Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en sociaal Comité en het Comité van de regio's - Trans-Europese netwerken - Jaarverslag 1999: op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 2236/95 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

52000DC0591

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en sociaal Comité en het Comité van de regio's - Trans-Europese netwerken - Jaarverslag 1999: op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 2236/95 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken /* COM/2000/0591 def. */

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S TRANS-EUROPESE NETWERKEN JAARVERSLAG 1999 Op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 2236/95 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken

INHOUD

  • 1. 
    Samenvatting: een overzicht van de TEN in 1999
  • 2. 
    Vorderingen inzake specifieke projecten

2.1. Energie

2.2. Telecommmunicatie

2.3. Vervoer

  • 3. 
    Wetgeving en comités inzake TEN

3.1. Richtsnoeren en daarmee samenhangende wetgeving

3.1.1. Wijziging van de TEN-energierichtsnoeren

3.1.2. Herziening van het werkprogramma en de richtsnoeren TEN-telecommunicatie

3.1.3. Goedkeuring van IDA-2

3.1.4. Wijziging van de TEN-vervoerrichtsnoeren

3.1.5. Interoperabiliteit van de conventionele spoorwegnetten in het kader van TEN-vervoer

3.1.6. Trans-Europees spoorwegnet voor goederenvervoer (TERFN - Trans-European Rail Freight Network)

3.2. Comités voor TEN-richtsnoeren

3.2.1. Energie

3.2.2. Telecommunicatie

3.2.3. Vervoer

3.3. Comité financiële steunverlening voor de TEN

3.4. Financiële controle

  • 4. 
    Financiering van de TEN

4.1. Comité financiële steunverlening voor de TEN

4.1.1. Energie

4.1.2. Telecommunicatie

4.1.3. Vervoer

4.2. IDA EN EDICOM

4.3. Structuurfondsen

4.3.1. EFRO

4.3.2. Cohesiefonds

4.4. Leningen van de Europese Investeringsbank (EIB)

4.5. Garanties van het Europees Investeringsfonds (EIF)

4.6. Financiering door de lidstaten

4.7. Financiering van de infrastructuur in derde landen

4.7.1. ISPA

4.7.2. PHARE

4.7.3. TACIS

4.7.4. MEDA

  • 5. 
    Financiering van de TEN: andere aspecten

5.1. Wijziging van de verordening inzake de financiering van de TEN

5.2. Bevorderen van publiek/private partnersschappen (PPP)

5.2.1. Follow-up van de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau (Kinnock)

5.2.2. Overheidsopdrachten

  • 6. 
    Verslagen, mededelingen en evaluatie

6.1. Verslagen en mededeling

6.1.1. Eerste verslag over de interoperabiliteit van het hogesnelheidsspoorwegsysteem

6.1.2. Galileo

6.1.3. Mededeling van de Commissie over de ontwikkeling van EURO-ISDN

6.2. Evaluatie

6.2.1. Energie

6.2.2. Telecommunicatie

6.2.3. Vervoer

  • 7. 
    Buitenlandse betrekkingen

7.1. Energie

7.2. Telecommunicatie

7.3. Vervoer

  • 8. 
    Onderzoek en ontwikkeling

LIJST VAN BIJLAGEN

  • 1. 
    Samenvatting: een overzicht van de TEN in 1999

De Commissie legt het "Jaarverslag 1999 over de Trans-Europese netwerken (TEN)" voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Régio's op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 2236/95 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken.

Voor de TEN was 1999 een jaar van grote betekenis, met als belangrijkste gebeurtenissen de wijziging door het Europees Parlement en de Raad van de verordening inzake de financiering van de TEN, de goedkeuring door deze instellingen van een financieel kader voor de periode 2000-2006 met een budget van 4.600 miljoen euro, en de totstandbrenging van het ISPA-instrument met een budget van 520 miljoen euro per jaar voor grootschalige vervoersinfrastructuurprojecten in de kandidaat-landen in Midden- en Oost-Europa voor de periode 2000-2006. In 1999 was er tevens sprake van een gestage vooruitgang in de hele sector van de Trans-Europese netwerken, bemoedigende ontwikkelingen in de spoorwegsector en het uitgroeien van Galileo tot één van de belangrijkste TEN-projecten.

  • Concrete vorderingen inzake verschillende projecten van gemeenschappelijk belang:

Bij de meeste projecten van gemeenschappelijk belang zijn ook dit jaar bemoedigende vorderingen gemaakt. Sommige projecten zijn voltooid en zijn nu operationeel.

  • Richtsnoeren en andere juridische aspecten:

Op 12 juli 1999 hebben het Europees Parlement en de Raad de tweede fase van het IDA-programma - Uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten goedgekeurd (een lijst van gebruikelijke afkortingen is te vinden in bijlage 1).

Op 29 juli hebben het Europees Parlement en de Raad de lijst van TEN-energieprojecten van gemeenschappelijk belang bijgewerkt; zij hebben daarbij 15 nieuwe projecten toegevoegd en vier bestaande projecten gewijzigd.

Op 10 december heeft de Raad politieke overeenstemming bereikt over een spoorweginfrastructuurpakket, waaronder een voorstel voor een Trans-Europees netwerk voor goederenvervoer.

  • Financiering

Zoals hierboven vermeld hebben het Europees Parlement en de Raad op 19 juli wijzigingen in de verordening inzake de financiering van de TEN goedgekeurd, waaronder een financieel kader voor de periode 2000-2006 met een budget van 4.600 miljoen euro.

  • Verslagen en evaluaties

Op 10 februari 1999 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een mededeling getiteld "Galileo - een rol voor Europa bij de ontwikkeling van een nieuwe generatie van satellietnavigatiediensten", waarin zij de conclusies trekt uit de in het voorafgaande jaar verrichte werkzaamheden.

De Commissie heeft de resultaten van een onafhankelijke externe evaluatie van haar financiële steun ten behoeve van vervoersprojecten in ontvangst genomen.

In de loop van het jaar had de Commissie al door onafhankelijke deskundigen een tussentijdse evaluatie van het TEN-energieprogramma laten uitvoeren.

Op 10 september heeft de Commissie haar eerste verslag over de tenuitvoerlegging en het effect van de richtlijn interoperabiliteit van hogesnelheidslijnen (HSL) van 1996 gepubliceerd.

  • Uitbreiding en buitenlandse betrekkingen

In het kader van "Agenda 2000" hebben het Europees Parlement en de Raad het ISPA - Pre-toetredingsinstrument voor structuurbeleid - gecreëerd en hebben zij daarvoor 7.000 miljoen euro uitgetrokken voor de periode 2000-2006. Ongeveer 50% van dit bedrag zal worden gebruikt als bijdrage in de financiering van vervoersinfrastructuur in de kandidaat-landen.

Het memorandum van overeenstemming voor de ontwikkeling van Corridor IV is in mei 1999 door de ministers van vervoer van de deelnemende landen ondertekend.

Het eindverslag van de TINA-groep (Transport Infrastructure Needs Assessment - evaluatie van de behoeften inzake vervoersinfrastructuur) is in oktober 1999 gepubliceerd en daarmee is de inventarisatie door de Commissie van de noodzakelijke componenten voor het toekomstige Trans-Europese vervoersnetwerk op het grondgebied van 11 kandidaat-landen voor toetreding afgesloten.

  • 2. 
    Vorderingen inzake specifieke projecten

2.1. Energie

In de periode 1995-1999 is een voor het uiteindelijke succes beslissende vooruitgang geboekt bij zeven van de tien prioritaire projecten die in december 1994 door de Europese Raad van Essen zijn aangewezen. Een lijst van alle projecten die in die periode zijn gefinancierd uit het TEN-budget is opgenomen in bijlage II.

De belangrijkste delen van de vijf gasprojecten zijn in die periode in gebruik genomen. Het betreft hier de hoofdgasleidingen Algerije - Marokko - Spanje en Rusland - Wit-Rusland - Polen - HAVE (fase 1) en de nieuwe gasnetten in Griekenland, Portugal en Zuid- en West-Spanje. De voltooiing van de laatste delen is gepland voor de eerste helft van 2000.

Wat de vijf elektriciteitsprojecten betreft, is de situatie minder rooskleurig. Eén project is in gebruik genomen (de verbindingsleiding tussen Noord-Portugal en Spanje) en een tweede project is in uitvoering (de verbindingsleiding tussen Italië en Griekenland). Voor de overige drie projecten is nog geen oplossing gevonden voor de problemen met betrekking tot administratieve vergunningen (de projecten Frankrijk - Italië en Frankrijk - Spanje) of op het gebied van de economische levensvatbaarheid/financiering (de verbindingsleiding tussen Oost- en West-Denemarken).

2.2. Telecommmunicatie

Van de 80 TEN-ISDN-telecommunicatieprojecten voor 1999 waren er aan het eind van het jaar 35 voltooid. Daarnaast waren er 28 projecten die door TEN-telecommunicatie werden medegefinancierd als onderdeel van een gezamenlijke uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor MKB-bedrijven in de sectoren multimedia en toerisme. Over het geheel genomen vorderden deze projecten goed. Bij een groot aantal projecten zijn technische beoordelingen uitgevoerd met de hulp van onafhankelijke deskundigen.

De twee projecten inzake ondersteunings- en coördinatiemaatregelen hebben ertoe bijgedragen TEN-telecommunicatie sterker te profileren en transparanter te maken, bij nieuwe doelgroepen belangstelling voor het programma te wekken en de indiening van betere projectvoorstellen te bevorderen.

De voortgang van de projecten, alsook van de beoordelingen, is aangegeven in bijlage III. Nadere details over de projecten en over de daarop betrekking hebbende ondersteunende en begeleidende maatregelen kunnen worden gevonden op de regelmatig bijgewerkte webpagina van TEN-telecommunicatie: www.ispo.cec.be/tentelecom.

2.3. Vervoer

Bij alle 14 "specifieke" vervoersprojecten die door de Europese Raad van Essen werden aangewezen zijn gestage vorderingen gemaakt. In dit verband dient met name melding te worden gemaakt van de voltooiing van het laatste deel van de vaste Øresund-oeververbinding tussen Zweden en Denemarken op 14 augustus; de commerciële exploitatie zal echter pas in 2000 beginnen. Detail over deze 14 projecten zijn opgenomen in bijlage IV.

Het satellietnavigatieproject Galileo heeft zich in 1999 ontwikkeld tot een belangrijke component van het TEN-initiatief, waarbij gebruik wordt gemaakt van een aanzienlijk deel van de middelen waarover de ruimtevaartsector en de onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten van de Gemeenschap (vierde en vijfde kaderprogramma) beschikken. Bij een informele bijeenkomst van de ministers van vervoer en financiën in mei heeft de Gemeenschap opnieuw haar steun aan de inleidende werkzaamheden toegezegd. Met de VS, Rusland en andere landen zijn besprekingen begonnen met het oog op de totstandbrenging van een samenwerkingsverband.

  • 3. 
    Wetgeving en comités inzake TEN

3.1. Richtsnoeren en daarmee samenhangende wetgeving

3.1.1. Wijziging van de TEN-energierichtsnoeren

Op 29 juli hebben het Europees Parlement en de Raad de in Beschikking nr. 1254/96/EG vastgestelde lijst van energieprojecten van gemeenschappelijk belang bijgewerkt; zij hebben daarbij 15 nieuwe projecten aan de lijst toegevoegd (11 op het gebied van aardgas en 4 op het gebied van elektriciteit).

3.1.2. Herziening van het werkprogramma en de richtsnoeren TEN-telecommunicatie

Overeenkomstig de beschikking betreffende richtsnoeren voor TEN-telecommunicatie [1] is de Commissie begonnen aan de voorbereiding van een herzien werkprogramma voor de periode 2000-2002. Het werkprogramma TEN-telecommunicatie werd in januari 1998 vastgesteld en is een continu lopend plan voor telkens drie jaar. Bij de herziening zal rekening worden gehouden met de veranderende behoeften en de snelle ontwikkeling van de informatiemaatschappij, alsook met de ervaring die in de afgelopen drie jaar met het beheer van het programma is opgedaan. De Commissie heeft een overlegronde met de industrie georganiseerd en zal een herziene versie opstellen die als grondslag voor toekomstige openbare uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zal dienen.

[1] Beschikking nr. 1336/97/EG van 17.6.1997 (PB L 183/12 van 11.7.1997).

Eind 1999 heeft de Commissie overeenkomstig de richtsnoerenbeschikking [2] de procedure voor de herziening van bijlage I van de richtsnoeren ingeleid. Met het oog op deze herziening zal de Commissie een studie uitvoeren om de huidige inhoud, reikwijdte en voorwaarden van de TEN-telecommunicatierichtsnoeren te beoordelen en om na overleg met de betrokken partijen bij de overheid en binnen het bedrijfsleven de nodige herzieningen te kunnen voorstellen. Deze studie zal worden uitgevoerd door externe deskundigen. Het desbetreffende bericht van voorinformatie en het aanbestedingsbericht zijn in het Publicatieblad verschenen [3]. De studie zal worden uitgevoerd in de periode april-september 2000.

[2] In artikel 14 is bepaald dat de Commissie om de drie jaar een verslag over de tenuitvoerlegging van deze beschikking voorlegt en dat zij samen met dit verslag op basis van de technische ontwikkelingen en de opgedane ervaring de nodige voorstellen indient voor de herziening van bijlage I van deze beschikking.

[3] PB S 227 van 23 november 1999 en PB S 13 van 20 januari 2000.

3.1.3. Goedkeuring van IDA-2

Op 12 juli 1999 hebben het Europees Parlement en de Raad de tweede fase van het IDA-programma (gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten) goedgekeurd. Dit programma voorziet in een reeks richtsnoeren en projecten van gemeenschappelijk belang inzake Trans-Europese netwerken voor gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten, en moet zorgen voor interoperabiliteit tussen en toegang tot deze netwerken.

3.1.4. Wijziging van de TEN-vervoerrichtsnoeren

Na het in eerste lezing voor het Europees Parlement uitgebrachte advies heeft de Commissie een wijziging ingediend op haar voorstel ten aanzien van zeehavens, binnenhavens en intermodale terminals alsmede ten aanzien van project nr. 8 in bijlage III [4]. De Raad heeft politieke overeenstemming bereikt over zijn gemeenschappelijk standpunt over deze kwestie.

[4] COM(1999) 277 def. van 17.6.1999.

3.1.5. Interoperabiliteit van de conventionele spoorwegnetten in het kader van TEN-vervoer

Overeenkomstig de door de Raad in zijn vergadering van 6 oktober 1999 vastgestelde conclusies heeft de Commissie op 25 november 1999 haar goedkeuring gehecht aan een mededeling aan de Raad en het Europees Parlement over de integratie van het conventionele spoorwegvervoer, alsook aan een voorstel voor een richtlijn betreffende de interoperabiliteit van het conventionele Trans-Europese spoorwegsysteem.

3.1.6. Trans-Europees spoorwegnet voor goederenvervoer (TERFN - Trans-European Rail Freight Network)

In het kader van de in de tweede helft van 1999 binnen de Raad gevoerde besprekingen over het zogenoemde infrastructuurpakket is het idee ontstaan een netwerk voor internationale goederenvervoerdiensten te ontwerpen. Dit idee kreeg concreet gestalte in het Trans-Europees spoorwegnet voor goederenvervoer (TERFN) dat door de Raad aan het pakket werd toegevoegd toen deze politieke overeenstemming over het voorstel bereikte in zijn vergadering van 9 en 10 december. De Commissie is van mening dat het aldus ontworpen netwerk (namelijk kaarten, een lijst van havens en andere voorzieningen) een coherente basis vormt voor een beter en vlotter verlopend goederenvervoer. De Commissie is met name verheugd over de dichtheid van het geplande netwerk.

Zoals bekend bestaat het infrastructuurpakket uit een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en een voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering.

3.2. Comités voor TEN-richtsnoeren

3.2.1. Energie

Het Comité voor TEN-energierichtsnoeren is in 1999 niet bijeengekomen.

3.2.2. Telecommunicatie

Het Comité voor TEN-telecommunicatierichtsnoeren is in 1999 driemaal bijeengekomen. Tijdens de eerste bijeenkomst op 15 januari heeft het advies uitgebracht over de ontwerp -beschikking van de Commissie inzake de inhoud van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen op het gebied van validatieonderzoeken met betrekking tot Trans-Europese telecommunicatienetwerken en ontwikkelingsprojecten inzake generieke diensten en toepassingen in de sfeer van onderwijs en opleiding, cultuur, vervoer en mobiliteit, milieu en rampenbestrijding, gezondheidszorg, stedelijke en regionale netwerken alsook toepassingen en diensten ten behoeve van het MKB.

Tijdens zijn tweede bijeenkomst op 15 en 16 juli heeft het comité de volgende punten besproken: het verslag over 1998 aan het Europees Parlement (voorgeschreven in punt 4 van bijlage I van de richtsnoeren); de reikwijdte van en het tijdschema voor de herziening van het werkprogramma TEN-telecommunicatie; de evaluatie van de TEN-ISDN-richtsnoeren (overeenkomstig artikel 10 van die richtsnoeren); de evaluatie en herziening van de TEN-telecommunicatierichtsnoeren, waarbij het comité met name heeft geadviseerd over de algemene specificaties voor de evaluatie van de TEN-telecommunicatie-actie (overeenkomstig artikel 8, lid 2, van de beschikking betreffende die richtsnoeren).

De laatste - informele - bijeenkomst van dit comité heeft plaatsgevonden op 25 november 1999 in Helsinki. De belangrijkste punten die werden besproken waren de ontwerp-herziening van het werkprogramma TEN-telecommunicatie, de resultaten van de projectbeoordelingen en de vooruitgang die werd geboekt met de procedures voor de uitvoering van de tussentijdse evaluatie van het TEN-telecommunicatie-initiatief.

3.2.3. Vervoer

Het comité dat de Commissie moet bijstaan bij de herziening van de richtsnoeren op het gebied van het Trans-Europese vervoersnetwerk is op 5 november 1999 bijeengekomen. Het belangrijkste agendapunt was de opstelling van het verslag over de herziening van de richtsnoeren overeenkomstig artikel 21, lid 1.

3.3. Comité financiële steunverlening voor de TEN

Het Comité financiële steunverlening voor de TEN heeft in de loop van het jaar zesmaal vergaderd (eenmaal "horizontaal", eenmaal over energie, tweemaal over telecommunicatie en driemaal over vervoer) en heeft zich gunstig uitgesproken over de vastlegging van een krediet van 5.467 miljoen euro. Nadere bijzonderheden over de besluitvorming van het comité met betrekking tot de financiering zijn te vinden in punt 4.1.

3.4. Financiële controle

In de loop van 1999 heeft de Commissie van gedachten gewisseld met het Comité financiële steunverlening voor de TEN in zijn "horizontale" en zijn drie sectorale samenstellingen over de praktische invulling van de samenwerking op het gebied van financiële controle tussen de Commissie en de lidstaten. Deze gedachtenwisselingen hadden betrekking op de artikelen 8, 9 en 12 van de verordening inzake de financiering van de TEN, meer bepaald de goedkeuring door de betrokken lidstaat (lidstaten) van bijstandsaanvragen, de door de lidstaten te nemen maatregelen voor financiële controle op het gebruik van de aangevraagde middelen en de op de lidstaten rustende verplichting de Commissie in kennis te stellen van de beheers- en controlesystemen die zijn opgezet om de doeltreffende uitvoering van projecten en studies te waarborgen en de Commissie alle dienstige nationale controleverslagen over de betrokken projecten ter beschikking te stellen.

Er was een algemene consensus over het feit dat de situatie per sector verschillend was, dat de maatregelen kosteneffectief moesten zijn en dat telecommunicatie een speciale behandeling moest krijgen aangezien deze sector grotendeels geprivatiseerd was. Het comité concludeerde dat het nuttig zou zijn in de verschillende hoofdsteden interministeriële besprekingen te houden om de standpunten van de voor de drie TEN-sectoren verantwoordelijke instanties uit te kristalliseren. Het comité zal deze punten in 2000 opnieuw bespreken.

TABEL 1

Communautaire financiering van de TEN in 1999

(in miljoen ECU/EURO)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • 4. 
    Financiering van de TEN

In tabel 1 wordt een algemeen overzicht gegeven van de communautaire bijstand voor de TEN

4.1. Comité financiële steunverlening voor de TEN

4.1.1. Energie

Tijdens de vergadering van het Comité financiële steunverlening voor de TEN van 10 september zijn 28 haalbaarheidsstudies en andere studies goedgekeurd, waarvoor de Commissie een steunbedrag van 28,8 miljoen euro heeft voorgesteld. Het desbetreffende besluit van de Commissie is genomen op 5 november. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in bijlage 5.

Tabel 2: TEN-energie - vastleggingen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.1.2. Telecommunicatie

Het Comité financiële steunverlening voor de TEN heeft tweemaal vergaderd over telecommunicatie, namelijk op 15 januari en 15 en 16 juli.

Tijdens de vergadering van januari heeft het advies uitgebracht over de ontwerp-beschikking van de Commissie inzake de verlening van communautaire bijstand, ten laste van de begrotingslijn TEN-telecommunicatie voor 1999, voor een tweede reeks projecten van gemeenschappelijk belang die zijn geselecteerd in het kader van de openbare uitnodiging tot het indienen van voorstellen 1998/2.

Tijdens de bijeenkomst van juli heeft het comité een gunstig advies uitgebracht over de verlening van financiële bijstand van de Gemeenschap voor projecten die zijn geselecteerd in het kader van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen 1999/1 [5], die betrekking had op het bevorderen van generieke diensten en toepassingen. In totaal zijn 53 voorstellen voor validatieonderzoeken en uitvoeringsprojecten binnengekomen en beoordeeld, waarvan er 28 in aanmerking zijn genomen voor financiële bijstand van de Gemeenschap voor een totaalbedrag van 20.526 miljoen euro. Van de 28 voorstellen hadden er twee betrekking op uitvoeringsprojecten. Om begrotingsredenen werden alleen de 17 beste projecten daadwerkelijk geselecteerd voor communautaire steun; daarmee was een totaalbedrag van 14.042 miljoen euro gemoeid. Van de 11 resterende projecten zal slechts een beperkt aantal in aanmerking moeten worden genomen wanneer er geld zou overblijven na de volledige besteding van de voor de 17 projecten vastgelegde kredieten (bv. doordat projecten worden opgegeven, onderhandelingen over contracten lagere bedragen opleveren dan die waarin in de beschikking is voorzien, of wanneer extra kredieten beschikbaar worden gesteld door de begrotingsautoriteit). De lijst van de projecten waarvoor na succesvolle onderhandelingen uiteindelijk een contract is gesloten is vermeld in bijlage VI.

[5] PB C 56/12 van 26.2.1999, blz. 28.

4.1.3. Vervoer

Drie vergaderingen van het Comité financiële steun voor de TEN waren in 1999 gewijd aan de sector vervoer. Het comité bracht een gunstig advies uit over 106 projecten en studies waarvoor de Commissie financiële bijstand voorstelde voor een totaalbedrag van 497,65 miljoen euro (plus 1,85 miljoen euro extra voor technische ondersteuning, overeenkomstig de toelichting bij de begroting). Sommige geselecteerde projecten behelsden een vervolg van (of een aanvulling op) projecten waarvoor reeds eerder bijstand werd toegekend. Voor een uitgebreid overzicht hiervan wordt verwezen naar bijlage VII.

De Commissie heeft 226 aanvragen voor financiële bijstand ontvangen, waarbij het in enkele gevallen om betrekkelijk kleine bedragen ging. Aan de op 500.000 euro vastgestelde minimumgrens voor financiële bijstand voor vervoersprojecten werd in 1999 grotendeels de hand gehouden en de in dit verband getroffen maatregelen hebben ertoe bijgedragen het aantal bijstandsbeschikkingen te beperken tot 106.

Zoals blijkt uit tabel 3 kent de Commissie het overgrote deel van de beschikbare middelen (58%) nog steeds toe aan de 14 specifieke "Essen"-projecten (met inbegrip van spoorverkeersleiding). Wanneer ERTMS buiten beschouwing wordt gelaten, zijn de middelen die zijn uitgetrokken voor verkeersleidingsprojecten (9%) verhoudingsgewijs afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren.

Tabel 3 - vervoer: type projecten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 4 laat zien dat gemeten naar soort bijstand, het aandeel van de rentesubsidies in 1999 vergeleken met 1998 licht is toegenomen, terwijl dat van de haalbaarheidsstudies/technische steunmaatregelen verder is afgenomen. De oorzaak hiervan is dat de meeste van de 14 specifieke projecten thans in de uitvoeringsfase komen na voltooiing van de studiefase.

Tabel 4 - vervoer: soort bijstand

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 5 - vervoer: soorten vervoer

Uit tabel 5 blijkt dat in 1999 nog steeds meer dan 60% van de uitgaven van de Unie op vervoersgebied in het kader van Verordening (EG) nr. 2236/95 betrekking had op spoorwegprojecten (64%). Projecten voor wegen kregen 17% en verkeersleidingsprojecten 9% van het budget voor TEN-vervoer voor 1999.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.2. IDA EN EDICOM

De financiële bijstand voor IDA-projecten (sectorale en horizontale projecten en EDICOM-projecten) staat los van de verordening financiële bijstand voor de TEN en deze projecten worden uitsluitend vermeld voor de volledigheid. De Commissie heeft in 1999 financiële bijstand goedgekeurd ten bedrage van 24 miljoen euro voor verschillende projecten in het kader van IDA en 7 miljoen euro voor EDICOM.

4.3. Structuurfondsen

Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds vormen de hoofdbronnen voor subsidies van de Unie voor TEN-projecten.

4.3.1. EFRO

In 1999 werd het merendeel van de resterende kredieten voor de periode 1994-1999 vastgelegd in het kader van de nationale en regionale EFRO-programma's. Daarover zijn echter nog geen volledige gegevens beschikbaar. De belangrijkste financieringsbeslissingen werden genomen in het kader van de Griekse programma's, met name ten aanzien van de PATHE- en EGNATIA-autosnelwegen en daarnaast ook met betrekking tot de brug over de Rio Anthirio. Tabel 6 geeft een overzicht van de totale EFRO-financiering in de vervoerssector tussen 1994 en 1999. Meer gedetailleerde tabellen voor de verschillende vervoerstakken zijn opgenomen in bijlage VIII.

Het via het EFRO in TEN-projecten geïnvesteerde bedrag is moeilijk nauwkeurig te bepalen, en wel om verschillende redenen. Eerst en vooral komt dit door de door het EFRO gehanteerde meerjarenprogramma's, in tegenstelling tot de financiering op jaarbasis van individuele projecten zoals die wordt toegepast door het Comité financiële steun voor de TEN en het Cohesiefonds. Een andere belangrijke reden heeft te maken met de gedecentraliseerde structuur van het EFRO: een groot deel van de middelen daarvan wordt besteed via nationale of regionale instanties en gedetailleerde gegevens daarover komen pas na verloop van tijd beschikbaar. Voorts is de financiering door het EFRO van TEN-infrastructuur doorgaans onderdeel van grotere vervoersprogramma's en de nationale instanties specificeren niet altijd exact welk gedeelte betrekking heeft op TEN. Tenslotte dient er rekening mee te worden gehouden dat, wederom als gevolg van de op meerjarenprogramma's gebaseerde aanpak, het grootste deel van de financiële middelen in de aanvangsjaren wordt vastgelegd, en dat dit bijgevolg naar het eind van de programmaperiode toe minder wordt. Om al deze redenen zijn er momenteel geen gedetailleerde en exacte cijfers over de EFRO-uitgaven voor TEN-projecten beschikbaar.

Tabel 6: totaal EFRO-financiering TEN-vervoer 1994-1999

(Voorlopige cijfers)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.3.2. Cohesiefonds

Tabel 7 geeft een overzicht van de vastleggingen uit het Cohesiefonds ten gunste van TEN-vervoersprojecten sinds 1993 in elk van de vier begunstigde lidstaten. Deze bedragen omvatten zowel vastleggingen voor nieuwe projecten die in 1999 zijn goedgekeurd als jaarlijkse toewijzingen van steun voor projecten die in de voorgaande jaren zijn goedgekeurd.

Tabel 7: financiering van TEN-projecten uit het Cohesiefonds in 1999

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In het algemeen kan worden gesteld dat de door het Cohesiefonds gevolgde strategie hoofdzakelijk werd ingegeven door het streven te zorgen voor goede aansluitingen op de Trans-Europese vervoersnetten en de algehele efficiëntie van de vervoerssystemen te verbeteren in de landen die steun uit het fonds ontvangen. In de periode 1993-1999 heeft het Cohesiefonds zich bijzonder ingespannen om een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de nationale vervoersinfrastructuur overeenkomstig de doelstellingen van de communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van de Trans-Europese netwerken.

Tabel 8 geeft een overzicht van de totale vastleggingen uit het Cohesiefonds ten behoeve van TEN-projecten in de periode 1993-1999. Voor de vier begunstigde landen is in totaal 8,3 miljard euro vastgelegd voor als TEN aangemerkte projecten, waarvan iets meer dan de helft (56%) voor wegen en 34% voor spoorwegen. Aangezien de eerste werkperiode van het Cohesiefonds in 1999 is afgesloten, wordt hieronder een korte beschrijving gegeven van wat in de verschillende begunstigde landen is gerealiseerd.

Tabel 8: financiering van TEN-projecten uit het Cohesiefonds - totaal per lidstaat/soort vervoer 1993-1999

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In Spanje is in totaal 4,6 miljard euro aan steun vastgelegd, hetgeen neerkomt op 55% van het totale budget voor de vier begunstigde landen.

De investeringen in wegen en autosnelwegen komen tegemoet aan de door de snelle groei van het autoverkeer ontstane behoefte het uitgestrekte Spaanse hoofdwegensysteem uit te breiden en te verbeteren. Alle door het Cohesiefonds gesteunde projecten zijn erop gericht de doelstellingen van het TEN-wegennet te realiseren. Deze doelstellingen omvatten: voltooiing van de meest intensief gebruikte autosnelwegcorridors, de verbinding van perifere gebieden met de belangrijkste centra van economische activiteit, correctie van de extreem radiaal opgezette structuur van het Spaanse wegennet, vermindering van de congestie in de steden en integratie van het Spaanse wegennet met dat van de buurlanden. Daarom is in Spanje gekozen voor de volgende belangrijke projecten voor wegenaanleg: Rías Bajas-autosnelweg, rondweg om Madrid M40, autosnelweg Madrid-Granada, autosnelweg Zaragoza-Huesca-Somport-Frankrijk, autosnelweg Madrid-Valencia, autosnelweg langs de Costa Cantábrica en de Trans-Catalonia-autosnelweg.

Binnen de spoorwegsector heeft het Cohesiefonds bijgedragen aan de financiering van de in het "Plan Director de Infraestructuras 1993-2007" aangegeven hoofdprioriteiten die betrekking hebben op de ontwikkeling van het Trans-Europees vervoersnet. De belangrijkste projecten waren: aanpassing van de mediterrane corridor (Valencia-Tarragona-Barcelona) en de corridor Madrid-Valencia aan een snelheid van 200/220 km/uur, modernisering van het conventionele spoorwegsysteem en de aanleg van een nieuwe hogesnelheidslijn Madrid-Barcelona-Franse grens.

In Portugal heeft het Cohesiefonds voor in totaal 1,4 miljard euro aan steun uitgekeerd. Een belangrijk deel van deze steun is besteed aan projecten voor wegenaanleg, meer bepaald de voltooiing van de corridors Lissabon/La Coruña en Lissabon/Madrid en een versnelde aanleg van het traject Lissabon/Valladolid. Ook is een hoge prioriteit toegekend aan het wegnemen van capaciteitsknelpunten en de vermindering van de congestie in de stedelijke agglomeraties Lissabon en Porto door het verstrekken van middelen voor de financiering van de verbreding van autosnelwegen, de aanleg van een binnen- en buitenrondweg om Lissabon, de brug over de Taag en de Freixo-brug.

Binnen de spoorwegsector is bijstand verleend ter ondersteuning van de aanzienlijke inspanning die door de Portugese autoriteiten wordt geleverd om twee spoorlijnen die van strategisch belang zijn voor Portugal, namelijk de lijn naar het Noorden en die naar Beira Alta, te moderniseren; beide lijnen zijn een integrerend onderdeel van het TEN-spoorwegnet.

In de sector zeevervoer is steun uit het Cohesiefonds verleend voor investeringen ter verbetering van de aansluiting van havens op andere vervoerswijzen en ter bevordering van havenfaciliteiten en -infrastructuur in de belangrijkste Portugese havens Leixões, Lissabon, Setúbal en Sines.

In de luchtvaartsector is voor slechts één project steun uit het Fonds uitgekeerd - de luchthaven van Funchal op Madeira - om de bereikbaarheid van dit zeer perifere gebied te verbeteren.

In Griekenland is in totaal 1,5 miljard euro aan steun vastgelegd, hetgeen neerkomt op 18,4% van het totale budget voor de vier begunstigde landen.

In 1999 is voor het Essen-project nr. 7 "autosnelweg Pathe-Via Egnatia" 82,61 miljoen euro vastgelegd en voor andere TEN-autosnelwegen 10 miljoen euro. De vastleggingen voor dit project hebben betrekking op:

wat "Pathe" betreft: de aanleg van een nieuw gedeelte van de ondergrondse door het stedelijk gebied Katerini en een aantal aanvullende contracten voor een rondweg om Patras en voor de trajecten Skotina-Katerini en Rahes-Pelasgia.

wat "Via Egnatia" betreft: de aanleg van het traject Asprovalta-Strimonas met een lengte van ongeveer 22 km.

De belangrijkste activiteiten in de spoorwegsector spitsen zich toe op de projecten Evangelismos-Leptokarya, Thessaloniki-Alexandroupolis, Athene-Korinthe, de Axios-rivier, de lijn Piraeus-Athene-Thessaloniki, Paleofarsalos-Kalambaka, het Thriassio-complex en andere spoorverbindingen met het netwerk en de haven van Piraeus.

In Ierland zijn de investeringsbijdragen uit het Cohesiefonds hoofdzakelijk gegaan naar het nationale hoofdwegennet en met name naar de prioritaire TEN-routes. Het feit dat 75% van de totale investering in de vervoerssector naar wegen is gegaan, een percentage dat hoger is dan in enig ander land dat steun uit het Cohesiefonds ontvangt, wordt verklaard door de slechte toestand van zelfs de hoofdwegen. In 1996 was Ierland van de 15 lidstaten van de EU verreweg het slechtst voorzien van autosnelwegen. Bovendien is het wegvervoer op afstand de belangrijkste binnenlandse vervoerswijze (96% van het passagiers- en 90% van het goederenvervoer). De belangrijkste trajecten waarvoor steun is verleend zijn: M1 - Dublin tot aan de grens richting Belfast; M50 rondweg om Dublin; N7-8 - Dublin - Cork/Limerick en N4 Dublin - Sligo.

Binnen de spoorwegsector zijn middelen verstrekt voor de lijnen Dublin-Belfast en Dublin-Cork (onderdeel van het prioritaire Essen-project nr. 9), meer bepaald voor verbetering van de seinvoorzieningen en vervanging van oude rails met uitzetvoegen door continu aan elkaar gelaste rails. Behalve op deze lijn werd de vervanging van rails en seinapparatuur ook gefinancierd op de lijnen met het hoogste werkelijke of potentiële verkeersvolume. Ook is steun verleend voor de uitbreiding van het geëlektrificeerde spoorwegnet ten noorden en ten zuiden van Dublin tot aan de verste buitenwijken, aangezien de spoorverbindingen met de buitenwijken van Dublin dagelijks meer passagiers verwerken dan alle andere lijnen van het netwerk samen.

In de havensector is steun verleend voor infrastructuurverbeteringen in de vier belangrijkste havens, namelijk Dublin, Cork, Rosslare en Waterford. Het was de bedoeling de kosten te drukken door het verwerkte volume op te voeren en deze havens daardoor concurrerender te maken. Dit beleid was succesvol aangezien de havenrechten per container sinds 1995 met meer dan 15% zijn gedaald in Dublin en Cork. Door de verbetering van de economische situatie voor de havenbeheerders konden later in de betrokken periode kapitaalinvesteringen worden gedaan zonder verdere steun uit het Cohesiefonds.

4.4. Leningen van de Europese Investeringsbank (EIB)

De EIB blijft de ontwikkeling van grote infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang, waarvan de Trans-Europese netwerken het belangrijkste onderdeel zijn, als één van haar prioriteiten beschouwen. In 1999 is door de directie van de EIB in totaal 7.341 miljoen euro voor de TEN en aanverwante projecten in de Unie goedgekeurd. Er werden financieringsovereenkomsten ten bedrage van 8.277 miljoen euro afgesloten, hetgeen ruim 30% van de werkzaamheden van de bank in de lidstaten vertegenwoordigt. Sinds 1993 heeft de bank leningen ten bedrage van 57.648 miljoen euro goedgekeurd voor TEN en financieringsovereenkomsten ondertekend voor een cumulatief bedrag van 44.319 miljoen euro. De totale investeringen die gepaard gaan met de betrokken projecten worden geraamd op 183 miljard euro.

De EIB is anticiperend opgetreden bij de ontwikkeling van de nodige financieringsconstructies voor TEN-projecten, met name die welke gebaseerd zijn op publiek/private partnerschappen (PPP). Het belangrijkste voorbeeld daarvan, dat ook mogelijk als model kan dienen voor andere projecten in de toekomst, is de ontwikkeling van financieringsstructuren van het DBFO-type voor wegenaanleg die in het Verenigd Koninkrijk, Finland en Portugal zijn gebruikt. De bank heeft ook een vooraanstaande rol gespeeld bij de ontwikkeling van een aantal innovatieve financiële instrumenten zoals effectisering van vorderingen voor de financiering van rollend materieel en bij de ontwikkeling van herfinancieringsstructuren om commerciële financiers de mogelijkheid te bieden op een welbepaald moment uit langlopende financieringen te stappen.

De EIB bevordert ook de uitwisseling van ervaringen op het gebied van de financiering van infrastructuur via PPP tussen de particuliere en de overheidssector in de lidstaten en streeft ernaar belangrijke bedrijven uit de particuliere sector in staat te stellen te investeren in een reeks PPP in verschillende landen van de EU. De Engelbergtunnel in Duitsland is daar een voorbeeld van. Deze kruisbestuiving kan de algehele kapitaalefficiëntie verbeteren en de kapitaalkosten die verbonden zijn aan de voor de financiering daarvan gebruikte bank- en kapitaalmarktinstrumenten verminderen.

De EIB heeft in 1999 leningen goedgekeurd ten bedrage van 4.807 miljoen euro voor TEN-vervoersprojecten binnen de Unie, waardoor het tot op heden aan deze sector geleende bedrag op 36.722 miljoen euro is gebracht. De financieringsovereenkomsten die in 1999 werden afgesloten hadden betrekking op 5.977 miljoen euro (4.415 miljoen euro in 1998), zodat het totale aantal overeenkomsten tot op heden een bedrag van 26.506 miljoen euro vertegenwoordigt. De nieuwe toewijzingen hadden vooral betrekking op Portugese autosnelwegprojecten van het DBFO-type in Beira en Algarve, de luchthaven Malpensa en de rondweg om Patras in Griekenland.

Wat de landen in Midden- en Oost-Europa betreft, heeft de bank overeenkomsten ondertekend voor projecten met betrekking tot de 11 vervoerscorridors die zijn goedgekeurd door de pan-Europese vervoersconferenties van Kreta en Helsinki. Met deze overeenkomsten is in totaal 1.321 miljoen euro gemoeid.

In de energiesector werden in 1999 nieuwe leningen goedgekeurd ten bedrage van 134 miljoen euro voor gas- en elektriciteitsprojecten in het kader van TEN, hetgeen sinds 1993 tot op heden een gecumuleerd totaal vertegenwoordigt van 6.054 miljoen euro. In 1999 zijn voor 174 miljoen euro leningsovereenkomsten ondertekend ten behoeve van de verbindingsleidingen tussen de elektriciteitsnetten van Italië en Griekenland resp. Spanje en Marokko, het Portgas-project in Portugal en het Ruhrgas Netra-project in Duitsland. Ter vergelijking: hiermee was voor 1998 een bedrag van 393 miljoen euro gemoeid.

De EIB heeft in 1999 ook nieuwe leningen goedgekeurd voor de Europese telecommunicatienetwerken, die niet onder de telecommunicatierichtsnoeren voor de TEN vallen. Het betreft een totaalbedrag van 2.400 miljoen euro aan goedkeuringen voor nieuwe leningen en 2.126 miljoen euro aan overeenkomsten (3.434 miljoen euro in 1998). De sinds 1993 ondertekende financieringsovereenkomsten belopen in totaal 12.985 miljoen euro.

Krachtens artikel 21 van de statuten van de EIB raadpleegt de Bank de Commissie over de door haar te financieren projecten. Deze regeling wordt thans herzien en de Commissie zal van deze gelegenheid gebruik maken om te trachten het door de Bank gevoerde investeringsbeleid beter te laten aansluiten op het beleid van de Gemeenschap op het gebied van TEN en milieu.

Meer gedetailleerde cijfers over de kredietverlening door de EIB ten behoeve van TEN-projecten zijn opgenomen in bijlage IX.

Tabel 9: EIB-leningen voor de TEN [6] in de Europese Unie

[6] Alleen ondertekende financieringscontracten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 10: EIB-leningen in de landen van Midden- en Oost-Europa

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.5. Garanties van het Europees Investeringsfonds (EIF)

Eind 1999 was het totaalbedrag van de door het EIF sedert het begin van zijn werkzaamheden ondertekende financieringsovereenkomsten, na aftrek van terugbetaalde leningen, gestegen tot 2.784 miljoen euro. Van dit bedrag had 1918 miljoen euro betrekking op TEN-projecten, oftewel 69% van het totaal (vervoer 36%, energie 29% en telecommunicatie 35%).

Met de overeenkomsten die in 1999 door het EIF werden ondertekend was in totaal 456,1 miljoen euro gemoeid; daarvan had 406,6 miljoen euro betrekking op garanties en 49,5 miljoen euro op aandelen. Van het totale bedrag van de garanties had 388,8 miljoen euro (95%) betrekking op TEN-projecten, met inbegrip van 265,8 miljoen euro voor vervoersprojecten in Duitsland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk en 123,1 miljoen euro voor telecommunicatieprojecten in België, Hongarije, Polen en Ierland. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in bijlage X.

Sedert de oprichting van het EIF werden garanties verleend voor TEN-projecten in tien lidstaten (België, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk), en buiten de EU in Hongarije, Polen, Slowakije en de Noorse sector van de Noordzee.

Tabel 11: EIF-leninggaranties voor TEN-projecten

(ondertekende overeenkomsten in miljoen euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.6. Financiering door de lidstaten

De Unie financiert in de meeste gevallen slechts een klein gedeelte van de totale kosten van TEN-projecten, behalve voor sommige projecten in "cohesie"-landen. De meeste financiële middelen worden verstrekt door overheidsinstanties van de lidstaten, of, vooral wat betreft de sectoren energie en telecommunicatie, door de particuliere sector. Aan exacte of relevante cijfers over de uitgaven van de lidstaten voor TEN is moeilijk te komen.

4.7. Financiering van de infrastructuur in derde landen

4.7.1. ISPA

Op 21 juni 1999 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1267/99 tot instelling van een pre-toetredingsinstrument voor structuurbeleid (ISPA) vastgesteld. Voor de periode 2000-2006 voorziet ISPA in financiële steun ten belope van circa 520 miljoen euro per jaar voor vervoersinfrastructuurprojecten in de tien kandidaat-landen van Midden- en Oost-Europa. Voor deze steun komen projecten in aanmerking die duurzame mobiliteit bevorderen, met name projecten van gemeenschappelijk belang en projecten die de begunstigde landen in staat stellen de doelstellingen van het Partnerschap voor de toetreding te bereiken. Hieronder valt het bevorderen van de interconnectie en interoperabiliteit van de nationale netten onderling en met de Trans-Europese netten, alsook het beter toegankelijk maken van die netten. Voor het ISPA zal een projectgerichte aanpak worden toegepast die, gezien de overeenkomsten tussen de respectieve doelstellingen, in grote trekken vergelijkbaar is met die welke door het Cohesiefonds wordt gevolgd. De in het kader van het ISPA verleende steun is gereserveerd voor maatregelen die voldoende omvangrijk zijn om een aanzienlijke uitwerking te hebben; met elke maatregel dient in principe ten minste 5 miljoen euro gemoeid te zijn. De steun van de Gemeenschap kan worden verleend in de vorm van subsidies, die al dan niet moeten worden terugbetaald, ten belope van maximaal 75% (85% in uitzonderlijke gevallen) van de totale overheidsuitgaven voor het project. In tabel 12 wordt een overzicht gegeven van de indicatieve verdeling van de ISPA-steun onder de kandidaat-landen aan de hand van de criteria bevolkingsaantal, BBP per hoofd van de bevolking en oppervlakte van het grondgebied (zie ook 7.3).

Tabel 12: basisgegevens over de kandidaat-landen en indicatieve verdeling van de ISPA-steun

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.7.2. PHARE

Na de herziening van de investeringsstrategie van het PHARE-programma voor Midden-Europa is voor de jaren 1998 en 1999 een grootschalige infrastructuurfaciliteit, een zogenoemde LSIF (Large Scale Infrastructure Facility), in het leven geroepen waaruit maximaal 25% van de totale kosten van vervoers- en milieuprojecten met een maximum van 250 miljoen euro werd gefinancierd. Deze LSIF omvatte ook een projectvoorbereidingsfaciliteit (PPF) met een budget van 25 miljoen euro voor studies of ontwerp-werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van projecten. Van deze voorziening is met name gebruik gemaakt om projecten op het voor ISPA-financiering vereiste niveau te brengen. Vanaf het jaar 2000 zal alle steunverlening door de Gemeenschap voor vervoersinfrastructuur binnen de hoofdcorridors in de LMOE via ISPA verlopen (zie hierboven).

4.7.3. TACIS

Het verbeteren van de infrastructuurverbindingen met de Nieuwe Onafhankelijk Staten (NOS) is één van de doelstellingen van het TACIS-programma. Van de jaarlijkse begroting van dit programma kan nu tot 10% worden besteed aan investeringen, inclusief kleine infrastructuurprojecten, een en ander in het kader van grensoverschrijdende samenwerking.

4.7.4. MEDA

Uitgaven in het kader van het MEDA-programma, dat is gericht op het verbeteren van de verbindingen tussen de landen van het Middellandse-Zeegebied en de Unie, zijn momenteel marginaal (maar zeer nuttig), aangezien deze zijn beperkt tot een klein aantal haalbaarheidsstudies (bv. het in punt 7.2 vermelde Eumedis-project).

  • 5. 
    Financiering van de TEN: andere aspecten

5.1. Wijziging van de verordening inzake de financiering van de TEN

Als onderdeel van het Agenda 2000-pakket hebben het Europees Parlement en de Raad in juni 1999 overeenstemming bereikt over de wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken.

De gewijzigde financieringsverordening [7] voorziet voor de periode 2000-2006 in een financieel kader met een omvang van 4.600 miljoen euro voor de drie TEN-sectoren samen. Van dit bedrag zal ongeveer 4.170 miljoen euro worden toegewezen aan vervoersprojecten, 155 miljoen euro aan energieprojecten en 275 miljoen euro aan telecommunicatieprojecten.

[7] Verordening (EG) nr. 1655/99 van 19 juli 1999.

Het overeengekomen bedrag van 4,6 miljard euro bedraagt het dubbele van het budget van 2,3 miljard euro voor de periode 1995-1999. Deze extra middelen zullen de totstandbrenging van de Trans-Europese netwerken helpen versnellen. De Unie zal een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de 14 in Essen aangewezen specifieke projecten, waarvan het merendeel nu het uitvoeringsstadium heeft bereikt. Tevens zullen Europese intelligente vervoerssystemen zoals ERTMS (European Rail Traffic Management System - Europees systeem voor het beheer van het spoorwegverkeer), die de interoperabiliteit tussen de Europese spoorwegsystemen en het Galileo-project moeten verhogen, de komende tijd verder worden ontwikkeld met een aanzienlijke bijdrage uit het TEN-budget.

De nieuwe verordening inzake de financiering van de TEN voorziet ook in de mogelijkheid voor de Commissie indicatieve meerjarenprogramma's vast te stellen, hetgeen een belangrijke stap vooruit is aangezien daardoor een passend instrument beschikbaar komt voor het verschaffen van financiering op lange termijn voor langlopende projecten. De meerjarenprogramma's, die initiatiefnemers van projecten een indicatie geven van het niveau van de toekomstige steun, zijn bijzonder nuttig voor zeer grootschalige infrastructuurprojecten in de vervoerssector en voor projecten in het kader van privaat/publieke partnerschappen.

De herziene verordening biedt ook de mogelijkheid aanvankelijk tot 1% van het TEN-budget te investeren in fondsen voor de verstrekking van risicokapitaal, met het doel een impuls te geven aan de ontwikkeling van dergelijke fondsen en zodoende toegang te krijgen tot de potentieel zeer uitgebreide middelen voor financiering op lange termijn door pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen ten behoeve van TEN-infrastructuurprojecten. Het betrokken risicokapitaal zal met name interessant zijn voor projecten in het kader van publiek/private partnerschappen.

Een andere in de nieuwe financieringsverordening opgenomen verbetering is de mogelijkheid om vanaf 2003 voor satellietnavigatieprojecten waaronder Galileo het normale steunniveau van 10% te verhogen tot 20%. Dit element is essentieel om de haalbaarheid van de financiering van dit zuiver Europese project van vitaal belang aan te tonen.

5.2. Bevorderen van publiek/private partnersschappen (PPP)

5.2.1. Follow-up van de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau (Kinnock)

Bij wijze van folluw-up op de aanbevelingen van de Groep op hoog niveau betreffende publiek/private partnerschappen voor de financiering van TEN-vervoersprojecten, die in mei 1997 verslag heeft uitgebracht, heeft de Commissie in samenwerking met de lidstaten de resultaten van de door haar bestelde studie naar de rol van aandelenkapitaal bij TEN-projecten verder uitgewerkt. Ook heeft zij in december 1999 een studiebijeenkomst georganiseerd met het oog op de verspreiding van informatie over succesvolle publiek/private partnerschappen bij een aantal belangrijke TEN-projecten, met name wat de projectinstanties betreft.

5.2.2. Overheidsopdrachten

In april 1999 heeft de Commissie een ontwerp-mededeling over de interpretatie van de regels inzake concessies en overheidsopdrachten goedgekeurd en heeft zij de belanghebbende partijen verzocht commentaar te leveren. In dit document heeft de Commissie de eerste aanzet gegeven voor de ontwikkeling van een visie op concessies en vergelijkbare vormen van publiek/private partnerschappen. In de inleiding wordt specifiek melding gemaakt van de mededeling van de Commissie over publiek/private partnerschappen bij projecten op het gebied van het Trans-Europese vervoersnet van 1997 [8] en van het streven van de Commissie om dit soort partnerschappen te bevorderen.

[8] COM(97) 453 def. van 10.9.1997.

Wat concessies in de vervoerssector betreft, wordt vermeld dat wanneer de concessie wordt verleend door instanties die niet in de vervoerssector opereren deze valt (a) onder de regels en principes van het Verdrag (zoals non-discriminatie, gelijke behandeling, transparantie, wederzijdse erkenning en proportionaliteit) indien het een concessie voor dienstverlening is en b) onder de regels van het Verdrag en die van Richtlijn 93/37/EEG inzake overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken indien het concessies voor het verrichten van werken betreft. Voor concessies die worden verleend door in de vervoerssector opererende instanties, zijn bovenvermelde regels van het Verdrag van toepassing.

Naar aanleiding van de door een groot aantal respondenten gedane verzoeken wordt in de definitieve tekst van de mededeling vooral aandacht besteed aan publiek/private partnerschappen die in de zin van het Gemeenschapsrecht als concessies kunnen worden aangemerkt [9]. In deze mededeling komt ook een aantal vraagstukken met betrekking tot TEN-projecten aan de orde.

[9] PB C 121/2 van 19.4.2000.

Wat betreft de noodzaak ruimte te creëren voor een "technische dialoog" tijdens de ontwerpfase van TEN-projecten, is in de in maart 1998 gepubliceerde mededeling van de Commissie inzake overheidsopdrachten [10] verklaard dat de Commissie wijzigingen op de desbetreffende richtlijnen zal voorstellen om meer ruimte te scheppen voor een dialoog tijdens de aanbestedingsprocedures voor overheidsopdrachten.

[10] COM(98) 143 Mededeling van de Commissie - de overheidsopdrachten in de Europese Unie.

  • 6. 
    Verslagen, mededelingen en evaluatie

6.1. Verslagen en mededeling

6.1.1. Eerste verslag over de interoperabiliteit van het hogesnelheidsspoorwegsysteem

De Commissie heeft op 10 september 1999 het eerste verslag over de tenuitvoerlegging en de effecten van Richtlijn 96/48/EG betreffende de interoperabiliteit van het Trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem [11] goedgekeurd.

[11] COM(1999) 414 def.

6.1.2. Galileo

Op 10 februari 1999 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een mededeling getiteld "Galileo - Europa's rol bij de volgende generatie satellietnavigatiesystemen", waarin conclusies worden getrokken uit de in het voorgaande jaar verrichte werkzaamheden.

6.1.3. Mededeling van de Commissie over de ontwikkeling van EURO-ISDN

Eind 1999 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 10 van Beschikking nr. 2717/95/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 9 november 1995, een mededeling opgesteld waarin een totale evaluatie wordt gegeven van de richtsnoeren voor de ontwikkeling van EURO-ISDN (Integrated Services Digital Network - digitaal netwerk voor geïntegreerde diensten) als Trans-Europees netwerk (TEN-ISDN). Om aan het bepaalde in voornoemd artikel te voldoen had de Commissie eerder al met de hulp van externe deskundigen de volgende twee studies uitgevoerd:

  • een studie over de stand van EURO-ISDN in de Europese Unie in 1997-1998 (voltooid in juni 1998) en
  • een tussentijdse evaluatie van de werkzaamheden in verband met de ontwikkeling van Trans-Europese telecommunicatienetwerken die in de periode 1993-1997 zijn uitgevoerd in het kader van de richtsnoeren voor EURO-ISDN (voltooid in november 1998).

6.2. Evaluatie

In het kader van haar "SEM 2000"-programma (Sound and efficient management -gezond en doelmatig beheer) geeft de Commissie een hoge prioriteit aan de evaluatie van haar activiteiten.

6.2.1. Energie

In de loop van het jaar hebben onafhankelijke deskundigen in opdracht van de Commissie een tussentijdse evaluatie van het TEN-energieprogramma uitgevoerd.

6.2.2. Telecommunicatie

Beoordeling van de TEN-telecommunicatieprojecten

In 1999 zijn in totaal 39 projecten beoordeeld (zie bijlage III), waarvan 28 in november. Deze laatste waren in het kader van de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen van 1998 geselecteerde projecten die op 1 januari 1999 van start waren gegaan.

Het hoofddoel van de beoordelingen was een technische evaluatie van de verrichte werkzaamheden uit te voeren om na te gaan of de projecten vorderden volgens het contractueel vastgelegde schema. De conclusie van deze beoordeling was dat over het geheel genomen in het kader van de projecten voldoende vooruitgang werd geboekt met de realisatie van de overeengekomen doelstellingen.

Het tweede doel dat met de beoordelingen werd beoogd was de bijdrage zichtbaar te maken die door deze projecten werd geleverd aan de totstandbrenging van de algemene doelstellingen van de TEN-telecommunicatie-actie, namelijk: maatschappelijke effecten, concurrentievermogen, versterking van de interne markt, cohesie en ontwikkeling van nieuwe groeisectoren (creëren van werkgelegenheid), zoals vastgelegd in de richtsnoeren voor TEN-telecommunicatie en later in het werkprogramma TEN-telecommunicatie. Als geheel gaven de projecten voor een hele reeks criteria consistent hoge resultaten te zien. Voorts is uit de resultaten van de beoordelingen gebleken dat de mate waarin de doelstellingen voor TEN-telecommunicatie gehaald werden recht evenredig was met de in het kader van de projecten geleverde technische prestaties.

Beoordeling van de projecten in het kader van de gezamenlijke uitnodiging tot het indienen van voorstellen op het gebied van multimedia

De Commissie heeft in oktober 1999 de 13 door TEN-telecommunicatie medegefinancierde projecten van de Task Force educatieve multimedia [12] beoordeeld.

[12] In december 1996 heeft de Task Force multimedia een gezamenlijke uitnodiging tot het indienen van voorstellen gepubliceerd waarbij zes Europese programma's betrokken waren met complementaire doelstellingen maar verschillende specifieke uitvoeringsbepalingen, en uitgaande van vier verschillende directoraten-generaal: telematicatoepassingen en gericht sociaal-economisch onderzoek, ondersteunende onderzoekprojecten, activiteiten op het gebied van TEN-telecommunicatie, ondersteuning van de invoering van telecommunicatietoepassingen en -diensten en de programma's SOCRATES en LEONARDO ter ondersteuning van onderwijs en opleiding.

Het hoofddoel was de met deze projecten geboekte technische vooruitgang te toetsen aan de contractueel vastgelegde verplichtingen en tevens, en dit was voor het eerst, te bepalen in welke mate deze projecten beantwoordden aan de doelstellingen op het gebied van TEN-telecommunicatie. De algemene conclusie was dat in het kader van de meeste projecten een aanzienlijke hoeveelheid werk was verzet, in sommige gevallen met opmerkelijke resultaten, en dat bij andere projecten potentieel voorhanden was dat nog moest worden ontwikkeld.

In de tweede plaats was het de bedoeling na te gaan welke bijdrage de projecten hadden geleverd aan de totstandbrenging van de doelstellingen van de TEN-ISDN/telecommunicatie-actie (zie vorig punt). Het betrof hier een toetsing van het werkelijke effect aan de uitgangspunten en geen kwalitatieve beoordeling van het project.

Het hoogst scoorden deze projecten voor het criterium maatschappelijke effecten, hoofdzakelijk dankzij goed gekozen gebruikersgroepen en duidelijk omschreven behoeften.

Tussentijdse evaluatie van de activiteiten op het gebied van TEN-telecommunicatie

Overeenkomstig artikel 14 van de richtsnoerenbeschikking moet de Commissie een tussentijdse evaluatie van de activiteiten op het gebied van TEN-telecommunicatie uitvoeren. Bovendien vereist het SEM 2000-initiatief van de Commissie dat alle EU-programma's systematisch worden geëvalueerd. Na een gunstig advies van het richtsnoerencomité (zie ook punt 3.2.2) over de algemene specificaties heeft de Commissie een bericht van voorinformatie gepubliceerd [13] met het oog op het sluiten van contracten met externe deskundigen volgens de normale procedures voor een openbare aanbesteding.

[13] PB S 230 van 26.11.1999.

6.2.3. Vervoer

De Commissie heeft opdracht gegeven voor een onafhankelijke externe evaluatie van haar financiële ondersteuning van vervoersprojecten; de resultaten daarvan zijn in 1999 ingediend en door de Commissie aan de lidstaten en het Europees Parlement meegedeeld. Op basis van deze evaluatie alsook van een aantal eenmalige evaluaties met betrekking tot specifieke sectoren (met name ERTMS en wegverkeersleiding), zal de Commissie een plan opstellen voor de tenuitvoerlegging van passende aanbevelingen. Deze hebben betrekking op projectbeheer, de vaststelling van doelstellingen en prestatie-indicatoren, alsook een betere integratie van milieuaspecten in de projectcyclus, van de beoordeling bij de selectie tot de evaluatie achteraf.

  • 7. 
    Buitenlandse betrekkingen

7.1. Energie

De uitbreiding van de energienetwerken is van vitaal belang, niet alleen voor de energievoorziening van de Europese Unie, die sterk op externe bronnen aangewezen zal blijven, met name wat olie en aardgas betreft, maar ook meer algemeen in het kader van internationale samenwerking en ontwikkeling.

De vooruitzichten voor uitbreiding van de Europese Unie, die in 1999 werden bevestigd, laten ook zien dat er steeds meer behoefte bestaat aan het koppelen van de energienetwerken van de kandidaat-landen met die van de Europese Unie.

In de TEN-energierichtsnoeren wordt reeds melding gemaakt van een flink aantal projecten voor gas- of elektriciteitsverbindingen die werkzaamheden in kandidaat-landen of derde landen vereisen. In 1999 is voor de bestudering van die projecten, alsook voor de initiatieven om op regionaal niveau (in het Oostzeegebied, de Balkan, het gebied rond de Zwarte Zee en het Mediterrane gebied) tot samenwerking op energiegebied te komen verder financiële steun van de Gemeenschap verleend in het kader van het programma TEN-energie (zie bijlage V - de lijst van in 1999 gefinancierde projecten), het Synergy-programma en de programma's voor horizontale bijstandsverlening (PHARE, TACIS en MEDA).

7.2. Telecommunicatie

De telecommunicatie-infrastructuur en de bijbehorende nieuwe diensten en toepassingen zijn van doorslaggevend belang voor de sociaal-economische ontwikkeling en integratie van de buurlanden met de EU. Meer bepaald kunnen zij de landen uit Midden- en Oost-Europa (LMOE) en de Mediterrane landen in staat stellen hun economie te moderniseren en hun welvaart te verhogen.

Om commerciële financiering voor telecommunicatieontwikkeling te kunnen verwerven moet er een billijk en stabiel regelgevingskader voorhanden zijn en moeten de deelnemende bedrijven goed georganiseerd en de investeringsvoorstellen goed onderbouwd zijn. Een onmisbare voorwaarde voor een succesvolle ontwikkeling van de telecommunicatiesector is steeds dat door de betrokken regeringen een passend liberaliserings- en regelgevingsbeleid moet worden vastgesteld.

Het eerste dat de EU te doen staat is dan ook de institutionele aanpassingen te bevorderen die nodig zijn voor de liberalisering van de telecommunicatiediensten en de regulering en bewaking van de activiteiten, alsook te helpen bij de hervorming van de regelgeving. Daarnaast biedt ook de voorbereiding van de invoering van nieuwe telecommunicatietoepassingen en -diensten met een hoge maatschappelijke en zakelijke waarde, op basis van de ervaring die is opgedaan met de actie TEN-telecommunicatie in de Gemeenschap en met het recente Eumedis-initiatief in het kader van het programma MEDA, een veelbelovend perspectief.

Voorts overweegt de Commissie de onderlinge koppeling te verbeteren tussen activiteiten die worden ondersteund door de EU-instrumenten die de weg moeten effenen voor leningen van de EIB en de Internationale Financiële Instellingen (IFI's).

In 1999 heeft de Europese Commissie een coördinatieovereenkomst ondertekend met de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling. Met deze overeenkomst wordt beoogd onder bepaalde omstandigheden financiële steun te verlenen voor projecten in de telecommunicatiesector in de MLOE en de Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS). Deze projecten zullen met name betrekking hebben op het creëren van een minimaal regelgevingskader door die landen. In het geval van kandidaat-landen voor toetreding tot de Unie geldt als eis dat het communautaire acquis op het gebied van telecommunicatie volledig wordt overgenomen.

7.3. Vervoer

Het eindverslag over TINA (Transport Infrastructure Needs Assessment - evaluatie van de behoeften inzake vervoersinfrastructuur) is in oktober 1999 verschenen, en daarmee is een einde gekomen aan de enquête van de Commissie met het oog op de inventarisatie van de noodzakelijke componenten voor het toekomstige Trans-Europese vervoersnetwerk op het grondgebied van elf kandidaat-landen: Bulgarije, Cyprus, Tsjechische Republiek, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Slovenië.

Het door TINA in kaart gebrachte vervoersnetwerk omvat tien multimodale pan-Europese vervoerscorridors, waarvan de keuze op de derde pan-Europese vervoersconferentie in Helsinki in juni 1997 werd onderschreven, op het grondgebied van de kandidaat-landen, en daarnaast netwerkcomponenten die zijn geselecteerd op basis van de als onderdeel van de TEN-vervoersrichtsnoeren in Beschikking nr. 1692/96/EG opgenomen criteria. In zijn eindverslag heeft de Groep van hoge ambtenaren TINA voorgesteld de componenten van dit netwerk aan te merken als de noodzakelijke bestanddelen van een toekomstig Trans-Europees vervoersnetwerk, met name op het grondgebied van de tien kandidaat-landen in Midden-Europa. Ook doet de Groep van hoge ambtenaren de aanbeveling wat betreft investeringen prioriteit te geven aan de componenten die de pan-Europese vervoerscorridors completeren.

In het TINA-verslag wordt het voorgestelde netwerk weergegeven in de vorm van een reeks kaarten die gebaseerd zijn op gedetailleerde gegevens uit de TINA-databank. Het rapport bevat ook speciale analyses die een beeld geven van de verwachte verkeersontwikkeling, de ontwikkeling van het netwerk in de loop van de tijd en de veranderende technische kenmerken daarvan, bestaande en toekomstige onevenwichtigheden in de capaciteit, enz.

In zijn huidige vorm omvat het netwerk op het grondgebied van de kandidaat-landen 18.683 km wegen, 20.924 km spoor, 4.052 km aan routes over de binnenwateren, 40 luchthavens, 20 zeehavens, 58 rivierhavens en 86 terminals. De verhouding netwerklengte/oppervlakte van het grondgebied is over het algemeen aanzienlijk lager dan binnen de EU-15, maar de verhouding netwerklengte/bevolkingsaantal is over het algemeen vergelijkbaar.

De kostprijs van de aanleg van het netwerk wordt geraamd op 92 miljard euro (37 miljard euro voor het spoorwegnetwerk, 44 miljard euro voor het wegennetwerk, 1,5 miljard euro voor het netwerk van binnenwateren en 9,5 miljard euro voor netwerkknooppunten zoals luchthavens, rivierhavens, zeehavens en andere terminals).

Ongeveer driekwart van de kosten voor de spoor- en wegcomponent van het netwerk heeft betrekking op de uitvoering van de in Helsinki aangewezen pan-Europese vervoerscorridors, waaraan prioriteit zal worden gegeven in regelingen voor financiering door de EU via ISPA en de EIB.

  • 8. 
    Onderzoek en ontwikkeling

In het kader van het vierde kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1994-1998) waren er verschillende specifieke programma's die werkzaamheden omvatten die bijdroegen tot de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het TEN-beleid, namelijk het onderzoekprogramma vervoer, het programma niet-nucleaire energie en programma's inzake informatie- en communicatietechnologie. Projecten ter beoordeling van de sociaal-economische en milieudimensie van het TEN-beleid leveren materiaal voor de voorbereiding van de herziening van de communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van het vervoersnetwerk. Daarnaast worden systemen zoals het Europees mondiaal satellietnavigatiesysteem (GALILEO) en het Europees beheerssysteem voor het spoorwegvervoer (ERTMS), na een in het kader van de onderzoekprogramma's ondersteunde ontwikkelingsfase, thans of in de toekomst verder ontwikkeld, gevalideerd en ingeschakeld met financiële steun uit het TEN-budget.

In het kader van het vijfde kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) is een begin gemaakt met een aantal kernactiviteiten op het gebied van duurzame mobiliteit en intermodaliteit, landvervoer- en mariene technologieën, efficiënte energie en systemen en diensten voor de burger. In de communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van het Trans-Europese vervoersnetwerk worden onderzoek- en ontwikkelings werkzaamheden genoemd als onderdeel van de algemene maatregelen. Daarom omvatten de werkzaamheden in het kader van de kernactiviteit "duurzame mobiliteit en intermodaliteit" sociaal-economisch onderzoek voor prognoses van de verkeersontwikkeling en de daarmee samenhangende sociaal-economische en milieueffecten, alsook technologische ontwikkeling ter verbetering van de infrastructuur en de afstemming daarvan op vervoermiddelen en verkeersbeheerssystemen. Voorts kunnen succesvolle onderzoekprojecten inzake technologie voor de informatiemaatschappij leiden tot marktvalidering en zakelijke ontwikkeling in het kader van de activiteiten op het gebied van TEN-telecommunicatie.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

LIJST VAN BIJLAGEN

Om technische redenen zijn de bijlagen opgenomen in

Document SEC(2000)1113

Bijlage I : // Afkortingenlijst

Bijlage II : // Financiële steun van de Gemeenschap voor TEN-projecten in de energiesector in de periode 1995-1999.

Bijlage III : // Voortgang van specifieke TEN-ISDN/telecommunicatieprojecten

Bijlage IV : // Overzicht van de voortgang van de 14 door de Europese Raad van Essen aangewezen "specifieke" vervoersprojecten

Bijlage V : // Trans-Europese netwerken: verlening van financiële steun van de Gemeenschap voor energieprojecten van gemeenschappelijk belang in 1999

Bijlage VI : // TEN-telecommunicatieprojecten die in 1999 zijn gefinancierd als resultaat van de in 1999 gepubliceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen

Bijlage VII : // In 1999 krachtens Verordening (EG) nr. 2236/95 gefinancierde TEN-vervoersprojecten/studies

Bijlage VIII : // Belangrijke tot eind 1999 door het EFRO en het Cohesiefonds gefinancierde TEN-projecten

Bijlage IX : // Leningen van de EIB

A : TEN-energie B : TEN-vervoer C : TEN-telecommunicatie

Bijlage X : // In de loop van 1999 verleende garanties van het EIF voor TEN

Afkortingenlijst

LMOE // Landen van Midden- en Oost-Europa

DBFO // Design, build, finance and operate - ontwerp, bouw, financiering en exploitatie

EFRO // Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

EIB // Europese Investeringsbank

EIF // Europees Investeringsfonds

GNSS // Global navigational satellite system - mondiaal satellietnavigatiesysteem

GPS // Europees positiebepalingssysteem

HST // Hogesnelheidstrein

IDA // Interchange of data between administration - gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten

IFI // Internationale financiële instellingen

ISDN // Integrated services digital network - digitaal netwerk voor geïntegreerde diensten

ISPA // Instrument for Structural Policies for Pre-Accession - pre-toetredingsinstrument voor structuurbeleid

PPP // Publiek/privaat partnerschap

TEN // Trans-Europees netwerk

TERFN // Trans-European Rail Freight Network - Trans-Europees netwerk voor goederenvervoer per spoor

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.