Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad

1.

Tekst

25.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/10

 

RICHTLIJN 2005/64/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 oktober 2005

betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (3) moeten passende bepalingen worden vastgesteld om te garanderen dat goedgekeurde voertuigen van categorie M1 en van categorie N1 alleen in de handel mogen worden gebracht als ze voor minimaal 85 % van hun massa herbruikbaar en/of recycleerbaar en voor minimaal 95 % van hun massa herbruikbaar en/of nuttig toepasbaar zijn.

 

(2)

De herbruikbaarheid van onderdelen en de recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing van materialen vormen een belangrijk onderdeel van de communautaire strategie voor het afvalbeheer. Daarom dienen de autofabrikanten en hun leveranciers verzocht te worden deze aspecten al in de vroegste stadia van de ontwikkeling van nieuwe voertuigen in aanmerking te nemen, teneinde voertuigen aan het einde van hun levensduur gemakkelijker te kunnen behandelen.

 

(3)

Deze richtlijn is een van de bijzondere richtlijnen in het kader van de communautaire typegoedkeuring voor complete voertuigen die is ingesteld bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (4).

 

(4)

Die typegoedkeuring voor complete voertuigen is momenteel verplicht voor voertuigen van categorie M1 en zal in de nabije toekomst tot alle voertuigcategorieën worden uitgebreid. Daarom moeten deze maatregelen in verband met de herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing van voertuigen in de typegoedkeuring voor complete voertuigen worden opgenomen.

 

(5)

Bijgevolg zijn bepalingen nodig om rekening te houden met het feit dat voertuigen van categorie N1 nog niet onder het typegoedkeuringssysteem voor complete voertuigen vallen.

 

(6)

De fabrikant moet de goedkeuringsinstantie alle relevante technische gegevens met betrekking tot de samenstellende materialen en het gewicht ervan ter beschikking stellen, zodat de berekeningen van de fabrikant overeenkomstig ISO-norm 22628: 2002 kunnen worden geverifieerd.

 

(7)

De berekeningen van de fabrikant kunnen op het ogenblik van de typegoedkeuring van het voertuig alleen naar behoren worden gevalideerd als de fabrikant toereikende regelingen en procedures heeft ingevoerd om alle informatie die hij van zijn leveranciers krijgt, te beheren. Alvorens typegoedkeuring kan worden verleend, moet het bevoegde orgaan die regelingen en procedures vooraf beoordelen en een certificaat afgeven waaruit blijkt dat ze toereikend zijn.

 

(8)

De relevantie van de verschillende gegevens in de berekening van het recycleerbaarheidspercentage en het percentage mogelijke nuttige toepassing moet worden beoordeeld in het licht van de procedures voor de verwerking van autowrakken. Daarom moet de fabrikant een strategie voor de verwerking van autowrakken aanbevelen en de details daarvan aan het bevoegde orgaan overleggen. Deze strategie moet zijn gebaseerd op beproefde technologieën, die beschikbaar of in ontwikkeling zijn op het ogenblik van de aanvraag van de typegoedkeuring.

 

(9)

Voertuigen voor speciale doeleinden zijn ontworpen voor een specifieke functie en vereisen speciale koetswerkaanpassingen die de fabrikant niet volledig onder controle heeft. Daardoor kan het percentage van de recycleerbaarheid en de mogelijke nuttige toepassing niet juist worden berekend. Deze voertuigen moeten daarom van de bepalingen in verband met de berekening worden vrijgesteld.

 

(10)

Incomplete voertuigen maken een aanzienlijk deel uit van alle voertuigen van categorie N1. De fabrikant van het basisvoertuig is niet in staat om het recycleerbaarheidspercentage en het percentage mogelijke nuttige toepassing voor voltooide voertuigen te berekenen, aangezien over de volgende constructiefasen geen gegevens beschikbaar zijn op het ogenblik dat het basisvoertuig wordt ontworpen. Het is daarom aangewezen alleen van het basisvoertuig te eisen dat het aan deze richtlijn voldoet.

 

(11)

Het marktaandeel van in kleine series gebouwde voertuigen is erg beperkt, waardoor de winst voor het milieu gering is als deze voertuigen aan deze richtlijn moeten voldoen. Het is daarom aangewezen ze van sommige bepalingen van deze richtlijn vrij te stellen.

 

(12)

Overeenkomstig Richtlijn 2000/53/EG moeten in het belang van de verkeersveiligheid en de milieubescherming passende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat sommige onderdelen, die uit autowrakken zijn verwijderd, opnieuw worden gebruikt. Dergelijke maatregelen moeten beperkt blijven tot het hergebruik van onderdelen bij de constructie van nieuwe voertuigen.

 

(13)

Ingevolge de bepalingen van deze richtlijn zijn fabrikanten verplicht nieuwe gegevens in het kader van de typegoedkeuring te verstrekken; dat moet dan ook blijken uit Richtlijn 70/156/EEG, die de lijst vaststelt van alle gegevens die voor typegoedkeuring moeten worden ingediend. Die richtlijn moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(14)

De maatregelen die nodig zijn voor de aanpassing van deze richtlijn aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang moeten worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure van artikel 13, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG.

 

(15)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het effect van autowrakken op het milieu tot een minimum beperken door te eisen dat voertuigen reeds in de conceptfase worden ontworpen met het oog op de vereenvoudiging van hergebruik, recycling en nuttige toepassing, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang van het optreden beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(16)

Overeenkomstig paragraaf 34 van het Interinstitutioneel Akkoord — „Beter wetgeven” (5) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voorzover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken;

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn stelt de administratieve en technische bepalingen vast voor de typegoedkeuring van de voertuigen die onder artikel 2 vallen, om te garanderen dat de onderdelen en materialen ervan voor de minimumpercentages vermeld in bijlage I in aanmerking komen voor hergebruik, recycling en nuttige toepassing.

Zij bevat specifieke bepalingen om te garanderen dat het hergebruik van onderdelen niet tot veiligheids- of milieurisico's leidt.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze richtlijn is van toepassing op voertuigen van de categorieën M1 en N1, zoals gedefinieerd in deel A van bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG, en op nieuwe of opnieuw gebruikte onderdelen van dergelijke voertuigen.

Artikel 3

Vrijstellingen

Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 7 is deze richtlijn niet van toepassing op:

 

a)

voertuigen voor speciale doeleinden zoals gedefinieerd in deel A, punt 5, van bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG;

 

b)

in meer fasen gebouwde voertuigen van categorie N1, op voorwaarde dat het basisvoertuig aan deze richtlijn voldoet;

 

c)

in kleine series gefabriceerde voertuigen, waarvan sprake is in artikel 8, lid 2, onder a), van Richtlijn 70/156/EEG.

Artikel 4

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

 

1.

„voertuig”: motorvoertuig;

 

2.

„onderdeel”: alle delen of samenbouwen van delen die tijdens de productie aan een voertuig worden toegevoegd. Omvat ook onderdelen en technische eenheden, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 70/156/EEG;

 

3.

„voertuigtype”: het type van een voertuig zoals gedefinieerd in deel B, punten 1 en 3, van bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG;

 

4.

„autowrak”: voertuig zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2000/53/EG;

 

5.

„referentievoertuig”: de uitvoering van een voertuigtype die volgens de goedkeuringsinstantie in overleg met de fabrikant en overeenkomstig de in bijlage I vermelde criteria op het gebied van herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing de meeste problemen oplevert;

 

6.

„in meer fasen gebouwd voertuig”: voertuig dat voortvloeit uit een meerfasenconstructieproces;

 

7.

„basisvoertuig”: voertuig zoals gedefinieerd in artikel 2, vierde streepje, van Richtlijn 70/156/EEG, dat in de eerste fase van een meerfasenconstructie wordt gebruikt;

 

8.

„meerfasenconstructie”: proces waarbij een voertuig in meerdere fasen wordt gebouwd door onderdelen aan een basisvoertuig toe te voegen of door die onderdelen te wijzigen;

 

9.

„hergebruik”: hergebruik zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2000/53/EG;

 

10.

„recycling”: recycling zoals gedefinieerd in de eerste zin van artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2000/53/EG;

 

11.

„terugwinning van energie”: terugwinning van energie zoals gedefinieerd in de tweede zin van artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2000/53/EG;

 

12.

„nuttige toepassing”: nuttige toepassing zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 8, van Richtlijn 2000/53/EG;

 

13.

„herbruikbaarheid”: mogelijkheid om onderdelen van autowrakken opnieuw te gebruiken;

 

14.

„recycleerbaarheid”: mogelijkheid om onderdelen of materialen van autowrakken te recycleren;

 

15.

„mogelijke nuttige toepassing”: mogelijkheid om onderdelen of materialen van autowrakken nuttig toe te passen;

 

16.

„recycleerbaarheidspercentage (Rcyc)”: het percentage van de massa van een nieuw voertuig dat mogelijk voor hergebruik en recycling in aanmerking komt;

 

17.

„percentage mogelijke nuttige toepassing (Rcov)”: het percentage van de massa van een nieuw voertuig dat mogelijk voor hergebruik en nuttige toepassing in aanmerking komt;

 

18.

„strategie”: grootschalig plan bestaande uit gecoördineerde acties en technische maatregelen die op het ogenblik dat een voertuig in de ontwikkelingsfase is, moeten worden uitgevoerd in verband met demontage, shredding of gelijkaardige procedures, recycling en nuttige toepassing van materialen om te garanderen dat het recycleerbaarheidspercentage en het percentage mogelijke nuttige toepassing die worden nagestreefd, haalbaar zijn;

 

19.

„massa”: massa van het voertuig in rijklare toestand zoals gedefinieerd in punt 2.6 van bijlage I bij Richtlijn 70/156/EEG, maar zonder de bestuurder, van wie de massa op 75 kg wordt vastgesteld;

 

20.

„bevoegd orgaan”: een entiteit, bijvoorbeeld een technische dienst of een ander bestaand orgaan, die door een lidstaat is aangewezen om overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn een voorafgaande beoordeling van de fabrikant uit te voeren en certificaten van overeenstemming af te geven. Het bevoegde orgaan kan de typegoedkeuringsinstantie zijn, mits haar bevoegdheid op dit gebied naar behoren is geboekstaafd.

Artikel 5

Bepalingen inzake typegoedkeuring

  • 1. 
    Wat herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing betreft, verlenen de lidstaten, naar gelang van het geval, alleen EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring aan voertuigtypes die aan de eisen van deze richtlijn voldoen.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 zal de fabrikant de goedkeuringsinstantie de gedetailleerde technische informatie ter beschikking stellen die nodig is voor de in bijlage I genoemde berekeningen en controles met betrekking tot de aard van de materialen die bij de constructie van het voertuig en de onderdelen ervan worden gebruikt. Wanneer kan worden aangetoond dat dergelijke informatie door intellectuele-eigendomsrechten wordt beschermd of specifieke knowhow van de fabrikant of van zijn leveranciers vormt, verstrekt de fabrikant of zijn leverancier voldoende informatie om een correcte berekening mogelijk te maken.
  • 3. 
    Wat herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing betreft, garanderen de lidstaten dat de fabrikant het model-inlichtingenformulier in bijlage II bij deze richtlijn gebruikt, wanneer hij een aanvraag voor een EG-typegoedkeuring van motorvoertuigen indient overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 70/156/EEG.
  • 4. 
    Bij de toekenning van een EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG gebruikt de typegoedkeuringsinstantie het in bijlage III bij deze richtlijn opgenomen model van het EG-typegoedkeuringsformulier.

Artikel 6

Voorafgaande beoordeling van de fabrikant

  • 1. 
    De lidstaten verlenen geen enkele typegoedkeuring zonder eerst te garanderen dat de fabrikant toereikende regelingen en procedures heeft ingevoerd, overeenkomstig punt 3 van bijlage IV, om alle aspecten inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing in deze richtlijn naar behoren te behandelen. Na afloop van deze voorafgaande beoordeling ontvangt de fabrikant een „Certificaat van overeenstemming met bijlage IV” (hierna „het certificaat van overeenstemming” genoemd).
  • 2. 
    In het kader van de voorafgaande beoordeling van de fabrikant dragen de lidstaten er zorg voor dat de materialen die worden gebruikt voor de fabricage van een voertuigtype voldoen aan de bepalingen van artikel 4, lid 2, onder a), van Richtlijn 2000/53/EG.

De Commissie stelt overeenkomstig de procedure van artikel 9 de gedetailleerde voorschriften vast die nodig zijn om na te gaan of aan deze bepaling is voldaan.

  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 1 beveelt de fabrikant een strategie aan om de demontage, het hergebruik van onderdelen, de recycling en de nuttige toepassing van materialen te garanderen. In deze strategie wordt rekening gehouden met de beproefde technologieën die beschikbaar of in ontwikkeling zijn op het ogenblik van de aanvraag voor een typegoedkeuring.
  • 4. 
    De lidstaten wijzen krachtens punt 2 van bijlage IV een bevoegd orgaan aan dat de voorafgaande beoordeling van de fabrikant uitvoert en het certificaat van overeenstemming afgeeft.
  • 5. 
    Het certificaat van overeenstemming bevat passende documentatie en beschrijft de door de fabrikant aanbevolen strategie. Het bevoegde orgaan gebruikt het model in het aanhangsel bij bijlage IV bij deze richtlijn.
  • 6. 
    Het certificaat van overeenstemming blijft, te rekenen vanaf de afgiftedatum van het certificaat, ten minste twee jaar geldig alvorens nieuwe controles worden uitgevoerd.
  • 7. 
    De fabrikant brengt het bevoegde orgaan op de hoogte van elke significante verandering die de relevantie van het certificaat van overeenstemming zou kunnen beïnvloeden. Na overleg met de fabrikant beslist het bevoegde orgaan of nieuwe controles nodig zijn.
  • 8. 
    Bij het verstrijken van het certificaat van overeenstemming geeft het bevoegde orgaan, naar gelang van het geval, een nieuw certificaat van overeenstemming af of verlengt het de geldigheid van het certificaat met nog eens twee jaar. Wanneer het bevoegde orgaan van ingrijpende veranderingen in kennis is gesteld, geeft het een nieuw certificaat af.

Artikel 7

Hergebruik van onderdelen

De in bijlage V opgesomde onderdelen:

 

a)

worden bij de berekening van het recycleerbaarheidspercentage en het percentage mogelijke nuttige toepassing geacht niet-herbruikbaar te zijn;

 

b)

mogen niet opnieuw worden gebruikt bij de constructie van voertuigen die onder Richtlijn 70/156/EEG vallen.

Artikel 8

Wijzigingen van Richtlijn 70/156/EEG

Richtlijn 70/156/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij deze richtlijn.

Artikel 9

Wijzigingen

Wijzigingen van deze richtlijn om ze aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang aan te passen, worden door de Commissie aangenomen krachtens de regelgevingsprocedure van artikel 13, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG.

Artikel 10

Uitvoeringsdata voor de typegoedkeuring

  • 1. 
    Vanaf 15 december 2006 mogen de lidstaten in verband met een voertuigtype dat aan de eisen van deze richtlijn voldoet:
 

a)

de EG- of nationale typegoedkeuring niet weigeren;

 

b)

de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen niet verbieden.

  • 2. 
    Vanaf 15 december 2008 moeten de lidstaten in verband met een voertuigtype dat niet aan de eisen van deze richtlijn voldoet:
 

a)

de EG-typegoedkeuring weigeren;

 

b)

de nationale typegoedkeuring weigeren.

  • 3. 
    Vanaf 15 juli 2005 moeten de lidstaten bij niet-naleving van de eisen van deze richtlijn:
 

a)

de certificaten van overeenstemming waarvan nieuwe voertuigen vergezeld gaan als niet langer geldig beschouwen voor de doeleinden van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 70/156/EEG;

 

b)

de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen weigeren, behalve waar artikel 8, lid 2, onder b), van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing is.

  • 4. 
    Artikel 7 is van toepassing vanaf 15 december 2006.

Artikel 11

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden en maken deze bekend om uiterlijk op 15 december 2006 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen deze bepalingen toe vanaf 15 december 2006.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 26 oktober 2005.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • J. 
    BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    ALEXANDER
 

  • (2) 
    Advies van het Europees Parlement van 14 april 2005 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 6 oktober 2005.
 

BIJLAGE

LIJST VAN DE BIJLAGEN

 

Bijlage I:

Eisen

Bijlage II:

Inlichtingenformulier voor EG- typegoedkeuring van voertuigen

Bijlage III:

Model van het EG-typegoedkeuringsformulier

Bijlage IV:

Voorafgaande beoordeling van de fabrikant

Aanhangsel bij bijlage IV:

Model van het certificaat van overeenstemming

Bijlage V:

Niet-herbruikbare onderdelen

Bijlage VI:

Wijzigingen van Richtlijn 70/156/EEG

BIJLAGE I

EISEN

 

1.

Voertuigen van categorie M1 en voertuigen van categorie N1 worden zo gebouwd dat zij:

 

voor ten minste 85 % van hun massa herbruikbaar en/of recycleerbaar zijn;

 

voor ten minste 95 % van hun massa herbruikbaar en/of nuttig toepasbaar zijn,

zoals vastgesteld door de procedures in deze bijlage.

 

2.

Met het oog op de typegoedkeuring dient de fabrikant een volledig ingevuld gegevenspresentatieformulier in, opgesteld volgens bijlage A bij ISO-norm 22628: 2002. Ook de materiaalspecificatie staat op dit formulier.

Het moet vergezeld gaan van een lijst van de gedemonteerde onderdelen, zoals door de fabrikant aangegeven in het kader van de demontagefase, en het proces dat de fabrikant aanbeveelt voor de verwerking ervan.

 

3.

Voor de toepassing van de punten 1 en 2 moet de fabrikant tot volle tevredenheid van de goedkeuringsinstantie aantonen dat de referentievoertuigen aan de eisen voldoen. De in bijlage B bij ISO-norm 22628: 2002 voorgeschreven berekeningsmethode is van toepassing.

De fabrikant moet echter kunnen aantonen dat elke uitvoering van het voertuigtype aan de eisen van deze richtlijn voldoet.

 

4.

Bij de selectie van de referentievoertuigen wordt rekening gehouden met de volgende criteria:

 

het type koetswerk;

 

de beschikbare afwerkingsniveaus (1);

 

de beschikbare optionele uitrusting (1) die onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant kan worden gemonteerd.

 

5.

Ingeval de typegoedkeuringsinstantie en de fabrikant niet tot overeenstemming komen over de aanwijzing van de uitvoering van een voertuigtype die uit een oogpunt van herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing de meeste problemen oplevert, wordt één referentievoertuig geselecteerd uit:

 

a)

elk „type carrosserie”, zoals gedefinieerd in bijlage II, deel C, punt 1, van Richtlijn 70/156/EEG in het geval van voertuigen van categorie M1;

 

b)

elk „type carrosserie”, d.w.z. bestelwagen, chassis-cabine, pick-up enz. in het geval van voertuigen van categorie N1.

 

6.

Banden worden bij de berekeningen als recycleerbaar beschouwd.

 

7.

Massa's worden uitgedrukt in kg tot één cijfer achter de komma. De percentages worden berekend in procent tot één cijfer achter de komma en vervolgens als volgt afgerond:

 

a)

als het cijfer achter de komma tussen 0 en 4 ligt, wordt het totaal naar beneden afgerond;

 

b)

als het cijfer achter de komma tussen 5 en 9 ligt, wordt het totaal naar boven afgerond.

 

8.

Om de in deze bijlage genoemde berekeningen te controleren, garandeert de goedkeuringsinstantie dat het in punt 2 genoemde gegevenspresentatieformulier overeenkomt met de aanbevolen strategie die aan het in artikel 6, lid 1, van deze richtlijn genoemde certificaat van overeenstemming is gehecht.

 

9.

Voor de controle van de materialen en de massa van de onderdelen stelt de fabrikant de voertuigen en onderdelen ter beschikking die de typegoedkeuringsinstantie noodzakelijk acht.

 

  • (1) 
    Bijvoorbeeld lederen bekleding, ingebouwde radio-uitrusting, airconditioning, lichtmetalen wielen enz.

BIJLAGE II

INLICHTINGENFORMULIER VOOR EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

overeenkomstig bijlage I bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (1) betreffende de EG-typegoedkeuring van een voertuig inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing

De onderstaande gegevens worden in voorkomend geval verstrekt in drievoud en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. Eventuele tekeningen worden op een passende schaal met voldoende details in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto’s moeten voldoende details te zien zijn.

 

0.

ALGEMEEN

 

0.1.

Merk (firmanaam):…

 

0.2.

Type:…

 

0.2.0.1.

Chassis:…

 

0.2.1.

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):…

 

0.3.

Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangegeven (b):…

 

0.3.1.

Plaats van dat merkteken:…

 

0.4.

Categorie waartoe het voertuig behoort (c):…

 

0.5.

Naam en adres van de fabrikant:…

 

0.8.

Adres(sen) van de assemblagefabriek(en):…

 

1.

ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG

 

1.1.

Foto’s en/of tekeningen van een representatief voertuig:…

 

1.2.

Maattekening van het volledige voertuig:…

 

1.3.

Aantal assen en wielen:…

 

1.3.1.

Aantal en plaats van assen met dubbele bandenmontage:…

 

1.3.3.

Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen):…

 

1.7.

Stuurcabine (front of normaal) (z):…

 

3.

MOTOR (Q) (BIJ VOERTUIGEN DIE ZOWEL OP BENZINE, DIESEL ENZ. ALS IN COMBINATIE MET EEN ANDERE BRANDSTOF KUNNEN RIJDEN, MOETEN DEZE RUBRIEKEN WORDEN HERHAALD.) (+)

 

3.1.

Fabrikant:…

 

3.2.

Verbrandingsmotor

 

3.2.1.

Specifieke gegevens over de motor

 

3.2.1.1.

Werkingsbeginsel: elektrische ontsteking/compressieontsteking, viertakt/tweetakt (1)

 

3.2.1.2.

Aantal en opstelling van de cilinders:…

 

3.2.1.3.

Cilinderinhoud (s): ...... cm3

 

3.2.2.

Brandstof: diesel/benzine/LPG/aardgas/ethanol (1)

 

4.

TRANSMISSIE (V)

 

4.2.

Transmissiesysteem (mechanisch, hydraulisch, elektrisch enz.):…

 

4.5.

Versnellingsbak

 

4.5.1.

Type (manueel/automatisch/CVT (continu-variabele transmissie) (1)

 

4.9.

Differentieelblokkering: ja/nee/optioneel (1)

 

9.

CARROSSERIE

 

9.1.

Type carrosserie:…

 

9.3.1.

Configuratie van de deuren en aantal deuren:…

 

9.10.3.

Zitplaatsen

 

9.10.3.1.

Aantal:…

 

15.

HERBRUIKBAARHEID, RECYCLEERBAARHEID en NUTTIGE TOEPASSING

 

15.1.

Uitvoering waartoe het referentievoertuig behoort:…

 

15.2.

Massa van het referentievoertuig met carrosserie of massa van het chassis met cabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting indien niet gemonteerd door de fabrikant (met inbegrip van de massa van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel, indien gemonteerd) en zonder bestuurder:…

 

15.3.

Massa van de materialen van het referentievoertuig

 

15.3.1.

Massa van de materialen waarmee rekening wordt gehouden bij de voorbehandeling (##):…

 

15.3.2.

Massa van de materialen waarmee rekening wordt gehouden bij de demontage (##):…

 

15.3.3.

Massa van de als recycleerbaar beschouwde materialen waarmee rekening wordt gehouden bij het behandelen van het niet-metalen residu (##):…

 

15.3.4.

Massa van de voor energieterugwinning in aanmerking komende materialen waarmee rekening wordt gehouden bij het behandelen van het niet-metalen residu (##):…

 

15.3.5.

Materiaalspecificatie (##):…

 

15.3.6.

Totale massa van herbruikbare en/of recycleerbare materialen:…

 

15.3.7.

Totale massa van herbruikbare en/of nuttig toepasbare materialen:…

 

15.4.

Percentages

 

15.4.1.

Recycleerbaarheidspercentage „Rcyc( %)”:…

 

15.4.2.

Percentage mogelijke nuttige toepassing „Rcov( %)”:…

 

  • (1) 
    De punten en voetnoten in dit inlichtingenformulier komen overeen met die in bijlage I bij Richtlijn 70/156/EEG. Punten die niet relevant zijn voor deze richtlijn, zijn weggelaten.

BIJLAGE III

MODEL VAN HET EG-TYPEGOEDKEURINGSFORMULIER

Maximumformaat: A4 (210 x 297 mm)

EG-TYPEGOEDKEURINGSFORMULIER

Stempel van de EG-typegoedkeuringsinstantie

Mededeling betreffende:

 

EG-typegoedkeuring (1) van een type voertuig

 

uitbreiding van de EG-typegoedkeuring (1)

 

weigering van de EG-typegoedkeuring (1)

Met betrekking tot Richtlijn 2005/64/EG

EG-typegoedkeuringsnummer:

Reden voor uitbreiding:

DEEL I

 

0.1.

Merk (firmanaam):…

 

0.2.

Type:…

 

0.2.1.

Handelsbenaming(en) (2):…

 

0.3.

Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangegeven:…

 

0.3.1.

Plaats van dat merkteken:…

 

0.4.

Categorie waartoe het voertuig behoort (3):…

 

0.5.

Naam en adres van de fabrikant:…

 

0.8.

Naam en adres van de assemblagefabriek(en):…

[…]

DEEL II

 

1.

Aanvullende informatie:

Recycleerbaarheidspercentage van het referentievoertuig (de referentievoertuigen):

Percentage mogelijke nuttige toepassing van het referentievoertuig (de referentievoertuigen):…

 

2.

Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests:…

 

3.

Datum van het testrapport:…

 

4.

Referentie van het testrapport:…

 

5.

Eventuele opmerkingen:…

 

6.

Bijlagen: inhoudsopgave en informatiepakket…

 

7.

Het voertuig voldoet/voldoet niet (1) aan de technische eisen van deze richtlijn:…

 

(Plaats)

(Handtekening)

(Datum)

 

Bijlagen:

Informatiepakket.

 

  • (1) 
    Doorhalen wat niet van toepassing is.
  • (2) 
    Indien deze informatie niet beschikbaar is op het ogenblik waarop de EG-typegoedkeuring wordt verleend, moet zij uiterlijk worden ingevuld op het ogenblik waarop het voertuig op de markt wordt gebracht.
  • (3) 
    Zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, bij Richtlijn 70/156/EEG.

BIJLAGE IV

VOORAFGAANDE BEOORDELING VAN DE FABRIKANT

  • 1. 
    Doel van deze bijlage

Deze bijlage beschrijft de voorafgaande beoordeling die het bevoegde orgaan moet uitvoeren om te garanderen dat de fabrikant de nodige regelingen en procedures heeft ingevoerd.

  • 2. 
    Bevoegd orgaan

Het bevoegde orgaan moet voldoen aan norm EN 45012: 1989 of ISO/IEC Guide 62: 1996 betreffende de algemene criteria voor certificatie-instellingen die kwaliteitscertificatie van de door de fabrikant toegepaste beheerssystemen verlenen.

  • 3. 
    Door het bevoegde orgaan uit te voeren controles

3.1.   Het bevoegde orgaan garandeert dat de fabrikant de nodige maatregelen heeft genomen om:

 

a)

in de volledige toeleveringsketen passende gegevens te verzamelen, met name over de aard en de massa van alle materialen die bij de constructie van voertuigen worden gebruikt, om de krachtens deze richtlijn vereiste berekeningen te maken;

 

b)

over alle andere relevante voertuiggegevens te beschikken die voor de berekening nodig zijn, zoals het volume van de vloeistoffen enz.;

 

c)

de informatie die leveranciers hebben verstrekt, op passende wijze te controleren;

 

d)

de specificatie van de materialen te beheren;

 

e)

het recycleerbaarheidspercentage en het percentage mogelijke nuttige toepassing te kunnen berekenen overeenkomstig ISO-norm 22628: 2002;

 

f)

de onderdelen gemaakt van polymeren of elastomeren te markeren overeenkomstig Beschikking 2003/138/EG van de Commissie van 27 februari 2003 tot vaststelling van onderdeel- en materiaalcoderingsnormen voor voertuigen uit hoofde van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende autowrakken (1);

 

g)

erop toe te zien dat geen van de in bijlage V opgesomde onderdelen opnieuw wordt gebruikt bij de constructie van nieuwe voertuigen.

3.2.   De fabrikant bezorgt het bevoegde orgaan alle desbetreffende informatie in de vorm van documenten. Met name de recycling en de nuttige toepassing van materialen moeten naar behoren worden gedocumenteerd.

 

Aanhangsel bij bijlage IV

MODEL VAN HET CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING

BIJLAGE V

NIET-HERBRUIKBARE ONDERDELEN

  • 1. 
    Inleiding

Deze bijlage heeft betrekking op de onderdelen van voertuigen van de categorieën M1 en N1 die niet opnieuw mogen worden gebruikt bij de constructie van nieuwe voertuigen.

  • 2. 
    Lijst van onderdelen
 

Alle airbags (1), inclusief kussens, pyrotechnische ontstekingsmechanismen, elektronische regeleenheden en sensoren.

 

Automatische of niet-automatische veiligheidsgordels, inclusief weefsel, gespen, gordelspanners en pyrotechnische ontstekingsmechanismen.

 

Stoelen (alleen als de bevestigingspunten van de veiligheidsgordels en/of de airbags in de stoelen zijn ingebouwd).

 

Stuursloten die ingrijpen op de stuurkolom.

 

Immobilisatiesystemen, inclusief transponders en elektronische regeleenheden.

 

Nabehandelingssystemen van de uitlaatgassen (bijv. katalysatoren, roetfilters).

 

Uitlaatdempers.

 

  • (1) 
    Wanneer de airbag zich in het stuurwiel bevindt, het stuurwiel zelf.

BIJLAGE VI

WIJZIGINGEN VAN RICHTLIJN 70/156/EEG

Richtlijn 70/156/EEG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In bijlage I worden de volgende punten toegevoegd:

 

„15.

HERBRUIKBAARHEID, RECYCLEERBAARHEID en NUTTIGE TOEPASSING

 

15.1.

Uitvoering waartoe het referentievoertuig behoort:

 

15.2.

Massa van het referentievoertuig met carrosserie of massa van het chassis met cabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting indien niet gemonteerd door de fabrikant (met inbegrip van de massa van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel, indien gemonteerd) en zonder bestuurder:

 

15.3.

Massa van de materialen van het referentievoertuig

 

15.3.1.

Massa van de materialen waarmee rekening wordt gehouden bij de voorbehandeling (1):

 

15.3.2.

Massa van de materialen waarmee rekening wordt gehouden bij de demontage (1):

 

15.3.3.

Massa van de als recycleerbaar beschouwde materialen waarmee rekening wordt gehouden bij het behandelen van het niet-metalen residu (1):

 

15.3.4.

Massa van de voor energieterugwinning in aanmerking komende materialen waarmee rekening wordt gehouden bij het behandelen van het niet-metalen residu (1):

 

15.3.5.

Materiaalspecificatie (1):

 

15.3.6.

Totale massa van herbruikbare en/of recycleerbare materialen:

 

15.3.7.

Totale massa van herbruikbare en/of nuttig toepasbare materialen:

 

15.4.

Percentages

 

15.4.1.

Recycleerbaarheidspercentage „Rcyc( %)”:

 

15.4.2.

Percentage mogelijke nuttige toepassing „Rcov( %)”:

 

2)

Aan deel I van bijlage IV wordt het volgende nummer toegevoegd:

„Onderwerp

Richtlijn

Publicatieblad

Van toepassing op

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

59.

„Recycleerbaarheid”

2005/64/EG

L 310 van 25 november 2005, blz. 10

X

X

     

 

3)

Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:

a)

In aanhangsel 1 wordt het volgende nummer toegevoegd:

„Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M1 ≤ 2 500

  • (1) 
    kg

M1 > 2 500

  • (1) 
    kg

M2

M3

59

„Recycleerbaarheid”

2005/64/EG

N/A

N/A

—”

 

b)

In aanhangsel 2 wordt het volgende nummer toegevoegd:

„Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

59

„Recycleerbaarheid”

2005/64/EG

N/A

N/A

—”

 

c)

In aanhangsel 3 wordt het volgende nummer toegevoegd:

„Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

59

„Recycleerbaarheid”

2005/64/EG

N/A

—”

 

  • (1) 
    Deze termen worden gedefinieerd in ISO-norm 22628: 2002.”.
 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.