater en schelpdierwater.
-
4.SITUATIE OP 31 DECEMBER 1998 IN DOOR KWETSBARE GEBIEDEN BEÏNVLOEDE AGGLOMERATIES [17]
[17] In dit verslag wordt onder "door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties" verstaan: agglomeraties die gelegen zijn in hetzelfde stroomgebied als kwetsbare gebieden en die bijdragen tot de vervuiling van bedoelde gebieden (zie artikel 5 van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad). De term 'agglomeratie' moet worden verstaan in de zin van artikel 2, punt 4, van Richtlijn 91/271/EEG.
Overeenkomstig het schriftelijke verzoek van de Commissie van 23 april 1999 hebben de lidstaten gerapporteerd over de situatie in de agglomeraties die naar hun mening worden beïnvloed door de door hen aangewezen kwetsbare gebieden. Het onderstaande situatierapport laat derhalve agglomeraties buiten beschouwing die gelegen zijn in de delen van stroomgebieden van kwetsbare gebieden die niet door de lidstaten in aanmerking genomen zijn (roze gebieden op de kaarten) of in de stroomgebieden van door de Commissie potentieel kwetsbaar geachte gebieden (dubbel gearceerde roze gebieden).
Het eerste deel van de onderstaande tabel toont het aantal en de organische belasting van de agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten die volgens de lidstaten de beschikking moeten krijgen over verdere (tertiaire) zuivering teneinde kwetsbare gebieden te beschermen. Elke belasting vertegenwoordigt duidelijk een hoog percentage van de totale organische belasting van de lidstaat in het geval van de lidstaten die besloten hebben een grondige zuivering op hun hele grondgebied in te voeren [18] (Denemarken, Luxemburg, Nederland, Finland en Zweden) of op een groot gedeelte van hun grondgebied (Duitsland). Omgekeerd zijn andere lidstaten (Griekenland, Spanje, Ierland, Italië, Oostenrijk en Portugal) van mening dat grondige zuivering voor de bescherming van kwetsbare gebieden voor minder dan 10% van hun totale organische belasting nodig is en derhalve maar voor een klein aantal agglomeraties. De cijfers voor Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk liggen iets hoger met respectievelijk 25% en 18% van hun organische belasting die grondige zuivering vereist.
[18] Ook België zou moeten zorgen voor tertiaire zuivering in alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e., hoewel het Waalse Gewest hiertoe niet officieel heeft besloten.
Voor de beoordeling van de mate van conformiteit van de 3 247 beschouwde agglomeraties (op een totaal van ongeveer 20 000 agglomeraties die onder de richtlijn vallen), wordt gekeken naar de opvangsystemen en naar de zuiveringsinstallaties. Met betrekking tot het soort tertiaire zuivering dat vereist is om de eutrofiëring van de ontvangende wateren te verminderen of te voorkomen, is de Commissie van mening dat lozingen van zowel stikstof als fosfor eutrofiëring veroorzaken, zij het in zoete wateren, in mariene wateren of in estuaria. Wetenschappelijk is aangetoond dat stikstof in het geval van kustwateren en fosfor in het geval van zoete wateren in het algemeen de hoofdoorzaken van eutrofiëring zijn. Bij de beoordeling van de conformiteit van de behandeling gaat de Commissie derhalve uit van de veronderstelling dat - tenzij voor bepaalde wateren wetenschappelijk het tegendeel kan worden aangetoond - ten minste fosfor verwijderd moet worden om de eutrofiëring van zoete wateren te bestrijden, en stikstof om de eutrofiëring van kustwateren en estuaria te bestrijden. Het meest recente onderzoek toont echter aan dat stikstof en fosfor samen of om de beurt zowel in zoet water als in marien water beperkende factoren kunnen zijn, afhankelijk van de algensoort en de tijd van het jaar, en dat het vaak noodzakelijk is het gehalte aan beide nutriënten te verminderen.
Naast maatregelen met betrekking tot individuele zuiveringsinstallaties heeft een aantal lidstaten ook maatregelen ingevoerd ter vermindering van het fosforgehalte van detergenten. Die maatregelen dragen ongetwijfeld in aanzienlijke mate bij tot een vermindering van de hoeveelheid fosfor in het afvalwater.
Frankrijk en Duitsland hebben de door de Commissie gevraagde gegevens met betrekking tot de conformiteit van door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties niet verstrekt.
Luxemburg en Nederland hebben aangegeven dat ze de conformiteit van de behandeling van afvalwater niet in elke betrokken agglomeratie hebben gecontroleerd, maar dat ze overeenkomstig artikel 5, lid 4, van de richtlijn het totale percentage van de vermindering van de stikstof- en fosforvracht op hun grondgebied in aanmerking hebben genomen. Deze twee lidstaten wijzen er echter op dat ze op 31 december 1998 de door de richtlijn vereiste vermindering van 75% voor zowel stikstof als fosfor niet hadden bereikt. Ook Duitsland stelde de Commissie in januari 2001 ervan in kennis dat het van plan was gebruik te maken van de optie van een totale beoordeling van het niveau van vermindering van stikstof en fosfor voor alle Duitse agglomeraties in kwetsbare gebieden. Van de 13 lidstaten die voldoende gegevens hebben verstrekt over de agglomeraties die volgens hen beïnvloed worden door kwetsbare gebieden, lijken volgens de Commissie alleen Denemarken en Oostenrijk nagenoeg volledig te voldoen aan de richtlijn. In het geval van Denemarken waren op 31 december 1998 slechts twee agglomeraties niet in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn. In het geval van Oostenrijk ging het om één agglomeratie. Alle andere lidstaten lijken de gestelde deadline duidelijk niet te hebben gehaald. De meeste lidstaten zijn van plan tussen 1999 en 2005 aan de bepalingen te voldoen.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
-
(1)Percentage met betrekking tot de totale organische belasting van de lidstaat
-
(2)Eerste versie
-
(3)Tweede versie
-
(4)Luxemburg en Nederland verwezen naar artikel 5, lid 4, van de richtlijn, dat bepaalt dat de eisen voor afzonderlijke zuiveringsinstallaties bij meer dan 10 000 i.e. niet toegepast behoeven te worden overeenkomstig artikel 5, lid 2, en artikel 5, lid 3, indien kan worden aangetoond dat het minimumpercentage van de vermindering van de totale vracht voor een zuiveringsinstallatie in dat gebied ten minste 75% voor totaal fosfor en 75% voor totaal stikstof bedraagt.
-
5.MINDER KWETSBARE GEBIEDEN
Terwijl lidstaten krachtens de richtlijn verplicht zijn kwetsbare gebieden aan te wijzen, is de aanwijzing van minder kwetsbare gebieden een optie voor de lidstaten in het geval van bepaalde kustwateren en estuaria die vanwege hun morfologische, hydrologische of specifieke hydraulische omstandigheden lozingen van stedelijk afvalwater kunnen ontvangen die een minder grondige zuivering dan secundaire zuivering hebben ondergaan, zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor het milieu.
Spanje, Portugal en het Verenigd Koninkrijk hebben dergelijke minder kwetsbare gebieden aangewezen. De Commissie wil erop wijzen dat kwetsbare of potentieel kwetsbare gebieden in kustwateren en estuaria en de aangrenzende wateren niet aan de voorwaarden voor aanwijzing als minder kwetsbaar gebied voldoen wanneer deze gebieden beïnvloed kunnen worden door de lozingen. Met name zwemwater en schelpdierwater, dat bijzonder kwetsbaar is en gevoelig voor lozingen van afvalwater, en in de onmiddellijke omgeving daarvan gelegen wateren die gevaar kunnen lopen door de lozingen, mogen niet als minder kwetsbaar gebied worden aangewezen. De Commissie betwist derhalve de aanwijzing van bepaalde minder kwetsbare gebieden in Noord-Ierland, aan de westkust van Portugal, op Madeira, de Azoren en de Canarische Eilanden en langs de kust van Andalusië. Met betrekking tot Andalusië is de Commissie ook van mening dat de wateren van de Middellandse Zee met name vanwege de zeer beperkte getijden niet voldoen aan de hydrologische criteria of de hydraulische omstandigheden die vereist zijn voor de aanwijzing als minder kwetsbaar gebied.
Het is belangrijk om erop te wijzen dat voor elk geval van zuivering die minder grondig is dan secundaire zuivering, een derogatieverzoek vereist is vóór lozing in een minder kwetsbaar gebied: de lidstaten moeten grondige studies aan de Commissie voorleggen waaruit blijkt dat die lozingen geen nadelige invloed op het milieu hebben (artikel 6, lid 2) en in uitzonderlijke gevallen voor agglomeraties met meer dan 150 000 i.e., dat een verdergaande behandeling geen voordelen voor het milieu oplevert (artikel 8, lid 5). De Commissie bestudeert deze studies en neemt passende maatregelen na voorlegging van het ontwerp aan het met artikel 18 ingestelde Comité en indien nodig aan de Raad.
In 1999 diende Portugal een derogatieverzoek in voor de agglomeratie aan de kust van Estoril (720 000 i.e.) nabij Lissabon. In 2001 moet een beslissing worden genomen in deze kwestie. In december 2000 stuurde het Verenigd Koninkrijk studies naar de Commissie, zoals vereist in artikel 6, lid 2, met betrekking tot de Schotse agglomeraties Stornoway (53 000 i.e.) en Lerwick (30 000 i.e.). Spanje heeft geen derogatieverzoek ingediend. In deze omstandigheden is de Commissie van mening dat, behalve deze drie agglomeraties, alle agglomeraties van de EU met meer dan 15 000 i.e. vanaf 31 december 2000 ten minste secundaire zuivering moeten hebben, met inbegrip van de agglomeraties die hun effluent lozen in wateren die als minder kwetsbaar gebied zijn aangewezen.
-
6.SITUATIE QUA AFVALWATERZUIVERING OP 31 DECEMBER 1998 IN DE STEDEN VAN DE EU
Naast de beoordeling van de situatie op het stuk van conformiteit op 31 december 1998 wenste de Commissie de burgers van de EU, ter informatie en om transparantie te waarborgen, een momentopname te bieden van het niveau van de behandeling van stedelijk afvalwater in alle grote steden van Europa op die datum.
Per schrijven van 22 maart 2000 verzocht de Commissie om deze gegevens. De onderstaande kaarten laten de van de lidstaten ontvangen gegevens zien. Alleen Duitsland en Frankrijk [19] hebben niet gereageerd op het verzoek van de Commissie. Elk belangrijk stedelijk gebied wordt beschreven in termen van een enkel algemeen niveau van behandeling, zelfs wanneer het stedelijk gebied bestaat uit een aantal agglomeraties [20] in de zin van de richtlijn. De Commissie heeft de gegevens op deze manier gepresenteerd opdat de burgers ze gemakkelijk kunnen begrijpen. Alleen Italië heeft namen geleverd die in veel gevallen niet overeenkomen met de naam van de betreffende grote stad.
[19] Voor Frankrijk gebruikte de Commissie de door de Réseau National de Données sur l'Eau - (RNDE) gepubliceerde gegevens die de situatie in 1996 weergeven, samen met de bijgewerkte gegevens voor een aantal steden.
[20] Een agglomeratie, zoals gedefinieerd in de richtlijn, is een gebied waarin de bevolking en/of de economische activiteiten voldoende geconcentreerd zijn om stedelijk afvalwater op te vangen en naar een stedelijke waterzuiveringsinstallatie of een definitieve lozingsplaats af te voeren.
De situatie in 527 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten was op 31 december 1998 [21] als volgt:
[21] Situatie in 1996 in het geval van Frankrijk, 2000 in het geval van Spanje.
-
-78 steden hadden secundaire + volledig tertiaire zuivering (blauwe stippen op de kaarten);
-
-221 steden hadden volledige secundaire zuivering, of volledig secundaire + onvolledige tertiaire zuivering (groene stippen);
-
-57 steden hadden onvolledige secundaire zuivering of primaire zuivering voor het geheel of een gedeelte van hun effluent (gele stippen);
-
-37 steden hadden helemaal geen zuivering (rode stippen);
-
-van 134 steden heeft de Commissie geen volledige gegevens ontvangen (oranje stippen).
Het is belangrijk erop te wijzen dat de meeste van de 37 steden die op 31 december 1998 helemaal geen zuivering hadden, en de 57 andere steden met een onvolledige zuivering plannen hebben gemaakt voor de benodigde investeringen om verbetering te brengen in deze onbevredigende situatie. In februari 2001 was een deel van deze werkzaamheden reeds voltooid; in veel grote steden zullen er echter vertragingen van tussen de 5 en 10 jaar zijn.
-
7.SITUATIE IN DE LIDSTATEN
7.1. België
In België valt de tenuitvoerlegging van de richtlijn onder de verantwoordelijkheid van de drie gewesten: Vlaanderen, Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
7.1.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
In 1992 en 1995 wees Vlaanderen al zijn wateren, met inbegrip van de kustwateren, aan als kwetsbaar gebied. In 1994 wees het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook de Zenne, die door het gewest stroomt, aan als kwetsbaar gebied. In 1995 wees Wallonië bepaalde stukken van zijn rivieren aan als kwetsbaar gebied, hoofdzakelijk ter bescherming van de winning van drinkwater. Hierbij heeft Wallonië geen rekening gehouden met het feit dat zijn wateren naar Vlaanderen stromen, waarvan de wateren als kwetsbaar gebied aangewezen zijn, en vervolgens de Noordzee bereiken, waarvan de kustwateren ook als kwetsbaar gebied zijn aangewezen. In juni 2000 maakten de autoriteiten van Wallonië hun voornemen bekend om met het oog op bovenstaande overwegingen hun hele grondgebied als kwetsbaar gebied aan te wijzen. Op 15 februari 2001 had de Commissie echter nog geen formele mededeling van deze aanwijzing ontvangen.
7.1.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
Bij de beoordeling van de conformiteit van agglomeraties in kwetsbare gebieden werden de 189 Belgische agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten in aanmerking genomen, met inbegrip van de agglomeraties in het Waalse Gewest waarvoor de verplichting van grondige zuivering nog niet bij wet vastgelegd is. De in de onderstaande tabel samengevatte resultaten tonen aan dat op 31 december 1998 slechts 6% van de agglomeraties voldeed aan de verplichtingen van de richtlijn. Het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn van plan om in 2004-2005 de voorschriften van de richtlijn onverkort na te leven. De vertraging duurt in het Waalse Gewest waarschijnlijk langer vanwege de hoogte van de vereiste investeringen.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.1.3. Afvalwaterzuivering in steden
Op 31 december 1998 hadden de steden in Vlaanderen secundaire zuivering, maar moesten ze tertiaire zuivering hebben. De situatie is anders in Wallonië: terwijl Bergen tertiaire zuivering heeft, hebben Charleroi en Luik helemaal geen zuivering voor een groot gedeelte van hun bevolking. Op 31 december 1998 had de stad Brussel nog helemaal geen afvalwaterzuivering. De eerste zuiveringsinstallatie die werd gebouwd, behandelt een derde van het afvalwater op secundair niveau sinds de herfst van 2000, dat wil zeggen onder het in de richtlijn vereiste niveau. De tweede zuiveringsinstallatie in Brussel is in de ontwerpfase en zal niet vóór 2004-2005 operationeel zijn.
7.2. Denemarken
7.2.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
Denemarken heeft overeenkomstig artikel 5, lid 8, van de richtlijn besloten grondige zuivering (tertiaire zuivering, d.w.z. verwijdering van stikstof en fosfor) op zijn hele grondgebied toe te passen. Denemarken behoeft derhalve geen kwetsbare gebieden in de zin van de richtlijn aan te wijzen.
7.2.2. Agglomeraties met meer dan 10 000 i.e.
Denemarken heeft 125 agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten. De Deense autoriteiten hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat 123 agglomeraties op 31 december 1998 een aan de strengste eisen voldoend opvang- en zuiveringssysteem hadden (secundaire zuivering + tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor). Alleen de agglomeraties van Aså en Tange waren op die datum niet in overeenstemming met de richtlijn. Denemarken is de lidstaat met de beste prestaties op dit gebied en is heel dicht bij volledige conformiteit voor alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. op zijn grondgebied.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.2.3. Afvalwaterzuivering in steden
Vijf Deense steden hebben meer dan 150 000 inwonerequivalenten. Deze steden zijn: Aalborg, Arhus, Fredericia, Kopenhagen en Odense. Zoals hierboven aangegeven hebben deze vijf steden volledige tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor.
7.3. Duitsland
7.3.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
In Duitsland zijn zestien regio's verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn en deze regio's moesten hun kwetsbare gebieden aanwijzen. De aanwijzing toont aan dat de regio's hebben besloten de in de stroomgebieden van de Noordzee en de Oostzee gelegen agglomeraties te voorzien van installaties voor grondige (tertiaire) zuivering. [22] Beieren en Baden-Württemberg hebben dezelfde beslissing genomen voor de in de stroomgebieden van het Bodenmeer, een aantal Beierse meren en de bovenloop van de Donau gelegen agglomeraties. Alleen het belangrijkste deel van het in Duitsland gelegen bekken van de Donau wordt niet als een stroomgebied van een kwetsbaar gebied beschouwd.
[22] Het grondgebied van Saksen en Saksen-Anhalt wordt op de kaarten niet als een stroomgebied van een kwetsbaar gebied aangegeven omdat de in deze twee regio's genomen beslissing er te laat is gekomen (juli 2000).
7.3.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
De Duitse autoriteiten hebben een lijst geleverd van 1.685 agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten, die gelegen zijn in de stroomgebieden van kwetsbare gebieden en die een inwonerequivalent van 110 miljoen en 78% van het in de richtlijn voorziene inwonerequivalent in Duitsland vertegenwoordigen. [23] Ze hebben ook meegedeeld dat al deze agglomeraties op 31 december 1998 een opvangsysteem hadden overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn. Ze hebben echter geen gegevens verstrekt over de conformiteit van de behandeling op die datum. De Commissie heeft derhalve geen gegevens om het niveau van waterzuivering in Duitsland of de naleving van de deadline van 31 december 1998 door deze lidstaat te kunnen beoordelen. In een brief aan de Commissie van januari 2001 deelden de Duitse autoriteiten mee dat ze definitief besloten hadden de conformiteit niet per individuele agglomeratie te beoordelen, maar, overeenkomstig artikel 5, lid 4, van de richtlijn, door het totale percentage van de stikstof- en fosforvracht in alle stroomgebieden van kwetsbare gebieden in aanmerking te nemen.
[23] Deze cijfers bevatten geen cijfers van het grondgebied van Saksen en Saksen-Anhalt.
7.3.3. Afvalwaterzuivering in steden
Duitsland heeft de Commissie geen situatierapport over afvalwaterzuivering in steden gestuurd. In een brief aan de Commissie van januari 2001 beschreef Duitsland slechts de situatie in ongeveer 10 van de bijna 129 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten in het land.
7.4. Griekenland
7.4.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
Griekenland wees heel laat zijn kwetsbare gebieden aan, namelijk in augustus 1999, vijfenhalf jaar na de termijn van de richtlijn en ná de termijn van 31 december 1998 voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen die nodig zijn voor de bescherming ervan. 34 meren, rivieren, estuaria en kustwateren werden aldus aangewezen als kwetsbaar gebied in verband met eutrofiëring. De consultant die in 2000 voor de Commissie de controle uitvoerde, stelde vast dat 16 andere wateren (kustwateren, meren en rivieren) ook als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen in verband met eutrofiëring en de bescherming van voor de winning van drinkwater bestemde wateren. De studie toont met name aan dat het lager gelegen gedeelte van de Golf van Saronikós, die het effluent van Athene ontvangt, en de Golf van Thessaloniki, die het effluent van Thessaloniki ontvangt, als kwetsbare gebieden hadden moeten worden aangewezen in verband met eutrofiëring. Over de aanwijzing van kwetsbare gebieden in Griekenland zullen nog besprekingen plaatsvinden tussen de Griekse autoriteiten en de Commissie.
7.4.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
Overeenkomstig de eerste brief van de Griekse autoriteiten van juni 2000 zijn 33 agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten gelegen in het stroomgebied van een kwetsbaar gebied en vereisten tertiaire zuivering op 31 december 1998. In een tweede brief van januari 2001 specificeerden de autoriteiten dat er in feite maar 16 agglomeraties in aanmerking moeten worden genomen aangezien de grootte van de aanvankelijk opgenomen agglomeraties na een reorganisatie van de plaatselijke overheden te hoog was ingeschat. In beide gevallen lijkt het erop dat de Griekse agglomeraties die tertiaire zuivering behoeven, in termen van organische belasting slechts 6 tot 8% van Griekse agglomeraties vormen die onder de richtlijn vallen. Het niveau van conformiteit op 31 december 1998 was ook laag aangezien, volgens de beoordeling van de Commissie, maar 4 van de 16 (of 33) agglomeraties conform. Het betreft Livadia, Karpenisi, Komotoni en Arta.
7.4.2.1. Eerste versie
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.4.2.2. Tweede versie
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Bovendien verstrekten de Griekse autoriteiten op 31 december 2000 gegevens over dezelfde door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties. De situatie is tot tevredenheid vooruitgegaan aangezien tien agglomeraties op deze datum als conform werden beschouwd.
7.4.3. Afvalwaterzuivering in steden
Griekenland heeft zes steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten: Athene, Thessaloniki, Iráklion, Elefsina Aspropyrgos, Metamorfosis en Pátrai. Athene en Thessaloniki zelf hebben een inwonerequivalent van meer dan vier miljoen, bijna de helft van de Griekse bevolking.
Op 31 december 1998 hadden Iráklion en Metamorfosis secundaire zuivering, Athene primaire zuivering, Thessaloniki onvolledige secundaire zuivering en Pátrai en Elefsina Aspropyrgos helemaal geen zuivering. Op 31 december 2000 was de situatie in Thessaloniki verbeterd, waar volledige secundaire zuivering werd ingevoerd gevolgd door zuivering van stikstof aan het einde van dat jaar. In Pátrai, Elefsina Aspropyrgos en Athene zijn projecten in uitvoering. De zuiveringsinstallatie van Pátrai wordt naar verwachting in 2001 operationeel. Voor de agglomeratie van Athene werd in 2000 besloten een secundaire zuiveringsinstallatie met stikstofzuivering te bouwen.
7.5. Spanje
7.5.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
In Spanje werd de lijst van kwetsbare gebieden corresponderend met 'interregionale' wateren, dat wil zeggen wateren die verschillende regio's beïnvloeden, krachtens een verordening van 25 mei 1998 voor het hele land opgesteld. De aanwijzing van kwetsbare gebieden binnen een regio, 'intraregionale' kwetsbare gebieden genoemd, valt daarentegen onder de verantwoordelijkheid van de regionale autoriteiten. In de documenten van Spanje wordt derhalve gewag gemaakt van de aanwijzing van kwetsbare gebieden door een aantal regionale besturen, met name in Catalonië en Galicië en op de Balearen, maar om welke gebieden het precies gaat, is de Commissie niet officieel medegedeeld. Alleen Andalusië heeft in maart 1999 per decreet officieel kwetsbare gebieden en minder kwetsbare gebieden aangewezen, maar Spanje nam maar twee van de in 1999 door Andalusië aangewezen kwetsbare gebieden op in de documenten die het in november 2000 toegezonden heeft. Spanje heeft drie criteria van de richtlijn voor de aanwijzing van kwetsbare gebieden toegepast: bestrijding van eutrofiëring, bescherming van voor de winning van drinkwater bestemde wateren en bescherming van zwemwater.
Het rapport van januari 2000 dat de in Spanje aangewezen kwetsbare gebieden controleert, toont aan dat er 44 additionele wateren zijn die met betrekking tot eutrofiëring als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen. Het betreft hier hoofdzakelijk stroomgebieden van zoete wateren alsmede kustwateren en estuaria in Andalusië, Asturië, de Balearen, Cantabrië, Galicië en Baskenland.
7.5.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
Uit de documenten die de Spaanse autoriteiten naar de Commissie hebben gestuurd, blijkt dat 120 Spaanse agglomeraties van mening waren dat ze tertiaire zuivering nodig hadden voor de bescherming van kwetsbare gebieden. Deze agglomeraties vertegenwoordigen maar 8% van de binnen de werkingssfeer van de richtlijn vallende verontreiniging in Spanje.
In de lijst komen de agglomeraties die afwateren op de 44 bovengenoemde potentieel kwetsbare wateren niet voor. Bovendien staan talrijke agglomeraties die gelegen zijn in het stroomgebied van potentieel kwetsbare gebieden evenmin op de lijst. De benedenloop van de Ebro in Catalonië bijvoorbeeld is als kwetsbaar gebied opgenomen in de documenten van Spanje, maar de in de andere regio's gelegen agglomeraties aan de bovenloop van het stroomgebied hebben geen tertiaire zuivering. Hetzelfde geldt voor de stroomgebieden van de Guadalquivir, de Guadiana en de Júcar, de Taag en de Douro. De Commissie is derhalve van mening dat, gezien het aantal wateren dat bescherming behoeft en de omvang van hun stroomgebieden, een groot aantal Spaanse agglomeraties voorzien moet worden van tertiaire zuivering.
Het soort tertiaire zuivering dat de Spaanse autoriteiten voor de 120 opgenomen agglomeraties vereisen, is zuivering van stikstof, fosfor en microbiologische verontreiniging of een combinatie hiervan. 35 van de 120 agglomeraties worden geacht op 31 december 1998 in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn te zijn.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.5.3. Afvalwaterzuivering in steden
In november 2000 beschreef Spanje de situatie in zijn steden, maar deze betrof niet de situatie op 31 december 1998.
In 2000 is de situatie in de 72 Spaanse steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten als volgt:
-
-8 steden hebben tertiaire zuivering: Alméria, Bilbao, Calvia, Oviedo, Valladolid, Vitoria-Gasteiz, Xirivella en Zaragossa.
-
-39 steden hebben volledige secundaire zuivering, met inbegrip van Madrid, Sevilla en Valencia.
-
-18 steden hebben onvolledige secundaire zuivering of primaire zuivering, onder andere Barcelona, waar de situatie zeer onbevredigend is. De helft van de stad met een inwonerequivalent van bijna 1,7 miljoen heeft primaire zuivering en de andere helft loost zijn effluent volledig ongezuiverd in zee.
-
-7 steden behandelen hun afvalwater helemaal niet: La Coruña, Alginet, Cádiz, Donostia-San Sebastian, Gijon, Logroño en Tui.
De Spaanse autoriteiten hebben te kennen gegeven dat bouwwerkzaamheden in de meeste steden zonder zuivering of met ontoereikende zuivering, zoals Alginet, San Sebastian, Logroño en Barcelona, plaatsvinden en dat deze steden binnen twee tot drie jaar in overeenstemming met de richtlijn moeten zijn. In het geval van andere steden zonder zuivering of met ontoereikende zuivering verkeren zuiveringsinstallaties in de planningfase of worden contracten voor de bouw ervan gegund.
7.5.4. Minder kwetsbare gebieden
Spanje is een van de drie lidstaten, naast Portugal en het Verenigd Koninkrijk, die kustwateren als minder kwetsbaar gebied hebben aangewezen. Spanje is van mening dat lozingen van afvalwater, dat op primair niveau gezuiverd is, in deze minder kwetsbare gebieden geen nadelige invloed op het milieu hebben. In Spanje zijn de regio's verantwoordelijk voor de aanwijzing van minder kwetsbare gebieden. Sinds 1997 heeft Spanje dergelijke minder kwetsbare gebieden aangewezen langs de kusten van de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan en op de Canarische Eilanden. Alleen de regio Andalusië heeft echter per decreet van maart 1999 [24] officieel minder kwetsbare gebieden langs de hele kustlijn aangewezen. In november 2000 stelden de Spaanse nationale autoriteiten de Commissie ervan in kennis dat, na overleg met de regio's, alleen de Canarische Eilanden andere minder kwetsbare gebieden hebben die nu worden onderzocht. Aan de Commissie werd echter nog niet meegedeeld dat artikel 3, lid 2, van het door de regio Andalusië in maart 1999 uitgevaardigde decreet dat minder kwetsbare gebieden aanwijst, ingetrokken is.
[24] De door de Andalusische autoriteiten per decreet van 2 maart 1999 aangewezen minder kwetsbare gebieden zijn de volgende:
Zoals aangegeven in hoofdstuk 5 van dit verslag zet de Commissie vraagtekens bij een groot aantal op de Canarische Eilanden en in Andalusië aangewezen minder kwetsbare gebieden, aangezien de Commissie van mening is dat op primair niveau gezuiverde lozingen een nadelige invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de talrijke zwemwateren in deze twee regio's. Bovendien is de Commissie van mening dat Andalusië bij het aanwijzen van zijn minder kwetsbare gebieden geen rekening heeft gehouden met het feit dat lozingen een nadelige invloed kunnen hebben op nabijgelegen wateren die als kwetsbaar gebied zijn aangewezen in Andalusië zelf alsmede in de Algarve in Portugal. Over het algemeen is de Commissie, zoals aangegeven in hoofdstuk 5, van mening dat de wateren van de Middellandse Zee vanwege hun hydrodynamische kenmerken niet voldoen aan de criteria die in de richtlijn vastgelegd zijn voor minder kwetsbare gebieden.
Spanje heeft geen derogatieverzoek aan de Commissie gericht met betrekking tot minder grondige zuivering dan secundaire zuivering vóór lozing in een minder kwetsbaar gebied. De Commissie veronderstelt derhalve dat alle Spaanse agglomeraties met meer dan 15 000 inwonerequivalenten sinds 31 december 2000 ten minste secundaire zuivering moeten hebben, met inbegrip van de agglomeraties die hun effluent in gebieden lozen die door de Spaanse autoriteiten als minder kwetsbaar gebied aangewezen zijn.
7.6. Frankrijk
7.6.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
Frankrijk stelde zijn eerste lijst van kwetsbare gebieden officieel in november 1994 op en gebruikte de drie in de richtlijn aangegeven criteria. Het land heeft de lijst in augustus 1999 herzien en voegde een aantal andere kwetsbare gebieden toe. De onderstaande kaart houdt rekening met deze herziening. De Franse autoriteiten hebben niet, zoals de Commissie gevraagd heeft, voor ieder water afzonderlijk aangegeven welk criterium of welke criteria voor de aanwijzing als kwetsbaar gebied gehanteerd zijn.
Ze hebben ook geen onderscheid gemaakt tussen wateren die verontreinigd of waarschijnlijk verontreinigd zijn, en de stroomgebieden van deze wateren, waarvoor ook beschermingsmaatregelen moeten worden getroffen. Ze hebben deze twee soorten gebieden als 'kwetsbaar' gebied aangewezen. De Commissie komt derhalve tot de slotsom dat de doelstellingen van Frankrijk met betrekking tot de bescherming van kwetsbare gebieden moeilijk te begrijpen zijn.
Bovendien bleek uit de studie die de Commissie in 1999 uitvoerde teneinde de voorgelegde gegevens te controleren, dat bepaalde wateren over het hoofd waren gezien die met betrekking tot eutrofiëring als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen. Dit zijn de zoete wateren en kustwateren van het Artesisch-Picardisch bekken, de baai van de Seine en zijn benedenloop, rivieren en kustwateren in Bretagne, rivieren in de Vendée, de rivier de Vistre en de lagune Étang de Thau.
7.6.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
De Franse autoriteiten hebben de door de Commissie in haar brieven van 23 april 1999 en 22 maart 2000 gevraagde gegevens niet verstrekt. Ze stuurden alleen in december 2000 een kaart met daarop de in 1994 aangewezen kwetsbare gebieden met 281 in deze gebieden gelegen agglomeraties. Een bijgevoegde lijst toont aan dat op 31 december 1998 151 agglomeraties wel en 130 niet in overeenstemming waren met de bepalingen van de richtlijn. In een begeleidend memo zeggen de Franse autoriteiten dat deze agglomeraties naar verwachting binnen twee tot drie jaar conform zullen zijn.
Volgens een door de Commissie uitgevoerde beoordeling, waarbij ze gebruikmaakte van gegevens van de Réseau National de Données sur l'Eau (RNDE), vertegenwoordigen de door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties 25% van de totale belasting van de Franse agglomeraties in de zin van de richtlijn. De meeste Franse steden liggen buiten de door Frankrijk aangewezen kwetsbare gebieden.
Op basis van de bovengenoemde beoordeling ter controle van de kwetsbare gebieden is de Commissie echter van mening dat steden als Lille en Parijs over tertiaire zuivering (verwijdering van stikstof en fosfor) moeten beschikken om de eutrofiëring te verminderen van de zoete en mariene wateren die stroomafwaarts van hun lozingspunten gelegen zijn.
In een rondschrijven dat in april 1999 in een Frans tijdschrift werd gepubliceerd verklaarde de Franse minister van Milieu en Regionale Planning dat maar 38% van de door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties de deadline van 31 december 1998 zouden halen. 27% zou een tot drie jaar achterlopen en 35% zou meer dan vier jaar te laat zijn.
7.6.3. Afvalwaterzuivering in steden
Frankrijk heeft niet geantwoord op de vraag van de Commissie over de situatie in steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten.
Volgens de RNDE en blijkens andere door de Commissie verzamelde gegevens heeft Frankrijk 61 steden met meer dan 150 000 i.e. Steden als Angers, Besançon, Cholet, Colmar, Douai, Metz, Nantes en Royan hebben tertiaire zuivering. Veel andere steden hebben volledige secundaire zuivering. Een aantal grote steden als Lille, Marseille en Bordeaux hebben een zeer ontoereikende zuivering (primaire of zeer onvolledige secundaire zuivering).
7.7. Ierland
7.7.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
In 1994 wees Ierland vier meren aan als kwetsbaar gebied in verband met eutrofiëring: Lough Derg, Lough Leane, Lough Oughter en Lough Ree, evenals zes rivieren: Boyne, Camlin, Castlebar, Liffey, Nenagh en Tullamore.
De in 1999 door de Commissie uitgevoerde studie toont aan dat de Ierse autoriteiten geen estuaria of kustwateren als kwetsbaar gebied hebben aangewezen. De studie toont ook aan dat kustgebieden en estuaria, met inbegrip van de Baai van Dublin en de estuaria en het havengebied van Cork, eutrofiëringsproblemen hebben en als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen. De studie omvatte ook zes rivieren (Proules, Dodder, Tolka, Cavan, Brosna en Blackwater) en drie meren (Muckno, Monalty en Ennell) die als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen.
Ierland heeft de lijst van kwetsbare gebieden zoals vereist in de richtlijn niet herzien.
7.7.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
De Ierse autoriteiten hebben tertiaire zuivering ingevoerd ter vermindering van het fosforgehalte in 11 agglomeraties die beïnvloed worden door aangewezen kwetsbare gebieden. Deze 11 agglomeraties vertegenwoordigen slechts 6% van de organische belasting van de Ierse agglomeraties waarop de richtlijn van toepassing is.
De Commissie is van mening dat tertiaire zuivering in Ierland op veel grotere schaal toegepast zou moeten worden, met name de tertiaire verwijdering van stikstof en in sommige gevallen van fosfor in steden als Dublin en Cork, teneinde de eutrofiëring van kustwateren en estuaria te bestrijden.
Van de 11 agglomeraties waarvoor Ierland mogelijk in tertiaire verwijdering van fosfor gaat voorzien:
-
-waren er 7 in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn op 31 december 1998: Athlone, Castlebar, Killarney, Mullingar, Nenagh, Roscrea en Tullamore;
-
-waren de overige 4 - Cavan, Longford, Navan en Osberstwon - niet conform op 31 december 1998, maar de Ierse autoriteiten hebben aangegeven dat deze uiterlijk in 2001 conform zullen zijn.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.7.3. Afvalwaterzuivering in steden
Ierland heeft drie steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten.
-
-Dundalk (180 000 i.e.) had op 31 december 1998 geen zuivering, maar een secundaire zuiveringsinstallatie zou naar verwachting eind 2000 operationeel worden.
-
-Cork (302 000 i.e.) had op 31 december 1998 ook geen zuiveringsinstallatie voor afvalwater. Secundaire zuivering is gepland voor het einde van 2003. Met het oog op de eutrofiëring van de kustwateren en estuaria in dit gebied is de Commissie van mening dat de stad Cork tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor moet invoeren.
-
-Dublin (1 437 000 i.e.) had op 31 december 1998 slechts primaire zuivering voor 1 000 000 i.e. Secundaire zuivering is gepland voor 2002. De Commissie is van mening dat er ook tertiaire zuivering moet zijn, in elk geval verwijdering van stikstof, om eutrofiëring in de Baai van Dublin te bestrijden.
7.8. Italië
7.8.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
In mei 1999 wees Italië een aantal kwetsbare gebieden aan in zijn wetgevingsdecreet en zette de richtlijn om in nationaal recht. Op basis hiervan werden meren op minder dan 1 000 meter boven zeeniveau en de bijbehorende rivieren tot een afstand van 10 km uit de kust aangewezen. De bijgevoegde kaarten en tabellen met gegevens die Italië in januari 2000 naar de Commissie heeft gestuurd, tonen zeven als kwetsbaar gebied aangewezen meren: Iseo, Garlate Olginate, Como, Lugano, Maggiore, Trasimeno en San Giovanni-Fiume Naro. Het merengebied van Ortobello aan de kust van de Middellandse Zee werd ook aangewezen alsmede de volgende gebieden aan de Adriatische kust: het kustgebied van de noordwestelijke Adriatische Zee vanaf de monding van de Adige tot Pesaro en de bijbehorende rivieren tot een afstand van 10 km uit de kust, het merengebied van Ravenna en Piallassa-Baiona, de Golf van Venetië, de Podelta alsmede de vallei van Comácchio en de brakke meren. De in de Overeenkomst van Ramsar [25] aangewezen wetlands werden ook als kwetsbaar gebied aangewezen. De gehanteerde criteria zijn de drie in de richtlijn genoemde criteria.
[25] Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis ('Wetlands-overeenkomst').
In januari 2001 stuurden de Italiaanse autoriteiten een nieuwe lijst met 187 kwetsbare gebieden naar de Commissie en verklaarden dat geen agglomeratie met meer dan 10 000 i.e. door deze gebieden werd beïnvloed. De Commissie wenst erop te wijzen dat de door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. niet alleen de agglomeraties zijn die hun effluent direct in deze kwetsbare gebieden lozen, maar ook de agglomeraties die in het stroomgebied ervan liggen en bijdragen tot de verontreiniging van deze gebieden. De Commissie wijst er ook op dat het geen zin heeft om kwetsbare gebieden krachtens de richtlijn aan te wijzen wanneer geen agglomeratie met meer dan 10 000 i.e. wordt beïnvloed.
In 2000 liet de Commissie de door Italië in mei 1999 aangewezen kwetsbare gebieden controleren. De controle omvatte de bestrijding van eutrofiëring en de bescherming van de voor de winning van drinkwater bestemde wateren tegen nitraten. Volgens deze controle hadden de volgende gebieden door de Italiaanse autoriteiten als kwetsbaar gebied moeten worden aangewezen: het Gardameer en het meer van Idro [26], de volgende zijrivieren van de Po: Sarca-Minco, Oglio, Adda, Lambro-Olona-Meridion en Ticino, de rivier de Arno stroomafwaarts van Florence en zijn zijrivier de Greve, de Golf van Castellammarre op Sicilië en de kustwateren van de noordelijke Adriatische Zee.
[26] Deze twee meren staan op de lijst van 187 kwetsbare gebieden die de Italiaanse autoriteiten in januari 2001 hebben gestuurd.
7.8.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
Volgens de door de Italiaanse autoriteiten in januari 2000 verstrekte gegevens vereisen maar 51 agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten tertiaire zuivering van effluent teneinde kwetsbare gebieden te beschermen. Deze vertegenwoordigen slechts 3% van de organische belasting van alle Italiaanse agglomeraties waarop de richtlijn van toepassing is.
De Commissie is van mening dat de Italiaanse autoriteiten niet voldoende rekening hebben gehouden met de eis van grondige (tertiaire) zuivering voor agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. die gelegen zijn in de stroomgebieden van kwetsbare gebieden en die bijdragen tot de verontreiniging van deze gebieden. Deze tekortkoming is met name ernstig voor de bescherming van meren en voor de bescherming van de Podelta en de aangrenzende kustwateren, die als kwetsbaar gebied werden aangewezen. Voor de bescherming van deze wateren heeft Italië geen rekening gehouden met lozingen op meer dan 10 km vanaf de kustlijn. Volgens de Commissie moeten de agglomeraties die gelegen zijn in alle stroomgebieden die bijdragen tot de verontreiniging van deze wateren, zoals de agglomeraties van Milaan en Turijn in het stroomgebied van de Po - dat bijdraagt tot de verontreiniging van de Podelta en de aangrenzende kustwateren - voorzien worden van toereikende tertiaire zuivering.
Bovendien moeten de agglomeraties die beïnvloed worden door de in de studie van de Commissie opgenomen potentieel kwetsbare gebieden, zoals de stad Florence, ook voorzien worden van grondige (tertiaire) zuivering.
Met betrekking tot de 51 agglomeraties die volgens de Italiaanse autoriteiten worden beïnvloed door kwetsbare gebieden, zijn de door deze autoriteiten in januari 2000 en januari 2001 verstrekte gegevens niet voldoende om de mate van conformiteit op 31 december 1998 te beoordelen. Met name de data waarop conformiteit werd bereikt, worden voor een groot aantal agglomeraties niet genoemd. Op basis van de verstrekte gegevens heeft de Commissie berekend dat 16 agglomeraties op 31 december 1998 in overeenstemming waren met de bepalingen van de richtlijn. In hun brief van 5 januari 2001 zetten de Italiaanse autoriteiten het aantal op 43.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.8.3. Afvalwaterzuivering in steden
Italië heeft 72 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten. Volgens de door de Italiaanse autoriteiten in januari 2001 verstrekte gegevens was de situatie met betrekking tot de behandeling van afvalwater in deze steden op 31 december 1998 als volgt:
-
-30 steden, met inbegrip van Bari, Bergamo, Brescia, Livorno, Messina, Palermo, Parma, Ravenna, Rome en Verona, hadden tertiaire zuivering.
-
-29 steden, met inbegrip van Bologna, Cagliari, Catania, Genua, Modena, Monza, Napels, Padua, Rimini, Turijn en Venetië, hadden volledige secundaire zuivering. In het geval van Turijn is tertiaire verwijdering van stikstof gepland voor 2001. Toereikende tertiaire zuivering is niet gepland voor steden als Padua of Venetië, die wel bijdragen tot de verontreiniging van kwetsbare gebieden.
-
-3 steden, Florence, Reggio Calabria en Trieste, hadden geen zuivering voor een deel van hun effluent. In Florence is volledige secundaire zuivering gepland voor het einde van 2001, maar geen tertiaire zuivering ter vermindering van de stikstofhoeveelheid, hetgeen de Commissie nodig acht om de rivier de Arno te beschermen. In Reggio Calabria werd volledige secundaire zuivering aan het eind van 2000 voltooid. Er is een project voor tertiaire zuivering voor Trieste, maar de datum waarop de installatie in gebruik genomen wordt, werd nog niet genoemd.
-
-7 steden, Foce Sarno, Imperia Foce Impero, Medio Sarno, Merano, Milaan, Misterbianco en Taranto, hadden op 31 december 1998 geen zuiveringsinstallaties. Taranto en Merano introduceerden volledige tertiaire zuivering in 2000 en volgens de verstrekte gegevens moeten de andere uiterlijk in 2004 conform zijn.
-
-de verstrekte gegevens zijn onvoldoende in het geval van Como, Salerno en Rosolina-Donada-Cantarina.
7.9. Luxemburg
7.9.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
Luxemburg heeft besloten overeenkomstig artikel 5, lid 8, van de richtlijn op zijn gehele grondgebied grondige zuivering (tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor) toe te passen. Luxemburg behoeft derhalve geen kwetsbare gebieden in de zin van de richtlijn aan te wijzen.
7.9.2. Agglomeraties
Luxemburg heeft 11 agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten. Op 31 december 1998 was de situatie met betrekking tot de conformiteit van deze agglomeraties met de bepalingen van de richtlijn als volgt:
-
-3 agglomeraties waren conform: Mamer, Pétange en Uebersyren. Deze 3 agglomeraties zijn verantwoordelijk voor 15% van de organische belasting van de agglomeraties in Luxemburg met meer dan 10 000 i.e.
-
-8 agglomeraties waren derhalve niet conform: Bettembourg, Bleesbruck, Differdange, Echternach, Esch-Schifflange, Luxemburg-Beggen, Luxemburg-Bonnevoie en Mersch. Deze agglomeraties hadden allemaal secundaire zuivering op die datum, maar geen zuivering van stikstof, drie agglomeraties hadden geen zuivering van fosfor.
Luxemburg is van plan voor al deze agglomeraties uiterlijk in 2005 conformiteit te bereiken.
Luxemburg heeft ook besloten voorlopig het alternatief zoals bepaald in artikel 5, lid 4, van de richtlijn toe te passen. Op grond daarvan behoeft de inachtneming van de zuivering voor elke agglomeratie niet gecontroleerd te worden, maar moet het percentage van de vermindering van de vracht voor alle zuiveringsinstallaties in aanmerking worden genomen. Het percentage van de vermindering moet in totaal ten minste 75% voor totaal stikstof en ten minste 75% voor totaal fosfor bedragen, waarbij alle agglomeraties die zuiveringsinstallaties moeten hebben en niet alleen de agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. Dit percentage is nog niet bereikt, tenminste niet in het geval van stikstof.
Luxemburg heeft verklaard dat, aangezien het tot dit alternatief heeft besloten, de eisen ten aanzien van lozingen in het geval van nieuwbouw of substantiële wijziging van een nieuwe zuiveringsinstallatie op dit moment overeenstemmen met de in de richtlijn gespecificeerde waarden, maar dat minder restrictieve waarden kunnen worden vastgesteld wanneer het percentage van 75% voor zowel stikstof als fosfor bereikt is.
7.9.3. Afvalwaterzuivering in steden
Alleen de stad Luxemburg (360 000 i.e.) overschrijdt de 150 000 i.e. De stad heeft secundaire zuivering gevolgd door tertiaire zuivering van fosfor. De tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor, zoals vereist in de richtlijn, is gepland voor 2005.
7.10. Nederland
7.10.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
Nederland heeft besloten overeenkomstig artikel 5, lid 8, van de richtlijn op zijn gehele grondgebied grondige zuivering (tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor) toe te passen. Nederland behoeft derhalve geen kwetsbare gebieden in de zin van de richtlijn aan te wijzen.
7.10.2. Agglomeraties
Nederland heeft besloten artikel 5, lid 4, van de richtlijn toe te passen. De eisen van de richtlijn dat elke zuiveringsinstallatie voorzien moet zijn van tertiaire zuivering zijn derhalve niet van toepassing op Nederland. De Nederlandse autoriteiten moeten aantonen dat het minimumpercentage van de vermindering van de totale vracht voor alle zuiveringsinstallaties in het land en niet alleen voor de installaties voor meer dan 10 000 i.e. ten minste 75% voor totaal fosfor en ten minste 75% voor totaal stikstof bedraagt. In de naar de Commissie gestuurde gegevens verklaren de Nederlandse autoriteiten dat het minimumpercentage van 75% op 31 december 1998 voor fosfor bereikt was, maar niet voor stikstof. Het percentage van de vermindering van stikstof was op die datum 60%.
Nederland wijst er met betrekking tot dit punt op dat van de 27 'bevoegde waterschappen' er zeven zijn - samen verantwoordelijk voor 54 zuiveringsinstallaties voor meer dan 10 000 i.e. - die op 31 december 1998 voldeden aan de minimale eis tot vermindering met 75% voor stikstof en fosfor, maar dat de andere 20 waterschappen, die verantwoordelijk zijn voor 209 zuiveringsinstallaties voor meer dan 10 000 i.e., voor fosfor maar niet voor stikstof aan dit percentage voldeden.
Overeenstemming met de bepalingen van artikel 5, lid 4, van de richtlijn moet in totaliteit in aanmerking worden genomen en niet per regionaal waterschap. De Commissie is derhalve van mening dat de lozingen van stedelijk afvalwater in Nederland op 31 december 1998 niet in overeenstemming waren met de richtlijn.
Volgens de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte gegevens moeten deze lozingen in 2005 aan de conformiteitseisen voldoen.
7.10.3. Afvalwaterzuivering in steden
Nederland heeft 23 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten. Op 31 december 1998 had alleen de stad Haarlem secundaire zuivering gevolgd door volledige tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor. De 22 andere steden, met inbegrip van Amsterdam, Eindhoven, Den Haag en Rotterdam, hadden secundaire zuivering gevolgd door tertiaire verwijdering van fosfor. Van deze 22 steden hadden alleen Arnhem en Rotterdam op die datum ook gedeeltelijke zuivering van stikstof .
Zoals hierboven aangegeven is Nederland van plan om in 2005 overeenstemming met de richtlijn te bereiken.
7.11. Oostenrijk
7.11.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
Oostenrijk was van mening dat geen enkel water op zijn grondgebied beantwoordde aan de criteria voor aanwijzing als kwetsbaar gebied. Het land bevestigde dit standpunt in 1998 en stelde de Commissie ervan in kennis dat de in de richtlijn vereiste herzieningsprocedure niet geresulteerd had in de aanwijzing van wateren met de eigenschappen van een kwetsbaar gebied.
De studie die op aandringen van de Commissie in 1999 werd uitgevoerd, heeft uitgewezen dat drie rivieren vanwege het risico van eutrofiëring als kwetsbaar gebied aangewezen hadden moeten worden. Dit zijn de rivieren March en Antiesen en het Donaukanaal. In januari en februari 2001 stuurden de Oostenrijkse autoriteiten aanvullende gegevens naar de Commissie over het bewaken van de kwaliteit van deze rivieren en de in Oostenrijk gehanteerde criteria voor het beoordelen van eutrofiëring. Deze documenten worden door de Commissie onderzocht.
7.11.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
13 Oostenrijkse agglomeraties met meer dan 10 000 inwonerequivalenten liggen in het Oostenrijkse deel van het stroomgebied van de Rijn en één agglomeratie met meer dan 10 000 i.e. (stroomgebied van de Elbe) in het Oostenrijkse deel van het stroomgebied van de Elbe. Deze twee rivieren stromen naar de kustwateren van de Noordzee en de Oostzee, die eutroof zijn en als kwetsbaar gebied aangewezen zijn. Bovendien liggen 11 agglomeraties in de stroomgebieden van Duitse meren die ook als kwetsbaar gebied aangewezen zijn.
De Oostenrijkse autoriteiten hebben de invoering van toereikende tertiaire zuivering in 24 van deze 25 agglomeraties geëist, zelfs wanneer Oostenrijk in zijn memorandum van januari 2001 aan de Commissie niet accepteert dat zijn agglomeraties bijdragen tot de verontreiniging van de kustwateren van de Noordzee en de Oostzee.
Alleen de agglomeratie Bregenz-Kennelbach, in het stroomgebied van de Rijn, wordt door de Commissie beschouwd als zijnde niet in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn betreffende de bescherming van kwetsbare gebieden. Deze agglomeratie had op 31 december 1998 geen tertiaire verwijdering van stikstof. Volgens de door de Oostenrijkse autoriteiten verstrekte gegevens worden de relevante werkzaamheden op dit moment uitgevoerd.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.11.3. Afvalwaterzuivering in steden
Oostenrijk heeft 20 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten.
-
-Tien steden, Bregenz, Dornbirn, Feldkirch, Hohenems, Innsbruck, Lenzing, Salzburg, Schwaz, St Pölten en Steyermühl, hadden al grondige (tertiaire) zuivering op 31 december 1998.
-
-De tien andere steden, Graz, Klagenfurt, Krems, Linz, Pöls, Raum Gratkorn, Villach, Welser Heide, Wenen en Wenen Neustadt, hadden volledige secundaire zuivering op die datum. In een memorandum van januari 2001 aan de Commissie wezen de Oostenrijkse autoriteiten erop dat tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor voor deze steden gepland was, hoewel er krachtens de richtlijn geen verplichting toe bestond.
7.12. Portugal
7.12.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
In juni 1997 wees Portugal officieel 41 wateren als kwetsbaar gebied aan. De toegepaste criteria waren het bestrijden van eutrofiëring en de noodzaak tot tertiaire zuivering van microbiologisch verontreinigd water, met name voor de bescherming van zwemwater.
De studie die in 1999-2000 op aandringen van de Commissie werd uitgevoerd om de aangewezen kwetsbare gebieden te controleren, toont aan dat vier additionele wateren als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen. In verband met eutrofiëring zijn dit het deel van het estuarium van de Taag dat bekend staat als Cala do Norte, en de Miranda-dam in het stroomgebied van de Douro bij de Spaanse grens. In verband met de bescherming van deze twee gebieden, die in de studie als potentieel kwetsbare gebieden worden aangewezen, is de Commissie van mening dat toereikende (tertiaire) zuiveringsmaatregelen moeten worden getroffen in het hele stroomgebied van de Taag en zijn estuarium, met name in Lissabon, en in het stroomgebied van de Douro. De andere twee wateren, die in deze studie worden genoemd in verband met de bescherming van voor de drinkwaterwinning bestemde wateren, liggen in Marachão aan de rivier de Cávado en in Ponte Canas nabij Lissabon. De maatregelen voor de bescherming ervan zijn geografisch aanzienlijk beperkter.
7.12.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
In oktober 1999 stuurden de Portugese autoriteiten een lijst naar de Commissie met 27 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. gelegen in het stroomgebied van de door Portugal aangewezen kwetsbare gebieden. [27] Deze agglomeraties zijn verantwoordelijk voor slechts 8% van de totale belasting door Portugese agglomeraties die onder de richtlijn vallen. De vereiste tertiaire zuivering is de verwijdering van stikstof, fosfor, microbiologische verontreiniging of een combinatie van deze drie. Opgemerkt moet worden dat de tertiaire zuivering (verwijdering van stikstof en/of fosfor) die in een aantal agglomeraties aanwezig is om eutrofiëring te bestrijden, niet overeenkomt met de interpretatie van de Commissie zoals uiteengezet in de derde alinea van hoofdstuk 4 van dit verslag. Er moet ook op worden gewezen dat Portugal heeft gezorgd voor tertiaire zuivering van microbiologische verontreiniging in 24 van de 27 door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties, zuivering van stikstof in 17 agglomeraties en zuivering van fosfor in 4 agglomeraties.
[27] Voor verschillende kwetsbare gebieden in Portugal ligt geen agglomeratie met meer dan 10 000 i.e. in de bijbehorende stroomgebieden. De Commissie wijst erop dat het zinloos is om gebieden als kwetsbaar gebied aan te wijzen wanneer in de betrokken stroomgebieden geen strikte maatregelen krachtens artikel 5 van de richtlijn worden getroffen.
Op 31 december 1998 waren vijf van de 27 agglomeraties in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn. Dit zijn: Faro, Olhão Nascente, Olhão Poente, Tavira en Amarante. De Portugese autoriteiten zijn van plan om voor de andere agglomeraties uiterlijk in 2003 conformiteit te bereiken.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.12.3. Afvalwaterzuivering in steden
Portugal heeft 14 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten.
Op 31 december 1998 was de situatie met betrekking tot de behandeling van afvalwater in deze steden als volgt:
-
-Faro, Sistema de Alcanena en Vilamoura hadden tertiaire zuivering;
-
-Loures/Frielas en São João de Talha hadden secundaire zuivering;
-
-Aveiro en Lissabon hadden onvolledige secundaire zuivering;
-
-Barreiro, Costa do Estoril, Cova da Beira, Matosinhos, Porto, Setúbal en Vila Nova de Gaia hadden helemaal geen zuivering.
Projecten of werkzaamheden worden in tien van deze veertien steden uitgevoerd. Portugal heeft aangekondigd dat de geplande zuiveringsinstallaties uiterlijk in 2005 operationeel zullen zijn.
7.12.4. Minder kwetsbare gebieden
In 1997 wezen de nationale autoriteiten van Portugal alle Portugese kustwateren, met uitzondering van de wateren van de Algarve, als minder kwetsbaar gebied aan. De regionale autoriteiten van de Azoren en Madeira beschouwen al hun kustwateren als minder kwetsbaar. [28]
[28] In januari 1996 stuurden de Portugese autoriteiten de besluiten van de autonome regio's van de Azoren en Madeira naar de Commissie, waarin aangegeven wordt dat ze al hun kustwateren als minder kwetsbaar gebied beschouwen.
Zoals vermeld in hoofdstuk 5 van dit verslag is de Commissie van mening dat een aantal van de door de Portugese autoriteiten aangewezen gebieden niet voldoen aan de criteria van de richtlijn, met name met het oog op het risico van verontreiniging van een groot aantal zwemwateren en schelpdierwateren.
In 1999 diende Portugal een derogatieverzoek in voor de agglomeratie van Costa do Estoril (720 000 i.e.) nabij Lissabon. Dit verzoek zal onderwerp zijn van een beschikking van de Commissie in 2001.
De Commissie is van mening dat behalve deze agglomeratie alle Portugese agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. op 31 december 2000 in elk geval secundaire zuivering moeten hebben, met inbegrip van de agglomeraties die in de gebieden lozen die door de Portugese autoriteiten aangewezen zijn als minder kwetsbaar gebied.
7.13. Finland
7.13.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
Finland heeft overeenkomstig artikel 5, lid 8, van de richtlijn besloten grondige (tertiaire) zuivering op zijn gehele grondgebied toe te passen. Het is derhalve niet verplicht kwetsbare gebieden in de zin van de richtlijn aan te wijzen.
7.13.2. Agglomeraties met meer dan 10 000 i.e.
Volgens de gegevens die de Finse autoriteiten naar de Commissie stuurden, hebben zij van alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. de tertiaire verwijdering van fosfor geëist, maar geen tertiaire verwijdering van stikstof. In een memorandum aan de Commissie van februari 2001 verdedigden de Finse autoriteiten deze aanpak door te stellen dat toen de richtlijn in 1994 in Fins recht omgezet werd, wetenschappers het er unaniem over eens waren dat fosfor de belangrijkste oorzaak van de eutrofiëring van de Finse zoete wateren en de kustwateren van de Oostzee was.
De Commissie trekt deze interpretatie in twijfel. In 1995 en 1996 gepubliceerde wetenschappelijke documenten [29] die naar eerdere observaties en artikelen verwijzen, bewijzen zelfs op dat moment het belang van lozingen van stikstof en fosfor met betrekking tot de eutrofiëring van de Oostzee en bevestigen dat, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden, fosfor de oorzaak van eutrofiëring in sommige delen van de zee lijkt te zijn en stikstof in andere. In een memorandum aan de Commissie van februari 2001 wijzen de Finse autoriteiten er ook op dat het na 1995-1996 duidelijk is geworden dat naast fosfor ook stikstof de eutrofiering van bepaalde delen van de Oostzee kan veroorzaken.
[29] "Nitrogen and phosphorus as production limiting factors in the estuarine waters of the eastern Gulf of Finland", in Marine Ecology Progress Series, vol 129: 283-294, 1995.
Het is ook belangrijk te vermelden dat in een deel van de Oostzee geloosde stoffen naar andere delen van de zee getransporteerd worden waar ze nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. In het licht van deze situatie is de Commissie van mening dat tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor krachtens de richtlijn van wezenlijk belang is voor alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e., die liggen in de stroomgebieden die afvoeren naar de Oostzee. De Commissie is ook van mening dat de Finse autoriteiten niet hebben aangetoond dat de eliminatie van stikstof geen invloed heeft op de mate van eutrofiëring in de Oostzee.
Op basis hiervan toont de door de Commissie uitgevoerde beoordeling aan dat maar 11 van de 85 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. in Finland op 31 december 1998 voldeden aan de bepalingen van de richtlijn.
De Finse autoriteiten hebben hun voornemen bekendgemaakt om de behandeling van effluent van deze agglomeraties in de komende jaren te verbeteren, met name door tertiaire verwijdering van stikstof te overwegen.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.13.3. Afvalwaterzuivering in steden
Finland heeft zes steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten: Espoo, Helsinki, Jyväskylä, Lahti, Tampere en Turku. Eind 1998 waren deze steden voorzien van secundaire zuivering en tertiaire verwijdering van fosfor. De Commissie is echter van mening dat de tertiaire verwijdering van stikstof ontbreekt in de zes steden die in het stroomgebied van de Oostzee liggen.
7.14. Zweden
7.14.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
In 1994 wees Zweden al zijn wateren als kwetsbaar gebied aan. In juni 1998 bevestigde Zweden deze aanwijzing aan de Commissie en gaf het aan dat eutrofiëring het toegepaste criterium was en dat de vereiste soort tertiaire zuivering afhankelijk is van de betrokken wateren.
7.14.2. Agglomeraties met meer dan 10 000 i.e.
Zweden is van mening dat tertiaire verwijdering van fosfor noodzakelijk is in alle agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. teneinde eutrofiëring en het risico van eutrofiëring van deze zoete wateren, estuaria en kustwateren te bestrijden.
Zweden heeft ook aangegeven dat de kustwateren van de Noordzee en de Oostzee, van de Noorse grens tot de gemeente Norrtälje, de kustwateren ten oosten van het eiland Öland en de kustwateren rondom het eiland Gottland te lijden hebben onder stikstoflozingen.
De Zweedse autoriteiten zijn derhalve van mening dat lozingen van agglomeraties met meer dan 10 000 i.e., die ten noorden van de gemeente Norrtälje de Oostzee bereiken, geen tertiaire verwijdering van stikstof behoeven. Ze zijn ook van mening dat lozingen van stikstof door andere agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. in het midden van het land en naar het zuiden niet bijdragen tot de eutrofiëring van kustwateren aangezien er voldoende natuurlijke opname van stikstof is tijdens de tocht tussen het punt van lozing van de verontreinigende vracht en de zee.
Met het oog op de in het hoofdstuk over Finland uiteengezette overwegingen is de Commissie het niet eens met Zweden dat bepaalde lozingen van stikstof niet bijdragen tot eutrofiëring. De Commissie is van mening dat alle Zweedse agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. op 31 december 1998 voorzien hadden moeten zijn van zuivering van stikstof, aangezien lozingen van zowel stikstof als fosfor verantwoordelijk zijn voor het optreden van mariene eutrofiëring en aangezien in een kustgebied geloosde stoffen worden getransporteerd naar aangrenzende kustgebieden. Bovendien is de Commissie van mening dat lozingen van stikstof van de agglomeraties in het zuiden en in het midden van het land bijdragen tot de verontreiniging van de kwetsbare gebieden, ook wanneer rekening gehouden wordt met de gedeeltelijke natuurlijke opname van stikstof in de stroomgebieden.
De Commissie is derhalve van mening dat van de 144 Zweedse agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. slechts 34 agglomeraties die op 31 december 1998 voor secundaire zuivering gevolgd door tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor hadden gezorgd, in overeenstemming waren met de richtlijn. Deze 34 conforme agglomeraties zijn verantwoordelijk voor 34% van de vracht afkomstig van de Zweedse agglomeraties met meer dan 10 000 i.e.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.14.3. Afvalwaterzuivering in steden
Zweden heeft zeven steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten.
-
-Vier steden: Stockholm, Kristianstad, Malmö en Helsingborg, hadden op 31 december 1998 (1 september 1999 in het geval van Malmö) secundaire zuivering gevolgd door tertiaire verwijdering van stikstof en fosfor.
-
-De drie andere steden, Göteborg, Lidingö en Lingkoping, hadden op die datum secundaire zuivering en tertiaire verwijdering van fosfor en zijn van plan de verwijdering van stikstof toe te voegen.
7.15. Verenigd Koninkrijk
7.15.1. Aanwijzing van kwetsbare gebieden
Het Verenigd Koninkrijk voerde een eerste op eutrofiëring gebaseerde aanwijzing van kwetsbare gebieden uit in 1994 en 1995. Hierbij werden 33 zoete wateren in Engeland en Wales, drie in Schotland en twee in Noord-Ierland aangewezen. In 1998 werden 47 verdere wateren, opnieuw in verband met eutrofiëring, in Engeland en Wales aangewezen en werden drie uitbreidingen op eerder aangewezen wateren vastgesteld. De Schotse autoriteiten maakten de aanwijzing van het estuarium van de Ythan als kwetsbaar gebied in verband met eutrofiëring bekend. Ten slotte werden in februari 1997 drie Engelse rivieren als kwetsbaar gebied aangewezen met betrekking tot de bescherming tegen nitraten in voor drinkwaterwinning bestemde wateren.
De in Noord-Ierland aangewezen kwetsbare gebieden werden nog niet herzien.
De in 1999 op verzoek van de Commissie uitgevoerde studie noemt een aantal additionele wateren die als kwetsbare gebieden aangewezen hadden moeten worden. Uit de studie blijkt dat een aantal estuaria en kustwateren, met name de estuaria van de Theems, de Wash, de Humber, de Deben en de Colne, de wateren van Southampton en de kustwateren van Noord-Wales, het noordwesten van Engeland en het zuidwesten van Schotland, met betrekking tot het risico van eutrofiëring niet voldoet aan de criteria van de richtlijn.
Een andere in 2000 voor Noord-Ierland uitgevoerde studie geeft aan dat de volgende kustwateren ook als kwetsbaar gebied aangewezen hadden moeten worden: het estuarium van de Bann, Carlingford Lough, Belfast Lough en Lough Foyle.
Bovendien is de Commissie van mening dat het Verenigd Koninkrijk ook zwemwater en schelpdierwater als kwetsbaar gebied had moeten aanwijzen, gezien het feit dat van een aantal van deze wateren vaststaat dat ze verontreinigd zijn door lozingen van stedelijk afvalwater en gezien de behoefte aan tertiaire zuivering van de microbiologische verontreiniging in deze lozingen teneinde te voldoen aan de communautaire wetgeving.
7.15.2. Door kwetsbare gebieden beïnvloede agglomeraties
Volgens de door de autoriteiten van het UK verstrekte gegevens worden 207 agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. beïnvloed door de kwetsbare gebieden die het Verenigd Koninkrijk heeft aangewezen en moeten derhalve voorzien worden van tertiaire zuivering. Deze agglomeraties vertegenwoordigen een organische vracht van 13.386.805 i.e.
Ten aanzien van de beoordeling van de conformiteit van deze agglomeraties is de Commissie van mening dat slechts 19 agglomeraties op 31 december 1998 in overeenstemming waren met de bepalingen van de richtlijn. Deze beoordeling heeft met name rekening gehouden met het feit dat een groot aantal van deze agglomeraties niet alleen in de stroomgebieden liggen van zoete wateren die in verband met eutrofiëring als kwetsbaar gebied werden aangewezen en die volgens de autoriteiten van het UK tertiaire verwijdering van fosfor behoeven, maar ook in de stroomgebieden van kustwateren en estuaria die volgens de Commissie als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen. De Commissie is derhalve van mening dat deze agglomeraties additionele tertiaire verwijdering van stikstof behoeven teneinde estuaria en kustwateren te beschermen.
Volgens de Commissie zijn derhalve in totaal 150 agglomeraties niet in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn.
Bovendien is de Commissie van mening dat 43 agglomeraties tot 2004 de tijd hebben om conformiteit met de richtlijn te bereiken. Dit zijn de agglomeraties die worden beïnvloed door de door het Vereniging Koninkrijk tijdens de herziening van 1998 aangewezen kwetsbare gebieden, die aanvankelijk niet aangewezen konden worden.
Ten slotte moet erop worden gewezen dat deze beoordeling van de agglomeraties die worden beïnvloed door de door het Verenigd Koninkrijk aangewezen kwetsbare gebieden, geen rekening houdt met alle agglomeraties die in de stroomgebieden van wateren liggen die volgens de Commissie als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen. De Commissie is derhalve van mening dat agglomeraties als Londen, Leeds, Hull en Southampton op 31 december 1998 voorzien hadden moeten zijn van tertiaire zuivering. Deze agglomeraties zijn niet opgenomen in de in onderstaande tabel samengevatte beoordeling.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.15.3. Afvalwaterzuivering in steden
Volgens de door de autoriteiten van het UK in januari 2001 verstrekte gegevens en de schatting van de Commissie heeft het UK 97 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten.
Op 31 december 1998 was de situatie met betrekking tot de behandeling van afvalwater in deze steden als volgt:
-
-2 steden hadden secundaire zuivering gevolgd door volledige tertiaire zuivering: Milton Keynes en Coventry;
-
-61 steden hadden volledige secundaire zuivering of gedeeltelijke tertiaire zuivering. Zoals hierboven aangegeven is de Commissie van mening dat veel van deze steden, zoals Londen, tertiaire zuivering moeten hebben teneinde de eutrofiëring van kustwateren en estuaria te bestrijden;
-
-12 steden hadden onvolledige secundaire of primaire zuivering (Aberdeen, Glasgow, Edinburgh, Newcastle upon Tyne, Liverpool, Great Yarmouth, Cardiff, Bristol, Sandown, Worthing, Gillingham en Eastbourne);
-
-in 11 steden werd het effluent niet behandeld (Dundee, Sunderland/Whitburn, Middlesborough, Hull, Bedington, Port Talbot, Torbay, Portsmouth, Brighton, Hastings en Dover/Folkestone);
-
-voor de 11 overige steden zijn de gegevens niet volledig.
7.15.4. Minder kwetsbare gebieden
Aanvankelijk, d.w.z. in 1994 en 1995, wees het Verenigd Koninkrijk 49 kustwateren en estuaria in Engeland, 9 in Wales, 24 in Schotland en 3 in Noord-Ierland aan als minder kwetsbaar gebied voor de lozing van stedelijk afvalwater met minder dan secundaire zuivering. Na een aantal besluiten van de zijde van de autoriteiten van het UK in 1998 en 2000 tot het herroepen van een groot aantal minder kwetsbare gebieden, zijn er nu, in februari 2001, vijf minder kwetsbare gebieden in het UK: drie in Schotland, te weten Lerwick, Strang (Kirkwall) en de Minch (Stornoway), en twee in Noord-Ierland, namelijk Bangor en Portrush/Portstewart.
Zoals aangegeven in hoofdstuk 5 van dit verslag heeft de Commissie in december 2000 studies van de lozingen door de Schotse agglomeraties Stornoway en Lerwick in twee minder kwetsbare gebieden ontvangen. Deze studies worden op dit moment beoordeeld.
De Commissie is van mening dat andere agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. die hun effluent in minder kwetsbare gebieden lozen, vanaf 31 december 2000 secundaire zuivering hadden moeten hebben.
-
8.INBREUKPROCEDURES
Overeenkomstig artikel 226 van de geconsolideerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap kan de Commissie een inbreukprocedure starten tegen lidstaten die hun verplichtingen krachtens de richtlijn niet nagekomen zijn.
Momenteel (juni 2001) lopen tegen negen lidstaten één of meer inbreukprocedures. In het totaal lopen er 14 inbreukprocedures die verband houden met de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, en verdere procedures worden voorbereid. In het geval van België, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk werd aan de betrokken lidstaat reeds een met redenen omkleed advies toegestuurd.
Wat met name de zaak tegen België (C-236/99) betreft, werd op 6 juli 2000 reeds een arrest geveld met betrekking tot het feit dat Brussel nog steeds niet over een zuiveringsinstallatie beschikt voor twee derde van zijn afvalwater. Met betrekking tot Milaan - dat ongeveer 2 700 000 inwoners telt en over geen enkele zuiveringsinstallatie beschikt - wordt de zaak (C-396/00) nog door het Hof behandeld.
De feiten met betrekking tot de niet-naleving van de richtlijn in bovenbedoelde gevallen zijn de volgende:
België:
Inbreuken op de artikelen 3, 5 en 17 wegens het te laat aanwijzen van kwetsbare gebieden en bijgevolg niet-naleving van de bepalingen inzake kwetsbare gebieden / wegens onvolledig uitvoeringsprogramma.
Frankrijk:
Inbreuk op artikel 5 wegens het niet aanwijzen van kwetsbare gebieden en bijgevolg niet-naleving van de bepalingen inzake kwetsbare gebieden.
Duitsland:
Inbreuken op de artikelen 5 en 15 wegens onvolledige aanwijzing van kwetsbare gebieden / wegens niet met de richtlijn conforme wetgeving.
Griekenland:
Inbreuken op de artikelen 3 en 5 wegens geen, respectievelijk onvoldoende, zuivering in kwetsbare gebieden in het gebied om Thriassion en het gebied om Athene.
Ierland:
Inbreuken op de artikelen 3, 5, 14 en 19 wegens het niet aanwijzen van kwetsbare gebieden en het niet uitvoeren van een evaluatie van de kwetsbare gebieden / wegens het niet vaststellen van de vereiste wetgeving.
Italië (Milaan):
Inbreuk op artikel 5 wegens het niet aanwijzen van kwetsbare gebieden en niet-naleving van de bepalingen in kwetsbare gebieden.
Spanje:
Inbreuk op artikel 5 wegens het niet aanwijzen van kwetsbare gebieden en bijgevolg niet-naleving van de bepalingen in kwetsbare gebieden.
Verenigd Koninkrijk:
Inbreuken op de artikelen 5 en 6 wegens het niet aanwijzen van kwetsbare gebieden, met name overeenkomstig de criteria van bijlage II A / wegens het niet aanwijzen van minder kwetsbare gebieden overeenkomstig bijlage II B / wegens het niet uitvoeren van een evaluatie met het oog op de aanwijzing van die gebieden.
-
9.TOEKOMSTIGE TAKEN VOOR DE COMMISSIE
Begin 2001 begon de Commissie met de beoordeling van de naleving van de bepalingen van de richtlijn met betrekking tot de deadline van 31 december 2000. Op die datum moesten agglomeraties met meer dan 15 000 i.e. die hun effluent niet in kwetsbare gebieden of het stroomgebied daarvan lozen, voorzien zijn van een opvangsysteem en van secundaire zuivering. Bovendien moest biologisch afbreekbaar industrieel afvalwater van fabrieken van de in de richtlijn opgenomen voedselverwerkende sectoren die een verontreinigende vracht van meer dan 4 000 i.e. veroorzaken en rechtstreeks in ontvangende wateren lozen, voldoen aan de lozingseisen die in voorafgaande verordeningen of specifieke besluiten vastgelegd zijn.
De Commissie is ook begonnen met de beoordeling van de resultaten van de controles op de lozingen door de agglomeraties waarvoor de deadline van 31 december 1998 gold.
De Commissie zal de resultaten van deze controles in het volgende verslag inzake de tenuitvoerlegging van de richtlijn presenteren.
Verder is de Commissie bezorgd over de situatie van de tenuitvoerlegging zoals die in dit verslag beschreven is, en wil ze de lidstaten ertoe bewegen de investeringen die nodig zijn om aan de richtlijn te voldoen, sneller te doen.
Inbreukprocedures, financiële steun en het uitoefenen van druk op beleidsvormers door middel van het vergroten van de publieke bewustwording zijn de middelen waarmee de Commissie de ontwikkeling wil stimuleren.
-
*De situatie wordt gecontroleerd en inbreukprocedures worden gestart bij niet-naleving van de eisen van de richtlijn. Deze stappen worden genomen wanneer de lidstaten de Commissie niet de gegevens doen toekomen die ze nodig heeft om naleving van de deadline te controleren, en wanneer de lidstaten hun inwoners niet in kennis stellen van de in de richtlijn opgenomen informatie teneinde transparantie te waarborgen, met name de in artikel 16 van de richtlijn genoemde situatierapporten.
-
*De goedkeuring en betaling van communautaire steun uit de structuurfondsen en het cohesiefonds zijn afhankelijk van strikte naleving van de eisen van de richtlijn, met name met betrekking tot het niveau van behandeling van afvalwater en de exploitatie van installaties wanneer de bouw ervan voltooid is.
-
*Meer aandacht moet worden besteed aan beleidsvormers en aan plaatselijke en regionale autoriteiten en organisaties teneinde de bewustwording te vergroten en ze te stimuleren om op een manier te werk te gaan die naleving van de richtlijn op hun niveau waarborgt. Dit kan worden gedaan door het vergroten van de publieke bewustwording, door deel te nemen aan de communicatienetwerken tussen beleidsvormers in de steden en door middel van bilaterale vergaderingen van de lidstaten en de Commissie waarvoor regionale en plaatselijke vertegenwoordigers worden uitgenodigd.
Het vijfde kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) heeft onderzoek op het gebied van de zuivering van stedelijk afvalwater gestimuleerd via de kernactiviteit "Duurzaam waterbeheer en waterkwaliteit". Met name zijn onderzoeksprojecten opgestart over - onder meer - over de beperking van de hoeveelheid zuiveringsslib, innovatieve procédés voor stikstofverwijdering, vereenvoudigde procédés (kunstmatige wetlands) voor kleine en middelgrote woonkernen en toeristische gebieden en on-line controlesystemen voor de optimalisering van de afvalwaterzuivering. Informatie over de lopende onderzoeksprojecten is verkrijgbaar bij de Commissie - DG Onderzoek - Eenheid I/3, eesd@cec.eu.int, en rechtstreeks op de website http://www.cordis.lu/eesd/kal/home.html.
Het is ook van essentieel belang dat technische hulp wordt verleend aan kleine en middelgrote agglomeraties teneinde te waarborgen dat ze op de deadline van 2005 voldoen aan de eisen van de richtlijn. De betrokken gemeenten en de plaatselijke autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de benodigde investeringen, zijn vaak minder goed gestructureerd, georganiseerd en uitgerust dan de steden voor wat betreft het kiezen van de waterzuiveringsinstallatie die aan hun eisen voldoet, en voor wat betreft het bouwen ervan. De Commissie wenst de steun te vergroten die ze geeft voor de ontwikkeling van zuiveringstechnologie die geschikt is voor kleine en middelgrote agglomeraties, met name door het verlenen van financiële steun uit LIFE-Environment for innovative and demonstration activities (financieel instrument voor het milieu) en door het publiceren in 2001 van een thematische gids over het onderwerp en het organiseren van een aantal congressen gericht op degenen die beslissen over investeringen.
Ten slotte moeten de kandidaat-lidstaten nog meer worden geholpen om aan de eisen van de richtlijn te voldoen. Dit is gerechtvaardigd aangezien de huidige norm voor opvangsystemen en waterzuiveringssystemen in deze landen in de regel heel laag is. De Commissie is zich terdege bewust van de aanzienlijke kosten die naleving van de richtlijn voor deze landen met zich brengt. Deze kosten worden verhoogd doordat het water dat door agglomeraties in de meeste kandidaatlanden wordt geloosd, een zeer ingrijpende zuivering behoeft aangezien deze agglomeraties afwateren op zeeën die zeer gevoelig zijn voor eutrofiëring: de Noordzee, de Oostzee, de Adriatische Zee en de Zwarte Zee. Alle kandidaatlanden hebben om een overgangsperiode voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn gevraagd. In de komende jaren moet de Commissie technische hulpprogramma's blijven ondersteunen, met name gezamenlijke programma's van lidstaten en kandidaatlanden, teneinde hun de technische en administratieve steun te verlenen die ze nodig hebben om de communautaire voorschriften toe te passen. Communautaire steun, met name uit ISPA (pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid), zal ook worden verleend voor de benodigde investeringen.
-
10.CONCLUSIE
De door de lidstaten verstrekte gegevens voor de beoordeling door de Commissie van de situatie op 31 december 1998 bevestigen dat aanzienlijke inspanningen zijn gedaan om overeenstemming met de richtlijn te bereiken. Deze inspanningen hebben reeds geleid tot belangrijke verbeteringen van de waterkwaliteit van een groot aantal Europese rivieren en meren.
De richtlijn van de Raad inzake de behandeling van stedelijk afvalwater vormt een kernelement van de wetgeving van de Europese Unie met betrekking tot de waterkwaliteit. De bepalingen van de richtlijn vereisen grote infrastructuurwerken en bijgevolg aanzienlijke investeringen van de lidstaten.
Met ingang van 1998 zijn voor de lidstaten verplichtingen en termijnen inzake operationaliteit van zuiveringsinstallaties in werking getreden; andere belangrijke uitvoeringstermijnen zijn 2000 en 2005.
DG Milieu werkt nauw samen met het EMA voor het verkrijgen van monitoringgegevens, het bewaken van de trends inzake waterkwaliteit en het evalueren van de milieueffecten van de richtlijn. Uit EMA-rapporten blijkt dat waar inspanningen zijn gedaan om de richtlijn uit te voeren, dit heeft geresulteerd in een aanzienlijke verbetering van de waterkwaliteit van menige Europese rivier en binnenwater. Verwacht mag worden dat de richtlijn ook in de toekomst nog aanmerkelijke positieve effecten zal hebben op de waterkwaliteit in de EU.
De beoordeling heeft echter in de meeste lidstaten belangrijke tekortkomingen aan het licht gebracht met betrekking tot de naleving van de door de richtlijn opgelegde verplichtingen, vooral in twee opzichten:
-
*In een groot aantal agglomeraties, soms zeer grote agglomeraties zoals Londen en Parijs, werd het vereiste niveau van zuivering onderschat. Veel lidstaten hebben zich niet gerealiseerd hoe kwetsbaar de aquatische gebieden zijn die afvalwater ontvangen. Behalve het niet correct vaststellen van de kwetsbare aard van wateren nabij het punt waar effluent wordt geloosd, heeft een aantal lidstaten ook het feit genegeerd dat de verontreinigende stoffen in afvalwater dat niet op de juiste manier behandeld is, via het stroomgebied in het mariene milieu terecht kunnen komen. Ze hebben daarom niet de noodzakelijke zuiveringsmaatregelen getroffen om het probleem van de verontreiniging van estuaria of de benedenloop van rivieren aan te pakken, die wordt veroorzaakt door steden die vaak ver stroomopwaarts in het stroomgebied gelegen zijn, of om de algemene problemen van mariene eutrofiëring aan te pakken, die toenemen door alle lozingen afkomstig van stroomgebieden die rechtstreeks of onrechtstreeks in mariene wateren stromen. De Noordzee, de Oostzee en de Adriatische Zee zijn om die reden ernstig eutroof, maar een aantal lidstaten heeft niet alle noodzakelijke maatregelen getroffen om de verontreiniging tegen te gaan.
-
*Belangrijke vertragingen bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn zijn in de meeste lidstaten geconstateerde. In de 3.247 agglomeraties die op grond van besluiten van de lidstaten de beschikking krijgen over tertiaire zuivering - op een totaal van ongeveer 20 000 agglomeraties waarop de richtlijn van toepassing is - waren alleen Denemarken en Oostenrijk op 31 december 1998 in een situatie die de volledige conformiteit zeer dicht benaderde. Het is echter belangrijk te vermelden dat de situatie heel snel kan veranderen en dat de meeste lidstaten plannen hebben om in de komende jaren in deze agglomeraties conformiteit te bereiken.
Bovendien toont de beoordeling van de situatie op 31 december 1998 aan dat een groot aantal van de 527 steden met meer dan 150 000 inwonerequivalenten op die datum voldoende behandeling had om aan de in de richtlijn vastgelegde beschermingsdoelstellingen te voldoen. Toch loosden 37 steden, waaronder Brighton, Brussel, Cork, Milaan, Porto en omgeving en San Sebastian, op die datum nog al hun afvalwater ongezuiverd in het natuurlijk milieu. 57 andere steden, waaronder Aberdeen, Athene, Barcelona, Dublin, Florence, Luik en Marseille, loosden op die datum ook een groot deel van hun effluent ongezuiverd of beschikten heel duidelijk over een ontoereikend niveau van zuivering. Hier verandert de situatie ook zeer snel en een aantal van deze steden deed de benodigde investeringen in 1999 en 2000 of zullen de werkzaamheden binnen korte tijd voltooien.
Veel lidstaten leken te aarzelen om de door de Commissie gevraagde gegevens te verstrekken. De gegevens waarom in april 1999 en maart 2000 gevraagd werd, kwamen zeer laat, in sommige gevallen meer dan een jaar te laat. Daarnaast hebben Duitsland en Frankrijk op 31 december 1998 geen gegevens over de situatie met betrekking tot de behandeling van stedelijk afvalwater verstrekt.
De Commissie controleert nog steeds de naleving van de door de richtlijn opgelegde verplichtingen, met name in verband met de tweede deadline van 31 december 2000. Deze verdere controle moet bevestigen dat door de lidstaten aanzienlijke vooruitgang werd geboekt bij het voldoen aan de richtlijn.
Men moet niet vergeten dat communautaire steun uit de structuurfondsen en het cohesiefonds toegewezen kan worden voor de vereiste investeringen teneinde aan de richtlijn te voldoen.
De Commissie is ook van plan de steun aan kleine en middelgrote agglomeraties uit te breiden die moeten voldoen aan de deadline van 31 december 2005, alsmede aan de kandidaat-lidstaten voor wie de tenuitvoerlegging van de richtlijn een belangrijke uitdaging vormt.
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.